Resultaat consultatie werkafspraken Opdelen panden in BGT

Geonovum Algemeen
Versie ter vaststelling

Redacteur:
Geonovum (Geonovum)
Auteur:
Geonovum (Geonovum)
Doe mee:
GitHub Geonovum/IMGeo
Dien een melding in
Revisiehistorie
Pull requests

Samenvatting

Dit document behandelt het resultaat van een consultatie over het onderwerp Opdelen van panden in de BGT.

Aanleiding, proces, consultatie

Aanleiding is de technische vrijheid in de BGT|IMGeo standaarden waarmee panden kunnen worden opgedeeld in meerdere objecten/geometrieën. Ongeveer een derde van de BGT bronhouders past deze vrijheid toe om panden nader op te delen, wat tot discussie heeft geleid over de wenselijkheid hiervan.

Het opdelen van panden kent variatie onder bronhouders, met name in de registratie van over/onderbouw en de aansluiting op WOZ-deelobjecten. Deze praktijk roept onduidelijkheid op over de juiste toepassing van de standaarden.

Geonovum heeft tussen maart en november 2023 een uitgebreid consultatieproces doorlopen, waarbij drie opties voor het opdelen van panden openbaar zijn geconsulteerd. Dit proces heeft geresulteerd in 121 reacties van belanghebbenden. De resultaten van de consultatie zijn geanalyseerd en gedeeld met het werkveld, waarna verdere behandeling is gepland tijdens het overleg BAG BAO AO en BGT Begeleidingsgroep BGT in april 2024.

Resultaat

De respons op de consultatie toont dat een meerderheid van de respondenten (55%) de voorkeur geeft aan de werkafspraak 'Wel-toestaan', gevolgd door 'Deels-toestaan' (33%) en 'Niet-toestaan' (12%). Gemeenten vormen de meerderheid van de respondenten.

De argumenten voor 'Niet-toestaan' benadrukken onder andere de mogelijke impact op IT en de complexiteit van de registratie. 'Deels-toestaan' wordt ondersteund vanwege betere controle over verschillen tussen BGT en BAG geometrieën, terwijl 'Wel-toestaan' wordt geadviseerd vanwege efficiënte gegevensinwinning en meer toegevoegde waarde voor de BGT.

Scenario’s

Drie scenario’s zijn beschreven voor het opdelen van panden in de Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT), waarvan de voordelen, nadelen, kansen en risico's van elk scenario zijn verkend.

Scenario 1: Geen Formele Werkafspraak

Dit scenario behelst het niet instellen van een formele werkafspraak met betrekking tot het opdelen van panden in de BGT. Het voordeel is dat er (voorlopig) geen impact is op bronhouders, gebruikers, software of gegevens. Het nadeel is echter dat dit kan leiden tot niet-standaardisatie van gegevens in de BGT, wat de geautomatiseerde conversies op later moment bemoeilijkt.

Scenario 2: Beperken van het Opdelen van Panden

Dit scenario introduceert een formele werkafspraak die het verbiedt om panden verder op te delen in de BGT. Het voordeel is dat het duidelijkheid verschaft over de toepassing van BGT-standaarden, maar het heeft wel impact op software, gegevens en capaciteit van bronhouders.

Scenario 3: Gecontroleerd Opdelen van Panden met Keuzevrijheid voor Bronhouders

Dit scenario biedt de mogelijkheid (optioneel) voor gecontroleerd opdelen van panden, terwijl tegelijkertijd richtlijnen voor uniforme afbakening worden geïntroduceerd. Hierdoor ontstaat flexibiliteit en kunnen gemeenten hun eigen keuzes maken. Het benadrukt de kans op een gestructureerde aanpak, maar vereist wel zorgvuldig beheer en duidelijke regels om ervoor te zorgen dat informatie consistent blijft.

Elk scenario heeft specifieke voordelen, nadelen, kansen en risico's, waardoor een zorgvuldige afweging nodig is bij het kiezen van een geschikte aanpak voor het opdelen van panden in de BGT.

De impact van de verschillende scenario’s omvat onder andere mogelijke informatieverlies of -uitbreiding, samenhang in bijhouding voor hogere kwaliteit, aanvullende controles in software en herstelacties op de BGT pandenpopulatie.

Conclusie en aanbevelingen

De respons op de consultatie toont aan dat er behoefte is aan een evenwichtige aanpak voor het opdelen van panden in de BGT. Op basis hiervan adviseert Geonovum verdere uitwerking van scenario 3, dat gecontroleerd opdelen mogelijk maakt met richtlijnen voor uniformiteit.

Dit scenario dient expliciet als tussenoplossing te worden gepresenteerd en gecommuniceerd. Communicatie met alle belanghebbenden is cruciaal voor een succesvolle acceptatie van dit scenario.

Dit scenario biedt flexibiliteit en consistentie, waardoor het een perspectiefvolle tijdelijke oplossing is voor de behoeften rondom pandopdeling in de BGT. Het is de aanbeveling om in het vervolg duidelijke richtlijnen op te stellen, de implementatie te monitoren en de impact op de datakwaliteit te evalueren.

Status van dit document

Dit is de definitieve conceptversie van dit document. Wijzigingen naar aanleiding van consultaties zijn doorgevoerd.

1. Inleiding

1.1 Aanleiding

In de BGT|IMGeo standaarden en de implementatie daarvan in bronhoudersoftware en Landelijk Voorziening BGT (LV BGT) is een technische vrijheid geconstateerd die het mogelijk maakt om panden nader op te delen in meerdere objecten/geometrieën. Ongeveer 1/3 van de BGT bronhouders benut deze technische vrijheid structureel om delen van panden op andere relatieve hoogteligging op te nemen (voor registratie van over/onderbouw) of panden nader op te delen in panddelen (bijvoorbeeld een serre, aanbouw, e.d. voor aansluiting met de WOZ-deelobjecten).

Er is discussie ontstaan of het opdelen van panden in de BGT een juiste en wenselijke situatie is.

1.2 Huidige situatie en probleemstelling

Reeds langer zien we dat panden in de BGT worden opgedeeld in meerdere ‘panddelen’. Panddelen zijn delen van eenzelfde BAG Pand, die met een eigen BGT identificatie en eigen (aangrenzende) geometrie, maar gelijke BAG-identificatie worden opgenomen.

Ongeveer 1/3 van de BGT bronhouders deelt nu structureel panden in de BGT op hun eigen manier nader op, omdat de BGT|IMGeo standaarden hier onvoldoende spelregels voor kennen. Er is variatie te zien in hoe deze bronhouders dit doen: bepaalde bronhouders nemen de gehele BAG-bovenaanzichtcontour op als overbouw (+1) en andere bronhouders nemen alleen de uitstekende delen op, soms ook nog in aparte objecten. Inzake uniformiteit is deze variatie onwenselijk; nadere eisen en regels zijn nodig.

De panddelen worden veelal toegepast voor opname van overbouw en onderbouw in de BGT: het panddeel krijgt dan een relatieve hoogteligging van resp. +1 of -1. Overbouw en onderbouw zijn formeel nu geen onderdeel van de BGT, maar de LV BGT controleert bij registratie hier niet op. Ook zien we dat panden op maaiveld nader worden opgedeeld in meerdere BGT panden, waarbij deze panddelen aan elkaar grenzen met dezelfde BAG identificatie, een eigen BGT identificatie en veelal eigen nummeraanduidingreeks(en). Bronhouders passen dit onder meer toe voor aansluiting van de BGT op de WOZ-deelobjecten.

Twee regels in de BGT|IMGeo standaarden lijken elkaar op dit onderwerp tegen te spreken:

  1. De BGT-standaard stelt dat opdelen van objecten 'voor eigen beheer' is toegestaan.

    Voor eigen beheer mag een bronhouder objecten nader opdelen in afzonderlijke aangrenzende objecten met gelijke attribuutwaarden (zie IMGeo-catalogus §2.1 en §2.3). Voor met name terreindelen en wegdelen delen bronhouders objecten nader op voor de aansluiting met hun eigen beheersysteem (BOR). Zo kunnen aan opgedeelde BGT geometrieën bijvoorbeeld andere maairegiems of nadere classificaties van verhardingssoorten worden gekoppeld in het eigen beheersysteem.

  2. De BGT-standaard hanteert de definitie van Pand uit de BAG, waarmee wordt verondersteld dat voor elk object Pand in de BAG er precies één object Pand in de BGT met grondvlakgeometrie wordt opgenomen.

    Vanaf de status ‘bouw gestart’ (zie BGT-catalogus §10.7) moet een pand in de BAG worden opgenomen in de BGT[^1]. In IMGeo mag optioneel een pand vanaf status ‘bouwvergunning verleend’ worden opgenomen als planinformatie. De geometrie van een pand in de BAG is het bovenaanzicht, en de geometrie van een pand in de BGT is het grondvlak (maaiveld). Het uitgangspunt is dat voor elk pand in de BAG een pand in de BGT aanwezig moet zijn, ofwel de populatie van panden moet gelijk zijn[^2].

[^1]: De voorwaarde is wel dat deze panden al zijn ingemeten en/of dat het gaat om bestaande panden, waarvoor een bouwvergunning is verleend.

[^2]: De populatie verschilt in tijd door verschillen in actualiteitseisen en door discrepanties in het proces.

Door deze tegenspraak is er onduidelijkheid over de juiste toepassing van de BGT|IMGeo standaarden. Om deze onduidelijkheid bij inconsistenties op te lossen, kan Geonovum een 'werkafspraak' instellen.

1.3 Proces en consultatie

Op 7 maart 2023 is voor het eerst in de werkgroep Kwaliteit het onderwerp ‘opdelen panden in de BGT’ besproken n.a.v. gemeente Best die de geometrie van de WOZ-deelobjectenkaart wil aansluiten op de BGT en een kleine pilot heeft uitgevoerd door BGT panden op te delen in afzonderlijke WOZ-deelobjecten met eigen BGT-identificatie en eigen geometrie.

Op 30 mei 2023 heeft Geonovum een verzoek ontvangen van een consortium van 5 gemeenten om de mogelijkheid van het nader mogen opdelen van de BGT onderdeel te laten zijn van de BGT|IMGeo standaarden.

In de periode eind maart tot en met half juli 2023 heeft Geonovum dit onderwerp in diverse gremia informeel gepeild, o.m. Gebruikersoverleg BGT, Operationeel overleg Keten, BGT leveranciersoverleg, werkgroep Kwaliteit BGT, om te peilen hoe verschillende stakeholders van de BGT tegen dit onderwerp aankijken.

Op 6 september 2023 heeft Geonovum een werkbijeenkomst Opdelen panden in de BGT georganiseerd waaraan ca. 35 deelnemers hebben deelgenomen.

Naar aanleiding van de werkbijeenkomst heeft Geonovum drie opties van werkafspraken uitgewerkt: het opdelen van panden in de BGT

  1. ‘niet-toestaan’: https://docs.geostandaarden.nl/imgeo/werkafspraken/opdelen-panden/niet-toestaan/

  2. ‘deels-toestaan’: https://docs.geostandaarden.nl/imgeo/werkafspraken/opdelen-panden/deels-toestaan/

  3. ‘wel-toestaan’: https://docs.geostandaarden.nl/imgeo/werkafspraken/opdelen-panden/wel-toestaan/

In de periode van 19 september tot en met 1 november 2023 heeft Geonovum de drie werkafspraken openbaar geconsulteerd onder het BGT werkveld. https://www.geonovum.nl/over-geonovum/actueel/consultatie-werkafspraak-opdelen-panden-in-bgt. Elke belanghebbende bij de BGT standaarden kon via een formulier feedback geven op de werkafspraken aan de hand van vier vragen:

  1. Welke werkafspraak heeft uw voorkeur?

  2. Heeft u nog aanvullingen/verbetersuggesties van de werkafspraak van uw voorkeur?

  3. Welke voordelen/kansen biedt deze werkafspraak voor uw organisatie?

  4. Als u kijkt naar de werkafspraken die NIET uw voorkeur hebben, welke nadelen/risico’s hebben die voor uw organisatie?

Tijdens de consultatie heeft Geonovum twee consultatiesessies op 28 september en 10 oktober 2023 georganiseerd om belanghebbenden de mogelijkheid te geven over het onderwerp te discussiëren, en om in gesprek met BGT- en BAG-leveranciers de impact op het StUF-GeoBAG berichtenverkeer te bepalen.

De consultatie heeft geleid tot maar liefs 121 reacties.

In de periode november 2023 tot en met half februari 2024 zijn door Geonovum de consultatiereacties geanalyseerd en hebben nog enkele aanvullende gesprekken plaatsgevonden met o.m. Kadaster-team van de Digitale Kadastrale Kaart. Verschillende scenario’s zijn vervolgens uitgewerkt.

Op 1 maart 2024 heeft Geonovum de resultaten van de consultatie gedeeld met het werkveld, en voor een periode van twee weken gelegenheid gegeven om hierop te reageren.

Op 4 april 2024 wordt een beslisnotitie over dit onderwerp voorgelegd aan het gecombineerd overleg BAG BAO Agendaoverleg en BGT Begeleidingsgroep.

1.4 Leeswijzer

Dit document bevat de resultaten van de consultatie ‘Opdelen panden in de BGT’. Hoofdstuk 1 beschrijft de aanleiding en het procesverloop. Hoofdstuk 2 beschrijft de resultaten van de consultatie. Hoofdstuk 3 beschrijft enkele scenario’s, die Geonovum heeft uitgewerkt op basis van de consultatiereacties. Hoofdstuk 4 beschrijft het advies van Geonovum naar aanleiding van de consultatiereacties.

2. Resultaat

In dit hoofdstuk wordt de respons op de consultatie en eenb eerste inventarisatie op de respons beschreven. Het hoofdstuk is als volgt opgebouwd: in de eerste paragraaf worden de statistieken beschreven, in de drie opvolgende paragrafen worden per werkafspraak de gegeven argumenten (drivers) voor de voorkeurswerkafspraak beschreven.

2.1 Statistieken respons

2.1.1 Deze paragraaf presenteert de responsstatistieken in de vorm van een tabel en/of kaart.

2.1.2 Type respondent

De tabel hieronder geeft de reacties weer op de vraag hoe de respondent zichzelf beschouwde: als bronhouder, gebruiker, softwareleverancier of anders. Respondenten konden meerdere opties selecteren.

Type respondent Aantal Percentage
bronhouder 67 55,4%
gebruiker 11 9,1%
bronhouder + gebruiker 26 21,5%
softwareleverancier 7 5,8%
overig 8 6,6%
«geen keuze» 2 1,7%
121 100,0%

2.1.3 Type organisatie

De tabel hieronder geeft weer hoe respondenten hun reactie hebben gegeven, gegroepeerd naar het type organisatie waar ze toe behoren.

Type organisatie Aantal Percentage
Gemeente 101 83,5%
Provincie 1 0,8%
Marktpartij/softwareleverancier 13 10,7%
Overige[^1] 6 5,0%
121 100,0%

[^1]: Onder de categorie ‘overige’ vallen de Waarderingskamer, VNG Realisatie, het Kadaster, en een netbeheerder.

2.1.4 Voorkeurswerkafspraak

De tabel hieronder geeft de reacties weer op de vraag naar de voorkeurswerkafspraak van de betreffende organisatie.

Voorkeurswerkafspraak Aantal Percentage
Niet toestaan 14 11,6%
Deels toestaan 40 33,1%
Wel toestaan 66 54,5%
Geen voorkeur 1 0,8%
121 100,0%

2.1.5 Voorkeurswerkafspraak vs. type respondent

De tabel hieronder geeft een overzicht van de voorkeurswerkafspraak per type respondent.

Niet-toestaan Deels-toestaan Wel-toestaan Geen voorkeur
bronhouder 10 24 33 0
gebruiker 2 4 5 0
bronhouder + gebruiker 1 5 19 1
softwareleverancier 0 3 4 0
overig 1 4 3 0
«geen keuze» 0 0 2 0

2.1.6

2.1.7 Gemeenten

Het respons dekt 108 van de 342 gemeenten. 3 gemeenten hebben namens de gemeenten waarvoor zij het beheer van BGT en/of WOZ uitvoeren ingediend.

Van/namens 6 gemeenten hebben meerdere medewerkers een reactie ingediend, welke afwijken van de eigen collega. Bij deze respondenten is gevraagd om te komen, waar voor een deel gehoor aan is gegeven. Deze aanvullende input is verwerkt in onderstaande tabel en kaart.

Gemeenten
Niet toestaan 18 16,7%
Deels toestaan 31 28,7%
Wel toestaan 57 52,8%
Niet & Wel toestaan 1 0,9%
Niet & Deels toestaan 0 0,0%
Deels & Wel toestaan 1 0,9%
108 100,0%

Figuur 1

2.2 Voorkeurswerkafspraak Niet-toestaan

Deze paragraaf geeft de respons en argumenten voor de voorkeurswerkafspraak ‘Niet-toestaan’.

2.2.1 Respons

14 van de 121 respondenten (12%) geven de voorkeur aan de werkafspraak ‘Niet-toestaan’.

10 respondenten typeerden zich als bronhouder, 2 respondenten als bronhouder én gebruiker, en 2 respondenten als gebruiker.

12 respondenten zijn werkzaam bij een gemeente, 2 respondenten bij het Kadaster.

2.2.2 Drivers: waarom Niet-toestaan?

Als redenen voor het toepassen van de werkspraak 'Niet-toestaan', die worden beschouwd als de drivers voor het niet toestaan van het opdelen van panden in de Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT), worden door de respondenten de volgende argumenten genoemd:

  1. Geen impact op bestaande informatieproducten o.b.v. de BGT (DKK)

  2. Geen impact op IT: opdelen panden conform regels in een werkafspraak vraagt aanvullende controles in bronhoudersoftware of LV BGT

  3. Kost extra tijd, capaciteit: opdelen van panden is veel werk

  4. Geen risico’s voor de kwaliteit: complexe registratie is foutgevoelig, vrijwillig opdelen gaat ten koste van de uniformiteit van de BGT, foutief gebruik BGT geometrie voor WOZ-berekening.

  5. Opdelen in panddelen past niet bij scope BGT/SOR: overbouw/onderbouw in aparte objecten is geen één objectbenadering van Pand, opdelen panden hoort niet in de BGT thuis, maar door goede geometrische koppeling van WOZ met BGT, werkafspraak is niet conform SOR.

Ad 1) Opdelen van panden op maaiveldniveau heeft impact op de Kadastrale Kaart (DKK). Voor de DKK worden BGT panden op maaiveld groter dan 40m2 geselecteerd. Bij opdelen van panden op maaiveld worden dan minder/kleinere contouren van BGT panden op de DKK getoond. Dit is op te lossen door de huidige selectiescripts voor de DKK uit te breiden met een aanvullende selectie van BGT Panden kleiner dan 40m2 o.b.v. de BAG-identificaties van de eerder geselecteerde BGT Panden.

Ad 2) Niet-toestaan van het opdelen van panden vereist ook aanvullende controles in bronhoudersoftware en/of LV BGT.

Ad 3) Het opdelen van panden is optioneel, bronhouder/organisatie kiest zelf of extra tijd/capaciteit (lasten) opwegen tegen de baten en welke gegevens al beschikbaar zijn. Kwaliteit handhaven kost meer tijd.

Ad 4) Het nader op te stellen goede werkinstructies in een praktijkrichtlijn kunnen de foutgevoeligheid bij registratie en daarmee de kwaliteit waarborgen, het model van BGT met vrijwillige en verplichte onderdelen (o.m. ‘nader opdelen voor eigen beheer’, en plus-topografie) kiest nu ook al op bepaalde onderdelen voor variatie in detail en volledigheid.

Alleen geometrie van BGT geeft onvoldoende informatie over gebruiksoppervlakte, aanwezigheid liftkoker/trapgaten, vides e.d. die voor WOZ niet meegerekend worden.

Zolang er landelijk geen verplichte registratie is, helpt een werkafspraak de BGT als geheel niet.

Ad 5) Geen één objectbenadering voor Pand, omdat overbouw/onderbouw geen aparte objecten maar kenmerken zijn van een BGT-pand. In de WOZ kunnen niet meerdere panddelen worden gekoppeld aan hetzelfde WOZ-deelobject.

Omdat op korte termijn geen geometrie in WOZ, en er geen SOR is, vult deze werkafspraak tijdelijk een behoefte in. Met deze werkafspraken Deel toestaan en Wel toestaan sorteert de BGT voor op andere oplossingen.

2.3 Voorkeurswerkafspraak Deels toestaan

Deze paragraaf geeft de respons en argumenten voor de voorkeurswerkafspraak ‘Deels-toestaan’.

2.3.1 Respons

40 van de 121 respondenten (33%) geven de voorkeur aan de werkafspraak ‘Deels-toestaan’.

24 respondenten typeerden zich als bronhouder, 5 respondenten als bronhouder én gebruiker, en 4 respondenten als gebruiker. 3 respondenten als softwareleverancier en 4 als overige partij.

32 respondenten zijn werkzaam bij een gemeente, 3 respondenten zijn softwareleverancier, 1 respondent namens het Kadaster, 1 respondent namens VNG, 3 respondenten van een overige (markt)partij.

2.3.2 Drivers: waarom Deels toestaan?

Als redenen voor het toepassen van de werkspraak 'Deels-toestaan', die worden beschouwd als de drivers voor het toestaan van het opnemen van overbouw en onderbouw in de Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT), worden door de respondenten de volgende argumenten genoemd:

  1. Samenhang in bijhouding en registratie geometrie in BAG en BGT.

  2. Betere controle op verschillen tussen geometrie in BAG en BGT.

  3. Past bij scope BGT/SOR: stap richting 3D gebouwenregistratie en/of SOR.

  4. Meer informatie over gebouwen voor gebruikers van de BGT (intern en extern).

  5. Houdt het onderscheid tussen registratie BAG en BGT zuiver.

  6. Past bij de huidige manier van registreren; slaan al boven/onderbouw op in BGT.

Ad 1) geometrie voor BAG en BGT kan op één plek beheerd worden wat de consistentie ten goede komt. Het muteren op één geïntegreerde kaart is efficiënter. BAG en BGT zijn dan gemakkelijker gelijk te houden.

Ad 2) Hierdoor kunnen verschillen tussen BAG en BGT panden geconstateerd worden.

Ad 3) Als toelichting wordt meermaals genoemd dat dit als een goede (eerste) stap wordt gezien in de richting van 3D gebouwenregistratie en/of SOR.

Ad 4) Verschillende gebruikers geven aan de extra informatie over over/onderbouw te kunnen benutten, o.m. voor het maken van de BRT, van berekening/handhaving op vergunningsvrije bouwruimte. In het algemeen wordt verondersteld dat het een completer kaartbeeld levert voor intern gebruik.

Ad 5) Betere integratie van de BGT met WOZ wordt bereikt.

Ad 6) Met de werkafspraak wordt de huidige werkwijze die ca. 1/3 van de bronhouder nu reeds toepast, formeel toegestaan.

2.4 Voorkeurswerkafspraak Wel toestaan

Deze paragraaf geeft de respons en argumenten voor de voorkeurswerkafspraak ‘Wel-toestaan’.

2.4.1 Respons

66 van de 121 respondenten (55%) geven de voorkeur aan de werkafspraak ‘Wels-toestaan’.

33 respondenten typeren zich als bronhouder, 19 respondenten als bronhouder én gebruiker, en 5 respondenten als gebruiker. 4 respondenten als softwareleverancier en 3 als overige partij.

57 respondenten zijn werkzaam bij een gemeente, 4 respondenten zijn softwareleverancier, 1 respondent namens de Waarderingskamer, 1 respondent namens een netbeheerder, 3 respondenten van een overige (markt)partij.

2.4.2 Drivers: waarom Wel toestaan?

Als redenen voor het toepassen van de werkspraak 'Wel-toestaan', die worden beschouwd als de drivers voor het toestaan van het geometrische afbakenen van WOZ-deelobjecten als panddelen in de Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT), worden de volgende argumenten genoemd:

  1. Past bij huidige afspraken over ‘opdelen voor beheer’.

  2. Samenhang in bijhouding en registratie geometrie voor BAG, BGT én WOZ.

  3. Efficiënte inwinning door meervoudig gebruik geometrie in BGT.

  4. Meer toegevoegde waarde BGT door toepassing in andere werkprocessen.

  5. Mogelijk kwaliteit verhogend voor de BGT door meer gebruik = meer terugmeldingen.

  6. Past bij scope BGT/SOR: stap richting 3D gebouwenregistratie en/of SOR.

  7. Extra informatie over gebouwen voor gebruikers van de BGT. (*als in de LV!)

  8. In eigen tempo toewerken naar geïntegreerde bijhouding van registraties.

Ad 1) Panddelen kunnen gekoppeld worden op basis van BAG-identificatie tot één BGT / BAG Pand.

Ad 2) Geometrie voor alle registraties kan op één plek beheerd worden wat de consistentie ten goede komt..

Ad 3) Er hoeft geen aparte geometrie voor de WOZ-deelobjectenkaart meer ingewonnen/bijgehouden te worden.

Ad 4) Meervoudig gebruik en aansluiting op WOZ heeft toegevoegde waarde voor gemeentelijke processen, en draagt bij aan de toegevoegde waarde van de BGT. De opties voor niet of deels toestaan beperkt gemeente in toekomstige keuzes. Makkelijk zelf afleiden van een WOZ objectenkaart.

Ad 5) Meer gebruik van de BGT kan de kwaliteit van de BGT verhogen als gevolg van meer mutatiemeldingen. Ondanks dat het veel werk aan de voorkant is, levert de inspanning ook veel op in het proces, bv betere oppervlaktes, leveren minder bezwaren op en dus minder WOZ bezwaar afhandeling tijd.

Ad 6) Overbouw/onderbouw is wel een stap richting 3D, maar niet de één objectbenadering van de SOR. Opdelen voor WOZ past bij het voorsorteren op aansluiting concept SOR-Gebouwzone. Het opdelen voor de WOZ wordt door bepaalde respondenten als een toekomstbestendige stap in gegevensverwerking en -onderhoud beoordeeld.

Ad 7) Door de koppeling van WOZ-deelobjecten aan BAG-objecten, maar hopelijk ook andere BGT-objecten kan de WOZ-medewerker zicht krijgen op de volledigheid van de WOZ-deelobjecten. Meer transparantie/gegevens over de werkelijke situatie bij WOZ-waardebepaling biedt minder ruimte voor bezwaar. Handig voor afbakening appartementen. Beter en makkelijker opnemen van div bouwfases

Ad 8) Het opdelen van panden is optioneel, bronhouder/organisatie kiest zelf of extra tijd/capaciteit (lasten) opwegen tegen de baten en welke gegevens al beschikbaar zijn. De opties voor niet of deels toestaan beperkt gemeente in toekomstige keuzes.

3. Scenario’s

Dit hoofdstuk introduceert drie scenario's die zijn ontwikkeld op basis van feedback uit de consultatie, en verkent de verschillende overwegingen met betrekking tot de voordelen, nadelen, kansen en risico's van deze scenario's. Het richt zich op de mogelijke vervolgstappen met betrekking tot het opdelen van panden in de Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT).

3.1 Scenario 1: Geen Formele Werkafspraak (Nul-alternatief, niks doen)

Dit scenario behelst het niet instellen van een formele werkafspraak met betrekking tot het opdelen van panden in de Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT). Het impliceert ook het niet toevoegen van extra controles in de Landelijke Voorziening (LV) BGT of het kwaliteitsdashboard van de BGT.

Een argument voor dit scenario is dat er momenteel geen technische problemen optreden, en dat de kwestie van het opdelen van panden slechts naar voren is gekomen omdat sommige gemeenten duidelijkheid wilden over hun bevoegdheden. In de praktijk zien we al geruime tijd dat overbouw/onderbouw voorkomt, maar tot voor de consultatie heeft geen enkele afnemer gemeld dat dit problemen veroorzaakt bij het gebruik van de BGT.

Het voordeel van dit scenario is dat er (voorlopig) geen impact is op bronhouders, gebruikers, software of gegevens: er wordt immers geen verplichting opgelegd om volgens een bepaalde methode te werken. Het nadeel is echter dat er een blijvende vrijheid tot implementatie bestaat, wat kan leiden tot niet-standaardisatie van gegevens in de BGT. Dit brengt het risico met zich mee dat de BGT-data inhoudelijk uiteenloopt, waardoor geautomatiseerde gegevensoverdracht bemoeilijkt wordt. Een te grote diversiteit aan benaderingen kan een transitie naar een meer uniforme aanpak in de toekomst moeilijker en kostbaarder maken.

Bovendien biedt dit scenario geen kans om gezamenlijk stappen te zetten richting de wensen voor meer samenhang tussen de basisregistraties (‘SOR’) of naar een driedimensionale benadering (3D) van gebouwen.

3.2 Scenario 2: beperken van het opdelen van panden in de BGT

Dit scenario introduceert een formele werkafspraak die het verbiedt om de grondvlakgeometrie van Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG)-panden verder op te delen of andere geometrie dan de grondvlakgeometrie van BGT-panden aan te leveren aan de Landelijke Voorziening BGT. Bronhouders behouden echter de vrijheid om dergelijke opdelingen van panden of overbouw/onderbouw in hun eigen applicaties op te nemen in aparte lagen.

Een voordeel van dit scenario is dat het duidelijkheid verschaft over de toepassing van de BGT|IMGeo-standaarden, wat bijdraagt aan de uniformiteit van de BGT. Echter, het nadeel is dat dit scenario wel degelijk impact heeft op software, gegevens en de capaciteit van bronhouders. Gegevens die niet voldoen aan de eisen van de BGT moeten worden gecorrigeerd: overbouw/onderbouw moet worden verwijderd en grondvlakgeometrie van opgedeelde BAG-panden moet worden geaggregeerd. Deze gegevens moeten worden gecorrigeerd in de Landelijke Voorziening BGT (LV BGT). Voor sommige afnemers kan dit leiden tot verlies van informatie in de BGT.

Daarnaast vereist dit scenario extra controles in de software, zowel decentraal in bronhoudersoftware als centraal bij de Landelijke Voorziening BGT en/of achteraf via indicatoren in het kwaliteitsdashboard, als dit technisch en procesmatig afgedwongen moet worden. Er bestaat een risico dat bronhouders panden blijven opdelen en gegevens over overbouw/onderbouw en opgedeelde grondvlakgeometrie van panden blijven aanleveren aan de LV-BGT als dit niet wordt afgedwongen in de software.

Het risico bestaat ook dat overbouw/onderbouw of nadere opdeling van panden buiten het IMGeo om zullen worden gerealiseerd en beheerd. Dit kan resulteren in maatwerkoplossingen die nadeling zijn voor de standaardisatie, en dit kan mogelijk later leiden tot grotere investeringen bij een transitie naar een andere gegevensstructuur vanwege de verscheidenheid aan data.

Evenzo biedt dit scenario geen kans om gezamenlijk stappen te zetten richting de wensen voor meer samenhang tussen basisregistraties (‘SOR’) of naar een driedimensionale benadering (3D).

3.3 Scenario 3: gecontroleerd opdelen van panden met keuzevrijheid voor bronhouders

Dit scenario omvat het instellen van een werkafspraak die het opdelen van panden in de BGT en de uitwisseling ervan met de Landelijke Voorziening BGT (LV BGT) niet verbiedt, maar wel optioneel en gecontroleerd toestaat. Het is een compromis dat tegemoetkomt aan de behoeften van gemeenten die hebben gereageerd op de consultatie.

Uit de respons blijkt dat 75% van de gemeenten die hebben gereageerd op de consultatie behoefte heeft aan de mogelijkheid om overbouw/onderbouw bij panden in de BGT op te nemen en uit te wisselen. Meer dan de helft van deze gemeenten geeft aan ook de behoefte te hebben om panden verder op te delen in kleinere eenheden of panddelen, bijvoorbeeld voor aansluiting met WOZ-deelobjecten of voor een stap richting een driedimensionale benadering.

Gebruikers hebben aangegeven toegevoegde waarde te zien in extra informatie in de BGT, met name voor overbouw en onderbouw voor bijvoorbeeld het samenstellen van de kleinschalige topografische kaart (BRT) en handhaving op maximale bebouwingsdichtheid van percelen.

Een nadeel van dit scenario is echter dat er geen uniforme aanpak is voor de afbakening van overbouw/onderbouw en panddelen.

Sommige bronhouders nemen bijvoorbeeld alleen de uitstekende delen van overbouw/onderbouw op. Echter, een regel die stelt dat alleen de uitstekende delen moeten worden opgenomen op een andere relatieve hoogteligging dan het grondvlak, is niet in lijn met de afbakening van WOZ-deelobjecten. Dit komt doordat een WOZ-deelobject soms over de grondvlakgeometrie heen kan gaan, wat resulteert in onjuiste oppervlakteberekeningen, die essentieel zijn voor de WOZ.

Evenzo, het opnemen van objecten zoals overbouw/onderbouw die zich op dezelfde relatieve hoogteligging bevinden in een multivlakgeometrie, past niet bij het afbakenen van afzonderlijke WOZ-deelobjecten die ook op dezelfde relatieve hoogteligging liggen. Dit beperkt de mogelijkheden om aan afzonderlijke WOZ-deelobjecten extra detailinformatie te koppelen op basis van een eigen identificatie.

Het loslaten van het concept van multivlakgeometrie staat op zijn beurt weer haaks op de huidige situatie waarin de grondvlakgeometrie van een pand in de BGT altijd in een multivlakgeometrie wordt opgenomen, zoals bijvoorbeeld een pand op pilaren.

Dit kan leiden tot inconsistenties, bijvoorbeeld in de afbakening van WOZ-deelobjecten. Om deze problemen aan te pakken, kan het nodig zijn om praktijkrichtlijnen op te stellen die regels bieden voor de opname en afbakening van overbouw/onderbouw en panddelen. Dit zou bronhouders de flexibiliteit geven om op eigen initiatief te beslissen hoe ze deze elementen willen opnemen, of ze nu eerst overbouw/onderbouw opnemen en later panden verder opdelen, of vice versa.

Hoewel dit scenario kansen biedt voor meer flexibiliteit en stapsgewijze implementatie, bestaat het risico dat gebruikers verschillende informatie ontvangen. Dit kan met name een uitdaging vormen voor de Digitale Kadastrale Kaart (DKK), maar dit kan worden aangepakt door een extra naselectie van BGT-panden om toch alle benodigde panden in de DKK te tonen.

Daarnaast biedt ook dit scenario directe mogelijkheid om gezamenlijke stappen te zetten richting de wensen voor meer samenhang tussen de basisregistraties (‘SOR’) of naar een driedimensionale benadering (3D) van gebouwen.

Het nader opdelen van panden in de BGT in overbouw/onderbouw en WOZ-deelobjecten is nadrukkelijk optioneel. Zoals eerder vermeld, worden er twee praktijkrichtlijnen opgesteld, aangezien regels voor overbouw/onderbouw en WOZ-deelobjectafbakening niet met elkaar te verenigen zijn. De aandachtspunten voor het opstellen van deze regels zijn in de consultatie aangedragen en beknopt beschreven in bijlage 1.

3.4 Samenvatting

Hieronder volgt een samenvatting van de voordelen, nadelen, kansen en risico’s per scenario.

Scenario 1 Scenario 2 Scenario 3
Voordelen Geen impact IT Geen herstelactie op data Geen informatieverlies. Hoge uniformiteit, vooral bij technisch afdwingen. Voorziet in behoeften van gemeenten, optioneel en keuzevrijheid. Beperkte impact IT Hogere uniformiteit, door praktijkrichtlijn. Geen informatieverlies in de BGT.
Nadelen Lage(re) uniformiteit. Voorziet niet in behoeften Wel impact IT, bij toevoegen controles voor tegenhouden opgedeelde panden. Grote herstelactie op bestaande gegevens. Informatieverlies in BGT. (Beperkte) herstelactie op bestaande data. Beperkte impact IT bij controles op correct uitvoeren praktijkrichtlijn.
Kansen Eenvoudige dataconversie in toekomst door gestandaardiseerde data. Efficiente inwinning door samenhang in bijhouding BAG, BGT en WOZ. Meer toegevoegde waarde BGT door gebruik in ander werkproces. Eenvoudigere dataconversie in toekomst door meer-gestandaardiseerde data.
Risico’s Dataconversie in toekomst moeilijker, door niet-gestandaardiseerde data Minder toegevoegde waarde BGT door ongeschikt voor gebruik in ander werkproces. Inefficiënte inwinning door geen bijhouding in samenhang van BAG, BGT, WOZ Gemeenten riskeren tijd te besteden aan het afbakenen van opgedeelde panden in de BGT, maar moeten mogelijk toch snel naar een definitieve oplossing overstappen.

4. Conclusie

Na een zorgvuldige evaluatie van de respons op de consultatie en de voorgestelde scenario's, blijkt dat er behoefte is aan een gebalanceerde aanpak bij het opdelen van panden in de Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT). De diversiteit aan standpunten en behoeften van stakeholders benadrukt het belang van flexibiliteit en uniformiteit in het beheer van BGT-gegevens. Geonovum komt op basis van deze consultatie tot het volgende advies.

4.1 Advies

Gezien de interesse van de stakeholders in flexibiliteit met betrekking tot het opdelen van panden, en de erkenning van de mogelijke risico's van inconsistente informatie, adviseert Geonovum om scenario 3 ‘Gecontroleerd opdelen van panden met keuzevrijheid voor bronhouders’ verder uit te werken.

Dit scenario dient expliciet te worden gepresenteerd en gecommuniceerd als een tussenoplossing:

1. tot het informatiemodel van de BGT (of BAG) is aangepast zodat overbouw/onderbouw op een passende wijze apart geregistreerd kan worden bij het BGT Pand.

2. tot er een goede definitieve oplossing beschikbaar is voor het bijhouden, registreren en uitwisselen van geometrie tussen BGT, BAG en WOZ.

4.1.1 Motivering

De belangrijkste redenen die gemeenten aanvoeren voor het opdelen van panden in de BGT zijn dat dit het geometriebeheer van BAG, BGT en WOZ nauwer op elkaar laat aansluiten, wat resulteert in een hogere mate van consistentie en efficiëntie binnen deze registraties. Deze nauwere afstemming stelt gemeenten in staat om hun data beter te beheren en te controleren, waardoor fouten en inconsistenties kunnen worden geminimaliseerd. Bovendien biedt het opdelen van panden in de BGT de mogelijkheid om de toegevoegde waarde van deze registratie te vergroten door de gegevens in te zetten voor andere werkprocessen. Hierdoor kunnen gemeenten profiteren van een meer geïntegreerde benadering van gegevens in geobasisregsitraties, wat op zijn beurt kan leiden tot verbeterde besluitvorming, planning en dienstverlening. Met deze argumenten als leidraad, concludeert Geonovum dat het niet toestaan van het opdelen van panden in de BGT gemeenten veel beperkt.

Het scenario, dat gecontroleerd opdelen van panden toestaat met richtlijnen voor uniforme afbakening, biedt een evenwicht tussen maatwerkoplossingen en de noodzaak van consistentie in de BGT-gegevens.

Een doeltreffende definitieve oplossing vraagt een meer gedegen aanpak en investering in (doorloop)tijd en geld, waarvoor momenteel de condities voor succes (o.m. middelen en vastgestelde visie/doel-data-architectuur) nu niet zijn ingevuld. Uit de consultatie blijkt dat gemeenten echter niet willen wachten en geen beperking willen ervaren in het gebruik van de BGT binnen hun eigen organisatie.

Het niet mogen leveren van opgedeelde panden aan de Landelijke voorziening BGT heeft nadelige gevolgen voor bronhouders omdat extra logica in bronhoudersoftware nodig is om deze informatie achter te houden, en andere alternatieve methoden van uitwisseling (horizontale koppelvlakken) moeten worden opgezet om gegevens te delen.

Het effect op gebruikers van opgedeelde panden in de BGT lijkt beperkt. Gegevens van opgedeelde panden kunnen altijd weer worden geaggregeerd tot één BGT Pand op basis van de BAG-identificatie en de relatieve hoogteligging.

4.1.2 Vervolg

Verdere uitwerking van scenario 3 moet gericht zijn op het ontwikkelen van duidelijke en praktische richtlijnen voor bronhouders, het monitoren van de implementatie ervan en het evalueren van de impact op de kwaliteit en uniformiteit van de BGT-gegevens. Daarnaast is een nauwkeurige communicatie met alle belanghebbenden essentieel om het begrip en de acceptatie van dit scenario te bevorderen

Concrete stappen voor de uitwerking van scenario 3 omvatten

  1. het formuleren en vaststellen van een werkafspraak die expliciet het opdelen van panden volgens praktijkrichtlijnen in de BGT toestaat.

  2. het opstellen van twee praktijkrichtlijnen nodig, één voor het opdelen van panden met betrekking tot overbouw/onderbouw en de andere voor de afbakening van WOZ-deelobjecten.

  3. het breed communiceren over deze werkafspraak en praktijkrichtlijnen richting bronhouders en gebruikers van de BGT.

  4. het onderzoeken naar de benodigde controles in bronhoudersoftware, de Landelijke Voorziening en/of het kwaliteitsdashboard.

  5. het meenemen van de behoeften die naar voren zijn gekomen uit deze consultatie, in de verdere doorontwikkeling van het thema gebouwen binnen het ZoN Datafundament.

5. Bijlage 1 Aandachtspunten praktijkrichtlijnen

In de geconsulteerde werkafspraken voor ‘deels-toestaan’ en ‘wel-toestaan’ zijn voorbeeld uitwerkingen van eisen en regels voor opname beschreven. Geheel terecht werd in de consultatie opgemerkt, dat deze eisen en regels elkaar soms tegenspraken en niet alle situaties volledig beschreven.

De opmerkingen uit de consultatie zijn samengevat in deze bijlage en dienen als aandachtspunten bij een verdere uitwerking tot twee praktijkrichtlijnen voor afbakening van onderbouw/overbouw en opdelen van panden in de BGT ten behoeve van WOZ-deelobjecten. Deze aandachtspunten zullen één of twee werkbijeenkomsten nader moeten worden besproken en uitgewerkt.

Deze aandachtspunten kunnen ook worden uitgewerkt/verduidelijkt in het IMGeo objectenhandboek.

5.1 Algemeen

5.1.1 Opname van Pand in de verplichte BGT

Er blijkt onduidelijkheid te bestaan over vanaf welke status een Pand in de BGT opgenomen moet worden. De catalogus BGT stelt dat een Pand vanaf status ‘Bouw gestart’ in de BGT moet worden opgenomen, op voorwaarde dat de geometrie is ingemeten. Duidelijkheid hierover dient nader te worden gecommuniceerd via het IMGeo objectenhandboek.

5.1.2 Plantopografie

Bij uitbreiding/aanbouw van een Pand (en andere objecten) is onduidelijk of het hele vlak van het BGT Pand of alleen het verschil (aanbouw) als plantopografie moet worden opgenomen. Duidelijkheid hierover dient nader te worden gecommuniceerd via het IMGeo objectenhandboek.

5.1.3 Optioneel en keuzevrijheid

In de werkafspraak en praktijkrichtlijn moet benadrukt worden dat opdelen van panden in de BGT optioneel is, maar wel volgens praktijkrichtlijn moet worden uitgewerkt als de gegevens worden uitgewisseld met de Landelijke Voorziening BGT. Dit dient te worden opgenomen in de werkafspraak.

5.1.4 Aanvullende controles

Op de juiste toepassing van de regels in een praktijkrichtlijn kan worden gecontroleerd in bronhoudersoftware, LV BGT en/of kwaliteitsdashboard. Met bronhouders, gebruikers en softwareleveranciers dient te worden bepaald welke additionele controles nodig zijn, en waar ze worden geïmplementeerd.

5.1.5 Visualisatie

Met gebruikers van de BGT kan nader worden bepaald in hoeverre de BGT visualisatie moet worden aangepast, bijvoorbeeld door het laten wegvallen van de tussenlijnen tussen opgedeelde panden, vergelijkbaar als nu ook met nader opgedeelde wegdelen en terreinen wordt gedaan.

5.1.6 Nummeraanduidingreeks

Nummeraanduidingreeksen in de BGT gevisualiseerd ten behoeve van de oriëntatie. Elke nummeraanduidingreeks dient in ieder geval eenmaal te worden opgenomen om een verwarrend kaartbeeld te voorkomen.

Algemene principe is om de nummeraanduidingreeks op het hoofdeel van het pand op maaiveldniveau op te nemen conform de huidige regels, en niet op de kleine afzonderlijke panddelen, bijvoorbeeld een overbouw/onderbouw of aanbouw of serre als WOZ-deelobject.

Bij grotere appartementen-/bedrijfscomplexen kan er wel voor worden gekozen om op afzonderlijke panddelen de nummeraanduidingreeks op te nemen ten behoeve van een goede oriëntatie en een beter kaartbeeld.

Als regel moet gelden dat als alle BGT panden worden geaggregeerd dit tot één consistente nummeraanduidingreeks kan worden opgeteld op basis van de huidige regels met nummeraanduiding van VBO met het laagste huisnummer en VBO met hoogste huisnummer.

5.1.7 BAG-identificatie

Elk afzonderlijk BGT Pand als nadere opdeling van een BGT Pand dient de identificatie te hebben van het BAG Pand waartoe het behoort. Dit is noodzakelijk voor gebruikers om opgedeelde panden in de BGT te kunnen aggregeren tot één BGT Pand.

5.2 Overbouw/onderbouw

De volgende aandachtspunten dienen te worden meegenomen bij de verdere uitwerking van de praktijkrichtlijn voor het opdelen van panden in de BGT ten behoeve van overbouw/onderbouw.

5.2.1 Uitstekende delen

In de consultatie is de wens geuit om voor overbouw/onderbouw enkel de uitstekende delen op te nemen.

5.2.2 Pilaren

Aandachtspunt bij overbouw/onderbouw is hoe om te gaan met pilaren. Pilaren kunnen in de overbouw en onderbouw gaten maken, wat tot een verwarrend kaartbeeld kan leiden bij enkel visualisatie van de overbouw. Keuze moet gemaakt worden dat bijvoorbeeld niet-betreedbare eenheden geen gaten in onderbouw of overbouw maken.

5.2.3 Galerijen

Wens is om ook duidelijkheid over galerijen mee te nemen in de praktijkrichtlijn. Als galerijen als vorm van overbouw/onderbouw wordt beschouwd dan moet dit expliciet worden opgenomen in de praktijkrichtlijn voor overbouw/onderbouw. Alternatief is duidelijkheid via IMGeo-objectenhandboek geven.

5.2.4 Ondergrondse constructies

Ondergrondse structuren kunnen volledig los staan van de bovengrondse structuren. De vraag is of in dat geval ook enkel de uitstekende delen worden opgenomen, of de volledige geometrie.

Wens is geuit om voor overbouw alleen de panddelen die uitsteken op +1 leggen; onderbouw de gehele geometrie op rh=-1 te leggen

In ieder geval moet duidelijkheid worden gegeven dat losstaande onderbouw (als pand) ook opgenomen mag worden in de BGT.

5.2.5 Vlak- of Multivlakgeometrie

In de consultatie zijn verschillende inzichten op vlak- of multivlakgeometrie gedeeld: wordt er per relatieve hoogte één multivlak opgenomen, of wordt voor overbouw/onderbouw per uitstekend deel een apart vlak opgenomen.

5.2.6 Relatieve hoogte

Aandachtspunt is toewijzing van relatieve hoogte. Opgemerkt moet worden dat het bereik van de relatieve hoogtes in de BGT loopt van -10 tot +10.

5.2.7 Topologie

De volgende aandachtspunten zijn aangedragen voor de topologie:

  • Overbouw en onderbouw van zelfde pand mag niet overlappen, wel met een BGT pand behorende bij een ander BAG-pand.

  • Samengestelde contour van alle BGT Panden met dezelfde BAG-identificatie is gelijk aan BAG-Pand, ofwel som van alle BGT vlakken is BAG-contour. Dit maakt automatische aggregatie tot BAG pand mogelijk, ofwel som van alle BGT-vlakken voor Pand met zelfde BAG-identificiatie moet BAG pand zijn;

5.2.8 Complexere situaties

De praktijkrichtlijn moet voldoende voorbeelden geven van complexere situaties.

5.3 WOZ-deelobjecten

De volgende aandachtspunten dienen te worden meegenomen bij de verdere uitwerking van de praktijkrichtlijn voor opdelen van panden in de BGT ten behoeve van WOZ-deelobjectafbakening.

5.3.1 Relatieve hoogte

Aandachtspunt is toewijzing van relatieve hoogtes. Opgemerkt moet worden dat het bereik van de relatieve hoogtes in de BGT loopt van -10 tot +10.

5.3.2 Vlak- of multivlakgeometrie

Voor WOZ-deelobjectafbakening kan niet gelden dat panddelen op gelijke relatieve hoogteligging in één multivlak worden opgenomen. Oplossing hiervoor is dat opgedeelde BGT-panden die een 1:1 relatie hebben met een WOZ-deelobject, dan ook als apart vlak in de BGT kunnen terugkomen.

5.3.3 Aanbouw/verbouwing

Zie ook plantopografie onder Algemeen. Praktijkrichtlijn moet toelichten of bij verbouwing het planobject alleen het aan te bouwen, of volledige pand betreft.

5.3.4 WOZ-deelobjectnummer in eigen omgeving

Het WOZ-deelobjectnummer is geen kenmerk van een BGT Pand. Het WOZ-deelobjectnummer kan dus niet met de . De praktijkrichtlijn moet beschrijven dat het WOZ-deelobjectnummer in de eigen beheeromgeving kan worden vastgelegd, maar dat dit kenmerk niet kan worden uitgewisseld met de Landelijke Voorziening BGT.

5.3.5 Geometrie

Behoefte is geuit om aparte WOZ-deelobjecten op verdiepingen te plaatsen. De eis van alleen uitstekende delen zoals die zou kunnen gelden voor overbouw/onderbouw gaat dan niet op voor WOZ-deelobjectafbakening.

5.3.6 Topologie

Als regel kan gelden dat BGT-panden zijnde WOZ-deelobjecten op dezelfde relatieve hoogte elkaar niet overlappen, en naadloos op elkaar aansluiten. BGT-Panden als onderdeel van WOZ-deelobjectafbakening op andere relatieve hoogten mogen elkaar wel overlappen (volgt uit geometrie, waarbij niet enkele de uitstekende delen kunnen worden opgenomen).

5.3.7 Typen WOZ-deelobjecten

De praktijkrichtlijn moet een gelimiteerde lijst van WOZ-deelobjecten bevatten die als afzonderlijke panden in de BGT mogen worden opgenomen. Deze lijst moet nader worden bepaald, op basis van de werkafspraak ‘Wel-toestaan’.

De wens is geuit om serres en tuinkamers geen onderdeel van deze lijst te laten zijn, en dus niet als WOZ-deelobjectafbakening in BGT te laten terugkomen.

5.4

5.5 Voorbeelden

Hieronder volgen enkele voorbeelden om per praktijkrichtlijn bovenstaande aandachtspunten te bespreken.

Nog toe te voegen

Geonovum Algemeen - Versie ter vaststelling