Basisregistratie Ondergrond Catalogus Booronderzoek

Geologische boormonsterbeschrijving

Geonovum Informatiemodel
Vastgestelde versie

Deze versie:
https://docs.geostandaarden.nl/bro/def-im-bhr-g-20200325/
Laatst gepubliceerde versie:
https://docs.geostandaarden.nl/bro/bhr-g/
Laatste werkversie:
https://broprogramma.github.io/BHR-G/
Auteur:
Geonovum
Doe mee:
GitHub BROprogramma/BHR-G
Revisiehistorie
Pull requests
Contact:
BRO Servicedesk
support@broservicedesk.nl
088 – 8664 999
Basisregistratie Ondergrond Algemeen contact:
Programmabureau BRO
Directoraat-Generaal Bestuur, Wonen en Ruimte
Turfmarkt 147 Den Haag
bro@minbzk.nl
Rechtenbeleid:

Samenvatting

Dit document beschrijft de definitie van het booronderzoek dat vanuit het vakgebied van de geologie is uitgevoerd, met een algemene toelichting.

Status van dit document

Deze paragraaf beschrijft de status van dit document ten tijde van publicatie. Het is mogelijk dat er actuelere versies van dit document bestaan. Een lijst van Geonovum publicaties en de laatste gepubliceerde versie van dit document zijn te vinden op https://www.geonovum.nl/geo-standaarden/alle-standaarden.

Dit is de definitieve versie van het informatiemodel. Wijzigingen naar aanleiding van consultaties zijn doorgevoerd.

Dit is de vastgestelde catalogus. De gegevensdefinitie van het geologisch booronderzoek (hoofdstuk 6 en 7) en de toelichting op de gegevensdefinitie van het geologisch booronderzoek (hoofdstuk 4) hebben een juridische status. Ze worden opgenomen in de bijgewerkte versie van de ministeriële Regeling BRO die 1 juli 2021 in werking treedt. De andere delen zijn als niet normatief aangeduid en voorzien van een grijze achtergrond.

1. Inleiding

1.1 Doel en doelgroep

In de basisregistratie ondergrond (BRO) wordt een aantal typen gegevens geregistreerd, de registratieobjecten.

Een catalogus is de gegevensdefinitie van een registratieobject en beschrijft welke gegevens van het object in de BRO zijn opgeslagen. Het document is bedoeld voor alle gebruikers van de BRO en moet duidelijk maken welke gegevens er precies in het systeem zitten. Aan aanleverende partijen moet het vertellen welke gegevens in de basisregistratie ondergrond moeten komen en aan welke eisen die moeten voldoen, en aan afnemende partijen welke gegevens zij in de basisregistratie ondergrond mogen verwachten. Het document is voor een breed publiek bedoeld en de informatie moet naast precies ook begrijpelijk zijn.

1.2 Totstandkoming

Een catalogus is het resultaat van een proces van standaardisatie dat geruime tijd in beslag kan nemen. De standaardisatie is een open proces waarin de belanghebbende partijen actief betrokken worden. Het eindresultaat wordt door de wetgever vastgesteld in een ministeriële regeling.

In bepaalde gevallen is de verscheidenheid aan gegevens van een object zo groot, dat er eerst deelverzamelingen worden gedefinieerd. Het standaardisatieproces wordt dan per deelverzameling doorlopen. De deelverzamelingen worden zo gekozen dat de gegevens die in de bijbehorende catalogus worden beschreven, direct na vaststelling aan de BRO kunnen worden aangeleverd. Wanneer er deelverzamelingen worden onderscheiden, komt de catalogus van het registratieobject dus gefaseerd tot stand. Omdat inzichten in de loop van de tijd kunnen wijzigen kan het aan het eind van het hele proces nodig blijken revisies door te voeren om ongewenste verschillen tussen deelverzamelingen weg te nemen.

1.3 Beheer

Een vastgestelde catalogus (zoals op wetten.nl gepubliceerd) wordt met het daarbij horende deel van het systeem van de basisregistratie ondergrond in gebruik genomen. De eerste formeel vastgestelde catalogus (zoals op wetten.nl gepubliceerd) krijgt het versienummer 1.0. Verwacht mag worden dat er na enige tijd behoefte gaat ontstaan aan gegevens die nog niet in de catalogus zijn opgenomen.

De beheerder hanteert drie typen versies voor een wijziging van een standaard. Bijvoorbeeld: versie 2.1.0 (=X.Y.Z):

In een jaar waarin een X-wijziging plaats vindt zullen er op hetzelfde registratieobject geen y-wijzigingen plaatsvinden. Als er een X- of een Y-wijziging in een jaar aan de orde is, wordt er geen z-wijziging gepland. De versie van de catalogus met inleiding (zoals hier gepubliceerd) volgt voor de normatieve stukken volledig de versie op wetten.nl. Wijzigingen aan niet normatieve teksten in dit document vallen altijd onder Z-wijzigingen en zullen maximaal 2 keer per jaar plaatsvinden.

1.4 Leeswijzer

Hoofdstuk 1 geeft het doel en de doelgroep van een catalogus.

Hoofdstuk 2 behandelt enkele algemene aspecten van het BRO-systeem en begrippen van algemene aard.

Hoofdstuk 3 plaatst het object in de gegevenssystematiek van de basisregistratie ondergrond en vertelt wat de benadering is geweest bij het opstellen van de gegevensdefinitie.

Hoofdstuk 4 is de toelichting op de gegevensdefinitie van het registratieobject die in de ministeriële regeling is opgenomen.

Hoofdstuk 5 vertelt hoe de gegevensdefinitie is opgebouwd en welke aspecten van de gegevens daarin worden beschreven.

Hoofdstuk 6 geeft de inhoud weer van het eerste artikel van de ministeriële regeling en dat is het deel waarin de definitie is opgenomen van het registratieobject, van de delen waaruit het is opgebouwd, de entiteiten, en van de eigenschappen van die delen, de attributen.

Hoofdstuk 7 geeft de inhoud weer van het tweede artikel van de ministeriële regeling en dat is het deel waarin de uitbreidbare waardelijsten staan waarnaar in hoofdstuk 6 verwezen wordt.

2. Algemene kenmerken en begrippen

Dit onderdeel is niet normatief.

2.1 Opzet van de landelijke voorziening

De landelijke voorziening van de basisregistratie ondergrond is een systeem dat een schakel vormt in een informatieketen. Aan het begin van de keten staan bestuursorganen die opdracht geven tot de productie van gegevens, of zelf gegevens produceren. Die bestuursorganen worden bronhouders genoemd. De geproduceerde gegevens worden door een dataleverancier geleverd aan de beheerder van het systeem, de registerbeheerder. De bronhouder is verantwoordelijk voor de levering van gegevens. Hij kan besluiten zelf dataleverancier te zijn of andere partijen een machtiging voor levering te verlenen. De beheerder van de landelijke voorziening van de BRO registreert de aangeleverde gegevens en levert ze voor (her)gebruik door aan allerlei afnemers.

De opzet van het systeem moet begrepen worden vanuit de verantwoordelijkheden die in de keten zijn belegd. De aangeleverde gegevens vallen onder de verantwoordelijkheid van de bronhouder en de registerbeheerder mag die gegevens niet veranderen. De registerbeheerder moet echter wel gegevens toevoegen om het systeem te kunnen beheren en hij kan gegevens toevoegen om de afnemers goed van dienst te kunnen zijn.

Bij wet is geregeld dat de basisregistratie ondergrond zo wordt opgezet dat er onderscheid bestaat tussen de gegevens die aan de registerbeheerder zijn aangeleverd en de gegevens die de registerbeheerder aan de afnemers verstrekt. Het systeem valt uiteen in twee grote deelsystemen, het register brondocumenten ondergrond en de registratie ondergrond (zie figuur 1).

Een geheel van gegevens dat door of onder verantwoordelijkheid van een bronhouder wordt aangeleverd, wordt een brondocument genoemd. De brondocumenten worden in het register brondocumenten ondergrond opgeslagen. De gegevens uit de brondocumenten worden samen met de gegevens die de registerbeheerder toevoegt in de registratie ondergrond vastgelegd. De registratie ondergrond is het deelsysteem dat gebruikt wordt voor uitgifte.

Figuur 1 De twee grote deelsystemen van de landelijke voorziening van de BRO.

Met deze opzet verkrijgt het systeem de nodige flexibiliteit. Zo kan een object in de registratie ondergrond gegevens bevatten die uit meer dan één brondocument afkomstig zijn en bij uitgifte kunnen gegevens van verschillende objecten met elkaar gecombineerd worden. Ook is het mogelijk met het brondocument gegevens op te slaan die alleen voor de bronhouder en de aanleverende partij van belang zijn.

De catalogus dekt alle gegevens die opgenomen zijn in de registratie ondergrond. Verreweg de meeste gegevens komen uit de brondocumenten die de dataleverancier aanlevert en een paar gegevens komen voort uit de overdracht van een brondocument aan de registerbeheerder. Aan de aangeleverde gegevens worden enkele gegevens door de registerbeheerder toegevoegd. Als een gegeven is toegevoegd door de BRO wordt dat in de beschrijving expliciet vermeld.

Alle gegevens in de registratie ondergrond worden uitgegeven, maar niet alle afnemers kunnen alle gegevens geleverd krijgen. De gegevens die niet aan alle afnemers worden uitgeleverd zijn de gegevens die alleen nodig zijn in de communicatie tussen de registerbeheerder enerzijds en de dataleveranciers en bronhouders anderzijds.

2.2 Registratieobject

Het registratieobject is dé eenheid in de data-architectuur van de basisregistratie ondergrond. Voor de registerbeheerder is het de elementaire bouwsteen van het systeem dat hij moet beheren.

Een registratieobject verwijst naar een eenheid van informatie die onder de verantwoordelijkheid van één bronhouder valt en die met een bepaald doel is of wordt gemaakt. Het is in directe of indirecte zin gedefinieerd in de ruimte en dat wil zeggen dat een registratieobject een plaats op het aardoppervlak heeft of dat het gekoppeld is aan een ander type registratieobject met een plaats op het aardoppervlak.

Een registratieobject is niet alleen in de ruimte maar ook in de tijd gedefinieerd. Het leven van een registratieobject begint op het moment dat de gegevens zijn geregistreerd en dat is zo kort mogelijk nadat de gegevens zijn geproduceerd. De levensduur van een registratieobject, en de veranderlijkheid van de gegevens verschilt van object tot object. Een grondwatermonitoringput kan tientallen jaren gebruikt worden voor het meten van grondwaterstanden en in de periode kunnen er nieuwe gegevens ontstaan. Dat betekent dat de gegevens van de put in de registratie ondergrond gedurende zijn hele levensduur bijgewerkt moeten kunnen worden. Aan de andere kant van het spectrum staan de objecten waarvan alle gegevens in een keer worden vastgelegd. Geotechnisch sondeeronderzoek is daar een voorbeeld van. Sondeeronderzoek is eenmalig onderzoek en het resultaat ervan kan al na een of enkele dagen aan de bronhouder worden overhandigd.

2.3 Registratiedomein

Registratieobjecten worden in de basisregistratie ondergrond gegroepeerd in domeinen. Vooralsnog worden zes domeinen onderscheiden:

De domeinen zijn vanuit het oogpunt van beheer van belang voor de ordening van het systeem. Daarnaast zijn zij nuttig in de communicatie met de partijen die bij de realisatie van het systeem betrokken zijn.

2.4 Kwaliteitsregime

In de basisregistratie ondergrond worden niet alleen gegevens geregistreerd die dateren van na de datum waarop de wet van kracht is geworden. Ook oudere gegevens zullen in de basisregistratie ondergrond worden opgenomen. De noodzaak daartoe ligt in de wet verankerd. Die schrijft voor dat de gegevens uit de eerder bestaande systemen DINO en BIS zo veel mogelijk naar de BRO moeten worden overgezet. Verder staat de wet toe dat bronhouders tot vijf jaar na de inwerkingtreding van de wet historische gegevens ter registratie mogen aanbieden.

Historische gegevens kunnen niet altijd voldoen aan de strikte regels die de BRO stelt. Zo kan het voorkomen dat voor gegevens die volgens de strikte regels van de BRO verplicht zijn, geen waarde bekend is. Om de verwerking van de twee categorieën gegevens naast elkaar mogelijk te maken, worden twee kwaliteitsregimes gehanteerd. Voor de aanlevering van gegevens volgens de strikte regels geldt het IMBRO-regime. Bij de aanlevering van historische gegevens wordt geaccepteerd dat een aantal formeel verplichte gegevens geen waarde heeft. Voor deze gegevens wordt het IMBRO/A-regime gehanteerd en dat kent dus minder strikte regels.

De introductie van de twee kwaliteitsregimes geeft de bronhouder gedurende een bepaalde periode een zekere mate van vrijheid. Het kan bijvoorbeeld praktisch blijken het IMBRO/A-regime te hanteren voor gegevens die weliswaar pas na de datum waarop de wet in werking is getreden zijn geproduceerd maar die voortkomen uit opdrachten die al voor die datum zijn gegeven. Ook kan het voorkomen dat historische gegevens wel aan alle strikte voorwaarden voldoen en dan is het wenselijk de gegevens onder IMBRO-regime aan te leveren.

De periode waarin de bronhouders die vrijheid hebben wordt de transitieperiode genoemd. Over de duur van de transitieperiode zijn nog geen afspraken gemaakt. Na afloop van de transitieperiode kan alleen onder het strikte IMBRO-regime worden aangeleverd.

2.5 Formele en materiële geschiedenis

De basisregistratie ondergrond maakt deel uit van een stelsel van basisregistraties. Binnen het stelsel maakt men onderscheid tussen de materiële geschiedenis en de formele geschiedenis van een object.

Het begrip materiële geschiedenis wordt gebruikt om de veranderingen van eigenschappen van een object in de werkelijkheid aan te duiden. De materiële geschiedenis van een object wordt, voor zover relevant, in de registratie ondergrond vastgelegd. Niet alle registratieobjecten hebben een materiële geschiedenis, alleen de objecten met een levensduur, zoals de grondwatermonitoringput.

Het begrip formele geschiedenis wordt gebruikt voor de veranderingen van eigenschappen van een object in de registratie zelf. De meeste van die veranderingen gaan terug op een verandering van eigenschappen in de werkelijkheid, en de formele geschiedenis geeft aan wanneer de veranderingen in het systeem geregistreerd zijn. De formele geschiedenis kent ook gebeurtenissen die niet het gevolg zijn van een verandering in de werkelijke eigenschappen van een object. Die gebeurtenissen hebben betrekking op correcties. Het kan gebeuren dat een bronhouder erachter komt dat er een onjuiste waarde was geregistreerd en dan zorgt hij ervoor dat die verbeterd wordt. De registratie van de verbetering is een formele gebeurtenis.

Alle registratieobjecten hebben een formele geschiedenis en die wordt in de registratie ondergrond globaal vastgelegd in de registratiegeschiedenis van het object. Globaal wil zeggen dat de registratie ondergrond alleen een overzicht van de formele geschiedenis geeft. Voor de details moet het register brondocumenten ondergrond worden geraadpleegd.

Bij correctie wordt het betreffende gegeven in de registratie ondergrond overschreven en is de oude waarde van het gegeven niet meer direct beschikbaar voor de afnemers. Zou een afnemer toch willen weten wat de eerdere foute waarde was, dan moet hij het register brondocumenten ondergrond raadplegen.

2.6 Coördinaten en referentiestelsels

De registratieobjecten van de basisregistratie ondergrond zijn gedefinieerd in de ruimte en dat wil zeggen dat een object zelf een plaats op het aardoppervlak, een locatie, heeft, of dat het gekoppeld is aan een ander type registratieobject met een locatie. Afhankelijk van het type registratieobject, wordt de locatie geregistreerd als een punt, een lijn of een vlak.

De locatie is de horizontale positie van een object. Voor bepaalde objecten is het voldoende dat alleen die horizontale positie wordt vastgelegd, maar voor veel objecten is ook de verticale positie van belang.

Posities worden vastgelegd in coördinaten en die zijn gedefinieerd in een bepaald referentiestelsel.

Er zijn verschillende typen referentiestelsels. Zo spreekt men van horizontale referentiestelsels (2D), verticale referentiestelsels (1D), gecombineerde referentiestelsels (2D, 1D) en werkelijke 3D referentiestelsels. In Nederland worden de horizontale en de verticale component van een positie in een afzonderlijk stelsel uitgedrukt. Het is vandaag de dag mogelijk met gps een positie in een 3D-referentiestelsel vast te leggen, maar de wens over te stappen op het gebruik van 3D is nog door geen van de partijen die betrokken zijn bij de basisregistratie ondergrond naar voren gebracht.

2.6.1 Referentiestelsels voor de horizontale positie

In Nederland zijn traditioneel verschillende referentiestelsels voor de horizontale positie in gebruik. In 2009, bij de eerste voorbereidingen voor de totstandkoming van de basisregistratie ondergrond, is al vastgesteld dat de verscheidenheid aan referentiestelsels de basisregistratie ondergrond voor problemen stelt omdat de registratie dan niet gemakkelijk op een eenduidige manier bevraagd kan worden. In de registratie ondergrond worden namelijk zowel gegevens met een locatie op land als gegevens met een locatie op zee geregistreerd. In de toenmalige praktijk werden op land en op zee verschillende stelsels gebruikt. Op land werd RD gebruikt en op zee waren verschillende stelsels in gebruik, waarvan WGS84 de belangrijkste was.

In 2009 was ook al bekend dat de Europese kaderrichtlijn INSPIRE de lidstaten vraagt de gegevens in Europa in één referentiestelsel uit te gaan wisselen, te weten in ETRS89. Met dat in gedachten, is het besluit genomen het BRO-systeem zo in te richten dat de registratie bevraagd gaat worden in ETRS89.

Het besluit wordt ondersteund door ontwikkelingen in Nederland. Sinds 2013 wordt er door de drie belangrijkste autoriteiten in Nederland op het gebied van referentiestelsels, het Kadaster, de Dienst der Hydrografie en Rijkswaterstaat, gewerkt aan de totstandkoming van nieuwe afspraken. Die afspraken moeten in lijn zijn met Europese afspraken en leiden tot heldere en eenduidige transformatieprocedures tussen referentiestelsels. Concreet betekent dit dat in Nederland op termijn het ETRS89-stelsel als standaard zal worden gehanteerd voor het uitwisselen van geo-informatie.

Het besluit betekent niet dat de gegevens ook in ETRS89 aangeleverd moeten worden. De basisregistratie ondergrond voorziet een periode van transitie waarin de aanleverende partijen zelf bepalen wanneer zij overstappen op ETRS89. Die periode zal naar verwachting jaren duren. Om de transitie te ondersteunen hanteert de basisregistratie ondergrond de volgende spelregels:

  • Gegevens mogen in een beperkt aantal referentiestelsels worden aangeleverd (RD, WGS84 en ETRS89).
    • Voor locaties op land wordt alleen RD of ETRS89 toegestaan.
    • Voor locaties op zee wordt alleen WGS84 of ETRS89 toegestaan.
  • De aangeleverde coördinaten worden in de registratie opgeslagen.
  • De aangeleverde coördinaten worden door de basisregistratie ondergrond getransformeerd naar het ETRS89 referentiestelsel.
  • De getransformeerde coördinaten worden naast de aangeleverde coördinaten opgeslagen.
  • Bij de getransformeerde coördinaten wordt ook een identificatie van de gebruikte transformatiemethode opgeslagen.
  • Als de coördinaten in ETRS89 zijn aangeleverd, dan staat bij aangeleverde en getransformeerde positie dezelfde informatie. Voor de locatie worden de getransformeerde coördinaten en de aangeleverde coördinaten beide aan de afnemers verstrekt.

2.6.2 Referentiestelsels voor de verticale positie

In Nederland zijn voor verticale posities op land en zee verschillende referentiestelsels in gebruik. Op land wordt NAP gebruikt. Op zee is het in de voor de BRO relevante werkvelden gebruikelijk posities uit te drukken t.o.v. het gemiddeld zeeniveau (MSL, Mean Sea Level), maar posities t.o.v. LAT komen ook voor (Lowest Astronomical Tide). Dit laatstgenoemde stelsel wordt in de kaderrichtlijn INSPIRE genoemd als het stelsel van voorkeur voor het uitdrukken van verticale posities op zee. De basisregistratie ondergrond staat daarom op zee het gebruik van LAT naast MSL toe. Aangeleverde verticale posities worden door de BRO niet getransformeerd.

2.7 Gegevens op land en op zee

De basisregistratie ondergrond bevat gegevens over de ondergrond van Nederland en zijn zgn. Exclusieve Economische Zone (EEZ). De EEZ is het gebied op de Noordzee waar Nederland economische rechten heeft. Voor de referentiestelsels die bij aanlevering worden toegestaan, is het van belang te weten of de locatie van een object op zee of op land ligt.

Als scheidingslijn tussen land en zee wordt in de basisregistratie ondergrond de UNCLOS-basislijn gehanteerd. Het beheer van de basislijn valt onder de verantwoordelijkheid van de Dienst der Hydrografie van het ministerie van Defensie. Deze dienst voert die taak uit op basis van het Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties uit 1982, dat in het Engels de United Nations Convention on the Law of the Sea (UNCLOS) heet. De basislijn is opgebouwd uit de nulmeterdieptelijn zoals weergegeven op de zeekaarten en enkele rechte basislijnen die onder meer de monding van de Westerschelde en de wateren tussen de Waddeneilanden afsluiten.

De grens tussen land en zee is veranderlijk. De Dienst der Hydrografie stelt de grens opnieuw vast wanneer daartoe voldoende aanleiding is. De BRO hanteert bij inname de meest recente versie van de UNCLOS-basislijn en controleert daarmee of de juiste referentiestelsels gebruikt worden.

Tussen het moment waarop de locatie van een object wordt bepaald en het moment waarop het gegeven in de basisregistratie ondergrond wordt vastgelegd verloopt enige tijd. In die periode kan de positie van de UNCLOS-basislijn opnieuw zijn vastgesteld, en dan ontstaat er een discrepantie die bij het aanleveren van gegevens tot problemen kan leiden. Wanneer een dergelijk probleem zich voordoet, wordt de dataleverancier gevraagd contact op te nemen met de registratiebeheerder om gezamenlijk tot een oplossing te komen.

Een soortgelijk probleem doet zich voor met betrekking tot de begrenzing van Nederland, met name van het Nederlands territoir. De grenzen van Nederland worden ieder jaar op 1 januari vastgesteld door het Kadaster en vastgelegd in de basisregistratie kadaster. De BRO controleert bij inname of een object in het gebied ligt dat Nederland en zijn Exclusieve Economische Zone omvat, en hanteert daarbij de actuele grenzen. Ook bij problemen die te herleiden zijn tot een verandering in de begrenzing van Nederland, wordt de dataleverancier gevraagd contact op te nemen met de registratiebeheerder om gezamenlijk tot een oplossing te komen.

2.8 Nauwkeurigheid van meetwaarden

Voor zinvol gebruik van gegevens met een gemeten, berekende of anderszins bepaalde waarde is het noodzakelijk dat de nauwkeurigheid van die gegevens bekend is.

Het begrip nauwkeurigheid laat zich in deze context het best omschrijven als de juistheid van een gemeten of berekende waarde. In de meeste processen waarin de waarde van een gegeven wordt bepaald, kan de afwijking van de daadwerkelijke waarde slechts via een kalibratie- of statistisch proces worden verkregen. Het resultaat omvat dan niet alleen een van de mogelijke realisaties van een meetwaarde maar ook informatie over de mogelijke spreiding van de meetwaarden.

De basisregistratie ondergrond gaat ervan uit dat de producenten van gegevens de metingen en berekeningen uitvoeren binnen een stelsel van afspraken dat binnen het desbetreffende werkveld is vastgelegd. Uitgangspunt is dat ook de eisen waaraan de gegevens op het gebied van nauwkeurigheid moeten voldoen in afspraken zijn vastgelegd. Dat kunnen praktische werkafspraken zijn, maar ook afspraken die vertaald zijn naar ISO- en NEN-normen. In de catalogus wordt in beginsel verwezen naar die normen. Waar deze normen niet voorzien in afspraken over de nauwkeurigheid, stelt de basisregistratie ondergrond hieraan specifieke eisen. Deze zijn dan vermeld in de catalogus.

2.9 Authentiek gegeven

In de wet is een aantal gegevens expliciet als authentiek aangeduid. Dit wordt in de catalogus nader uitgewerkt; verreweg de meeste gegevens zijn authentiek.

Met de aanduiding authentiek wordt, zoals geformuleerd in de memorie van toelichting op de wet, tot uitdrukking gebracht dat:

  1. Het gegeven in samenhang met andere gegevens door een groot aantal bestuursorganen in verschillende processen wordt gebruikt en derhalve bestemd is voor informatie-uitwisseling tussen bestuursorganen;
  2. de verantwoordelijkheid voor betrouwbaarheid van het gegeven eenduidig geregeld is;
  3. het gegeven onderworpen is aan intern en extern kwaliteitsonderzoek, en
  4. het gegeven zich leent voor verplicht gebruik door bestuursorganen en eenmalige verstrekking door burgers en bedrijven aan de overheid.

In de praktijk mag een gebruiker van de gegevens ervan uitgaan dat alle gegevens correct zijn. De catalogus moet de gebruiker alle informatie geven die voor een goed begrip daarvan nodig is. Heeft een gebruiker echter gerede twijfel over de juistheid van een authentiek gegeven dan wordt verwacht dat hij de registerbeheerder daarvan op de hoogte brengt. Bestuursorganen zijn, bij gerede twijfel over de juistheid van een authentiek gegeven (of het ontbreken ervan), zelfs verplicht daarvan melding te maken.

Voor alle gegevens is aangegeven of ze authentiek zijn. Ook is voor alle gegevens aangegeven of ze aanwezig moeten zijn en een waarde moeten hebben. Dat laat zien dat er gegevens kunnen zijn die authentiek zijn maar geen waarde hoeven te hebben. Juist omdat er verplichtingen gelden t.a.v. authentieke gegevens, vraagt dit om een korte toelichting. Wanneer een authentiek gegeven geen waarde heeft moet de gebruiker ervan uitgaan dat het gegeven niet is geproduceerd. Dat geval kan zich uiteraard alleen voordoen wanneer er vrijheid van beslissen bestaat bij de bronhouder of de producent. Voor de duidelijkheid, als er wel een waarde is dan moet die ook in de BRO worden opgenomen. Bij gerede twijfel over het ontbreken van een waarde, moet een bestuursorgaan dat melden.

3. Booronderzoek

Dit onderdeel is niet normatief.

3.1 Bodem- en grondonderzoek

Booronderzoek is een van de vijf registratieobjecten in het domein bodem- en grondonderzoek.

Het gaat in dit domein om onderzoek dat erop gericht is gegevens te produceren over de opbouw en eigenschappen van bodem en ondergrond zonder dat daarvoor direct een bepaald wettelijk of beleidsmatig kader bestaat. Vaak wordt het onderzoek uitgevoerd omdat men de opbouw en de eigenschappen van de ondergrond moet kennen voor het realiseren van projecten in de grond-, weg- en waterbouw, de woning– en utiliteitsbouw, voor het onderhoud van bestaande infrastructuur, of om de geschiktheid van de ondergrond voor land- of natuurbouw of voor het realiseren van constructies in de ondergrond te onderzoeken.

Het onderzoek kan direct in het veld worden uitgevoerd, maar kan ook een combinatie van veld- en laboratoriumonderzoek zijn.

Het domein bodem- en grondonderzoek omvat vijf registratieobjecten:

  • booronderzoek
  • wandonderzoek
  • geotechnisch sondeeronderzoek
  • geo-elektrisch onderzoek
  • seismisch onderzoek

De vijf registratieobjecten staan op zichzelf en hebben eigen locaties.

Voor de wet valt het booronderzoek overigens onder het begrip verkenning. Een verkenning is in de wet gedefinieerd als een waarneming van de opbouw van de ondergrond op een punt, langs een lijn of in een vlak. Booronderzoek is een verkenning op een punt.

3.2 Boor- en wandonderzoek

In het vlakke Nederland is de ondergrond bijna overal aan het oog onttrokken. De traditionele manier om informatie over de ondergrond in te winnen is door eerst een gat te maken en vervolgens te onderzoeken wat er in het gat te zien is of wat er uit het gat is gekomen. Onderzoekstechnieken waarvoor het niet nodig is eerst een gat te maken zijn tegen het midden van de twintigste eeuw beschikbaar gekomen, maar ook vandaag de dag begint veel onderzoek nog met het maken van een gat. We maken daarbij onderscheid tussen booronderzoek en wandonderzoek.

Booronderzoek omvat de vormen van onderzoek die ermee beginnen dat de ondergrond door boren wordt ontsloten. In verreweg de meeste gevallen wordt geboord om monsters uit de ondergrond naar boven te halen en die monsters te onderzoeken. In bepaalde gevallen komt het voor dat er onderzoek gedaan wordt aan het gat dat door boren is ontstaan en dat gebeurt door een meetapparaat in het gat neer te laten.
Boren kan tot op grote diepte worden uitgevoerd en het onderzoek levert indirecte gegevens. De monsters die uit het geboorde gat naar boven worden gehaald zijn in veel gevallen geroerd en dat wil zeggen dat de oorspronkelijke opbouw van de ondergrond niet meer te herkennen is. Het steken van monsters en het maken van kernen levert ongeroerde monsters en die hebben een hogere kwaliteit, maar zijn wel duurder.

Wandonderzoek vereist dat er op de plaats van het onderzoek een verticale wand is blootgelegd die het bovenste deel van de ondergrond ontsluit. In bijna alle gevallen moet er eerst worden gegraven, omdat natuurlijke ontsluitingen nu eenmaal zeldzaam zijn in Nederland. Wel is er soms al een wand voorhanden die eerder door de mens is gemaakt, bijvoorbeeld in een groeve, aan de rand van een weg- of leidingtracé of in een slootkant.
In een wand is de opbouw van de ondergrond direct zichtbaar en de plekken waar monsters voor verder onderzoek genomen moeten worden kunnen precies worden bepaald. Wandonderzoek levert dan ook naar verhouding hoogwaardige gegevens, maar het onderzoek beperkt zich natuurlijk wel tot het bovenste deel van de ondergrond. Het prepareren van de wand kost wel veel meer tijd dan het zetten van een ondiepe boring.

3.3 Verscheidenheid aan vakgebieden

Wat voor soort informatie boor- en wandonderzoek opleveren wordt bepaald door het doel van het onderzoek. Omdat boren en graven nu eenmaal de manieren zijn om de ondergrond te ontsluiten, is er een veelheid aan doelen ontstaan en is de variatie in onderzoek groot. Die verscheidenheid vraagt om ordening. Een belangrijke factor voor het ordenen van de informatie is het vakgebied waarbinnen het onderzoek wordt uitgevoerd en dan met name de vertaling daarvan naar toepassingsgebied. Zo houdt de geotechniek zich bezig met bouwen op of in de grond, of met grond, en de cultuurtechniek met het in cultuur brengen van het land of het ervoor zorgen dat het in cultuur gehouden kan worden. In de vakgebieden bodemkunde en geologie staat boor- en wandonderzoek traditioneel in het teken van kartering of modellering, activiteiten die erop gericht zijn een kader te scheppen voor de andere vormen van onderzoek. Het vakgebied van de toegepaste geologie heeft een meer generiek karakter en wordt voor allerlei verkenningen uitgevoerd, waaronder geohydrologische verkenningen.
Deze vijf vakgebieden dekken de disciplines die voor een goede ordening van de informatie van het boor- en wandonderzoek in de basisregistratie ondergrond nodig zijn. De vijf vakgebieden dekken niet alle bestaande disciplines. Er zijn zeker drie toepassingsgebieden die buiten beschouwing worden gehouden. Dat zijn het booronderzoek dat voor mijnbouwdoeleinden wordt verricht, het archeologisch onderzoek en het onderzoek dat erop gericht is de kwaliteit van de bodem vanuit milieukundig perspectief te bepalen. Mijnbouw kent een wettelijk kader en vormt in de basisregistratie ondergrond een apart registratiedomein en daarin heeft het desbetreffende booronderzoek zijn eigen plaats. Archeologisch en milieukundig onderzoek vallen vooralsnog buiten het bereik van de basisregistratie ondergrond.
Het booronderzoek in de basisregistratie ondergrond omvat alle vijf genoemde vakgebieden. Voor wandonderzoek valt alleen het bodemkundig onderzoek binnen het bereik van de basisregistratie. De onderliggende overweging is dat wandonderzoek vanuit geologie, toegepaste geologie, geotechniek of cultuurtechniek zelden wordt uitgevoerd en dat de informatie die eruit voortkomt niet op een systematische manier wordt vastgelegd.

In het vakgebied zit overigens vaak al opgesloten tot welke diepte het onderzoek reikt en of het onderzoek zich tot het land beperkt of ook op zee wordt uitgevoerd. Het vakgebied bepaalt ook welke deelonderzoeken het onderzoek kan omvatten, wat globaal het karakter is van die deelonderzoeken en welke aspecten en eigenschappen van de ondergrond er onderzocht worden, en met welke methodieken.

3.4 Begrippenkader voor boor- en wandonderzoek

Boor- en wandonderzoek levert informatie over het deel van de ondergrond dat op een bepaalde locatie is doorboord of ontsloten. Welk deel van de ondergrond dat is wordt tot op zekere hoogte bepaald door het vakgebied. Omdat er allerlei vakgebieden samenkomen in de basisregistratie ondergrond is een gemeenschappelijk begrippenkader nodig om voor iedereen duidelijk te kunnen maken over welk deel van de ondergrond het eigenlijk gaat (Figuur 2).

Figuur 2 De begrippen die in de basisregistratie ondergrond gebruikt worden voor de indeling van de ruimte.

Voor de basisregistratie omvat de ondergrond alles wat zich onder het oppervlak van de vaste aarde bevindt. Als we ons beperken tot de bovenste kilometers - het deel dat nog met boren wordt bereikt- bestaat de ondergrond van Nederland gewoonlijk uit relatief los materiaal bovenin en relatief vast materiaal onderin. In de basisregistratie ondergrond gebruiken we dat verschil om uitdrukking te geven aan de begrippen die we ook in de gewone spreektaal gebruiken grond, resp. gesteente.

Het begrip bodem wordt gebruikt voor het bovenste deel van de ondergrond en dat op een nogal losse manier. Het begrip wordt vaak strikter gedefinieerd bijvoorbeeld door het te beperken tot de bovenste 120 cm van de ondergrond of tot het deel waarin bodemvormende processen spelen, maar die striktheid is vooralsnog niet handig gebleken.

Het oppervlak dat de vaste aarde begrenst is een belangrijk element in het begrippenkader. Daar waar het oppervlak niet met water bedekt is, begint de ondergrond bij het maaiveld (Figuur 3). Daar waar de aarde bedekt is met water, begint de ondergrond bij de bodem van het waterlichaam, de waterbodem. Het grensvlak fungeert als nulpunt voor de diepte. In de terminologie van de basisregistratie is het lokaal verticaal referentiepunt het punt waar een boring of wand het grensvlak snijdt. De afstand tot het referentievlak - NAP op land - wordt verschuiving genoemd (Figuur 3).

Figuur 3 Het nulpunt voor de diepte, het lokaal verticaal referentiepunt, is in een boring het punt waar de boring het maaiveld (1) of de waterbodem (2) snijdt en is in een wand het punt waar de zgn. beschrijflijn het maaiveld snijdt. Wanden worden nooit gerealiseerd onder water waar de waterbodem als nulpunt fungeert. De afstand tussen het verticaal referentiepunt en het verticaal referentievlak, NAP in dit geval, is de verschuiving.

Binnen bepaalde vakgebieden wordt in het onderzoek ook aandacht gegeven aan materiaal dat op de ondergrond ligt. In de bodemkunde en toegepaste geologie kan de laag strooisel die lokaal, met name in bossen, op het maaiveld ligt worden onderzocht (zie Figuur 2). In de geotechniek en geologie wordt soms de laag slib, een mengsel van water en sediment, die lokaal op de waterbodem ligt in het onderzoek meegenomen (Figuur 3).

3.5 Registratieobject booronderzoek

In de basisregistratie ondergrond is booronderzoek een registratieobject en daarmee een informatieobject. Een registratieobject is een afbeelding van de werkelijkheid en niet de werkelijkheid zelf. In de werkelijkheid wordt booronderzoek bijna altijd projectmatig uitgevoerd. Een dergelijk project omvat vrijwel altijd een aantal boringen, maakt vaak weer deel uit van een project waarin ook andere technieken worden gebruikt, en strekt zich over een kleiner of groter gebied uit. Voor de basisregistratie ondergrond is het object booronderzoek altijd aan een specifieke locatie gebonden, een punt op de kaart.

Een registratieobject is de belangrijkste eenheid van informatie in de basisregistratie ondergrond. Een registratieobject bestaat uit delen (entiteiten), en de delen hebben eigenschappen (attributen). Om het booronderzoek als informatieobject te kunnen definiëren, wordt vanuit een bepaalde benadering gedacht.

In het denken over wat het object booronderzoek is en hoe de informatie van dat object moet worden gemodelleerd staat het begrip onderzoek centraal. Bij het begrip onderzoek moet men in essentie aan een activiteit, een proces of een aaneenschakeling van activiteiten of processen denken. Het onderzoek koppelt een resultaat aan een object van onderzoek en in het geval van de basisregistratie ondergrond is dat een deel van de ondergrond.
Waarom onderzoek een centrale plaats in het denken inneemt, behoeft wel enige toelichting omdat men in eerste instantie zou kunnen denken dat het resultaat van het onderzoek centraal moet staan omdat dat de informatie is waar het allemaal om draait. Inderdaad gaat het uiteindelijk om het resultaat van het onderzoek, dat is immers de informatie die men wil gebruiken. Maar de reden dat het onderzoek in de modellering centraal wordt gesteld, is dat wat een booronderzoek uniek maakt niet het resultaat of het object van onderzoek is, maar dat er op een bepaald moment onderzoek is gedaan. Het is de factor tijd die het onderzoek uniek maakt.

Omdat onderzoek een aaneenschakeling van activiteiten is, kan het resultaat door een groot aantal factoren worden beïnvloed. Hergebruik van informatie is het doel van iedere basisregistratie en om dat mogelijk te maken, moeten met het resultaat de gegevens worden vastgelegd die het onderzoek als proces beschrijven. Uitgangspunt voor de definitie is dan ook dat de gegevens over het proces voldoende informatie moeten bevatten om een gebruiker in staat te stellen te beoordelen of het resultaat geschikt is voor het doel dat hij beoogt.

Om het proces te kunnen vatten zijn de eerste vragen: waarmee begon het proces dat tot booronderzoek heeft geleid en waarmee eindigde het?
Voor de basisregistratie ondergrond begint de geschiedenis bij het uitvoeren van een opdracht tot onderzoek en eindigt de geschiedenis op het moment dat alle gegevens uit het onderzoek correct in de basisregistratie ondergrond zelf zijn vastgelegd. Gegevens over de opdracht tot het uitvoeren van booronderzoek worden niet opgenomen. Wel wordt er bij de registratie in de BRO impliciet informatie over de opdracht vastgelegd omdat gespecificeerd wordt binnen welk kader de gegevens zijn ingewonnen.

Uitvoering van de opdracht begint ermee dat de uitvoerende instantie naar een bepaalde locatie gaat om daar te gaan boren. Voorafgaand aan het boren kunnen ter plekke allerlei voorbereidende werkzaamheden worden uitgevoerd. Het enige dat voor de registratie telt, is of die werkzaamheden van invloed zijn geweest op de toestand van de ondergrond of op de bemonstering.
Om te boren wordt bepaalde apparatuur gebruikt. Met welke apparatuur geboord wordt hangt helemaal af van het doel van het onderzoek, de beoogde einddiepte en de plaats waar geboord wordt. Het kan een eenvoudige handboor zijn, maar ook een grote boorinstallatie met allerlei randapparatuur en voorzieningen voor het opvangen van boormateriaal. Met de hand boren kost minuten, maar mechanisch boren kan ook dagen in beslag nemen.

Het feitelijk onderzoek bestaat uit een of meer deelonderzoeken: (1) het beschrijven van boormonsters, (2) het analyseren van monsters, veelal in een laboratorium, (3) het maken van foto’s van boormonsters en (4) het uitvoeren van metingen in het boorgat (Figuur 4).

Figuur 4 De deelonderzoeken van booronderzoek.

Ieder deelonderzoek levert een resultaat en de registratie is zo ingericht dat de resultaten per deelonderzoek in de registratie ondergrond kunnen worden opgenomen.

Het deelonderzoek dat bijna altijd wordt uitgevoerd is het beschrijven van de boormonsters en dat levert als resultaat een beschrijving van de opbouw van de ondergrond vanuit de invalshoek van het betreffende vakgebied. De ondergrond wordt beschreven als opgebouwd uit lagen en van die lagen worden allerlei kenmerken beschreven.
Wanneer het onderzoek ook het uitvoeren van onderzoek in het laboratorium omvat worden samenstelling of eigenschappen van het materiaal nader bepaald. Bij het uitvoeren van metingen in het boorgat vindt eigenlijk hetzelfde plaats, maar dat gebeurt met een sonde die quasi-continu metingen doet terwijl de sonde haar weg door het boorgat aflegt.

Het proces zoals beschreven geldt voor booronderzoek in het algemeen. Per vakgebied verschilt de invulling waarbij de belangrijkste verschillen vooral in de deelonderzoeken tot uitdrukking komen.

3.5.1 Standaardisatie van booronderzoek

De catalogus van booronderzoek komt gefaseerd tot stand. De achtergrond daarvan is de grote verscheidenheid aan booronderzoek. Die maakt dat het standaardisatieproces dat aan de gegevensdefinitie ten grondslag ligt, een dimensie kent die bij veel andere registratieobjecten ontbreekt. Bij booronderzoek moet de informatie namelijk niet alleen binnen een vakgebied worden gestandaardiseerd, maar ook over alle vakgebieden heen.
In de praktijk betekent dit dat er een algemeen geldend kader moet worden ontwikkeld dat voor ieder van de vakgebieden specifiek wordt ingevuld. Het lastige is dat het algemene kader pas goed kan worden neergezet wanneer de standaardisatie voor ieder van de specifieke vakgebieden is doorlopen, en dat is nog niet het geval.

3.6 Basisgegevens

In de basisregistratie ondergrond wordt, waar het om onderzoek gaat, geprobeerd een strikt onderscheid te maken tussen basisgegevens en niet-basisgegevens. Basisgegevens zijn in de kern waarnemingen en metingen die door iedere vakbekwame persoon kunnen worden gedaan. Basisgegevens zijn onderling vergelijkbaar en hebben een algemene gebruikswaarde.
De tweede categorie gegevens omvat gegevens die voortkomen uit basisgegevens. De verscheidenheid daarin is eigenlijk onbegrensd. Het kan gaan om gegevens die voortkomen uit een combinatie van gelijksoortige basisgegevens uit verschillende bronnen, om gegevens die voorkomen uit de combinatie van basisgegevens met andersoortige basisgegevens, om gegevens die voortkomen uit de combinatie van basisgegevens en bijzondere kennis en alle denkbare combinaties van combinaties. Voor deze categorie worden termen gebruikt als synthese, model en interpretatie.

Het onderscheid tussen basisgegevens en niet-basisgegevens ligt ten grondslag aan het gegevensmodel van de basisregistratie ondergrond. En dat betekent dat een registratieobject of betrekking heeft op basisgegevens of op niet-basisgegevens.

Booronderzoek heeft altijd betrekking op basisgegevens met één uitzondering. In de bodemkunde is de modellering van waterretentie- en waterdoorlatendheidskarakteristieken onlosmakelijk verbonden met het uitvoeren van standaard hydrofysische boormonsteranalyse. Om aansluiting op de praktijk te houden is die modellering in het bodemkundig booronderzoek opgenomen.

In de werkpraktijk wordt gewoonlijk geen onderscheid gemaakt tussen basisgegevens en niet-basisgegevens. De opdrachtnemer verwerkt de ingewonnen basisgegevens en levert aan de opdrachtgever een geïntegreerd resultaat dat binnen de context van een specifieke opdracht goed kan worden begrepen. Dit betekent dat de informatie die de opdrachtgever geleverd krijgt naar haar aard verschilt van de informatie in de registratie ondergrond.

4. Geologisch booronderzoek

4.1 Inleiding

De catalogus voor het geologisch booronderzoek beschrijft de gegevens die in de registratie ondergrond zijn opgenomen van het booronderzoek dat vanuit het vakgebied van de geologie is uitgevoerd. De catalogus beschrijft de algemene gegevens van dit booronderzoek samen met de gedetailleerde uitwerking van de gegevens van de boormonsterbeschrijving en kent een aantal beperkingen. De boormonsterbeschrijving omvat alleen de gegevens die onder de standaard boorbeschrijvingsmethode die binnen de Geologische Dienst Nederland wordt gebruikt worden vastgelegd en de beschrijving van gesteente is nog niet opgenomen. Verder beperkt deze versie zich tot onderzoek dat onder kwaliteitsregime IMBRO valt. De eisen voor IMBRO/A, het kwaliteitsregime dat met name bedoeld is voor historische gegevens, worden in een volgende versie opgenomen.

Een booronderzoek is in de basisregistratie ondergrond het geheel van gegevens dat betrekking heeft op een specifiek booronderzoek dat op een specifiek moment en op een specifieke locatie in Nederland en onder een bepaalde opdracht is uitgevoerd. Booronderzoek levert een grote verscheidenheid aan gegevens en dat vraagt om ordening van de informatie. Het belangrijkste gegeven om het onderzoek in te delen is het vakgebied. Voor de gegevens die onder de basisregistratie ondergrond vallen, wordt een indeling in vijf vakgebieden gehanteerd. Naast geologie zijn dat toegepaste geologie, bodemkunde, cultuurtechniek en geotechniek. De catalogus voor het registratieobject komt in delen tot stand. Eerst wordt voor ieder vakgebied een catalogus gemaakt. Wanneer de vijf catalogi gereed zijn wordt een nieuwe catalogus gemaakt die alle vakgebieden omvat en waarin de ongewenste verschillen zijn weggenomen. Die catalogus geeft een samenhangende beschrijving van het registratieobject booronderzoek.

4.1.1 Geologisch booronderzoek

De indeling van het booronderzoek naar vakgebied is bedoeld om categorieën van gegevens te onderscheiden zodat per categorie een catalogus kan worden gemaakt. Het ene vakgebied is breder dan het andere. De categorie die met geologisch booronderzoek wordt aangeduid is betrekkelijk smal. Het onderzoek heeft een specialistisch karakter en dekt met name de gegevens die ingewonnen worden met als doel ze te gebruiken voor het maken en verbeteren van modellen die de opbouw van de ondergrond in termen van hydrogeologische en geologische eenheden beschrijven. Dat is het typisch geologisch booronderzoek. In de praktijk wordt onderzoek dat voor andere doelen wordt uitgevoerd ook tot het geologisch booronderzoek gerekend als het qua methodiek en gegevensinhoud met dit type overeenkomt.

Het specialistische karakter van het onderzoek komt onder meer naar voren in de eigen manier van het beschrijven van boormonsters. Die beschrijving is erop gericht gegevens vast te leggen die het mogelijk maken natuurlijke eenheden te identificeren. Daartoe wordt de samenstelling van het materiaal in detail vastgelegd en er wordt bijvoorbeeld gelet op allerlei aspecten die informatie in zich dragen over de omstandigheden waaronder het materiaal is gevormd en over de herkomst en de ouderdom ervan. Dat soort gegevens is nodig voor het maken van interpretaties die weer gebruikt worden voor het maken van de modellen. De interpretaties en de modellen vallen in de systematiek van de basisregistratie niet onder het booronderzoek. Modellen vormen een apart registratiedomein en alleen bepaalde landelijke modellen worden in de basisregistratie opgenomen. De modellen waarvoor de gegevens worden ingewonnen hebben een definiërend karakter en leveren de kaders voor praktisch alle vormen van onderzoek aan de ondergrond, waaronder booronderzoek vanuit andere vakgebieden.

Geologisch booronderzoek wordt zowel op land als op zee uitgevoerd en kan tot duizenden meters diepte onder maaiveld of waterbodem reiken. Op grote diepte bestaat de ondergrond niet langer uit grond maar uit gesteente. Geologisch onderzoek richt zich vooral op de natuurlijke ondergrond, maar ook de grondlichamen die door de mens zijn neergelegd worden in het onderzoek meegenomen.

De indeling naar vakgebied heeft haar beperkingen. In de werkelijkheid komt het voor dat booronderzoek een multidisciplinair karakter heeft en vanuit een combinatie van vakgebieden wordt uitgevoerd. Wanneer het om multidisciplinair onderzoek gaat dat een combinatie is van vakgebieden die onder de reikwijdte van de basisregistratie vallen, zullen de bijzondere eisen die ervoor gelden worden vastgelegd in de catalogus die voor het booronderzoek in zijn geheel gaat gelden. Archeologisch en milieukundig booronderzoek vallen echter buiten het bereik van de basisregistratie ondergrond. Wanneer geologisch onderzoek wordt gecombineerd met archeologisch of milieukundig onderzoek wordt alleen het geologische deel van het onderzoek in de basisregistratie ondergrond opgenomen. In zo’n geval wordt wel gepreciseerd dat slechts een deel van de resultaten is geregistreerd.

4.1.2 Boren

Booronderzoek omvat vormen van onderzoek die ermee beginnen dat de ondergrond door boren wordt ontsloten. Wat onder boren moet worden verstaan is in verreweg de meeste gevallen triviaal, het is het maken van een gat met behulp van een apparaat dat we een boor noemen. In de definities wordt duidelijk dat er ook andere manieren zijn om een gat in de ondergrond te maken en die worden gemakshalve toch tot het boren gerekend. Er worden echter ook gaten in de ondergrond gemaakt met afwijkende methoden die buiten het bereik van deze catalogus vallen. Dat zijn allemaal methoden die op water worden gebruikt en die tot doel hebben een hap uit de waterbodem te nemen. Apparaten die daarvoor gebruikt worden zijn bijvoorbeeld de boxcorer en de Van Veen-bodemhapper. Onderzoek dat gebaseerd is op dergelijke technieken valt helemaal buiten het bereik van de basisregistratie ondergrond en de reden daarvoor is dat de resultaten een zeer geringe waarde voor hergebruik hebben, omdat de diepte van het bemonsterde interval niet goed bepaald is en de waterbodem binnen korte tijd kan veranderen.

4.1.3 Kwaliteit van de monsters

De gegevens over de opbouw en de eigenschappen van de ondergrond die uit booronderzoek voortkomen, zijn gebaseerd op monsters die uit de ondergrond genomen zijn. Voor het hergebruik van de gegevens is het van belang te weten in welke mate de monsters waarop de waarnemingen en metingen zijn gebaseerd representatief geacht kunnen worden voor de situatie in-situ. Anders gezegd, voor hergebruik is het van belang de kwaliteit van de monsters vast te leggen.

De kwaliteit van de monsters is van een groot aantal factoren afhankelijk: hoe er geboord is, hoe de monsters genomen zijn, met wat voor apparaat, hoe de monsters boven de grond zijn behandeld, getransporteerd en opgeslagen. De gegevens over het boren, bemonsteren en de relevante specificaties van het apparaat zijn in deze catalogus opgenomen. Die gegevens bepalen het maximaal te bereiken kwaliteitsniveau. Om die kwaliteit in het verdere proces te kunnen behouden, zijn binnen het werkveld van de geotechniek procedures opgesteld en die worden ook in het geologisch werkveld gevolgd. Monsters worden ingedeeld in 5 klassen op basis van de NEN-EN-ISO 22475 en voor iedere klasse is vastgelegd hoe de monsters behandeld moeten worden vanaf het moment dat ze boven de grond zijn gekomen. De classificatie geeft aan in welke mate de oorspronkelijke toestand van de grond bewaard is gebleven. Geroerde monsters, dat wil zeggen monsters waarin de oorspronkelijke samenhang van de grond al door het boren verloren is gegaan, vormen één klasse. De andere klassen hebben betrekking op ongeroerde monsters, monsters waarin de oorspronkelijke samenhang van de grond in enige mate bewaard is gebleven. In hoeverre de kwaliteit op het moment dat de monsters worden beschreven of geanalyseerd afwijkt van de initiële kwaliteit, wordt vastgelegd als onderdeel van het onderzoek.

4.1.4 Deelonderzoeken

Geologisch booronderzoek omvat gewoonlijk drie van de vier deelonderzoeken die in booronderzoek kunnen worden onderscheiden en dat zijn de boormonsterbeschrijving, de boormonsterfotografie en, de boormonsteranalyse. Het vierde deelonderzoek, de boorgatlogging, het onderzoek waarin het boorgat wordt bemeten, wordt niet zo vaak uitgevoerd. Van de vier deelonderzoeken is er een in deze versie van de catalogus opgenomen, de boormonsterbeschrijving (Figuur 5).

In de boormonsterbeschrijving wordt het materiaal dat uit de ondergrond naar boven is gehaald, beschreven op een manier die inzicht geeft in de opbouw van de ondergrond en de globale eigenschappen ervan. De boormonsterbeschrijving is het deelonderzoek dat traditioneel de grondslag levert voor (hydro)geologische modellen.

Deelonderzoeken
Figuur 5 Geologisch booronderzoek in deze versie van de catalogus; boormonsteranalyse, -fotografie en boorgatlogging zijn nog buiten scope.

4.1.5 Methode van beschrijven

Voor 2017 hadden boormonsterbeschrijvingen in de geologie, de toegepaste geologie en de geotechniek een gemeenschappelijke grondslag en dat was de NEN 5104. Voor de geotechniek is internationaal inmiddels een nieuwe norm van kracht geworden en in 2019 is daarvan een Nederlandse invulling gemaakt (NEN-EN-ISO 14688). De nieuwe norm is op een andere leest geschoeid dan de oude. In de beschrijving van grond onder NEN 5104 staat de samenstelling van grond centraal en in de beschrijving onder NEN-EN-ISO 14688 het gedrag van grond. Dit verschil in benadering maakt de beschrijvingen minder geschikt voor de geologen die de landelijke (hydro)geologische modellen maken. Voor dat doel moet juist de samenstelling van de grond centraal staan in de beschrijving. De Geologische Dienst Nederland die de landelijke modellen maakt, blijft zich daarom baseren op een eigen, op de NEN 5104 gebaseerde, methode: de Standaard Boor Beschrijvingsmethode (SBB).

Met het van kracht worden van de nieuwe norm zijn de al bestaande verschillen tussen geologisch en geotechnisch booronderzoek groter geworden. Dat kan ook gaan gelden voor het verschil tussen geologisch en toegepast geologisch onderzoek. Hoewel nog niet vaststaat welke methode in het toegepast geologisch booronderzoek gevolgd gaat worden, is de verwachting dat die eerder zal aansluiten op de NEN-EN-ISO 14688 dan op de SBB.

De SBB kent verschillende kwaliteitsniveaus en die staan voor verschillen in expertiseniveau en monsterkwaliteit. Het expertiseniveau van de beschrijver bepaalt tot in welk detail de grond wordt beschreven en de kwaliteit van de monsters bepaalt welke aspecten worden beschreven. Van geroerde monsters worden met name de samenstelling en de kleur van de grond beschreven. De beschrijving van ongeroerde monsters is gericht op het herkennen van de lagen waaruit de ondergrond is opgebouwd. Van een laag worden allerlei aspecten vastgelegd die inzicht geven in de omstandigheden waaronder de laag is gevormd.

4.2 Belangrijkste entiteiten

4.2.1 Booronderzoek

Deze entiteit draagt de naam van het registratieobject zelf en bevat de gegevens die het booronderzoek identificeren en allerlei administratieve gegevens die betrekking hebben op onder meer de herkomst van het onderzoek in de registratie. Zo geeft de entiteit informatie over het doel waarvoor het onderzoek is uitgevoerd (kader inwinning), en de grondslag voor de verplichting tot aanlevering (kader aanlevering).

Booronderzoek begint eigenlijk altijd met activiteiten in het veld en die worden in bepaalde gevallen gevolgd door activiteiten binnenshuis, veelal in een laboratorium. Er is maar een geval waarin er geen werkzaamheden in het veld worden uitgevoerd en dat is wanneer booronderzoek gebruik maakt van de resultaten uit eerder veldwerk of uit veldwerk dat voor een andere opdrachtgever is uitgevoerd.noot

Noot

4.2.2 Registratiegeschiedenis

De registratiegeschiedenis van een booronderzoek geeft de essentie van de geschiedenis van het object in de registratie ondergrond, de zgn. formele geschiedenis. De registratiegeschiedenis vertelt bijvoorbeeld wanneer voor het eerst gegevens van het object zijn geregistreerd en of er na registratie correcties zijn doorgevoerd.

4.2.3 Rapportagegeschiedenis

De bronhouder beslist of hij de resultaten van een booronderzoek in delen of in hun geheel gerapporteerd wil krijgen. Wanneer een rapport dat onder de wettelijke verplichtingen valt door de bronhouder is geaccepteerd, wordt het ter registratie aan de landelijke voorziening aangeboden. De rapportagegeschiedenis geeft de essentie van het verloop van de rapportage en vormt de zgn. materiële geschiedenis van het object booronderzoek.

4.2.4 Boring

De kernactiviteit in het veld is het maken van het gat, de boring. Voor het onderzoek is het van het grootste belang de gegevens vast te leggen die van invloed zijn op de uiteindelijke resultaten van het onderzoek. Daarnaast betekent boren dat men de toestand van de ondergrond verandert. Om de gevolgen van die ingreep later te kunnen beoordelen is het van belang te weten hoe men de ondergrond heeft achtergelaten.

Aan het maken van een boorgat kunnen voorbereidende werkzaamheden zijn voorafgegaan. Het weggraven van materiaal is een bijzondere vorm van voorbereiding omdat daaruit ook gegevens over de opbouw van de ondergrond kunnen voortkomen. Wanneer het weggegraven materiaal globaal is beschreven wordt dat apart vastgelegd (Weggegraven laag) en niet als onderdeel van het deelonderzoek Boormonsterbeschrijving.

Bij het boren gebruikt men een bepaalde techniek om het apparaat dat men gekozen heeft de grond in te drijven. Bij onderzoek dat zich tot geringe diepte beperkt boort men vaak met de hand, voor ander onderzoek gebeurt dat veelal mechanisch. Tijdens het boren kan men herhaaldelijk van techniek wisselen, en voor een goed begrip van de onderzoeksresultaten is het van belang te weten welk deel van de ondergrond met welke techniek is doorboord (Geboord interval).

Het doel van het boren is dat er monsters uit de ondergrond worden gehaald. Dat kan op allerlei manieren gebeuren en tijdens het boren kan men herhaaldelijk van manier wisselen (Bemonsterd interval).

Tijdens het boren kan men constateren dat er in bepaalde intervallen sporen van verontreiniging voorkomen (Verontreinigd interval) en dat wordt dan vastgelegd om latere gebruikers te kunnen informeren.

Wanneer men ten slotte klaar is met boren kan het ontstane gat op een bepaalde manier worden afgewerkt. Dat kan weer per diepte-interval verschillen (Afgewerkt interval).

4.2.5 Bemonsteringsapparaat

In het geval men monsters gestoken of gekernd heeft worden ook specificaties vastgelegd van het apparaat dat daarvoor gebruikt is. In Figuur 6 en Figuur 7 wordt geïllustreerd wat de belangrijkste kenmerken zijn.

Bemonsteringsapparaat 1
Figuur 6 Het bemonsteringsapparaat: (a) een apparaat met een haakse steekmond, (b) een apparaat waarvan de steekmond een hoek (ά) maakt met de verticaal en (c) een apparaat als b maar dan voorzien van een passieve zuiger. De letter l geeft de lengte van de container aan, d1 de doorgangsdiameter en d2 de diameter van de steekmond. De diameter van de container is gelijk aan de doorgangsdiameter.
Bemonsteringsapparaat 2
Figuur 7 Het bemonsteringsapparaat: (a) een apparaat met een afschroefbare steekmond en een vanger en (b) eenzelfde apparaat maar dan met een variabele diameter en een container die voorzien is van een liner. De letter l geeft de lengte van de container aan, d1 de doorgangsdiameter, d2 de diameter van de steekmond en d3 de diameter van de container.

4.2.6 Terreintoestand

Voor, tijdens of direct na het boren kunnen in het veld waarnemingen worden gedaan die deel uitmaken van het booronderzoek. Die waarnemingen hebben betrekking op de toestand van het terrein. Dat begrip wordt in nogal ruime zin opgevat en dekt alle gegevens die vastgelegd worden om een goed begrip te krijgen van de ruimtelijke context waarbinnen het onderzoek is uitgevoerd.

4.2.7 Sliblaag

Bij boren op water kan er op de waterbodem een laag slib blijken te liggen. Wanneer dat voor het onderzoek relevant geacht is, worden enkele kenmerken daarvan vastgelegd.

4.2.8 Boormonsterbeschrijving

Boormonsterbeschrijving is het deelonderzoek dat betrekking heeft op het beschrijven van de monsters met als doel een of meer boorprofielen te maken. Een boormonsterbeschrijving onder SBB 2020 resulteert in maximaal twee boorprofielen.

4.2.9 Boorprofiel

Een boorprofiel is het resultaat van de boormonsterbeschrijving en beschrijft de laagopbouw van het deel van de ondergrond dat bemonsterd is.

Een boorprofiel heeft een bepaalde beschrijfkwaliteit en dat wil zeggen dat de kwaliteit van de monsters waarop de beschrijving gebaseerd is en de mate van detail in de beschrijving over het hele profiel vergelijkbaar zijn. Een geval waarin een boormonsterbeschrijving twee boorprofielen oplevert is wanneer op een bepaalde plaats een boring is gezet die op twee manieren bemonsterd is (Figuur 8).

Boorprofiel
Figuur 8 Uit een boring komen geroerde en ongeroerde monsters en in de beschrijving worden dan twee boorprofielen gemaakt. In deze versie van de catalogus is de beschrijving van gesteente overigens buiten scope.

Over het hele boortraject zijn monsters met een relatief lage kwaliteit, geroerde monsters, genomen. Daarnaast zijn van bepaalde dieptes monsters met een hoge kwaliteit, ongeroerde monsters, verkregen. Het verschil in kwaliteit is zo groot dat de monsters apart beschreven moeten worden. In het eerste geval ontstaat een continu profiel, in het tweede een discontinu profiel.

Het uitgangspunt is dat het boorprofiel alle met een bepaalde kwaliteit bemonsterde intervallen dekt en dat de bemonsterde intervallen compleet zijn beschreven. Het kan echter zijn dat dit niet gelukt is, bijvoorbeeld omdat er per ongeluk een monster verdwenen is. De intervallen die niet beschreven konden worden, worden expliciet in het profiel opgenomen (Niet-beschreven interval) en de reden waarom het niet beschreven is wordt vastgelegd.

4.2.10 Laag

De belangrijkste entiteiten in een boorprofiel zijn de lagen. Een laag bestaat uit grond of uit bijzonder materiaal (of uit gesteente, maar dat valt nog buiten het bereik van de catalogus). Een laag die uit bijzonder materiaal bestaat wordt summier beschreven, een laag die uit grond bestaat wordt uitvoerig beschreven. Een laag heeft een boven- en ondergrens en is van natuurlijke of menselijke (antropogeen) oorsprong.

Wat een laag in een geologisch boorprofiel voorstelt, hangt echter af van de kwaliteit van de monsters.

In een boorprofiel dat betrekking heeft op geroerde monsters, is de laag een bemonsteringseenheid en vertegenwoordigt iedere laag een monster. Zo’n laag wordt beschreven als een lithologisch homogeen geheel en heeft een soort grond (Grond).

In een boorprofiel dat betrekking heeft op ongeroerde monsters, is de laag idealiter een geheel dat onder bepaalde omstandigheden is gevormd, een genetische eenheid. De ideale situatie doet zich alleen voor wanneer er sprake is van een continu profiel waarin alle grenzen zichtbaar zijn. Wanneer dat niet het geval is, zoals verbeeld in Figuur 8, is een deel van de grenzen door de bemonstering bepaald.

Lagen die genetische eenheden zijn, bestaan op allerlei schalen, maar in de beschrijfpraktijk ligt de dikte vaak in het bereik van een decimeter tot een meter. De minimale dikte is voor de beschrijving vastgesteld op 2 millimeter; een maximale dikte is niet vastgelegd.

Een laag die een genetische eenheid is, kan in andere aspecten dan de samenstelling van de grond van aangrenzende lagen verschillen en hoeft in lithologisch opzicht geen homogeen geheel te zijn. Er zijn verschillende mogelijkheden om een dergelijke laag te beschrijven.

In het meest voorkomende geval (Figuur 9a) is de laag een lithologisch homogeen geheel of kan de laag als zodanig worden beschreven. Zo’n laag kan structuurloos zijn of een bepaalde structuur hebben en bestaat uit een soort grond die in detail wordt beschreven. In een dergelijke laag kunnen een of enkele laagjes voorkomen die uit een afwijkende grondsoort bestaan, maar die worden alleen globaal beschreven.

In het tweede geval (Figuur 9b), dat overigens niet zo vaak voorkomt, is de laag een regelmatige afwisseling van dunne laagjes die uit verschillende soorten grond bestaan. Een dergelijke laag heet inhomogeen gelaagd en de grond wordt per type laagje (Laagje) in detail beschreven.

In het derde, zeer sporadisch voorkomende geval (Figuur 9c) bestaat de laag uit verschillende soorten grond die grillige lichamen vormen. De structuur van een dergelijke laag wordt omschreven als onregelmatig vervormd en de grond wordt per deel (Laagdeel) in detail beschreven.

Lagen
Figuur 9 De lichtgekleurde laag stelt een eenheid voor die uit een andere grondsoort bestaat dan de aangrenzende lagen. In het eerste geval (a) wordt de laag als een homogeen geheel beschreven met daarin een afwijkend laagje. In het tweede geval (b) wordt de laag beschreven als opgebouwd uit laagjes die in grondsoort verschillen. In het derde geval (c) wordt de laag beschreven als opgebouwd uit laagdelen die in grondsoort verschillen.

4.2.11 Grond

Onder SBB 2020 wordt van grond altijd de grondsoort, de kleur, de hoeveelheid glauconiet en het al dan niet voorkomen van sporen van beworteling vastgelegd. Om de gegevens beter bruikbaar te maken voor de geotechniek wordt naast de geologische naam van de grondsoort, ook de geotechnische naam volgens NEN-EN-ISO 14688 vastgelegd.


Wanneer de grond bestanddelen bevat die niet als een normaal onderdeel van grond gelden, wordt het voorkomen ervan beschreven (Bijzonder bestanddeel) en hetzelfde geldt voor brokjes van een andere grondsoort (Brokje). Welke kenmerken er verder worden vastgelegd hangt af van de grondsoort en de beschrijfkwaliteit.

4.2.12 Grindfractie

Het deel van de grond dat uit grind (minerale korrels die in grootte variëren van 2 tot 63 mm) bestaat wordt apart beschreven. Het gaat daarbij onder meer om de vorm (hoekigheid, sfericiteit), de kleur (bontheid) en de grootte van de korrels (bijv. grindmediaanklasse). Specialisten benoemen ook nog de herkomst van het grind en het soort minerale korrels (Grindbestanddeel).

4.2.13 Zandfractie

Het deel van de grond dat uit zand (minerale korrels die in grootte variëren van 0,063 tot 2 mm) bestaat wordt apart beschreven. Het gaat daarbij onder meer om de vorm (hoekigheid), de kleur (bontheid) en de grootte van de korrels (bijv. zandmediaanklasse). Specialisten benoemen ook nog de verdeling van de korrels naar kleur (Zandbestanddeel).

4.2.14 Schelpenfractie

Het deel van de grond dat uit schelpmateriaal bestaat wordt apart beschreven. In alle gevallen worden de relatieve hoeveelheden gruis, fragmenten en hele schelpen bepaald en wordt het voorkomen van een aantal kenmerkende schelpensoorten vastgelegd (Schelpenbestanddeel). Van ongeroerde monsters wordt ook het voorkomen van schelpdoubletten beschreven. Andere kenmerken worden alleen door beschrijvers met bijzondere expertise beschreven.

4.2.15 Veenfractie

Het deel van de grond dat uit veen bestaat wordt wanneer het om ongeroerde monsters gaat, apart beschreven. Standaard wordt alleen het soort veen benoemd (soort veen), maar specialisten benoemen ook het voorkomen van verschillende soorten plantenresten (Veenbestanddeel).

4.2.16 Afwijkend laagje, insluitsel, sedimentlens en vlek

Bij de beschrijving van grond van ongeroerde monsters wordt niet alleen op het voorkomen van brokjes van andere grondsoorten gelet. Andere grondsoorten kunnen ook voorkomen in de vorm van laagjes (Afwijkend laagje), als lenzen die sedimentair van oorsprong zijn (Sedimentlens) of als grillig verlopende lichamen die door de verstoring van dunne laagjes zijn ontstaan (Insluitsel).

Wanneer de grond gevlekt is wordt het voorkomen van de vlekken beschreven (Vlek).

4.2.17 Munsellkleur en dierlijk fossiel

Beschrijvers met een bijzondere expertise leggen de kleur van de grond volgens de systematiek van Munsell (Munsellkleur) vast en het voorkomen van de fossiele resten van bepaalde dierlijke organismen (Dierlijk fossiel).

4.2.18 Fractieverdeling

Beschrijvers met een bijzondere expertise leggen de fractieverdeling vast van grondsoorten die in een van de volgende categorieën vallen: organische gronden, schelprijke gronden, grindrijke minerale gronden en grindarme minerale gronden. Zij beschouwen de grond als een mengsel van zes fracties: organische stof, schelpmateriaal, grind, zand, silt en lutum; de laatste vier fracties bij elkaar worden de minerale fractie genoemd. De manier waarop de aandelen van de fracties worden berekend volgt uit de stapsgewijze benadering die in de driehoeksystematiek van NEN 5104 opgesloten ligt. Het resultaat van de berekening vraagt enige toelichting, omdat het totaal van de fracties niet altijd optelt tot 100 procent en omdat er voor iedere categorie eigen regels gelden.

Een voorbeeld en Figuur 10 moeten een en ander verduidelijken. Voor organische gronden geldt het totaal van de massa’s van de fracties organische stof, zand, silt en lutum als 100 procent. Het aandeel schelpmateriaal en het aandeel grind worden anders berekend. Van schelpmateriaal wordt het aandeel in het volume van de grond zonder meenemen van de organische stof geschat. Van grind wordt het aandeel in de massa van de vier minerale fracties geschat. In Figuur 10 is per categorie grond aangegeven of de fractieverdeling wordt bepaald en zo ja, hoe die wordt bepaald.

Fractieverdeling
Figuur 10 Er worden zes categorieën grond onderscheiden. Van zeer grove minerale gronden en bijzondere gronden wordt geen fractieverdeling bepaald, van de andere wel. Per categorie grond is in kleur aangegeven welke fracties tot 100 procent optellen. Voor verdere toelichting zie de tekst.

4.2.19 Post-sedimentaire discontinuïteit

De laagopbouw kan verstoord zijn doordat discontinuïteiten de lagen doorsnijden. Wanneer de laagopbouw ondanks de verstoring nog goed te beschrijven is, worden naast de lagen ook de kenmerken van de discontinuïteit vastgelegd. Als door verstoring de beschrijving van de laagopbouw praktisch onmogelijk is, wordt het verstoorde interval niet beschreven. In dat geval beveelt de procedure aan een foto van het verstoorde interval te maken.

5. Opbouw van de gegevensdefinitie

Dit onderdeel is niet normatief.

5.1 De gegevensdefinitie

De gegevensdefinitie vormt het hart van de catalogus en geeft een beschrijving van alle gegevens van het registratieobject. Eerst wordt de definitie van het registratieobject gegeven inclusief de plaatjes van het zgn. domeinmodel, en vervolgens de definities van de entiteiten waaruit het object is opgebouwd met de eigenschappen van die entiteiten, de attributen. De entiteiten worden op volgorde van de nummers in het domeinmodel behandeld. De volgende aspecten van de gegevens worden vastgelegd:

De gegevensdefinitie dekt de beide kwaliteitsregimes die worden onderscheiden, IMBRO en IMBRO/A. Het kwaliteitsregime IMBRO is leidend en bij het opstellen van de gegevensdefinitie is geprobeerd de verschillen tussen de twee regimes zo klein te houden. Het streven is een object altijd in termen van dezelfde gegevens te beschrijven en voor IMBRO/A alleen aanvullende regels te formuleren en extra waarden toe te staan. Bij uitzondering kan het echter nodig zijn gebleken voor IMBRO/A aparte entiteiten, attributen of domeinen te definiëren.

Noot

5.2 Domeinen

Een domein beschrijft welke waarden een attribuut mag hebben. De domeinen die in de gegevensdefinitie worden gebruikt worden hieronder toegelicht. Sommige domeinen zijn samengesteld of bestaan uit een keuze en die worden als laatste besproken.

5.2.1 Aantal

Het domein Aantal wordt gebruikt voor een telbare hoeveelheid. Het is een natuurlijk getal met een bepaalde maximale lengte.
Het domein wordt volledig gespecificeerd door met de aanduiding aantal ook de maximale lengte mee te (Aantal N). Gewoonlijk wordt de waardeverzameling verder ingeperkt door een bereik te specificeren. In het domeinmodel wordt volstaan met de algemene aanduiding Aantal.

5.2.2 Code

Een code is een opeenvolging van cijfers, van letters of van cijfers en letters met een bepaalde opbouw en met een specifieke betekenis. Een code heeft gewoonlijk een betekenis die ook buiten de basisregistratie ondergrond geldt. Een code wordt uitgegeven door een verantwoordelijke instantie. Om de opbouw van een code weer te geven wordt gebruik gemaakt van de letters C en N. De letter C staat voor character (Eng.) en duidt een letter aan, de letter N staat voor number (Eng.) en duidt een cijfer aan. Een code heeft een bepaalde naam.
Het domein wordt volledig gespecificeerd door met de naam van de code ook de opbouw mee te geven. Uit de definitie van het attribuut zelf moet blijken wat de specifieke betekenis is van de code. In het domeinmodel wordt het domein aangeduid met zijn naam.

5.2.3 Gemeten waarden

Meetwaarden worden gebruikt voor grootheden. De waarde van een grootheid is een getal met een bepaalde opbouw en een bepaalde eenheid. Voor de waarde van grootheden worden twee domeinen gebruikt. Een voor een waarde waarvan de nauwkeurigheid altijd hetzelfde is (Meetwaarde) en een voor een waarde waarvan de nauwkeurigheid varieert (Meetwaarde in machten) en dat is het geval wanneer de nauwkeurigheid voor kleine getallen anders is dan de nauwkeurigheid voor grote getallen omdat een ander apparaat of methode is gebruikt.

De basisregistratie ondergrond gebruikt voor de eenheden de codes uit het UCUM (Unified Code for Units of Measure)-systeem. In bijzondere gevallen is de eenheid dimensieloos.

5.2.3.1 Meetwaarde

Het domein Meetwaarde wordt gebruikt wanneer de nauwkeurigheid van de waarde altijd hetzelfde is.
Het is een rationaal getal met een bepaalde opbouw. Het aantal cijfers voor het scheidingsteken is variabel maar begrensd. Het aantal cijfers achter het scheidingsteken ligt vast.

Het domein wordt volledig gespecificeerd door met de aanduiding meetwaarde ook de opbouw (Meetwaarde N.N) en de eenheid mee te geven. Gewoonlijk wordt de waardeverzameling verder ingeperkt door een bereik te specificeren. In het domeinmodel wordt volstaan met de algemene aanduiding Meetwaarde.

5.2.3.2 Meetwaarde in machten

Het domein Meetwaarde in machten wordt gebruikt wanneer de waarde een heel groot bereik heeft en de nauwkeurigheid voor kleine getallen anders is dan voor grote getallen. In dat geval wordt de meetwaarde uitgedrukt in machten. In de basisregistratie ondergrond wordt de meetwaarde in machten altijd uitgedrukt in een macht van tien. De notatie voor de meetwaarde in machten is (m . 10e). De m staat voor mantisse en is een meetwaarde, en de e staat voor de exponent.

De mantisse (m) is een rationaal getal met een bepaalde opbouw. Het aantal cijfers voor het scheidingsteken is in de basisregistratie ondergrond altijd 1. Het aantal cijfers achter het scheidingsteken ligt vast.
De meetwaarde wordt uitgedrukt in machten van tien (10e). De exponent (e) is in de basisregistratie ondergrond altijd een geheel getal.

Het domein wordt volledig gespecificeerd door met de aanduiding meetwaarde in machten ook de opbouw (meetwaarde 1.N in machten), de eenheid en het bereik van de machten mee te geven. Het bereik van de machten is vastgelegd in het waardebereik. De waardeverzameling wordt gewoonlijk verder ingeperkt door een bereik te specificeren. In het domeinmodel wordt volstaan met de algemene aanduiding Meetwaarde in machten.

Inname van gemeten waarden

In de praktijk is het moeilijk een meetwaarde zonder verandering van het ene systeem aan het andere door te geven. De basisregistratie ondergrond hanteert de definities binnen het systeem en bij uitgifte strikt om te borgen dat een meetwaarde zonder verandering kan worden doorgegeven.

Bij het vastleggen van eigenschappen is het niet altijd nodig getallen zo strikt te definiëren als de basisregistratie vraagt. De uitvoerders weten wel wat een getal zou moeten voorstellen en kunnen bijvoorbeeld accepteren dat een meetwaarde er een decimale nul bij krijgt of dat een getal een onbepaald aantal decimalen heeft. Om de uitvoeringspraktijk niet nodeloos te frustreren door getallen die niet aan de strikte definitie voldoen af te wijzen, hanteert de basisregistratie ondergrond bij het innemen van meetwaarden de volgende praktische regels:

  • Er zijn meer cijfers achter het scheidingsteken aanwezig dan gespecificeerd: het getal wordt afgekapt op het aantal dat in de gegevensdefinitie is gespecificeerd.
  • Er zijn minder cijfers achter het scheidingsteken aanwezig dan gespecificeerd: het getal wordt aangevuld met nullen tot het aantal dat in de gegevensdefinitie is gespecificeerd.
  • Er is geen scheidingsteken aanwezig: het scheidingsteken wordt toegevoegd en het getal wordt aangevuld met nullen tot het aantal dat in de gegevensdefinitie is gespecificeerd.
  • Het getal voor het scheidingsteken begint met een of meer nullen: de nullen worden genegeerd.
  • Er zijn meer cijfers vóór het scheidingsteken aanwezig dan gespecificeerd: de waarde wordt geweigerd.
  • Er is een scheidingsteken bij de exponent van de meetwaarde in machten aanwezig: de waarde wordt geweigerd.

5.2.4 Nummer

Het domein Nummer wordt gebruikt om de plaats in een reeks aan te geven. Het is een opeenvolging van cijfers met een bepaalde maximale lengte. Een nummer heeft geen rekenkundige betekenis, maar heeft een betekenisvolle volgorde.
Het domein wordt volledig gespecificeerd door met de aanduiding nummer ook de maximale lengte mee te geven (Nummer N). Eventueel wordt de waardeverzameling verder ingeperkt door een bereik te specificeren. In het domeinmodel wordt volstaan met de algemene aanduiding Nummer.

5.2.5 Tekst

Het domein Tekst bestaat uit een stuk tekst van een bepaalde maximale lengte. De tekst mag alleen bestaan uit de tekens die voorkomen in de MES-1 set. De MES-1 set omvat 335 tekens en wordt gebruikt binnen de landen van de Europese Unie die een Latijns schrift kennen.
Het domein wordt volledig gespecificeerd door met de aanduiding tekst ook de maximale lengte mee te (Tekst N). In het domeinmodel wordt volstaan met de algemene aanduiding Tekst.

5.2.6 Tijdstip

Voor gegevens die over tijdstippen gaan worden twee domeinen gebruikt. Een voor een tijdstip tot op de seconde nauwkeurig (DatumTijd) en een voor een tijdstip tot op de dag nauwkeurig (Datum).

In ieder domein gaat het om de datum gemeten volgens de Gregoriaanse kalender. Bij het domein DatumTijd wordt de tijd gemeten volgens UTC en moet de tijdzone worden meegegeven. UTC is de mondiaal geaccepteerde standaardtijd en de opvolger van GMT (Greenwich Mean Time); de drie letters staan voor Coordinated Universal Time. Door de tijdzone mee te geven kan lokale tijd worden omgezet naar UTC.

De opbouw van de twee domeinen volgt dezelfde conventies, conform ISO 8601. Het eerste element in de opbouw staat voor het jaar, dan volgt de maand, enz., en het laatste element staat voor de tijdzone. Om de verschillende elementen aan te geven worden letters gebruikt: jaar (J), maand (M), dag (D), uur (U), minuut (M)en seconde (S), gevolgd door de tijdzone. Het aantal letters geeft de lengte aan.

Voor de meest uitgebreide variant van de opbouw, die van DatumTijd, wordt dit JJJJ-MM-DDTUU:MM:SS+UU:MM. De T is het teken dat de datum en het tijdstip op die datum scheidt. De + is het scheidingteken tussen het tijdstip en de tijdzone. Zoals uit de opbouw blijkt wordt de tijdzone in uren en minuten gegeven. De meeste tijdzones zijn overigens uitgedrukt in gehele uren (UU:00). In Nederland geldt Centraal Europese Tijd (UTC+1:00) of Centraal Europese Zomertijd (UTC+2.00).

5.2.6.1 Datum

Het domein Datum wordt gebruikt om een datum volgens de Gregoriaanse kalender tot op de dag nauwkeurig aan te geven. De opbouw is JJJJ-MM-DD.
Bij het domein Datum is het voldoende de naam te geven, omdat de opbouw altijd hetzelfde is. Gewoonlijk wordt de waardeverzameling verder ingeperkt door een bereik te specificeren.

5.2.6.2 DatumTijd

Het domein DatumTijd wordt gebruikt om een tijdstip volgens de Gregoriaanse kalender tot op de seconde nauwkeurig aan te geven. De opbouw is JJJJ-MM-DDTUU:MM:SS+UU:MM.
Bij het domein DatumTijd is het voldoende de naam te geven, omdat de opbouw altijd hetzelfde is. Gewoonlijk wordt de waardeverzameling verder ingeperkt door een bereik te specificeren.

5.2.6.3 OnvolledigeDatum

Voor gegevens die onder het kwaliteitsregime IMBRO/A aangeleverd worden, geldt een derde domein met vier keuzemogelijkheden.

  • De datum tot op de dag nauwkeurig, met als opbouw JJJJ-MM-DD
  • De datum tot op de maand nauwkeurig, met als opbouw JJJJ-MM
  • De datum tot op het jaar nauwkeurig, met als opbouw JJJJ
  • Geen datum bekend, met als vaste waarde onbekend.

De keuze die gemaakt wordt is gebaseerd op de beschikbaarheid van gegevens. De gebruiker moet ervan uit gaan dat de informatie zo nauwkeurig mogelijk is opgenomen. Bij het domein OnvolledigeDatum is het voldoende de naam te geven, omdat de vier keuzen en de opbouw altijd hetzelfde zijn.

5.2.7 Waardelijsten

Een waardelijst is een lijst van de waarden die het attribuut mag hebben. Er zijn twee typen waardelijsten, waardelijsten die in de toekomst kunnen worden uitgebreid en waardelijsten die niet kunnen worden uitgebreid. Een waardelijst heeft een bepaalde naam en een specifieke inhoud.

5.2.7.1 Waardelijst niet-uitbreidbaar

Een niet-uitbreidbare waardelijst wordt gebruikt wanneer uitbreiding niet mogelijk is. Alle waarden van de lijst staan vast.
Bij een niet-uitbreidbare waardelijst is het voldoende de naam te geven, omdat de inhoud altijd hetzelfde is. In de basisregistratie ondergrond worden drie niet-uitbreidbare waardelijsten gebruikt.

IndicatieJaNee
Waarde
ja
nee
IndicatieJaNeeOnbekend
Waarde
ja
nee
onbekend
Kwaliteitsregime
Waarde
IMBRO
IMBRO/A
5.2.7.2 Waardelijst uitbreidbaar

Een uitbreidbare waardelijst wordt gebruikt wanneer uitbreiding mogelijk moet zijn. Iedere waarde van de lijst heeft een specifieke betekenis (omschrijving) en geldt voor een bepaald kwaliteitsregime, IMBRO en/of IMBRO/A. Eventueel worden andere aspecten van de waarde vastgelegd.
Bij een uitbreidbare waardelijst wordt de naam van de lijst geven. De inhoud van de lijst is in een apart hoofdstuk van de gegevensdefinitie opgenomen.

5.2.8 Coördinatenpaar

Het domein Coördinatenpaar wordt gebruikt om de positie van een punt op het aardoppervlak vast te leggen. De positie wordt bepaald in een specifiek referentiestelsel en uitgedrukt in twee coördinaten. Ieder van de coördinaten heeft een meetwaarde en de notatie voor het paar is (coördinaat 1, coördinaat 2).
In de basisregistratie ondergrond worden drie referentiestelsels voor horizontale posities gebruikt. Het referentiestelsel bepaalt hoe de tweedimensionale ruimte wordt beschreven en daarmee wat de coördinaten voorstellen en wat de karakteristiek van de twee meetwaarden is.
Voor het referentiestelsel RD zijn de coördinaten cartesisch en is de notatie (x,y). De eerste coördinaat (x) heeft betrekking op de positie op een west-oost georiënteerde as, de tweede coördinaat (y) op een zuid-noord georiënteerde as. Een positie oostelijk van de oorsprong, resp. noordelijk van de oorsprong heeft een positieve waarde.
Voor WGS84 (ongeprojecteerd) en ETRS89 (ongeprojecteerd) zijn de coördinaten geografisch en is de notatie (φ,λ). De eerste coördinaat heeft betrekking op de geografische breedte, de tweede op de geografische lengte. Een positie oostelijk van de Greenwichmeridiaan, resp. noordelijk van de evenaar heeft een positieve waarde.
Bij het domein Coördinatenpaar is het voldoende de naam te geven, omdat de opbouw altijd hetzelfde is.

Coördinatenpaar voor RD (x,y)
Domein
  Naam Meetwaarde 6.3
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik x -7000 tot 289000
  Waardebereik y 289000 tot 629000
Coördinatenpaar voor WGS84 (φ,λ)
Domein
  Naam Meetwaarde 2.9
  Eenheid ° (graden, decimaal)
  Waardebereik φ 51.3 tot 56
  Waardebereik λ 2.4 tot 6.8
Coördinatenpaar voor ETRS89 (φ,λ)
Domein
  Naam Meetwaarde 2.9
  Eenheid ° (graden, decimaal)
  Waardebereik φ 50.6 tot 56
  Waardebereik λ 2.4 tot 7.4

5.2.9 Organisatie

Het domein Organisatie wordt gebruikt om de organisaties die een rol hebben in de basisregistratie ondergrond te identificeren. De invulling van het domein hangt af van waar de organisatie gevestigd is en voor de basisregistratie ondergrond gaat het daarbij om Nederland of een andere lidstaat van de Europese Unie.

In het geval de organisatie in Nederland gevestigd is, wordt het domein ingevuld met het gegeven dat een onderneming of de maatschappelijke activiteit van een rechtspersoon in het Handelsregister identificeert, het KvK-nummer. Het KvK-nummer is van het type code en de opbouw is NNNNNNNN.

Voor organisaties buiten Nederland wordt het domein ingevuld met het equivalent van het KvK-nummer in een handelsregister van een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland, het EuropeesHandelsnummer. Het Europees handelsnummer, de zogenaamde EUID, is geïntroduceerd ten behoeve van de koppeling van handelsregisters. De code is gebaseerd op ISO 6523 en is opgebouwd uit een landcode, registeridentificatiecode, inschrijvingsnummer en controlegetal. De landcode is de 2-letterige code van ISO3166, de registeridentificatiecode is de identificatie van het nationale register omdat in sommige landen meerdere handelsregisters bestaan en het inschrijvingsnummer is het nummer waaronder de onderneming is ingeschreven in het betreffende register. Het controlegetal ter voorkomen van identificatiefouten wordt nog niet gebruikt. De opbouw per element is variabel en daarom is het Europees Handelsnummer in de BRO als domein Tekst 40 opgenomen.

Bij het domein Organisatie is het voldoende de naam te geven, omdat de twee keuzen en de opbouw altijd hetzelfde zijn.

5.3 Entiteiten van het type meetreeks

Een meetreeks is een type entiteit met een vaste ordening. Het wordt gebruikt om het verloop van een bepaalde eigenschap of eigenschappen vast te leggen die het gevolg is van de verandering van een bepaalde variabele, de zogenaamde onafhankelijke variabele. In de basisregistratie ondergrond is er altijd 1 onafhankelijke variabele, en dat is meestal de tijd maar kan ook een andere variabele zijn.

De meetreeks is een verzameling gemeten waarden van bepaalde eigenschappen in een bepaalde volgorde. Alle eigenschappen van de meetreeks worden volledig gespecificeerd. De eerste eigenschap is de onafhankelijke variabele op basis waarvan de metingen elkaar in oplopende volgorde opvolgen. Daarna volgen de afhankelijke variabelen.
Een meetreeks heeft een bepaalde naam. Alleen in het domeinmodel is de meetreeks aangeduid als Meetreeks.

5.4 Het domeinmodel

Het domeinmodel geeft een overzicht van de gegevens van het registratieobject en laat de onderlinge samenhang zien. Modellering van informatie kent verschillende invalshoeken. In de catalogus is het inhoudelijke perspectief gekozen omdat dat de meeste waarde heeft voor de mensen die de informatie moeten begrijpen. Een dergelijk model wordt in de basisregistratie ondergrond een domeinmodel genoemd. Uit het domeinmodel wordt een technisch model afgeleid dat meeweegt dat informatiesystemen efficiënt met elkaar moeten kunnen spreken. Het meer technische model heet productmodel en dat staat aan de basis van de documentatie van de software. Voor het domeinmodel wordt de UML-notatie gebruikt. Met kennis van de gebruikte symbolen is het gemakkelijk te lezen.

Het domeinmodel is hiërarchisch opgebouwd. De genummerde blokjes in het domeinmodel staan voor de entiteiten waaruit het object is opgebouwd. In de blokjes staan de namen opgesomd van de attributen, de eigenschappen van de entiteiten, met daarachter de naam van de bijbehorende waardenverzameling (domein) en de kardinaliteit. Bij attributen is de kardinaliteit alleen opgenomen wanneer die ongelijk is aan 1. Overigens moet de kardinaliteit altijd in samenhang met de regels die in de definitie van het gegeven zijn opgenomen worden begrepen. De kardinaliteit en de regels bepalen samen of een gegeven al dan niet aanwezig is. De figuren laten ook zien welke attributen alleen aan de dataleverancier en de bronhouder worden uitgeleverd.

De getallen bij de entiteiten geven aan hoe vaak een entiteit voorkomt. De meeste entiteiten hebben kardinaliteit [1] en dat betekent dat een gegeven precies een keer voorkomt. Sommige entiteiten mogen een of meer keer voorkomen, die hebben kardinaliteit [1..*]. Een derde categorie vormen de entiteiten die kardinaliteit [0..1] hebben. Een dergelijk gegeven komt 1 keer voor of niet. De vierde en laatste categorie heeft kardinaliteit [0..*], en een dergelijk gegeven kan 0, 1 of meer keren voorkomen.

Een registratieobject heeft een bepaald kwaliteitsregime. Zoals eerder gesteld wordt een gegevensdefinitie opgesteld vanuit het streven IMBRO/A zo min mogelijk te laten afwijken van en IMBRO. Wanneer dat niet helemaal gelukt is en er voor een IMBRO/A een apart domein nodig is, is dat niet in het domeinmodel zichtbaar. Wanneer dat niet gelukt is en er voor IMBRO/A bijzondere attributen (of entiteiten) bestaan is dat wel in het model aangegeven.

5.5 Verplichte gegevens, verplichte waarden

De kardinaliteit en de regels bepalen samen of een gegeven al dan niet aanwezig is. Voor een goed begrip van de gegevensdefinitie is dat nog niet zorgvuldig genoeg geformuleerd. In de praktijk van gegevensuitwisseling is het namelijk mogelijk een attribuut op te nemen zonder waarde. Verbijzonderd voor attributen is de juiste formulering daarom dat de kardinaliteit en de regels samen bepalen of een attribuut al dan niet aanwezig is en of een attribuut al dan niet een waarde heeft.

Uitgangspunt is dat een attribuut dat aanwezig is een waarde heeft. Een attribuut wordt alleen bij uitzondering zonder waarde in de berichten opgenomen. Het onderstaande overzicht geeft de vier mogelijkheden die voorkomen.

Voor de kardinaliteiten [0..*] en [1..*] geldt in essentie hetzelfde.

6. Gegevensdefinitie

6.1 Registratieobject

Naam Booronderzoek
Code BHR
Definitie

Het geheel van gegevens dat betrekking heeft op een booronderzoek dat vanuit een bepaalde opdracht is uitgevoerd door op een bepaald moment op een bepaalde locatie in Nederland of zijn Exclusieve Economische Zone een boring uit te voeren en de monsters die daarmee uit de ondergrond zijn verkregen te beschrijven en/of te onderzoeken en/of in het boorgat zelf metingen aan de ondergrond uit te voeren.

Populatie

De populatie booronderzoeken in de registratie ondergrond omvat alle onderzoeken met uitzondering van onderzoek dat onder het regime van de Mijnbouwwet valt en onderzoek dat met het oog op de beoordeling van de bodemmilieukwaliteit of vanuit de archeologie wordt uitgevoerd. Ieder object heeft ter identificatie een eigen BRO-ID.

De huidige gegevensdefinitie beschrijft alleen het geologisch booronderzoek onder IMBRO en beperkt zich verder tot de boormonsterbeschrijving van grond.

6.2 Het domeinmodel

Diagram BoormonsterbeschrijvingSliblaagTerreintoestandAfgewerkt intervalVerontreinigd intervalBemonsteringsapparaatBemonsterd intervalGeboord intervalWeggegraven laagBoringGestandaardiseerde locatieAangeleverde verticale positieAangeleverde locatieTussentijdse gebeurtenisRapportagegeschiedenisRegistratiegeschiedenisBooronderzoek

Domeinmodel geologisch booronderzoek - Algemeen deel

Diagram Verdeling fijne fractie grindarme minerale grondVerdeling fijne fractie grindrijke minerale grondVerdeling fijne fractie organische grondVerdeling fijne fractie schelprijke grondGrindbestanddeelPost-sedimentaire discontinuïteitNiet beschreven intervalBijzonder bestanddeelArcheologisch bestanddeelVeenbestanddeelDierlijk fossielVeenfractieInsluitselBrokjeSedimentlensSchelpenbestanddeelZandbestanddeelSchelpenfractieZandfractieGrindfractieAfwijkend laagjeLaagjeVlekMunsellkleurFractieverdelingLaagdeelLaagBoorprofielBoormonsterbeschrijvingGrond

Domeinmodel geologisch booronderzoek - Boormonsterbeschrijving

6.3 Entiteiten en attributen

6.3.1 Booronderzoek

Diagram BoormonsterbeschrijvingTerreintoestandSliblaagBoringGestandaardiseerde locatieAangeleverde verticale positieAangeleverde locatieRapportagegeschiedenisRegistratiegeschiedenisBooronderzoek

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens die het booronderzoek identificeren en inzicht geven in de geschiedenis van het object voorafgaand aan opname in de registratie ondergrond.

6.3.1.1 BRO-ID
Type gegeven Attribuut van Booronderzoek
Definitie

De identificatie van een booronderzoek in de registratie ondergrond.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Registratieobjectcode
  Type Code
  Opbouw BHRNNNNNNNNNNNN
Toelichting

De basisregistratie ondergrond kent bij registratie automatisch de juiste waarde aan het object toe.

6.3.1.2 bronhouder
Type gegeven Attribuut van Booronderzoek
Definitie

Het KvK-nummer van de maatschappelijke activiteit van de publiekrechtelijke rechtspersoon die bronhouder is van de gegevens in de basisregistratie ondergrond.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Organisatie
Regels

De organisatie moet bekend zijn binnen de basisregistratie ondergrond als bronhouder van booronderzoek.

Toelichting

Het gegeven is door de dataleverancier bij de overdracht meegegeven in het geval de dataleverancier niet de bronhouder is.

6.3.1.3 object-ID bronhouder
Type gegeven Attribuut van Booronderzoek
Definitie

De identificatie die door of voor de bronhouder is gebruikt om het object in de eigen administratie te kunnen vinden.

Juridische status Niet-authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Tekst 200
Toelichting

Het gegeven wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder. Het is in de registratie opgenomen om de communicatie tussen de registerbeheerder en de bronhouder of dataleverancier te vergemakkelijken.

6.3.1.4 dataleverancier
Type gegeven Attribuut van Booronderzoek
Definitie

Het KvK-nummer van de onderneming of de maatschappelijke activiteit van de rechtspersoon die het object aan de basisregistratie ondergrond heeft aangeleverd, of het equivalent daarvan in een handelsregister van een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland.

Juridische status Niet-authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Organisatie
Regels

De organisatie moet bekend zijn binnen de basisregistratie ondergrond als dataleverancier van booronderzoek.

Toelichting

Het gegeven is door de dataleverancier bij de overdracht meegegeven. Het wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder.

6.3.1.5 kwaliteitsregime
Type gegeven Attribuut van Booronderzoek
Definitie

De aanduiding van de kwaliteitseis waaraan de gegevens van het object voldoen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Kwaliteitsregime
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

Het gegeven is door de dataleverancier bij de overdracht meegegeven.

6.3.1.6 kader aanlevering
Type gegeven Attribuut van Booronderzoek
Definitie

De rechtsgrond op basis waarvan, of bij afwezigheid daarvan, de activiteit naar aanleiding waarvan, het betreffende gegeven is aangeleverd aan de basisregistratie ondergrond.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam KaderAanlevering
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

De wetgever stipuleert dat het gegeven moet zijn vastgelegd om inzicht te geven in de relatie met de taken van een bestuursorgaan. Het gegeven geeft inzicht in de maatschappelijke betekenis van de informatie.

6.3.1.7 kader inwinning
Type gegeven Attribuut van Booronderzoek
Definitie

Het doel waarvoor het onderzoek is uitgevoerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam KaderInwinning
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Onderzoek wordt normaliter projectmatig uitgevoerd, zelfs als het direct gebonden is aan een publieke taak. Het gegeven beschrijft het hogere doel van het project waarvoor het onderzoek is uitgevoerd of preciseert de taak.

6.3.1.8 vakgebied
Type gegeven Attribuut van Booronderzoek
Definitie

De discipline waarbinnen het booronderzoek is uitgevoerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Vakgebied
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het vakgebied is een gegeven dat dient om een categorie van booronderzoek in de registratie ondergrond te identificeren. Het gegeven bepaalt hoe het onderzoek is uitgevoerd en welke gegevens en categorieën van gegevens vastgelegd kunnen zijn. Onder geologisch onderzoek wordt geologisch specialistisch onderzoek verstaan dat nauw verbonden is met het doel modellen die de opbouw van de ondergrond in termen van (hydro)geologische eenheden beschrijven te maken en te verbeteren. Naast geologisch booronderzoek worden geologisch toegepast booronderzoek, geotechnisch booronderzoek, bodemkundig booronderzoek en cultuurtechnisch booronderzoek onderscheiden.
In de uitvoeringspraktijk komt het voor dat in een booronderzoek gegevens worden vastgelegd die onder een van de vijf vakgebieden vallen en gegevens die eigenlijk in het domein van de milieukunde of de archeologie thuishoren. Omdat die disciplines buiten het bereik van de basisregistratie ondergrond liggen, zijn die extra gegevens niet gedefinieerd. Geologisch booronderzoek met een dergelijk multidisciplinair karakter wordt in de basisregistratie ondergrond opgenomen maar zonder die extra gegevens. Om gebruikers duidelijk te maken dat de onderzoeksresultaten niet volledig geregistreerd zijn wordt als waarde voor het vakgebied niet de waarde geologie vermeld, maar een waarde als geologieArcheologie.

6.3.1.9 rapportagedatum onderzoek
Type gegeven Attribuut van Booronderzoek
Definitie

De datum waarop de uitvoerder van het booronderzoek alle gegevens van het booronderzoek aan de bronhouder heeft overgedragen of in het geval van historische gegevens de datum waarop alle gegevens zijn vastgesteld.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Datum
  Waardebereik 1 januari 1877 tot heden
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut registratiestatus van de entiteit Registratiegeschiedenis gelijk is aan voltooid.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

De rapportagedatum onderzoek mag niet liggen na het tijdstip voltooiing registratie van de entiteit Registratiegeschiedenis.

Toelichting

Het gegeven is alleen aanwezig wanneer alle deelonderzoeken zijn gerapporteerd en het onderzoek is afgesloten. Hoewel historische gegevens nog buiten het bereik van deze versie van de catalogus vallen, is wel al met zekerheid vast te stellen dat de eerste datum waarop een onderzoek kan zijn afgerond in 1877 ligt.

6.3.1.10 kaderstellende procedure
Type gegeven Attribuut van Booronderzoek
Definitie

De procedure die de uitvoering van projecten waarbinnen het booronderzoek wordt uitgevoerd reguleert en daarmee de kaders bepaalt voor de uitvoering van het booronderzoek.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam KaderstellendeProcedure
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

De procedure beschrijft de manier van werken, de passende hulpmiddelen en de eisen waaraan de uitvoering moet voldoen. Procedures zijn in het algemeen vastgelegd in een norm, protocol of richtlijn. Dat kan overigens een richtlijn zijn die de uitvoerder voor zichzelf gebruikt. Het gegeven is opgenomen omdat het inzicht biedt in de kwaliteit van het werk.

6.3.1.11 terreintoestand bepaald
Type gegeven Attribuut van Booronderzoek
Definitie

De aanduiding die aangeeft of in het onderzoek gegevens over de toestand van het terrein zijn vastgelegd die van betekenis zijn voor de beoordeling van de resultaten.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut lokaal verticaal referentiepunt van de entiteit Aangeleverde verticale positie gelijk is aan maaiveld.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.1.12 uitvoerder onderzoek
Type gegeven Attribuut van Booronderzoek
Definitie

Het KvK-nummer van de onderneming of de maatschappelijke activiteit van de rechtspersoon die voor de bronhouder geldt als verantwoordelijk voor de uitvoering van het booronderzoek, of het equivalent daarvan in een handelsregister van een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland.

Juridische status Niet-authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Organisatie
Regels

De organisatie moet bekend zijn binnen de basisregistratie ondergrond als uitvoerder van booronderzoek.

Toelichting

Het gegeven wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder.

6.3.2 Registratiegeschiedenis

Diagram Registratiegeschiedenis

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens die de geschiedenis van het object in de registratie ondergrond markeren.

Toelichting

De gegevens staan niet in een brondocument, maar worden automatisch door de basisregistratie ondergrond gegenereerd.

6.3.2.1 tijdstip registratie object
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De datum en het tijdstip waarop voor het eerst gegevens van het object in de registratie ondergrond zijn opgenomen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam DatumTijd
6.3.2.2 registratiestatus
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De actuele fase van registratie waarin het object zich bevindt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Registratiestatus
  Type Waardelijst uitbreidbaar
6.3.2.3 tijdstip laatste aanvulling
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De datum en het tijdstip waarop de laatste aanvulling op de gegevens in de registratie ondergrond is doorgevoerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam DatumTijd
Toelichting

Het gegeven is alleen aanwezig wanneer na de registratie van een eerste deelonderzoek een ander deelonderzoek is vastgelegd.

6.3.2.4 tijdstip voltooiing registratie
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De datum en het tijdstip waarop alle gegevens van het object in de registratie ondergrond zijn opgenomen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam DatumTijd
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut registratiestatus gelijk is aan voltooid.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Het gegeven is alleen aanwezig als alle aan te leveren gegevens zijn geregistreerd. Na dit tijdstip kunnen geen nieuwe gegevens meer ter registratie worden aangeboden. Wel kunnen fouten in de registratie worden verbeterd.

6.3.2.5 gecorrigeerd
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De aanduiding die aangeeft of er een verbetering in de gegevens van het object in de registratie ondergrond heeft plaatsgevonden.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
6.3.2.6 tijdstip laatste correctie
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De datum en het tijdstip waarop de laatste verbetering in de gegevens van het object is doorgevoerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam DatumTijd
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut gecorrigeerd gelijk is aan ja.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.2.7 in onderzoek
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De aanduiding die aangeeft of het object door de registerbeheerder in onderzoek is genomen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

Wanneer een object in onderzoek is genomen betekent dit dat er bij de registerbeheerder gerede twijfel bestaat over de juistheid van de geregistreerde gegevens en dat er een onderzoek is gestart om vast te stellen wat de juiste gegevens zijn. Normaliter gaat hieraan een melding van derden vooraf.

6.3.2.8 in onderzoek sinds
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De datum en het tijdstip waarop de registerbeheerder het object in onderzoek heeft genomen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam DatumTijd
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut in onderzoek gelijk is aan ja.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.2.9 uit registratie genomen
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de gegevens van het object door de registerbeheerder uit registratie zijn genomen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

Wanneer de registerbeheerder een object uit registratie heeft genomen, zijn de gegevens niet langer beschikbaar voor andere afnemers dan bronhouder en dataleverancier.
De registerbeheerder zal een object alleen bij hoge uitzondering uit registratie nemen en alleen na akkoord van de bronhouder. Aan de beslissing gaat een proces van zorgvuldige afweging vooraf en dat komt tot uitdrukking in de regel dat een object slechts een keer uit registratie kan worden genomen.

6.3.2.10 tijdstip uit registratie genomen
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De datum en het tijdstip waarop het object uit registratie is genomen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam DatumTijd
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut uit registratie genomen gelijk is aan ja.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.2.11 weer in registratie genomen
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De aanduiding die aangeeft of het object in de registratie ondergrond is opgenomen, nadat het eerder uit registratie was genomen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

De registerbeheerder kan een object eenmalig uit registratie nemen, en die actie kan hij eenmalig ongedaan maken. Ook hiervoor geldt dat akkoord van de bronhouder vereist is.

6.3.2.12 tijdstip weer in registratie genomen
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De datum en het tijdstip waarop het object in de registratie ondergrond is opgenomen, nadat het uit registratie was genomen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam DatumTijd
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut weer in registratie genomen gelijk is aan ja.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.3 Rapportagegeschiedenis

Diagram Tussentijdse gebeurtenisRapportagegeschiedenis

Type gegeven Entiteit
Definitie

Het geheel van gebeurtenissen dat beschrijft wanneer rapporten van het onderzoek aan de bronhouder zijn overgedragen.

Toelichting

De gegevens staan niet in een brondocument, maar worden automatisch door de basisregistratie ondergrond gegenereerd.

De resultaten van het booronderzoek worden in een keer of in delen gerapporteerd. Wanneer een deelrapport dat onder de wettelijke verplichtingen valt door de bronhouder is geaccepteerd, wordt het ter registratie aan de landelijke voorziening aangeboden. De rapportagegeschiedenis geeft de essentie van het verloop van de rapportage en vormt de zgn. materiële geschiedenis van het registratieobject booronderzoek.

6.3.3.1 startdatum rapportage
Type gegeven Attribuut van Rapportagegeschiedenis
Definitie

De datum waarop het eerste rapport van het onderzoek aan de bronhouder is overgedragen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Datum
  Waardebereik 1 januari 1877 tot heden
Regels

De startdatum rapportage mag niet liggen na het tijdstip registratie object van de entiteit Registratiegeschiedenis.

Is afgeleid Ja
Toelichting

De basisregistratie ondergrond leidt bij het starten van de registratie de juiste waarde af uit de gegevens in het brondocument. De datum is gelijk aan de rapportagedatum van het deelonderzoek of de deelonderzoeken die als eerste zijn overgedragen.

6.3.3.2 einddatum rapportage
Type gegeven Attribuut van Rapportagegeschiedenis
Definitie

De datum waarop alle gegevens van het onderzoek aan de bronhouder zijn overgedragen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Datum
  Waardebereik 1 januari 1877 tot heden
Regels

De einddatum rapportage mag niet liggen voor de startdatum rapportage.

Is afgeleid Ja
Toelichting

De basisregistratie ondergrond leidt bij het beëindigen van de registratie de juiste waarde af uit de gegevens in het brondocument. De datum is gelijk aan de rapportagedatum van het onderzoek.

6.3.4 Tussentijdse gebeurtenis

Diagram Tussentijdse gebeurtenis

Type gegeven Entiteit
Definitie

Een overdracht van een rapport aan de bronhouder die na de overdracht van het eerste en voor de overdracht van het laatste rapport heeft plaatsgevonden.

Toelichting

De basisregistratie ondergrond leidt bij het aanvullen van de registratie de juiste waarde af uit de gegevens in het brondocument. In deze versie van de catalogus vinden er geen tussentijdse gebeurtenissen plaats.

6.3.4.1 naam gebeurtenis
Type gegeven Attribuut van Tussentijdse gebeurtenis
Definitie

De benaming van de tussentijdse gebeurtenis.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam NaamGebeurtenis
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Is afgeleid Ja
6.3.4.2 datum gebeurtenis
Type gegeven Attribuut van Tussentijdse gebeurtenis
Definitie

De datum waarop de tussentijdse gebeurtenis heeft plaatsgevonden.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Datum
  Waardebereik 1 januari 1980 tot heden
Regels

De datum gebeurtenis mag niet liggen voor de startdatum rapportage van de entiteit Rapportagegeschiedenis.
De datum gebeurtenis mag niet liggen na de einddatum rapportage van de entiteit Rapportagegeschiedenis.

Is afgeleid Ja

6.3.5 Aangeleverde locatie

Diagram Aangeleverde locatie

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens over de plaats van het booronderzoek op het aardoppervlak, zoals die zijn aangeleverd aan de basisregistratie ondergrond.

Toelichting

De locatie van booronderzoek is gedefinieerd als een punt.

6.3.5.1 coördinaten
Type gegeven Attribuut van Aangeleverde locatie
Definitie

De coördinaten die zijn aangeleverd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Coördinatenpaar
Regels

De locatie moet liggen in Nederland of zijn Exclusieve Economische Zone.

6.3.5.2 referentiestelsel
Type gegeven Attribuut van Aangeleverde locatie
Definitie

Het referentiestelsel van de aangeleverde coördinaten.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Referentiestelsel
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan ETRS89 of RD wanneer de locatie aan de landzijde van de UNCLOS-basislijn ligt.
De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan ETRS89 of WGS84 wanneer de locatie aan de zeezijde van de UNCLOS-basislijn ligt.

6.3.5.3 datum locatiebepaling
Type gegeven Attribuut van Aangeleverde locatie
Definitie

De datum waarop de plaats van het booronderzoek op het aardoppervlak is bepaald.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Datum
  Waardebereik 1 januari 1877 tot heden
Regels

De datum locatiebepaling mag niet liggen na de startdatum rapportage van de entiteit Rapportagegeschiedenis.

6.3.5.4 methode locatiebepaling
Type gegeven Attribuut van Aangeleverde locatie
Definitie

De werkwijze die is gevolgd voor de bepaling van de plaats van het booronderzoek op het aardoppervlak.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam MethodeLocatiebepaling
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het gegeven geeft inzicht in de nauwkeurigheid waarmee de plaats van het booronderzoek op het aardoppervlak is bepaald.

6.3.5.5 uitvoerder locatiebepaling
Type gegeven Attribuut van Aangeleverde locatie
Definitie

Het KvK-nummer van de onderneming of de maatschappelijke activiteit van de rechtspersoon die voor de bronhouder geldt als verantwoordelijk voor de uitvoering van de plaatsbepaling, of het equivalent daarvan in een handelsregister van een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland.

Juridische status Niet-authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Organisatie
Regels

De organisatie moet bekend zijn binnen de basisregistratie ondergrond als uitvoerder van booronderzoek.

Toelichting

Het gegeven wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder.

6.3.6 Aangeleverde verticale positie

Diagram Aangeleverde verticale positie

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens over de positie van het beginpunt van het booronderzoek in het verticale vlak, zoals aangeleverd aan de basisregistratie ondergrond.

6.3.6.1 lokaal verticaal referentiepunt
Type gegeven Attribuut van Aangeleverde verticale positie
Definitie

Het punt dat in het booronderzoek is gebruikt als nulpunt voor de diepte.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam LokaalVerticaalReferentiepunt
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan waterbodem wanneer de locatie aan de zeezijde van de UNCLOS-basislijn ligt.

Toelichting

Het domein bevat begrippen die naar een oppervlak verwijzen. Het lokaal verticaal referentiepunt geldt als het punt waar het onderzoek aan de ondergrond begonnen is. De laag slib die plaatselijk op de waterbodem ligt, wordt niet tot de ondergrond gerekend en ligt boven het lokaal verticaal referentiepunt.

6.3.6.2 verschuiving
Type gegeven Attribuut van Aangeleverde verticale positie
Definitie

De verticale positie van het lokaal verticaal referentiepunt t.o.v. het verticaal referentievlak.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.3
  Eenheid m (meter)
Toelichting

De waarde kan positief of negatief zijn. Als de waarde positief is, ligt het lokaal verticaal referentiepunt boven het verticaal referentievlak. Met behulp van de verschuiving kan een diepte omgerekend worden naar een positie ten opzichte van het verticaal referentievlak.

6.3.6.3 waterdiepte
Type gegeven Attribuut van Aangeleverde verticale positie
Definitie

De positie van de waterbodem ten opzichte van het wateroppervlak op het moment van verticale positiebepaling.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.3
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik 0 tot 100
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut lokaal verticaal referentiepunt gelijk is aan waterbodem.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Het gegeven geldt op het moment van verticale positiebepaling. Er wordt geen rekening gehouden met de veranderlijkheid die het gevolg is van getijden. Het gegeven heeft vooral betekenis op land. Het geeft extra informatie over de omstandigheden op plaatsen op land waar de waterdiepte veranderlijk is, bijvoorbeeld in uiterwaarden. De waterdiepte moet beschouwd worden als indicatief.

6.3.6.4 verticaal referentievlak
Type gegeven Attribuut van Aangeleverde verticale positie
Definitie

Het referentieniveau voor de verticale positie van het lokaal verticaal referentiepunt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam VerticaalReferentievlak
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan NAP wanneer de locatie aan de landzijde van de UNCLOS-basislijn ligt.
De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan LAT of MSL wanneer de locatie aan de zeezijde van de UNCLOS-lijn ligt.

6.3.6.5 datum verticale positiebepaling
Type gegeven Attribuut van Aangeleverde verticale positie
Definitie

De datum waarop de verticale positie van het lokaal verticaal referentiepunt is bepaald.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Datum
  Waardebereik 1 januari 1877 tot heden
Regels

De datum verticale positiebepaling mag niet liggen na de startdatum rapportage van de entiteit Rapportagegeschiedenis.

Toelichting

Het gegeven is van belang in verband met mogelijke veranderingen in de positie van het maaiveld of de waterbodem. In het geval de positie is bepaald op basis van het AHN geldt als datum 1 januari van het jaar waarin de gebruikte versie van het AHN voor het gebied waarin de locatie ligt, is vastgesteld.

6.3.6.6 methode verticale positiebepaling
Type gegeven Attribuut van Aangeleverde verticale positie
Definitie

De werkwijze die is gevolgd voor de bepaling van de verticale positie van het lokaal verticaal referentiepunt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam MethodeVerticalePositiebepaling
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het gegeven geeft inzicht in de nauwkeurigheid waarmee de verticale positie is bepaald.

6.3.6.7 uitvoerder verticale positiebepaling
Type gegeven Attribuut van Aangeleverde verticale positie
Definitie

Het KvK-nummer van de onderneming of de maatschappelijke activiteit van de rechtspersoon die voor de bronhouder geldt als verantwoordelijk voor de uitvoering van de bepaling van de verticale positie, of het equivalent daarvan in een handelsregister van een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland.

Juridische status Niet-authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Organisatie
Regels

De organisatie moet bekend zijn binnen de basisregistratie ondergrond als uitvoerder van booronderzoek.

Toelichting

Het gegeven wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder.

6.3.7 Gestandaardiseerde locatie

Diagram Gestandaardiseerde locatie

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens over de plaats van het booronderzoek op het aardoppervlak zoals die door de basisregistratie ondergrond zijn getransformeerd.

Toelichting

De gegevens staan niet in een brondocument. De gestandaardiseerde locatie wordt door de basisregistratie ondergrond berekend ten behoeve van afnemers. Het maakt het mogelijk alle gegevens in de registratie ondergrond in een en hetzelfde referentiestelsel te ontsluiten.

De locatie van booronderzoek is gedefinieerd als een punt.

6.3.7.1 coördinaten
Type gegeven Attribuut van Gestandaardiseerde locatie
Definitie

De coördinaten in het standaard referentiestelsel.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Coördinatenpaar
Is afgeleid Ja
6.3.7.2 referentiestelsel
Type gegeven Attribuut van Gestandaardiseerde locatie
Definitie

Het referentiestelsel van de gestandaardiseerde coördinaten.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Referentiestelsel
  Type Waardelijst uitbreidbaar
6.3.7.3 coördinaattransformatie
Type gegeven Attribuut van Gestandaardiseerde locatie
Definitie

De methode die de basisregistratie ondergrond heeft gebruikt voor het omzetten van de aangeleverde coördinaten.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Coördinaattransformatie

6.3.8 Terreintoestand

Diagram Terreintoestand

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens over de toestand van het terrein tijdens het boren die relevant zijn voor het onderzoek.

Regels

De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut terreintoestand bepaald van de entiteit Booronderzoek gelijk is aan ja.
De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Ten minste één van de volgende attributen moet aanwezig zijn: bodemgebruik, ligging op grondlichaam, landschapselement, hydrologische omstandigheid, actueel proces of tijdelijke verandering.

6.3.8.1 bodemgebruik
Type gegeven Attribuut van Terreintoestand
Definitie

Het doel waarvoor de bodem waarop de locatie van het booronderzoek ligt in gebruik is.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Bodemgebruik
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Bij bodemgebruik wordt onderscheid gemaakt tussen bodemgebruik in landelijk gebied en dat is agrarisch gebruik en natuur, en bodemgebruik in niet-landelijk (stedelijk) gebied.

6.3.8.2 ligging op grondlichaam
Type gegeven Attribuut van Terreintoestand
Definitie

De omschrijving van de plaats van de boring op een grondlichaam.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam LiggingOpGrondlichaam
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Wanneer door mensen een grondlichaam als een dijk of wal op het aardoppervlak is neergelegd, is een nadere precisering van de plaats op het grondlichaam relevant, omdat die de eigenschappen van de ondergrond beïnvloedt.

6.3.8.3 landschapselement
Type gegeven Attribuut van Terreintoestand
Definitie

De omschrijving van een onderdeel van het landschap dat de vorm van het landschap ter plaatse van het onderzoek preciseert.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Landschapselement
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

De vorm van het landschap is in veel gevallen al volledig vastgelegd in de geomorfologische kaart. Bij uitzondering of voor bepaalde doeleinden is voor een goed begrip van de opbouw van de bodem meer detailinformatie nodig over het landschap waar het terrein in ligt.

6.3.8.4 hydrologische omstandigheid
Type gegeven Attribuut van Terreintoestand
Definitie

De karakterisering van de vochtigheid van het terrein vanuit het oogpunt van plantengroei.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam HydrologischeOmstandigheid
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het is van belang te weten hoe vochtig het deel van de bodem is waarin de planten wortelen en of het om zoet of zout water gaat.

6.3.8.5 actueel proces
Type gegeven Attribuut van Terreintoestand
Definitie

De naam van een exogeen proces dat in het terrein zichtbaar actief is.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam ActueelProces
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Er kunnen processen in het gebied spelen die het landschap, de positie van het maaiveld en de opbouw van de bodem in korte tijd kunnen veranderen. In korte tijd betekent binnen enkele uren of enkele dagen.

6.3.8.6 tijdelijke verandering
Type gegeven Attribuut van Terreintoestand
Definitie

Een tijdelijke verandering in de gegeven toestand van het terrein.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam TijdelijkeVerandering
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het is goede praktijk dat de uitvoerder van het booronderzoek bijzonderheden over de toestand van het terrein zoals hij die aantreft vastlegt. Omdat niet alle veranderingen voor hem zichtbaar zullen zijn, wordt ervan uitgegaan dat de opdrachtgever de uitvoerder informeert over de omstandigheden die voor het onderzoek van belang zijn.

6.3.9 Boring

Diagram Afgewerkt intervalVerontreinigd intervalBemonsterd intervalGeboord intervalWeggegraven laagBoring

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens over het geheel van activiteiten, voor zover relevant voor het onderzoek, dat tot doel heeft door boren een gat in de ondergrond te maken om monsters uit de ondergrond te nemen en/of metingen aan de ondergrond te doen.

6.3.9.1 startdatum boring
Type gegeven Attribuut van Boring
Definitie

De datum waarop het boren is begonnen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Datum
  Waardebereik 1 januari 1605 tot heden
Regels

De startdatum boring mag niet liggen na de startdatum rapportage van de Rapportagegeschiedenis.

Toelichting

Hoewel historische gegevens nog buiten het bereik van deze versie van de catalogus vallen, is wel al met zekerheid vast te stellen dat de oudste datum van boren in 1605 ligt.

6.3.9.2 einddatum boring
Type gegeven Attribuut van Boring
Definitie

De datum waarop het boren is beëindigd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Datum
  Waardebereik 1 januari 1605 tot heden
Regels

De einddatum boring mag niet liggen na de startdatum rapportage van de entiteit Rapportagegeschiedenis.
De einddatum boring mag niet liggen voor de startdatum boring.

Toelichting

Hoewel historische gegevens nog buiten het bereik van deze versie van de catalogus vallen, is wel al met zekerheid vast te stellen dat de oudste datum van boren in 1605 ligt.

6.3.9.3 voorbereiding
Type gegeven Attribuut van Boring
Definitie

De voorbereidende werkzaamheden die binnen het onderzoek voorafgaand aan het boren zijn uitgevoerd en de eigenschappen van de ondergrond kunnen beïnvloeden.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Voorbereiding
  Type Waardelijst uitbreidbaar
6.3.9.4 einddiepte voorbereiding
Type gegeven Attribuut van Boring
Definitie

De diepte tot waar de voorbereidende werkzaamheden reiken.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik 0 tot 30
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut voorbereiding gelijk is aan geen.
Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.9.5 traject weggegraven
Type gegeven Attribuut van Boring
Definitie

De aanduiding die aangeeft of het bovenste deel van de ondergrond voorafgaand aan, eventueel na onderbreking van, het boren is weggegraven.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

Wanneer het bovenste deel van de ondergrond wordt weggegraven hangt het van de aard van de opdracht en de situatie ter plaatse af wat er in het onderzoek met de weggegraven ondergrond gebeurt. Het kan zijn dat de grond zonder verder te beschrijven wordt verwijderd, het kan zijn dat de grond ter plekke informeel wordt beschreven en het kan zijn dat de grond ter plekke formeel wordt beschreven. In het laatste geval wordt het beschrijven beschouwd als onderdeel van het deelonderzoek boormonsterbeschrijving en wordt de informatie vastgelegd als ware het traject geboord. In het tweede geval wordt het beschrijven als een op zichzelf staande activiteit beschouwd waarvan het resultaat summier wordt vastgelegd als weggegraven lagen. In het eerste geval wordt er geen informatie vastgelegd. Wanneer de grond wordt beschreven voor geologisch booronderzoek wordt deze vrijwel altijd formeel beschreven.

6.3.9.6 einddiepte graven
Type gegeven Attribuut van Boring
Definitie

De diepte tot waar het materiaal uit de ondergrond is weggegraven.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.0
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik 0 tot 30
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut traject weggegraven gelijk is aan ja.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.9.7 gesteente aangeboord
Type gegeven Attribuut van Boring
Definitie

De aanduiding die aangeeft of het gesteente is aangeboord en is bemonsterd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

Wanneer de ondergrond niet uit grond maar uit gesteente bestaat, worden in het onderzoek andere gegevens vastgelegd dan gewoonlijk het geval is.

In deze versie van de catalogus is het beschrijven van gesteente niet opgenomen.

6.3.9.8 boorprocedure
Type gegeven Attribuut van Boring
Definitie

De procedure die aangeeft onder welke afspraken het boren is uitgevoerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1..2
Domein
  Naam Boorprocedure
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

De procedure beschrijft de manier van werken, de passende hulpmiddelen en de eisen waaraan de uitvoering moet voldoen. Procedures zijn in het algemeen vastgelegd in een norm, protocol of richtlijn. Dat kan overigens een richtlijn zijn die de uitvoerder voor zichzelf gebruikt. Het gegeven is opgenomen omdat het inzicht biedt in de kwaliteit van het werk. Het gebruik van procedures varieert van vakgebied tot vakgebied.

Voor handboren en mechanisch boren bestaan aparte procedures.

6.3.9.9 einddiepte boren
Type gegeven Attribuut van Boring
Definitie

De diepte waarop het boren is geëindigd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.9.10 stopcriterium
Type gegeven Attribuut van Boring
Definitie

De reden waarom de uitvoerder van de boring met boren is opgehouden.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam StopcriteriumVeld
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het gegeven geeft aan of het beoogde einddoel is gehaald of dat het boren is gestopt omdat er bepaalde problemen waren. De aard van het eventuele probleem kan informatie geven over de opbouw van de ondergrond.

6.3.9.11 tijdelijke verbuizing aangebracht
Type gegeven Attribuut van Boring
Definitie

De aanduiding die aangeeft of tijdens het boren verbuizing in het boorgat is aangebracht.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut boortechniek van de entiteit Geboord interval in ten minste één van de geboorde intervallen gelijk is aan handDraaien, mechanischDraaienOnverbuisd, mechanischGrijpen, mechanischSpuitenOnverbuisd of mechanischSpuitenDraaien.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Bij bepaalde boortechnieken, de zgn. onverbuisde technieken, is tijdens het boren sprake van een geheel of gedeeltelijk open gat. Het kan nodig zijn het boren te onderbreken en tijdelijk verbuizing aan te brengen om het geboorde gat in stand te houden zodat men verder kan boren. De verbuizing kan van invloed zijn op de bemonstering en het tijdens het boren doen van metingen.

6.3.9.12 einddiepte tijdelijke verbuizing
Type gegeven Attribuut van Boring
Definitie

De diepte tot waar tijdelijke verbuizing is aangebracht.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik vanaf 0
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut tijdelijke verbuizing aangebracht gelijk is aan ja.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.9.13 spoeling gebruikt
Type gegeven Attribuut van Boring
Definitie

De aanduiding die aangeeft of tijdens het boren spoeling is gebruikt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut boortechniek van de entiteit Geboord interval in ten minste één van de geboorde intervallen gelijk is aan mechanischDraaienOnverbuisd, mechanischGrijpen, mechanischSpuitenOnverbuisd of mechanischSpuitenDraaien.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Bij bepaalde boortechnieken, de zgn. onverbuisde technieken, is tijdens het boren sprake van een geheel of gedeeltelijk open gat. Het kan nodig zijn tijdens het boren spoeling te gebruiken om in het gat voldoende tegendruk op te bouwen. In dat geval voegt men een bepaalde toeslag toe aan het werkwater om een vloeistof met voldoende massa samen te stellen.
In de toekomst zal spoeling mogelijk ook gebruikt gaan worden bij andere boortechnieken.

6.3.9.14 spoelingtoeslag
Type gegeven Attribuut van Boring
Definitie

De specificatie van het materiaal dat aan het werkwater is toegevoegd om de spoeling voldoende massa te geven.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Spoelingtoeslag
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut spoeling gebruikt gelijk is aan ja.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.9.15 grondwaterstand
Type gegeven Attribuut van Boring
Definitie

De diepte in het gat tot waar het grondwater na de uitvoering van de werkzaamheden reikt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik vanaf 0
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut lokaal verticaal referentiepunt van de entiteit Aangeleverde verticale positie gelijk is aan waterbodem.

Toelichting

Het is goede praktijk de grondwaterstand te bepalen, maar aan een eventueel ontbreken van het gegeven kan geen bijzondere betekenis worden gegeven.

Het gegeven wordt pas vastgelegd wanneer de uitvoerder van oordeel is dat de grondwaterstand zich weer hersteld heeft; de diepte moet beschouwd worden als indicatief.

6.3.9.16 bemonsteringsprocedure
Type gegeven Attribuut van Boring
Definitie

De procedure die aangeeft onder welke afspraken het bemonsteren is uitgevoerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Bemonsteringsprocedure
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

De procedure beschrijft de manier van werken, de passende hulpmiddelen en de eisen waaraan de uitvoering moet voldoen. Procedures zijn in het algemeen vastgelegd in een norm, protocol of richtlijn. Dat kan overigens een richtlijn zijn die de uitvoerder voor zichzelf gebruikt. Het gegeven is opgenomen omdat het inzicht biedt in de kwaliteit van het werk.

Het gebruik van procedures varieert van vakgebied tot vakgebied.

6.3.9.17 einddiepte bemonstering
Type gegeven Attribuut van Boring
Definitie

De diepte tot waar is bemonsterd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik vanaf 0
Regels

De waarde van het attribuut mag niet groter zijn dan de waarde van het attribuut einddiepte boren.

6.3.9.18 ondergrond verontreinigd
Type gegeven Attribuut van Boring
Definitie

De aanduiding die aangeeft of er tijdens het boren verontreiniging van de ondergrond is geconstateerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

Het gegeven geeft aan of de eigenschappen van de ondergrond onbedoeld door de mens veranderd zijn.

6.3.9.19 gat afgewerkt
Type gegeven Attribuut van Boring
Definitie

De aanduiding die aangeeft of het gat na afloop van de boor- en eventuele graafwerkzaamheden is afgewerkt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

De afwerking geeft inzicht in hoe de ondergrond is achtergelaten na afloop van de werkzaamheden in het veld.

6.3.9.20 uitvoerder boring
Type gegeven Attribuut van Boring
Definitie

Het KvK-nummer van de onderneming of de maatschappelijke activiteit van de rechtspersoon die voor de bronhouder geldt als verantwoordelijk voor de uitvoering van de boring en het eventueel leveren van monsters, of het equivalent daarvan in een handelsregister van een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland.

Juridische status Niet-authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Organisatie
Regels

De organisatie moet bekend zijn binnen de basisregistratie ondergrond als uitvoerder van booronderzoek.

Toelichting

Het gegeven wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder.

6.3.10 Weggegraven laag

Diagram Weggegraven laag

Type gegeven Entiteit
Definitie

Een deel van de weggegraven ondergrond dat summier als laag is beschreven.

Toelichting

Het gegeven is aanwezig wanneer in het onderzoek is vastgesteld dat het voldoende is het weggegraven deel van de ondergrond summier te beschrijven. Het weggegraven traject wordt in zijn geheel en als een opeenvolging van lagen beschreven en dat wil zeggen dat de lagen precies op elkaar aansluiten. De weggegraven lagen staan los van het boorprofiel.

6.3.10.1 bovengrens
Type gegeven Attribuut van Weggegraven laag
Definitie

De diepte van de bovenkant van de laag.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik 0 tot 30
Regels

De bovengrens van de bovenste weggegraven laag moet gelijk zijn aan 0.
De weggegraven lagen moeten precies op elkaar aansluiten.

6.3.10.2 ondergrens
Type gegeven Attribuut van Weggegraven laag
Definitie

De diepte van de onderkant van de laag.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik 0 tot 30
Regels

De ondergrens moet groter zijn dan de bovengrens van de weggegraven laag.
De ondergrens van de onderste weggegraven laag moet gelijk zijn aan de waarde van het attribuut einddiepte graven van de entiteit Boring.

6.3.10.3 weggegraven materiaal
Type gegeven Attribuut van Weggegraven laag
Definitie

De omschrijving van het materiaal waaruit de weggegraven laag bestaat.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam WeggegravenMateriaal
  Type Waardelijst uitbreidbaar

6.3.11 Geboord interval

Diagram Geboord interval

Type gegeven Entiteit
Definitie

Het diepte-interval dat met een bepaalde boortechniek en een bepaalde diameter is geboord.

Toelichting

Op een en dezelfde diepte kunnen verschillende boortechnieken gebruikt worden. Er kan bijvoorbeeld eerst mechanisch gedrukt worden waarbij monsters op diepte worden uitgestoken, waarna het interval wordt uitgeboord door mechanisch te draaien. Ook kan op een en dezelfde diepte een bepaalde boortechniek herhaaldelijk worden toegepast, waarbij de diameter steeds toeneemt. Als gevolg kunnen geboorde intervallen overlappen.

6.3.11.1 begindiepte
Type gegeven Attribuut van Geboord interval
Definitie

De diepte waarop begonnen is met een bepaalde boortechniek een gat met een bepaalde diameter te maken.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik vanaf 0
Toelichting

Normaliter is de begindiepte van het bovenste geboord interval gelijk aan 0. Wanneer materiaal is weggegraven en deze niet of summier is beschreven is de waarde groter dan 0.

6.3.11.2 einddiepte
Type gegeven Attribuut van Geboord interval
Definitie

De diepte waarop gestopt is met een bepaalde boortechniek een gat met een bepaalde diameter te maken.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik vanaf 0
Regels

De einddiepte moet groter zijn dan de begindiepte van het geboord interval.
De einddiepte van het onderste geboord interval moet gelijk zijn aan de waarde van het attribuut einddiepte boren van de entiteit Boring.

6.3.11.3 boortechniek
Type gegeven Attribuut van Geboord interval
Definitie

De techniek die gebruikt is om over een bepaald diepte-interval een gat met een bepaalde diameter in de ondergrond te maken.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Boortechniek
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Bij de classificatie van boortechnieken wordt gekeken naar de manier waarop het gebruikte apparaat de grond in is gedreven.

6.3.11.4 geboorde diameter
Type gegeven Attribuut van Geboord interval
Definitie

De diameter van het geboorde gat.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 4.0
  Eenheid mm (millimeter)
  Waardebereik 20 tot 3000
Toelichting

Het gaat om de diameter van het gat dat door boren is ontstaan. Het uiteindelijk gat kan groter zijn doordat de wand afbrokkelt of gedeeltelijk instort.

6.3.12 Bemonsterd interval

Diagram BemonsteringsapparaatBemonsterd interval

Type gegeven Entiteit
Definitie

Een diepte-interval dat volgens een bepaalde bemonsteringsmethode en afhankelijk van de methode met een bepaald apparaat is bemonsterd.

Toelichting

In het geval het bovenste deel van de ondergrond is weggegraven en in het onderzoek is vastgesteld dat het net zo beschreven moet worden als de monsters uit de geboorde intervallen, wordt het weggegraven deel als een bemonsterd interval beschreven.

6.3.12.1 begindiepte
Type gegeven Attribuut van Bemonsterd interval
Definitie

De diepte waarop het bemonsterde interval begint.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.12.2 einddiepte
Type gegeven Attribuut van Bemonsterd interval
Definitie

De diepte waarop het bemonsterde interval eindigt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik vanaf 0
Regels

De einddiepte moet groter zijn dan de begindiepte van het bemonsterd interval.
De einddiepte van het onderste bemonsterd interval mag niet groter zijn dan de waarde van het attribuut einddiepte boren van de entiteit Boring.

6.3.12.3 voorbehandeling
Type gegeven Attribuut van Bemonsterd interval
Definitie

De werkzaamheden die tijdens het boren zijn uitgevoerd om een bepaald diepte-interval te prepareren ten behoeve van de bemonstering.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Voorbehandeling
  Type Waardelijst uitbreidbaar
6.3.12.4 bemonsteringsmethode
Type gegeven Attribuut van Bemonsterd interval
Definitie

De manier waarop de monsters uit de ondergrond zijn genomen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Bemonsteringsmethode
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Bij de classificatie van bemonsteren wordt gekeken naar de manier waarop het materiaal uit de ondergrond naar boven is gehaald.

6.3.12.5 bemonsteringskwaliteit
Type gegeven Attribuut van Bemonsterd interval
Definitie

De aanduiding die aangeeft wat de beoogde monsterkwaliteit is geweest.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Bemonsteringskwaliteit
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Idealiter zou men de ondergrond altijd in-situ willen onderzoeken, maar in de praktijk onderzoekt men monsters uit de ondergrond en dat betekent dat er onvermijdelijk sprake is van een zekere mate van verstoring. De mate van verstoring wordt primair bepaald door de keuze van boortechniek, bemonsteringsmethode en bemonsteringsapparaat. Omdat ook de samenstelling van de grond van invloed is, kan het nodig blijken de keuze aan te passen als de grondsoort anders blijkt te zijn dan gedacht.
De bemonsteringskwaliteit geeft aan binnen welke grenzen de primaire mate van verstoring ligt. Er wordt in de norm NEN-EN-ISO 22475 een indeling in vijf klassen gehanteerd en voor iedere klasse is vastgelegd hoe de monsters behandeld moeten worden wanneer zij eenmaal boven de grond zijn gekomen. De laagste eisen gelden voor monsters waarvan de samenhang al volledig is verstoord wanneer ze boven de grond komen. In de dagelijkse spraak worden die monsters geroerde monsters genoemd. De vier andere klassen beschrijven de eisen die gelden voor het behandelen van ongeroerde monsters.
De reden het gegeven vast te leggen is dat niet alle in het veld genomen monsters altijd als onderdeel van het booronderzoek worden geanalyseerd.

6.3.12.6 georienteerd gestoken
Type gegeven Attribuut van Bemonsterd interval
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de oriëntatie van het monster is vastgelegd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut bemonsteringsmethode gelijk is aan opDiepteUitsteken.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Voor bepaalde vormen van boormonsteranalyse is het nodig de bemonstering zo uit te voeren dat de oriëntatie van de structuur van de ondergrond behouden blijft.

6.3.13 Bemonsteringsapparaat

Diagram Bemonsteringsapparaat

Type gegeven Entiteit
Definitie

De specificaties van het apparaat dat gebruikt is voor het steken of kernen.

Regels

De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut bemonsteringsmethode van de entiteit Bemonsterd interval gelijk is aan opDiepteKernen of opDiepteUitsteken.
De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Wanneer er geroerde monsters zijn genomen geeft de methode van bemonstering voldoende informatie over de kwaliteit van de monsters, maar wanneer de bemonstering erop gericht is ongeroerde monsters van relatief hoge kwaliteit te nemen, is het van belang ook de specificaties van het gebruikte apparaat vast te leggen.

6.3.13.1 apparaattype
Type gegeven Attribuut van Bemonsteringsapparaat
Definitie

Het apparaat dat gebruikt is voor het nemen van kernen en steekmonsters getypeerd naar de onderdelen die de kwaliteit van de bemonstering beïnvloeden.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Apparaattype
  Type Waardelijst uitbreidbaar
6.3.13.2 containerdiameter
Type gegeven Attribuut van Bemonsteringsapparaat
Definitie

De inwendige diameter van het deel van het apparaat waarin het monster wordt opgevangen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.0
  Eenheid mm (millimeter)
  Waardebereik 30 tot 410
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut apparaattype gelijk is aan guts.
Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.13.3 containerlengte
Type gegeven Attribuut van Bemonsteringsapparaat
Definitie

De lengte van het deel van het apparaat waarin het monster wordt opgevangen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik 0.05 tot 40
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut apparaattype gelijk is aan guts.
Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.13.4 doorgangsdiameter
Type gegeven Attribuut van Bemonsteringsapparaat
Definitie

De kleinste diameter van de doorgang voor het monster aan de onderzijde van het apparaat, bij volledig openstaande vanger.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.0
  Eenheid mm (millimeter)
  Waardebereik 20 tot 400
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut apparaattype gelijk is aan guts.
Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.13.5 kous gebruikt
Type gegeven Attribuut van Bemonsteringsapparaat
Definitie

De aanduiding die aangeeft of het deel van het apparaat waarin het monster wordt opgevangen van binnen bekleed is met een kous.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut apparaattype gelijk is aan guts.
Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.13.6 haakse steekmond
Type gegeven Attribuut van Bemonsteringsapparaat
Definitie

De aanduiding die aangeeft of het apparaat een haakse steekmond heeft.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut apparaattype gelijk is aan steekbus, steekbusDLDS of steekbusMetLiner.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.13.7 steekmondapex
Type gegeven Attribuut van Bemonsteringsapparaat
Definitie

De hoek die de snijrand maakt met de lengteas van het apparaat.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.0
  Eenheid ° (graden)
  Waardebereik 5 tot 45
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut haakse steekmond gelijk is aan nee.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.13.8 steekmonddiameter
Type gegeven Attribuut van Bemonsteringsapparaat
Definitie

De grootste uitwendige diameter van de steekmond.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.0
  Eenheid mm (millimeter)
  Waardebereik 50 tot 510
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut apparaattype gelijk is aan steekbus, steekbusDLDS of steekbusMetLiner.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.13.9 steunvloeistof gebruikt
Type gegeven Attribuut van Bemonsteringsapparaat
Definitie

De aanduiding die aangeeft of er in een core-barrel of steekbus een vloeistof is gebruikt om de bemonstering te vergemakkelijken.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut apparaattype gelijk is aan corebarrelSingleTube, corebarrelDoubleTube, corebarrelTripleTube of steekbus.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Een steunvloeistof verlaagt de wrijving in het apparaat tijdens bemonstering en zorgt voor horizontale stabiliteit na bemonstering. Wanneer het apparaat een Begemann-steekbus is, wordt altijd een steunvloeistof gebruikt. Bij andere typen steekapparaten is dat nooit het geval.

6.3.13.10 voorzien van vanger
Type gegeven Attribuut van Bemonsteringsapparaat
Definitie

De aanduiding die aangeeft of het apparaat voorzien is van een onderdeel dat moet voorkomen dat het monster uit het apparaat valt; het onderdeel wordt een monster- of een kernvanger genoemd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut apparaattype gelijk is aan guts.
Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.13.11 voorzien van zuiger
Type gegeven Attribuut van Bemonsteringsapparaat
Definitie

De aanduiding die aangeeft of het apparaat aan de bovenzijde voorzien is van een passieve zuiger.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut apparaattype gelijk is aan guts.
Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Een zuiger dient om de bemonstering te vergemakkelijken en helpt het monster in het apparaat te houden en beperkt het risico op verstoring. De zuiger staat tijdens monstername op een vaste positie.

6.3.14 Verontreinigd interval

Diagram Verontreinigd interval

Type gegeven Entiteit
Definitie

Een diepte-interval dat is verontreinigd.

Regels

De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut ondergrond verontreinigd van de entiteit Boring gelijk is aan ja.
De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

De verontreinigde intervallen mogen elkaar niet overlappen.

Toelichting

Het gegeven wordt vastgelegd omdat het in de boormonsteranalyse belangrijk is te weten op welke diepte de eigenschappen van de ondergrond onbedoeld door de mens veranderd zijn.

6.3.14.1 begindiepte
Type gegeven Attribuut van Verontreinigd interval
Definitie

De diepte vanaf waar de verontreiniging is geconstateerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.14.2 einddiepte
Type gegeven Attribuut van Verontreinigd interval
Definitie

De diepte tot waar de verontreiniging is geconstateerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik vanaf 0
Regels

De einddiepte moet groter zijn dan de begindiepte van het verontreinigd interval.
De einddiepte van het onderste verontreinigd interval mag niet groter zijn dan de waarde van het attribuut einddiepte boren van de entiteit Boring.

6.3.15 Afgewerkt interval

Diagram Afgewerkt interval

Type gegeven Entiteit
Definitie

Een diepte-interval dat na het boren op een bepaalde manier is afgewerkt.

Regels

De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut gat afgewerkt van de entiteit Boring gelijk is aan ja.
De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Het gegeven wordt vastgelegd omdat het belangrijk is te weten hoe de ondergrond is achtergelaten. Dat belang komt bijvoorbeeld naar voren wanneer zich ergens problemen voordoen die verband kunnen houden met eerdere ingrepen in de ondergrond.

6.3.15.1 begindiepte
Type gegeven Attribuut van Afgewerkt interval
Definitie

De diepte vanaf waar het gat op een bepaalde manier is afgewerkt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.15.2 einddiepte
Type gegeven Attribuut van Afgewerkt interval
Definitie

De diepte tot waar het gat op een bepaalde manier is afgewerkt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.15.3 permanente verbuizing aanwezig
Type gegeven Attribuut van Afgewerkt interval
Definitie

De aanduiding die aangeeft of er na het voltooien van de werkzaamheden buizen in de ondergrond zijn achtergelaten die de wand van het geboorde gat afsluiten.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

De wand van het geboorde gat kan over bepaalde trajecten worden verbuisd, maar er kunnen ook per ongeluk buizen in het gat zijn achtergebleven. Redenen om het gat verbuisd achter te laten zijn bijvoorbeeld voorkomen dat in de ondergrond al aanwezige verontreiniging zich kan verspreiden, of beschermen van het boorgat en de daarin aanwezige constructies tegen instorting of corrosie.

6.3.15.4 diameter permanente verbuizing
Type gegeven Attribuut van Afgewerkt interval
Definitie

De buitendiameter van de permanente verbuizing.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.0
  Eenheid mm (millimeter)
  Waardebereik 50 tot 1200
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut permanente verbuizing aanwezig gelijk is aan ja.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.15.5 materiaal permanente verbuizing
Type gegeven Attribuut van Afgewerkt interval
Definitie

Het materiaal waaruit de op de gegeven diepte achtergebleven buizen bestaan.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Buismateriaal
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut permanente verbuizing aanwezig gelijk is aan ja.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.15.6 aanvulmateriaal
Type gegeven Attribuut van Afgewerkt interval
Definitie

Het materiaal waarmee de ruimte die door het boren op een bepaalde diepte in de ondergrond is ontstaan geheel of gedeeltelijk is opgevuld.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Aanvulmateriaal
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het is goede praktijk het boorgat zo achter te laten dat de opbouw van de ondergrond voor wat betreft het waterkerend en waterdoorlatend vermogen zo goed mogelijk is hersteld. De materialen zijn in categorieën geplaatst die in dat aspect inzicht geven.

6.3.15.7 aanvulmateriaal gewassen
Type gegeven Attribuut van Afgewerkt interval
Definitie

De aanduiding die in het geval zand of grind gebruikt is als aanvulmateriaal aangeeft of de fijne grond is uitgespoeld.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut aanvulmateriaal gelijk is aan zand, zandGrof, zandMiddelgrof, zandMiddelgrofGrof, grind, grindZand, grindZandGrof of grindZandOngezeefd.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.15.8 aanvulmateriaal met certificaat
Type gegeven Attribuut van Afgewerkt interval
Definitie

De aanduiding die aangeeft of het aanvulmateriaal een productcertificaat heeft.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut aanvulmateriaal gelijk is aan geen, verwijderdMateriaal of wegverhardingsmateriaal.
Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

De huidige certificaten zijn de productcertificaten voor zand en grind voor drinkwaterproductie en voor filterzand voor milieukundig grondwateronderzoek.

6.3.16 Sliblaag

Diagram Sliblaag

Type gegeven Entiteit
Definitie

Het interval op de overgang tussen water en bodem waarin het materiaal uit een mengsel van water en grond bestaat dat te slap is om het grond te noemen.

Regels

De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut lokaal verticaal referentiepunt van de entiteit Aangeleverde verticale positie gelijk is aan maaiveld.

Toelichting

Bij boren op water is op sommige plaatsen niet direct duidelijk waar de waterbodem begint doordat water en ondergrond geleidelijk in elkaar overgaan.
Het overgangsbereik wordt de sliblaag genoemd. Het materiaal waaruit de sliblaag bestaat is zo slap dat het tussen de vingers doorloopt. Het materiaal wordt slib genoemd, maar opgemerkt wordt dat die term ook gebruikt wordt voor andere materialen, bijvoorbeeld voor het restproduct van baggerwerkzaamheden. De dikte van de sliblaag kan zelden nauwkeurig worden bepaald en datzelfde geldt voor het de positie van de waterbodem.
Het gegeven is aanwezig wanneer in het onderzoek gegevens over de sliblaag zijn vastgelegd.

6.3.16.1 dikte
Type gegeven Attribuut van Sliblaag
Definitie

De dikte van de sliblaag.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik 0 tot 20
6.3.16.2 kleur
Type gegeven Attribuut van Sliblaag
Definitie

De kleur van de sliblaag.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Kleur
  Type Waardelijst uitbreidbaar
6.3.16.3 methode positiebepaling bovenkant
Type gegeven Attribuut van Sliblaag
Definitie

De werkwijze die is gevolgd voor de bepaling van de bovenkant van de sliblaag.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam MethodePositiebepalingSliblaag
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

De dikte van de sliblaag wordt bepaald door de bovenkant en de onderkant van de laag ten opzichte van het wateroppervlak te bepalen.

In veel gevallen wordt voor de positiebepaling van de bovenkant een andere methode gebruikt dan voor de positiebepaling van de onderkant.

Het gegeven geeft inzicht in de nauwkeurigheid waarmee de dikte van de sliblaag is bepaald.

6.3.16.4 methode positiebepaling onderkant
Type gegeven Attribuut van Sliblaag
Definitie

De werkwijze die is gevolgd voor de bepaling van de onderkant van de sliblaag.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam MethodePositiebepalingSliblaag
  Type Waardelijst uitbreidbaar

6.3.17 Boormonsterbeschrijving

Diagram BoorprofielBoormonsterbeschrijving

Type gegeven Entiteit
Definitie

Het deel van het booronderzoek dat betrekking heeft op het beschrijven van de monsters en het verwerken van de resultaten tot een samenvattende beschrijving van de opbouw van de ondergrond.

6.3.17.1 rapportagedatum beschrijving
Type gegeven Attribuut van Boormonsterbeschrijving
Definitie

De datum waarop de uitvoerder van de beschrijving alle gegevens van de boormonsterbeschrijving aan de bronhouder heeft overgedragen, of in het geval van historische gegevens de datum waarop alle gegevens zijn vastgesteld.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Datum
  Waardebereik 1 januari 1877 tot heden
Toelichting

Hoewel historische gegevens nog buiten het bereik van deze versie van de catalogus vallen, is wel al met zekerheid vast te stellen dat de eerste datum waarop een onderzoek kan zijn afgerond in 1877 ligt.

6.3.17.2 beschrijfprocedure
Type gegeven Attribuut van Boormonsterbeschrijving
Definitie

De procedure die aangeeft onder welke afspraken de monsters zijn beschreven.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Beschrijfprocedure
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

De procedure beschrijft volgens welk stelsel van afspraken de monsters beschreven zijn en welke aspecten worden beschreven. Procedures zijn in het algemeen vastgelegd in een norm, protocol of richtlijn. Dat kan overigens een richtlijn zijn die de uitvoerder voor zichzelf gebruikt. Het gegeven is opgenomen omdat het inzicht biedt in de kwaliteit van het werk. Het gebruik van procedures varieert van vakgebied tot vakgebied en voor grond gelden andere afspraken dan voor gesteente.

6.3.17.3 hulpmiddel
Type gegeven Attribuut van Boormonsterbeschrijving
Definitie

Een extra hulpmiddel dat voor het beschrijven van de monsters is gebruikt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Hulpmiddel
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd of geologischStandaardOngeroerd.

Toelichting

Het gegeven wordt alleen vastgelegd wanneer er in aanvulling op de procedure extra hulpmiddelen zijn gebruikt. De hulpmiddelen worden gebruikt om eigenschappen van de zandfractie op een meer betrouwbare wijze te bepalen.

6.3.17.4 uitvoerder beschrijving
Type gegeven Attribuut van Boormonsterbeschrijving
Definitie

Het KvK-nummer van de onderneming of de maatschappelijke activiteit van de rechtspersoon die voor de bronhouder geldt als verantwoordelijk voor de uitvoering van de boormonsterbeschrijving, of het equivalent daarvan in een handelsregister van een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Organisatie
Regels

De organisatie moet bekend zijn binnen de basisregistratie ondergrond als uitvoerder van booronderzoek.

Toelichting

Het gegeven wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder.

6.3.18 Boorprofiel

Diagram Post-sedimentaire discontinuïteitNiet beschreven intervalLaagBoorprofiel

Type gegeven Entiteit
Definitie

De opbouw van de ondergrond beschreven in een mate van detail die past bij de kwaliteit van de monsters.

Toelichting

Het resultaat van de boormonsterbeschrijving omvat een of twee boorprofielen. Wanneer er twee profielen zijn, verschillen die onderling in kwaliteit en dat wil zeggen in de mate van detail waarin de ondergrond is beschreven. Boorprofielen kunnen elkaar gedeeltelijk overlappen en dat betekent dat er in het betreffende diepte-interval op twee verschillende manieren bemonsterd is en de respectieve monsters een andere beschrijfkwaliteit vergen. Overlap treedt alleen op in geboorde trajecten. Wanneer een bepaald traject zowel geboord als weggegraven is, worden de monsters die uit het weggraven traject zijn voortgekomen genegeerd.

6.3.18.1 beschrijfkwaliteit
Type gegeven Attribuut van Boorprofiel
Definitie

De aanduiding voor de mate van detail waarmee de opbouw van de ondergrond in het boorprofiel is beschreven.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Beschrijfkwaliteit
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het gegeven geeft de mate van detail van de beschrijving aan en of de monsters waarop de beschrijving is gebaseerd al dan niet van een hoge kwaliteit zijn. Voor wat betreft dat laatste is het criterium of de bemonstering tot doel heeft gehad om monsters uit de ondergrond naar boven te halen waarvan de gelaagdheid intact is gebleven op het moment van beschrijven, oftewel ongeroerde monstername.

6.3.18.2 continu bemonsterd
Type gegeven Attribuut van Boorprofiel
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de bemonstering tot doel heeft gehad het hele traject in de ondergrond met een bepaalde kwaliteit te bemonsteren, opdat het boorprofiel het dieptebereik volledig kan dekken.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

Het gegeven vormt voor booronderzoek dat onder kwaliteitsregime IMBRO valt, een brug tussen bemonstering en beschrijving. Wanneer de boring, eventueel inclusief het weggegraven traject, van maaiveld tot einddiepte is bemonsterd en de monsters voldoende in kwaliteit overeenstemmen, kan de ondergrond over het gehele traject worden beschreven als een aaneensluitende opeenvolging van lagen. Het is goede praktijk dat bij geroerde monsters het gehele traject is bemonsterd en beschreven. Door omstandigheden kan het voorkomen dat bepaalde intervallen niet beschreven worden. Bij continue bemonstering is het boorprofiel in dat geval een aaneensluitende opvolging van lagen en niet-beschreven intervallen.

6.3.18.3 beschrijflocatie
Type gegeven Attribuut van Boorprofiel
Definitie

De plek waar de beschrijving waarop het boorprofiel is gebaseerd is gemaakt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Beschrijflocatie
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het is bij mechanische boortechnieken gebruikelijk in het veld alleen de geroerde monsters te beschrijven en de ongeroerde monsters in het laboratorium. Beschrijven in het veld heeft als nadeel dat de omstandigheden niet ideaal zijn, bijvoorbeeld vanwege het weer, maar als voordeel dat de monsters veldvochtig zijn en niet verstoord door de handelingen die nodig zijn om de monsters in het laboratorium te krijgen. De nadelen van een beschrijving in het veld wegen zwaarder dan de voordelen wanneer een hoge kwaliteit monsters vereist is. Om die monsters zonder kwaliteitsverlies vanuit het veld aan het laboratorium over te dragen worden de procedures gevolgd die voor het vakgebied geotechniek zijn opgesteld. De procedures laten de uitvoerder vrij te besluiten alle monsters in het lab te beschrijven.

6.3.18.4 beschreven materiaal
Type gegeven Attribuut van Boorprofiel
Definitie

De omschrijving van het materiaal dat is beschreven in het profiel.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam BeschrevenMateriaal
  Type Waardelijst uitbreidbaar
6.3.18.5 monstervochtigheid
Type gegeven Attribuut van Boorprofiel
Definitie

De vochtigheidstoestand van het materiaal op het moment van beschrijven.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Monstervochtigheid
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het gegeven is bedoeld voor grondmonsters die in het laboratorium zijn beschreven, omdat die vocht kunnen hebben verloren.

6.3.18.6 gemiddeld hoogste grondwaterstand
Type gegeven Attribuut van Boorprofiel
Definitie

De gemiddeld hoogste grondwaterstand bepaald in het profiel.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik vanaf 0
Regels

De waarde van het attribuut mag niet groter zijn dan de waarde van het attribuut einddiepte boren van de entiteit Boring.

Toelichting

De diepte van het niveau wordt geschat op basis van aspecten als kleur, de aanwezigheid van ijzervlekken of concreties. De terreintoestand en het al dan niet aanwezig zijn van bepaalde planten kunnen bijdragen aan de bepaling. Het kan voorkomen dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand niet is waargenomen. Gewoonlijk betekent dit ook dat de hoogste grondwaterstand niet is bereikt maar in bijzondere gevallen, zoals wanneer de grond recent is opgebracht, kan het zijn dat de stand van het grondwater nog niet tot waarneembare veranderingen in de grond heeft geleid. Het kan ook voorkomen dat het interval waarin de gemiddeld hoogste grondwaterstand zich bevindt niet is beschreven of niet is bemonsterd. Wanneer het gegeven niet is waargenomen ontbreekt het gegeven.

6.3.18.7 gemiddeld laagste grondwaterstand
Type gegeven Attribuut van Boorprofiel
Definitie

De gemiddelde laagste grondwaterstand bepaald in het profiel.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik vanaf 0
Regels

De waarde van het attribuut mag niet kleiner zijn dan de waarde van het attribuut gemiddeld hoogste grondwaterstand.
De waarde van het attribuut mag niet groter zijn dan de waarde van het attribuut einddiepte boren van de entiteit Boring.

Toelichting

De diepte van het niveau wordt geschat op basis van aspecten als kleur, de aanwezigheid van ijzervlekken of concreties. De terreintoestand en het al dan niet aanwezig zijn van bepaalde planten kunnen bijdragen aan de bepaling. Het kan voorkomen dat de gemiddeld laagste grondwaterstand niet is waargenomen. Gewoonlijk betekent dit ook dat de laagste grondwaterstand niet is bereikt maar in bijzondere gevallen, zoals wanneer de grond recent is opgebracht, kan het zijn dat de stand van het grondwater nog niet tot waarneembare veranderingen in de grond heeft geleid. Het kan ook voorkomen dat het interval waarin de gemiddeld laagste grondwaterstand zich bevindt niet is beschreven of niet is bemonsterd. Wanneer het gegeven niet is waargenomen ontbreekt het gegeven.

6.3.19 Laag

Diagram GrondLaagjeLaagdeelArcheologisch bestanddeelLaag

Type gegeven Entiteit
Definitie

Een interval in het boorprofiel dat als een laag met een bepaalde inhoud beschreven is.

Regels

Exact één van de volgende gegevens moet aanwezig zijn: het attribuut bijzonder materiaal, de entiteit Laagdeel, de entiteit Laagje of de entiteit Grond.

Toelichting

De ondergrond wordt beschouwd als opgebouwd uit lagen en dat zijn homogene eenheden die zich vooral in horizontale richting uitstrekken en in verticale richting duidelijk begrensd zijn. Een laag bestaat in deze versie van de catalogus uit grond of uit bijzonder materiaal; lagen die uit gesteente bestaan vallen buiten het bereik.

Het criterium op basis waarvan een laag in een boorprofiel wordt begrensd varieert. In een boorprofiel dat het resultaat is van de beschrijving van geroerde monsters, vallen de grenzen samen met grenzen tussen monsters en is de laag een beschrijfeenheid. In een boorprofiel dat het resultaat is van de beschrijving van ongeroerde monsters, markeren de grenzen veranderingen in materiaal of structuur en is de laag een genetische eenheid, een eenheid die op een bepaalde manier is ontstaan. Lagen aan of nabij maaiveld, kunnen gevormd zijn door de mens, en heten dan antropogeen. Niet-antropogene lagen zijn gewoonlijk lagen waarvan het materiaal onder gelijke omstandigheden is afgezet. Een uitzondering daarop zijn lagen die gedefinieerd zijn op grond van structuur die na afzetting van het materiaal is ontstaan; die lagen heten post-sedimentair.

6.3.19.1 bovengrens
Type gegeven Attribuut van Laag
Definitie

De diepte van de bovenkant van de laag.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 4.3
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik vanaf 0
Regels

De lagen en niet-beschreven intervallen van een Boorprofiel moeten precies op elkaar aansluiten wanneer de waarde van het attribuut continu bemonsterd van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan ja.
De lagen en niet-beschreven intervallen van een Boorprofiel mogen elkaar niet overlappen wanneer de waarde van het attribuut continu bemonsterd van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan nee.

6.3.19.2 bepaling bovengrens
Type gegeven Attribuut van Laag
Definitie

De manier waarop de bovengrens van de laag is bepaald, met in het geval de grens op een in de monsters waargenomen verandering is gebaseerd een aanduiding van hoe scherp de grens is.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Grensbepaling
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Wanneer de bovengrens samenvalt met het maaiveld of de waterbodem, geldt die als waargenomen.

6.3.19.3 ondergrens
Type gegeven Attribuut van Laag
Definitie

De diepte van de onderkant van de laag.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 4.3
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik vanaf 0
Regels

De ondergrens moet groter zijn dan de bovengrens van de laag.
De ondergrens van de onderste laag mag niet groter zijn dan de waarde van het attribuut einddiepte bemonstering van de entiteit Boring.

6.3.19.4 bepaling ondergrens
Type gegeven Attribuut van Laag
Definitie

De manier waarop de ondergrens van de laag is bepaald, met in het geval de grens op een in de monsters waargenomen verandering is gebaseerd een aanduiding van hoe scherp de grens is.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Grensbepaling
  Type Waardelijst uitbreidbaar
6.3.19.5 antropogeen
Type gegeven Attribuut van Laag
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de laag bestaat uit materiaal dat door de mens is neergelegd of uit natuurlijke grond waarvan de samenhang door de mens volledig is verstoord.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

Het gegeven heeft betrekking op een waarneming en krijgt alleen de waarde ja, wanneer de beschrijver geconstateerd heeft dat de laag antropogeen is.

6.3.19.6 type ingreep
Type gegeven Attribuut van Laag
Definitie

De omschrijving van de wijze waarop een antropogene laag is ontstaan.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam TypeIngreep
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut antropogeen niet gelijk is aan ja.
Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardOngeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd en de waarde van het attribuut antropogeen gelijk is aan ja.
Het attribuut mag aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd of geologischUitgebreidGeroerd en de waarde van het attribuut antropogeen gelijk is aan ja.

Toelichting

Menselijk ingrijpen leidt tot veranderingen in de samenstelling en de eigenschappen van de ondergrond. Het is van belang het menselijk ingrijpen te typeren om ten minste een globaal beeld te geven van de aard van de verandering.
Bij het beschrijven van geroerde monsters, wordt het gegeven alleen vastgelegd wanneer de waarde bepaald kan worden. De uitvoerder beoordeelt zelf wanneer dat het geval is.

6.3.19.7 bijzonder materiaal
Type gegeven Attribuut van Laag
Definitie

De naam van het materiaal waaruit een laag waarvan de inhoud niet als grond of gesteente wordt beschouwd, bestaat.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam BijzonderMateriaal
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Een laag bestaat uit bijzonder materiaal wanneer meer dan de helft van het volume uit bijzonder materiaal bestaat. Dat materiaal kan zowel natuurlijk als antropogeen van aard zijn. Een laag die uit bijzonder materiaal bestaat wordt minder uitgebreid beschreven dan een laag die uit grond of gesteente bestaat.

6.3.19.8 post-sedimentair
Type gegeven Attribuut van Laag
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de laag die niet-antropogeen is een eenheid is die gedefinieerd is op grond van structuur die na afzetting van het materiaal is ontstaan.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer het attribuut bijzonder materiaal aanwezig is.
Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Na afzetting kan de laagopbouw van sedimenten veranderen door processen die op de grond inwerken. Het gegeven geeft aan of door het optreden van een dergelijk verandering een interval is ontstaan dat als een aparte laag wordt onderscheiden.

6.3.19.9 horizontcode
Type gegeven Attribuut van Laag
Definitie

De code van de horizont waarvan de laag deel uitmaakt volgens de Nederlandse bodemkundige classificatie.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Horizontcode
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer het attribuut bijzonder materiaal aanwezig is.

Toelichting

Een laag kan deel uitmaken van een bodemhorizont of daarmee samenvallen. Het gegeven wordt alleen vastgelegd wanneer dat in de context van het onderzoek relevant is.

6.3.19.10 beworteld
Type gegeven Attribuut van Laag
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de laag wortels of resten van wortels bevat.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer het attribuut bijzonder materiaal aanwezig is.
Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Het kan hier gaan om levende zowel als dode wortels.

6.3.19.11 menselijk spoor
Type gegeven Attribuut van Laag
Definitie

Een verstoring van de opbouw van de laag die herkend wordt als het gevolg van de aanwezigheid van de mens.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam MenselijkSpoor
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut antropogeen gelijk is aan ja.

Toelichting

Het gegeven geeft, in het geval de opbouw van een laag enigszins is verstoord door de aanwezigheid van de mens, wat de aard van de verstoring is. Het gaat om de verstoring van natuurlijke lagen, omdat het gegeven alleen in dat geval toegevoegde waarde heeft.

6.3.19.12 genetische typering
Type gegeven Attribuut van Laag
Definitie

De typering van de eenheid naar wording, voor zover dat voor een goed begrip relevant is.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam GenetischeTypering
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het gegeven wordt alleen vastgelegd wanneer een laag onder bepaalde omstandigheden is gevormd. Het kan gebruikers direct inzicht geven in de plaats van de eenheid in een geologisch model. Het gegeven heeft eerder een interpretatief dan een beschrijvend karakter, maar het niveau van interpretatie is zo globaal dat iedere beschrijver in het vakgebied geacht wordt over de noodzakelijke kennis te beschikken. Ook zijn deze gegevens het beste direct bij de beschrijving van boormonsters vast te leggen in plaats van achteraf op basis van alleen de boormonsterbeschrijving. Bij de standaard beschrijving wordt een kortere lijst gebruikt dan bij de uitgebreide beschrijving.

6.3.19.13 interne structuur intact
Type gegeven Attribuut van Laag
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de interne opbouw van de laag intact is.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer het attribuut bijzonder materiaal niet aanwezig is en de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardOngeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Het gegeven heeft alleen betekenis als het om natuurlijke lagen gaat. Het al dan niet intact zijn bepaalt of gegevens over de interne opbouw van een laag voorhanden zijn en dat soort gegevens geeft nadere informatie over het ontstaan van de laag.

6.3.19.14 gebioturbeerd
Type gegeven Attribuut van Laag
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de laag vergraven is door organismen die in het milieu van afzetting leefden.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut interne structuur intact gelijk is aan ja en de waarde van het attribuut post-sedimentair gelijk is aan nee.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Het gegeven kan gebruikers inzicht geven in de omstandigheden waaronder de laag is gevormd.

6.3.19.15 scheefstaand
Type gegeven Attribuut van Laag
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de laag scheef staat, terwijl die oorspronkelijk wel (sub-)horizontaal is afgezet.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut interne structuur intact gelijk is aan ja.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Lagen in de ondergrond liggen niet altijd horizontaal. Onder bepaalde omstandigheden worden lagen onder een hoek afgezet en na afzetting kunnen lagen zijn scheefgesteld doordat ze onder druk zijn komen te staan. Het gegeven moet in die context worden begrepen.

6.3.19.16 structuur
Type gegeven Attribuut van Laag
Definitie

De interne opbouw van een laag.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Structuur
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut interne structuur intact gelijk is aan ja.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Het gegeven geeft inzicht in de omstandigheden waaronder de laag is gevormd. In het geval van sedimentaire lagen wordt de interne opbouw bepaald door de processen die tot afzetting hebben geleid. In het geval van post-sedimentaire lagen zijn processen die vanaf het aardoppervlak op de grond inwerken bepalend.

6.3.19.17 verticale trend
Type gegeven Attribuut van Laag
Definitie

Een in de laag waarneembare geleidelijke verticale verandering in de grootte van de korrels en daarmee vergelijkbare elementen of de samenstelling van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam VerticaleTrend
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut interne structuur intact gelijk is aan ja en de waarde van het attribuut post-sedimentair gelijk is aan nee.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Het gegeven geeft inzicht in de omstandigheden waaronder de laag is gevormd.

6.3.20 Archeologisch bestanddeel

Diagram Archeologisch bestanddeel

Type gegeven Entiteit
Definitie

Een deel van de grond dat dat niet tot de bijzondere bestanddelen wordt gerekend en herkend wordt als de rest van een door de mens gemaakt voorwerp of als een spoor van menselijke activiteit.

Toelichting

De procedure schrijft voor dat de beschrijver onderscheid probeert te maken tussen antropogene bestanddelen die wel en antropogene bestanddelen die geen betekenis hebben vanuit een archeologisch perspectief. Wanneer ongeroerde monsters archeologisch interessante bestanddelen bevatten kan dat gebruikt als criterium voor het bepalen van laaggrenzen. Omdat een precieze duiding van wat archeologische betekenis heeft niet binnen de expertise van geologische beschrijvers valt, zijn de gegevens niet authentiek.

6.3.20.1 soort bestanddeel
Type gegeven Attribuut van Archeologisch bestanddeel
Definitie

Een categorie van bestanddelen die vanuit archeologisch oogpunt interessant is.

Juridische status Niet-authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam SoortArcheologischBestanddeel
  Type Waardelijst uitbreidbaar
6.3.20.2 percentageklasse
Type gegeven Attribuut van Archeologisch bestanddeel
Definitie

Het procentuele aandeel in het volume, uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Niet-authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam VolumePercentageklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar

6.3.21 Laagdeel

Diagram GrondLaagdeel

Type gegeven Entiteit
Definitie

Van een laag die niet uit lagen bestaat die in grondsoort verschillen, maar uit anders, meer grillig, gevormde delen die in grondsoort verschillen, een deel dat uit dezelfde grondsoort bestaat.

Regels

De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut structuur van de entiteit Laag gelijk is aan onregelmatigVervormd.
De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Sommige lagen worden door syn- of post-sedimentaire processen dermate verstoord dat ze niet goed als laag of lagen beschreven kunnen worden. Voorbeelden zijn sterk gekryoturbeerde of doorgraven intervallen waarin twee of meer soorten grond een grillige samenhang vertonen. Ook zeer grillige inspoelingslagen kunnen op deze wijze in twee of meer laagdelen beschreven worden.

6.3.21.1 laagaandeel
Type gegeven Attribuut van Laagdeel
Definitie

Het aandeel in het volume van de laag.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.0
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
Regels

De som van de laagaandelen moet gelijk zijn aan 100.

Toelichting

Het aandeel wordt geschat.

6.3.22 Laagje

Diagram GrondLaagje

Type gegeven Entiteit
Definitie

Van een laag die een min of meer regelmatige afwisseling van grondsoorten omvat, het deel dat uit laagjes van dezelfde grondsoort bestaat.

Regels

De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut structuur van de entiteit Laag gelijk is aan heterogeenGelaagd.
De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Wanneer een laag is beschreven als een afwisseling van laagjes die in grondsoort van elkaar verschillen, geeft dat aan dat de laag is gevormd in een milieu van afzetting waarin de omstandigheden met regelmaat veranderen, zoals in een getijdegebied.

6.3.22.1 laagaandeel
Type gegeven Attribuut van Laagje
Definitie

Het aandeel in het volume van de laag.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.0
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
Regels

De som van de laagaandelen moet gelijk zijn aan 100.

Toelichting

Het aandeel wordt geschat.

6.3.22.2 laagdikteklasse
Type gegeven Attribuut van Laagje
Definitie

De voor het laagje kenmerkende dikte, uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Laagdikteklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
6.3.22.3 genetische typering
Type gegeven Attribuut van Laagje
Definitie

De typering van de eenheid naar wording, voor zover dat voor een goed begrip relevant is.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam GenetischeTypering
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het gegeven wordt alleen vastgelegd wanneer een laag onder bepaalde omstandigheden is gevormd. Het kan gebruikers direct inzicht geven in de plaats van de eenheid in een geologisch model. Het gegeven heeft eerder een interpretatief dan een beschrijvend karakter, maar het niveau van interpretatie is zo globaal dat iedere beschrijver in het vakgebied geacht wordt over de noodzakelijke kennis te beschikken. Ook zijn deze gegevens het beste direct bij de beschrijving van boormonsters vast te leggen in plaats van achteraf op basis van alleen de boormonsterbeschrijving.

6.3.23 Grond

Diagram Dierlijk fossielSedimentlensInsluitselVlekMunsellkleurFractieverdelingVeenfractieSchelpenfractieZandfractieGrindfractieBrokjeAfwijkend laagjeBijzonder bestanddeelGrond

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens over de grond waar de eenheid uit bestaat.

6.3.23.1 geologische grondsoort
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

De naam van de grondsoort vanuit geologisch perspectief

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam GeologischeGrondsoort
  Type Waardelijst uitbreidbaar
  Identificerend gegeven Waarde
Toelichting

Voor de geoloog staat bij het benoemen van de grondsoort de samenstelling van het materiaal centraal. De gebruikte classificatie is een in de Standaard Boor Beschrijvingsmethode SBB 6.0 beschreven uitbreiding van de driehoeksystematiek die de basis vormt van de tot 2019 algemeen gebruikte norm NEN 5104.

6.3.23.2 geotechnische grondsoort
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

De naam van de grondsoort vanuit geotechnisch perspectief.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam GeotechnischeGrondsoort
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

De namen van de grondsoorten zijn conform NEN-EN-ISO 14688-1. Het gegeven wordt vastgelegd om de gegevens beter bruikbaar te maken voor toepassing in de geotechniek. Voor de geotechnicus staat bij het benoemen van de grondsoort niet de samenstelling, maar het gedrag centraal.

6.3.23.3 grindgehalteklasse
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

Het gehalte aan grind uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Grindgehalteklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de geologische grondsoort een waarde uit de categorie schelprijke grond, organische grond, grindarme minerale grond of bijzondere grond is.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Het gehalte aan grind wordt altijd geschat. Het gegeven wordt apart vastgelegd wanneer het gehalte minder is dan 30 % (grindarme grond). Daarboven bepaalt het gehalte de naam van de grondsoort.

6.3.23.4 glimmergehalteklasse
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

Het gehalte aan glimmer uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Glimmergehalteklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
6.3.23.5 organischestofgehalteklasse
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

Het gehalte aan organische stof uitgedrukt in een klasse volgens NEN-EN-ISO 14688-1.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Organischestofgehalteklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de geologische grondsoort een waarde uit de categorie organische grond is.
Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Het aandeel organische stof wordt volgens NEN-EN-ISO 14688-1 bepaald op basis van waarneembare en voelbare eigenschappen. De organischestofgehalteklasse wordt niet bepaald als de grond is geclassificeerd als organische grond en de primaire fractie uit veen, humus, detritus, bruinkool of gyttja bestaat.

6.3.23.6 organischestofgehalteklasse NEN5104
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

Het gehalte aan organische stof volgens NEN 5104 uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam OrganischestofgehalteklasseNEN5104
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de geologische grondsoort een waarde uit de categorie organische grond is.
Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

In de NEN 5104 classificatie wordt het gehalte aan organische stof altijd geschat. Het gegeven wordt apart vastgelegd wanneer het gehalte onder een bepaald percentage ligt. Daarboven bepaalt het gehalte de naam van de grondsoort.

6.3.23.7 schelpmateriaalgehalteklasse
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

Het deel van het volume van de grond dat uit schelpmateriaal bestaat, uitgedrukt in een percentageklasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam VolumePercentageklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de geologische grondsoort een waarde uit de categorie schelprijke grond is.
Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Het gegeven wordt niet vastgelegd wanneer de naam van de grondsoort al duidelijk maakt dat de grond schelpmateriaal bevat.

6.3.23.8 zeer grove fractie gehalteklasse
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

Het deel van de massa van de grond dat bestaat uit korrels die groter zijn dan 63 millimeter, uitgedrukt in een percentageklasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam ZeerGroveFractieGehalteklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de geologische grondsoort een waarde uit de categorie zeer grove grond is.
Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Het gegeven wordt niet vastgelegd wanneer de naam van de grondsoort al duidelijk maakt dat de grond zeer grof materiaal bevat.

6.3.23.9 glauconietgehalteklasse
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

Het deel van het volume van de grond dat uit glauconiet bestaat, uitgedrukt in een percentageklasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam VolumePercentageklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
6.3.23.10 kalkgehalteklasse
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

Het gehalte aan koolzure kalk uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Kalkgehalteklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het kalkgehalte wordt geschat naar de mate van opbruisen met verdund zoutzuur (10 % HCl). Het gegeven wordt altijd vastgelegd, ook wanneer de grond uit schelpmateriaal of kalk bestaat.

6.3.23.11 kleur
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

De kleur van de grond.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Kleur
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het bepalen van kleur kent een zekere mate van subjectiviteit wanneer dat gebeurt zonder gebruik te maken van hulpmiddelen en dat is het geval bij de standaardmanier van beschrijven. Bij de uitgebreide manier wordt gebruikt gemaakt van een kleurenkaart. Om de namen van kleuren een meer objectieve basis te geven, is de vertaling naar de codes van de Munsell kleurenkaarten voor grond en gesteente opgenomen in de waardelijst (Munsell Soil Color Chart en Munsell Rock Color Chart).

6.3.23.12 gevlekt
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de grond vlekken vertoont.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardOngeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Het voorkomen van vlekken is een aanwijzing voor verandering van de chemische samenstelling van de grond na afzetting van het sediment.

6.3.23.13 consistentie fijne grond
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

De stijfheid van fijne grond uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam ConsistentieFijneGrond
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardOngeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd en de waarde van het attribuut geologische grondsoort gelijk is aan zwakSiltigeKlei, matigSiltigeKlei, sterkSiltigeKlei, uiterstSiltigeKlei, zwakZandigeKlei, matigZandigeKlei, sterkZandigeKlei, zwakZandigeLeem of sterkZandigeLeem.
Het attribuut mag aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd of geologischUitgebreidGeroerd en de waarde van het attribuut geologische grondsoort gelijk is aan zwakSiltigeKlei, matigSiltigeKlei, sterkSiltigeKlei, uiterstSiltigeKlei, zwakZandigeKlei, matigZandigeKlei, sterkZandigeKlei, zwakZandigeLeem of sterkZandigeLeem.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut geologische grondsoort niet gelijk is aan zwakSiltigeKlei, matigSiltigeKlei, sterkSiltigeKlei, uiterstSiltigeKlei, zwakZandigeKlei, matigZandigeKlei, sterkZandigeKlei, zwakZandigeLeem of sterkZandigeLeem.

Toelichting

Bij het beschrijven van geroerde monsters, wordt het gegeven alleen vastgelegd wanneer de waarde bepaald kan worden. De uitvoerder beoordeelt zelf wanneer dat het geval is.

6.3.23.14 consistentie organische grond
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

De stijfheid van organische grond uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam ConsistentieOrganischeGrond
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardOngeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd en de geologische grondsoort een waarde uit de categorie organische grond is.
Het attribuut mag aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd of geologischUitgebreidGeroerd en de geologische grondsoort een waarde uit de categorie organische grond is.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de geologische grondsoort een waarde uit de categorie zeer grove grond, grindrijke minerale grond, schelprijke grond, grindarme minerale grond of bijzondere grond is.

Toelichting

Bruinkool heeft altijd de waarde vast. Bij het beschrijven van geroerde monsters, wordt het gegeven alleen vastgelegd wanneer de waarde bepaald kan worden. De uitvoerder beoordeelt zelf wanneer dat het geval is.

6.3.23.15 sedimentair fenomeen
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

Een verschijnsel dat specifieke informatie geeft over de omstandigheden waaronder de laag is gevormd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam SedimentairFenomeen
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd of geologischUitgebreidGeroerd.

Toelichting

Het gegeven wordt alleen vastgelegd bij de beschrijving van ongeroerde monsters.

6.3.23.16 textuur organische grond
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

De mate van vezeligheid van organische grond uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam TextuurOrganischeGrond
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut geologische grondsoort niet gelijk is aan mineraalarmVeen, zwakKleiigVeen, sterkKleiigVeen, zwakZandigVeen, sterkZandigVeen, mineraalarmeDetritus, zwakKleiigeDetritus, sterkKleiigeDetritus, zwakZandigeDetritus of sterkZandigeDetritus.

Toelichting

De textuur wordt bepaald voor organische gronden, met uitzondering van bruinkool en gyttja. Bruinkool bestaat uit een vast mengsel van vezels en amorfe massa en gyttja is per definitie amorf.
Bij het beschrijven van organische gronden, wordt het gegeven alleen vastgelegd wanneer de waarde bepaald kan worden. De uitvoerder beoordeelt zelf wanneer dat het geval is.

6.3.24 Bijzonder bestanddeel

Diagram Bijzonder bestanddeel

Type gegeven Entiteit
Definitie

Een deel van de grond dat uit materiaal bestaat dat van nature niet of niet algemeen voorkomt, of dat een verbijzondering is van een algemeen voorkomend bestanddeel van grond.

6.3.24.1 soort bestanddeel
Type gegeven Attribuut van Bijzonder bestanddeel
Definitie

De naam van het bijzondere bestanddeel.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam SoortBijzonderBestanddeel
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Bij de standaard beschrijving wordt een kortere lijst gebruikt dan bij de uitgebreide beschrijving.

6.3.24.2 percentageklasse
Type gegeven Attribuut van Bijzonder bestanddeel
Definitie

Het procentuele aandeel in het volume, uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam VolumePercentageklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar

6.3.25 Afwijkend laagje

Diagram Afwijkend laagje

Type gegeven Entiteit
Definitie

Van een laag die in hoofdzaak uit een bepaalde grondsoort bestaat maar waarin een of meer laagjes van een ander natuurlijk materiaal voorkomen, een deel dat uit laagjes van een ander materiaal en met een bepaalde dikte bestaat.

Regels

De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd of geologischUitgebreidGeroerd.

Toelichting

Het gegeven wordt alleen vastgelegd bij de beschrijving van ongeroerde monsters. Een afwijkend laagje verschilt altijd qua grondsoort van de laag. Afwijkende laagjes verschillen onderling in grondsoort, in laagdikte of in beide.

6.3.25.1 soort grond
Type gegeven Attribuut van Afwijkend laagje
Definitie

Het soort grond waaruit de eenheid bestaat, grof getypeerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam SoortGrond
  Type Waardelijst uitbreidbaar
6.3.25.2 soort gesteente
Type gegeven Attribuut van Afwijkend laagje
Definitie

Het soort gesteente waaruit de eenheid bestaat, grof getypeerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam SoortGesteente
  Type Waardelijst uitbreidbaar
6.3.25.3 laagaandeel
Type gegeven Attribuut van Afwijkend laagje
Definitie

Het aandeel in het volume van de laag.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.0
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
Toelichting

Het aandeel wordt geschat.

6.3.25.4 laagdikteklasse
Type gegeven Attribuut van Afwijkend laagje
Definitie

De voor het laagje kenmerkende dikte, uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Laagdikteklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
6.3.25.5 kleur
Type gegeven Attribuut van Afwijkend laagje
Definitie

De kleur van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Kleur
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

De kleur wordt vastgelegd wanneer het een onderscheidend kenmerk is.

6.3.25.6 genetische typering
Type gegeven Attribuut van Afwijkend laagje
Definitie

De typering van de eenheid naar wording, voor zover dat voor een goed begrip relevant is.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam GenetischeTypering
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het gegeven wordt alleen vastgelegd wanneer een laag onder bepaalde omstandigheden is gevormd. Het kan gebruikers direct inzicht geven in de plaats van de eenheid in een geologisch model. Het gegeven heeft eerder een interpretatief dan een beschrijvend karakter, maar het niveau van interpretatie is zo globaal dat iedere beschrijver in het vakgebied geacht wordt over de noodzakelijke kennis te beschikken. Ook zijn deze gegevens het beste direct bij de beschrijving van boormonsters vast te leggen in plaats van achteraf op basis van alleen de boormonsterbeschrijving.

6.3.26 Brokje

Diagram Brokje

Type gegeven Entiteit
Definitie

Een voorkomen in grond van brokjes van een afwijkende grondsoort.

Toelichting

Hoe het voorkomen van brokjes van afwijkende grondsoorten moet worden geïnterpreteerd hangt af van de kwaliteit van de beschreven monsters. Wanneer het om ongeroerde monsters gaat, mag men ervan uitgaan dat het een in-situ eigenschap van de grond is en dat de brokjes als zodanig getransporteerd en afgezet zijn. In geroerde monsters zal het voorkomen van brokjes eerder de expressie zijn van vermenging van lagen die in samenstelling van de grond verschillen.

6.3.26.1 soort grond
Type gegeven Attribuut van Brokje
Definitie

Het soort grond waaruit de eenheid bestaat, grof getypeerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam SoortGrond
  Type Waardelijst uitbreidbaar
6.3.26.2 lengteklasse
Type gegeven Attribuut van Brokje
Definitie

De lengte van een brokje uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam LengteklasseBrokje
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardOngeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

In geroerde monsters zijn de afmetingen van brokjes van geen betekenis, in ongeroerde monsters kunnen zij voor de expert van betekenis zijn bij het bepalen van de omstandigheden waaronder de laag is gevormd.

6.3.26.3 percentageklasse
Type gegeven Attribuut van Brokje
Definitie

Het procentuele aandeel in het volume, uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam VolumePercentageklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar

6.3.27 Grindfractie

Diagram GrindbestanddeelGrindfractie

Type gegeven Entiteit
Definitie

Het deel van de grond dat uit grind bestaat.

Regels

De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut geologische grondsoort van de entiteit Grond gelijk is aan keienMetGrind, keitjesMetGrind, siltigGrind, zwakZandigGrind, matigZandigGrind, sterkZandigGrind of uiterstZandigGrind.
De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut grindgehalteklasse van de entiteit Grond gelijk is aan zwakgrindig, matigGrindig of sterkGrindig.
De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.27.1 grindmediaanklasse
Type gegeven Attribuut van Grindfractie
Definitie

De mediane korrelgrootte van de grindfractie uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Grindmediaanklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
6.3.27.2 hoekigheid
Type gegeven Attribuut van Grindfractie
Definitie

De hoekigheid van de gemiddelde korrel uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Hoekigheid
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

De indeling is naar Powers, 1953 en Hillen & Kruse, 1981. Het gegeven geeft inzicht in het afzettingsmilieu en de herkomst van het materiaal.

6.3.27.3 fijn grind gehalteklasse
Type gegeven Attribuut van Grindfractie
Definitie

Het aandeel fijn grind in de massa van de grindfractie uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam MassaPercentageklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
6.3.27.4 matig grof grind gehalteklasse
Type gegeven Attribuut van Grindfractie
Definitie

Het aandeel matig grof grind in de massa van de grindfractie uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam MassaPercentageklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
6.3.27.5 zeer grof grind gehalteklasse
Type gegeven Attribuut van Grindfractie
Definitie

Het aandeel zeer grof grind in de massa van de grindfractie uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam MassaPercentageklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
6.3.27.6 windkanters aanwezig
Type gegeven Attribuut van Grindfractie
Definitie

De aanduiding die aangeeft of windkanters voorkomen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

Windkanters zijn grinden die gedurende lange tijd zijn blootgesteld aan winderosie en daardoor een zeer herkenbare hoekige vorm hebben gekregen. Dit is onafhankelijk van het soort grind, en indicatief voor koude klimatologische omstandigheden. Vaak zijn windkanters gepatineerd.

6.3.27.7 sfericiteit
Type gegeven Attribuut van Grindfractie
Definitie

De mate van bolrondheid van de gemiddelde korrel ingedeeld op grond van de verhouding tussen de drie dimensies.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Sfericiteit
  Type Waardelijst uitbreidbaar
6.3.27.8 bontheid
Type gegeven Attribuut van Grindfractie
Definitie

Het aandeel kleurige korrels uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Bontheid
  Type Waardelijst uitbreidbaar
6.3.27.9 geschatte mediaan
Type gegeven Attribuut van Grindfractie
Definitie

De geschatte mediane korrelgrootte.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.0
  Eenheid mm (millimeter)
  Waardebereik 2 tot 63
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.27.10 grindherkomst
Type gegeven Attribuut van Grindfractie
Definitie

De omschrijving van het systeem dat het grind heeft aangevoerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Grindherkomst
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.28 Grindbestanddeel

Diagram Grindbestanddeel

Type gegeven Entiteit
Definitie

Een deel van het grind dat uit korrels van een bepaalde categorie bestaat.

6.3.28.1 soort grind
Type gegeven Attribuut van Grindbestanddeel
Definitie

De op basis van gesteente of mineraal onderscheiden categorie grindkorrels.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam SoortGrind
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

De samenstelling van de grindfractie wordt bij uitgebreide beschrijvingen in detail beschreven. Bij standaardbeschrijvingen wordt gewoonlijk een kortere lijst gebruikt en worden bepaalde categorieën niet onderverdeeld. Het staat de uitvoerder echter vrij bij standaardbeschrijvingen dezelfde lijst te gebruiken als bij uitgebreide beschrijvingen.

6.3.28.2 fractieaandeel
Type gegeven Attribuut van Grindbestanddeel
Definitie

Het aandeel in het volume van de fractie.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam MassaPercentageklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar

6.3.29 Zandfractie

Diagram ZandbestanddeelZandfractie

Type gegeven Entiteit
Definitie

Het deel van de grond dat uit zand bestaat.

Regels

De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut geologische grondsoort van de entiteit Grond gelijk is aan keienMetZand, keitjesMetZand, zand, kleiigZand, zwakSiltigZand, matigSiltigZand, sterkSiltigZand of uiterstSiltigZand.
De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.29.1 donkere mineralen gehalteklasse
Type gegeven Attribuut van Zandfractie
Definitie

Het gehalte aan donkere mineralen uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam VolumePercentageklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
6.3.29.2 hoekigheid
Type gegeven Attribuut van Zandfractie
Definitie

De hoekigheid van de gemiddelde korrel uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Hoekigheid
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

De indeling is naar Powers, 1953 en Hillen & Kruse, 1981. Het gegeven geeft inzicht in het afzettingsmilieu en de herkomst van het materiaal.

6.3.29.3 zandmediaanklasse
Type gegeven Attribuut van Zandfractie
Definitie

De mediane korrelgrootte van de zandfractie uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Zandmediaanklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
6.3.29.4 zandspreiding
Type gegeven Attribuut van Zandfractie
Definitie

De mate van variatie in de grootte van de zandkorrels uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Zandspreiding
  Type Waardelijst uitbreidbaar
6.3.29.5 bontheid
Type gegeven Attribuut van Zandfractie
Definitie

Het aandeel kleurige korrels uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Bontheid
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd of geologischStandaardOngeroerd.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.29.6 gehalteklasse afwijkend grof
Type gegeven Attribuut van Zandfractie
Definitie

Het deel van het volume dat bestaat uit korrels die groter zijn dan 1 millimeter, uitgedrukt in een percentageklasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam VolumePercentageklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardOngeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

In de zandfractie kunnen korrels voorkomen die veel grover zijn dan de rest. Wanneer die grove korrels minder dan 30 procent van de zandfractie uitmaken, wordt het gehalte hier gegeven; de grove korrels liggen dan verspreid in een matrix van veel fijnere korrels. Wanneer de grove korrels meer dan 30 procent van de zandfractie uitmaken, wordt dat door het gegeven zandspreiding gedekt en krijgt het de waarde tweetoppig.

6.3.29.7 geschatte mediaan
Type gegeven Attribuut van Zandfractie
Definitie

De geschatte mediane korrelgrootte.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 4.0
  Eenheid µm (micrometer)
  Waardebereik 63 tot 2000
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.30 Zandbestanddeel

Diagram Zandbestanddeel

Type gegeven Entiteit
Definitie

Een deel van het zand dat uit korrels van een bepaalde categorie bestaat.

Regels

De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd.
De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.30.1 korrelkleur
Type gegeven Attribuut van Zandbestanddeel
Definitie

De op basis van kleur onderscheiden categorie zandkorrels.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Korrelkleur
  Type Waardelijst uitbreidbaar
6.3.30.2 percentageklasse
Type gegeven Attribuut van Zandbestanddeel
Definitie

Het procentuele aandeel in het volume, uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam VolumePercentageklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar

6.3.31 Schelpenfractie

Diagram SchelpenbestanddeelSchelpenfractie

Type gegeven Entiteit
Definitie

Het deel van de grond dat uit schelpmateriaal bestaat.

Regels

De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de geologische grondsoort een waarde uit de categorie schelprijke grond is.
De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut schelpmateriaalgehalteklasse van de entiteit Grond is gelijk aan spoorTot1, weinig1tot10 of veel10tot30.
De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.31.1 gehalteklasse fragmenten
Type gegeven Attribuut van Schelpenfractie
Definitie

Het deel van het volume van het schelpmateriaal dat uit fragmenten bestaat.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam VolumePercentageklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Fragmenten zijn stukjes schelp die groter zijn dan 2 millimeter.

6.3.31.2 gehalteklasse gruis
Type gegeven Attribuut van Schelpenfractie
Definitie

Het deel van het volume van het schelpmateriaal dat uit gruis bestaat.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam VolumePercentageklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Gruis zijn stukjes schelp die kleiner zijn dan 2 millimeter.

6.3.31.3 gehalteklasse heel
Type gegeven Attribuut van Schelpenfractie
Definitie

Het deel van het volume van het schelpmateriaal dat uit hele schelpen bestaat.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam VolumePercentageklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
6.3.31.4 doubletten
Type gegeven Attribuut van Schelpenfractie
Definitie

De aanduiding die aangeeft of er tweekleppige schelpen voorkomen die nog een geheel vormen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardOngeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Doubletten, tweekleppige schelpen waarvan de twee helften nog aan elkaar zitten, vallen bij transport snel uiteen. De aanwezigheid van doubletten is daarom een indicatie voor beperkte verplaatsing van de schelpresten.

6.3.31.5 gehalteklasse dikwandig
Type gegeven Attribuut van Schelpenfractie
Definitie

Het gehalte aan schelpen met een dikke wand uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam VolumePercentageklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Schelpen of schelpfragmenten kunnen dikwandig (2 millimeter of dikker) of dunwandig (dunner dan 1 millimeter) zijn. Het gegeven geeft informatie over de omstandigheden waaronder het sediment is gevormd.

6.3.31.6 gehalteklasse dunwandig
Type gegeven Attribuut van Schelpenfractie
Definitie

Het gehalte aan schelpen met een dunne wand uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam VolumePercentageklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Schelpen of schelpfragmenten kunnen dikwandig (2 millimeter of dikker) of dunwandig (dunner dan 1 millimeter) zijn. Het gegeven geeft informatie over de omstandigheden waaronder het sediment is gevormd.

6.3.31.7 in-situ
Type gegeven Attribuut van Schelpenfractie
Definitie

De aanduiding die aangeeft of er schelpen voorkomen in levenspositie.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischUitgebreidOngeroerd.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Het gegeven geeft nadere informatie over de omstandigheden waaronder de laag is gevormd.

6.3.31.8 mate van verwering
Type gegeven Attribuut van Schelpenfractie
Definitie

De mate van chemische verwering uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam MateVerwering
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.32 Schelpenbestanddeel

Diagram Schelpenbestanddeel

Type gegeven Entiteit
Definitie

Een deel van het schelpmateriaal dat herkend wordt als bestaand uit de resten van een bepaalde categorie schelpen.

Toelichting

De samenstelling van de schelpenfractie wordt beschreven door de tien meest karakteristieke taxa te benoemen en per taxon het procentuele aandeel in dat geheel, de associatie, vast te leggen. Het ontbreken van het gegeven betekent dat het materiaal zo sterk is gefragmenteerd dat determinatie niet mogelijk is.

6.3.32.1 soort schelp
Type gegeven Attribuut van Schelpenbestanddeel
Definitie

De taxonomische naam van de categorie schelpen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam SoortSchelp
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

De categorie kan betrekking hebben op een soort of subsoort, maar ook op een geslacht of een hiërarchisch hogere taxonomische eenheid.
Bij de standaard beschrijving wordt een veel kortere lijst gebruikt dan bij de uitgebreide beschrijving.

6.3.32.2 associatieaandeel
Type gegeven Attribuut van Schelpenbestanddeel
Definitie

Het aandeel in de associatie.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.0
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 100
Toelichting

Het aandeel wordt bepaald door het aantal herkenbare fragmenten en hele exemplaren te tellen. De associatie wordt samengesteld uit de in de lijst opgenomen categorieën en de lijst die voor de beschrijfkwaliteiten geologischStandaardGeroerd en geologischStandaardOngeroerd wordt gebruikt is veel korter dan die voor geologischUitgebreidGeroerd en geologischUitgebreidOngeroerd.

6.3.33 Veenfractie

Diagram VeenbestanddeelVeenfractie

Type gegeven Entiteit
Definitie

Het deel van de grond dat uit veen bestaat.

Regels

De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardOngeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd en de waarde van het attribuut geologische grondsoort van de entiteit Grond gelijk is aan mineraalarmVeen, zwakKleiigVeen, sterkKleiigVeen, zwakZandigVeen of sterkZandigVeen en de waarde van het attribuut textuur organische grond van de entiteit Grond gelijk is aan pseudoVezeligGrof of vezeligGrof.
De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd of geologischUitgebreidGeroerd.
De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van geologische grondsoort van de entiteit Grond niet gelijk is aan mineraalarmVeen, zwakKleiigVeen, sterkKleiigVeen, zwakZandigVeen of sterkZandigVeen.

Toelichting

Wanneer veen geen duidelijke plantenstructuur meer heeft omdat het al grotendeels is verteerd, is het veelal niet mogelijk de veenfractie te beschrijven.

6.3.33.1 soort veen
Type gegeven Attribuut van Veenfractie
Definitie

Een nadere typering van het als veen omschreven bestanddeel van grond.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam SoortVeen
  Type Waardelijst uitbreidbaar

6.3.34 Veenbestanddeel

Diagram Veenbestanddeel

Type gegeven Entiteit
Definitie

Een deel van het veen dat uit de resten van een bepaalde categorie planten bestaat.

Regels

De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischUitgebreidOngeroerd.
De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

De samenstelling van het veen beschreven voor zover die uit determineerbare plantenresten bestaat.

6.3.34.1 soort plantenrest
Type gegeven Attribuut van Veenbestanddeel
Definitie

De categorie plantenresten.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam SoortPlantenrest
  Type Waardelijst uitbreidbaar
6.3.34.2 percentageklasse
Type gegeven Attribuut van Veenbestanddeel
Definitie

Het procentuele aandeel in het volume, uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam VolumePercentageklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar

6.3.35 Munsellkleur

Diagram Munsellkleur

Type gegeven Entiteit
Definitie

De kleur volgens het Munsell-systeem.

Regels

De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischUitgebreidOngeroerd.
De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Het Munsell-systeem baseert zich op een bij benadering bolvormige kleurenruimte en classificeert kleur aan de hand van drie aspecten. Dat zijn in het Engels hue (hoofdkleur), chroma (zuiverheid) en value (witheid). De hue geeft de plaats van de kleur op een cirkel die de kleuren van de regenboog beschrijft. De chroma geeft de zuiverheid van de kleur en is de afstand in het horizontale vlak van de plaats op de cirkel tot het middelpunt, en de value geeft de mate van witheid en wordt bepaald langs de verticale as. De systematiek is ontworpen door Albert H. Munsell en dateert uit het begin van de 20ste eeuw. Sinds de jaren 1930 is het bij het United States Department of Agriculture (USDA) als standaard in gebruik. In de jaren 1980 is het geleidelijk in gebruik genomen in geologische beschrijvingen in Nederland, met name in onderzoek op zee. Sinds eind jaren 1990 wordt het systeem bij de Geologische Dienst Nederland standaard gebruikt bij het maken van een uitgebreide beschrijving van ongeroerde monsters. De meeste codes komen uit het systeem dat de kleur van grond beschrijft; waar dat systeem niet toereikend is voor het beschrijven van grond in de ondergrond van Nederland, worden codes gebruikt uit het systeem voor gesteente.

6.3.35.1 munsell hoofdkleur
Type gegeven Attribuut van Munsellkleur
Definitie

De kleur uitgedrukt in de code die de plaats op de kleurcirkel aangeeft.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam MunsellHoofdkleur
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

De munsell hoofdkleur is een samengesteld gegeven: een of meer letters geven de globale plaats op de cirkel, een getal geeft een nadere precisering van de plaats.

6.3.35.2 munsell witheid
Type gegeven Attribuut van Munsellkleur
Definitie

De mate van witheid uitgedrukt in een getal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam MunsellWitheid
  Type Waardelijst uitbreidbaar
6.3.35.3 munsell zuiverheid
Type gegeven Attribuut van Munsellkleur
Definitie

De mate van zuiverheid uitgedrukt in een getal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam MunsellZuiverheid
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut munsell hoofdkleur gelijk is aan N.
Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.36 Vlek

Diagram Vlek

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens van de vlekken die een bepaalde kleur hebben.

Regels

De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut gevlekt van de entiteit Grond gelijk is aan ja.
De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Het voorkomen van vlekken is een aanwijzing voor verandering van de chemische samenstelling of gesteldheid van de grond na afzetting van het sediment.

6.3.36.1 kleur
Type gegeven Attribuut van Vlek
Definitie

De kleur van de vlekken.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Vlekkleur
  Type Waardelijst uitbreidbaar
6.3.36.2 bedekkingsgraad
Type gegeven Attribuut van Vlek
Definitie

Het deel van het oppervlak dat door de vlekken in beslag wordt genomen, uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam BedekkingsgraadVlek
  Type Waardelijst uitbreidbaar

6.3.37 Insluitsel

Diagram Insluitsel

Type gegeven Entiteit
Definitie

Een of meer geïsoleerde, veelal grillig gevormde en onduidelijk begrensde voorkomens van een afwijkende grondsoort die herkend worden als ontstaan uit vervorming van eerder afgezet sediment.

Regels

De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd of geologischUitgebreidGeroerd.

Toelichting

Het gegeven wordt alleen vastgelegd bij de beschrijving van ongeroerde monsters. Insluitsels variëren in grootte van enkele millimeters tot enkele decimeters.

6.3.37.1 soort grond
Type gegeven Attribuut van Insluitsel
Definitie

Het soort grond waaruit de eenheid bestaat, grof getypeerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam SoortGrond
  Type Waardelijst uitbreidbaar
6.3.37.2 percentageklasse
Type gegeven Attribuut van Insluitsel
Definitie

Het procentuele aandeel in het volume, uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam VolumePercentageklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar

6.3.38 Sedimentlens

Diagram Sedimentlens

Type gegeven Entiteit
Definitie

Een of meer geïsoleerde, duidelijk begrensde, lensvormige voorkomens van een afwijkende grondsoort, die herkend worden als in deeltjes afgezet.

Regels

De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd of geologischUitgebreidGeroerd.

Toelichting

Het gegeven wordt alleen vastgelegd bij de beschrijving van ongeroerde monsters. Lenzen variëren in grootte van enkele millimeters tot enkele centimeters. Er is voor gekozen de lensvormige voorkomens van fijnkorrelig materiaal en zand die typisch zijn voor flaser- en linsengelaagdheid niet als Sedimentlens te beschrijven maar als een sedimentaire structuur.

6.3.38.1 soort grond
Type gegeven Attribuut van Sedimentlens
Definitie

Het soort grond waaruit de eenheid bestaat.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam SoortGrond
  Type Waardelijst uitbreidbaar
6.3.38.2 percentageklasse
Type gegeven Attribuut van Sedimentlens
Definitie

Het procentuele aandeel in het volume, uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam VolumePercentageklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar

6.3.39 Dierlijk fossiel

Diagram Dierlijk fossiel

Type gegeven Entiteit
Definitie

Een voorkomen van een bepaalde categorie van fossiele overblijfselen van dieren.

Regels

De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd of geologischStandaardOngeroerd.

Toelichting

Het gegeven wordt alleen vastgelegd bij de uitgebreide beschrijving.

6.3.39.1 soort dierfossiel
Type gegeven Attribuut van Dierlijk fossiel
Definitie

Een categorie van fossiele overblijfselen van dieren.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam SoortDierfossiel
  Type Waardelijst uitbreidbaar
6.3.39.2 percentageklasse
Type gegeven Attribuut van Dierlijk fossiel
Definitie

Het procentuele aandeel in het volume, uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam VolumePercentageklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar

6.3.40 Fractieverdeling

Diagram Verdeling fijne fractie grindarme minerale grondVerdeling fijne fractie grindrijke minerale grondVerdeling fijne fractie schelprijke grondVerdeling fijne fractie organische grondFractieverdeling

Type gegeven Entiteit
Definitie

De samenstelling van de grond beschreven volgens de driehoeksystematiek als een mengsel van organische stof, schelpmateriaal en vier minerale fracties, te weten grind, zand, silt en lutum.

Regels

De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd en de geologische grondsoort een waarde uit de categorie grindrijke minerale grond, schelprijke grond, organische grond of grindarme minerale grond is.
De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

In de geologische boormonsterbeschrijving worden zes categorieën grond onderscheiden: zeer grove minerale gronden, grindrijke minerale gronden, schelprijke gronden, organische gronden, grindarme minerale gronden en een restcategorie met bijzondere gronden. Grond is bijna altijd een mengsel van fracties die wat betreft materiaal of korrelgrootte van elkaar verschillen. Het mengsel wordt nader beschreven, behalve als het om de categorieën zeer grove minerale gronden en bijzondere gronden gaat. Dat gebeurt door de grond te beschouwen als een mengsel van zes fracties en dat zijn grind, zand, silt, lutum, schelpmateriaal en organische stof. Van ieder van de fracties wordt door experts het aandeel geschat. Over welk totaal het aandeel wordt bepaald verschilt per categorie en soms per fractie.

6.3.40.1 geschat massa-aandeel organische stof
Type gegeven Attribuut van Fractieverdeling
Definitie

Het geschatte aandeel organische stof in de massa van de grond onder uitsluiting van de fracties schelpmateriaal en grind.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.0
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 100
Toelichting

Het gegeven wordt bepaald van alle gronden waarvan de fractieverdeling wordt beschreven.

6.3.40.2 geschat massa-aandeel schelpmateriaal
Type gegeven Attribuut van Fractieverdeling
Definitie

Het geschatte aandeel schelpmateriaal in de massa van de grond onder uitsluiting van de fracties organische stof en grind.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.0
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 100
Toelichting

Het gegeven werd voor de invoering van de Standaard Boorbeschrijfmethode 6 versie 2020 systematisch vastgelegd. Het gegeven past eigenlijk niet in de systematiek die voor het vastleggen van de fractieverdeling volgens de Standaard Boor Beschrijvingsmethode 6 versie 2020 wordt gehanteerd, maar kan door de uitvoerder vastgelegd worden om de aansluiting op oudere methodes te borgen.

6.3.40.3 geschat volumeaandeel schelpmateriaal
Type gegeven Attribuut van Fractieverdeling
Definitie

Het geschatte aandeel schelpmateriaal in het volume van de grond onder uitsluiting van de fractie organische stof.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.0
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 100
Toelichting

Het gegeven wordt bepaald van alle gronden waarvan de fractieverdeling wordt beschreven.

6.3.40.4 geschat massa-aandeel grind
Type gegeven Attribuut van Fractieverdeling
Definitie

Het geschatte aandeel grind in de massa van de vier minerale fracties.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.0
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 100
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de geologische grondsoort een waarde uit de categorie grindrijke minerale grond, organische grond of grindarme minerale grond is.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Voor minerale en organische gronden wordt de massa van de vier minerale fracties op 100 % gesteld. Voor schelprijke gronden wordt het aandeel grind anders bepaald.

6.3.40.5 geschat volumeaandeel grind
Type gegeven Attribuut van Fractieverdeling
Definitie

Het geschat aandeel grind in het volume van de vijf fracties die in schelprijke grond worden onderscheiden te weten de vier minerale fracties plus het schelpmateriaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.0
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 70
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de geologische grondsoort een waarde uit de categorie schelprijke grond is.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Schelprijke gronden zijn gronden die voor ten minste dertig procent uit schelpmateriaal bestaan. Voor de fractieverdeling van schelprijke gronden wordt de bijdrage van organische stof aan het mengsel genegeerd, en het geheel van de minerale fracties plus schelpmateriaal op honderd procent gesteld.

6.3.41 Verdeling fijne fractie grindrijke minerale grond

Diagram Verdeling fijne fractie grindrijke minerale grond

Type gegeven Entiteit
Definitie

De samenstelling van de fijne fractie van het minerale deel van grindrijke minerale grond.

Regels

De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de geologische grondsoort een waarde uit de categorie grindrijke minerale grond is.
De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

De som van het geschat massa-aandeel zand, geschat massa-aandeel silt, geschat massa-aandeel lutum en het geschat massa-aandeel grind van de entiteit Fractieverdeling moet gelijk zijn aan 100.

Toelichting

De fijne fractie van het minerale bestanddeel van grond omvat de zand-, silt en lutumfracties. Van grindrijke grond worden de aandelen in de massa geschat en wordt het geheel van de vier minerale fracties op honderd procent gesteld. Omdat grindrijke minerale grond voor ten minste 30 % uit grind bestaat, bedraagt de bijdrage van de fijne fracties altijd minder dan 70 %.

6.3.41.1 geschat massa-aandeel zand
Type gegeven Attribuut van Verdeling fijne fractie grindrijke minerale grond
Definitie

Het geschat aandeel zand in de massa van het geheel van de vier fijne minerale fracties.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.0
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 70
6.3.41.2 geschat massa-aandeel silt
Type gegeven Attribuut van Verdeling fijne fractie grindrijke minerale grond
Definitie

Het geschat aandeel silt in de massa van het geheel van de vier fijne minerale fracties.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.0
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 70
6.3.41.3 geschat massa-aandeel lutum
Type gegeven Attribuut van Verdeling fijne fractie grindrijke minerale grond
Definitie

Het geschat aandeel lutum in de massa van het geheel van de vier fijne minerale fracties.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.0
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 70

6.3.42 Verdeling fijne fractie schelprijke grond

Diagram Verdeling fijne fractie schelprijke grond

Type gegeven Entiteit
Definitie

De samenstelling van de fijne fractie van het minerale deel van schelprijke grond.

Regels

De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de geologische grondsoort een waarde uit de categorie schelprijke grond is.
De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

De som van het geschat volumeaandeel zand, geschat volumeaandeel silt, geschat volumeaandeel lutum, geschat volumeaandeel schelpmateriaal van de entiteit Fractieverdeling en geschat volumeaandeel grind van de entiteit Fractieverdeling moet gelijk zijn aan 100.

Toelichting

De fijne fractie van het minerale bestanddeel van grond omvat de zand-, silt en lutumfracties. Van schelprijke gronden worden de aandelen in het volume geschat en wordt het geheel van de minerale fracties plus schelpmateriaal op honderd procent gesteld.

6.3.42.1 geschat volumeaandeel zand
Type gegeven Attribuut van Verdeling fijne fractie schelprijke grond
Definitie

Het geschat aandeel zand in het volume van de vijf fracties die in schelprijke grond worden onderscheiden te weten lutum, silt, zand, grind en schelpmateriaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.0
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 70
6.3.42.2 geschat volumeaandeel silt
Type gegeven Attribuut van Verdeling fijne fractie schelprijke grond
Definitie

Het geschat aandeel silt in het volume van de vijf fracties die in schelprijke grond worden onderscheiden te weten lutum, silt, zand, grind en schelpmateriaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.0
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 70
6.3.42.3 geschat volumeaandeel lutum
Type gegeven Attribuut van Verdeling fijne fractie schelprijke grond
Definitie

Het geschat aandeel lutum in het volume van de vijf fracties die in schelprijke grond worden onderscheiden te weten lutum, silt, zand, grind en schelpmateriaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.0
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 70

6.3.43 Verdeling fijne fractie organische grond

Diagram Verdeling fijne fractie organische grond

Type gegeven Entiteit
Definitie

De samenstelling van de fijne fractie van het minerale deel van organische grond.

Regels

De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de geologische grondsoort een waarde uit de categorie organische grond is.
De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

De som van het geschat massa-aandeel zand, geschat massa-aandeel silt, geschat massa-aandeel lutum en het geschat massa-aandeel organische stof van de entiteit Fractieverdeling moet gelijk zijn aan 100.

Toelichting

De fijne fractie van het minerale bestanddeel van grond omvat de zand-, silt en lutumfracties. Van organische grond worden de aandelen in de massa geschat en wordt het geheel van de drie fijne minerale fracties plus organische stof op honderd procent gesteld.

6.3.43.1 geschat massa-aandeel zand
Type gegeven Attribuut van Verdeling fijne fractie organische grond
Definitie

Het geschat aandeel zand in de massa van het geheel van de drie fijne minerale fracties plus organische stof.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.0
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 85
6.3.43.2 geschat massa-aandeel silt
Type gegeven Attribuut van Verdeling fijne fractie organische grond
Definitie

Het geschat aandeel silt in de massa van het geheel van de drie fijne minerale fracties plus organische stof.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.0
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 85
6.3.43.3 geschat massa-aandeel lutum
Type gegeven Attribuut van Verdeling fijne fractie organische grond
Definitie

Het geschat aandeel lutum in de massa van het geheel van de drie fijne minerale fracties plus organische stof.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.0
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 70

6.3.44 Verdeling fijne fractie grindarme minerale grond

Diagram Verdeling fijne fractie grindarme minerale grond

Type gegeven Entiteit
Definitie

De samenstelling van de fijne fractie van het minerale deel van grindarme minerale grond.

Regels

De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de geologische grondsoort een waarde uit de categorie grindarme minerale grond is.
De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

De som van het geschat massa-aandeel zand, geschat massa-aandeel silt en geschat massa-aandeel lutum moet gelijk zijn aan 100.

6.3.44.1 geschat massa-aandeel zand
Type gegeven Attribuut van Verdeling fijne fractie grindarme minerale grond
Definitie

Het geschat aandeel zand in de massa van het geheel van de drie fijne minerale fracties.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.0
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 100
6.3.44.2 geschat massa-aandeel silt
Type gegeven Attribuut van Verdeling fijne fractie grindarme minerale grond
Definitie

Het geschat aandeel silt in de massa van het geheel van de drie fijne minerale fracties.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.0
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 100
6.3.44.3 geschat massa-aandeel lutum
Type gegeven Attribuut van Verdeling fijne fractie grindarme minerale grond
Definitie

Het geschat aandeel lutum in de massa van het geheel van de drie fijne minerale fracties.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.0
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 100

6.3.45 Niet beschreven interval

Diagram Niet beschreven interval

Type gegeven Entiteit
Definitie

Een interval dat is bemonsterd en om een bepaalde reden niet is beschreven.

Toelichting

Het uitgangspunt is dat alle op vergelijkbare wijze bemonsterde intervallen als laag in het profiel zijn opgenomen en beschreven. Wanneer een bemonsterd interval niet is beschreven wordt de reden daarvan vastgelegd.

6.3.45.1 begindiepte
Type gegeven Attribuut van Niet beschreven interval
Definitie

De diepte waarop het interval dat niet beschreven is begint.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 4.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik vanaf 0
Toelichting

Wanneer het hele traject is bemonsterd om het dieptebereik volledig te beschrijven (continu bemonsterd is gelijk aan ja) is het boorprofiel beschreven als een opeenvolging van lagen en niet beschreven intervallen en die sluiten precies op elkaar aan.

6.3.45.2 einddiepte
Type gegeven Attribuut van Niet beschreven interval
Definitie

De diepte waarop het interval dat niet beschreven is eindigt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 4.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik vanaf 0
Regels

De einddiepte moet groter zijn dan de begindiepte van het niet bescheven interval.
De einddiepte van het onderste niet beschreven interval mag niet groter zijn dan de waarde van het attribuut einddiepte bemonstering van de entiteit Boring.

6.3.45.3 reden niet beschreven
Type gegeven Attribuut van Niet beschreven interval
Definitie

De reden waarom het interval niet is beschreven.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam RedenNietBeschreven
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Een van de redenen waarom een interval niet is beschreven, is dat een beschrijving niet in standaardtermen te vatten is, omdat de samenhang van de lagen te zeer verstoord is door een post-sedimentaire discontinuïteit. In dat geval wordt aanbevolen een foto van het interval te maken en die in de registratie te doen opnemen.

6.3.46 Post-sedimentaire discontinuïteit

Diagram Post-sedimentaire discontinuïteit

Type gegeven Entiteit
Definitie

Een vlak, plaatvormig lichaam of een samenstel van vlakken dat de laagopbouw verstoort.

Regels

De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd of geologischUitgebreidGeroerd.

Toelichting

Het gegeven wordt alleen vastgelegd bij de beschrijving van ongeroerde monsters. Sedimentaire discontinuïteiten bepalen de laagopbouw van de ondergrond, post-sedimentaire discontinuïteiten verstoren de laagopbouw. Dergelijke verstoringen zijn op de schaal van modellen te beschouwen als vlakken. In ongeroerde monsters kan een verstoring zich in allerlei hoedanigheden voordoen: als een vlak, als een dun plaatvormige lichaam dat door twee vlakken wordt begrensd, of als een willekeurige combinatie van beide typen. In grond wordt een verstoring als een vlak beschreven, in gesteente verschilt de beschrijving naar gelang de verschijningsvorm. Verstoringen kunnen van natuurlijke, maar ook van antropogene aard zijn. Een aansprekend voorbeeld van een natuurlijke verstoring is een breuk. Een breuk kan het gevolg van krimp, (ijs)belasting, tektonische spanningen of afschuiving zijn.

De mate van verstoring bepaalt hoe men een discontinuïteit het best kan omschrijven. Indien de verstoring gering is en het profiel nog altijd als een opeenvolging van lagen kan worden beschreven, worden de positie en de aard van de discontinuïteit vastgelegd. Wanneer de verstoring zo ernstig is dat er op een diepte meer dan een laag zou moeten worden beschreven, schiet het begrippenapparaat te kort en wordt aangegeven dat het betreffende interval niet kan worden beschreven met als reden mechanische verstoring.

6.3.46.1 begindiepte
Type gegeven Attribuut van Post-sedimentaire discontinuïteit
Definitie

De diepte waarop de discontinuïteit begint.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 4.3
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.46.2 einddiepte
Type gegeven Attribuut van Post-sedimentaire discontinuïteit
Definitie

De diepte waarop de discontinuïteit eindigt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 4.3
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.46.3 type discontinuïteit
Type gegeven Attribuut van Post-sedimentaire discontinuïteit
Definitie

De typering van het vlak dat de laagopbouw verstoort naar oorsprong.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam TypeDiscontinuïteit

7. Uitbreidbare waardelijsten

7.1 GeologischeGrondsoort

De lijst met de grondsoorten vanuit geologisch perspectief.

  1. Waarde: De naam van de geologische grondsoort.
  2. Categorie: De categorie waarin de geologische grondsoort valt.
  3. Omschrijving: De omschrijving van de geologische grondsoort.
Waarde Categorie Omschrijving
blokken zeer grove grond Een zeer grove grond, grond die voor meer dan 50 % van de massa uit blokken, voor een onbepaald deel uit minder grof mineraal materiaal bestaat en een onbepaald deel organische stof bevat.
keienMetKeitjes zeer grove grond Een zeer grove grond, grond die voor meer dan 50 % van de massa uit keien en voor de rest vooral uit keitjes bestaat.
keienMetGrind zeer grove grond Een zeer grove grond, grond die voor meer dan 50 % van de massa uit keien en voor de rest vooral uit grind bestaat.
keienMetZand zeer grove grond Een zeer grove grond, grond die voor meer dan 50 % van de massa uit keien en voor de rest vooral uit zand bestaat.
keienMetSilt zeer grove grond Een zeer grove grond, grond die voor meer dan 50 % van de massa uit keien en voor de rest vooral uit silt bestaat.
keienMetKlei zeer grove grond Een zeer grove grond, grond die voor meer dan 50 % van de massa uit keien en voor de rest vooral uit klei bestaat.
keitjesMetKeien zeer grove grond Een zeer grove grond, grond die voor meer dan 50 % van de massa uit keitjes en voor de rest vooral uit keien bestaat.
keitjesMetGrind zeer grove grond Een zeer grove grond, grond die voor meer dan 50 % van de massa uit keitjes en voor de rest vooral uit grind bestaat.
keitjesMetZand zeer grove grond Een zeer grove grond, grond die voor meer dan 50 % van de massa uit keitjes en voor de rest vooral uit zand bestaat.
keitjesMetSilt zeer grove grond Een zeer grove grond, grond die voor meer dan 50 % van de massa uit keitjes en voor de rest vooral uit silt bestaat.
keitjesMetKlei zeer grove grond Een zeer grove grond, grond die voor meer dan 50 % van de massa uit keitjes en voor de rest vooral uit klei bestaat.
siltigGrind grindrijke minerale grond Een grindrijke minerale grond, grond die voor minimaal 30 % van de massa uit grind, voor meer dan 20 % uit silt plus lutum en voor minder dan 50 % uit zand bestaat, en niet veel organische stof bevat.
zwakZandigGrind grindrijke minerale grond Een grindrijke minerale grond, grond die voor minimaal 70 % van de massa uit grind, voor minimaal 20 % uit silt plus lutum en voor maximaal 10 % uit zand bestaat, en niet veel organische stof bevat.
matigZandigGrind grindrijke minerale grond Een grindrijke minerale grond, grond die voor meer dan 50 % van de massa uit grind, voor maximaal 20 % uit silt plus lutum en voor meer dan 10 tot maximaal 30 % uit zand bestaat, en niet veel organische stof bevat.
sterkZandigGrind grindrijke minerale grond Een grindrijke minerale grond, grond die voor minimaal 30 % van de massa uit grind, voor meer dan 30 tot maximaal 50 % uit zand en voor maximaal 20 % uit silt plus lutum bestaat, en niet veel organische stof bevat.
uiterstZandigGrind grindrijke minerale grond Een grindrijke minerale grond, grond die voor minimaal 30 % van de massa uit grind, voor meer dan 50 % uit zand en voor minder dan 20 % uit silt plus lutum bestaat, en niet veel organische stof bevat.
schelpmateriaal schelprijke grond Een schelprijke grond, grond die voor 100 % van het volume uit schelpmateriaal bestaat.
siltigSchelpmateriaal schelprijke grond Een schelprijke grond, grond die voor minimaal 30 % van het volume uit schelpmateriaal, voor meer dan 20 % uit silt plus lutum en voor minder dan 50 % uit zand plus grind bestaat en niet veel organische stof bevat.
zwakZandigSchelpmateriaal schelprijke grond Een schelprijke grond, grond die voor minimaal 70 % van het volume uit schelpmateriaal (schelpengruis, schelpfragmenten en/of hele schelpen), voor maximaal 20 % uit silt plus lutum en voor maximaal 10 % uit zand plus grind bestaat, en niet veel organische stof bevat.
matigZandigSchelpmateriaal schelprijke grond Een schelprijke grond, grond die voor meer dan 50 % van het volume uit schelpmateriaal, voor maximaal 20 % uit silt plus lutum en voor meer dan 10 tot maximaal 30 % uit zand plus grind bestaat, en niet veel organische stof bevat.
sterkZandigSchelpmateriaal schelprijke grond Een schelprijke grond, grond die voor minimaal 30 % van het volume uit schelpmateriaal, voor meer dan 30 tot maximaal 50 % uit zand plus grind en voor maximaal 20 % uit silt plus lutum bestaat, en niet veel organische stof bevat.
uiterstZandigSchelpmateriaal schelprijke grond Een schelprijke grond, grond die voor minimaal 30 % van het volume uit schelpmateriaal, voor meer dan 50 % uit zand plus grind en voor maximaal 20 % uit silt plus lutum bestaat, en niet veel organische stof bevat.
mineraalarmVeen organische grond Een organische grond, grond die minder dan 30 % grind plus schelpmateriaal bevat en die, als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor meer dan 35 % van de massa uit organische stof die vezelig is en samenhang vertoont bestaat, voor maximaal 30 % uit lutum en voor maximaal 65 % uit silt plus zand.
zwakKleiigVeen organische grond Een organische grond, grond die minder dan 30 % grind plus schelpmateriaal bevat en die, als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor 25 tot 70 % van de massa uit organische stof die vezelig is en samenhang vertoont bestaat, voor minder dan 70 % uit silt plus zand en voor tussen 5 en 55 % uit lutum.
sterkKleiigVeen organische grond Een organische grond, grond die minder dan 30 % grind plus schelpmateriaal bevat en die, als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor 15 tot 45 % van de massa uit organische stof die vezelig is en samenhang vertoont bestaat, voor minder dan 77,5 % uit silt plus zand en voor tussen 7 en 70 % uit lutum.
zwakZandigVeen organische grond Een organische grond, grond die minder dan 30 % grind plus schelpmateriaal bevat en die, als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor 22,5 tot 40 % van de massa uit organische stof die vezelig is en samenhang vertoont bestaat, voor tussen 55 en 77,5 % uit silt plus zand en voor minder dan 5 % uit lutum.
sterkZandigVeen organische grond Een organische grond, grond die minder dan 30 % grind plus schelpmateriaal bevat en die, als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor 15 tot 25 % van de massa uit organische stof die vezelig is en samenhang vertoont bestaat, voor tussen 70 en 85 % uit silt plus zand en voor minder dan 7 % uit lutum.
mineraalarmeBruinkool organische grond Een organische grond, grond die minder dan 30 % grind plus schelpmateriaal bevat en die, als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor meer dan 35 % van de massa uit organische stof die vezelig is en samenhang vertoont en ingekoold is bestaat, voor maximaal 30 % uit lutum en voor maximaal 65 % uit silt plus zand.
zwakKleiigeBruinkool organische grond Een organische grond, grond die minder dan 30 % grind plus schelpmateriaal bevat en die, als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor 25 tot 70 % van de massa uit organische stof die vezelig is en samenhang vertoont en ingekoold is bestaat, voor minder dan 70 % uit silt plus zand en voor tussen 5 en 55 % uit lutum.
sterkKleiigeBruinkool organische grond Een organische grond, grond die minder dan 30 % grind plus schelpmateriaal bevat en die, als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor 15 tot 45 % van de massa uit organische stof die vezelig is en samenhang vertoont bestaat en ingekoold is, voor minder dan 77,5 % uit silt plus zand en voor tussen 7 en 70 % uit lutum.
zwakZandigeBruinkool organische grond Een organische grond, grond die minder dan 30 % grind plus schelpmateriaal bevat en die, als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor 22,5 tot 40 % van de massa uit organische stof die vezelig is en samenhang vertoont bestaat en ingekoold is, voor tussen 55 en 77,5 % uit silt plus zand en voor minder dan 5 % uit lutum.
sterkZandigeBruinkool organische grond Een organische grond, grond die minder dan 30 % grind en schelpmateriaal bevat en voor 15 tot 25 % van de massa uit organische stof die vezelig is en samenhang vertoont bestaat en ingekoold is, voor tussen 70 en 85 % uit silt plus zand en voor minder dan 7 % uit lutum.
mineraalarmeGyttja organische grond Een organische grond, grond die minder dan 30 % grind plus schelpmateriaal bevat en die, als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor meer dan 35 % van de massa uit organische stof die fijnkorrelig is en samenhang vertoont bestaat, voor maximaal 30 % uit lutum en voor maximaal 65 % uit silt plus zand.
zwakKleiigeGyttja organische grond Een organische grond, grond die minder dan 30 % grind plus schelpmateriaal bevat en die, als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor 25 tot 70 % van de massa uit organische stof die fijnkorrelig is en samenhang vertoont bestaat, voor minder dan 70 % uit silt plus zand en voor tussen 5 en 55 % uit lutum.
sterkKleiigeGyttja organische grond Een organische grond, grond die minder dan 30 % grind plus schelpmateriaal bevat en die, als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor 15 tot 45 % van de massa uit organische stof die fijnkorrelig is en samenhang vertoont bestaat, voor minder dan 77,5 % uit silt plus zand en voor tussen 7 en 70 % uit lutum.
sterkZandigeGyttja organische grond Een organische grond, grond die minder dan 30 % grind plus schelpmateriaal bevat en die, als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor 15 tot 25 % van de massa uit organische stof die fijnkorrelig is en samenhang vertoont bestaat, voor tussen 70 en 85 % uit silt plus zand en voor minder dan 7 % uit lutum.
zwakZandigeGyttja organische grond Een organische grond, grond die minder dan 30 % grind plus schelpmateriaal bevat en die, als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor 22,5 tot 40 % van de massa uit organische stof die fijnkorrelig is en samenhang vertoont bestaat, voor tussen 55 en 77,5 % uit silt plus zand en voor minder dan 5 % uit lutum.
mineraalarmeDetritus organische grond Een organische grond, grond die minder dan 30 % grind plus schelpmateriaal bevat en die, als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor meer dan 35 % van de massa uit organische stof die vezelig is en geen samenhang vertoont bestaat, voor maximaal 30 % uit lutum en voor maximaal 65 % uit silt plus zand.
zwakKleiigeDetritus organische grond Een organische grond, grond die minder dan 30 % grind plus schelpmateriaal bevat en die, als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor 25 tot 70 % van de massa uit organische stof die vezelig is en geen samenhang vertoont bestaat, voor minder dan 70 % uit silt plus zand en voor tussen 5 en 55 % uit lutum.
sterkKleiigeDetritus organische grond Een organische grond, grond die minder dan 30 % grind plus schelpmateriaal bevat en die, als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor 15 tot 45 % van de massa uit organische stof die vezelig is en geen samenhang vertoont bestaat, voor minder dan 77,5 % uit silt plus zand en voor tussen 7 en 70 % uit lutum.
zwakZandigeDetritus organische grond Een organische grond, grond die minder dan 30 % grind plus schelpmateriaal bevat en die, als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor 22,5 tot 40 % van de massa uit organische stof die vezelig is en geen samenhang vertoont bestaat, voor tussen 55 en 77,5 % uit silt plus zand en voor minder dan 5 % uit lutum.
sterkZandigeDetritus organische grond Een organische grond, grond die minder dan 30 % grind plus schelpmateriaal bevat en die, als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor 15 tot 25 % van de massa uit organische stof die vezelig is en geen samenhang vertoont bestaat, voor tussen 70 en 85 % uit silt plus zand en voor minder dan 7 % uit lutum.
zwakSiltigeKlei grindarme minerale grond Een grindarme minerale grond, grond die minder dan 30 % grind en minder dan 30 % organische stof bevat en die, als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor meer dan 50 % van de massa uit lutum bestaat.
matigSiltigeKlei grindarme minerale grond Een grindarme minerale grond, grond die minder dan 30 % grind en minder dan 30 % organische stof bevat en die, als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor meer dan 35 tot maximaal 50 % van de massa uit lutum bestaat.
sterkSiltigeKlei grindarme minerale grond Een grindarme minerale grond, grond die minder dan 30 % grind en minder dan 30 % organische stof bevat en die, als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor meer dan 25 tot maximaal 35 % van de massa uit lutum bestaat.
uiterstSiltigeKlei grindarme minerale grond Een grindarme minerale grond, grond die minder dan 30 % grind en minder dan 30 % organische stof bevat en die, als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor tussen 8 en 25 % van de massa uit lutum, voor tussen 25 en 75 % uit silt en voor minder dan 50 % uit zand bestaat, maar waarvan de precieze verhouding tussen de hoeveelheden zand, silt en lutum niet goed in woorden is uit te drukken.
zwakZandigeKlei grindarme minerale grond Een grindarme minerale grond, grond die minder dan 30 % grind en minder dan 30 % organische stof bevat en die, als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor meer dan 17,5 tot maximaal 25 % van de massa uit lutum, voor 50 % of meer uit zand en voor de rest uit silt bestaat.
matigZandigeKlei grindarme minerale grond Een grindarme minerale grond, grond die minder dan 30 % grind en minder dan 30 % organische stof bevat en die, als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor meer dan 12 tot maximaal 17,5 % van de massa uit lutum, voor 50 % of meer uit zand en voor de rest uit silt bestaat.
sterkZandigeKlei grindarme minerale grond Een grindarme minerale grond, grond die minder dan 30 % grind en minder dan 30 % organische stof bevat en die, als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor meer dan 8 tot maximaal 12 % van de massa uit lutum, voor 50 % of meer uit zand en voor de rest uit silt bestaat.
zwakZandigeLeem grindarme minerale grond Een grindarme minerale grond, grond die minder dan 30 % grind en minder dan 30 % organische stof bevat en die, als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor meer dan 65 uit silt, voor maximaal 25 % uit lutum en voor maximaal 15 % uit zand bestaat, maar waarvan de precieze verhouding tussen de hoeveelheden zand, silt en lutum niet goed in woorden is uit te drukken.
sterkZandigeLeem grindarme minerale grond Een grindarme minerale grond, grond die minder dan 30 % grind en minder dan 30 % organische stof bevat en die, als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor meer dan 42 % uit silt, voor maximaal 20 % uit lutum en voor meer dan 15 en minder dan 50 % uit zand bestaat, maar waarvan de precieze verhouding tussen de hoeveelheden zand, silt en lutum niet goed in woorden is uit te drukken.
zand grindarme minerale grond Een grindarme minerale grond, grond die voor 100 % uit zand bestaat.
kleiigZand grindarme minerale grond Een grindarme minerale grond, grond die die minder dan 30 % grind en minder dan 30 % organische stof bevat en die, als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor minimaal 82,5 % van de massa uit zand, voor meer dan 5 tot maximaal 8 % uit lutum en voor maximaal 12,5 % uit silt bestaat.
zwakSiltigZand grindarme minerale grond Een grindarme minerale grond, grond die minder dan 30 % grind en minder dan 30 % organische stof bevat en die, als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor minimaal 90 % van de massa uit zand, voor maximaal 5 % uit lutum en voor maximaal 10 % uit silt bestaat.
matigSiltigZand grindarme minerale grond Een grindarme minerale grond, grond die minder dan 30 % grind en minder dan 30 % organische stof bevat en die, als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor minimaal 82,5 en minder dan 90 % van de massa uit zand, voor maximaal 5 % uit lutum en voor tussen 10 en 17,5 % uit silt bestaat.
sterkSiltigZand grindarme minerale grond Een grindarme minerale grond, grond die minder dan 30 % grind en minder dan 30 % organische stof bevat en die, als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor minimaal 67,5 en minder dan 82,5 % van de massa uit zand, voor maximaal 8 % uit lutum en voor tussen 17,5 en 32,5 % uit silt bestaat.
uiterstSiltigZand grindarme minerale grond Een grindarme minerale grond, grond die die minder dan 30 % grind en minder dan 30 % organische stof bevat en die, als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor minimaal 50 en minder dan 67,5 % van de massa uit zand, voor maximaal 8 % uit lutum en voor tussen 32,5 en 50 % uit silt bestaat.
asVulkanisch bijzondere grond Een bijzondere grond, grond die uit vulkanisch materiaal met een korrelgrootte kleiner dan 4 mm bestaat.
diatomiet bijzondere grond Een bijzondere grond, grond die vrijwel volledig uit de kiezelskeletjes van diatomeeën bestaat, wittig en veelal dun gelaagd of gelamineerd is.
dy bijzondere grond Een bijzondere grond, grond die vrijwel volledig uit organische stof bestaat, amorf en zwartig is en een geleiachtige consistentie heeft.
ijzeroer bijzondere grond Een bijzondere grond, grond die vrijwel volledig uit ijzeroer bestaat, geelbruin tot bruinrood is en zeer samenhangend is.
kalkgyttja bijzondere grond Een bijzondere grond, grond die vrijwel volledig uit kalk bestaat, wittig tot gelig is en een pasta-achtige consistentie heeft.

7.2 Aanvulmateriaal

De lijst met de materialen waarmee het boorgat na het boren is opgevuld.

Waarde Omschrijving
bentoniet

Een mengsel van water en bentoniet.

geen

Er is geen materiaal gebruikt. Het gat is mogelijk vanzelf volgelopen met materiaal dat uit het gat of van het maaiveld afkomstig is.

grind

Grind dat gezeefd is en uit korrels bestaat met een grootte die tussen 2 en 6,3 mm ligt.

grindZand

Een mengsel van zand en grind dat gezeefd is en uit korrels bestaat met een grootte die tussen 63 µm en 6,3 mm ligt.

grindZandGrof

Een mengsel van zand en grind dat gezeefd is en uit korrels bestaat met een grootte die tussen 0,63 en 6,3 mm ligt.

grindZandOngezeefd

Een mengsel van zand en grind dat niet gezeefd is. Deze categorie omvat onder meer materiaal dat wordt aangeduid met termen als metselzand en ophoogzand.

grout

Een mengsel van cement en water zonder toeslag.

groutBentoniet

Een mengsel van cement en water met als toeslag bentoniet.

kleiZwelklasse1

Korrels die bestaan uit klei met een zwelvermogen van minimaal 80 % in zout water (NaCl 10.000 mg/l) en met een doorlatendheid die kleiner is dan 10-9 m/s. Aan dit materiaal is geen detecteerbare stof toegevoegd. Het materiaal is vergelijkbaar met Mikolit-B en wordt gebruikt onder omstandigheden die hoge eisen stellen aan het waterkerend vermogen.

kleiZwelklasse1Detecteerbaar

Korrels die bestaan uit klei met een zwelvermogen van minimaal 80 % in zout water (NaCl 10.000 mg/l) en met een doorlatendheid die kleiner is dan 10-9 m/s. Aan dit materiaal is een detecteerbare stof toegevoegd. Het materiaal is vergelijkbaar met Mikolit-B en wordt gebruikt onder omstandigheden die hoge eisen stellen aan het waterkerend vermogen.

kleiZwelklasse2

Korrels die bestaan die bestaan uit klei met een zwelvermogen van minimaal 30 % in zout water (NaCl 10.000 mg/l) en met een doorlatendheid die kleiner is dan 10-9 m/s. Aan dit materiaal is geen detecteerbare stof toegevoegd. Het materiaal is vergelijkbaar met Mikolit-300 en wordt gebruikt onder omstandigheden die standaard eisen stellen aan het waterkerend vermogen.

kleiZwelklasse2Detecteerbaar

Korrels die bestaan uit klei met een zwelvermogen van minimaal 30 % in zout water (NaCl 10.000 mg/l) en met een doorlatendheid die kleiner is dan 10-9 m/s. Aan dit materiaal is een detecteerbare stof toegevoegd. Het materiaal is vergelijkbaar met Mikolit-300 en wordt gebruikt onder omstandigheden die standaard eisen stellen aan het waterkerend vermogen.

kleiZwelklasse3

Korrels die bestaan uit klei met een zwelvermogen van minimaal 30 % in demi water en met een doorlatendheid die kleiner is dan 10-9 m/s. Aan dit materiaal is geen detecteerbare stof toegevoegd. Het materiaal is vergelijkbaar met Mikolit-00 en wordt gebruikt onder omstandigheden die lage eisen stellen aan het waterkerend vermogen.

kleiZwelklasse3Detecteerbaar

Korrels die bestaan uit klei met een zwelvermogen van minimaal 30 % in demi water en met een doorlatendheid die kleiner is dan 10-9 m/s. Aan dit materiaal is een detecteerbare stof toegevoegd. Het materiaal is vergelijkbaar met Mikolit-00 en wordt gebruikt onder omstandigheden die lage eisen stellen aan het waterkerend vermogen.

kleiZwelklasseOnbekend

Korrels die bestaan uit klei met een onbekend zwelvermogen. Aan dit materiaal is geen detecteerbare stof toegevoegd.

kleiZwelklasseOnbekendDetecteerbaar

Korrels die bestaan uit klei met een onbekend zwelvermogen, met een toevoeging van een detecteerbare stof.

verwijderdMateriaal

Het gat is opgevuld met de opgeboorde grond of de weggegraven ondergrond.

wegverhardingsmateriaal

Materiaal dat gebruikt is voor het verharden van wegen en erven; voorbeelden zijn asfalt, betonklinkers, klinkers, steenslag en tegels.

zand

Zand dat gezeefd is en uit korrels bestaat met een grootte die tussen 63 µm en 2 mm ligt.

zandMiddelgrof

Zand dat gezeefd is en uit korrels bestaat met een grootte die tussen 0,2 en 0,63 mm ligt.

zandMiddelgrofGrof

Zand dat gezeefd is en uit korrels bestaat met een grootte die tussen 0,2 en 2 mm ligt.

zandGrof

Zand dat gezeefd is en uit korrels bestaat met een grootte die tussen 0,63 en 2 mm ligt.

7.3 ActueelProces

De lijst met de exogene processen die in het terrein actief zijn.

Waarde Omschrijving
geulverlegging

Er komen lateraal migrerende geulen voor.

geulvorming

Er vindt vorming of verdieping van geulen plaats door uitschuring van de waterbodem.

piping

Water stroomt onder een dijk of ander grondlichaam door om binnendijks aan het oppervlak te komen.

scheurvorming

De (kleiige of venige) bovengrond is dermate uitgedroogd dat er scheurvorming optreedt, meestal in een polygoon-patroon.

verstuiving

Er vindt verstuiving plaats wanneer het hard waait (levend stuifzand).

7.4 Apparaattype

De lijst met de apparaten waarmee is gestoken of gekernd.

Waarde Omschrijving
corebarrelDoubleTube

Een apparaat dat bestaat uit een buitenbuis en een binnenbuis. De buitenbuis is direct met de boorbeitel verbonden en aan de bovenzijde open. De binnenbuis is stationair en dient om het monster op te vangen; de binnenbuis is aan de bovenzijde open en aan de onderzijde voorzien van een kernvanger.

corebarrelSingleTube

Een apparaat dat bestaat uit een enkele buis die direct met de boorbeitel verbonden is. De buis dient om het monster op te vangen en is aan de bovenzijde open en aan de onderzijde voorzien van een kernvanger.

corebarrelTripleTube

Een apparaat dat bestaat uit een buitenbuis met twee binnenbuizen. De buitenbuis is direct met de boorbeitel verbonden en aan de bovenzijde open. De binnenbuizen zijn stationair en dienen om het monster op te vangen. De buitenste van de twee is aan de bovenzijde open en aan de onderzijde voorzien van een kernvanger en dient ter bescherming van de binnenste buis waarin het monster werkelijk wordt opgevangen.

guts

Een apparaat dat bestaat uit een buis om het monster op te vangen die aan bovenzijde open is en aan de onderzijde voorzien is van een steekmond en die in de langsrichting gedeeltelijk open is.

sherbrooke

Een apparaat dat bestaat uit een open constructie van buizen en ringen met een grote diameter die aan de onderzijde voorzien is van messen die bij monstername het monster afsnijden en daarna voorkomen dat het monster eruit valt.

steekbus

Een apparaat dat bestaat uit een holle buis die aan de bovenzijde open is en aan de onderzijde voorzien is van een steekmond; de buis dient om het monster op te vangen en is in de lengterichting dicht; de steekmond kan voorzien zijn van een kernvanger, maar heeft nooit messen die het monster afsnijden.

steekbusDLDS

Een apparaat dat bestaat uit een holle buis met een grote diameter die aan de bovenzijde open is en aan de onderzijde voorzien is van een steekmond; de buis dient om het monster op te vangen en is in de lengterichting dicht; de steekmond is van messen voorzien die bij monstername het monster afsnijden en daarna voorkomen dat het monster eruit valt.

steekbusMetLiner

Een apparaat dat bestaat uit twee precies in elkaar passende buizen die aan de bovenzijde open in de lengterichting dicht zijn. De binnenbuis (liner) dient om het monster op te vangen. De buitenbuis is de onderzijde voorzien van een steekmond; de steekmond kan voorzien zijn van een kernvanger, maar heeft nooit messen die het monster afsnijden.

7.5 BedekkingsgraadVlek

De lijst voor de classificatie van het deel van het oppervlak dat door vlekken van een bepaalde kleur in beslag wordt genomen.

Waarde Omschrijving
weinigTot2

De vlekken beslaan tussen de 0 en 2 % van het oppervlak.

matig2tot20

De vlekken beslaan tussen de 2 en 20 % van het oppervlak.

veel20tot50

De vlekken beslaan meer dan 20 % tot maximaal 50 % van het oppervlak.

7.6 Bemonsteringskwaliteit

De lijst met de kwaliteitsniveaus van de boormonsters die de bemonstering heeft beoogd op te leveren.

Waarde Omschrijving
klasseA

De bemonstering is erop gericht ongestoorde monsters te verkrijgen en irreversibele veranderingen in de spanningstoestand te voorkomen. Direct na bemonstering zijn de monsters luchtdicht verpakt om oxidatie zo veel mogelijk te voorkomen. De monsters zijn opgeslagen en getransporteerd in afgesloten monstercontainers van voldoende sterkte om beschadiging en vochtverlies te voorkomen. De monstercontainers zijn op locatie, tijdens transport en in het laboratorium opgeslagen in een omgeving waar de temperatuur tussen 8 en 12 graden C mag variëren en de luchtvochtigheid minimaal 90 % bedraagt. De monstercontainers zijn tijdens transport beschermd tegen trillingen en schokken.

klasseB

De bemonstering is erop gericht ongestoorde monsters te verkrijgen waarbij verandering in de spanningstoestand wordt geaccepteerd. Direct na bemonstering zijn de monsters luchtdicht verpakt om oxidatie zo veel mogelijk te voorkomen. De monsters zijn opgeslagen en getransporteerd in afgesloten monstercontainers van voldoende sterkte om beschadiging en vochtverlies te voorkomen. De monstercontainers zijn beschermd tegen trillingen en schokken en extreme temperatuur.

klasseC

De bemonstering is erop gericht monsters te verkrijgen waarin de gelaagdheid en de interne structuur behouden blijft. Direct na bemonstering zijn de monsters luchtdicht verpakt om oxidatie zo veel mogelijk te voorkomen. De monsters zijn opgeslagen en getransporteerd in afgesloten monstercontainers van voldoende sterkte om beschadiging en vochtverlies te voorkomen.

klasseD

De bemonstering is erop gericht monsters te verkrijgen waarin de gelaagdheid behouden blijft. Direct na bemonstering zijn de monsters luchtdicht verpakt om oxidatie zo veel mogelijk te voorkomen. De monsters kunnen in PVC of metalen monstercontainers e.d. zijn verzameld en opgeslagen.

klasseE

De bemonstering is erop gericht een goede indruk te krijgen van de samenstelling van de ondergrond. Er gelden geen bijzondere eisen. De monsters kunnen in monsterbakken, zakken, potten e.d. verzameld en opgeslagen zijn.

7.7 Bemonsteringsmethode

De lijst met de methoden voor het uit de ondergrond nemen van boormonsters.

Waarde Omschrijving
graven

Manier van bemonsteren waarbij een deel van de ondergrond mechanisch of met de hand wordt weggegraven en in een graafbak of op een schep naar boven wordt gehaald. Levert normaliter monsters op met bemonsteringskwaliteit klasse E.

opAfstandDroog

Manier van bemonsteren waarbij het materiaal op diepte wordt losgeroerd, de losgemaakte grond door schroefwerking naar boven wordt gehaald of met behulp van perslucht wordt losgemaakt en naar boven gehaald en aan het oppervlak bemonsterd wordt. Een van de methoden die gebruikt worden bij boren met een avegaar. Levert normaliter monsters met bemonsteringskwaliteit klasse E.

opAfstandNat

Manier van bemonsteren waarbij het materiaal op diepte wordt losgeroerd of losgespoten, het losgemaakte materiaal op een niet nader omschreven manier naar boven wordt gespoeld en aan het oppervlak bemonsterd wordt door vloeistof en materiaal van elkaar te scheiden. De methode wordt gebruikt bij counterflushboren, bij gebruik van de geodoff en bij rotary drilling en spuitboren. De methode is niet bedoeld voor luchtliften, zuigboren en straightflushboren, want daarbij wordt de manier waarop het materiaal naar boven wordt gespoeld nader omschreven. Levert normaliter monsters op met bemonsteringskwaliteit klasse E.

opAfstandNatBinnendoor

Manier van bemonsteren waarbij het materiaal op diepte wordt losgeroerd of losgespoten, het losgemaakte materiaal via de holle boorstangen naar boven wordt gespoeld en aan het oppervlak bemonsterd wordt door vloeistof en materiaal van elkaar te scheiden. De methode wordt gebruikt bij luchtliften en mechanisch zuigboren. Levert normaliter monsters op met bemonsteringskwaliteit klasse E.

opAfstandNatBuitenlangs

Manier van bemonsteren waarbij het materiaal op diepte wordt losgeroerd of losgespoten, het losgemaakte materiaal via de ruimte tussen de boorstangen en de wand van het gat naar boven wordt gespoeld en aan het oppervlak bemonsterd wordt door vloeistof en materiaal van elkaar te scheiden. De methode wordt gebruikt bij straightflushboren. Levert normaliter monsters op met bemonsteringskwaliteit klasse E.

opDiepteGrijpen

Manier van bemonsteren waarbij het materiaal op diepte met een grijper wordt uitgenomen. De methode wordt gebruikt bij het grijperboren. Levert normaliter monsters op met bemonsteringskwaliteit klasse D of E. Welke klasse van toepassing is wordt mede bepaald door de cohesie en de vochtigheid van de grond.

opDiepteKernen

Manier van bemonsteren waarbij een kolom materiaal op diepte met een speciale boorbeitel of met draaiende spuiters wordt vrijgeboord, in een container wordt opgevangen, wordt losgetrokken of losgesneden en naar boven wordt gehaald. De methode wordt gebruikt bij kernboren, rotary core drilling en bij gebruik van de Sherbrooke sampler. Levert normaliter monsters op met bemonsteringskwaliteit klasse A, B, C of D. Welke klasse van toepassing is wordt bepaald door het type bemonsteringsapparaat, de boortechniek, de cohesie en de vochtigheid van de grond.

opDiepteLosroeren

Manier van bemonsteren waarbij het materiaal op diepte wordt losgeroerd, in het apparaat wordt opgevangen en met het apparaat naar boven wordt gehaald. De methode wordt gebruikt bij boren met het bucketsysteem, draaiend boren met de hand, pulsboren en bij de VanderStaay-boor en de handbediende zuigerboor. Levert normaliter monsters op met bemonsteringskwaliteit klasse E tot D. Welke klasse van toepassing is wordt bepaald door de boortechniek en de cohesie en de vochtigheid van het materiaal.

opDiepteUitsteken

Manier van bemonsteren waarbij een kolom materiaal op diepte wordt uitgestoken, in een container wordt opgevangen, wordt losgetrokken of losgesneden en in de container naar boven wordt gehaald. De methode wordt gebruikt bij het Ackermann-apparaat, de VanderStaay-boor, Aqualock sampler, Beeker-monsternemer, het Begemann-steekapparaat, Dachnovski-apparaat, de dropcorer, DLDS, folie-sampler, grondkolomcilinder, gutsboor, monsterringsteker, MOSTAP, pistoncorer, (veen)profielsteker, ramgutsboor, sonisch boren, de spitsmuismonstersteker, steekbuis, trilflip, het VanderHorst-steekapparaat, de vibrocorer, window sampler en de Zenkovitchboor. Levert monsters op met bemonsteringskwaliteit klasse A, B, C of D. Welke klasse van toepassing is wordt bepaald door het type bemonsteringsapparaat, de boortechniek, de cohesie en de vochtigheid van het materiaal.

7.8 Bemonsteringsprocedure

De lijst met de procedures voor bemonstering.

Waarde Omschrijving
ISO22475d1v2006

NEN-EN-ISO 22475-1:2006 Methoden voor monsterneming en grondwatermeting - Deel 1: Technische grondslagen voor de uitvoering. Een internationale norm geaccepteerd door Nederland en Europa.

ISO22475d1v2021

NEN-EN-ISO 22475-1:2021 Methoden voor monsterneming en grondwatermeting - Deel 1: Technische grondslagen voor de uitvoering. Een internationale norm geaccepteerd door Nederland en Europa.

7.9 BeschrevenMateriaal

De lijst met de materialen waaruit de lagen in een boorprofiel bestaan.

Waarde Omschrijving
grond

Het boorprofiel omvat alleen lagen die beschreven zijn als grond of bijzonder materiaal.

7.10 Beschrijfkwaliteit

De lijst met de kwaliteitsniveaus van de geologische boorprofielen.

Waarde Omschrijving
geologischStandaardGeroerd

De grond is beschreven volgens de eisen in SBB6:2020 gesteld aan een standaard geologische beschrijving van geroerde boormonsters.

geologischStandaardOngeroerd

De grond is beschreven volgens de eisen in SBB6:2020 gesteld aan een standaard geologische beschrijving die is gemaakt van ongeroerde boormonsters.

geologischUitgebreidGeroerd

De grond is beschreven volgens de eisen in SBB6:2020 gesteld aan een uitgebreide geologische beschrijving van geroerde boormonsters.

geologischUitgebreidOngeroerd

De grond is beschreven volgens de eisen in SBB6:2020 gesteld aan een uitgebreide geologische beschrijving die is gemaakt van ongeroerde boormonsters.

7.11 Beschrijflocatie

De lijst met de plekken waar het beschrijven van boormonsters wordt uitgevoerd.

Waarde Omschrijving
lab

De monsters zijn beschreven in een beschrijfruimte.

veld

De monsters zijn beschreven in het veld, direct na monstername.

veldlab

De monsters zijn beschreven in een container aan boord van een schip of een daarmee vergelijkbare ruimte, direct na monstername.

7.12 Beschrijfprocedure

De lijst met de procedures voor geologische boormonsterbeschrijving.

Waarde Omschrijving
GDN_SBB6v2020

Standaard Boor Beschrijvingsmethode 6 versie 2020. Een door de Geologische Dienst Nederland vastgestelde procedure voor de beschrijving van boormonsters.

7.13 BijzonderMateriaal

De lijst met de materialen waaruit een laag die geen grond- of gesteentelaag is bestaat.

Waarde Omschrijving
betonOngebroken

Antropogeen materiaal: beton dat niet als puin wordt geclassificeerd, bijvoorbeeld een betonplaat.

geotextiel

Antropogeen materiaal: textiel en folies die gebruikt worden in grondverbetering en meestal uit kunststof bestaan.

houtGebruikt

Antropogeen materiaal: hout of houtig materiaal dat door de mens gebruikt is. Voorbeelden zijn rijsmatten, funderingspalen, beschoeiingen, scheepswrakken.

houtskool

Antropogeen materiaal: door verbranding verkoolde resten van hout, meestal gebroken stukjes.

huisvuil

Antropogeen materiaal: niet nader omschreven huishoudelijk afval.

kalkGemaakt

Antropogeen materiaal: op kalk gebaseerd materiaal van menselijke makelij zoals gebluste kalk of als hulpstof herkenbare kalk.

ophoogmateriaalLichtKunststof

Antropogeen materiaal: ophoogmateriaal met een laag soortelijk gewicht dat vooral uit plastics en soortgelijke kunststoffen bestaat, met als voorbeeld geëxpandeerd polystyreen.

ophoogmateriaalLichtStenig

Antropogeen materiaal: ophoogmateriaal met een laag soortelijk gewicht dat uit stenig materiaal van menselijke makelij bestaat. Voorbeelden zijn bims, geëxpandeerde kleikorrels, flugsand, schuimbeton en schuimglas.

plantenrestenHoutig

Natuurlijk materiaal: de houtige, onverteerde resten van planten, zoals stammen, takken en houtige wortels.

plantenrestenNietHoutig

Natuurlijk materiaal: de niet-houtige, onverteerde resten van planten, zoals worteltjes, rietstengels en bladeren.

puin

Antropogeen materiaal: bouw- en sloopafval, veelal een mengsel van stenige materialen die door de mens gemaakt of bewerkt zijn; soilmix, een mengsel van de grond ter plaatse met een materiaal als cement of waterglas, wordt ook hiertoe gerekend.

soilmix

Antropogeen materiaal: een mengsel van de grond ter plaatse met een materiaal als cement of waterglas; wordt bijvoorbeeld als grondverbetering gebruikt voor grondkeringen.

stenen

Antropogeen materiaal: stenen van natuurlijk materiaal die gebruikt zijn als ballast of stortsteen of het bijproduct zijn van mijnbouw.

verbrandingsresten

Antropogeen bestanddeel: minerale verbrandingsresten met een diameter die varieert van kleiner dan 63 µm tot groter dan 2 mm.

verbrandingsrestenFijn

Antropogeen materiaal: minerale verbrandingsresten met een diameter vergelijkbaar met die van silt en lutum (kleiner dan 63 µm).

verbrandingsrestenMiddelgrof

Antropogeen materiaal: minerale verbrandingsresten met een diameter vergelijkbaar met die zand (0,063 tot 2 mm).

verbrandingsrestenGrof

Antropogeen materiaal: minerale verbrandingsresten met een diameter groter dan 2 mm.

wegverhardingsmateriaal

Antropogeen materiaal: materiaal dat gebruikt is voor het verharden van wegen en erven. Voorbeelden zijn asfalt, betonklinkers, klinkers, steenslag en tegels.

zwerfkeiVerweerd

Natuurlijk materiaal: een zo verweerde zwerfkei dat het materiaal volledig vergruisd is en doorboord kan worden.

7.14 Bodemgebruik

De lijst met de waarden voor bodemgebruik.

Waarde Omschrijving
akkerBollen

Terrein in landelijk gebied in gebruik voor akkerbouw of vollegrondstuinbouw en wel voor bloembollen.

akkerNietBollen

Terrein in landelijk gebied in gebruik voor akkerbouw of vollegrondstuinbouw, maar niet voor bloembollen.

boomgaard

Terrein in landelijk gebied in gebruik als boomgaard.

bos

Terrein in landelijk gebied dat bedekt is met bos.

gebruikInTransitie

Terrein dat niet-verhard is en nog niet werkelijk in gebruik is omdat men het gebruik van het terrein aan het veranderen is.

geenBodemgebruik

Terrein met verhard oppervlak.

glastuinbouw

Terrein in landelijk gebied in gebruik voor tuinbouw onder glas.

grasland

Terrein of een kleiner stuk grond (grasland, wegberm, dijk) in landelijk gebied dat voor korte of lange tijd met gras begroeid is.

natuurGeenVegetatie

Terrein in landelijk gebied dat in gebruik is als natuurterrein zonder vegetatie, bijvoorbeeld stranden, wadplaten of stuifzandgebieden.

natuurKorteVegetatie

Terrein in landelijk gebied dat in gebruik is als natuurterrein en begroeid is met heide, riet of andere korte vegetatie.

nietLandelijkBomen

Terrein in niet-landelijk gebied dat overwegend met bomen is begroeid (plantsoenen, singels, begraafplaatsen, volkstuinen en campings).

nietLandelijkGras

Terrein in niet-landelijk gebied dat overwegend met gras is begroeid (bijv. parken, golfbanen, sportparken, grasstroken en een grasveld bij zwembaden).

7.15 Bontheid

De lijst voor de classificatie van het aandeel kleurige korrels in de zand- en de grindfractie.

Waarde Omschrijving
nietBont

De fractie bestaat voor meer dan 99 volumeprocent uit korrels die wit, doorschijnend of lichtgrijs zijn.

matigBont

De fractie bestaat voor 90 tot 99 volumeprocent uit korrels die wit, doorschijnend of lichtgrijs zijn.

zeerBont

De fractie bestaat voor minder dan 90 volumeprocent uit korrels die wit, doorschijnend of lichtgrijs zijn.

7.16 Boorprocedure

De lijst met de procedures voor boren.

Waarde Omschrijving
bedrijfSpecifiek

Er is een door de uitvoerder van de boring voor het eigen bedrijf opgestelde procedure gevolgd.

SIKB2001vanafV6.0

SIKB protocol 2001 Plaatsen van handboringen en peilbuizen, maken van boorbeschrijvingen, nemen van grondmonsters en waterpassen. Versie 6.0 en opvolgende versies die geen relevante wijzigingen voor (de gegevens van) het booronderzoek bevatten.

SIKB2101vanafV3.3

SIKB protocol 2101 Mechanisch boren. Versie 3.3 en opvolgende versies die geen relevante wijzigingen voor (de gegevens van) het booronderzoek bevatten.

7.17 Boortechniek

De lijst met de technieken voor het maken van een gat in de ondergrond.

Waarde Omschrijving
handDraaien

De techniek waarbij een apparaat met de hand wordt bediend en door draaien dieper de grond in wordt gedreven. Tijdens het boren is er sprake van een open gat. Om het geboorde gat bij verder boren in stand te houden kan verbuizing worden aangebracht. Voorbeelden van apparaten die gebruikt worden zijn de verschillende typen edelmanboren, de grindboor, de lepelboor, de riversideboor, de spiraalboor en de keienvanger.

handDrukken

De techniek waarbij een apparaat zonder zuiger met de hand wordt bediend en door drukken dieper de grond in wordt gedreven. De gebruikte apparaten worden gewoonlijk steekapparaten genoemd en voorbeelden zijn de gutsboor, het VanderHorst-steekapparaat, het Dachnovski-apparaat, de profielsteker, de veenprofielsteker, de monsterringsteker, de folie-sampler, de steekbuis, de Beeker-monsternemer en de grondkolomcilinder.

handDrukkenZuiger

De techniek waarbij een apparaat dat voorzien is van een zuiger met de hand wordt bediend en door drukken dieper de grond in wordt gedreven. Voorbeelden van apparaten die gebruikt worden zijn het Livingstone-apparaat, de zuigerboor en de VanderStaay-boor.

handHameren

De techniek waarbij een apparaat met de hand wordt bediend en een hamer wordt gebruikt om het dieper de grond in te drijven; de hamer kan met de hand bediend worden of elektrisch worden aangedreven. Voorbeelden van apparaten die gebruikt worden zijn de gutsboor en bepaalde steekapparaten (Dachnovski-apparaat, monsterringsteker, folie-sampler, de steekbuis en grondkolomcilinder).

handPulsen

De techniek waarbij een apparaat met de hand wordt bediend en een buis met een terugslagklep dieper de grond in wordt gedreven door deze herhaaldelijk te laten vallen. De buis met terugslagklep wordt de puls genoemd. Bij pulsen is het geboorde traject altijd maar voor een klein gedeelte open en wordt het grootste deel van het gat beschermd door een buis die tijdens het boren naar beneden wordt gedrukt. Aanvullende maatregelen om het geboorde gat in stand te houden om verder te kunnen boren zijn niet nodig.

mechanischDraaienOnverbuisd

De techniek waarbij een apparaat mechanisch wordt aangedreven en door draaien dieper de grond in wordt gedreven. Tijdens het boren is er sprake van een volledig open gat, behalve in het deel van het traject waarin tijdens de voorbereiding tijdelijke verbuizing is gezet. Om het geboorde gat bij verder boren in stand te houden kan (aanvullende) verbuizing worden aangebracht of spoeling worden gebruikt. Voorbeelden zijn boren met de avegaar, het bucketsysteem, luchtliftsysteem, rotary drillingsysteem, straightflushsysteem en de zuigboor.

mechanischDraaienVerbuisd

De techniek waarbij een apparaat mechanisch wordt aangedreven en door draaien dieper de grond in wordt gedreven. De draaiende boorkop zit onderaan een buis die precies in het gat past. De buis zorgt ervoor dat het gat tijdens het boren in stand wordt gehouden. Het voorbeeld is counterflushboren.

mechanischDrukken

De techniek waarbij een apparaat mechanisch wordt aangedreven en door continu drukken dieper de grond in wordt gedreven. Voorbeelden van apparaten die gebruikt worden zijn het Ackermann-apparaat, het Begemann-steekapparaat, de DLDS, de MOSTAP en de spitsmuismonstersteker. Ook een gutsboor wordt gedrukt wanneer de aard van de ondergrond dat toestaat.

mechanischGrijpen

De techniek waarbij een mechanisch bediende grijper wordt gebruikt om het gat dieper te maken. Tijdens het boren is er sprake van een volledig open gat. Om het geboorde gat bij verder boren in stand te houden kan verbuizing worden aangebracht of spoeling worden gebruikt. Wanneer er slechts een oppervlakkig gat wordt gemaakt wordt dit niet als een vorm van boren beschouwd. Een voorbeeld is het grijperboorsysteem.

mechanischHameren

De techniek waarbij een apparaat mechanisch wordt aangedreven en een hamer wordt gebruikt om het de grond in te drijven. Voorbeelden zijn de ramgutsboor, de window sampler en het Ackermann-apparaat; een gutsboor wordt gehamerd wanneer de aard van de ondergrond dat vereist.

mechanischHamerenSpuitenVerbuisd

De techniek waarbij een apparaat mechanisch wordt aangedreven en dieper de grond in wordt gedreven door te hameren en de grond los te spuiten. De boorkop zit onderaan een buis die ervoor zorgt dat het gat tijdens het boren in stand wordt gehouden. Het voorbeeld is ro-flushboren.

mechanischPulsen

De techniek waarbij een apparaat mechanisch wordt aangedreven en een buis met een terugslagklep dieper de grond in wordt gedreven door deze herhaaldelijk te laten vallen. De buis met terugslagklep wordt de puls genoemd en deze techniek is de meest gebruikte in de wereld van de geotechniek. Bij pulsen is het geboorde traject altijd maar voor een klein gedeelte open en wordt het grootste deel van het gat beschermd door een buis die tijdens het boren naar beneden wordt gedrukt. Aanvullende maatregelen om het geboorde gat in stand te houden om dieper te kunnen boren zijn niet nodig.

mechanischSpuitenDraaien

De techniek waarbij een apparaat mechanisch wordt aangedreven en door een combinatie van spuiten en draaien dieper de grond in wordt gedreven. Tijdens het boren is er sprake van een volledig open gat. Om het geboorde gat in stand te houden kan verbuizing worden aangebracht. Het voorbeeld is boren met gebruik van de Sherbrooke sampler.

mechanischSpuitenOnverbuisd

De techniek waarbij met een mechanisch bediend apparaat een gat wordt gemaakt door de grond los te spuiten. Tijdens het boren is er sprake van een volledig open gat. Om het geboorde gat bij verder boren in stand te houden kan verbuizing worden aangebracht. Voorbeelden van apparaten die gebruikt worden zijn een slang aangesloten op een compressor en een spuitlans.

mechanischTrillen

De techniek waarbij een apparaat mechanisch wordt aangedreven en door hoogfrequent trillen dieper de grond in wordt gedreven. Het trillen kan gecombineerd worden met drukken of draaien. Voorbeelden zijn (roterend) sonisch boren, vibrocoring en boren met de trilflip, geodoff, de Zenkovitch-boor en de Aqualocksampler.

mechanischVallen

De techniek waarbij het apparaat mechanisch wordt aangedreven en een buis de grond in wordt gedreven door deze van geringe hoogte in een keer in de waterbodem te laten vallen. Voorbeelden zijn de dropcorer en de pistoncorer.

mechanischVerdringen

De techniek waarbij een apparaat mechanisch wordt aangedreven en door draaien, hameren, drukken of trillen de grond in wordt gedreven zonder eigenlijk materiaal naar boven te halen. Het voorbeeld is verdringend (roterend) sonisch boren.

7.18 Buismateriaal

De lijst met de materialen waaruit de buizen die in het boorgat zijn achtergebleven bestaan.

Waarde Omschrijving
pe

De buis bestaat uit polyethyleen, waarbij onbekend is of het high density of low density polyethyleen betreft.

peHighDensity

De buis bestaat uit high density polyethyleen.

peLowDensity

De buis bestaat uit low density polyethyleen.

pePvc

De buis bestaat uit polyethyleen en pvc, waarbij onbekend is of het high density of low density polyethyleen betreft.

staal

De buis bestaat uit staal, waarbij onbekend is welk type staal het betreft.

staalGegalvaniseerd

De buis bestaat uit gegalvaniseerd staal.

staalRoestvrij

De buis bestaat uit roestvrij staal.

7.19 ConsistentieFijneGrond

De lijst voor de classificatie van de stijfheid van fijne grond.

Waarde Omschrijving
zeerSlap

Grond waar een vinger gemakkelijk tot 25 mm in kan worden gedrukt en die tussen de vingers door loopt wanneer de hand wordt samengeknepen. Een klasse onder de NEN-EN-ISO 14688 procedure.

slap

Grond waar een vinger tot 10 mm kan worden gedrukt en die met lichte druk van de vingers kan worden verkneed. Een klasse onder de NEN-EN-ISO 14688 procedure.

stevig

Grond die met de duim gemakkelijk kan worden ingedrukt en niet met de vingers kan worden verkneed, maar wel tot 3 mm dikke strengen kan worden uitgerold zonder te breken of te verkruimelen. Een klasse onder de NEN-EN-ISO 14688 procedure.

stijf

Grond waar met de duim een ondiepe voor in kan worden gemaakt en die verkruimelt en breekt wanneer de grond tot 3 mm dikke strengen wordt uitgerold, maar nog vochtig genoeg is om weer tot een bol te worden gekneed. Een klasse onder de NEN-EN-ISO 14688 procedure.

zeerStijf

Grond waar nog net een kerf in kan worden gemaakt met de nagel van de duim. De grond kan niet meer worden vervormd en verkruimelt onder druk. Vaak is deze grond uitgedroogd. De grond heeft meestal een lichte kleur. Een klasse onder de NEN-EN-ISO 14688 procedure.

7.20 ConsistentieOrganischeGrond

De lijst voor de classificatie van de stijfheid van organische grond.

Waarde Omschrijving
zeerSlap

De grond loopt zonder knijpen tussen de vingers door.

slap

De grond loopt met knijpen zeer gemakkelijk tussen de vingers door.

matigSlap

De grond loopt met knijpen nog goed tussen de vingers door.

matigStevig

De grond is met stevig knijpen nog juist tussen de vingers door te krijgen.

stevig

De grond is ook met stevig knijpen niet tussen de vingers door te krijgen.

vast

De grond is nog met de nagel in te drukken.

7.21 Coördinaattransformatie

De lijst met de methoden waarmee de coördinaten zijn omgezet.

Waarde Omschrijving
7parameterTransformatie

De gegevens zijn getransformeerd van WGS84 naar ETRS89, gebruikmakend van de 7-parameter transformatie. De transformatieparameters zijn afkomstig van de Dienst der Hydrografie en zijn tijdsafhankelijk. Voor elk jaar is een parameterset beschikbaar voor de berekening van coördinaten in ETRS89 in Nederland, waarna een transformatieprocedure naar de juiste dag volgt.

7parameterTransformatie1989

De gegevens zijn getransformeerd van WGS84 naar ETRS89, gebruikmakend van de 7-parameter transformatie. De transformatieparameters zijn afkomstig van de Dienst der Hydrografie en zijn tijdsafhankelijk. Bij transformatie is gebruik gemaakt van de parameterset 1989.0.

nietGetransformeerd

De gegevens zijn aangeleverd in ETRS89; transformatie was niet nodig.

RDNAPTRANS2008

De gegevens zijn getransformeerd van RD naar ETRS89, gebruikmakend van de transformatie RDNAPTRANS™, versie 2008. RDNAPTRANS™ is de officiële transformatie tussen RD/NAP en ETRS89 afkomstig van het Kadaster.

RDNAPTRANS2018

De gegevens zijn getransformeerd van RD naar ETRS89, gebruikmakend van de transformatie RDNAPTRANS™, versie 2018. RDNAPTRANS™ is de officiële transformatie tussen RD/NAP en ETRS89 afkomstig van het Kadaster, Rijkswaterstaat en de Dienst der Hydrografie van de Koninklijke Marine in het samenwerkingsverband NSGI (Nederlandse Samenwerking Geodetische Infrastructuur).

7.22 GenetischeTypering

De lijst met de waarden voor de geologische typering van de wording van lagen en laagjes.

Waarde Omschrijving
begravenBodem

Een bodem die na vorming begraven is geraakt door sedimentatie. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

deflatieNiveau

Een laag uiterst grof zand, grind, keitjes of keien met door de wind gefacetteerde en gepolijste zijden die de top vormt van een minder grove laag.

dekzand

Meestal fijn, goed gesorteerd, afgerond zand, door de wind over grote gebieden afgezet in de koude, droge omstandigheden aan het eind van de laatste ijstijd, al dan niet lokaal verspoeld. Komt in heel Nederland voor: in Oost- en Zuid-Nederland aan de oppervlakte, elders onder holocene veen- of kleilagen.

geulbasis

Slecht gesorteerd, heterogeen en grofkorrelig laagje dat een scherpe ondergrens heeft en naar boven toe geleidelijk overgaat in fijnkorreliger materiaal. Kan ook ander grover materiaal bevatten, zoals klei- en leembrokken, houtresten en schelpfragmenten.

gliede

Een laag die uit doppleriet bestaat en die op een zandpakket ligt. Doppleriet heeft de consistentie en structuur van zwarte schoensmeer en ontstaat wanneer veen oxideert en de humuszuren als stroperige zwarte brij naar beneden sijpelen en samenklonteren. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

hellingmateriaal

Grond die door hellingprocessen verplaatst is en bestaat uit een mengsel van lokaal hoger gelegen grond en grond die al deel uitmaakte van de helling. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

ingestovenZand

Dunne laag (meestal minder dan 1 cm) zwak siltig zand in een veenpakket.

keileem

Sterk zandige leem of klei, vaak met grind. Samenstelling buitengewoon heterogeen met een vrij groot aandeel van alle korrelgroottefracties (lutum, silt, zand en grind). De zandfractie is zeer slecht gesorteerd en bevat korrels uit de hele zandfractie. Kleur (donker) bruingrijs, groengrijs of roestbruin. Kalkloos tot kalkrijk, bevat soms ingewalste zandlenzen en/of opgenomen ouder materiaal (bijvoorbeeld potkleibandjes of brokjes). In Oost-Nederland kan het glauconiet en/of glauconiethoudende leem- of kleibrokjes bevatten door opgenomen Tertiair materiaal. Grindassociatie glaciaal. Komt voor in Noord- en Midden-Nederland. Meestal afgezet onder het landijs in het Saalien, al zijn er voorbeelden uit het Elsterien bekend; in dat geval is de grindassociatie niet duidelijk glaciaal.

keizand

Zwak tot uiterst siltig zand, meestal met grind. Samenstelling buitengewoon heterogeen met een groter aandeel van alle korrelgroottefracties (lutum, silt, zand en grind). De zandfractie is zeer slecht gesorteerd en bevat korrels uit de hele zandfractie. Kleur beige/geel of roestbruin; als er meer fijne fractie aanwezig is ook bruin- of groengrijs. Kalkloos tot kalkrijk, bevat soms ingewalste zandlenzen en/of opgenomen ouder materiaal (bijvoorbeeld potkleibandjes of brokjes). Grindassociatie glaciaal. Komt voor in Noord- en Midden-Nederland. Meestal afgezet onder het landijs in het Saalien of als uitspoelingsrest van keileem. Er zijn voorbeelden bekend uit het Elsterien, die bestaan uit zeer slecht gesorteerd zwak siltig grof zand, meestal met grind; in dit geval is de grindassociatie niet duidelijk glaciaal. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

laklaag

Een donkergrijs tot zwart niveau in lichtgrijze fluviatiele komklei die het resultaat is van terrestrische of subaquatische neerslag van organische zuren. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

loess

Leem die door de wind is afgezet en in het algemeen voor meer dan 75 % bestaat uit kwartskorrels uit de siltfractie (korrelgrootte tussen 2 en 63 µm). Komt vooral voor in Zuid-Limburg en ligt vaak rechtstreeks op grindlagen die door de Maas zijn afgezet. Kan verspoeld voorkomen en grote diktes bereiken in dolines en als hellingmateriaal.

meeropvulling

Regelmatig parallel gelaagde opeenvolging afgezet in een meer. Opeenvolging bestaat meestal uit een afwisseling van klei en leem, of fijn en grof zand, soms met fijn grind. Omvat ook warven. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

mudDrape

Fijnkorrelig laagje dat de morfologie van het onderliggende laagje volgt

oplichtingsLaag

Ingespoelde laag afgezet bij het horizontaal inscheuren van een veenpakket bij vloed of overstroming wat leidt tot het oplichten van het bovenste veenpakket. Dit ingespoelde materiaal wordt tussen de twee veenlagen afgezet, de grens met het boven- en onderliggende veenpakket is zeer scherp. Het materiaal kan zandig of kleiig zijn; in het laatste geval wordt er wel gesproken over klapklei. Diktes variëren van enkele millimeters tot meer dan 10 cm.

potklei

Zwak tot matig siltig of zandige klei, stevig tot (zeer) hard, veelal kalkrijk en glimmerhoudend. Kleur licht- tot donkergrijs, of donkerbruin tot zwart. Sedimenten die afgezet zijn in diepe sub-glaciale smeltwatergeulen, direct na het afsmelten van het Elsterien landijs. Hoge tot zeer hoge lutum percentages zijn kenmerkend, in enkele gevallen oplopend tot 60 %. Kenmerkend is de sterke wisseling in dikte over korte afstanden. Komt alleen in Noord-Nederland voor.

verweerdGesteente

Grond die het product is van verwering van onderliggend intact gesteente. Gekenmerkt door naast elkaar voorkomen van brokken onverweerd gesteente en volledig verweerd materiaal, dat als klei, silt, zand of grind wordt beschreven. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

7.23 GeotechnischeGrondsoort

De lijst voor de geotechnische classificatie van de grondsoort gebaseerd op de systematiek van NEN-EN-ISO 14688-1.

Waarde Omschrijving
keien

Zeer grove minerale grond die voor meer dan 95 % uit keien bestaat.

keienMetGrind

Zeer grove minerale grond die voor 50 tot 95 % uit keien en voor de rest vooral uit grind bestaat.

keienMetZand

Zeer grove minerale grond die voor 50 tot 95 % uit keien en voor de rest vooral uit zand bestaat.

keienMetSilt

Zeer grove minerale grond die bestaat uit keien die elkaar raken met daartussen fijn materiaal dat zich gedraagt als silt.

keienMetKlei

Zeer grove minerale grond die bestaat uit keien die elkaar raken met daartussen fijn materiaal dat zich gedraagt als klei.

keitjes

Zeer grove minerale grond die voor meer dan 95 % uit keitjes bestaat.

keitjesMetGrind

Zeer grove minerale grond die voor 50 tot 95 % uit keitjes en voor de rest vooral uit grind bestaat.

keitjesMetZand

Zeer grove minerale grond die voor 50 tot 95 % uit keitjes en voor de rest vooral uit zand bestaat.

keitjesMetSilt

Zeer grove minerale grond die bestaat uit keitjes die elkaar raken met daartussen fijn materiaal dat zich gedraagt als silt.

keitjesMetKlei

Zeer grove minerale grond die bestaat uit keitjes die elkaar raken met daartussen fijn materiaal dat zich gedraagt als klei.

grind

Grove minerale grond die voor meer dan 95 % uit grind bestaat.

grindMetKeien

Grove minerale grond die voor 50 tot 95 % uit grind en voor de rest vooral uit keien bestaat.

grindMetKeitjes

Grove minerale grond die voor 50 tot 95 % uit grind en voor de rest vooral uit keitjes bestaat.

zwakZandigGrind

Grove minerale grond die voor meer dan 50 % uit grind en voor 5 tot 20 % uit zand bestaat.

sterkZandigGrind

Grove minerale grond die voor meer dan 50 % uit grind en voor meer dan 20 % uit zand bestaat.

siltigGrind

Grove minerale grond die bestaat uit grind waarvan de korrels elkaar raken met daartussen fijn materiaal dat zich gedraagt als silt.

kleiigGrind

Grove minerale grond die uit grind bestaat waarvan de korrels elkaar raken met daartussen fijn materiaal dat zich gedraagt als klei.

zand

Grove minerale grond die voor meer dan 95 % uit zand bestaat.

zandMetKeien

Grove minerale grond die voor 50 tot 95 % uit zand en voor de rest vooral uit keien bestaat.

zandMetKeitjes

Grove minerale grond die voor 50 tot 95 % uit zand en voor de rest vooral uit keitjes bestaat.

zwakGrindigZand

Grove minerale grond die voor meer dan 50 % uit zand en voor 5 tot 20 % uit grind bestaat.

sterkGrindigZand

Grove minerale grond die voor meer dan 50 % uit zand en voor meer dan 20 % uit grind bestaat.

siltigZand

Grove minerale grond die voor meer dan 50 % uit zand bestaat en verder uit fijn materiaal dat zich gedraagt als silt.

siltigZandMetGrind

Grove minerale grond die voor meer dan 50 % uit zand bestaat, en verder vooral uit fijn materiaal dat zich gedraagt als silt, en grind bevat.

kleiigZand

Grove minerale grond die voor meer dan 90 % uit zand bestaat en verder uit fijn materiaal dat zich gedraagt als klei.

kleiigZandMetGrind

Grove minerale grond die voor meer dan 90 % uit zand bestaat en verder vooral uit fijn materiaal dat zich gedraagt als klei, en grind bevat.

silt

Fijne minerale grond die zich gedraagt als silt, geen grind of zeer grof materiaal en geen zichtbaar of voelbaar zand (bij uitsmeren over de hand) bevat.

siltMetKeien

Fijne minerale grond die zich gedraagt als silt en keien en ander zeer grof en grof materiaal bevat.

siltMetKeitjes

Fijne minerale grond die zich gedraagt als silt en keitjes en grof materiaal bevat.

zwakGrindigSilt

Fijne minerale grond die zich gedraagt als silt, geen zeer grof materiaal en enkele grindkorrels bevat.

sterkGrindigSilt

Fijne minerale grond die zich gedraagt als silt, geen zeer grof materiaal en veel grindkorrels bevat.

zwakZandigSilt

Fijne minerale grond die zich gedraagt als silt, zichtbaar en nauwelijks voelbaar zand en geen grind of zeer grof materiaal bevat.

zwakZandigSiltMetGrind

Fijne minerale grond die zich gedraagt als silt, zichtbaar en nauwelijks voelbaar zand en enkele grindkorrels bevat.

sterkZandigSilt

Fijne minerale grond die zich gedraagt als silt, goed zichtbaar en duidelijk voelbaar zand en geen grind of zeer grof materiaal bevat.

sterkZandigSiltMetGrind

Fijne minerale grond die zich gedraagt als silt, goed zichtbaar en duidelijk voelbaar zand en enkele grindkorrels bevat.

klei

Fijne minerale grond die zich gedraagt als klei, geen grind of zeer grof materiaal en geen zichtbaar of voelbaar zand bevat.

kleiMetKeien

Fijne minerale grond die zich gedraagt als klei, keien bevat tot een maximum van 30% en voor een niet nader bepaald deel uit ander zeer grof en grof materiaal bestaat.

kleiMetKeitjes

Fijne minerale grond die zich gedraagt als klei, keitjes bevat tot een maximum van 30% en voor een niet nader bepaald deel uit grof materiaal bestaat.

zwakGrindigeKlei

Fijne minerale grond die zich gedraagt als klei, enkele grindkorrels en geen zichtbaar of voelbaar zand bevat.

sterkGrindigeKlei

Fijne minerale grond die zich gedraagt als klei, veel grindkorrels en geen zichtbaar of voelbaar zand bevat.

zwakZandigeKlei

Fijne minerale grond die zich gedraagt als klei, zichtbaar en nauwelijks voelbaar zand en geen grind of grover materiaal bevat.

zwakZandigeKleiMetGrind

Fijne minerale grond die zich gedraagt als klei, zichtbaar en nauwelijks voelbaar zand en enkele grindkorrels bevat.

sterkZandigeKlei

Fijne minerale grond die zich gedraagt als klei, goed zichtbaar en duidelijk voelbaar zand en geen grind of grover materiaal bevat.

sterkZandigeKleiMetGrind

Fijne minerale grond die zich gedraagt als klei, goed zichtbaar en duidelijk voelbaar zand en enkele grindkorrels bevat.

detritus

Organische grond die uit detritus bestaat, een organisch materiaal met nauwelijks enige treksterkte, dat uit gebroken vezels bestaat en weinig samenhang vertoont.

zwakZandigeDetritus

Organische grond die uit detritus bestaat en voelbaar zandkorrels bevat.

sterkZandigeDetritus

Organische grond die uit detritus bestaat en zichtbaar zandkorrels bevat.

siltigeDetritus

Organische grond die uit detritus bestaat en waarneembaar silt bevat.

kleiigeDetritus

Organische grond die uit detritus bestaat en waarneembaar klei bevat.

humus

Organische grond die uit humus bestaat, een gehomogeniseerd mengsel zonder treksterkte dat hoofdzakelijk bestaat uit de niet-makkelijk afbreekbare resten van de bovengrondse delen van planten.

zwakZandigeHumus

Organische grond die uit humus bestaat en voelbaar zandkorrels bevat.

sterkZandigeHumus

Organische grond die uit humus bestaat en zichtbaar zandkorrels bevat.

siltigeHumus

Organische grond die uit humus bestaat en waarneembaar silt bevat.

kleiigeHumus

Organische grond die uit humus bestaat en waarneembaar klei bevat.

veen

Organische grond die uit veen bestaat, een vezelig en samenhangend organisch materiaal met enige treksterkte dat bestaat uit de nog gedeeltelijk als zodanig herkenbare delen van planten.

zwakZandigVeen

Organische grond die uit veen bestaat en voelbaar zandkorrels bevat.

sterkZandigVeen

Organische grond die uit veen bestaat en zichtbaar zandkorrels bevat.

siltigVeen

Organische grond die uit veen bestaat en waarneembaar silt bevat.

kleiigVeen

Organische grond die uit veen bestaat en waarneembaar klei bevat.

bruinkool

Organische grond, die compact is en een hoge treksterkte heeft.

gyttja

Organische grond, die amorf is, stroef aanvoelt en een pasta-achtige consistentie heeft.

7.24 Glimmergehalteklasse

De lijst voor de classificatie van het aandeel glimmers in het volume van de grond.

Waarde Omschrijving
glimmersGeen

Glimmers - dunne, plaatvormige sedimentdeeltjes met een goed herkenbaar glimmend oppervlak - komen niet voor.

glimmerSpoor

Glimmers - dunne, plaatvormige sedimentdeeltjes met een goed herkenbaar glimmend oppervlak - zijn aanwezig en maken tot 0,1 % van het volume uit.

glimmerWeinig

Glimmers - dunne, plaatvormige sedimentdeeltjes met een goed herkenbaar glimmend oppervlak - maken tussen 0,1 en 1 % van het volume uit.

glimmerVeel

Glimmers - dunne, plaatvormige sedimentdeeltjes met een goed herkenbaar glimmend oppervlak - maken 1 % of meer van het volume uit.

7.25 Grensbepaling

De lijst met de methoden voor het bepalen van de grenzen van lagen.

Waarde Omschrijving
afgeleid

De grens is gebaseerd op een verandering die niet waargenomen is in de monsters, maar afgeleid is uit het boorgedrag; het begrip scherpte is niet van toepassing.

afgeleidSondering

De grens is gebaseerd op een verandering die niet waargenomen is in de monsters, maar afgeleid is uit een sondering die op minder dan 5 meter van de boring vandaan ligt; het begrip scherpte is niet van toepassing.

voorbepaald

De grens is niet gebaseerd op een verandering maar is kunstmatig bepaald; het begrip scherpte is niet van toepassing.

waargenomenScherp

De grens is gebaseerd op een verandering die waargenomen is in de monsters. De verandering waarop de grens is gebaseerd voltrekt zich binnen een bereik van minder dan 3 mm.

waargenomenGeleidelijk

De grens is gebaseerd op een verandering die waargenomen is in de monsters. De verandering voltrekt zich binnen een bereik dat tussen 3 en 30 mm ligt.

waargenomenDiffuus

De grens is gebaseerd op een verandering die waargenomen is in de monsters. De verandering voltrekt zich binnen een bereik dat tussen 30 en 100 mm ligt.

waargenomenWillekeurig

De grens is gebaseerd op een verandering die waargenomen is in de monsters, maar de verandering is zo geleidelijk dat de grens op een willekeurige plaats is gelegd.

7.26 Grindgehalteklasse

De lijst voor de classificatie van het aandeel grind in grindarme grond volgens NEN 5104.

Waarde Omschrijving
nietGrindig

Grind is niet aanwezig.

zwakGrindig

Grind is aanwezig en maakt minder dan 5 % van de massa uit.

matigGrindig

Grind maakt tussen 5 en 15 % van de massa uit.

sterkGrindig

Grind maakt tussen 15 en 30 % van de massa uit.

7.27 Grindherkomst

De lijst met de waarden voor de herkomst van grind.

Waarde Omschrijving
fluviatielEridanos

Grind dat aangevoerd is door het Baltisch riviersysteem (Eridanos) en voornamelijk afkomstig is uit het Oostzeegebied. Kenmerkende grindsoorten zijn: zeer groot aandeel van heldere kwarts. Zeldzame gidssoorten zijn: verkiezelde fossielen en barnsteen.

fluviatielMaas

Grind dat aangevoerd is door het Maas riviersysteem en voornamelijk afkomstig uit de Ardennen, Noord-Frankrijk en de Vogezen. Kenmerkende grindsoorten zijn: groot aandeel witte kwarts met in mindere mate heldere kwarts, gerolde vuursteen (ook wel Maas-eitjes), conglomeraat en kalksteen. Zeldzame gidssoorten zijn: Revinienkwartsiet en Vogezengraniet.

fluviatielNoordDuits

Grind dat aangevoerd is door het Noord-Duits riviersysteem en voornamelijk afkomstig is uit de Noord-Duitse middengebergten. Kenmerkende veel voorkomende grindsoorten zijn: porfier, lydiet, rode zandsteen, witte en heldere kwarts. Een zeldzame gidssoort is: Thüringerwoudporfier.

fluviatielRijnAlpien

Grind dat aangevoerd is door het Alpiene Rijnsysteem en voornamelijk afkomstig is van het Rijn-Leisteenplateau. Kenmerkende grindsoorten zijn: porfier, rode ijzerkiezel, rode en groene zandsteen, kwartsiet.

fluviatielRijnPreAlpien

Grind dat aangevoerd is door het pre-Alpiene Rijnsysteem. Kenmerkende grindsoorten zijn: groot aandeel witte kwarts met in mindere mate heldere kwarts. Een zeldzame gidssoort is: kiezeloöliet.

fluviatielSchelde

Grind dat aangevoerd is door het Schelde systeem, afkomstig uit Midden België. Grindsamenstelling varieert maar bestaat voor het overgrote deel uit hoekige vuursteen en witte kwarts met in mindere mate heldere kwarts.

glaciaal

Grind dat aangevoerd is door het landijs vanuit Zweden, Finland, Denemarken en soms uit Noorwegen. Kenmerkende veel voorkomende grindsoorten zijn: graniet, niet-gerolde vuursteen en kalksteen. Zeldzame gidssoorten zijn Rapakivigraniet en Rhombenporfier.

7.28 Grindmediaanklasse

De lijst voor de classificatie van de mediaan van de grindfractie

Waarde Omschrijving
fijn2tot6.3mm

De grindmediaan is gelijk aan of groter dan 2 mm en kleiner dan 6,3 mm. Een klasse onder de NEN-EN-ISO 14688 procedure.

middelgrof6.3tot20mm

De grindmediaan is gelijk aan of groter dan 6,3 mm en kleiner dan 20 mm. Een klasse onder de NEN-EN-ISO 14688 procedure.

grof20tot63mm

De grindmediaan is gelijk aan of groter dan 20 mm en kleiner dan 63 mm. Een klasse onder de NEN-EN-ISO 14688 procedure.

7.29 Hoekigheid

De lijst voor de classificatie van de hoekigheid van de korrels.

Waarde Omschrijving
zeerHoekig

Geen afgeronde hoeken of randen.

hoekig

Weinig afgeronde hoeken of randen.

subhoekig

Onregelmatig oppervlak, waarbij de primaire hoeken en randen nog zichtbaar zijn.

subrond

Oppervlak egaal maar onregelmatig, waarbij de primaire hoeken en randen nog zichtbaar zijn.

afgerond

Oppervlak egaal met alleen enkele uithollingen of vlakke stukken of alleen gladde convexe oppervlakten.

zeerAfgerond

Oppervlak egaal.

7.30 Horizontcode

De lijst met de horizontcodes.

Waarde Omschrijving
A

Een horizont waarin de organische stof geheel of vrijwel geheel is omgezet (niet meer herkenbaar als resten van planten en dieren). Kenmerken niet nader gespecificeerd.

AB

Geleidelijke overgang van een A- naar een B-horizont, van minerale samenstelling, waarin de organische stof geheel of vrijwel geheel is omgezet. Kenmerken niet nader gespecificeerd.

AC

Geleidelijke overgang van een A- naar een C-horizont, met een minerale of moerige samenstelling. Kenmerken niet nader gespecificeerd.

AE

Geleidelijke overgang van een A- naar een E-horizont, van minerale samenstelling, waarin de organische stof geheel of vrijwel geheel is omgezet en door het verticaal (soms lateraal) uitspoelen is verarmd aan kleimineralen en/of sesquioxyden. Kenmerken niet nader gespecificeerd.

B

Een minerale (soms moerige) inspoelingshorizont. Kenmerken niet nader gespecificeerd.

BC

Geleidelijke overgang van een B- naar een C-horizont, met minerale samenstelling. Kenmerken niet nader gespecificeerd.

C

Een moerige of minerale laag (vast gesteente uitgezonderd), die weinig of niet is veranderd door bodemvormende processen die een O-, A-, E- en B-horizont zouden kunnen doen ontstaan. Kenmerken niet nader gespecificeerd.

E

Een minerale horizont die door het verticaal (soms lateraal) uitspoelen is verarmd aan kleimineralen en/of sesquioxyden. Meestal heeft de E-horizont een lager humusgehalte dan de erboven liggende horizont. Deze eluviale horizont (vandaar de E) heet ook wel uitspoelingshorizont. Kenmerken niet nader gespecificeerd.

EB

Geleidelijke overgang van een E- naar een B-horizont, met een minerale samenstelling, deels verarmd door uitspoeling van kleimineralen en/of sesquioxyden. Kenmerken niet nader gespecificeerd.

7.31 Hulpmiddel

De lijst met de hulpmiddelen die voor het maken van de geologische boormonsterbeschrijving kunnen worden gekozen.

Waarde Omschrijving
beeldanalyseapparaat

Voor het bepalen van de grootte en de vorm van zandkorrels is een beeldanalyseapparaat (image analyser) gebruikt.

7.32 HydrologischeOmstandigheid

De lijst met de hydrologische omstandigheden van het terrein.

Waarde Omschrijving
inundatieRivierwater

Het terrein is zo gelegen dat het periodiek onder water komt te staan door het binnendringen van rivierwater.

inundatieZeewater

Het terrein is zo gelegen dat het periodiek onder water komt te staan door het binnendringen van zeewater.

kwelGeenWijst

Het terrein is zo gelegen dat grondwater via kwel de wortelzone kan bereiken, maar het omhoogkomen het grondwater is niet direct geassocieerd met een breuk in de ondergrond.

kwelWijst

Het terrein is zo gelegen dat grondwater via kwel de wortelzone kan bereiken. Het omhoogkomen van zoet grondwater is direct geassocieerd met een breuk in de ondergrond.

7.33 KaderAanlevering

De lijst met de redenen waarom het registratieobject aan de basisregistratie ondergrond is aangeleverd.

Waarde Omschrijving
MBW

De gegevens zijn aangeleverd in het kader van de Mijnbouwwet.

ONW

De gegevens zijn aangeleverd in het kader van de Ontgrondingenwet.

OW

De gegevens zijn aangeleverd in het kader van de omgevingswet.

publiekeTaak

De gegevens zijn aangeleverd in het kader van de publieke taakuitvoering, zonder nadere specificering.

RO

De gegevens zijn aangeleverd in het kader van de wet ruimtelijke ordening.

WABO

De gegevens zijn aangeleverd in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

WW

De gegevens zijn aangeleverd in het kader van de Waterwet.

7.34 KaderInwinning

De lijst met de redenen waarom het onderzoek is uitgevoerd.

Waarde Omschrijving
BROModel

Onderzoek uitgevoerd voor het maken en onderhouden van een geologisch model in de basisregistratie ondergrond.

gebiedsmodelBeheerGrondwater

Onderzoek uitgevoerd voor het maken van een model van de hydrogeologische opbouw van de ondergrond van een bepaald gebied ten behoeve van het grondwaterbeheer.

gebiedsmodelGebruikGrondwater

Onderzoek uitgevoerd voor het maken van een model van de hydrogeologische opbouw van de ondergrond van een bepaald gebied ten behoeve van grondwatergebruik.

gebiedsmodelGebruikOndergrond

Onderzoek uitgevoerd voor het maken van een model van de geologische opbouw van de ondergrond van een bepaald gebied ten behoeve van het gebruik van de ondergrond anders dan voor grondwatergebruik.

gebiedsmodelOntgronding

Onderzoek uitgevoerd voor het maken van een model van de geologische opbouw van de ondergrond van een bepaald gebied ten behoeve van ontgronding.

gebiedsmodelOrdeningOndergrond

Onderzoek uitgevoerd voor het maken van een model van de (hydro)geologische opbouw van de ondergrond van een bepaald gebied ten behoeve van ordeningsvraagstukken.

locatieModelGebruikGrondwater

Onderzoek uitgevoerd voor het bepalen van de (hydro)geologische opbouw van de ondergrond op een bepaalde locatie en ten behoeve van de aanleg van een grondwaterontrekkingsput, een infiltratieput of een gesloten of open WKO-installatie.

locatieModelGebruikOndergrond

Onderzoek uitgevoerd voor het bepalen van de geologische opbouw van de ondergrond op een bepaalde locatie en ten behoeve van de aanleg van constructies voor het gebruik van de ondergrond dat zich niet beperkt tot het grondwater.

locatieModelMonitoringGrondwater

Onderzoek uitgevoerd voor het bepalen van de (hydro)geologische opbouw van de ondergrond op een bepaalde locatie en ten behoeve van de aanleg van een grondwatermonitoringput.

specialistischOnderzoek

Onderzoek uitgevoerd om gegevens in te winnen in het kader van wetenschappelijk onderzoek.

7.35 KaderstellendeProcedure

De lijst met de kaderstellende procedures voor de uitvoering van het booronderzoek.

Waarde Omschrijving
EN1997d2v2007

NEN-EN 1997-2:2007 Eurocode 7 Geotechnisch ontwerp. Deel 2: Grondonderzoek en beproeving inclusief nationale bijlage. De Eurocode 7 maakt deel uit van de eurocode serie van Europese standaarden (EN) gerelateerd aan constructies. In Eurocode 7 Geotechnisch ontwerp wordt omschreven hoe geotechnische constructies worden ontworpen. Eurocode 7 is op 12 juni 2006 goed gekeurd door het Europese Comité voor Standaardisatie en verplicht in de lidstaten vanaf maart 2010.

geen

Er is geen kaderstellende procedure van toepassing.

7.36 Kalkgehalteklasse

De lijst voor de classificatie van het kalkgehalte van grond.

Waarde Omschrijving
kalkloos

Bruist niet op bij het toevoegen van verdund zoutzuur (10 % HCl). Een klasse onder de NEN-EN-ISO 14688 procedure.

zwakKalkhoudend

Bruist zwak of sporadisch op bij het toevoegen van verdund zoutzuur (10 % HCl). Een klasse onder de NEN-EN-ISO 14688 procedure.

kalkhoudend

Bruist waarneembaar, maar niet aanhoudend op bij het toevoegen van verdund zoutzuur (10 % HCl). Een klasse onder de NEN-EN-ISO 14688 procedure.

kalkrijk

Bruist sterk en aanhoudend op bij het toevoegen van verdund zoutzuur (10 % HCl). Een klasse onder de NEN-EN-ISO 14688 procedure.

7.37 Kleur

De lijst met de kleuren van grond en slib.

Waarde Omschrijving
lichtblauw

Lichtblauw omvat de Munsellkleur 5B 7/6 (light blue).

lichtblauwGrijs

LichtblauwGrijs omvat de Munsellkleuren 10B 7/1, 10B 8/1, 5B 7/1, 5B 8/1, 5PB 7/1 en 5PB 8/1 (light bluish gray).

lichtblauwGroen

LichtblauwGroen omvat de Munsellkleuren 5BG 6/6 (light blue green) en 5BG 7/2 (pale blue green).

blauw

Blauw omvat de Munsellkleur 5B 5/6 (moderate blue).  

blauwGrijs

BlauwGrijs omvat de Munsellkleuren 10B 5/1, 10B 6/1 , 5B 5/1, 5B 6/1, 5PB 5/1, 5PB 6/1 (bluish gray).

blauwGroen

BlauwGroen omvat de Munsellkleuren 5BG 4/6 (moderate blue green) en 5BG 5/2 (grayish blue green).  

blauwWit

BlauwWit omvat de Munsellkleur 5B 9/1 (bluish white).  

blauwZwart

BlauwZwart omvat de Munsellkleuren 10B 2.5/1, 5B 2.5/1 en 5PB 2.5/1 (bluish black).

donkerblauwGrijs

DonkerblauwGrijs omvat de Munsellkleuren 10B 4/1, 5B 4/1, 5PB 4/1 (dark bluish gray), 5B 3/1 en 5PB 3/1, 10B 3/1 (very dark bluish gray).

donkerblauwGroen

DonkerblauwGroen omvat de Munsellkleur 5BG 3/2 (dusky blue green).

lichtbruin

Lichtbruin omvat de Munsellkleuren 7.5YR 6/3 en 7.5YR 6/4 (light brown).

lichtbruinGrijs

LichtbruinGrijs omvat de Munsellkleuren 10YR 6/2 en 2.5Y 6/2 (light brownish gray).

bruin

Bruin omvat de Munsellkleuren 10YR 4/3, 10YR 5/3, 7.5YR 4/2, 7.5YR 4/3, 7.5YR 4/4, 7.5YR 5/2, 7.5YR 5/3, 7.5YR 5/4 (brown).

bruinGeel

BruinGeel omvat de Munsellkleuren 10YR 6/6 en 10YR 6/8 (brownish yellow).

bruinRood

BruinRood omvat de Munsellkleuren 10R 3/2, 10R 3/3, 10R 3/4, 5R 3/2, 5R 3/3, 5R 3/4, 7.5R 3/2, 7.5R 3/3 en 7.5R 3/4 (dusky red).

bruinZwart

BruinZwart omvat de Munsellkleur 5YR 2/1 (brownish black).

donkerbruin

Donkerbruin omvat de Munsellkleuren 10YR 3/3, 7.5YR 3/2, 7.5YR 3/3 en 7.5YR 3/4 (dark brown).

donkerbruinRood

DonkerbruinRood omvat de Munsellkleuren 10R 2.5/2, 2.5YR 2.5/2, 5R 2.5/2, 5R 2.5/3, 5R 2.5/4, 7.5R 2.5/2, 7.5R 2.5/3 en 7.5R 2.5/4 (very dusky red).

lichtgeelBruin

LichtgeelBruin omvat de Munsellkleuren 10YR 6/4, 2.5Y 6/3 en 2.5Y 6/4 (light yellowish brown).

lichtgeelGroen

LichtgeelGroen omvat de Munsellkleur 5GY 6/4 en 10GY 7/2 (pale yellowish green).

lichtgeelRoze

LichtgeelRoze omvat de Munsellkleuren 7.5YR 9.5/2 en 7.5YR 9/2 (pale yellowish pink).

geel

Geel omvat de Munsellkleuren 10YR 7/6, 10YR 7/8, 10YR 8/6, 10YR 8/8, 2.5Y 7/6, 2.5Y 7/8, 2.5Y 8/6, 2.5Y 8/8, 5Y 7/6, 5Y 7/8, 5Y 8/6 en 5Y 8/8 (yellow).

geelBruin

GeelBruin omvat de Munsellkleuren 10YR 5/4, 10YR 5/6 en 10YR 5/8 (yellowish brown).

geelGroen

GeelGroen omvat de Munsellkleuren 10GY 6/4 (moderate yellowish green) en 5GY 7/4 (moderate yellow green).

geelRood

GeelRood omvat de Munsellkleuren 5YR 4/6, 5YR 5/6 en 5YR 5/8 (yellowish red).

donkergeelBruin

DonkergeelBruin omvat de Munsellkleuren 10YR 3/4, 10YR 3/6, 10YR 4/4 en 10YR 4/6 (dark yellowish brown).

donkergeelGroen

DonkergeelGroen omvat de Munsellkleur 10GY 4/4 (dark yellowish green).

lichtgrijs

Lichtgrijs omvat de Munsellkleuren 10YR 7/1, 10YR 7/2, 2.5Y 7/1, 2.5Y 7/2, 5Y 7/1, 5Y 7/2, 5YR 7/1, 7.5YR 7/1 en N 7/ (light gray).

lichtgrijsBlauw

LichtgrijsBlauw omvat de Munsellkleuren 5B 6/2 en 5PB 7/2 (pale blue).

lichtgrijsBruin

LichtgrijsBruin omvat de Munsellkleuren 10YR 6/3, 2.5Y 7/3, 2.5Y 7/4, 2.5Y 8/2, 2.5Y 8/3 en 2.5Y 8/4 (pale brown).

lichtgrijsGeel

LichtgrijsGeel omvat de Munsellkleuren 2.5Y 8.5/2, 5Y 7/3, 5Y 7/4, 5Y 8/2, 5Y 8/3 en 5Y 8/4 (pale yellow).

lichtgrijsGroen

LichtgrijsGroen omvat de Munsellkleuren 5G 6/2, 5G 7/2, 5G 8/2, 10G 6/2 (pale green), 5GY 7/2 (grayish yellow green), 10G 8/2 (very pale green) en 5GY 6/2 (light grayish green).

lichtgrijsOlijf

LichtgrijsOlijf omvat de Munsellkleuren 10Y 6/2 (light grayish olive), 10Y 6/4, 5Y 6/3 en 5Y 6/4 (pale olive).

lichtgrijsRood

LichtgrijsRood omvat de Munsellkleuren 10R 6/2, 10R 6/3, 10R 6/4, 10R 7/2, 10R 7/3, 10R 7/4, 2.5YR 6/2, 2.5YR 7/2, 5R 6/2, 5R 6/3, 5R 6/4, 5R 7/2, 5R 7/3, 5R 7/4, 7.5R 6/2, 7.5R 6/3, 7.5R 6/4, 7.5R 7/2, 7.5R 7/3 en 7.5R 7/4 (pale red).

lichtgrijsRoze

LichtgrijsRoze omvat de Munsellkleur 5RP 8/2 (pale pink).

grijs

Grijs omvat de Munsellkleuren 10YR 5/1, 10YR 6/1, 2.5Y 5/1, 2.5Y 6/1, 5Y 5/1, 5Y 6/1, 5YR 5/1, 5YR 6/1, 7.5YR 5/1, 7.5YR 6/1, N 5/ en N 6/ (gray).

grijsBlauw

GrijsBlauw omvat de Munsellkleuren 5PB 3/2 (dusky blue) en 5PB 5/2 (grayish blue).

grijsBruin

GrijsBruin omvat de Munsellkleuren 10YR 5/2 en 2.5Y 5/2 (grayish brown).

grijsGroen

GrijsGroen omvat de Munsellkleuren 5G 4/2, 5G 5/2, 5GY 5/2, 5GY 5/2 (grayish green) en 10G 4/2, 10GY 5/2 (grayish green).

grijsOlijf

GrijsOlijf omvat de Munsellkleuren 10Y 5/2 (grayish olive).

grijsPaars

GrijsPaars omvat de Munsellkleuren 5P 4/2 (grayish purple) en 5RP 4/2 (grayish red purple).

grijsRood

GrijsRood omvat de Munsellkleuren 10R 4/2, 10R 4/3, 10R 4/4, 10R 5/2, 10R 5/3, 10R 5/4, 2.5YR 4/2, 2.5YR 5/2, 5R 4/2, 5R 4/3, 5R 4/4, 5R 5/2, 5R 5/3, 5R 5/4, 7.5R 4/2, 7.5R 4/3, 7.5R 4/4, 7.5R 5/2, 7.5R 5/3 en 7.5R 5/4 (weak red).

donkergrijs

Donkergrijs omvat de Munsellkleuren 10YR 4/1, 2.5Y 4/1, 5Y 4/1, 5YR 4/1, 7.5YR 4/1, N 4/ (dark gray).

donkergrijsBruin

DonkergrijsBruin omvat de Munsellkleuren 10YR 4/2, 2.5Y 4/2 (dark grayish brown).

donkergrijsGroen

DonkergrijsGroen omvat de Munsellkleuren 5GY 3/2 (very dark grayish green), 5GY 4/2 (dark grayish green) en 10GY 3/2 (dusky yellowish green).

donkergrijsOlijf

DonkergrijsOlijf omvat de Munsellkleuren 10Y 3/2 (very dark grayish olive) en 10Y 4/2 (dark grayish olive).

lichtgroen

Lichtgroen omvat de Munsellkleur 5G 7/4 (light green).

lichtgroenGeel

LichtgroenGeel omvat de Munsellkleur 10Y 8/2 (pale greenish yellow).

lichtgroenGrijs

LichtgroenGrijs omvat de Munsellkleuren 10BG 7/1, 10BG 8/1, 10G 7/1, 10G 8/1, 10GY 7/1, 10GY 8/1, 10Y 7/1, 10Y 8/1, 5BG 7/1, 5BG 8/1, 5G 7/1, 5G 8/1, 5GY 7/1 en 5GY 8/1 (light greenish gray).

groen

Groen omvat de Munsellkleuren 5G 5/6 (moderate green) en 5G 6/6 (brilliant green).

groenGeel

GroenGeel omvat de Munsellkleur 10Y 7/4 (moderate greenish yellow).

groenGrijs

GroenGrijs omvat de Munsellkleuren 10BG 5/1, 10BG 6/1, 10G 5/1, 10G 6/1, 10GY 5/1, 10GY 6/1, 10Y 5/1, 10Y 6/1, 5BG 5/1, 5BG 6/1, 5G 5/1, 5G 6/1, 5GY 5/1 en 5GY 6/1 (greenish gray).

groenZwart

GroenZwart omvat de Munsellkleuren 10BG 2.5/1, 5G 2/1, 10G 2.5/1, 5GY 2/1, 10GY 2.5/1, 10Y 2.5/1, 5BG 2.5/1, 5G 2.5/1 en 5GY 2.5/1 (greenish black).

donkergroenGeel

DonkergroenGeel omvat de Munsellkleur 10Y 6/6 (dark greenish yellow).

donkergroenGrijs

DonkergroenGrijs omvat de Munsellkleuren 10GY 4/1, 10BG 4/1, 10G 4/1, 10Y 4/1, 5BG 4/1, 5G 4/1, 5GY 4/1 (dark greenish gray) en 5G 3/1 (very dark greenish gray).

donkergroenZwart

DonkergroenZwart omvat de Munsellkleuren 10Y 3/1 en 5GY 3/1, 10GY 3/1, 5G 3/1 (very dark greenish gray).

lichtolijf

Lichtolijf omvat de Munsellkleur 10Y 5/4 (light olive).

lichtolijfBruin

LichtolijfBruin omvat de Munsellkleuren 2.5Y 5/3, 2.5Y 5/4, 2.5Y 5/6 en 2.5Y 5/8 (light olive brown).

lichtolijfGrijs

LichtolijfGrijs omvat de Munsellkleur 5Y 6/2 (light olive gray).

lichtolijfGroen

LichtolijfGroen omvat de Munsellkleuren 5GY 5/4 (light olive green).

olijf

Olijf omvat de Munsellkleuren 10Y 4/4, 5Y 4/3, 5Y 4/4, 5Y 5/3, 5Y 5/4 en 5Y 5/6 (olive).

olijfBruin

OlijfBruin omvat de Munsellkleuren 2.5Y 4/3, 2.5Y 4/4 en 2.5Y 4/6 (olive brown).

olijfGeel

OlijfGeel omvat de Munsellkleuren 2.5Y 6/6, 2.5Y 6/8, 5Y 6/6 en 5Y 6/8 (olive yellow).

olijfGrijs

OlijfGrijs omvat de Munsellkleuren 5Y 4/2 en 5Y 5/2 (olive gray).

olijfGroen

OlijfGroen omvat de Munsellkleur 5GY 4/4 (olive green).

olijfZwart

OlijfZwart omvat de Munsellkleur 5Y 2/1 (olive black).

donkerolijf

Donkerolijf omvat de Munsellkleur 10Y 3/4 (dark olive).

donkerolijfBruin

DonkerolijfBruin omvat de Munsellkleuren 2.5Y 3/3 (dark olive brown).

donkerolijfGrijs

DonkerolijfGrijs omvat de Munsellkleur 5Y 3/2 (dark olive gray).

donkerolijfGroen

DonkerolijfGroen omvat de Munsellkleuren 5GY 3/4 (dark olive green).

lichtpaars

Lichtpaars omvat de Munsellkleuren 5P 6/2 (pale red purple) en 5RP 6/2 (pale red purple).

donkerpaars

Donkerpaars omvat de Munsellkleuren 5P 2/2 en 5RP 2/2 (very dusky purple).

donkerpaarsRood

DonkerpaarsRood omvat de Munsellkleur 10R 2/2 (very dusky red).

lichtrood

Lichtrood omvat de Munsellkleuren 10R 6/6, 10R 6/8, 10R 7/6, 10R 7/8, 2.5YR 6/6, 2.5YR 6/8, 2.5YR 7/6, 2.5YR 7/8, 5R 6/6, 5R 6/8, 5R 7/6, 5R 7/8, 7.5R 6/6, 7.5R 6/8, 7.5R 7/6 en 7.5R 7/8 (light red).

lichtroodBruin

LichtroodBruin omvat de Munsellkleuren 2.5YR 6/3, 2.5YR 6/4, 2.5YR 7/3, 2.5YR 7/4, 5YR 6/3 en 5YR 6/4 (light reddish brown).

lichtroodGrijs

LichtroodGrijs omvat de Munsellkleuren 2.5YR 7/1 (light reddish gray).

rood

Rood omvat de Munsellkleuren 10R 4/6, 10R 4/8, 10R 5/6, 10R 5/8, 2.5YR 4/6, 2.5YR 4/8, 2.5YR 5/6, 2.5YR 5/8, 5R 4/6, 5R 4/8, 5R 5/6, 5R 5/8, 7.5R 4/6, 7.5R 4/8, 7.5R 5/6 en 7.5R 5/8 (red).

roodBruin

RoodBruin omvat de Munsellkleuren 2.5YR 4/3, 2.5YR 4/4, 2.5YR 5/3, 2.5YR 5/4, 5YR 4/3, 5YR 4/4, 5YR 5/3 en 5YR 5/4 (reddish brown).

roodGeel

RoodGeel omvat de Munsellkleuren 5YR 6/6, 5YR 6/8, 5YR 7/6, 5YR 7/8, 7.5YR 6/6, 7.5YR 6/8, 7.5YR 7/6, 7.5YR 7/8 en 7.5YR 8/6 (reddish yellow).

roodGrijs

RoodGrijs omvat de Munsellkleuren 10R 5/1, 10R 6/1, 2.5YR 5/1, 2.5YR 6/1, 5R 5/1, 5R 6/1, 5YR 5/2, 7.5R 5/1 en 7.5R 6/1 (reddish gray).

roodZwart

RoodZwart omvat de Munsellkleuren 10R 2.5/1 en 2.5YR 2.5/1 (reddish black).

donkerrood

Donkerrood omvat de Munsellkleuren 10R 3/6, 2.5YR 3/6, 5R 2.5/6, 5R 3/6, 5R 3/8, 7.5R 3/6 en 7.5R 3/8 (dark red).

donkerroodBruin

DonkerroodBruin omvat de Munsellkleuren 2.5YR 2.5/3, 2.5YR 2.5/4, 2.5YR 3/3, 2.5YR 3/4 , 5YR 2.5/2, 5YR 3/2, 5YR 3/3, 5YR 3/4 (dark reddish brown), 5YR 2/2 (dusky brown).

donkerroodGrijs

DonkerroodGrijs omvat de Munsellkleuren 10R 3/1, 10R 4/1, 2.5YR 3/1, 2.5YR 4/1, 5R 3/1, 5R 4/1, 5YR 4/2, 7.5R 3/1 en 7.5R 4/1 (dark reddish gray).

lichtoranjeGeel

LichtoranjeGeel omvat de Munsellkleuren 10YR 9.5/2 en 10YR 9/2 (pale orange yellow).

oranjeBruin

OranjeBruin omvat de Munsellkleuren 7.5YR 4/6, 7.5YR 5/6 en 7.5YR 5/8 (strong brown).

lichtroze

Lichtroze omvat de Munsellkleuren 5R 8/2, 5R 8/3, 5R 8/4, 7.5R 8/2, 7.5R 8/3 en 7.5R 8/4 (light pink).

roze

Roze omvat de Munsellkleuren 10R 8/3, 10R 8/4, 2.5YR 8/3, 2.5YR 8/4, 5YR 7/3, 5YR 7/4, 5YR 8/3, 5YR 8/4, 7.5YR 7/3, 7.5YR 7/4, 7.5YR 8/3 en 7.5YR 8/4 (pink).

rozeGrijs

RozeGrijs omvat de Munsellkleuren 10R 7/1, 5R 7/1, 5YR 6/2, 5YR 7/2, 7.5R 7/1, 7.5YR 6/2, 7.5YR 7/2 (pinkish gray) en 5YR 8/1 (pinkish gray).

rozeWit

RozeWit omvat de Munsellkleuren 10R 8/2, 2.5YR 8/2, 5YR 8/2, 7.5YR 8.5/2 en 7.5YR 8/2 (pinkish white).

wit

Wit omvat de Munsellkleuren 10R 8/1, 10YR 8.5/1, 10YR 8/1, 10YR 9.5/1, 10YR 9/1, 2.5Y 8.5/1, 2.5Y 8/1, 2.5Y 9.5/1, 2.5Y 9/1, 2.5YR 8/1, 5R 8/1, 5Y 8/1, 5YR 8/1, 7.5R 8/1, 7.5YR 8.5/1, 7.5YR 8/1, 7.5YR 9.5/1, 7.5YR 9/1, N 8.5/, N 8/ en N 9/, N9.5/ (white).

witBlauw

WitBlauw omvat de Munsellkleur 5B 8/2 (very pale blue).

witBruin

WitBruin omvat de Munsellkleuren 10YR 7/3, 10YR 7/4, 10YR 8.5/2, 10YR 8/2, 10YR 8/3, en 10YR 8/4 (very pale brown).

witGeel

WitGeel omvat de Munsellkleuren 2.5Y 9.5/2 en 2.5Y 9/2 (very pale yellow).

zwart

Zwart omvat de Munsellkleuren 10YR 2/1, 2.5Y 2.5/1, 5Y 2.5/1, 5Y 2.5/2, 5YR 2.5/1, N 1/ en 7.5YR 2.5/1 (black).

zwartBruin

ZwartBruin omvat de Munsellkleuren 10YR 2/2 (very dark brown), 10YR 3/2, 2.5Y 3/2 very dark grayish brown, 7.5YR 2.5/2 en 7.5YR 2.5/3 (very dark brown).

zwartGrijs

ZwartGrijs omvat de Munsellkleuren 10YR 3/1, 2.5Y 3/1, 5Y 3/1, 5YR 3/1, 7.5YR 3/1 en N 3/ (very dark gray), N 2/ (grayish black).

zwartGroen

ZwartGroen omvat de Munsellkleuren 10BG 3/1, 10G 3/1, 10GY 3/1, 5BG 3/1 (very dark greenish gray), 5G 2.5/2 en 5G 3/2 (very dark grayish green).

zwartOlijf

ZwartOlijf omvat de Munsellkleuren 10Y 3/2 (very dark grayish olive).

zwartRood

ZwartRood omvat de Munsellkleuren 5R 2.5/1, 7.5R 2.5/1 (reddish black), 5R 2/2 (blackish red) en 5R 2/6 (very dark red).

7.38 Korrelkleur

De lijst met de categorieën voor het indelen van zandkorrels naar kleur.

Waarde Omschrijving
grijzeKorrels

De zandkorrels zijn licht- tot donkergrijs en niet transparant.

groeneKorrels

De zandkorrels zijn licht- tot donkergroen en niet transparant.

rozeKorrels

De zandkorrels zijn lichtrood of roze en niet transparant.

transparanteKorrels

De zandkorrels zijn lichtgrijs tot kleurloos en enigszins transparant.

witteKorrels

De zandkorrels zijn wit en niet transparant.

7.39 Laagdikteklasse

De lijst voor de classificatie van de dikte van afwijkende laagjes en laagjes.

Waarde Omschrijving
ergDunGelamineerd

De dikte van de laagjes is kleiner dan 2 mm.

dunGelamineerd

De dikte van de laagjes ligt tussen 2 en 6 mm.

dikGelamineerd

De dikte van de laagjes ligt tussen 6 en 20 mm.

ergDunGelaagd

De dikte van de laagjes ligt tussen 20 en 60 mm.

dunGelaagd

De dikte van de laagjes ligt tussen 60 en 200 mm.

7.40 Landschapselement

De lijst met de landschapselementen.

Waarde Omschrijving
beekdal

Natuurlijk landschapselement. Een lager gelegen gebied buiten het rivieren- en kustgebied waardoor een beek stroomt.

berm

Menselijk landschapselement. Strook grond langs een weg die onder meer steun geeft aan het weglichaam.

daliegat

Menselijk landschapselement. Cirkelvormige depressie van twee á vijf meter doorsnede waar kalkrijke klei is gewonnen die gebruikt werd voor de verbetering van (nu verdwenen) veenland.

dekzandrug

Natuurlijk landschapselement. Terreinverheffing met flauwe helling, die grotendeels onder arctische omstandigheden in het Weichselien door de wind zijn gevormd.

eenmanses

Menselijk landschapselement. Veelal bolgelegen akker, vanaf de middeleeuwen ontstaan op zandgronden door toebrengen van een mengsel van plaggen en mest.

esker

Natuurlijk landschapselement. Heuvelrug gevormd door het smeltwater van landijs. Deze rug kan zowel in een tunnel onder het landijs tot afzetting zijn gekomen als tussen afsmeltende landijsblokken.

gegravenWater

Menselijk landschapselement. Door mensen gegraven of aangelegde watergang, zoals een sloot, gracht of kanaal.

gemoerneerdTerrein

Menselijk landschapselement. Onregelmatig hobbelig, terrein ontstaan door delving van zout veen. De ontstane putten werden daarna gedempt met uitgegraven klei.

getijdeGeul

Natuurlijk landschapselement. Bij laagwater droogvallende geul in een getijdengebied.

getijdePlaat

Natuurlijk landschapselement. Bij laagwater droogvallende plaat in een getijdengebied.

geulInactief

Natuurlijk landschapselement. Geul die nog verbinding heeft met de actieve geul maar waarin het water niet meer doorstroomt.

greppel

Menselijk landschapselement. Niet watervoerende, smalle en ondiepe gegraven geul voor waterafvoer vanuit de kavel naar de sloot.

helling

Natuurlijk landschapselement. Schuin oplopend of aflopend vlak in een landschap.

houtwal

Menselijk of halfnatuurlijk landschapselement. Natuurlijk begroeide wal met bomen en struiken als erfafscheiding en scheiding tussen weilanden en akkers.

koebosje

Menselijk landschapselement. Klein, met bomen begroeid en vaak met een ringsloot omzoomd stuk land waar in het verleden ziek vee begraven werd. Meestal gelegen aan de rand van een weide.

kolk

Natuurlijk landschapselement. Poel ontstaan door rondkolkend water tijdens dijkdoorbraak.

kreekrug

Natuurlijk landschapselement. Zandige rug in het zeekleilandschap ontstaan door inversie van het landschap.

kustduin

Natuurlijk of half natuurlijk landschapselement. Duin die gelegen is in het huidige kustgebied.

kwelder

Natuurlijk landschapselement. Begroeide buitendijkse landaanwas die bij een gemiddeld hoogwater niet meer onderloopt.

landduin

Natuurlijk of half natuurlijk landschapselement. Duinvorm in hoger gelegen zandgebieden, veelal ontstaan door ontbossing en overbegrazing.

meer

Natuurlijk of menselijk landschapselement. Door land omringde watervlakte.

oeverwal

Natuurlijk landschapselement. Een langgerekte hoogte langs een (voormalige) rivier.

oudeBewoningsplaats

Menselijk landschapselement. Plaats waar vroegere bewoning heeft plaatsgevonden.

pingoruine

Natuurlijk landschapselement. Cirkel- tot ovaalvormige depressies, omgeven door een vrijwel gesloten walletje. Ontstaan onder arctische omstandigheden, onder invloed van bodemijs.

poel

Natuurlijk of menselijk landschapselement. Niet-lijnvormig waterelement zonder aan- of afvoer van water. Omvat ook dobbes.

rabat

Menselijk landschapselement. Opgehoogde plantstrook voor bomen in natte gebieden. Het ophogen van het rabat gebeurt met de grond die vrijkomt bij het graven van waterafvoerende greppels.

restgeulDroog

Natuurlijk landschapselement. Lijnvormige laagte ontstaan door opvulling van een kreekrug of rivier.

restgeulWater

Natuurlijk landschapselement. Watervoerende geul die niet meer verbonden is met een actief systeem.

restRandNietVerveend

Menselijk landschapselement. Hoogveenrand die niet verveend is.

rivierduinBegraven

Natuurlijk landschapselement. Voormalig rivierduin dat overdekt is door later gevormde grond en uitsteekt boven de omgeving.

rivierduinNietBegraven

Natuurlijk landschapselement. Rivierduin dat niet overdekt is en waarvan de vorming nog niet voltooid hoeft te zijn.

rivierterras

Natuurlijk landschapselement. Restant van een vroegere riviervlakte die door tektonische en klimatologische processen hoger ligt dan de huidige rivierbedding.

strand

Natuurlijk landschapselement. Zandige strook met weinig of geen vegetatie direct grenzend aan de zee. Het strand loopt deels onder bij hoogwater.

strandwal

Natuurlijk landschapselement. Door de zee tot boven het hoogwater niveau opgeworpen zandbank. Strandwallen liggen evenwijdig aan (voormalige) kustlijnen.

uiterwaarde

Natuurlijk landschapselement. Grond gelegen tussen de bedding van actieve rivieren en de winterdijk. Uiterwaarden liggen door binnendijkse opslibbing hoger dan de aangrenzende buitendijkse gebieden.

ven

Natuurlijk landschapselement. Ondiep meer in een zandgebied.

zandbank

Natuurlijk zeebodemelement. Ondiepe banken van zand die vaak ontstaan in de branding nabij een strand.

zandgolf

Natuurlijk zeebodemelement. Golf van zand die over de bodem van de zee migreert, vaak meters hoog en breed en met een lengte van honderden meters.

zetwal

Menselijk landschapselement. Vaak smalle, langgerekte strook grond in het veengebied, waar het uitgebaggerde veen op te drogen werd gelegd om er turven van te maken.

zinkgat

Natuurlijk landschapselement. Verticaal gat in kalksteen van enkele meters breed en diep, dat vaak opgevuld is met lokaal hellingmateriaal.

7.41 LengteklasseBrokje

De lijst voor de classificatie van de lengte van brokjes grond.

Waarde Omschrijving
ergKlein

De lengte is minder dan 2 mm.

klein

De lengte ligt tussen 2 en 6 mm.

vrijKlein

De lengte ligt tussen 6 en 20 mm.

vrijGroot

De lengte ligt tussen 20 en 60 mm.

groot

De lengte ligt tussen 60 en 200 mm.

7.42 LiggingOpGrondlichaam

De lijst met de omschrijvingen van het deel van een grondlichaam waar de locatie van onderzoek op ligt.

Waarde Omschrijving
binnenteen

De binnenteen is de overgang van het talud naar het maaiveld aan de binnenzijde (bij dijken de landzijde) van het grondlichaam.

buitenteen

De buitenteen is de overgang van het talud naar het maaiveld aan de buitenzijde (bij dijken de waterzijde) van het grondlichaam.

kruin

De top of het hoogste vlak van het grondlichaam.

talud

De zijwand van het grondlichaam.

teen

De overgang van het talud naar het maaiveld, niet nader gespecificeerd naar binnen- of buitenkant.

7.43 LokaalVerticaalReferentiepunt

De lijst met de referentiepunten voor de verticale positie.

Waarde Omschrijving
maaiveld

Het oppervlak van de vaste aarde, daar waar de aarde niet bedekt is met water. Het maaiveld vormt de grens tussen de ondergrond en de bovengrond.

waterbodem

De bodem van het waterlichaam. Deze vormt de grens tussen de ondergrond en de bovengrond, daar waar de aarde bedekt is met water.

7.44 MassaPercentageklasse

De lijst met de standaardclassificatie van massapercentages in de vakgebieden geologie en geotechniek.

Waarde Omschrijving
spoorTot1

Er komt een spoor voor en dat betekent dat het aandeel in de massa minder dan 1 % is.

weinig1tot25

Er komt weinig voor en dat betekent dat het aandeel in de massa tussen 1 en 25 % is.

veel25tot50

Er komt veel voor en dat betekent dat het aandeel in de massa tussen 25 en 50 % is.

zeerVeel50tot75

Er komt zeer veel voor en dat betekent dat het aandeel in de massa tussen 50 en 75 % is.

uiterstVeelMinstens75

Er komt uiterst veel voor en dat betekent dat het aandeel in de massa minstens 75 % is.

7.45 MateVerwering

De lijst voor de classificatie van de mate van verwering van schelpmateriaal.

Waarde Omschrijving
nietVerweerd

Het schelpmateriaal vertoont geen sporen van chemische verwering.

matigVerweerd

Het schelpmateriaal is enigermate chemisch verweerd.

sterkVerweerd

Het schelpmateriaal is verregaand chemisch verweerd.

7.46 MenselijkSpoor

De lijst met de menselijke sporen die de laagopbouw verstoren.

Waarde Omschrijving
graafSpoor

Verstoring die wordt herkend als het gevolg van graven door de mens.

hoefSpoor

Verstoring die wordt herkend als het gevolg van de indruk van een poot van een hoefdier, dat waarschijnlijk als vee gehouden is (komt voor in kleiige afzettingen).

ploegSpoor

Verstoring die wordt herkend als het gevolg van ploegen.

7.47 MethodeLocatiebepaling

De lijst met de methoden voor het bepalen van de locatie van het onderzoek.

Waarde Omschrijving
DGPS50tot200cm

Meting d.m.v. satellietnavigatie met differentiaalcorrectie, in het dagelijks gebruik aangeduid als DGPS. Afwijking tussen 50 en 200 cm. DGPS maakt gebruik van een wereldwijd satellietnavigatiesysteem, Global Navigation Satellite System (GNSS). GNSS wordt in het dagelijks gebruik vaak aangeduid met GPS als verzamelnaam voor de 4 systemen GPS, Glonass, Galileo en Beidou.

GPS200tot1000cm

Meting d.m.v. satellietnavigatie zonder correctie, SPP (Single Point Positioning), in het dagelijks gebruik aangeduid als GPS. Afwijking tussen 200 en 1000 cm. SPP maakt gebruik van een wereldwijd satellietnavigatiesysteem, Global Navigation Satellite System (GNSS). GNSS wordt in het dagelijks gebruik vaak aangeduid met GPS als verzamelnaam voor de 4 systemen GPS, Glonass, Galileo en Beidou.

PPPGPS0tot2cm

Meting d.m.v. PPP (Precise Point Positioning) satellietnavigatie, afwijking kleiner dan 2 cm. De nauwkeurigheid wordt bereikt wanneer de meting is uitgevoerd met Ambiguity Resolution (PPP-AR) of bij een lange meettijd. PPP maakt gebruik van een wereldwijd satellietnavigatiesysteem, Global Navigation Satellite System (GNSS). GNSS wordt in het dagelijks gebruik vaak aangeduid met GPS als verzamelnaam voor de 4 systemen GPS, Glonass, Galileo en Beidou.

PPPGPS2tot5cm

Meting d.m.v. PPP (Precise Point Positioning) satellietnavigatie, afwijking tussen 2 en 5 cm. De nauwkeurigheid wordt bereikt wanneer de meting is uitgevoerd met Ambiguity Resolution (PPP-AR) of bij een lange meettijd. PPP maakt gebruik van een wereldwijd satellietnavigatiesysteem, Global Navigation Satellite System (GNSS). GNSS wordt in het dagelijks gebruik vaak aangeduid met GPS als verzamelnaam voor de 4 systemen GPS, Glonass, Galileo en Beidou.

PPPGPS5tot10cm

Meting d.m.v. PPP (Precise Point Positioning) satellietnavigatie, afwijking tussen 5 en 10 cm. De nauwkeurigheid wordt bereikt wanneer de meting is uitgevoerd met Ambiguity Resolution (PPP-AR) of bij een lange meettijd. PPP maakt gebruik van een wereldwijd satellietnavigatiesysteem, Global Navigation Satellite System (GNSS). GNSS wordt in het dagelijks gebruik vaak aangeduid met GPS als verzamelnaam voor de 4 systemen GPS, Glonass, Galileo en Beidou.

PPPGPS10tot50cm

Meting d.m.v. PPP (Precise Point Positioning) satellietnavigatie, afwijking tussen 10 en 50 cm. De nauwkeurigheid wordt bereikt wanneer de meting is uitgevoerd in korte tijd zonder Ambiguity Resolution. PPP maakt gebruik van een wereldwijd satellietnavigatiesysteem, Global Navigation Satellite System (GNSS). GNSS wordt in het dagelijks gebruik vaak aangeduid met GPS als verzamelnaam voor de 4 systemen GPS, Glonass, Galileo en Beidou.

RTKGPS0tot2cm

Meting d.m.v. RTK (Real Time Kinematic) satellietnavigatie, in het dagelijks gebruik ook wel aangeduid als DGPS, afwijking kleiner dan 2 cm. De nauwkeurigheid wordt bereikt wanneer de meting is uitgevoerd met Ambiguity Resolution (ook wel fix). RTK maakt gebruik van een wereldwijd satellietnavigatiesysteem, Global Navigation Satellite System (GNSS). GNSS wordt in het dagelijks gebruik vaak aangeduid met GPS als verzamelnaam voor de 4 systemen GPS, Glonass, Galileo en Beidou.

RTKGPS2tot5cm

Meting d.m.v. RTK (Real Time Kinematic) satellietnavigatie, in het dagelijks gebruik ook wel aangeduid als DGPS, afwijking tussen 2 en 5 cm. De nauwkeurigheid wordt bereikt wanneer de meting is uitgevoerd met Ambiguity Resolution (ook wel fix). RTK maakt gebruik van een wereldwijd satellietnavigatiesysteem, Global Navigation Satellite System (GNSS). GNSS wordt in het dagelijks gebruik vaak aangeduid met GPS als verzamelnaam voor de 4 systemen GPS, Glonass, Galileo en Beidou.

RTKGPS5tot10cm

Meting d.m.v. RTK (Real Time Kinematic) satellietnavigatie, in het dagelijks gebruik ook wel aangeduid als DGPS, afwijking tussen 5 en 10 cm. De nauwkeurigheid wordt bereikt wanneer de meting is uitgevoerd met Ambiguity Resolution (ook wel fix). RTK maakt gebruik van een wereldwijd satellietnavigatiesysteem, Global Navigation Satellite System (GNSS). GNSS wordt in het dagelijks gebruik vaak aangeduid met GPS als verzamelnaam voor de 4 systemen GPS, Glonass, Galileo en Beidou.

RTKGPS10tot50cm

Meting d.m.v. RTK (Real Time Kinematic) satellietnavigatie, in het dagelijks gebruik ook wel aangeduid als DGPS, afwijking tussen 10 en 50 cm. De nauwkeurigheid wordt bereikt wanneer de meting is uitgevoerd zonder Ambiguity Resolution (ook wel fix). RTK maakt gebruik van een wereldwijd satellietnavigatiesysteem, Global Navigation Satellite System (GNSS). GNSS wordt in het dagelijks gebruik vaak aangeduid met GPS als verzamelnaam voor de 4 systemen GPS, Glonass, Galileo en Beidou.

tachymetrie0tot10cm

Meting d.m.v. tachymetrie, ook wel als landmeting of Total Station aangeduid, vanaf een referentiepunt dat geen NAP-peilmerk is, afwijking kleiner dan 10 cm.

tachymetrie10tot50cm

Meting d.m.v. tachymetrie, ook wel als landmeting of Total Station aangeduid, vanaf een referentiepunt dat geen NAP-peilmerk is, afwijking tussen 10 en 50 cm.

7.48 MethodePositiebepalingSliblaag

De lijst met de methoden voor het bepalen van de verticale positie van de sliblaag.

Waarde Omschrijving
akoestisch

Via deze technieken wordt met een hoogfrequent (210 – 700 kHz) de afstand van een zender tot de bovenzijde van de sliblaag bepaald. Dit is de laag waarop het signaal reflecteert. Lage frequenties (15 – 30 kHZ) kunnen onder bepaalde omstandigheden gebruikt worden om de onderzijde van de sliblaag te definiëren.

elektromagnetisch

Bij deze techniek worden elektromagnetische pulsen gebruikt om de waterdiepte en onderzijde van de sliblaag te bepalen. Er wordt gewerkt met een zender en ontvanger. De resolutie is afhankelijk van de geleidbaarheid van het water, grondsoort, meetfrequentie.

radioactief

Bij deze techniek wordt in de waterkolom de dichtheid radioactief bepaald. Op basis van dichtheidsverschillen wordt de top van de sliblaag vastgesteld.

ultrasoon

Bij deze techniek wordt in de waterkolom de dichtheid met hoogfrequente geluidsgolven bepaald. Op basis van dichtheidsverschillen wordt de top van de sliblaag vastgesteld.

versnelling

Bij deze techniek laat met een object in de waterkolom vallen. Door gelijktijdig de diepte en versnelling te meten kan worden afgeleid op welke diepte zich de bovenzijde van de sliblaag zich bevindt. In het slib zal de valversnelling van het instrument vertragen.

visueel

Voor metingen aan een monsterkolom wordt een transparante holle buis (aan de onderzijde al dan niet afsluitbaar) in de grond gedrukt. Visueel wordt dan de bovenzijde van de sliblaag bepaald.

waterdruk

Deze techniek maakt gebruik van een meetinstrument dat achter een boot voortgetrokken wordt. Hiervoor dient de dichtheid van de top van de sliblaag vooraf gedefinieerd te worden. Door het meetinstrument deze dichtheid te geven hoeft alleen de hoogte van de waterkolom boven het meetinstrument gemeten te worden met een waterdrukmeter.

weerstandMechanisch

Bij deze techniek wordt een meetlichaam mechanisch naar beneden gedrukt. De weerstanden hierbij worden geregistreerd. Dit kan tevens in de meetkop plaatsvinden zoals bij een sondering.

weerstandPeilhengel

Bij toepassing van een peilhengel is een peilstok met een schijf van 10 cm diameter bevestigd aan een hengel. De hengel wordt gebruikt om de peilstok neer te laten tot deze blijft staan op een sliblaag. De diepte kan worden afgelezen (b-weerstand).

weerstandPeilstok

Bij toepassing van een peilstok wordt gebruik gemaakt van een licht gewicht stok met een geperforeerde schijf van 10 tot 18 cm diameter om de bovenzijde van de sliblaag te bepalen op basis van gevoelde weerstand bij indrukken in de bodem (a-weerstand).

7.49 MethodeVerticalePositiebepaling

De lijst met de methoden voor het bepalen van de verticale positie van het onderzoek.

Waarde Omschrijving
AHN2_50cmRaster

Positie bepaald m.b.v. Actueel Hoogtebestand Nederland, versie 2 ingewonnen tussen 2007 en 2012. Voor de bepaling van de verticale positie is het rasterbestand van 50 x 50 cm gebruikt. De uitvoerder heeft met kennis van zaken gebruik gemaakt van het ruwe rasterbestand of het gefilterde rasterbestand, het zogenaamde maaiveldraster is gefilterd voor elementen die op het maaiveld staan zoals begroeiing en bebouwing.

AHN3_50cmRaster

Positie bepaald m.b.v. Actueel Hoogtebestand Nederland, versie 3, ingewonnen tussen 2014 en 2019. Voor de bepaling van de verticale positie is het rasterbestand van 50 x 50 cm gebruikt. De uitvoerder heeft met kennis van zaken gebruik gemaakt van het ruwe rasterbestand of het gefilterde rasterbestand, het zogenaamde maaiveldraster is gefilterd voor elementen die op het maaiveld staan zoals begroeiing en bebouwing.

PPPGPS0tot4cm

Meting d.m.v. PPP (Precise Point Positioning) satellietnavigatie, afwijking kleiner dan 4 cm. De nauwkeurigheid wordt bereikt wanneer de meting is uitgevoerd met Ambiguity Resolution (PPP-AR) of bij een lange meettijd. PPP maakt gebruik van een wereldwijd satellietnavigatiesysteem, Global Navigation Satellite System (GNSS). GNSS wordt in het dagelijks gebruik vaak aangeduid met GPS als verzamelnaam voor de 4 systemen GPS, Glonass, Galileo en Beidou.

PPPGPS4tot10cm

Meting d.m.v. PPP (Precise Point Positioning) satellietnavigatie, afwijking tussen 4 en 10 cm. De nauwkeurigheid wordt bereikt wanneer de meting is uitgevoerd met Ambiguity Resolution (PPP-AR) of bij een lange meettijd. PPP maakt gebruik van een wereldwijd satellietnavigatiesysteem, Global Navigation Satellite System (GNSS). GNSS wordt in het dagelijks gebruik vaak aangeduid met GPS als verzamelnaam voor de 4 systemen GPS, Glonass, Galileo en Beidou.

PPPGPS10tot20cm

Meting d.m.v. PPP (Precise Point Positioning) satellietnavigatie, afwijking tussen 10 en 20 cm. De nauwkeurigheid wordt bereikt wanneer de meting is uitgevoerd met Ambiguity Resolution (PPP-AR) of bij een lange meettijd. PPP maakt gebruik van een wereldwijd satellietnavigatiesysteem, Global Navigation Satellite System (GNSS). GNSS wordt in het dagelijks gebruik vaak aangeduid met GPS als verzamelnaam voor de 4 systemen GPS, Glonass, Galileo en Beidou.

PPPGPS20tot100cm

Meting d.m.v. PPP (Precise Point Positioning) satellietnavigatie, afwijking tussen 20 en 100 cm. De nauwkeurigheid wordt bereikt wanneer de meting is uitgevoerd in korte tijd zonder Ambiguity Resolution. PPP maakt gebruik van een wereldwijd satellietnavigatiesysteem, Global Navigation Satellite System (GNSS). GNSS wordt in het dagelijks gebruik vaak aangeduid met GPS als verzamelnaam voor de 4 systemen GPS, Glonass, Galileo en Beidou.

RTKGPS0tot4cm

Meting d.m.v. RTK (Real Time Kinematic) satellietnavigatie, in het dagelijks gebruik ook wel aangeduid als DGPS, afwijking kleiner dan 4 cm. De nauwkeurigheid wordt bereikt wanneer de meting is uitgevoerd met Ambiguity Resolution (ook wel fix). RTK maakt gebruik van een wereldwijd satellietnavigatiesysteem, Global Navigation Satellite System (GNSS). GNSS wordt in het dagelijks gebruik vaak aangeduid met GPS als verzamelnaam voor de 4 systemen GPS, Glonass, Galileo en Beidou.

RTKGPS4tot10cm

Meting d.m.v. RTK (Real Time Kinematic) satellietnavigatie, in het dagelijks gebruik ook wel aangeduid als DGPS, afwijking tussen 4 en 10 cm. De nauwkeurigheid wordt bereikt wanneer de meting is uitgevoerd met Ambiguity Resolution (ook wel fix). RTK maakt gebruik van een wereldwijd satellietnavigatiesysteem, Global Navigation Satellite System (GNSS). GNSS wordt in het dagelijks gebruik vaak aangeduid met GPS als verzamelnaam voor de 4 systemen GPS, Glonass, Galileo en Beidou.

RTKGPS10tot20cm

Meting d.m.v. RTK (Real Time Kinematic) satellietnavigatie, in het dagelijks gebruik ook wel aangeduid als DGPS, afwijking tussen 10 en 20 cm. De nauwkeurigheid wordt bereikt wanneer de meting is uitgevoerd met Ambiguity Resolution (ook wel fix). RTK maakt gebruik van een wereldwijd satellietnavigatiesysteem, Global Navigation Satellite System (GNSS). GNSS wordt in het dagelijks gebruik vaak aangeduid met GPS als verzamelnaam voor de 4 systemen GPS, Glonass, Galileo en Beidou.

RTKGPS20tot100cm

Meting d.m.v. RTK (Real Time Kinematic) satellietnavigatie, in het dagelijks gebruik ook wel aangeduid als DGPS, afwijking tussen 20 en 100 cm. De nauwkeurigheid wordt bereikt wanneer de meting is uitgevoerd zonder Ambiguity Resolution (ook wel fix). RTK maakt gebruik van een wereldwijd satellietnavigatiesysteem, Global Navigation Satellite System (GNSS). GNSS wordt in het dagelijks gebruik vaak aangeduid met GPS als verzamelnaam voor de 4 systemen GPS, Glonass, Galileo en Beidou.

tachymetrie0tot10cm

Meting d.m.v. tachymetrie, ook wel als landmeting of Total Station aangeduid, vanaf een referentiepunt dat geen NAP-peilmerk is, afwijking kleiner dan 10 cm.

tachymetrie10tot50cm

Meting d.m.v. tachymetrie, ook wel als landmeting of Total Station aangeduid, vanaf een referentiepunt dat geen NAP-peilmerk is, afwijking tussen 10 en 50 cm.

waterpassing0tot2cm

Meting d.m.v. waterpassing vanaf een NAP-peilmerk, afwijking kleiner dan 2 cm.

waterpassing2tot4cm

Meting d.m.v. waterpassing vanaf een NAP-peilmerk, afwijking tussen 2 en 4 cm.

waterpassing4tot10cm

Meting d.m.v. waterpassing vanaf een NAP-peilmerk, afwijking tussen 4 en 10 cm.

7.50 Monstervochtigheid

De lijst voor de classificatie van de vochtigheidstoestand van het materiaal.

Waarde Omschrijving
volledigUitgedroogd

Het materiaal bevat geen vocht.

uitgedroogd

Het materiaal bevat vocht maar vertoont ook sporen van krimp of vlekken die erop wijzen dat een deel van het vocht verdampt is.

veldvochtig

Het materiaal is net zo vochtig als het materiaal dat direct uit het boorgat komt.

7.51 MunsellHoofdkleur

De lijst voor de codes van de hoofdkleur in het Munsellsysteem.

Waarde Omschrijving
5B

De waarde van de hoofdkleur is 5B. De B staat voor de kleur blauw (Blue).

10B

De waarde van de hoofdkleur is 10B. De B staat voor de kleur blauw (Blue).

5BG

De waarde van de hoofdkleur is 5BG. Dit staat voor de kleur blauw groen (Blue Green).

10BG

De waarde van de hoofdkleur is 10BG. Dit staat voor de kleur blauw groen (Blue Green).

5G

De waarde van de hoofdkleur is 5G. Dit staat voor de kleur groen (Green).

10G

De waarde van de hoofdkleur is 10G. Dit staat voor de kleur groen (Green).

5GY

De waarde van de hoofdkleur is 5GY. Dit staat voor de kleur groen geel (Green Yellow).

10GY

De waarde van de hoofdkleur is 10GY. Dit staat voor de kleur groen geel (Green Yellow).

N

De waarde van de hoofdkleur is N. Dit staat voor de kleur neutraal (Neutral).

5P

De waarde van de hoofdkleur is P. De P staat voor de kleur paars (Purple).

5PB

De waarde van de hoofdkleur is 5PB. Dit staat voor kleur paars blauw (Purple Blue).

5R

De waarde van de hoofdkleur is 5R. Dit staat voor de kleur rood (Red).

7.5R

De waarde van de hoofdkleur is 7,5R. Dit staat voor de kleur rood (Red).

10R

De waarde van de hoofdkleur is 10R. Dit staat voor de kleur rood (Red).

5RP

De waarde van de hoofdkleur is 5RP. De RP staat voor de kleur rood (RedPurple).

2.5Y

De waarde van de hoofdkleur is 2,5Y. Dit staat voor de kleur geel (Yellow).

5Y

De waarde van de hoofdkleur is 5Y. Dit staat voor de kleur geel (Yellow).

10Y

De waarde van de hoofdkleur is 10Y. Dit staat voor de kleur geel (Yellow).

2.5YR

De waarde van de hoofdkleur is 2,5YR. Dit staat voor de hoofdkleur geel rood (Yellow Red).

5YR

De waarde van de hoofdkleur is 5YR. Dit staat voor de hoofdkleur geel rood (Yellow Red).

7.5YR

De waarde van de hoofdkleur is 7,5YR. Dit staat voor de hoofdkleur geel rood (Yellow Red).

10YR

De waarde van de hoofdkleur is 10YR. Dit staat voor de hoofdkleur geel rood (Yellow Red).

7.52 MunsellWitheid

De lijst voor de codes van de witheid in het Munsellsysteem.

Waarde Omschrijving
1

De waarde van de witheid is 1.

2

De waarde van de witheid is 2.

2.5

De waarde van de witheid is 2,5.

3

De waarde van de witheid is 3.

4

De waarde van de witheid is 4.

5

De waarde van de witheid is 5.

6

De waarde van de witheid is 6.

7

De waarde van de witheid is 7.

8

De waarde van de witheid is 8.

8.5

De waarde van de witheid is 8,5.

9

De waarde van de witheid is 9.

9.5

De waarde van de witheid is 9,5.

7.53 MunsellZuiverheid

De lijst voor de codes van de zuiverheid in het Munsellsysteem.

Waarde Omschrijving
1

De waarde van de zuiverheid is 1.

2

De waarde van de zuiverheid is 2.

3

De waarde van de zuiverheid is 3.

4

De waarde van de zuiverheid is 4.

6

De waarde van de zuiverheid is 6.

8

De waarde van de zuiverheid is 8.

7.54 NaamGebeurtenis

De lijst met de tussentijdse gebeurtenissen.

Waarde Omschrijving
vervolgGerapporteerd

Er is na de eerste rapportage een volgend rapport overgedragen, maar dat is nog niet het rapport waarmee het onderzoek wordt gecompleteerd.

7.55 Organischestofgehalteklasse

De lijst voor de classificatie van het aandeel organische stof in grond volgens NEN-EN-ISO 14688.

Waarde Omschrijving
nietOrganisch

Organische stof is niet aanwezig.

zwakOrganisch

Organische stof is waarneembaar aanwezig en heeft voelbaar geen invloed op het gedrag van de grond.

sterkOrganisch

Organische stof is waarneembaar aanwezig en heeft voelbaar geen invloed op het gedrag van de grond.

7.56 OrganischestofgehalteklasseNEN5104

De lijst voor de classificatie van het aandeel organische stof in grond volgens NEN 5104.

Waarde Omschrijving
nietHumeus

Organische stof is niet aanwezig.

zwakHumeus

Organische stof is aanwezig en maakt minder dan 2,5 % van de massa uit, tenzij de grond als een klei is benoemd dan kan het aandeel tot 5 % bedragen.

matigHumeus

Organische stof maakt tussen 2,5 en 8 % van de massa uit, tenzij de grond als een klei is benoemd dan kan het aandeel tot 16 % bedragen.

sterkHumeus

Organische stof maakt tussen 8 en 16 % van de massa uit, tenzij de grond als een klei is benoemd dan kan het aandeel tot 30 % bedragen.

7.57 RedenNietBeschreven

De lijst met de redenen waarom een interval niet is beschreven.

Waarde Omschrijving
geenMonster

Het interval is niet beschreven omdat de monsters niet meer voorhanden waren.

geenOpbrengst

Het interval is niet beschreven omdat de monstercontainer voor een deel leeg was (of omdat een deel van interval dat continu gestoken had moeten worden, niet helemaal bemonsterd kon worden). Het ‘lege’ deel wordt altijd vastgelegd als diepste deel van een interval.

geenOpdracht

Het interval is niet beschreven omdat het was uitgesloten van de opdracht.

geenVasteOndergrond

Het interval is niet beschreven omdat er een holte in de ondergrond was (al dan niet opgevuld met water).

mechanischVerstoord

Het interval is niet beschreven omdat de laagopbouw ernstig verstoord is door een post-sedimentaire discontinuïteit.

naval

Het interval is niet beschreven omdat het aanwezige materiaal als naval is beschouwd.

proefstukUitgenomen

Het interval is niet beschreven omdat een proefstuk is uitgenomen voor boormonsteranalyse dat de volledige doorsnede van het monster beslaat en er onvoldoende materiaal was om het op de juiste wijze te beschrijven.

7.58 Referentiestelsel

De lijst met de referentiestelsels waarin de coördinaten zijn gedefinieerd.

Waarde Omschrijving
ETRS89

European Terrestrial Reference System 1989 (EPSG 4258).

RD

Rijks Driehoeksmeting – Amersfoort RD New (EPSG 28992).

WGS84

World Geodetic System 1984 (EPSG 4326).

7.59 Registratiestatus

De lijst met de statussen waarin het registratieobject zich bevindt.

Waarde Omschrijving
aangevuld

Het registeren van de gegevens van het object heeft na de start van de registratie een vervolg gekregen. De gegevens in de registratie ondergrond zijn minimaal een keer aangevuld met nieuwe gegevens.

geregistreerd

Het registeren van de gegevens van het object is gestart. De gegevens uit het eerste brondocument zijn in de registratie ondergrond vastgelegd. Er zijn daarna geen nieuwe gegevens geregistreerd.

voltooid

Het registeren van de gegevens van het object is voltooid. Alle gegevens zijn in de registratie ondergrond vastgelegd en er kunnen geen nieuwe gegevens meer worden geregistreerd.

7.60 SedimentairFenomeen

De lijst met de sedimentaire fenomenen.

Waarde Omschrijving
dropClast

Een geïsoleerde klast bestaande uit klei of leem die de laag eronder heeft ingedrukt.

dropStone

Een geïsoleerde klast variërend in grootte van grind tot keitje in meer fijnkorrelige grond, die de laag eronder heeft ingedrukt.

7.61 Sfericiteit

De lijst voor de classificatie van de bolrondheid van korrels.

Waarde Omschrijving
bol

De gemiddelde korrel is in alle richtingen ongeveer even lang.

langwerpig

De gemiddelde korrel is in twee van de drie richtingen ongeveer even lang, maar in de derde veel langer

plat

De gemiddelde korrel is in twee van de drie richtingen ongeveer even lang, maar in de derde veel korter.

7.62 SoortArcheologischBestanddeel

De lijst met de bestanddelen van lagen die vanuit archeologisch oogpunt interessant zijn.

Waarde Omschrijving
aardewerk

Aardewerk en fragmenten van aardewerk, bijvoorbeeld potscherven of pijpenkoppen.

baksteen

Baksteen en fragmenten van baksteen.

botOnverbrand

Bot en fragmenten van bot die niet verbrand en al dan niet bewerkt zijn.

botVerbrand

Bot en fragmenten van bot die verbrand en al dan niet bewerkt zijn.

gebrokenKwarts

Gebroken, hoekig gesteentegruis, enkele millimeters groot, dat herkend wordt als gebruikt voor de verschraling van klei voor het vervaardigen van keramische objecten, bijvoorbeeld potten.

glas

Glas en glasscherven.

houtskoolBrokken

Houtskoolresten die groter zijn dan 2 mm.

houtskoolSpikkels

Houtskoolresten die kleiner zijn dan 2 mm.

metaal

Metaalresten en metalen gebruiksvoorwerpen.

natuursteen

Steen die herkend wordt als een door de mens behandeld of verwerkte brok gesteente.

verbrandeLeem

Leem of klei die door blootstelling aan hitte geblakerd of gebakken is.

verbrandingsresten

Minerale verbrandingsresten en amorfe bijproducten van verbranding of verbranding of verhitting die niet uit leem bestaan.

visrest

Delen van vissen die door de mens gebruikt zijn als voedsel.

vuursteenBewerkt

Vuursteenfragmenten die herkend worden als het product van bewerking.

7.63 SoortBijzonderBestanddeel

De lijst met de bijzondere bestanddelen van grond.

Waarde Omschrijving
botresten

Natuurlijk bestanddeel: botten, of resten daarvan, afkomstig van gewervelde dieren of mensen. Uitgesloten hiervan zijn resten van vissen. De botresten zijn vaak wit tot grijs van kleur en hebben een grootte van enkele millimeters tot decimeters.

doppleriet

Natuurlijk bestanddeel: samengeklonterde geleiachtige humuszuren in oude wortelgangen of holtes in veen of het onderliggende substraat. Ontstaat bij het draineren van hoogveen en de daarop volgende oxidatie van veen waardoor de humuszuren als stroperige zwarte brij naar beneden sijpelen en samenklonteren. Doppleriet heeft de consistentie en structuur van zwarte schoensmeer; bij langdurige blootstelling aan lucht verkleurd het naar bruin. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

fosfaatconcreties

Natuurlijk bestanddeel: bolronde of knolvormige fosforieten of fosfaatconcreties hebben een groengrijze tot zwarte kleur. De concreties worden vooral gevonden in glauconiethoudende zanden uit het Tertiair of Midden-Krijt. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

goethiet

Natuurlijk bestanddeel: korrelvormige ijzerhydroxide met een matte, donkerbruine kleur. Komt voor als koffieboontjes-achtige korrels tot 2 mm groot. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

gruisPuimsteen

Natuurlijk bestanddeel: fijne vulkanische resten (puimsteen) en as met een korrelgrootte kleiner dan 2 mm. De puimsteen is herkenbaar aan de gelig-grijze kleur, de in de korrels aanwezige kleine poriën en het lage gewicht waardoor het drijft. Bij een korrelgrootte groter dan 2 mm wordt het als grind beschreven. In de volksmond wordt het ook wel bimsen of bimsenzand genoemd. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

houtskool

Antropogeen of natuurlijk bestanddeel: door verbranding verkoolde resten van hout. Het materiaal is zwart, vaak gebroken en heeft meestal een grootte van millimeters tot enkele decimeters.

huisvuil

Antropogeen bestanddeel: huishoudelijk afval, bestaat vaak uit verpakkingsmateriaal (papier of plastic), plastic, metaal, klein aardewerk en eventueel etensresten.

ijzerconcretiesGeenKlappersteen

Natuurlijk bestanddeel: korrels of brokken samengesteld materiaal van neergeslagen ijzerverbindingen in een matrix van zand en/of grind, klei of silt. Het is meestal geelbruin, roodbruin of donkerbruin van kleur (roestig) maar kan als het opengebroken wordt van binnen donkergrijs tot bijna zwart zijn. De grootte van de brokken is meestal 0,5 tot 50 mm, maar grotere brokken zijn mogelijk. De concreties komen soms in laagjes voor. Klapperstenen zijn ook een soort ijzerconcretie maar die worden apart benoemd.

ijzerconcretiesKlappersteen

Natuurlijk bestanddeel: bijzonder soort ijzerconcretie die als bolvormige (concentrische) concretie gevormd is rond een klei- of leembrok met een grootte van enkele millimeters tot centimeters. De concretie is meestal geelbruin, roodbruin of donkerbruin van kleur (roestig) aan de buiten en binnenzijde, maar het binnenste van de concretie is meestal donkergrijs tot bijna zwart van kleur. Bij geroerde boormethoden breken de concreties vaak waardoor er alleen bolvormige fragmenten aanwezig zijn in het boormonster. Intacte klapperstenen makken meestal een tikkend of klapperend geluid als ze geschud worden.

jarosiet

Natuurlijk bestanddeel: kleine brokjes of vlekken van geel mineraal (gehydrateerd kalium-ijzer-sulfaat) dat kan voorkomen in zure klei- of veenlagen, meestal in combinatie met ijzerconcreties en -vlekken. Komt voornamelijk voor in ingepolderde of gedraineerde gebieden in zogenaamde katteklei. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

kalkconcreties

Natuurlijk bestanddeel: delen van de grond die door calciumcarbonaat tot een geheel zijn samengekit. Omvat een scala aan verschijningsvormen, van lösspoppetjes tot septariën. Lössafzettingen daargelaten, komen de concreties overwegend voor in Tertiaire kleilagen. De grootte ligt meestal tussen enkele centimeters en enkele decimeters.

mangaanconcreties

Natuurlijk bestanddeel: korrels of brokken samengesteld materiaal van neergeslagen mangaanverbindingen in een matrix van zand en/of grind. Het is blauwzwart, donkergrijs-zwart of zwart van kleur. De grootte van de brokken varieert van millimeters tot centimeters, maar kan ook decimeters zijn. De zwarte mangaanconcretie is soms omgeven door ijzerconcreties en roestvlekken. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

ophoogmateriaalLichtKunststof

Antropogeen bestanddeel: ophoogmateriaal met een laag soortelijk gewicht dat vooral uit plastics en soortgelijke kunststoffen bestaat, met als voorbeeld geëxpandeerd polystyreen.

ophoogmateriaalLichtStenig

Antropogeen bestanddeel: ophoogmateriaal met een laag soortelijk gewicht dat uit stenig materiaal van menselijke makelij bestaat. Voorbeelden zijn bims, geëxpandeerde kleikorrels, flugsand, schuimbeton en schuimglas.

plantenrestenHoutig

Natuurlijk bestanddeel: onverteerde resten van de houtige delen (stammen, takken, houtige wortels en zaden) van planten. Deze resten kunnen bestaan uit de gebroken fragmenten of uit doorsnedes van de houtige delen. De grootte varieert van millimeters tot enkele decimeters. Het materiaal kan zeer zacht tot zeer hard zijn.

plantenrestenHoutigBerk

Natuurlijk bestanddeel: onverteerde resten van de houtige delen (stammen of takken) van berken, te herkennen aan de kenmerkende witte bast. Deze resten kunnen bestaan uit de gebroken fragmenten of uit doorsnedes van de houtige delen. De grootte varieert meestal van centimeters tot enkele decimeters. Het materiaal kan zeer zacht tot hard zijn. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

plantenrestenHoutigEik

Natuurlijk bestanddeel: onverteerde resten van de houtige delen (stammen, takken, houtige wortels) van eiken, te herkennen aan de roodbruine tot gelige harde houtresten, of eikels. Deze resten kunnen bestaan uit de gebroken fragmenten of uit doorsnedes van de houtige delen. De grootte varieert meestal van centimeters tot enkele decimeters. Het materiaal is meestal vrij hard. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

plantenrestenHoutigEls

Natuurlijk bestanddeel: onverteerde resten van de houtige delen (stammen, takken, houtige wortels of wortelknollen) van elzen, te herkennen aan het roodbruine spinthout zonder waarneembare kern, of eivormige elzenproppen. Deze resten kunnen bestaan uit de gebroken fragmenten of uit doorsnedes van de houtige delen. De grootte varieert meestal van centimeters tot enkele decimeters. Het materiaal kan zeer zacht tot hard zijn. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

plantenrestenHoutigGeenBerkEikElsWilg

Natuurlijk bestanddeel: onverteerde resten van de houtige delen (stammen, takken, houtige wortels of andere houtige delen) van planten, en die niet kunnen toegewezen worden aan berk, eik, els of wilg. Deze resten kunnen bestaan uit de gebroken fragmenten of uit doorsnedes van de houtige delen. De grootte varieert meestal van millimeters tot enkele decimeters. Het materiaal kan zeer zacht tot zeer hard zijn. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

plantenrestenHoutigWilg

Natuurlijk bestanddeel: onverteerde resten van de houtige delen (stammen, takken of houtige wortels) van wilgen, te herkennen aan geelwitte kleur. Deze resten kunnen bestaan uit de gebroken fragmenten of uit doorsnedes van de houtige delen. De grootte varieert meestal van centimeters tot enkele decimeters. Het materiaal kan zeer zacht tot zacht zijn. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

plantenrestenNietHoutigGeenRiet

Natuurlijk bestanddeel: onverteerde resten van de niet-houtige delen van planten anders dan riet, waaronder de bladeren, vruchtdelen, niet-houtige wortels en dunne takjes en stengels.

plantenrestenNietHoutigRiet

Natuurlijk bestanddeel: onverteerde rietresten, bestaande uit wortels, bladeren, stengels of stolonen.

puin

Antropogeen bestanddeel: bouw- en sloopafval, veelal een mengsel van stenige materialen die door de mens gemaakt of bewerkt zijn; soilmix, een mengsel van de grond ter plaatse met een materiaal als cement of waterglas, wordt ook hiertoe gerekend.

siderietconcreties

Natuurlijk bestanddeel: een bijzonder soort ijzerconcretie opgebouwd uit ijzercarbonaat met een grijs-bruine, donker roodbruine of donker bruine kleur. Kenmerkende eigenschap is dat het reageert op zoutzuur (HCl). De vorm is vaak langwerpig en de grootte loopt tot enkele decimeters. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

stenen

Antropogeen bestanddeel: stenen van natuurlijk materiaal die gebruikt zijn als ballast of stortsteen of het bijproduct zijn van mijnbouw.

verbrandingsrestenFijn

Antropogeen bestanddeel: minerale verbrandingsresten met een diameter vergelijkbaar met die van silt en lutum (kleiner dan 63 μm). De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

verbrandingsrestenMiddelgrof

Antropogeen bestanddeel: minerale verbrandingsresten met een diameter die vergelijkbaar is met zand (0,063 tot 2 mm). De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

verbrandingsrestenGrof

Antropogeen bestanddeel: minerale verbrandingsresten met een diameter groter dan 2 mm. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

vivianiet

Natuurlijk bestanddeel: mineraal (gehydrateerd ferrofosfaat) dat meestal in de vorm van kleine brokjes voorkomt in (organisch rijke) klei of leem. Meest herkenbare eigenschap is dat het verse witte mineraal binnen korte tijd verkleurd naar fel blauw bij blootstelling aan de lucht. De brokjes hebben meestal een grootte van 0,5 tot 10 mm. Komt incidenteel ook voor in combinatie met ijzeroer en kan dan als brokjes en/of huidjes voorkomen. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

wegverhardingsmateriaal

Antropogeen bestanddeel: materiaal dat gebruikt is voor het verharden van wegen en erven. Voorbeelden zijn asfalt, betonklinkers, klinkers, steenslag en tegels. Hieronder valt ook halfverharding in de vorm van lavagruis, schelpengruis, en andere verharde opgebrachte grondmengsels.

zwerfkeiVerweerd

Natuurlijk bestanddeel: een sterk verweerde zwerfkei (meestal van graniet) die volledig vergruisd is. De vergruisde resten vullen hetzelfde volume als de oorspronkelijke zwerfkei, maar kunnen enigszins versleurd zijn door grondwerking. De grootte van het geheel varieert van enkele centimeters tot decimeters, het gruis zelf is meestal tot enkele millimeters groot. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

7.64 SoortDierfossiel

De lijst met de categorieën dierlijke fossielen.

Waarde Omschrijving
balanus

Resten van zeepokken, een groep van sedentair levende kreeftachtigen die met name in getijdengebieden leven en een kegelvormige, uit kalkplaatjes opgebouwde schaal vormen.

bryozo

Resten van bryozoa of mosdiertjes, een groep van sedentair levende, kolonievormende ongewervelde dieren die in brak- en zoutwater voorkomen. De individuen zijn typisch 0,5 mm groot en vormen een kalkig of hoornachtig skelet in de vorm van een bekertje of buisje.

ditrupa

Fossiele resten van de schaal van een mariene borstelworm. De buisvormige schalen lopen enigszins spits toe en zijn licht gebogen. Vertonen een sterke gelijkenis met een slagtand van een olifant, vandaar de in de volksmond gehanteerde naam Olifantstandjes.

foraminifeer

Resten van foraminiferen, eencellige mariene organismen die een veelal kalkig schaaltje vormen dat typisch in grootte varieert tussen 0,1 en 5 mm.

haaientand

Haaientanden of de herkenbare resten daarvan, al dan niet gefossiliseerd.

lingula

Schelpen of schelpresten van Lingula, een levend fossiel dat al sinds het Siluur of mogelijk ouder bestaat. Lingula komt tegenwoordig specifiek voor in brak water. De schelpen kunnen herkend worden aan de vorm en het ontbreken van groeven of tanden op de schalen die het sluiten van de schelphelften ondersteunen.

ostracode

Schildjes van ostracoden, ook wel mosselkreeftjes, zijn gemaakt van chitine en meestal verkalkt. Variëren sterk in vorm en versiering met een grootte van meestal 0,1 tot 2 mm.

visrest

Resten van wervels, graten of andere delen van vissen. Vaak donkerbruin tot zwart van kleur, relatief licht van gewicht (veel lichter dan bot).

zeeEgelEchinocardium

Schalen of fragmenten van een soort uit het genus Echinocardium, een zee-egelgroep die veel voorkomt als gravende zee-egel. Een van de soorten is de Echinocardium cordatum, bekend als de zeeklit. Deze kan tot ongeveer 6 cm groot worden.

zeeEgelEchinocyamus

Schalen of fragmenten van Echinocyamus pusillus, ook wel het zeeboontje genaamd, een vrij platte zee-egel uit de Noordzee met een maximale grootte van ongeveer 1 cm.

zeeEgelNietGespecificeerd

Zee-egelschalen of fragmenten daarvan, niet toe te wijzen aan een specifieke soort.

zeeEgelStekel

Zee-egelstekels of fragmenten daarvan.

zoogdiertand

Fossiele of recente tanden of kiezen van zoogdieren, bijvoorbeeld muizen, koeien of mammoeten.

7.65 SoortGesteente

De lijst met de soorten gesteente.

Waarde Omschrijving
kalksteen

Het gesteente bestaat voornamelijk uit calciumcarbonaat (CaCO3, kalk). Hieronder vallen alle kalkstenen met uitzondering van mergel, dat apart onderscheiden wordt.

kleisteenNietGespecificeerd

Het gesteente bestaat voornamelijk uit siliciklastisch materiaal waarvan de korrels niet met een loep zichtbaar zijn. Het is ontstaan door de compactie en/of verkitting van klei; hieronder valt ook schalie.

mergel

Het gesteente bestaat voornamelijk uit calciumcarbonaat (CaCO3, kalk), is vrij zacht, grofkorrelig, brokkelig en lichtgekleurd met veel herkenbare mariene fossielen. Staat ook wel bekend als tufkalk of krijtkalk.

siltsteenNietGespecificeerd

Het gesteente bestaat uit siliciklastisch materiaal en dat bestaat voor het grootste deel uit korrels die kleiner zijn dan 0,063 mm en die een mes krassen of tussen de tanden knarsen.

vuursteen

Het gesteente bestaat uit microkristallijne (fijn verdeelde), opake kwarts; komt meestal voor als knollen of platen in mergels of andere kalksteen.

zandsteenNietGespecificeerd

Het gesteente bestaat uit siliciklastisch materiaal en dat bestaat voor het grootste deel uit kwartskorrels met een mediaan die tussen 0,063 en 2 mm ligt.

7.66 SoortGrind

De lijst met de soorten grind.

Waarde Omschrijving
barnsteen

Grind bestaand uit barnsteen, de versteende hars van naaldbomen. Barnsteen is vrij zacht, amorf, met een donkergele, bruine of roodbruine kleur en soms transparant. Wordt ook wel amber genoemd. De waarde wordt in de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

conglomeraat

Grind van conglomeraat, een sedimentair gesteente of verkit sediment dat uit grind of grovere korrels in een matrix van fijner materiaal bestaat. Conglomeraat varieert sterk in kleur afhankelijk van de samenstelling. Omvat ook breccie. De waarde wordt in de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

kalksteen

Grind van kalksteen, een sedimentair gesteente dat voornamelijk is opgebouwd uit calciumcarbonaat (CaCO3, kalk). Kleur varieert, maar vaak wit tot donkergrijs van kleur. Hieronder valt alle kalksteen met uitzondering van mergel en oölietische kalksteen die apart onderscheiden worden. De waarde wordt in de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

kalksteenMergel

Grind van mergel, een soort kalksteen die vrij zacht is, grofkorrelig, brokkelig en lichtgekleurd met veel herkenbare mariene fossielen. Staat ook wel bekend als tufkalk of krijtkalk. De waarde wordt in de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

kalksteenNietGespecificeerd

Grind van kalksteen dat niet verder op naam is gebracht. De waarde wordt alleen gebruikt in de standaardbeschrijving.

kalksteenOolietisch

Grind van oölietische kalksteen, een verkiezelde kalksteen die grotendeels bestaat uit ooïden en dat zijn afgeronde, concentrisch gelaagde kalkkorrels van enkele millimeters tot centimeters groot. Meestal donkergrijs van kleur. In het verleden ook bekend onder de naam Ringenkiezel. De waarde wordt in de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

kiezelooliet

Grind dat een verkiezelde ooïde van enkele millimeters tot centimeters groot is. De waarde wordt in de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

kleiIJzerVerkitting

Grind van een een sterk verharde klei of leem die meestal roestig gekleurd is, niet met de nagel gekrast kan worden en alleen gebroken kan worden door een hamerslag. Het materiaal is verkit door neerslag van ijzerhoudend mineralen zoals sideriet. Heeft een bijzonder hoge soortelijke massa. Als de verkitting gebroken wordt is de buitenste schil (tot enkele millimeters dik) meestal roestbruin van kleur, de binnenkant is donkerbruin met soms concentrische banden erin.

kleiLeemVerkitting

Grind van een sterk verharde klei of leem die niet met de nagel gekrast kan worden en alleen gebroken kan worden door een hamerslag. De kleur varieert van grijs tot zwart, soms bruin of licht grijs.

kleiSiltsteenMassief

Grind van klei- of siltsteen, een sedimentair gesteente dat ontstaan is door de compactie en verkitting van klei of leem. Het omvat zowel kleisteen, siltsteen als tussenvormen daarvan (analoog aan wat in het Engels mudstone wordt genoemd). Klei- en siltsteen zijn, in tegenstelling tot schalie, massief zonder duidelijke splijting. Er kan wel gelaagdheid aanwezig zijn, vooral in siltstenen. De kleur is vaak licht tot donker grijs. De waarde wordt in de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

kleisteenSchalie

Grind van schalie, een sedimentair gesteente dat ontstaan is door de compactie en/of verkitting van klei. Schalie is een gelamineerde kleisteen en heeft een duidelijke splijting. Schalie is vrij mat met een overwegend donkergrijze tot zwarte kleur. De waarde wordt in de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

kristallijnDonker

Grind van kristallijn gesteente (metamorf gesteente of stollingsgesteente) dat niet verder op naam is gebracht. De grindkorrels bestaan uit deels donkergrijze tot zwarte kristallen, samen met witte en/of transparante kristallen.

kristallijnGraniet

Grind van graniet, een stollingsgesteente met duidelijke kristallen (meestal 1-10 mm groot) in hoofdzaak bestaand uit overwegend kwarts, veldspaat (kali-veldspaat en plagioklaas) en mica's (muscoviet of biotiet). Door de verschillende mineralen heeft het een wisselende kleursamenstelling, maar overwegend is het combinatie van grijs/transparant (kwarts), roze/melkwit/crème (veldspaat) en bruin/grijs (mica). Twee soorten graniet worden apart onderscheiden: Rapakivi- en Vogezengraniet.

kristallijnGranietNietGespecificeerd

Grind van graniet dat niet verder op naam is gebracht. De waarde wordt alleen gebruikt in de standaardbeschrijving.

kristallijnGranietRapakivi

Grind van Rapakivi-graniet, een soort graniet uit Zuid Finland en Zweden, onder andere de Aland-eilanden. Rapakivi's zijn te herkennen aan hun roodachtige tint en de witte ringen (0,5-1,5 cm, rond, ovaal tot bijna rechthoekig) op het oppervlak. De witte ringen zijn van plagioklaas en vormen een soort van schil rondom de ronde roodachtige kaliveldspaten. De waarde wordt in de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

kristallijnGranietVogezen

Grind van graniet uit de Vogezen. Er zijn verschillende types, maar over het algemeen is Vogezen-graniet herkenbaar aan de vrij kleine kristallen (1-5 mm) en een overwegend zwart-wit-grijze kleur. Enkele typen hebben opvallend grote eerstelingen tot 4 a 5 cm groot, in de kleuren wit of paars-rood. De waarde wordt in de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

kristallijnPorfier

Grind afkomstig van porfier, een stollingsgesteente dat op basis van de textuur wordt onderscheiden. Het gesteente heeft duidelijke kristallen, waarbij één type kristal veel groter is dan de rest en als het ware zweeft in een fijne matrix. De samenstelling van porfieren varieert en profieren met de samenstelling van graniet worden als graniet benoemd. Er worden twee soorten porfier apart onderscheiden: rhombenporfier en Thüringerwoudporfier. De waarde wordt in de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

kristallijnPorfierRhomben

Grind van rhombenporfier, een soort porfier die herkend wordt aan de grote (ca. 1 cm) wittige kristallen die een rhombisch of ruitvormige vorm hebben en in een veelal donkergrijze tot grijze matrix liggen. De ruitvormige kristallen zijn meestal veldspaten. Op een vers breukvlak vallen de ruitvormige kristallen nauwelijks op; op een licht verweerd oppervlak zijn ze goed herkenbaar. De waarde wordt in de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

kristallijnPorfierThuringerwoud

Grind van porfier uit het Thüringerwoud, een soort porfier met een wit of lichtgrijze tot lichtroze matrix met daarin vrij kleine kristallen van veldspaten (hooguit 1 cm) en/of kwartsen (tot 5 mm). Deze kristallen zijn grijzig of gelig van kleur; donkergrijze of andere donkergekleurde kristallen zijn niet of nauwelijks aanwezig. Thüringerwoudporfieren zijn vaak sterk afgerond. Ze worden, wegens hun transport door de Weser of Elbe, ook wel Weser- of incidenteel Elbeporfieren genoemd. De waarde wordt in de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

kristallijnRood

Grind van kristallijn gesteente (metamorf gesteente of stollingsgesteente) dat niet verder op naam is gebracht. De grindkorrels bestaan uit deels roze tot donkerrode kristallen, samen met witte tot lichtgrijze en/of transparante kristallen, soms met een beperkt aandeel aan andere kleuren zoals donkergrijs, groen of zwart.

kristallijnSyeniet

Grind van syeniet, een stollingsgesteente met duidelijke kristallen van enkele millimeters groot. Het bestaat overwegend uit veldspaat (kaliveldspaat en plagioklaas), hoornblende en mica's (biotiet, of chloriet), terwijl kwarts niet of nauwelijks aanwezig is. De kleuren zijn overwegend roze/licht rood met bruin/grijs/zwart. Syenieten komen uit Scandinavië. De waarde wordt in de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

kwartsAgaat

Grind bestaand uit cryptokristallijne kwarts met een karakteristieke gebandheid. Gevormd in holtes in zeer oude gesteenten, vaak basalten. Het is transparant tot opaak in diverse kleuren. De waarde wordt in de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

kwartsChalcedoon

Grind bestaand uit cryptokristallijne kwarts die niet de karakteristiek gebandheid van agaat of de typische kleur van ijzerkiezel heeft. Gevormd in holtes in zeer oude gesteenten, vaak basalten. Divers in kleuren maar meestal wit tot lichtblauw. De waarde wordt in de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

kwartsHelder

Grind bestaand uit (vrijwel) volledig transparante kwarts, zonder kleur of heel lichtgrijs of wit. Kan dof of mat lijken door beschadigingen aan de buitenkant.

kwartsiet

Grind van kwartsiet, een metamorfe zandsteen. Heeft over het algemeen een grijzige kleur. Te onderscheiden van zandsteen doordat breuken niet om de individuele zandkorrels lopen maar door de korrels gaan.

kwartsietRevinien

Grind van Revinienkwartsiet, een metamorfe zandsteen met een oorsprong in de Ardennen. Het is een grijze, donkergrijze, blauwgrijze of blauwgroene kwartsiet met duidelijk herkenbare pyrietkubussen. De pyriet is aan de buitenkant verweerd waardoor alleen de sterk hoekige tot vierkante holtes zijn achtergebleven; binnenin zijn de goudglanzende kubische pyrietkristallen zichtbaar met een grootte tot enkele millimeters. De waarde wordt in de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

kwartsIJzerkiezel

Grind bestaand uit cryptokristallijne kwarts met een donkerrode, donkergele tot bruinrode kleur; matte glans en niet-transparant. Wordt ook wel jaspis genoemd. De waarde wordt in de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

kwartsMetVeldspaat

Grind bestaand uit kwarts met losse veldspaten. Vaak sterk verweerd of gefragmenteerd kristallijn grind waarvan alleen de kwarts en veldspaat nog overgebleven zijn. Het wat amorfere, vaak grijzige kwarts komt naast enigszins platige licht blauwgrijze, roze of lichtrode veldspaat voor. De waarde wordt in de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

kwartsRood

Grind bestaand uit kwarts met een rode of roze kleur, heldere glans en enigszins transparant.

kwartsWit

Grind bestaand uit kwarts met een (vrijwel) volledig melkwitte kleur, niet-transparant.

lydiet

Grind van lydiet, een metamorfe radiolariet en dat is een sedimentair gesteente dat in de diepzee is gevormd en voor een groot deel uit radiolariën bestaat. Het bestaat vrijwel geheel uit kwarts en is herkenbaar aan de egaal zwarte of heel donkergrijze kleur en de matte glans; daarnaast heeft het vaak de vorm van een parallellepipedum waarvan de hoeken afgerond zijn. Het is zeer hard en vormvast. Incidenteel komen er dunne witte aders in voor. Lydiet en radiolariet verschillen van elkaar in structuur: lydiet is, op de aders na, zeer homogeen van kleur en structuur, terwijl radiolariet vaak tweekleurig is en verschillende laagjes heeft.

metamorfLeisteen

Grind van leisteen, een metamorfe schalie of kleisteen. Door de metamorfose ontstaat een duidelijke foliatie van afwisselende laagjes kwarts (met veldspaat) en mica; hierdoor heeft leisteen een duidelijke splijting en breekt het in dunne, plaatvormige brokken. De kleur is vaak lichtgrijs tot donkergrijs. De waarde wordt in de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

metamorfNietGespecificeerd

Grind van metamorf gesteente dat niet verder op naam is gebracht. Kenmerkend is dat kristallen of structuren door de metamorfose allemaal één richting hebben.

radiolariet

Grind van radiolariet, een sedimentair gesteente dat in de diepzee is gevormd en voor een groot deel uit radiolariën bestaat. Het is herkenbaar aan de enigszins gebande of gelaagde fijne structuur en zwarte, donkergrijze, bruine of grijsgroene kleur. Als deze laagjes verschillen in textuur gaat het vaak een afwisseling van zeer gladde homogene laagjes en iets ruwere enigszins pokdalige laagjes. Het heeft een matte glans. Radiolariet als geheel is zeer hard en is vaak vrij kubisch met afgeronde hoeken. Incidenteel komen er dunne witte vrij rechte aders in voor. Lydiet en radiolariet verschillen van elkaar in structuur: lydiet is op de aders na zeer homogeen van kleur en structuur terwijl radiolariet vaak uit twee kleuren bestaat en enigszins een verschil in textuur tussen verschillende laagjes heeft. De waarde wordt in de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

septarie

Grind van een septarie, een harde concretie die gevormd is in kalkhoudende klei. Aan de buitenkant vaak beige tot grijs van kleur, van binnen vaak bruinig. Opengeslagen vertonen septariën scheuren die (gedeeltelijk) gevuld zijn met calcietkristallen en andere mineralen. Kunnen in grootte van enkele centimeters tot decimeters bereiken. Septariën zijn onder andere afkomstig uit Tertiaire kleien.

veldspaatRood

Grind bestaand uit veldspaat met een lichtrode, roze, rode tot donkerrode kleur. Veldspaat is herkenbaar aan de enigszins schubbige tot platige structuur, hoekige breukpatronen onder min of meer rechte hoeken, soms kubische breukvlakken en incidenteel witte adertjes. De waarde wordt in de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

veldspaatWitGrijs

Grind bestaand uit veldspaat met een witte, licht grijze tot grijze kleur. Veldspaat is herkenbaar aan de enigszins schubbige tot platige structuur, hoekige breukpatronen onder min of meer rechte hoeken, soms kubische breukvlakken en incidenteel witte adertjes. De waarde wordt in de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

verkiezeldFossiel

Grind bestaand uit verkiezelde schelpen, koralen, bryozoa of resten van andere dierlijke organismen. Het heeft de vorm van het oorspronkelijke fragment behouden en is soms nog herkenbaar en door verkiezeling sterk verhard. De kleuren zijn vaak grijs, soms donkergrijs, maar soms ook lichtbeige met roestbruine aanslag van ijzeroxide.

verkiezeldHout

Grind bestaand uit hout dat verkiezeld is. Het heeft de structuur van hout behouden, dus groeiringen zijn nog steeds zichtbaar, maar het is verkiezeld waardoor het een lichtgrijze tot lichtbeige kleur heeft. Meestal vrij hard en stevig.

vulkanischBasalt

Grind van basalt, een vulkanisch gesteente met weinig tot geen waarneembare kristallen; als die aanwezig zijn lijken deze te 'zweven' in een amorfe matrix. Het is overwegend donkergrijs tot zwart van kleur; bij verwering ontstaat vaak een bruinige schil van 1 a 2 mm dik en daaronder is de basalt weer donker van kleur. Basalt is meestal afkomstig uit het Oostzeegebied. Amygdaloïde basalt wordt apart onderscheiden. De waarde wordt in de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

vulkanischBasaltAmygdaloidaal

Grind van zeer oude basalt gekenmerkt door het voorkomen van amygdales, (deels) opgevulde holtes die sterk in grootte wisselen. Veelal afkomstig uit West-Duitsland en zuidelijk Zweden. Ook wel melafier, melafieramandelsteen of diabaasporfieriet genoemd. De waarde wordt in de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

vulkanischPuimsteen

Grind van puimsteen, een vulkanisch gesteente dat herkenbaar is aan de lage soortelijke massa, de gelig-grijze kleur en de grote porositeit. Puimsteen drijft op water. In de volksmond wordt het wel bimsen of bimsenzand genoemd.

vulkanischTufsteen

Grind van tufsteen, een vulkanisch gesteente dat uit aan elkaar verkitte vulkanische as bestaat, met korrels overwegend kleiner dan 2 millimeter. De kleur varieert tussen lichtrood, licht geel, licht bruin of lichtgrijs. In tufsteen zijn vaak duidelijk waarneembare kristallen aanwezig met andere kleuren, bijvoorbeeld van kwarts, veldspaat of amfibool. Het voelt vrij licht aan, maar drijft niet. De waarde wordt in de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

vuursteenGepatineerd

Grind bestaand uit verweerde vuursteen, een microkristallijne (fijn verdeelde) kwarts die van origine voorkomt in de vorm van knollen of platen in mergel en andere kalksteen uit bijvoorbeeld Denemarken of (Belgisch) Limburg en die door verwering een wittige waas over de breukvlakken heeft gekregen. De waas kan uitgroeien tot een dikke witte laag en als de vuursteen doorgeslagen wordt is de binnenzijde vaak weer vers en onverweerd. De waarde wordt in de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

vuursteenGerold

Grind dat sterk afgerond is en uit niet-verweerde vuursteen bestaat, een microkristallijne (fijn verdeelde) kwarts die van origine voorkomt in de vorm van knollen of platen in mergel en andere kalksteen uit bijvoorbeeld Denemarken of (Belgisch) Limburg. Een bekende naam uit Zuid Nederland voor dit soort grind is Maaseitjes.

vuursteenNietGerold

Grind dat hoekig is en uit niet-verweerde vuursteen bestaat, een microkristallijne (fijn verdeelde) kwarts die van origine voorkomt in de vorm van knollen of platen in mergel en andere kalksteen uit bijvoorbeeld Denemarken of (Belgisch) Limburg.

zandsteenGeelBruin

Grind van lichtgele, gele, lichtbruin of bruine zandsteen, een sedimentair gesteente ontstaan door compactie en verkitting van zand. De poriën zijn deels of geheel gevuld met kalk of kwarts. De zandsteen kan gelaagd zijn en grind en fossielen bevatten.

zandsteenGlauconiethoudend

Grind van lichtgele, gele, soms grijzige of groenige zandsteen, een sedimentair gesteente ontstaan door compactie en verkitting van zand met daarin groene tot donkergroene glauconietkorrels. De poriën zijn deels of geheel gevuld met kalk of kwarts. De zandsteen kan gelaagd zijn en grind en fossielen bevatten. De waarde wordt in de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

zandsteenGrijs

Grind van lichtgrijze, grijze of donkergrijze zandsteen, een sedimentair gesteente ontstaan door compactie en verkitting van zand. De poriën zijn deels of geheel gevuld met kalk of kwarts. De zandsteen kan gelaagd zijn en grind en fossielen bevatten.

zandsteenGroen

Grind van lichtgroene, groene of donkergroen zandsteen, een sedimentair gesteente ontstaan door compactie en verkitting van zand, waarin geen glauconietkorrels zichtbaar zijn. De poriën zijn deels of geheel gevuld met kalk of kwarts. De zandsteen kan gelaagd zijn en grind en fossielen bevatten.

zandsteenKwartsietisch

Grind van zandsteen, een sedimentair gesteente ontstaan door compactie en verkitting van zand met een kiezelcement. Herkenbaar aan de grijze kleur, zeer hoekige zandkorrels, het uiterlijk van voegen-cement en zeer grote hardheid. Het is nooit normaal gelaagd; het breukvlak is mat en splinterig terwijl het oppervlak vaak glanst. Kwartsietische zandsteen, ook cementkwartsiet genoemd, is oorspronkelijk gevormd in Tertiaire zandsteen die door circulerend grondwater met veel silica is verkiezeld. Kan ook grind bevatten en zelfs als conglomeraat ontwikkeld zijn. De waarde wordt in de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

zandsteenRood

Grind van lichtrode, rode, roze of donkerrode tot paarsige zandsteen, een sedimentair gesteente ontstaan door compactie en verkitting van zand. De poriën zijn deels of geheel gevuld met kalk of kwarts. De zandsteen kan gelaagd zijn en grind en fossielen bevatten. Soms is de zandsteen sterk glimmerhoudend. Sommige van deze rode zandstenen kunnen toegekend worden aan het zogenaamde Bontzandsteen, maar dit onderscheid is niet voldoende te maken om dit apart te onderscheiden.

zandVerkitting

Grind van een door verkitting verhard zand dat niet met de nagel gekrast kan worden en alleen gebroken kan worden door een hamerslag. Het heeft vaak een bolvorm en kan centimeters groot worden. Wordt ook plaatseigen zandsteen genoemd, al kan het door erosie getransporteerd zijn.

7.67 SoortGrond

De lijst met de soorten grond die als brokje, insluitsel, lens of afwijkend laagje voorkomen.

Waarde Omschrijving
asVulkanisch

De grond bestaat uit vulkanische as.

bruinkool

De grond bestaat uit bruinkool.

concreties

De grond bestaat uit concreties.

detritus

De grond bestaat uit detritus.

diatomiet

De grond bestaat uit diatomiet.

dy

De grond bestaat uit dy.

grind

De grond bestaat uit grind.

grindVerkit

De grond bestaat uit verkit grind.

gyttja

De grond bestaat uit gyttja.

humus

De grond bestaat uit humus.

ijzeroer

De grond bestaat uit ijzeroer.

kalkgyttja

De grond bestaat uit kalkgyttja.

keileem

De grond bestaat uit keileem.

klei

De grond bestaat uit klei.

leem

De grond bestaat uit leem.

potklei

De grond bestaat uit potklei.

schelpmateriaal

De grond bestaat uit schelpmateriaal.

schelpmateriaalVerkit

De grond bestaat uit verkit schelpmateriaal.

veen

De grond bestaat uit veen.

zand

De grond bestaat uit zand.

zandVerkit

De grond bestaat uit verkit zand.

7.68 SoortPlantenrest

De lijst met de soorten plantenresten die als bestanddeel van de veenfractie voorkomen.

Waarde Omschrijving
galigaan

Roodbruine rondvormige holle stengelbasis met een typische doorsnede van millimeters tot een enkele centimeter. Komt uitsluitend als bijmenging voor in veen.

heide

Roodbruine resten van worteltjes en takjes van heide: dunne, kronkelige, houtige resten van typisch centimeters lengte. Komt uitsluitend als bijmenging voor in veen.

menyanthes

Oranje-bruine, lensvormige Menyantheszaden van enkele millimeters groot. Komt uitsluitend als bijmenging voor in veen.

mos

Zeer fijne bruinkleurige vezeltjes met een schilferig uiterlijk. Komt uitsluitend als bijmenging voor in veen.

plantenrestenBerk

Houtresten van berken met kenmerkende witte bast.

plantenrestenEik

Roodbruin tot gelige harde houtresten, eikels, en symmetrisch gelobde bladeren.

plantenrestenEls

Roodbruin elzen spinthout zonder waarneembare kern, elzenkatjes, en ovaalvormig dubbelgezaagd blad

plantenrestenHoutigNietGespecificeerd

Houtresten die niet herkend worden als afkomstig van berk, eik, els of wilg.

plantenrestenWilg

Geelwitte zachte houtresten, staande wilgenkatjes en spitse vingervormige bladeren

riet

Geelkleurige resten van riet: glanzende, platte, fijne worteltjes, typisch millimeters groot en resten van wortelstokken en stengels, typisch centimeters tot decimeters groot.

scheuzeria

Platte, kronkelige, bruine lichtglanzende stengels met dicht op elkaar staande knopen met typisch een lengte van een of enkele centimeters. Komt uitsluitend als bijmenging voor in veen.

veenmos

Gelige blaadjes en stengeltjes die typisch millimeters tot centimeters groot zijn. Komt uitsluitend als bijmenging voor in veen.

wollegras

Borstels van de basale bladscheden van eenarig wollegras: haren met typisch een lengte van een of enkele centimeters. Komt uitsluitend als bijmenging voor in veen.

zegge

Dunne worteltjes die typisch millimeters tot centimeters groot zijn, platte vooral brede bladresten die typisch millimeters tot centimeters lang zijn en licht geel tot bruin van kleur zijn. Komt uitsluitend als bijmenging voor in veen.

7.69 SoortSchelp

De lijst met de namen van de taxonomische categorieën schelpen.

Waarde Omschrijving
abraAlba

Witte dunschaal (Abra alba), mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

abraSp

Tweekleppigen van het geslacht Alba die niet op soort zijn gedetermineerd; marien. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

acanthocardiaEchinata

Gedoornde hartschelp (Acanthocardia echinata), mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

acanthocardiaPaucicostata

Tere hartschelp (Acanthocardia paucicostata), mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

acilaCobboldiae

Acila cobboldiae, uitgestorven mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

acilaSp

Tweekleppigen van het geslacht Acila die niet op soort zijn gedetermineerd; marien. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

acteonTornatilis

Spoelhoren (Acteon tornatilis), mariene gastropode. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

aequipectenOpercularis

Wijde mantel (Aequipecten opercularis), mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

angulusBenedeni

Angulus benedeni, uitgestorven mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

anodontaSp

Tweekleppigen van het geslacht Anodonta, die niet op soort zijn gedetermineerd; zoetwater. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

anomiaEphippium

Paardenzadel (Anomia ephippium), mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

anomiaSp

Tweekleppigen van het geslacht Anomia die niet op soort zijn gedetermineerd; marien. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

antalisSp

Tweekleppigen van het geslacht Antalis die niet op soort zijn gedetermineerd; marien.

aporrhaisPespelecani

Pelikaansvoet (Aporrhais pespelecani), mariene gastropode. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

arcaNoae

Arca noae, mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

arcopagiaCrassa

Stevige platschelp (Arcopagia crassa), mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

arcticaIslandica

Noordkromp (Arctica islandica), mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

astarteIncerta

Astarte incerta, uitgestorven mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

astarteMontagui

Driehoekige astarte (Astarte montagui), mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

astartidae

Tweekleppigen van de familie Astartidae die niet nader zijn gedetermineerd, marien. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

atrinaFragilis

Atrina fragilis, mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

barneaCandida

Witte boormossel (Barnea candida), mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

barneaSp

Tweekleppigen van het geslacht Barnea die niet op soort zijn gedetermineerd; marien.

bithyniidae

Tweekleppigen van de familie Bithyniidae (Diepslakken) die niet nader zijn gedetermineerd, zoetwater. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

bittiumReticulatum

Muizenkeutel (Bittium reticulatum), mariene gastropode.

buccinumUndatum

Wulk (Buccinum undatum), mariene gastropode. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

calliostomaSp

Gastropoden van het geslacht Calliostoma die niet op soort zijn gedetermineerd; marien. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

capulusUngaricus

Hongaarse muts (Capulus ungaricus), mariene gastropode. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

carboniculaSp

Tweekleppigen van het fossiele geslacht Carbonicula, die niet op soort zijn gedetermineerd; zoetwater. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

cerastodermaEdule

Gewone kokkel (Cerastoderma edule), mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

cerastodermaGlaucum

Brakwaterkokkel (Cerastoderma glaucum), brakwater tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

cerastodermaSp

Tweekleppigen van het geslacht Cerastoderma, die niet op soort zijn gedetermineerd; marien.

chameleaStriatula

Gewone venusschelp (Chamelea striatula), mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

chlamysSp

Tweekleppigen van het geslacht Chamys, die niet op soort zijn gedetermineerd; marien. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

corbiculaFluminea

Aziatische korfmossel (Corbicula fluminea), zoetwater tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

corbiculaSp

Tweekleppigen van het geslacht Corbicula, die niet op soort zijn gedetermineerd; zoetwater. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

corbulaGibba

Toegeknepen korfmossel (Corbicula gibba), zoetwater tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

crassostreaAngulata

Japanse oester (Crassostrea angulata), mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

crepidulaFornicata

Muiltje (Crepidula fornicata), mariene gastropode. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

cylichnaCylindracea

Valse oubliehoorn (Cylichna cylindracea), mariene gastropode. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

diplodontaRotundata

Ronde komschelp (Diplodonta rotundata), mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

donaxVittatus

Zaagje (Donax vittatus), mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

dosiniaExoleta

Gewone artemisschelp (Dosinia exoleta), mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

dosiniaSp

Tweekleppigen van het geslacht Dosinia, die niet op soort zijn gedetermineerd; marien. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

dreissenaSp

Tweekleppigen van het geslacht Dreissena, die niet op soort zijn gedetermineerd; marien. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

ennuculaTenuis

Dunne parelmoerneut (Ennucula tenuis), mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

ensisEnsis

Kleine zwaardschede (Ensis ensis), mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

ensisSp

Tweekleppigen van het geslacht Ensis, die niet op soort zijn gedetermineerd; marien.

epitoniumClathrus

Gewone wenteltrap (Epitonium clathrus), mariene gastropode. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

euspiraCatena

Grote tepelhoorn (Euspira catena), mariene gastropode. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

euspiraNitida

Glanzende tepelhoorn (Euspira nitida), mariene gastropode. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

euspiraSp

Gastropoden van het geslacht Euspira die niet op soort zijn gedetermineerd; marien. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

gariSp

Tweekleppigen van het geslacht Gari die niet op soort zijn gedetermineerd; marien. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

gibbulaCineraria

Asgrauwe tolhoorn (Gibbula cineraria), mariene gastropode. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

gibbulaSp

Gastropoden van het geslacht Gibbula die niet op soort zijn gedetermineerd; marien. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

glycymerisSp

Tweekleppigen van het geslacht Glycymeris die niet op soort zijn gedetermineerd; marien.

heteranomiaSquamula

Schilferige dekschelp (Heteranomia squamula), mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

hiatellaArctica

Noordse rotsboorder (Hiatella arctica), mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

hydrobiidae

Gastropoden van de familie Hydrobiidae die niet nader zijn gedetermineerd, marien.

lacunaSp

Gastropoden van het geslacht Lacuna die niet op soort zijn gedetermineerd; marien. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

lacunaVincta

Scheefhoren (Lacuna vincta), mariene gastropode. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

laevicardiumCrassum

Noorse hartschelp (Laevicardium crassum), mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

ledaSp

Tweekleppigen van het geslacht Leda die niet op soort zijn gedetermineerd; marien. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

leionuculaLaevigata

Leionucula laevigata, uitgestorven mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

littorinaLittorea

Alikruik (Littorina littorea), mariene gastropode. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

littorinaSp

Gastropoden van het geslacht Littorina die niet op soort zijn gedetermineerd; marien. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

lucinaSp

Tweekleppigen van het geslacht Lucina die niet op soort zijn gedetermineerd; marien. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

lucinellaDivaricata

Dubbeltjesschelp (Lucinella divaricata), mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

lucinomaBorealis

Noordse cirkelschelp (Lucinoma borealis), mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

lutrariaLutraria

Gewone otterschelp (Lutraria lutraria), mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

lutrariaSp

Tweekleppigen van het geslacht Lutraria die niet op soort zijn gedetermineerd; marien. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

lymnaeaSp

Gastropoden van het geslacht Lymnaea die niet op soort zijn gedetermineerd; zoetwater. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

macomaBalthica

Nonnetje (Macoma balthica), mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

macomaCalcarea

Ovaal nonnetje (Macoma calcarea), mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

macomaObliqua

Macoma obliqua, mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

macomaPraetenuis

Macoma praetenuis, uitgestorven mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

macomaSp

Tweekleppigen van het geslacht Macoma die niet op soort zijn gedetermineerd; marien.

mactraSp

Tweekleppigen van het geslacht Mactra die niet op soort zijn gedetermineerd; marien.

mactraStultorum

Grote strandschelp (Mactra stultorum), mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

mimachlamysVaria

Bonte mantel (Mimachlamys varia), mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

modiolusModiolus

Paardenmossel (Modiolus modiolus), mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

moerellaDonacina

Stralende platschelp (Moerella donacina), mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

moniaPatelliformis

Manteldekschelp (Monia patelliformis), mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

myaArenaria

Strandgaper (Mya arenaria), mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

myaSp

Tweekleppigen van het geslacht Mya die niet op soort zijn gedetermineerd; marien.

myaTruncata

Afgeknotte gaper (Mya truncata), mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

mysiaUndata

Zandschelp (Mysia undata), mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

mytilusEdulis

Gewone mossel (Mytilus edulis), mariene tweekleppige.

najadites

Gastropoden van het uitgestorven geslacht Najadites die niet op soort zijn gedetermineerd; zoetwater. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

nassariusPygmaeus

Kleine fuikhoren (Nassarius pygmaeus), mariene gastropode. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

nassariusReticulatus

Gevlochten fuikhoren (Nassarius reticulatus), mariene gastropode. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

nassariusSp

Gastropoden van het geslacht Nassarius die niet op soort zijn gedetermineerd; marien.

neptuneaAntiqua

Noordhoren (Neptunea antiqua), mariene gastropode. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

nuculaNitidosa

Driehoekige parelmoerneut (Nucula nitidosa), mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

nuculaSp

Tweekleppigen van het geslacht Nucula die niet op soort zijn gedetermineerd; marien. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

ocenebraErinaceus

Geschubde stekelhoren (Ocenebra erinaceus), mariene gastropode. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

ostreaEdulis

Zeeuwse oester (Ostrea edulis), mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

ostreaSp

Tweekleppigen van het geslacht Ostrea die niet op soort zijn gedetermineerd; marien.

paleogeneOstrea

Fossiele tweekleppigen uit het Paleogeen van het geslacht Ostrea die niet op soort zijn gedetermineerd; marien. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

palliolumSp

Tweekleppigen van het geslacht Palliolum die niet op soort zijn gedetermineerd; marien. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

palliolumTigerinum

Tijgerpels (Palliolum tigerinum), mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

parvicardiumExiguum

Scheve hartschelp (Parvicardium exiguum), mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

patellaPellucida

Blauwgesteepte schaalhoren (Patella pellucida), mariene gastropode. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

pectinidae

Tweekleppigen van de familie Pectinidae die niet nader zijn gedetermineerd, marien.

peringiaUlvae

Wadslakje (Peringia ulvae), mariene gastropode. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

petricolariaPholadiformis

Amerikaanse boormossel (Petricolaria pholadiformis), mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

pholasDactylus

Pholade (Pholas dactylus), mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

pisidiumSp

Tweekleppigen van het geslacht Pisidium die niet op soort zijn gedetermineerd; zoetwater. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

planorbisSp

Gastropoden van het geslacht Planorbis die niet op soort zijn gedetermineerd; zoetwater.

pliothyrinaSowerbyana

Pliothyrina sowerbyana, uitgestorven brachiopode, marien. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

polititapesVirgineus

Gevlamde tapijtschelp (Polititapes virgineus), mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

propebelaTurricula

Gewone trapgevel (Propebela turricula), mariene gastropode. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

retusaObtusa

Oubliehoren (Retusa obtusa), mariene gastropode. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

rissoaSp

Gastropoden van het geslacht Rissoa die niet op soort zijn gedetermineerd; marien. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

scrobiculariaPlana

Platte slijkgaper (Scrobicularia plana), mariene tweekleppige.

serripesGroenlandicus

Serripes groenlandicus, mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

skeneopsisPlanorbis

Zeeposthorentje (Skeneopsis planorbis), mariene gastropode. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

solenSp

Tweekleppigen van het geslacht Solen die niet op soort zijn gedetermineerd; marien. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

sphaeriumSp

Tweekleppigen van het geslacht Sphaerium die niet op soort zijn gedetermineerd; zoetwater. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

spisulaElliptica

Ovale strandschelp (Spisula elliptica), mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

spisulaSolida

Stevige strandschelp (Spisula solida), mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

spisulaSp

Tweekleppigen van het geslacht Spisula die niet op soort zijn gedetermineerd; marien.

spisulaSubtruncata

Halfgeknotte strandschelp (Spisula subtruncata), mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

striarcaLactea

Melkwitte arkschelp (Striarca lactea), mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

succineaSp

Gastropoden van het geslacht Succinea die niet op soort zijn gedetermineerd; land. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

tellimyaFerruginosa

Ovale zeeklitschelp (Tellimya ferruginosa), mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

tellinaFabula

Rechtsgestreepte platschelp (Tellina fabula), mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

tellinaPygmaeus

Tellina pygmaeus, mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

tellinaSp

Tweekleppigen van het geslacht Tellina die niet op soort zijn gedetermineerd; marien. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

tellinaTenuis

Tere platschelp (Tellina tenuis), mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

theodoxusSp

Gastropoden van het geslacht Theodoxus die niet op soort zijn gedetermineerd; zoetwater. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

thraciaPhaseolina

Papierschelp (Thracia phaseolina), mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

thyasiraFlexuosa

Golfschelp (Thyasira flexuosa), mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

timocleaOvata

Ovale venusschelp (Timoclea ovata), mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

triviaSp

Gastropoden van het geslacht Trivia die niet op soort zijn gedetermineerd; marien. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

trochusSp

Gastropoden van het geslacht Trochus die niet op soort zijn gedetermineerd; marien. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

turritellaCommunis

Penhoren (Turritella communis), mariene gastropode. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

turritellaSp

Gastropoden van het geslacht Turritella die niet op soort zijn gedetermineerd; marien.

turritellaTriplicata

Turritella triplicata, mariene gastropode. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

unionidae

Tweekleppigen van de familie Unionidae die niet nader zijn gedetermineerd, zoetwater.

valvataSp

Gastropoden van het geslacht Valvata die niet op soort zijn gedetermineerd; zoetwater.

venericorPlanicosta

Zwinkokkel (Venericor planicosta), uitgestorven mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

venerupisCorrugata

Tapijtschelp (Venerupis corrugata), mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

venerupisSenescens

Grijze tapijtschelp (Venerupis senescens), uitgestorven mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

venerupisSp

Tweekleppigen van het geslacht Venerupis die niet op soort zijn gedetermineerd; marien. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

venusSp

Tweekleppigen van het geslacht Venus die niet op soort zijn gedetermineerd; marien.

viviparusGlacialis

Viviparus glacialis, uitgestorven zoetwater gastropode. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

yoldiaLanceolata

Yoldia lanceolata, uitgestorven mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

yoldiaOblongoides

Yoldia oblongoides, uitgestorven mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

yoldiaSp

Tweekleppigen van het geslacht Yoldia die niet op soort zijn gedetermineerd; marien. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

zirfaeaCrispata

Ruwe boormossel (Zirfaea crispata), mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

7.70 SoortVeen

De lijst met de soorten veen.

Waarde Omschrijving
bosveen

Het veen bestaat uit een bruinkleurige matrix die weinig samenhang vertoont met daarin licht geel- tot roodbruine resten van hout die typisch millimeters tot decimeters groot zijn. Dit type veen kan een relatief grote minerale component hebben.

heideveen

Het veen bestaat uit een samenhangende bruin- tot zwartkleurige matrix van fijn vezelig materiaal met daarin veel als zodanig herkenbare roodbruine resten van worteltjes en takjes van heide: dunne, kronkelige, houtige resten van typisch centimeters lengte. Dit type veen is gewoonlijk mineraalarm.

mosveen

Het veen heeft veelal een platige structuur en bestaat voornamelijk uit zeer fijne bruinkleurige vezeltjes met een schilferig uiterlijk. Dit type veen is gewoonlijk mineraalarm.

rietveen

Het veen bestaat voornamelijk uit als zodanig herkenbare geelkleurige resten van riet: glanzende, platte, fijne worteltjes, typisch millimeters groot en resten van wortelstokken en stengels, typisch centimeters tot decimeters groot. Dit type veen kan een relatief grote minerale component hebben.

veenmosveen

Het veen bestaat voornamelijk uit als zodanig herkenbare resten van veenmos: gelige blaadjes en stengeltjes die typisch millimeters tot centimeters groot zijn. Dit type veen is gewoonlijk mineraalarm.

wollegrasveen

Het veen bevat als zodanig herkenbare resten van borstels van de basale bladscheden van eenarig wollegras: haren met typisch een lengte van een of enkele centimeters. Dit type veen is gewoonlijk mineraalarm en heeft een bruinige kleur.

zeggeveen

Het veen bestaat voornamelijk uit als zodanig herkenbare resten van zegge: dunne worteltjes die typisch millimeters tot centimeters groot zijn, platte vooral brede bladresten die typisch millimeters tot centimeters lang zijn en licht geel tot bruin van kleur zijn. Dit type veen kan een geringe minerale component hebben.

7.71 Spoelingtoeslag

De lijst met de materialen die aan werkwater zijn toegevoegd.

Waarde Omschrijving
bentoniet

Water met toevoeging van bentoniet om de viscositeit te verhogen en circulatieverlies te verminderen.

bentonietBariet

Water met toevoeging van bentoniet en bariumsulfaat om het soortelijk gewicht te verhogen.

bentonietMicrodolomiet

Water met toevoeging van bentoniet en microdolomiet om het soortelijk gewicht te verhogen.

geen

Water zonder toevoeging.

polymeren

Water met toevoeging van (biologisch afbreekbare) polymeren als CMC om de viscositeit te verhogen en circulatieverlies te verminderen.

7.72 StopcriteriumVeld

De lijst met de redenen waarom met de activiteit in het veld is opgehouden.

Waarde Omschrijving
beperkingTechnisch

De veldactiviteit is voortijdig gestopt vanwege beperkingen van het gebruikte apparaat.

einddoel

Het vooraf gestelde doel van de veldactiviteit is bereikt; vaak is dat de beoogde einddiepte.

obstakel

De veldactiviteit is voortijdig gestopt omdat op een niet nader omschreven obstakel is gestuit.

obstakelConstructie

De veldactiviteit is voortijdig gestopt omdat op een deel van een constructie is gestuit; voorbeelden zijn resten van een bouwwerk, een rioolbuis.

obstakelGrindStenen

De veldactiviteit is voortijdig gestopt omdat op grind, zeer grove grond of stenen is gestuit.

obstakelIJzervloer

De veldactiviteit is voortijdig gestopt omdat op een ijzervloer, ofwel een laag ijzeroer, is gestuit.

obstakelPuin

De veldactiviteit is voortijdig gestopt omdat op puin is gestuit.

obstakelVastGesteente

De veldactiviteit is voortijdig gestopt omdat het vast gesteente is bereikt.

risico

De veldactiviteit is voortijdig gestopt omdat er niet veilig verder gewerkt kan worden vanwege een niet nader omschreven risico.

risicoGrondwaterdruk

De veldactiviteit is voortijdig gestopt omdat de grondwaterdruk te hoog is om veilig verder te kunnen werken.

risicoWerkwaterverlies

De veldactiviteit is voortijdig gestopt omdat het werkwater zeer snel wegstroomde.

storing

De veldactiviteit is voortijdig gestopt omdat er een organisatorisch of technisch probleem is opgetreden.

7.73 Structuur

De lijst met de waarden voor de interne opbouw van lagen.

Waarde Omschrijving
geenStructuur

De laag heeft geen sedimentaire of post-sedimentaire structuur.

gelaagdheidFlaser

Sedimentaire structuur: de laag bestaat uit een afwisseling van zand en fijnkorrelige grond; het zand vormt golvende laagjes, het fijne materiaal vormt ook golvende laagjes of het komt voor in lenzen.

gelaagdheidLinsen

Sedimentaire structuur: de laag bestaat uit een afwisseling van fijnkorrelige grond en zand; de fijnkorrelige grond vormt golvende laagjes, het zand vormt ook golvende laagjes of het komt voor in lenzen.

gelaagdheidParallel

Sedimentaire structuur: de laag is een opeenvolging van horizontale of subhorizontale laagjes die uit eenzelfde grondsoort bestaan

heterogeenGelaagd

Sedimentaire structuur: de laag is een min of meer regelmatige afwisseling van verschillende grondsoorten.

involutie

Post-sedimentaire structuur: de laag is een opeenvolging van onregelmatig ondulerende homogene gedeelten op cm tot m-schaal (plooien, zakvormen) zonder duidelijk onderling verband en wordt toegeschreven aan post-sedimentaire processen die in de bodem kunnen optreden boven een permafrostniveau.

mozaiekStructuur

Post-sedimentaire structuur: de laag heeft zijn oorspronkelijke structuur grotendeels verloren; de grond is verbroken tot een mozaïek van brokjes met een grootte van enkele millimeters tot enkele centimeters. Komt voor in fijnkorrelige lagen. In individuele brokjes kan de oorspronkelijke structuur (deels) behouden zijn.

onregelmatigVervormd

Post- of synsedimentaire structuur : de laag bestaat uit onregelmatig vervormde grondlichamen van twee of meer grondsoorten. De grondlichamen zijn meestal scherp begrensd en zijn vervormd door verkneding, breukwerking, vervloeiing, opbarsting, of een combinatie hiervan. Soms zijn in de delen resten van de oorspronkelijke gelaagdheid zichtbaar.

ribbelsAsymmetrisch

Sedimentaire structuur: de laag is opgebouwd uit ribbels met een steile en een minder steile flank.

ribbelsKlimmend

Sedimentaire structuur: de laag is opgebouwd uit ribbels die elkaar verticaal opvolgen.

ribbelsSymmetrisch

Sedimentaire structuur: de laag is opgebouwd uit ribbels met even steile flanken.

scheveGelaagdheidLaaghoekig

Sedimentaire structuur: de laag bestaat uit scheefstaande laagjes; de laagjes zijn goed zichtbaar en de hoek van scheefstelling is niet meer dan enkele graden.

scheveGelaagdheidNormaal

Sedimentaire structuur: de laag bestaat uit scheefstaande laagjes; de laagjes zijn goed zichtbaar en de hoek van scheefstelling is minimaal enkele graden.

scheveGelaagdheidOnduidelijk

Sedimentaire structuur: de laag bestaat uit scheefstaande laagjes; de laagjes zijn slecht zichtbaar doordat ze uiterst dun zijn of uit goed gesorteerd sediment bestaan.

scheveGelaagdheidVisgraat

Sedimentaire structuur: de laag bestaat uit verticale eenheden die zijn opgebouwd uit scheefstaande laagjes; de helling van de scheefstaande laagjes is in aangrenzende eenheden tegengesteld.

zettingStructuur

Post-sedimentaire structuur: de laag heeft zijn oorspronkelijke structuur enigszins verloren door natuurlijke belasting en vertoont een patroon van kleine (sub)verticale, scherp gedefinieerde vlakjes waarlangs het sediment op mm- tot cm-schaal verzet is.

7.74 TextuurOrganischeGrond

De lijst voor de classificatie van de mate van vezeligheid van organische grond.

Waarde Omschrijving
amorf

Geen zichtbare plantaardige structuur, sponsachtige consistentie. Een klasse onder de NEN-EN-ISO 14688 procedure.

pseudoVezelig

Mengsel van vezels met een lengte kleiner dan 1 mm en amorfe massa. Een klasse onder de NEN-EN-ISO 14688 procedure.

pseudoVezeligFijn

Mengsel van vezels en amorfe massa. Er is geen onderscheid gemaakt tussen fijne en grove vezels (fijnVezelig en grofVezelig). Een klasse onder de NEN-EN-ISO 14688 procedure.

pseudoVezeligGrof

Mengsel van vezels met een lengte of diameter groter dan 1 mm en amorfe massa. Een klasse onder de NEN-EN-ISO 14688 procedure.

vezelig

Vezelige structuur, eenvoudig te herkennen plantaardige structuur, behoudt enige sterkte. Er is geen onderscheid gemaakt tussen fijne en grove vezels (fijnVezelig en grofVezelig). Een klasse onder de NEN-EN-ISO 14688 procedure.

vezeligFijn

Vezelige structuur, vezels met een lengte kleiner dan 1 mm, eenvoudig te herkennen plantaardige structuur, behoudt enige sterkte. Een klasse onder de NEN-EN-ISO 14688 procedure.

vezeligGrof

Vezelige structuur, vezels met een lengte of diameter groter dan 1 mm, eenvoudig te herkennen plantaardige structuur, behoudt enige sterkte. Een klasse onder de NEN-EN-ISO 14688 procedure.

7.75 TijdelijkeVerandering

De lijst met de waarden voor tijdelijke verandering in het terrein.

Waarde Omschrijving
bevriezing

Voor de start van het onderzoek was de ondergrond ten behoeve van andere werkzaamheden bevroren.

bouwput

Voor de start van het onderzoek was de ondergrond ten behoeve van bouwwerkzaamheden uitgegraven.

bronbemaling

Voor de start van het onderzoek was de grondwaterstand verlaagd ten behoeve van andere werkzaamheden.

injectie

Voor de start van het onderzoek was er materiaal in de ondergrond geïnjecteerd ten behoeve van andere werkzaamheden.

vacuumconsolidatie

Voor de start van het onderzoek was er in de ondergrond vacuümconsolidatie toegepast ten behoeve van andere werkzaamheden.

verticaleDrainage

Voor de start van het onderzoek was de ondergrond tot op enige diepte verticaal gedraineerd (met strips, grindpalen, etc.) ten behoeve van andere werkzaamheden.

voorbelasting

Voor de start van het onderzoek was de ondergrond voorbelast ten behoeve van andere werkzaamheden.

7.76 TypeDiscontinuïteit

De lijst met de discontinuïteiten die de laagopbouw verstoren.

Waarde Omschrijving
antropogeen

Grensvlak in antropogene grond dat niet als laagscheiding kan worden beschreven.

breuk

Een vlak waarlangs lagen verzet zijn.

ijswigInvulling

De begrenzing van een (sub)verticaal wigvormig grondlichaam dat is opgebouwd uit verticaal tot subverticaal gelamineerd sediment en dat geassocieerd is met het voorkomen van een aantal trapsgewijs verlopende breukjes in het omringende materiaal.

krimpscheur

Een smalle, (sub)verticale wigvormige discontinuïteit in fijnkorrelige grond, die met andersoortig materiaal gevuld is.

opbarsting

Een of meer (sub)verticaal verlopende zandige aders, vingers of bolvormige structuren die dezelfde lithologie hebben als onderliggende lagen en lateraal begrensd zijn door naar boven toe convex afbuigende plooien. De structuren zijn enkele millimeters dik tot enkele centimeters in diameter.

zandwig

De begrenzing van een (sub)verticaal wigvormig grondlichaam dat uit verticaal tot subverticaal gelamineerd zand bestaat en dat geassocieerd is met het voorkomen van naar boven toe convex afbuigende plooien in het omringende, zandige, materiaal.

7.77 TypeIngreep

De lijst met de omschrijvingen van de wijze waarop een antropogene laag is ontstaan.

Waarde Omschrijving
gecontroleerdAangebracht

Opgebracht materiaal dat tot een bepaalde graad verdicht is (engineered fill).

geroerd

De natuurlijke samenhang van de grond is door ploegen of andere vormen van omwoelen verstoord.

losGestort

Opgebracht materiaal dat los gestort is.

nietBepaald

De wijze waarop de mens in de opbouw van de ondergrond heeft ingegrepen, kon niet worden bepaald.

7.78 Vakgebied

De lijst met de vakgebieden waarbinnen het onderzoek is uitgevoerd.

Waarde Omschrijving
geologie

Booronderzoek uitgevoerd vanuit specialistisch geologische expertise.

geologieArcheologie

Booronderzoek uitgevoerd vanuit specialistisch geologische expertise met ondersteuning vanuit archeologische expertise.

geologieArcheologieMilieukunde

Booronderzoek uitgevoerd vanuit specialistisch geologische expertise met ondersteuning vanuit archeologische en milieukundige expertise.

geologieMilieukunde

Booronderzoek uitgevoerd vanuit specialistisch geologische expertise met ondersteuning vanuit milieukundige expertise.

7.79 VerticaalReferentievlak

De lijst met de referentievlakken waarin de verticale positie is gedefinieerd.

Waarde Omschrijving
LAT

Laagst mogelijke waterstand gebaseerd op de stand van zon en maan (Lowest Astronomical Tide).

MSL

Gemiddeld zeeniveau (Mean Sea Level).

NAP

Normaal Amsterdams Peil.

7.80 VerticaleTrend

De lijst met de omschrijvingen van de aard van een geleidelijke verticale verandering in een laag.

Waarde Omschrijving
naarBovenFijner

De laag vertoond een verticale trend waarbij deze naar boven toe fijner wordt wat zich uit in meerdere kenmerken.

naarBovenGrover

De laag vertoond een verticale trend waarbij deze naar boven toe grover wordt wat zich uit in meerdere kenmerken.

naarBovenMeerGlauconiet

De laag vertoond een verticale trend waarbij naar boven toe het aandeel glauconiet toeneemt.

naarBovenMeerGlimmer

De laag vertoond een verticale trend waarbij naar boven toe het aandeel glimmers toeneemt.

naarBovenMeerGrind

De laag vertoond een verticale trend waarbij naar boven toe het grindgehalte toeneemt.

naarBovenMeerKalk

De laag vertoond een verticale trend waarbij naar boven toe het kalkgehalte toeneemt.

naarBovenMeerLutum

De laag vertoond een verticale trend waarbij naar boven toe het lutumgehalte toeneemt.

naarBovenMeerOrganischMateriaal

De laag vertoond een verticale trend waarbij naar boven toe het organisch stofgehalte toeneemt.

naarBovenMeerPlanten

De laag vertoond een verticale trend waarbij naar boven toe het aandeel plantenresten toeneemt.

naarBovenMeerSchelpen

De laag vertoond een verticale trend waarbij naar boven toe het schelpenmateriaalgehalte toeneemt.

naarBovenMeerSilt

De laag vertoond een verticale trend waarbij naar boven toe het siltgehalte toeneemt.

naarBovenMeerZand

De laag vertoond een verticale trend waarbij naar boven toe het zandgehalte toeneemt.

naarBovenMinderGlauconiet

De laag vertoond een verticale trend waarbij naar boven toe het aandeel glauconiet afneemt.

naarBovenMinderGlimmer

De laag vertoond een verticale trend waarbij naar boven toe het aandeel glimmers afneemt.

naarBovenMinderGrind

De laag vertoond een verticale trend waarbij naar boven toe het grindgehalte afneemt.

naarBovenMinderKalk

De laag vertoond een verticale trend waarbij naar boven toe het kalkgehalte afneemt.

naarBovenMinderLutum

De laag vertoond een verticale trend waarbij naar boven toe het lutumgehalte afneemt.

naarBovenMinderOrganischMateriaal

De laag vertoond een verticale trend waarbij naar boven toe het organisch stofgehalte afneemt.

naarBovenMinderPlanten

De laag vertoond een verticale trend waarbij naar boven toe het aandeel plantenresten afneemt.

naarBovenMinderSchelpen

De laag vertoond een verticale trend waarbij naar boven toe het schelpmateriaalgehalte afneemt.

naarBovenMinderSilt

De laag vertoond een verticale trend waarbij naar boven toe het siltgehalte afneemt.

naarBovenMinderZand

De laag vertoond een verticale trend waarbij naar boven toe het zandgehalte afneemt.

7.81 Vlekkleur

De lijst met de kleuren van vlekken.

Waarde Omschrijving
bruinTotBijnaZwart

De vlekken zijn bruin tot bijna zwart.

donkerbruinTotPaars

De vlekken zijn donkerbruin tot paars.

donkergeelTotOkergeel

De vlekken zijn donkergeel tot okergeel.

geelTotLichtgeel

De vlekken zijn geel tot lichtgeel.

grijs

De vlekken zijn grijs.

oranjeroodTotRoodbruin

De vlekken zijn oranjerood tot roodbruin, roestkleurig.

7.82 VolumePercentageklasse

De lijst met de standaardclassificatie van volumepercentages in het vakgebied geologie.

Waarde Omschrijving
geen

Het bestanddeel komt niet voor.

spoorTot1

Er komt een spoor voor en dat betekent dat het aandeel in het volume minder dan 1 procent is.

weinig1tot10

Er komt weinig voor en dat betekent dat het aandeel in het volume minimaal 1 en minder dan 10 procent is.

veel10tot30

Er komt veel voor en dat betekent dat het aandeel in het volume minimaal 10 en minder dan 30 procent is.

zeerVeel30tot50

Er komt zeer veel voor en dat betekent dat het aandeel in het volume minimaal 30 en minder dan 50 procent ligt.

uiterstVeelMinstens50 

Er komt uiterst veel voor en dat betekent dat het aandeel in het volume minimaal 50 procent is.

7.83 Voorbehandeling

De lijst met de werkzaamheden die tijdens het boren zijn uitgevoerd om een interval te prepareren ten behoeve van de bemonstering.

Waarde Omschrijving
bevriezing

De uitvoerder heeft het interval tijdens het boren bevroren.

geen

Er heeft tijdens het boren geen voorbehandeling plaatsgevonden.

injectieDragendVermogen

De uitvoerder heeft het interval tijdens het boren geïnjecteerd met materiaal om de waterdoorlatendheid te verkleinen.

injectieWaterdoorlatendheid

De uitvoerder heeft het interval tijdens het boren geïnjecteerd met materiaal om het dragend vermogen te vergroten.

7.84 Voorbereiding

De lijst met de werkzaamheden die voor het boren zijn uitgevoerd.

Waarde Omschrijving
bevriezing

De uitvoerder heeft voordat met boren is begonnen de ondergrond tot op een bepaalde diepte bevroren.

geen

De uitvoerder heeft geen voorbereidende werkzaamheden uitgevoerd.

injectieDragendVermogen

De uitvoerder heeft voordat met boren is begonnen de ondergrond tot op een bepaalde diepte geïnjecteerd met materiaal om het dragend vermogen te vergroten.

injectieWaterdoorlatendheid

De uitvoerder heeft voordat met boren is begonnen de ondergrond tot op een bepaalde diepte geïnjecteerd met materiaal om de waterdoorlatendheid te verkleinen.

tijdelijkeVerbuizingVooraf

De uitvoerder heeft voordat met boren is begonnen tot op een bepaalde diepte in de ondergrond een buis aangebracht.

vacuumconsolidatie

De uitvoerder heeft voordat met boren is begonnen tot op een bepaalde diepte in de ondergrond vacuümconsolidatie toegepast.

verticaleDrainage

De uitvoerder heeft voordat met boren is begonnen de ondergrond tot op een bepaalde diepte verticaal gedraineerd (strips, grindpalen, etc.).

7.85 WeggegravenMateriaal

De lijst met de materialen die zijn weggegraven.

Waarde Omschrijving
grind

Natuurlijke of antropogene grond die in hoofdzaak uit grind bestaat.

huisvuil

Ongedifferentieerd huishoudelijk afval.

klei

Natuurlijke of antropogene grond die in hoofdzaak uit klei bestaat.

ophoogmateriaalLicht

Ophoogmateriaal met een laag soortelijk gewicht.

puin

Bouw- en sloopafval; veelal een mengsel van stenig materiaal dat door de mens gemaakt of bewerkt is.

stenen

Stenen van natuurlijk materiaal dat door de mens bewerkt is tot bouwstenen, ballastblokken, (basalt)stortsteen of een bijproduct van mijnbouw zijn.

veen

Natuurlijke of antropogene grond die in hoofdzaak uit veen bestaat.

wegverhardingsmateriaal

Materiaal dat gebruikt is voor het verharden van wegen en erven; voorbeelden zijn asfalt, betonklinkers, klinkers, steenslag en tegels.

zand

Natuurlijke of antropogene grond die in hoofdzaak uit zand bestaat.

7.86 Zandmediaanklasse

De lijst voor de classificatie van de mediaan van de zandfractie

Waarde Omschrijving
fijn63tot105um

De zandmediaan ligt tussen 63 en 105 µm. Een klasse binnen de categorie fijn onder de NEN-EN-ISO 14688 procedure.

fijn105tot150um

De zandmediaan ligt tussen 105 en 150 µm. Een klasse binnen de categorie fijn onder de NEN-EN-ISO 14688 procedure.

fijn150tot200um

De zandmediaan ligt tussen 150 en 200 µm. Een klasse binnen de categorie fijn onder de NEN-EN-ISO 14688 procedure.

middelgrof200tot300um

De zandmediaan ligt tussen 200 en 300 µm. Een klasse binnen de categorie middelgrof onder de NEN-EN-ISO 14688 procedure.

middelgrof300tot420um

De zandmediaan ligt tussen 300 en 420 µm. Een klasse binnen de categorie middelgrof onder de NEN-EN-ISO 14688 procedure.

middelgrof420tot630um

De zandmediaan ligt tussen 420 en 630 µm. Een klasse binnen de categorie middelgrof onder de NEN-EN-ISO 14688 procedure.

grof630tot2000um

De zandmediaan ligt tussen 630 en 2000 µm. Een klasse onder de NEN-EN-ISO 14688 procedure.

7.87 Zandspreiding

De lijst voor de classificatie van de spreiding van de korrelgrootte van de zandfractie volgens NEN 5104.

Waarde Omschrijving
zeerKlein

Zand waarvan meer dan 90 % van de korrels binnen dezelfde zandmediaanklasse valt.

matigKlein

Zand waarvan meer dan 90 % van de korrels binnen twee aansluitende zandmediaanklassen valt.

matigGroot

Zand waarvan meer dan 90 % van de korrels binnen drie aansluitende zandmediaanklassen valt en de zandmediaan in de middelste van de drie zandmediaanklassen ligt.

zeerGroot

Zand waarvan minder dan 90 % van de korrels binnen drie aansluitende zandmediaanklassen valt en de zandmediaan niet in de middelste van de drie zandmediaanklassen ligt.

tweetoppig

Zand waarvan de korrels tot twee populaties horen die meestal niet in aaneensluitende zandmediaanklassen liggen.

7.88 ZeerGroveFractieGehalteklasse

De lijst voor de classificatie van het aandeel van zeer grove korrels in de grond.

Waarde Omschrijving
keienWeinigTotVeel

De grond bestaat voor tussen 1 en 30 % van de massa uit zeer grove korrels en dat zijn vooral keien.

keienZeerVeel

De grond bestaat voor tussen 30 en 50 % van de massa uit zeer grove korrels en dat zijn vooral keien.

keitjesWeinigTotVeel

De grond bestaat voor tussen 1 en 30 % van de massa uit zeer grove korrels en dat zijn vooral keitjes.

keitjesZeerVeel

De grond bestaat voor tussen 30 en 50 % van de massa uit zeer grove korrels en dat zijn vooral keitjes.