Basisregistratie Ondergrond Catalogus Geologische boormonsterbeschrijving en boormonsteranalyse

Versie 3.19

BRO Informatiemodel
Consultatieversie

Deze versie:
https://docs.geostandaarden.nl/bro/cv-im-bhr-g-20240510
Laatst gepubliceerde versie:
https://docs.geostandaarden.nl/bro/bhr-g/
Laatste werkversie:
https://broprogramma.github.io/BHR-G/
Vorige versie:
https://docs.geostandaarden.nl/bro/def-im-bhr-g-20230607
Redacteur:
Geonovum (Geonovum)
Auteur:
Geonovum (Geonovum)
Doe mee:
GitHub BROprogramma/BHR-G
Dien een melding in
Revisiehistorie
Pull requests

Samenvatting

Dit document beschrijft de definitie van het booronderzoek dat vanuit het vakgebied van de geologie is uitgevoerd, met een algemene toelichting.

Status van dit document

Dit is een consultatieversie. Commentaar over dit document kan gestuurd worden naar

1. Inleiding

1.1 Doel en doelgroep

In de basisregistratie ondergrond (BRO) wordt een aantal typen gegevens geregistreerd, de registratieobjecten.

Een catalogus is de gegevensdefinitie van een registratieobject en beschrijft welke gegevens van het object in de BRO zijn opgeslagen. Het document is bedoeld voor alle gebruikers van de BRO en moet duidelijk maken welke gegevens er precies in het systeem zitten. Aan aanleverende partijen moet het vertellen welke gegevens in de basisregistratie ondergrond moeten komen en aan welke eisen die moeten voldoen, en aan afnemende partijen welke gegevens zij in de basisregistratie ondergrond mogen verwachten. Het document is voor een breed publiek bedoeld en de informatie moet naast precies ook begrijpelijk zijn.

1.2 Totstandkoming

Een catalogus is het resultaat van een proces van standaardisatie dat geruime tijd in beslag kan nemen. De standaardisatie is een open proces waarin de belanghebbende partijen actief betrokken worden. Het eindresultaat wordt door de wetgever vastgesteld in een ministeriële regeling.

In bepaalde gevallen is de verscheidenheid aan gegevens van een object zo groot, dat er eerst deelverzamelingen worden gedefinieerd. Het standaardisatieproces wordt dan per deelverzameling doorlopen. De deelverzamelingen worden zo gekozen dat de gegevens die in de bijbehorende catalogus worden beschreven, direct na vaststelling aan de BRO kunnen worden aangeleverd. Wanneer er deelverzamelingen worden onderscheiden, komt de catalogus van het registratieobject dus gefaseerd tot stand. Omdat inzichten in de loop van de tijd kunnen wijzigen kan het aan het eind van het hele proces nodig blijken revisies door te voeren om ongewenste verschillen tussen deelverzamelingen weg te nemen.

1.3 Beheer

Een vastgestelde catalogus (zoals op wetten.nl gepubliceerd) wordt met het daarbij horende deel van het systeem van de basisregistratie ondergrond in gebruik genomen. De eerste formeel vastgestelde catalogus (zoals op wetten.nl gepubliceerd) krijgt het versienummer 1.0. Verwacht mag worden dat er na enige tijd behoefte gaat ontstaan aan gegevens die nog niet in de catalogus zijn opgenomen.

De beheerder hanteert drie typen versies voor een wijziging van een standaard. Bijvoorbeeld: versie 2.1.0 (=X.Y.Z):

In een jaar waarin een X-wijziging plaats vindt zullen er op hetzelfde registratieobject geen Y-wijzigingen plaatsvinden. Als er een X- of een Y-wijziging in een jaar aan de orde is, wordt er geen Z-wijziging gepland. De versie van de catalogus met inleiding (zoals hier gepubliceerd) volgt voor de normatieve stukken volledig de versie op wetten.nl. Wijzigingen aan niet normatieve teksten in dit document vallen altijd onder Z-wijzigingen en zullen maximaal 2 keer per jaar plaatsvinden.

1.4 Leeswijzer

Hoofdstuk 1 geeft het doel en de doelgroep van een catalogus.

Hoofdstuk 2 behandelt enkele algemene aspecten van het BRO-systeem en begrippen van algemene aard.

Hoofdstuk 3 plaatst het object in de gegevenssystematiek van de basisregistratie ondergrond en vertelt wat de benadering is geweest bij het opstellen van de gegevensdefinitie.

Hoofdstuk 4 is de toelichting op de gegevensdefinitie van het registratieobject die in de ministeriële regeling is opgenomen.

Hoofdstuk 5 vertelt hoe de gegevensdefinitie is opgebouwd en welke aspecten van de gegevens daarin worden beschreven.

Hoofdstuk 6 geeft de inhoud weer van het eerste artikel van de ministeriële regeling en dat is het deel waarin de definitie is opgenomen van het registratieobject, van de delen waaruit het is opgebouwd, de entiteiten, en van de eigenschappen van die delen, de attributen.

Hoofdstuk 7 geeft de inhoud weer van het tweede artikel van de ministeriële regeling en dat is het deel waarin de uitbreidbare waardelijsten staan waarnaar in hoofdstuk 6 verwezen wordt.

2. Algemene kenmerken en begrippen

Dit onderdeel is niet normatief.

2.1 Opzet van de landelijke voorziening

De landelijke voorziening van de basisregistratie ondergrond is een systeem dat een schakel vormt in een informatieketen. Aan het begin van de keten staan bestuursorganen die opdracht geven tot de productie van gegevens, of zelf gegevens produceren. Die bestuursorganen worden bronhouders genoemd. De geproduceerde gegevens worden door een dataleverancier geleverd aan de beheerder van het systeem, de registerbeheerder. De bronhouder is verantwoordelijk voor de levering van gegevens. Hij kan besluiten zelf dataleverancier te zijn of andere partijen een machtiging voor levering te verlenen. De beheerder van de landelijke voorziening van de BRO registreert de aangeleverde gegevens en levert ze voor (her)gebruik door aan allerlei afnemers.

De opzet van het systeem moet begrepen worden vanuit de verantwoordelijkheden die in de keten zijn belegd. De aangeleverde gegevens vallen onder de verantwoordelijkheid van de bronhouder en de registerbeheerder mag die gegevens niet veranderen. De registerbeheerder moet echter wel gegevens toevoegen om het systeem te kunnen beheren en hij kan gegevens toevoegen om de afnemers goed van dienst te kunnen zijn.

Bij wet is geregeld dat de basisregistratie ondergrond zo wordt opgezet dat er onderscheid bestaat tussen de gegevens die aan de registerbeheerder zijn aangeleverd en de gegevens die de registerbeheerder aan de afnemers verstrekt. Het systeem valt uiteen in twee grote deelsystemen, het register brondocumenten ondergrond en de registratie ondergrond (Figuur 1).

Een geheel van gegevens dat door of onder verantwoordelijkheid van een bronhouder wordt aangeleverd, wordt een brondocument genoemd. De brondocumenten worden in het register brondocumenten ondergrond opgeslagen. De gegevens uit de brondocumenten worden samen met de gegevens die de registerbeheerder toevoegt in de registratie ondergrond vastgelegd. De registratie ondergrond is het deelsysteem dat gebruikt wordt voor uitgifte.

Figuur 1 De twee grote deelsystemen van de landelijke voorziening van de BRO.

Met deze opzet verkrijgt het systeem de nodige flexibiliteit. Zo kan een object in de registratie ondergrond gegevens bevatten die uit meer dan één brondocument afkomstig zijn en bij uitgifte kunnen gegevens van verschillende objecten met elkaar gecombineerd worden. Ook is het mogelijk met het brondocument gegevens op te slaan die alleen voor de bronhouder en de aanleverende partij van belang zijn.

De catalogus dekt alle gegevens die opgenomen zijn in de registratie ondergrond. Verreweg de meeste gegevens komen uit de brondocumenten die de dataleverancier aanlevert en een paar gegevens komen voort uit de overdracht van een brondocument aan de registerbeheerder. Aan de aangeleverde gegevens worden enkele gegevens door de registerbeheerder toegevoegd. Als een gegeven is toegevoegd door de BRO wordt dat in de beschrijving expliciet vermeld.

Alle gegevens in de registratie ondergrond worden uitgegeven, maar niet alle afnemers kunnen alle gegevens geleverd krijgen. De gegevens die niet aan alle afnemers worden uitgeleverd zijn de gegevens die alleen nodig zijn in de communicatie tussen de registerbeheerder enerzijds en de dataleveranciers en bronhouders anderzijds.

2.2 Registratieobject

Het registratieobject is dé eenheid in de data-architectuur van de basisregistratie ondergrond. Voor de registerbeheerder is het de elementaire bouwsteen van het systeem dat hij moet beheren.

Een registratieobject verwijst naar een eenheid van informatie die onder de verantwoordelijkheid van één bronhouder valt en die met een bepaald doel is of wordt gemaakt. Het is in directe of indirecte zin gedefinieerd in de ruimte en dat wil zeggen dat een registratieobject een plaats op het aardoppervlak heeft of dat het gekoppeld is aan een ander type registratieobject met een plaats op het aardoppervlak.

Een registratieobject is niet alleen in de ruimte maar ook in de tijd gedefinieerd. Het leven van een registratieobject begint op het moment dat de gegevens zijn geregistreerd en dat is zo kort mogelijk nadat de gegevens zijn geproduceerd. De levensduur van een registratieobject, en de veranderlijkheid van de gegevens verschilt van object tot object. Een grondwatermonitoringput kan tientallen jaren gebruikt worden voor het meten van grondwaterstanden en in de periode kunnen er nieuwe gegevens ontstaan. Dat betekent dat de gegevens van de put in de registratie ondergrond gedurende zijn hele levensduur bijgewerkt moeten kunnen worden. Aan de andere kant van het spectrum staan de objecten waarvan alle gegevens in een keer worden vastgelegd. Geotechnisch sondeeronderzoek is daar een voorbeeld van. Sondeeronderzoek is eenmalig onderzoek en het resultaat ervan kan al na een of enkele dagen aan de bronhouder worden overhandigd.

2.3 Registratiedomein

Registratieobjecten worden in de basisregistratie ondergrond gegroepeerd in domeinen. Vooralsnog worden zes domeinen onderscheiden:

De domeinen zijn vanuit het oogpunt van beheer van belang voor de ordening van het systeem. Daarnaast zijn zij nuttig in de communicatie met de partijen die bij de realisatie van het systeem betrokken zijn.

2.4 Kwaliteitsregime

In de basisregistratie ondergrond worden niet alleen gegevens geregistreerd die dateren van na de datum waarop de wet van kracht is geworden. Ook oudere gegevens zullen in de basisregistratie ondergrond worden opgenomen. De noodzaak daartoe ligt in de Wet basisregistratie ondergrond verankerd. Die schrijft voor dat de gegevens uit de eerder bestaande systemen DINO en BIS zo veel mogelijk naar de BRO moeten worden overgezet. Verder staat de wet toe dat bronhouders tot vijf jaar na de inwerkingtreding van de wet historische gegevens ter registratie mogen aanbieden.

Historische gegevens kunnen niet altijd voldoen aan de strikte regels die de BRO stelt. Zo kan het voorkomen dat voor gegevens die volgens de strikte regels van de BRO verplicht zijn, geen waarde bekend is. Om de verwerking van de twee categorieën gegevens naast elkaar mogelijk te maken, worden twee kwaliteitsregimes gehanteerd. Voor de aanlevering van gegevens volgens de strikte regels geldt het IMBRO-regime. Bij de aanlevering van historische gegevens wordt geaccepteerd dat een aantal formeel verplichte gegevens geen waarde heeft. Voor deze gegevens wordt het IMBRO/A-regime gehanteerd en dat kent dus minder strikte regels.

De introductie van de twee kwaliteitsregimes geeft de bronhouder gedurende een bepaalde periode een zekere mate van vrijheid. Het kan bijvoorbeeld praktisch blijken het IMBRO/A-regime te hanteren voor gegevens die weliswaar pas na de datum waarop de wet in werking is getreden zijn geproduceerd maar die voortkomen uit opdrachten die al voor die datum zijn gegeven. Ook kan het voorkomen dat historische gegevens wel aan alle strikte voorwaarden voldoen en dan is het wenselijk de gegevens onder IMBRO-regime aan te leveren.

De periode waarin de bronhouders die vrijheid hebben wordt de transitieperiode genoemd. Over de duur van de transitieperiode zijn nog geen afspraken gemaakt. Na afloop van de transitieperiode kan alleen onder het strikte IMBRO-regime worden aangeleverd.

2.5 Formele en materiële geschiedenis

De basisregistratie ondergrond maakt deel uit van een stelsel van basisregistraties. Binnen het stelsel maakt men onderscheid tussen de materiële geschiedenis en de formele geschiedenis van een object.

Het begrip materiële geschiedenis wordt gebruikt om de veranderingen van eigenschappen van een object in de werkelijkheid aan te duiden. De materiële geschiedenis van een object wordt, voor zover relevant, in de registratie ondergrond vastgelegd. Niet alle registratieobjecten hebben een materiële geschiedenis, alleen de objecten met een levensduur, zoals de grondwatermonitoringput.

Het begrip formele geschiedenis wordt gebruikt voor de veranderingen van eigenschappen van een object in de registratie zelf. De meeste van die veranderingen gaan terug op een verandering van eigenschappen in de werkelijkheid, en de formele geschiedenis geeft aan wanneer de veranderingen in het systeem geregistreerd zijn. De formele geschiedenis kent ook gebeurtenissen die niet het gevolg zijn van een verandering in de werkelijke eigenschappen van een object. Die gebeurtenissen hebben betrekking op correcties. Het kan gebeuren dat een bronhouder erachter komt dat er een onjuiste waarde was geregistreerd en dan zorgt hij ervoor dat die verbeterd wordt. De registratie van de verbetering is een formele gebeurtenis.

Alle registratieobjecten hebben een formele geschiedenis en die wordt in de registratie ondergrond globaal vastgelegd in de registratiegeschiedenis van het object. Globaal wil zeggen dat de registratie ondergrond alleen een overzicht van de formele geschiedenis geeft. Voor de details moet het register brondocumenten ondergrond worden geraadpleegd.

Bij correctie wordt het betreffende gegeven in de registratie ondergrond overschreven en is de oude waarde van het gegeven niet meer direct beschikbaar voor de afnemers. Zou een afnemer toch willen weten wat de eerdere foute waarde was, dan moet hij het register brondocumenten ondergrond raadplegen.

2.6 Coördinaten en referentiestelsels

De registratieobjecten van de basisregistratie ondergrond zijn gedefinieerd in de ruimte en dat wil zeggen dat een object zelf een plaats op het aardoppervlak, een locatie, heeft, of dat het gekoppeld is aan een ander type registratieobject met een locatie. Afhankelijk van het type registratieobject, wordt de locatie geregistreerd als een punt, een lijn of een vlak.

De locatie is de horizontale positie van een object. Voor bepaalde objecten is het voldoende dat alleen die horizontale positie wordt vastgelegd, maar voor veel objecten is ook de verticale positie van belang.

Posities worden vastgelegd in coördinaten en die zijn gedefinieerd in een bepaald referentiestelsel.

Er zijn verschillende typen referentiestelsels. Zo spreekt men van horizontale referentiestelsels (2D), verticale referentiestelsels (1D), gecombineerde referentiestelsels (2D, 1D) en werkelijke 3D referentiestelsels. In Nederland worden de horizontale en de verticale component van een positie in een afzonderlijk stelsel uitgedrukt. Het is vandaag de dag mogelijk met gps een positie in een 3D-referentiestelsel vast te leggen, maar de wens over te stappen op het gebruik van 3D is nog door geen van de partijen die betrokken zijn bij de basisregistratie ondergrond naar voren gebracht.

2.6.1 Referentiestelsels voor de horizontale positie

In Nederland zijn traditioneel verschillende referentiestelsels voor de horizontale positie in gebruik. In 2009, bij de eerste voorbereidingen voor de totstandkoming van de basisregistratie ondergrond, is al vastgesteld dat de verscheidenheid aan referentiestelsels de basisregistratie ondergrond voor problemen stelt omdat de registratie dan niet gemakkelijk op een eenduidige manier bevraagd kan worden. In de registratie ondergrond worden namelijk zowel gegevens met een locatie op land als gegevens met een locatie op zee geregistreerd. In de toenmalige praktijk werden op land en op zee verschillende stelsels gebruikt. Op land werd RD gebruikt en op zee waren verschillende stelsels in gebruik, waarvan WGS84 de belangrijkste was.

In 2009 was ook al bekend dat de Europese kaderrichtlijn INSPIRE de lidstaten vraagt de gegevens in Europa in één referentiestelsel uit te gaan wisselen, te weten in ETRS89. Met dat in gedachten, is het besluit genomen het BRO-systeem zo in te richten dat de registratie bevraagd gaat worden in ETRS89.

Het besluit wordt ondersteund door ontwikkelingen in Nederland. Sinds 2013 wordt er door de drie belangrijkste autoriteiten in Nederland op het gebied van referentiestelsels, het Kadaster, de Dienst der Hydrografie en Rijkswaterstaat, gewerkt aan de totstandkoming van nieuwe afspraken. Die afspraken moeten in lijn zijn met Europese afspraken en leiden tot heldere en eenduidige transformatieprocedures tussen referentiestelsels. Concreet betekent dit dat in Nederland op termijn het ETRS89-stelsel als standaard zal worden gehanteerd voor het uitwisselen van geo-informatie.

Het besluit betekent niet dat de gegevens ook in ETRS89 aangeleverd moeten worden. De basisregistratie ondergrond voorziet een periode van transitie waarin de aanleverende partijen zelf bepalen wanneer zij overstappen op ETRS89. Die periode zal naar verwachting jaren duren. Om de transitie te ondersteunen hanteert de basisregistratie ondergrond de volgende spelregels:

  • Gegevens mogen in een beperkt aantal referentiestelsels worden aangeleverd (RD, WGS84 en ETRS89).
    • Voor locaties op land wordt alleen RD of ETRS89 toegestaan.
      (WGS84 is niet geschikt voor nauwkeurige toepassingen, bij wijze van uitzondering wordt binnen het domein milieukwaliteit WGS84 op land toegestaan)
    • Voor locaties op zee wordt alleen WGS84 of ETRS89 toegestaan.
  • De aangeleverde coördinaten worden in de registratie opgeslagen.
  • De aangeleverde coördinaten worden door de basisregistratie ondergrond getransformeerd naar het ETRS89 referentiestelsel.
  • De getransformeerde coördinaten worden naast de aangeleverde coördinaten opgeslagen.
  • Bij de getransformeerde coördinaten wordt ook een identificatie van de gebruikte transformatiemethode opgeslagen.
  • Als de coördinaten in ETRS89 zijn aangeleverd, dan staat bij aangeleverde en getransformeerde positie dezelfde informatie. Voor de locatie worden de getransformeerde coördinaten en de aangeleverde coördinaten beide aan de afnemers verstrekt.

2.6.2 Referentiestelsels voor de verticale positie

In Nederland zijn voor verticale posities op land en zee verschillende referentiestelsels in gebruik. Op land wordt NAP gebruikt. Op zee is het in de voor de BRO relevante werkvelden gebruikelijk posities uit te drukken t.o.v. het gemiddeld zeeniveau (MSL, Mean Sea Level), maar posities t.o.v. LAT komen ook voor (Lowest Astronomical Tide). Dit laatstgenoemde stelsel wordt in de kaderrichtlijn INSPIRE genoemd als het stelsel van voorkeur voor het uitdrukken van verticale posities op zee. De basisregistratie ondergrond staat daarom op zee het gebruik van LAT naast MSL toe. Aangeleverde verticale posities worden door de BRO niet getransformeerd.

2.7 Gegevens op land en op zee

De basisregistratie ondergrond bevat gegevens over de ondergrond van Nederland en zijn zgn. Exclusieve Economische Zone (EEZ). De EEZ is het gebied op de Noordzee waar Nederland economische rechten heeft. Voor de referentiestelsels die bij aanlevering worden toegestaan, is het van belang te weten of de locatie van een object op zee of op land ligt.

Als scheidingslijn tussen land en zee wordt in de basisregistratie ondergrond de UNCLOS-basislijn gehanteerd. Het beheer van de basislijn valt onder de verantwoordelijkheid van de Dienst der Hydrografie van het ministerie van Defensie. Deze dienst voert die taak uit op basis van het Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties uit 1982, dat in het Engels de United Nations Convention on the Law of the Sea (UNCLOS) heet. De basislijn is opgebouwd uit de nulmeterdieptelijn zoals weergegeven op de zeekaarten en enkele rechte basislijnen die onder meer de monding van de Westerschelde en de wateren tussen de Waddeneilanden afsluiten.

De grens tussen land en zee is veranderlijk. De Dienst der Hydrografie stelt de grens opnieuw vast wanneer daartoe voldoende aanleiding is. De BRO hanteert bij inname de meest recente versie van de UNCLOS-basislijn en controleert daarmee of de juiste referentiestelsels gebruikt worden.

Tussen het moment waarop de locatie van een object wordt bepaald en het moment waarop het gegeven in de basisregistratie ondergrond wordt vastgelegd verloopt enige tijd. In die periode kan de positie van de UNCLOS-basislijn opnieuw zijn vastgesteld, en dan ontstaat er een discrepantie die bij het aanleveren van gegevens tot problemen kan leiden. Wanneer een dergelijk probleem zich voordoet, wordt de dataleverancier gevraagd contact op te nemen met de registratiebeheerder om gezamenlijk tot een oplossing te komen.

Een soortgelijk probleem doet zich voor met betrekking tot de begrenzing van Nederland, met name van het Nederlands territoir. De grenzen van Nederland worden ieder jaar op 1 januari vastgesteld door het Kadaster en vastgelegd in de basisregistratie kadaster. De BRO controleert bij inname of een object in het gebied ligt dat Nederland en zijn Exclusieve Economische Zone omvat, en hanteert daarbij de actuele grenzen. Ook bij problemen die te herleiden zijn tot een verandering in de begrenzing van Nederland, wordt de dataleverancier gevraagd contact op te nemen met de registratiebeheerder om gezamenlijk tot een oplossing te komen.

Binnen het domein Mijnbouwwet wordt de scheidingslijn tussen land en zee niet bepaald door de UNCLOS-basislijn, maar door een over zee lopende lijn die is vastgelegd in een bijlage bij de Mijnbouwwet. In de registratie ondergrond wordt deze lijn aangeduid als mijnbouwgrens. Voor de referentiestelsels die bij aanlevering worden toegestaan, is het binnen het domein Mijnbouwwet van belang te weten of de locatie van een object aan landzijde of aan zeezijde van de mijnbouwgrens ligt. Waar in voorgaande paragrafen ‘op land’ en ‘op zee’ is genoemd, houdt dat binnen het domein Mijnbouwwet in: aan landzijde respectievelijk aan zeezijde van de mijnbouwgrens.

2.8 Nauwkeurigheid van meetwaarden

Voor zinvol gebruik van gegevens met een gemeten, berekende of anderszins bepaalde waarde is het noodzakelijk dat de nauwkeurigheid van die gegevens bekend is.

Het begrip nauwkeurigheid laat zich in deze context het best omschrijven als de juistheid van een gemeten of berekende waarde. In de meeste processen waarin de waarde van een gegeven wordt bepaald, kan de afwijking van de daadwerkelijke waarde slechts via een kalibratie- of statistisch proces worden verkregen. Het resultaat omvat dan niet alleen een van de mogelijke realisaties van een meetwaarde maar ook informatie over de mogelijke spreiding van de meetwaarden.

De basisregistratie ondergrond gaat ervan uit dat de producenten van gegevens de metingen en berekeningen uitvoeren binnen een stelsel van afspraken dat binnen het desbetreffende werkveld is vastgelegd. Uitgangspunt is dat ook de eisen waaraan de gegevens op het gebied van nauwkeurigheid moeten voldoen in afspraken zijn vastgelegd. Dat kunnen praktische werkafspraken zijn, maar ook afspraken die vertaald zijn naar ISO- en NEN-normen. In de catalogus wordt in beginsel verwezen naar die normen. Waar deze normen niet voorzien in afspraken over de nauwkeurigheid, stelt de basisregistratie ondergrond hieraan specifieke eisen. Deze zijn dan vermeld in de catalogus.

2.9 Authentiek gegeven

In de Wet basisregistratie ondergrond is een aantal gegevens expliciet als authentiek aangeduid. Dit wordt in de catalogus nader uitgewerkt; verreweg de meeste gegevens zijn authentiek.

Met de aanduiding authentiek wordt, zoals geformuleerd in de memorie van toelichting op de wet, tot uitdrukking gebracht dat:

  1. Het gegeven in samenhang met andere gegevens door een groot aantal bestuursorganen in verschillende processen wordt gebruikt en derhalve bestemd is voor informatie-uitwisseling tussen bestuursorganen;
  2. de verantwoordelijkheid voor betrouwbaarheid van het gegeven eenduidig geregeld is;
  3. het gegeven onderworpen is aan intern en extern kwaliteitsonderzoek, en
  4. het gegeven zich leent voor verplicht gebruik door bestuursorganen en eenmalige verstrekking door burgers en bedrijven aan de overheid.

In de praktijk mag een gebruiker van de gegevens ervan uitgaan dat alle gegevens correct zijn. De catalogus moet de gebruiker alle informatie geven die voor een goed begrip daarvan nodig is. Heeft een gebruiker echter gerede twijfel over de juistheid van een authentiek gegeven dan wordt verwacht dat hij de registerbeheerder daarvan op de hoogte brengt. Bestuursorganen zijn, bij gerede twijfel over de juistheid van een authentiek gegeven (of het ontbreken ervan), zelfs verplicht daarvan melding te maken.

Voor alle gegevens is aangegeven of ze authentiek zijn. Ook is voor alle gegevens aangegeven of ze aanwezig moeten zijn en een waarde moeten hebben. Dat laat zien dat er gegevens kunnen zijn die authentiek zijn maar geen waarde hoeven te hebben. Juist omdat er verplichtingen gelden t.a.v. authentieke gegevens, vraagt dit om een korte toelichting. Wanneer een authentiek gegeven geen waarde heeft moet de gebruiker ervan uitgaan dat het gegeven niet is geproduceerd. Dat geval kan zich uiteraard alleen voordoen wanneer er vrijheid van beslissen bestaat bij de bronhouder of de producent. Voor de duidelijkheid, als er wel een waarde is dan moet die ook in de BRO worden opgenomen. Bij gerede twijfel over het ontbreken van een waarde, moet een bestuursorgaan dat melden.

3. Booronderzoek

Dit onderdeel is niet normatief.

3.1 Bodem- en grondonderzoek

Booronderzoek is een van de vijf registratieobjecten in het domein bodem- en grondonderzoek.

Het gaat in dit domein om onderzoek dat erop gericht is gegevens te produceren over de opbouw en eigenschappen van bodem en ondergrond zonder dat daarvoor direct een bepaald wettelijk of beleidsmatig kader bestaat. Vaak wordt het onderzoek uitgevoerd omdat men de opbouw en de eigenschappen van de ondergrond moet kennen voor het realiseren van projecten in de grond-, weg- en waterbouw, de woning– en utiliteitsbouw, voor het onderhoud van bestaande infrastructuur, of om de geschiktheid van de ondergrond voor land- of natuurbouw of voor het realiseren van constructies in de ondergrond te onderzoeken.

Het onderzoek kan direct in het veld worden uitgevoerd, maar kan ook een combinatie van veld- en laboratoriumonderzoek zijn.

Het domein bodem- en grondonderzoek omvat vijf registratieobjecten:

  • booronderzoek
  • wandonderzoek
  • geotechnisch sondeeronderzoek
  • geo-elektrisch onderzoek
  • seismisch onderzoek

De vijf registratieobjecten staan op zichzelf en hebben eigen locaties.

Voor de wet valt het booronderzoek overigens onder het begrip verkenning. Een verkenning is in de wet gedefinieerd als een waarneming van de opbouw van de ondergrond op een punt, langs een lijn of in een vlak. Booronderzoek is een verkenning op een punt.

3.2 Boor- en wandonderzoek

In het vlakke Nederland is de ondergrond bijna overal aan het oog onttrokken. De traditionele manier om informatie over de ondergrond in te winnen is door eerst een gat te maken en vervolgens te onderzoeken wat er in het gat te zien is of wat er uit het gat is gekomen. Onderzoekstechnieken waarvoor het niet nodig is eerst een gat te maken zijn tegen het midden van de twintigste eeuw beschikbaar gekomen, maar ook vandaag de dag begint veel onderzoek nog met het maken van een gat. We maken daarbij onderscheid tussen booronderzoek en wandonderzoek.

Booronderzoek omvat de vormen van onderzoek die ermee beginnen dat de ondergrond door boren wordt ontsloten. In verreweg de meeste gevallen wordt geboord om monsters uit de ondergrond naar boven te halen en die monsters te onderzoeken. In bepaalde gevallen komt het voor dat er onderzoek gedaan wordt aan het gat dat door boren is ontstaan en dat gebeurt door een meetapparaat in het gat neer te laten.
Boren kan tot op grote diepte worden uitgevoerd en het onderzoek levert indirecte gegevens. De monsters die uit het geboorde gat naar boven worden gehaald zijn in veel gevallen geroerd en dat wil zeggen dat de oorspronkelijke opbouw van de ondergrond niet meer te herkennen is. Het steken van monsters en het maken van kernen levert ongeroerde monsters en die hebben een hogere kwaliteit, maar zijn wel duurder.

Wandonderzoek vereist dat er op de plaats van het onderzoek een verticale wand is blootgelegd die het bovenste deel van de ondergrond ontsluit. In bijna alle gevallen moet er eerst worden gegraven, omdat natuurlijke ontsluitingen nu eenmaal zeldzaam zijn in Nederland. Wel is er soms al een wand voorhanden die eerder door de mens is gemaakt, bijvoorbeeld in een groeve, aan de rand van een weg- of leidingtracé of in een slootkant.
In een wand is de opbouw van de ondergrond direct zichtbaar en de plekken waar monsters voor verder onderzoek genomen moeten worden kunnen precies worden bepaald. Wandonderzoek levert dan ook naar verhouding hoogwaardige gegevens, maar het onderzoek beperkt zich natuurlijk wel tot het bovenste deel van de ondergrond. Het prepareren van de wand kost wel veel meer tijd dan het zetten van een ondiepe boring.

3.3 Verscheidenheid aan vakgebieden

Wat voor soort informatie boor- en wandonderzoek opleveren wordt bepaald door het doel van het onderzoek. Omdat boren en graven nu eenmaal de manieren zijn om de ondergrond te ontsluiten, is er een veelheid aan doelen ontstaan en is de variatie in onderzoek groot. Die verscheidenheid vraagt om ordening. Een belangrijke factor voor het ordenen van de informatie is het vakgebied waarbinnen het onderzoek wordt uitgevoerd en dan met name de vertaling daarvan naar toepassingsgebied. Zo houdt de geotechniek zich bezig met bouwen op of in de grond, of met grond, en de cultuurtechniek met het in cultuur brengen van het land of het ervoor zorgen dat het in cultuur gehouden kan worden. In de vakgebieden bodemkunde en geologie staat boor- en wandonderzoek traditioneel in het teken van kartering of modellering, activiteiten die erop gericht zijn een kader te scheppen voor de andere vormen van onderzoek. Het vakgebied van de toegepaste geologie heeft een meer generiek karakter en wordt voor allerlei verkenningen uitgevoerd, waaronder geohydrologische verkenningen.
Deze vijf vakgebieden dekken de disciplines die voor een goede ordening van de informatie van het boor- en wandonderzoek in de basisregistratie ondergrond nodig zijn. De vijf vakgebieden dekken niet alle bestaande disciplines. Er zijn zeker drie toepassingsgebieden die buiten beschouwing worden gehouden. Dat zijn het booronderzoek dat voor mijnbouwdoeleinden wordt verricht, het archeologisch onderzoek en het onderzoek dat erop gericht is de kwaliteit van de bodem vanuit milieukundig perspectief te bepalen. Mijnbouw kent een wettelijk kader en vormt in de basisregistratie ondergrond een apart registratiedomein en daarin heeft het desbetreffende booronderzoek zijn eigen plaats. Archeologisch en milieukundig onderzoek vallen vooralsnog buiten het bereik van de basisregistratie ondergrond.
Het booronderzoek in de basisregistratie ondergrond omvat alle vijf genoemde vakgebieden. Voor wandonderzoek valt alleen het bodemkundig onderzoek binnen het bereik van de basisregistratie. De onderliggende overweging is dat wandonderzoek vanuit geologie, toegepaste geologie, geotechniek of cultuurtechniek zelden wordt uitgevoerd en dat de informatie die eruit voortkomt niet op een systematische manier wordt vastgelegd.

In het vakgebied zit overigens vaak al opgesloten tot welke diepte het onderzoek reikt en of het onderzoek zich tot het land beperkt of ook op zee wordt uitgevoerd. Het vakgebied bepaalt ook welke deelonderzoeken het onderzoek kan omvatten, wat globaal het karakter is van die deelonderzoeken en welke aspecten en eigenschappen van de ondergrond er onderzocht worden, en met welke methodieken.

3.4 Begrippenkader voor boor- en wandonderzoek

Boor- en wandonderzoek levert informatie over het deel van de ondergrond dat op een bepaalde locatie is doorboord of ontsloten. Welk deel van de ondergrond dat is wordt tot op zekere hoogte bepaald door het vakgebied. Omdat er allerlei vakgebieden samenkomen in de basisregistratie ondergrond is een gemeenschappelijk begrippenkader nodig om voor iedereen duidelijk te kunnen maken over welk deel van de ondergrond het eigenlijk gaat (Figuur 2).

Figuur 2 De begrippen die in de basisregistratie ondergrond gebruikt worden voor de indeling van de ruimte.

Voor de basisregistratie omvat de ondergrond alles wat zich onder het oppervlak van de vaste aarde bevindt. Als we ons beperken tot de bovenste kilometers - het deel dat nog met boren wordt bereikt- bestaat de ondergrond van Nederland gewoonlijk uit relatief los materiaal bovenin en relatief vast materiaal onderin. In de basisregistratie ondergrond gebruiken we dat verschil om uitdrukking te geven aan de begrippen die we ook in de gewone spreektaal gebruiken grond, resp. gesteente.

Het begrip bodem wordt gebruikt voor het bovenste deel van de ondergrond en dat op een nogal losse manier. Het begrip wordt vaak strikter gedefinieerd bijvoorbeeld door het te beperken tot de bovenste 120 cm van de ondergrond of tot het deel waarin bodemvormende processen spelen, maar die striktheid is vooralsnog niet handig gebleken.

Het oppervlak dat de vaste aarde begrenst is een belangrijk element in het begrippenkader. Daar waar het oppervlak niet met water bedekt is, begint de ondergrond bij het maaiveld (Figuur 3). Daar waar de aarde bedekt is met water, begint de ondergrond bij de bodem van het waterlichaam, de waterbodem. Het grensvlak fungeert als nulpunt voor de diepte. In de terminologie van de basisregistratie is het lokaal verticaal referentiepunt het punt waar een boring of wand het grensvlak snijdt. De afstand tot het referentievlak - NAP op land - wordt verschuiving genoemd (Figuur 3).

Figuur 3 Het nulpunt voor de diepte, het lokaal verticaal referentiepunt, is in een boring het punt waar de boring het maaiveld (1) of de waterbodem (2) snijdt en is in een wand het punt waar de zgn. beschrijflijn het maaiveld snijdt. Wanden worden nooit gerealiseerd onder water waar de waterbodem als nulpunt fungeert. De afstand tussen het verticaal referentiepunt en het verticaal referentievlak, NAP in dit geval, is de verschuiving.

Binnen bepaalde vakgebieden wordt in het onderzoek ook aandacht gegeven aan materiaal dat op de ondergrond ligt. In de bodemkunde en toegepaste geologie kan de laag strooisel die lokaal, met name in bossen, op het maaiveld ligt worden onderzocht (zie Figuur 2). In de geotechniek en geologie wordt soms de laag slib, een mengsel van water en sediment, die lokaal op de waterbodem ligt in het onderzoek meegenomen (Figuur 3).

3.5 Registratieobject booronderzoek

In de basisregistratie ondergrond is booronderzoek een registratieobject en daarmee een informatieobject. Een registratieobject is een afbeelding van de werkelijkheid en niet de werkelijkheid zelf. In de werkelijkheid wordt booronderzoek bijna altijd projectmatig uitgevoerd. Een dergelijk project omvat vrijwel altijd een aantal boringen, maakt vaak weer deel uit van een project waarin ook andere technieken worden gebruikt, en strekt zich over een kleiner of groter gebied uit. Voor de basisregistratie ondergrond is het object booronderzoek altijd aan een specifieke locatie gebonden, een punt op de kaart.

Een registratieobject is de belangrijkste eenheid van informatie in de basisregistratie ondergrond. Een registratieobject bestaat uit delen (entiteiten), en de delen hebben eigenschappen (attributen). Om het booronderzoek als informatieobject te kunnen definiëren, wordt vanuit een bepaalde benadering gedacht.

In het denken over wat het object booronderzoek is en hoe de informatie van dat object moet worden gemodelleerd staat het begrip onderzoek centraal. Bij het begrip onderzoek moet men in essentie aan een activiteit, een proces of een aaneenschakeling van activiteiten of processen denken. Het onderzoek koppelt een resultaat aan een object van onderzoek en in het geval van de basisregistratie ondergrond is dat een deel van de ondergrond.
Waarom onderzoek een centrale plaats in het denken inneemt, behoeft wel enige toelichting omdat men in eerste instantie zou kunnen denken dat het resultaat van het onderzoek centraal moet staan omdat dat de informatie is waar het allemaal om draait. Inderdaad gaat het uiteindelijk om het resultaat van het onderzoek, dat is immers de informatie die men wil gebruiken. Maar de reden dat het onderzoek in de modellering centraal wordt gesteld, is dat wat een booronderzoek uniek maakt niet het resultaat of het object van onderzoek is, maar dat er op een bepaald moment onderzoek is gedaan. Het is de factor tijd die het onderzoek uniek maakt.

Omdat onderzoek een aaneenschakeling van activiteiten is, kan het resultaat door een groot aantal factoren worden beïnvloed. Hergebruik van informatie is het doel van iedere basisregistratie en om dat mogelijk te maken, moeten met het resultaat de gegevens worden vastgelegd die het onderzoek als proces beschrijven. Uitgangspunt voor de definitie is dan ook dat de gegevens over het proces voldoende informatie moeten bevatten om een gebruiker in staat te stellen te beoordelen of het resultaat geschikt is voor het doel dat hij beoogt.

Om het proces te kunnen vatten zijn de eerste vragen: waarmee begon het proces dat tot booronderzoek heeft geleid en waarmee eindigde het?
Voor de basisregistratie ondergrond begint de geschiedenis bij het uitvoeren van een opdracht tot onderzoek en eindigt de geschiedenis op het moment dat alle gegevens uit het onderzoek correct in de basisregistratie ondergrond zelf zijn vastgelegd. Gegevens over de opdracht tot het uitvoeren van booronderzoek worden niet opgenomen. Wel wordt er bij de registratie in de BRO impliciet informatie over de opdracht vastgelegd omdat gespecificeerd wordt binnen welk kader de gegevens zijn ingewonnen.

Uitvoering van de opdracht begint ermee dat de uitvoerende instantie naar een bepaalde locatie gaat om daar te gaan boren. Voorafgaand aan het boren kunnen ter plekke allerlei voorbereidende werkzaamheden worden uitgevoerd. Het enige dat voor de registratie telt, is of die werkzaamheden van invloed zijn geweest op de toestand van de ondergrond of op de bemonstering.
Om te boren wordt bepaalde apparatuur gebruikt. Met welke apparatuur geboord wordt hangt helemaal af van het doel van het onderzoek, de beoogde einddiepte en de plaats waar geboord wordt. Het kan een eenvoudige handboor zijn, maar ook een grote boorinstallatie met allerlei randapparatuur en voorzieningen voor het opvangen van boormateriaal. Met de hand boren kost minuten, maar mechanisch boren kan ook dagen in beslag nemen.

Het feitelijk onderzoek bestaat uit een of meer deelonderzoeken: (1) het beschrijven van boormonsters, (2) het analyseren van monsters, veelal in een laboratorium, (3) het maken van foto’s van boormonsters en (4) het uitvoeren van metingen in het boorgat (Figuur 4).

Figuur 4 De deelonderzoeken van booronderzoek.

Ieder deelonderzoek levert een resultaat en de registratie is zo ingericht dat de resultaten per deelonderzoek in de registratie ondergrond kunnen worden opgenomen.

Het deelonderzoek dat bijna altijd wordt uitgevoerd is het beschrijven van de boormonsters en dat levert als resultaat een beschrijving van de opbouw van de ondergrond vanuit de invalshoek van het betreffende vakgebied. De ondergrond wordt beschreven als opgebouwd uit lagen en van die lagen worden allerlei kenmerken beschreven.
Wanneer het onderzoek ook het uitvoeren van onderzoek in het laboratorium omvat worden samenstelling of eigenschappen van het materiaal nader bepaald. Bij het uitvoeren van metingen in het boorgat vindt eigenlijk hetzelfde plaats, maar dat gebeurt met een sonde die quasi-continu metingen doet terwijl de sonde haar weg door het boorgat aflegt.

Het proces zoals beschreven geldt voor booronderzoek in het algemeen. Per vakgebied verschilt de invulling waarbij de belangrijkste verschillen vooral in de deelonderzoeken tot uitdrukking komen.

3.5.1 Standaardisatie van booronderzoek

De catalogus van booronderzoek komt gefaseerd tot stand. De achtergrond daarvan is de grote verscheidenheid aan booronderzoek. Die maakt dat het standaardisatieproces dat aan de gegevensdefinitie ten grondslag ligt, een dimensie kent die bij veel andere registratieobjecten ontbreekt. Bij booronderzoek moet de informatie namelijk niet alleen binnen een vakgebied worden gestandaardiseerd, maar ook over alle vakgebieden heen.
In de praktijk betekent dit dat er een algemeen geldend kader moet worden ontwikkeld dat voor ieder van de vakgebieden specifiek wordt ingevuld. Het lastige is dat het algemene kader pas goed kan worden neergezet wanneer de standaardisatie voor ieder van de specifieke vakgebieden is doorlopen, en dat is nog niet het geval.

3.6 Basisgegevens

In de basisregistratie ondergrond wordt, waar het om onderzoek gaat, geprobeerd een strikt onderscheid te maken tussen basisgegevens en niet-basisgegevens. Basisgegevens zijn in de kern waarnemingen en metingen die door iedere vakbekwame persoon kunnen worden gedaan. Basisgegevens zijn onderling vergelijkbaar en hebben een algemene gebruikswaarde.
De tweede categorie gegevens omvat gegevens die voortkomen uit basisgegevens. De verscheidenheid daarin is eigenlijk onbegrensd. Het kan gaan om gegevens die voortkomen uit een combinatie van gelijksoortige basisgegevens uit verschillende bronnen, om gegevens die voorkomen uit de combinatie van basisgegevens met andersoortige basisgegevens, om gegevens die voortkomen uit de combinatie van basisgegevens en bijzondere kennis en alle denkbare combinaties van combinaties. Voor deze categorie worden termen gebruikt als synthese, model en interpretatie.

Het onderscheid tussen basisgegevens en niet-basisgegevens ligt ten grondslag aan het gegevensmodel van de basisregistratie ondergrond. En dat betekent dat een registratieobject of betrekking heeft op basisgegevens of op niet-basisgegevens.

Booronderzoek heeft altijd betrekking op basisgegevens met één uitzondering. In de bodemkunde is de modellering van waterretentie- en waterdoorlatendheidskarakteristieken onlosmakelijk verbonden met het uitvoeren van standaard hydrofysische boormonsteranalyse. Om aansluiting op de praktijk te houden is die modellering in het bodemkundig booronderzoek opgenomen.

In de werkpraktijk wordt gewoonlijk geen onderscheid gemaakt tussen basisgegevens en niet-basisgegevens. De opdrachtnemer verwerkt de ingewonnen basisgegevens en levert aan de opdrachtgever een geïntegreerd resultaat dat binnen de context van een specifieke opdracht goed kan worden begrepen. Dit betekent dat de informatie die de opdrachtgever geleverd krijgt naar haar aard verschilt van de informatie in de registratie ondergrond.

4. Geologisch booronderzoek

4.1 Inleiding

De catalogus voor het geologisch booronderzoek beschrijft de gegevens die in de registratie ondergrond zijn opgenomen van het booronderzoek dat vanuit het vakgebied van de geologie is uitgevoerd. De catalogus beschrijft de algemene gegevens van dit booronderzoek samen met de gedetailleerde uitwerking van de gegevens van de boormonsterbeschrijving, en van de gegevens die voortkomen uit het analyseren van boormonsters, en kent een aantal beperkingen. De boormonsterbeschrijving omvat alleen de gegevens die onder de standaard boorbeschrijvingsmethode die binnen de Geologische Dienst Nederland wordt gebruikt worden vastgelegd en de beschrijving van gesteente is nog niet opgenomen. Verder beperkt deze versie zich tot onderzoek dat onder kwaliteitsregime IMBRO valt. Het kwaliteitsregime IMBRO/A, dat bedoeld is voor historische gegevens, beperkt zich tot de beschrijvingen die onder de standaard boorbeschrijvingsmethode (SBB), archeologische standaard boorbeschrijvingsmethode (ASB) en de NEN 5104 zijn vastgelegd. De eisen voor IMBRO/A voor andere historische gegevens, worden in een volgende versie opgenomen.

Een booronderzoek is in de basisregistratie ondergrond het geheel van gegevens dat betrekking heeft op een specifiek booronderzoek dat op een specifiek moment en op een specifieke locatie in Nederland en onder een bepaalde opdracht is uitgevoerd. Booronderzoek levert een grote verscheidenheid aan gegevens en dat vraagt om ordening van informatie. Het belangrijkste gegeven om het onderzoek in te delen is het vakgebied.
Voor de gegevens die onder de basisregistratie ondergrond vallen, wordt een indeling in vijf verschillende vakgebieden gehanteerd. Naast geologie zijn dat toegepaste geologie, bodemkunde, cultuurtechniek en geotechniek. De catalogus voor het registratieobject komt in delen tot stand. Eerst wordt voor ieder vakgebied een catalogus gemaakt. Wanneer de vijf catalogi gereed zijn wordt een nieuwe catalogus gemaakt die alle vakgebieden omvat en waarin de ongewenste verschillen zijn weggenomen. Die catalogus geeft een samenhangende beschrijving van het registratieobject booronderzoek.

4.1.1 Geologisch booronderzoek

De indeling van het booronderzoek naar vakgebied is bedoeld om categorieën van gegevens te onderscheiden zodat per categorie een catalogus kan worden gemaakt. Het ene vakgebied is breder dan het andere. De categorie die met geologisch booronderzoek wordt aangeduid is betrekkelijk smal. Het onderzoek heeft een specialistisch karakter en dekt met name de gegevens die ingewonnen worden met als doel ze te gebruiken voor het maken en verbeteren van modellen die de opbouw van de ondergrond in termen van hydrogeologische en geologische eenheden beschrijven. Dat is het typisch geologisch booronderzoek. In de praktijk wordt onderzoek dat voor andere doelen wordt uitgevoerd ook tot het geologisch booronderzoek gerekend als het qua methodiek en gegevensinhoud met dit type overeenkomt.
Het specialistische karakter van het onderzoek komt onder meer naar voren in de eigen manier van het beschrijven van boormonsters. Die beschrijving is erop gericht gegevens vast te leggen die het mogelijk maken natuurlijke eenheden te identificeren. Daartoe wordt de samenstelling van het materiaal in detail vastgelegd en er wordt bijvoorbeeld gelet op allerlei aspecten die informatie in zich dragen over de omstandigheden waaronder het materiaal is gevormd en over de herkomst en de ouderdom ervan. Dat soort gegevens is nodig voor het maken van interpretaties die weer gebruikt worden voor het maken van de modellen. De interpretaties en de modellen vallen in de systematiek van de basisregistratie niet onder het booronderzoek. Modellen vormen een apart registratiedomein en alleen bepaalde landelijke modellen worden in de basisregistratie opgenomen. De modellen waarvoor de gegevens worden ingewonnen hebben een definiërend karakter en leveren de kaders voor praktisch alle vormen van onderzoek aan de ondergrond, waaronder booronderzoek vanuit andere vakgebieden.

Geologisch booronderzoek wordt zowel op land als op zee uitgevoerd en kan tot duizenden meters diepte onder maaiveld of waterbodem reiken. Op grote diepte bestaat de ondergrond niet langer uit grond maar uit gesteente. Geologisch onderzoek richt zich vooral op de natuurlijke ondergrond, maar ook de grondlichamen die door de mens zijn neergelegd worden in het onderzoek meegenomen.

De indeling naar vakgebied heeft haar beperkingen. In de werkelijkheid komt het voor dat booronderzoek een multidisciplinair karakter heeft en vanuit een combinatie van vakgebieden wordt uitgevoerd. Wanneer het om multidisciplinair onderzoek gaat dat een combinatie is van vakgebieden die onder de reikwijdte van de basisregistratie vallen, zullen de bijzondere eisen die ervoor gelden worden vastgelegd in de catalogus die voor het booronderzoek in zijn geheel gaat gelden.
Archeologisch en milieukundig booronderzoek vallen echter buiten het bereik van de basisregistratie ondergrond.noot Wanneer geologisch onderzoek wordt gecombineerd met archeologisch of milieukundig onderzoek wordt alleen het geologische deel van het onderzoek in de basisregistratie ondergrond opgenomen. In zo’n geval wordt wel gepreciseerd dat slechts een deel van de resultaten is geregistreerd.

Noot

4.1.2 Boren

Booronderzoek omvat vormen van onderzoek die ermee beginnen dat de ondergrond door boren wordt ontsloten. Wat onder boren moet worden verstaan is in verreweg de meeste gevallen triviaal, het is het maken van een gat met behulp van een apparaat dat we een boor noemen. In de definities wordt duidelijk dat er ook andere manieren zijn om een gat in de ondergrond te maken en die worden gemakshalve toch tot het boren gerekend. Er worden echter ook gaten in de ondergrond gemaakt met afwijkende methoden die buiten het bereik van deze catalogus vallen. Dat zijn allemaal methoden die op water worden gebruikt en die tot doel hebben een hap uit de waterbodem te nemen. Apparaten die daarvoor gebruikt worden zijn bijvoorbeeld de boxcorer en de Van Veen-bodemhapper. Onderzoek dat gebaseerd is op dergelijke technieken valt helemaal buiten het bereik van de basisregistratie ondergrond en de reden daarvoor is dat de resultaten een zeer geringe waarde voor hergebruik hebben, omdat de diepte van het bemonsterde interval niet goed bepaald is en de waterbodem binnen korte tijd kan veranderen.

4.1.3 Kwaliteit van de monsters

De gegevens over de opbouw en de eigenschappen van de ondergrond die uit booronderzoek voortkomen, zijn gebaseerd op monsters die uit de ondergrond genomen zijn. Voor het hergebruik van de gegevens is het van belang te weten in welke mate de monsters waarop de waarnemingen en metingen zijn gebaseerd representatief geacht kunnen worden voor de situatie in-situ. Anders gezegd, voor hergebruik is het van belang de kwaliteit van de monsters vast te leggen.

De kwaliteit van de monsters is van een groot aantal factoren afhankelijk: hoe er geboord is, hoe de monsters genomen zijn, met wat voor apparaat, hoe de monsters boven de grond zijn behandeld, getransporteerd en opgeslagen. De gegevens over het boren, bemonsteren en de relevante specificaties van het apparaat zijn in deze catalogus opgenomen. Die gegevens bepalen het maximaal te bereiken kwaliteitsniveau. Om die kwaliteit in het verdere proces te kunnen behouden, zijn binnen het werkveld van de geotechniek procedures opgesteld en die worden ook in het geologisch werkveld gevolgd. Monsters worden ingedeeld in 5 klassen op basis van de NEN-EN-ISO 22475 en voor iedere klasse is vastgelegd hoe de monsters behandeld moeten worden vanaf het moment dat ze boven de grond zijn gekomen. De classificatie geeft aan in welke mate de oorspronkelijke toestand van de grond bewaard is gebleven. Geroerde monsters, dat wil zeggen monsters waarin de oorspronkelijke samenhang van de grond al door het boren verloren is gegaan, vormen één klasse. De andere klassen hebben betrekking op ongeroerde monsters, monsters waarin de oorspronkelijke samenhang van de grond in enige mate bewaard is gebleven. In hoeverre de kwaliteit op het moment dat de monsters worden beschreven of geanalyseerd afwijkt van de initiële kwaliteit, wordt vastgelegd als onderdeel van het onderzoek.

4.1.4 Deelonderzoeken

Geologisch booronderzoek omvat gewoonlijk drie van de vier deelonderzoeken die in booronderzoek kunnen worden onderscheiden en dat zijn de boormonsterbeschrijving, de boormonsterfotografie en, de boormonsteranalyse. Het vierde deelonderzoek, de boorgatlogging, het onderzoek waarin het boorgat wordt bemeten, wordt niet zo vaak uitgevoerd. Van de vier deelonderzoeken zijn er twee in deze versie van de catalogus opgenomen, de boormonsterbeschrijving en de boormonsteranalyse (Figuur 5).
In de boormonsterbeschrijving wordt het materiaal dat uit de ondergrond naar boven is gehaald, beschreven op een manier die inzicht geeft in de opbouw van de ondergrond en de globale eigenschappen ervan. De boormonsterbeschrijving is het onderzoek dat traditioneel de grondslag levert voor (hydro)geologische modellen. In het laboratorium worden allerlei proeven uitgevoerd om de samenstelling en een grote verscheidenheid aan eigenschappen nauwkeurig te bepalen. De verscheidenheid aan bepalingen is groot en iedere bepaling vraagt een eigen definitie. Dat vergt tijd en om die reden wordt de standaardisatie van boormonsteranalyse in fasen gerealiseerd.

Deelonderzoeken
Figuur 5 Geologisch booronderzoek in deze versie van de catalogus; boormonsterfotografie en boorgatlogging zijn nog buiten scope.

4.1.5 Methode van beschrijven

Voor 2017 hadden boormonsterbeschrijvingen in de vakgebieden geologie, toegepaste geologie en de geotechniek een gemeenschappelijke grondslag en dat was de NEN 5104. Voor de geotechniek is internationaal inmiddels een nieuwe norm van kracht geworden en in 2019 is daarvan een Nederlandse invulling gemaakt (NEN-EN-ISO 14688). De nieuwe norm is op een andere leest geschoeid dan de oude. In de beschrijving van grond onder NEN 5104 staat de samenstelling van grond centraal en in de beschrijving onder NEN-EN-ISO 14688 het gedrag van grond. Dit verschil in benadering maakt de beschrijvingen minder geschikt voor de geologen die de landelijke (hydro)geologische modellen maken. Voor dat doel moet juist de samenstelling van de grond in de beschrijving centraal staan. De geologen van de Geologische Dienst Nederland die de landelijke modellen maakt, blijven zich daarom baseren op een eigen, op de NEN 5104 gebaseerde, methode: de Standaard Boor Beschrijvingsmethode (SBB).
Met het van kracht worden van de nieuwe norm zijn de al bestaande verschillen tussen geologisch en geotechnisch booronderzoek groter geworden. Dat geldt ook voor het verschil tussen geologisch en toegepast geologisch onderzoek. Toegepast geologisch booronderzoek zal aansluiten op de NEN-EN-ISO 14688.
De SBB kent verschillende kwaliteitsniveaus en die staan voor verschillen in expertiseniveau en monsterkwaliteit. Het expertiseniveau van de beschrijver bepaalt tot in welk detail de grond wordt beschreven en de kwaliteit van de monsters bepaalt welke aspecten worden beschreven. Van geroerde monsters worden met name de samenstelling en de kleur van de grond beschreven. De beschrijving van ongeroerde monsters is gericht op het herkennen van de lagen waaruit de ondergrond is opgebouwd. Van een laag worden allerlei aspecten vastgelegd die inzicht geven in de omstandigheden waaronder de laag is gevormd. De opdracht bepaalt het kwaliteitsniveau.
In de basisregistratie ondergrond kunnen niet alleen beschrijvingen die onder SBB zijn gemaakt worden geregistreerd, maar ook oude beschrijvingen die onder de ASB of de NEN 5104 zijn gemaakt kunnen onder het kwaliteitsregime IMBRO/A worden geregistreerd. Zowel onder de ASB als de NEN 5104 worden minder gegevens vastgelegd. Daarnaast werd bij oude beschrijvingen geen strikt onderscheid gemaakt tussen gegevens die uit het beschrijven en de gegevens die uit het meten voortkomen. Met als gevolg dat niet altijd duidelijk is waarop de gegevens van een oude beschrijving berusten. Bij beschrijvingen die onder NEN 5104 tot stand zijn gekomen, zijn eventueel extra aspecten beschreven die geen onderdeel uitmaken van de procedure. Deze set booronderzoeken beslaat een breed spectrum in de mate van detail van beschrijven.

4.2 Belangrijkste entiteiten

4.2.1 Booronderzoek

Deze entiteit draagt de naam van het registratieobject zelf en bevat de gegevens die het booronderzoek identificeren en allerlei administratieve gegevens die betrekking hebben op onder meer de herkomst van het onderzoek in de registratie. Zo geeft de entiteit informatie over het doel waarvoor het onderzoek is uitgevoerd (kader inwinning), en de grondslag voor de verplichting tot aanlevering (kader aanlevering).

Booronderzoek begint eigenlijk altijd met activiteiten in het veld en die worden in bepaalde gevallen gevolgd door activiteiten binnenshuis, veelal in een laboratorium. Er is maar een geval waarin er geen werkzaamheden in het veld worden uitgevoerd en dat is wanneer booronderzoek gebruik maakt van de resultaten uit eerder veldwerk of uit veldwerk dat voor een andere opdrachtgever is uitgevoerd.noot

Noot

4.2.2 Registratiegeschiedenis

De registratiegeschiedenis van een booronderzoek geeft de essentie van de geschiedenis van het object in de registratie ondergrond, de zgn. formele geschiedenis. De registratiegeschiedenis vertelt bijvoorbeeld wanneer voor het eerst gegevens van het object zijn geregistreerd en of er na registratie correcties zijn doorgevoerd.

4.2.3 Rapportagegeschiedenis

De bronhouder beslist of hij de resultaten van een booronderzoek in delen of in hun geheel gerapporteerd wil krijgen. Wanneer een rapport dat onder de wettelijke verplichtingen valt door de bronhouder is geaccepteerd, wordt het ter registratie aan de landelijke voorziening aangeboden. De rapportagegeschiedenis geeft de essentie van het verloop van de rapportage en vormt de zgn. materiële geschiedenis van het object booronderzoek.

4.2.4 Boring

De kernactiviteit in het veld is het maken van het gat, de boring. Voor het onderzoek is het van het grootste belang de gegevens vast te leggen die van invloed zijn op de uiteindelijke resultaten van het onderzoek. Daarnaast betekent boren dat men de toestand van de ondergrond verandert. Om de gevolgen van die ingreep later te kunnen beoordelen is het van belang te weten hoe men de ondergrond heeft achtergelaten.
Aan het maken van een boorgat kunnen voorbereidende werkzaamheden zijn voorafgegaan. Het weggraven van materiaal is een bijzondere vorm van voorbereiding omdat daaruit ook gegevens over de opbouw van de ondergrond kunnen voortkomen. Wanneer het weggegraven materiaal globaal is beschreven wordt dat apart vastgelegd (Weggegraven laag) en niet als onderdeel van het deelonderzoek Boormonsterbeschrijving.
Bij het boren gebruikt men een bepaalde techniek om het apparaat dat men gekozen heeft de grond in te drijven. Bij onderzoek dat zich tot geringe diepte beperkt boort men vaak met de hand, voor ander onderzoek gebeurt dat veelal mechanisch. Tijdens het boren kan men herhaaldelijk van techniek wisselen, en voor een goed begrip van de onderzoeksresultaten is het van belang te weten welk deel van de ondergrond met welke techniek is doorboord (Geboord interval).
Het doel van het boren is dat er monsters uit de ondergrond worden gehaald. Dat kan op allerlei manieren gebeuren en tijdens het boren kan men herhaaldelijk van manier wisselen (Bemonsterd interval).
Tijdens het boren kan men constateren dat er in bepaalde intervallen sporen van verontreiniging voorkomen (Verontreinigd interval) en dat wordt dan vastgelegd om latere gebruikers te kunnen informeren.
Wanneer men ten slotte klaar is met boren kan het ontstane gat op een bepaalde manier worden afgewerkt. Dat kan weer per diepte-interval verschillen (Afgewerkt interval).

4.2.5 Bemonsteringsapparaat

In het geval men monsters gestoken of gekernd heeft worden ook specificaties vastgelegd van het apparaat dat daarvoor gebruikt is. In Figuur 6 en Figuur 7 wordt geïllustreerd wat de belangrijkste kenmerken zijn.

Bemonsteringsapparaat
Figuur 6 Het bemonsteringsapparaat: (a) een apparaat met een haakse steekmond, (b) een apparaat waarvan de steekmond een hoek (α) maakt met de verticaal en (c) een apparaat als b maar dan voorzien van een passieve zuiger. De letter l geeft de lengte van de container aan, d1 de doorgangsdiameter en d2 de diameter van de steekmond. De diameter van de container is gelijk aan de doorgangsdiameter.
Bemonsteringsapparaat2
Figuur 7 Het bemonsteringsapparaat: (a) een apparaat met een afschroefbare steekmond en een vanger en (b) eenzelfde apparaat maar dan met een variabele diameter en een container die voorzien is van een liner. De letter l geeft de lengte van de container aan, d1 de doorgangsdiameter, d2 de diameter van de steekmond en d3 de diameter van de container.

4.2.6 Terreintoestand

Voor, tijdens of direct na het boren kunnen in het veld waarnemingen worden gedaan die deel uitmaken van het booronderzoek. Die waarnemingen hebben betrekking op de toestand van het terrein. Dat begrip wordt in nogal ruime zin opgevat en dekt alle gegevens die vastgelegd worden om een goed begrip te krijgen van de ruimtelijke context waarbinnen het onderzoek is uitgevoerd.

4.2.7 Sliblaag

Bij boren op water kan er op de waterbodem een laag slib blijken te liggen. Wanneer dat voor het onderzoek relevant geacht is, worden enkele kenmerken daarvan vastgelegd.

4.2.8 Boormonsterbeschrijving

Boormonsterbeschrijving is het deelonderzoek dat betrekking heeft op het beschrijven van de monsters met als doel een of meer boorprofielen te maken. Een boormonsterbeschrijving onder SBB 6 versie 2022 resulteert in maximaal twee boorprofielen.
Bij historische beschrijvingen van grond die onder voorgaande versies van de SBB, de ASB of de NEN 5104 tot stand zijn gekomen, is altijd sprake van één boorprofiel.

4.2.9 Boorprofiel

Een boorprofiel is het resultaat van de boormonsterbeschrijving en beschrijft de laagopbouw van het deel van de ondergrond dat bemonsterd is.
Een boorprofiel heeft een bepaalde beschrijfkwaliteit en dat wil zeggen dat de kwaliteit van de monsters waarop de beschrijving gebaseerd is en de mate van detail in de beschrijving over het hele profiel vergelijkbaar zijn. Onder NEN 5104 heeft dat begrip eigenlijk geen onderscheidende waarde, omdat er altijd maar een profiel is. De kwaliteit daarvan wordt niet gespecificeerd omdat gewoonlijk niet meer te achterhalen is waarop de gegevens precies zijn gebaseerd. Onder de SBB heeft het begrip beschrijfkwaliteit wel onderscheidende waarde. Een geval waarin een boormonsterbeschrijving twee boorprofielen oplevert is wanneer op een bepaalde plaats een boring is gezet die op twee manieren bemonsterd is (Figuur 8).

Boorprofiel
Figuur 8 Uit een boring komen geroerde en ongeroerde monsters en in de beschrijving worden dan twee boorprofielen gemaakt. In deze versie van de catalogus is de beschrijving van gesteente overigens buiten scope.

Over het hele boortraject zijn monsters met een relatief lage kwaliteit, geroerde monsters, genomen. Daarnaast zijn van bepaalde dieptes monsters met een hoge kwaliteit, ongeroerde monsters, verkregen. Het verschil in kwaliteit is zo groot dat de monsters apart beschreven moeten worden. In het eerste geval ontstaat een continu profiel, in het tweede een discontinu profiel.

Het uitgangspunt is dat het boorprofiel alle met een bepaalde kwaliteit bemonsterde intervallen dekt en dat de bemonsterde intervallen compleet zijn beschreven. Het kan echter zijn dat dit niet gelukt is, bijvoorbeeld omdat er per ongeluk een monster verdwenen is. De intervallen die niet beschreven konden worden, worden expliciet in het profiel opgenomen (Niet-beschreven interval) en de reden waarom het niet beschreven is wordt vastgelegd.

4.2.10 Laag

De belangrijkste entiteiten in een boorprofiel zijn de lagen. Een laag bestaat uit grond of uit bijzonder materiaal, dat is materiaal dat niet als grond of gesteente wordt beschouwd (of uit gesteente, maar dat valt nog buiten het bereik van de catalogus). Een laag die uit bijzonder materiaal bestaat wordt summier beschreven, een laag die uit grond bestaat wordt uitvoerig beschreven. Een laag heeft een boven- en ondergrens en is van natuurlijke of menselijke (antropogeen) oorsprong.

Wat een laag in een geologisch boorprofiel voorstelt, hangt echter af van de kwaliteit van de monsters.
Onder NEN 5104 is niet vastgelegd op welke wijze de grenzen van lagen zijn bepaald. Ook zijn er geen beperkingen gesteld aan de laagdikte. Veiligheidshalve zou men de lagen in een boorprofiel dat is beschreven onder NEN 5104 altijd moeten beschouwen als beschrijfeenheden.
In een boorprofiel dat betrekking heeft op geroerde monsters, is de laag een bemonsteringseenheid en vertegenwoordigt iedere laag een monster. Zo’n laag wordt beschreven als een lithologisch homogeen geheel en heeft een soort grond (Grond).
In een boorprofiel dat betrekking heeft op ongeroerde monsters, is de laag idealiter een geheel dat onder bepaalde omstandigheden is gevormd, een genetische eenheid. De ideale situatie doet zich alleen voor wanneer er sprake is van een continu profiel waarin alle grenzen zichtbaar zijn. Wanneer dat niet het geval is, zoals verbeeld in Figuur 8, is een deel van de grenzen door de bemonstering bepaald.

Lagen die genetische eenheden zijn, bestaan op allerlei schalen, maar in de beschrijfpraktijk ligt de dikte vaak in het bereik van een decimeter tot een meter. De minimale dikte is voor de beschrijving vastgesteld op 2 millimeter; een maximale dikte is niet vastgelegd.
Een laag die een genetische eenheid is, kan in andere aspecten dan de samenstelling van de grond van aangrenzende lagen verschillen en hoeft in lithologisch opzicht geen homogeen geheel te zijn. Er zijn verschillende mogelijkheden om een dergelijke laag te beschrijven.

In het meest voorkomende geval (Figuur 9a) is de laag een lithologisch homogeen geheel of kan de laag als zodanig worden beschreven. Zo’n laag kan structuurloos zijn of een bepaalde structuur hebben en bestaat uit een soort grond die in detail wordt beschreven. In een dergelijke laag kunnen een of enkele laagjes voorkomen die uit een afwijkende grondsoort bestaan, maar die worden alleen globaal beschreven.
In het tweede geval (Figuur 9b), dat overigens niet zo vaak voorkomt, is de laag een regelmatige afwisseling van dunne laagjes die uit verschillende soorten grond bestaan. Een dergelijke laag heet heterogeen gelaagd en de grond wordt per type laagje (Laagje) in detail beschreven.
In het derde, zeer sporadisch voorkomende geval (Figuur 9c) bestaat de laag uit verschillende soorten grond die grillige lichamen vormen. De structuur van een dergelijke laag wordt omschreven als onregelmatig vervormd en de grond wordt per deel (Laagdeel) in detail beschreven.

Lagen
Figuur 9 De lichtgekleurde laag stelt een eenheid voor die uit een andere grondsoort bestaat dan de aangrenzende lagen. In het eerste geval (a) wordt de laag als een homogeen geheel beschreven met daarin een afwijkend laagje. In het tweede geval (b) wordt de laag beschreven als opgebouwd uit laagjes die in grondsoort verschillen. In het derde geval (c) wordt de laag beschreven als opgebouwd uit laagdelen die in grondsoort verschillen.

4.2.11 Grond

Onder SBB 6 versie 2022 wordt van grond altijd de grondsoort, de kleur, de hoeveelheid glauconiet en het al dan niet voorkomen van sporen van beworteling vastgelegd. Welke kenmerken er verder worden vastgelegd hangt af van de beschrijfkwaliteit, de kwaliteit van de monsters en de grondsoort. Om de gegevens beter bruikbaar te maken voor de geotechniek wordt naast de geologische naam van de grondsoort, ook de geotechnische naam volgens NEN-EN-ISO 14688 vastgelegd.
Wanneer de grond bestanddelen bevat die niet als een normaal onderdeel van grond gelden, wordt het voorkomen ervan beschreven (Bijzonder bestanddeel) en hetzelfde geldt voor brokjes van een andere grondsoort (Brokje). Welke kenmerken er verder worden vastgelegd hangt af van de grondsoort en de beschrijfkwaliteit, en dat laatste wil zeggen: de combinatie van expertiseniveau en kwaliteit van de monsters.
Onder NEN 5104 wordt altijd de grondsoort vastgelegd en afhankelijk van de grondsoort ook het gehalte aan grind en organische stof. Wat er verder wordt vastgelegd is onder NEN 5104 niet gespecificeerd.

4.2.12 Grindfractie

Het deel van de grond dat uit grind (minerale korrels die in grootte variëren van 2 tot 63 mm) bestaat wordt apart beschreven. Het gaat daarbij onder meer om de vorm (hoekigheid, sfericiteit), de kleur (bontheid) en de grootte van de korrels (bijv. grindmediaanklasse). Specialisten benoemen ook nog de herkomst van het grind en het soort minerale korrels (Grindbestanddeel).

4.2.13 Zandfractie

Het deel van de grond dat uit zand (minerale korrels die in grootte variëren van 0,063 tot 2 mm) bestaat wordt apart beschreven. Het gaat daarbij onder meer om de vorm (hoekigheid), de kleur (bontheid) en de grootte van de korrels (bijv. zandmediaanklasse). Specialisten benoemen ook nog de verdeling van de korrels naar kleur (Zandbestanddeel).

4.2.14 Schelpenfractie

Het deel van de grond dat uit schelpmateriaal bestaat wordt apart beschreven. In alle gevallen worden de relatieve hoeveelheden gruis, fragmenten en hele schelpen bepaald en wordt het voorkomen van een aantal kenmerkende schelpensoorten vastgelegd (Schelpenbestanddeel). Van ongeroerde monsters wordt ook het voorkomen van schelpdoubletten beschreven. Andere kenmerken worden alleen door beschrijvers met bijzondere expertise beschreven.

4.2.15 Organische fractie

Het deel van de grond dat uit organisch materiaal bestaat wordt apart beschreven. Standaard wordt benoemd of het houtige of niet-houtige plantenresten betreft. De specialisten benoemen ook de verschillende soorten plantenresten (Organisch bestanddeel). Wanneer het organisch materiaal veen bevat, wordt ook het soort veen benoemd (soort veen).

4.2.16 Afwijkend laagje, insluitsel, sedimentlens en vlek

Bij de beschrijving van grond van ongeroerde monsters wordt niet alleen op het voorkomen van brokjes van andere grondsoorten gelet. Andere grondsoorten kunnen ook voorkomen in de vorm van laagjes (Afwijkend laagje), als lenzen die sedimentair van oorsprong zijn (Sedimentlens) of als grillig verlopende lichamen die door de verstoring van dunne laagjes zijn ontstaan (Insluitsel).
Wanneer de grond gevlekt is wordt het voorkomen van de vlekken beschreven (Vlek).

4.2.17 Munsellkleur en dierlijk fossiel

Beschrijvers met een bijzondere expertise leggen het voorkomen van de fossiele resten van bepaalde dierlijke organismen (Dierlijk fossiel) vast bij de uitgebreide beschrijving. De kleur van de grond volgens de systematiek van Munsell (Munsellkleur) wordt ook bij de uitgebreide beschrijving vastgelegd.

4.2.18 Fractieverdeling

Beschrijvers met een bijzondere expertise leggen de fractieverdeling vast van grondsoorten die in een van de volgende categorieën vallen: organische gronden, schelprijke gronden, grindrijke minerale gronden en grindarme minerale gronden. Zij beschouwen de grond als een mengsel van zes fracties: organische stof, schelpmateriaal, grind, zand, silt en lutum; de laatste vier fracties bij elkaar worden de minerale fractie genoemd. De manier waarop de aandelen van de fracties worden berekend volgt uit de stapsgewijze benadering die in de driehoeksystematiek van NEN 5104 opgesloten ligt. Het resultaat van de berekening vraagt enige toelichting, omdat het totaal van de fracties niet altijd optelt tot 100 procent en omdat er voor iedere categorie eigen regels gelden.
Een voorbeeld in Figuur 10 moeten een en ander verduidelijken. Voor organische gronden geldt het totaal van de massa’s van de fracties organische stof, zand, silt en lutum als 100 procent. Het aandeel schelpmateriaal en het aandeel grind worden anders berekend. Van schelpmateriaal wordt het aandeel in het volume van de grond zonder meenemen van de organische stof geschat. Van grind wordt het aandeel in de massa van de vier minerale fracties geschat. In Figuur 10 is per categorie grond aangegeven of de fractieverdeling wordt bepaald en zo ja, hoe die wordt bepaald.

Fractieverdeling
Figuur 10 Er worden zes categorieën grond onderscheiden. Van zeer grove minerale gronden en bijzondere gronden wordt geen fractieverdeling bepaald, van de andere wel. Per categorie grond is in kleur aangegeven welke fracties tot 100 procent optellen. Voor verdere toelichting zie de tekst.

4.2.19 Post-sedimentaire discontinuïteit

De laagopbouw kan verstoord zijn doordat discontinuïteiten de lagen doorsnijden. Wanneer de laagopbouw ondanks de verstoring nog goed te beschrijven is, worden naast de lagen ook de kenmerken van de discontinuïteit vastgelegd. De zogenaamde post-sedimentaire discontinuïteit is van menselijke (antropogeen) of natuurlijke oorsprong, zoals breuken, krimpscheuren en ijswiggen. Als door verstoring de beschrijving van de laagopbouw praktisch onmogelijk is, wordt het verstoorde interval niet beschreven. In dat geval beveelt de procedure aan een foto van het verstoorde interval te maken.

4.2.20 Boormonsteranalyse

Boormonsteranalyse is het deelonderzoek dat betrekking heeft op het doen van metingen aan boormonsters. De metingen worden in een laboratorium uitgevoerd. De catalogus dekt een deel van de bepalingen die in standaard geologisch booronderzoek uitgevoerd worden en dat zijn altijd bepalingen aan grond en bijzonder materiaal.

In standaard geologisch onderzoek worden de hydrofysische eigenschappen, eigenschappen die op de samenstelling van het materiaal betrekking hebben en de chemische eigenschappen bepaald. Van de chemische eigenschappen zijn alleen het organisch koolstofgehalte en zwavelgehalte binnen scope van deze versie van de catalogus.

4.2.21 Onderzocht interval

In de boormonsteranalyse worden aan een of meer intervallen bepalingen gedaan, de onderzochte intervallen. De kwaliteit van het monster en de beschikbare hoeveelheid materiaal bepalen in eerste instantie wat er allemaal van een interval kan worden bepaald. De beperking in hoeveelheid materiaal betekent dat bepaalde bepalingen elkaar in de praktijk uitsluiten en dat bepalingen die wel gecombineerd kunnen worden elkaar veelal in een strikte volgorde moeten opvolgen.

In sommige gevallen vereist een bepaling een niet verstoord monster. Het deel dat moet worden geanalyseerd, het proefstuk, wordt uit het monster genomen en de rest wordt beschreven. Wanneer de volledige doorsnede van het monster wordt gebruikt, blijft er een gat in het monster achter dat niet beschreven kan worden (zie Figuur 11). Het proefstuk gaat onbeschreven de bepaling in en het materiaal wordt na uitvoering van de bepaling beschreven door degene die de bepaling heeft uitgevoerd. De kwaliteit van het materiaal is dan ingrijpend veranderd en niet langer vergelijkbaar met dat van de niet onderzochte intervallen. Daarom wordt de beschrijving van het materiaal waaruit het proefstuk bestaat, als onderdeel van de boormonsteranalyse vastgelegd en niet opgenomen in de boormonsterbeschrijving.

Onderzocht interval
Figuur 11 In het bovenste interval wordt een ring gestoken uit een niet verstoord boormonster en het materiaal in de ring vormt het proefstuk dat wordt onderzocht, daarnaast wordt uit hetzelfde interval materiaal genomen om te onderzoeken op andere eigenschappen; er blijft voldoende materiaal over om het materiaal op normale wijze te beschrijven.
In het middelste geval wordt alleen materiaal genomen om te onderzoeken op eigenschappen; er blijft voldoende materiaal over om het materiaal op normale wijze te beschrijven.
In het onderste interval word een ring gestoken uit een niet verstoord boormonster; er blijft onvoldoende materiaal over en het materiaal kan niet op de normale wijze worden beschreven en blijft buiten de boormonsterbeschrijving. In bepaalde gevallen worden de boven- en onderkant afgesneden, de zogenaamde afsnijdsels, en worden gebruikt voor aanvullende bepalingen.

Welke bepalingen er zijn uitgevoerd, wordt voor ieder onderzocht interval vastgelegd. Het gaat om hydrofysische eigenschappen, eigenschappen die op de samenstelling van het materiaal betrekking hebben of chemische eigenschappen.

Iedere bepaling die als onderdeel van de boormonsteranalyse wordt uitgevoerd, is aan een bepaalde procedure onderworpen en wordt volgens een bepaalde methode uitgevoerd. Wanneer er in de uitvoering keuzen worden gemaakt die voor de gebruiker van de gegevens relevant kan zijn, worden die vastgelegd. Datzelfde geldt voor de eventuele bijzonderheden die zich tijdens de uitvoering voordoen of die men na afloop constateert door het materiaal te bekijken.

4.2.22 Onderzocht materiaal

Het materiaal waaruit een proefstuk bestaat dat de volledige doorsnede van een niet verstoord boormonster omvat, wordt pas na afloop van de bepaling beschreven (zie Figuur 11). Het resultaat wordt apart vastgelegd en alleen de aspecten die na afloop van de bepaling nog als representatief voor het oorspronkelijk monster kunnen worden beschouwd, worden beschreven. In het uitzonderlijke geval dat het interval uit bijzonder materiaal bestaat, wordt alleen de naam van het materiaal vastgelegd.

4.2.23 Bepaling van de korrelgrootteverdeling

Voor de korrelgrootteverdeling wordt de samenstelling van het materiaal bepaald vanuit het perspectief dat grond een mengsel van minerale deeltjes van verschillende grootte is. De deeltjes worden korrels genoemd. Volgens een bepaalde methode, of combinatie van methoden, wordt het aandeel van de gekozen groottefracties in het totale mengsel bepaald. De fracties bij elkaar vormen een aaneensluitende reeks die het groottebereik volledig dekt.

Standaard wordt laserdiffractie gebruikt en wordt het materiaal kleiner dan 2 mm nader onderscheiden in standaard fracties. Wanneer het materiaal uit grind of grover materiaal bestaat wordt aan hetzelfde onderzocht een tweede bepaling van de korrelgrootteverdeling uitgevoerd om het materiaal groter dan 2 mm nader te onderscheiden in standaard fracties. Dit gebeurt door middel van droog zeven. Het materiaal kleiner dan 2 mm wordt in dit geval wat grover onderverdeeld.
Voorafgaand aan de bepaling wordt standaard organische stof verwijderd en in de meeste gevallen ook koolzure kalk. Als voorbehandeling worden in het materiaal kleiner dan 2 mm samengeklonterde korreltjes van elkaar los gemaakt (dispersie).
De metingen worden altijd omgerekend naar een percentage van de totale massa. In alle gevallen wordt in het resultaat onderscheid gemaakt tussen de fractie kleiner dan 63 µm, de fractie tussen 63 µm en 2mm en de fractie groter dan 2 mm.
De korrelgrootteverdeling wordt in eerste instantie gebruikt om het materiaal te classificeren.

4.2.24 Bepaling van het kalkgehalte

Het gehalte aan kalk wordt bepaald door het aanwezige calciumcarbonaat (koolzure kalk) op een bepaalde manier te verwijderen en het verlies aan massa te meten.
Het kalkgehalte is een basisparameter die primair gebruikt wordt om de grond te classificeren.

4.2.25 Bepaling van het organischestofgehalte

Het gehalte aan organische stof wordt bepaald door het organisch materiaal op een bepaalde manier te verwijderen en het verlies aan massa te meten. Bij de berekening van het gehalte kan het nodig zijn te corrigeren voor het verlies van water dat aan klei is gebonden (lutumcorrectie) of aan ijzeroxiden (vrij ijzercorrectie).
Het organische stofgehalte is een basisparameter die primair gebruikt wordt om de grond te classificeren.

4.2.26 Bepaling van het organisch koolstofgehalte

Het gehalte aan organisch koolstof wordt bepaald door het organisch materiaal volgens een bepaalde methode te oxideren. Het gehalte aan organisch koolstof kan worden berekend door de hoeveelheid CO2 die vrijkomt te bepalen volgens een bepaalde methode.

4.2.27 Bepaling van het zwavelgehalte

Het gehalte aan zwavel wordt bepaald door het zwavel in het materiaal volgens een bepaalde methode te oxideren. Het gehalte aan zwavel kan worden berekend door de hoeveelheid SO2 die vrijkomt te bepalen volgens een bepaalde methode.

4.2.28 Bepaling van de verzadigde waterdoorlatendheid

De waterdoorlatendheid van met waterverzadigde grond is de snelheid waarmee water door grond stroomt. Binnen geologisch booronderzoek wordt de verzadigde waterdoorlatendheid bepaald volgens de falling head methode of de aangepaste falling head methode voor minder cohesief materiaal. De standaard falling head methode wordt gebruikt voor cohesieve grond en de aangepaste falling head methode voor onvoldoende cohesief materiaal.
Bij beide methoden verzadigd men eerst het proefstuk en laat men water van een bepaalde soort (gebruikt medium) door de grond stromen, en daarvan wordt vastgelegd of de daarin aanwezige gassen eruit verwijderd zijn (water ontgast). Men laat het water meestal van boven naar onder door het proefstuk stromen. De variabelen die van invloed zijn op het resultaat worden vastgelegd (verzadigingsmethode, temperatuur, maximale gradiënt).

Het proefstuk wordt altijd met een ring uit een niet verstoord boormonster gestoken, waarbij wordt vastgelegd of de doorlatendheid verticaal is gemeten (verticaal bepaald). Bij de falling head methode kiest men in het laboratorium of de poreuze stenen in de proefstelling nat of droog moeten zijn en of de steekring een waterafstotende laag moet krijgen en legt men het proefstuk een bepaalde belasting op. Bij de aangepaste falling head methode voor onvoldoende cohesieve grond legt men geen belasting op. Het resultaat van de bepaling is de verzadigde waterdoorlatendheid bij de opgelegde belasting.

4.2.29 Bepaling van het watergehalte

Het watergehalte wordt bepaald door het in het materiaal aanwezige water op een bepaalde manier te verwijderen, het massaverlies te meten en het resultaat uit te drukken in de verhouding tussen de hoeveelheid water en de hoeveelheid droge stof. Het is van belang te weten of er voorafgaand aan de bepaling materiaal verwijderd is. Temperatuur en droogtijd zijn van belang en voor de aanwezigheid van zouten in het poriënwater wordt een bepaalde correctie doorgevoerd.
Het watergehalte is een parameter die altijd samen met andere gegevens gebruikt wordt in berekeningen.

4.2.30 Bepaling van de volumieke massa

De volumieke massa, de massa per eenheid van volume, wordt bepaald door de massa en het volume op een bepaalde manier te meten.
Het gegeven is een parameter die altijd samen met andere gegevens gebruikt wordt in berekeningen.

4.2.31 Bepaling van de droge volumieke massa

De droge volumieke massa, de massa per eenheid van volume, wordt bepaald door de massa van het droge materiaal en het volume op een bepaalde manier te meten.
Het gegeven is een basisparameter die altijd samen met andere gegevens gebruikt wordt in berekeningen.

4.2.32 Bepaling van de volumieke massa vaste delen

De volumieke massa van de vaste delen wordt bepaald door de massa en het volume van gedroogd materiaal te meten. Zo nodig wordt het materiaal vergruisd en worden de korrels van elkaar los gemaakt zodat het volume van de ruimte tussen de korrels nauwkeurig kan worden bepaald. Dat volume wordt bepaald door die ruimte met vloeistof te vullen.
Het gegeven is een basisparameter die altijd samen met andere gegevens gebruikt wordt in berekeningen.

4.3 INSPIRE

Het doel van de Europese kaderrichtlijn INSPIRE is het harmoniseren en openbaar maken van ruimtelijke gegevens van overheidsorganisaties ten behoeve van het milieubeleid. Het registratieobject booronderzoek valt wat het geologisch onderzoek betreft onder het INSPIRE-thema Geology, en om die reden moeten de gegevens in het registratieobject geschikt gemaakt worden voor uitwisseling volgens de INSPIRE-standaard. Dit wordt geïmplementeerd middels een mapping van het gegevensmodel van het Geologisch booronderzoek op het gegevensmodel van het INSPIRE-thema. De inhoud van deze mapping is geen onderdeel van deze catalogus.

5. Opbouw van de gegevensdefinitie

Dit onderdeel is niet normatief.

5.1 De gegevensdefinitie

De gegevensdefinitie vormt het hart van de catalogus en geeft een beschrijving van alle gegevens van het registratieobject. Eerst wordt de definitie van het registratieobject gegeven inclusief de plaatjes van het zgn. domeinmodel, en vervolgens de definities van de entiteiten waaruit het object is opgebouwd met de eigenschappen van die entiteiten, de attributen. De entiteiten worden op volgorde van de nummers in het domeinmodel behandeld. De volgende aspecten van de gegevens worden vastgelegd:

De gegevensdefinitie dekt de beide kwaliteitsregimes die worden onderscheiden, IMBRO en IMBRO/A. Het kwaliteitsregime IMBRO is leidend en bij het opstellen van de gegevensdefinitie is geprobeerd de verschillen tussen de twee regimes zo klein mogelijk te houden. Het streven is een object altijd in termen van dezelfde gegevens te beschrijven en voor IMBRO/A alleen aanvullende regels te formuleren en extra waarden toe te staan. Bij uitzondering kan het echter nodig zijn gebleken voor IMBRO/A aparte entiteiten, attributen of domeinen te definiëren.

5.2 Domeinen

Een domein beschrijft welke waarden mogelijk zijn voor een attribuut (zie bijv. Aantal of Code).

Sommige domeinen zijn samengesteld uit twee of meer elementen die in samenhang betekenisvol zijn. Een voorbeeld van een samengesteld domein dat in de BRO bestaat is Datuminterval. Datuminterval bestaat uit twee elementen, beide van het domein Datum (jaar, maand en dag), namelijk een begindatum en een einddatum.

Bij een attribuut kunnen ook twee of meer domeinen mogelijk zijn. Voor dit attribuut geldt dat verschillende domeinen valide zijn, er kan echter bij aanlevering van de gegevens altijd maar één van de domeinen gekozen worden.
In de gegevensdefinitie worden in dat geval een attribuut gemodelleerd waarvan het domein dat de mogelijke waarde beschrijft een keuze is tussen twee of meer domeinen. Dit maakt het mogelijk waar in het domeinmodel normaal gesproken maar één mogelijkheid bestaat, een opsomming te geven van meerdere mogelijke domeinen, waarbij altijd precies één van deze mogelijkheden wordt gebruikt. Een voorbeeld van een dergelijke keuze domein is het domein Organisatie.

De domeinen die in de gegevensdefinitie worden gebruikt worden hieronder toegelicht.

5.2.1 Aantal

Het domein Aantal wordt gebruikt voor een telbare hoeveelheid. Het is een natuurlijk getal met een bepaalde maximale lengte.
Het domein wordt volledig gespecificeerd door met de aanduiding aantal ook de maximale lengte mee te (Aantal N). Gewoonlijk wordt de waardeverzameling verder ingeperkt door een bereik te specificeren. In het domeinmodel wordt volstaan met de algemene aanduiding Aantal.

5.2.2 Code

Een code is een opeenvolging van cijfers, van letters of van cijfers en letters met een bepaalde opbouw en met een specifieke betekenis. Een code heeft gewoonlijk een betekenis die ook buiten de basisregistratie ondergrond geldt. Een code wordt uitgegeven door een verantwoordelijke instantie. Om de opbouw van een code weer te geven wordt gebruik gemaakt van de letters C en N. De letter C staat voor character (Eng.) en duidt een letter aan, de letter N staat voor number (Eng.) en duidt een cijfer aan. Een code heeft een bepaalde naam.
Het domein wordt volledig gespecificeerd door met de naam van de code ook de opbouw mee te geven. Uit de definitie van het attribuut zelf moet blijken wat de specifieke betekenis is van de code. In het domeinmodel wordt het domein aangeduid met zijn naam.

5.2.3 Gemeten waarden

Meetwaarden worden gebruikt voor grootheden. De waarde van een grootheid is een getal met een bepaalde opbouw en een bepaalde eenheid. Voor de waarde van grootheden worden twee domeinen gebruikt. Een voor een waarde waarvan de nauwkeurigheid altijd hetzelfde is (Meetwaarde) en een voor een waarde waarvan de nauwkeurigheid varieert (Meetwaarde in machten) en dat is het geval wanneer de nauwkeurigheid voor kleine getallen anders is dan de nauwkeurigheid voor grote getallen omdat een ander apparaat of methode is gebruikt.

De basisregistratie ondergrond gebruikt voor de eenheden de codes uit het UCUM (Unified Code for Units of Measure)-systeem. In bijzondere gevallen is de eenheid dimensieloos.

5.2.3.1 Meetwaarde

Het domein Meetwaarde wordt gebruikt wanneer de nauwkeurigheid van de waarde altijd hetzelfde is.
Het is een rationaal getal met een bepaalde opbouw. Het aantal cijfers voor het scheidingsteken is variabel maar begrensd. Het aantal cijfers achter het scheidingsteken ligt vast.

Het domein wordt volledig gespecificeerd door met de aanduiding meetwaarde ook de opbouw (Meetwaarde N.N) en de eenheid mee te geven. Gewoonlijk wordt de waardeverzameling verder ingeperkt door een bereik te specificeren. In het domeinmodel wordt volstaan met de algemene aanduiding Meetwaarde.

5.2.3.2 Meetwaarde in machten

Het domein Meetwaarde in machten wordt gebruikt wanneer de waarde een heel groot bereik heeft en de nauwkeurigheid voor kleine getallen anders is dan voor grote getallen. In dat geval wordt de meetwaarde uitgedrukt in machten. In de basisregistratie ondergrond wordt de meetwaarde in machten altijd uitgedrukt in een macht van tien. De notatie voor de meetwaarde in machten is (m . 10e). De m staat voor mantisse en is een meetwaarde, en de e staat voor de exponent.

De mantisse (m) is een rationaal getal met een bepaalde opbouw. Het aantal cijfers voor het scheidingsteken is in de basisregistratie ondergrond altijd 1. Het aantal cijfers achter het scheidingsteken ligt vast.
De meetwaarde wordt uitgedrukt in machten van tien (10e). De exponent (e) is in de basisregistratie ondergrond altijd een geheel getal.

Het domein wordt volledig gespecificeerd door met de aanduiding meetwaarde in machten ook de opbouw (meetwaarde 1.N in machten), de eenheid en het bereik van de machten mee te geven. Het bereik van de machten is vastgelegd in het waardebereik. De waardeverzameling wordt gewoonlijk verder ingeperkt door een bereik te specificeren. In het domeinmodel wordt volstaan met de algemene aanduiding Meetwaarde in machten.

Inname van gemeten waarden

In de praktijk is het moeilijk een meetwaarde zonder verandering van het ene systeem aan het andere door te geven. De basisregistratie ondergrond hanteert de definities binnen het systeem en bij uitgifte strikt om te borgen dat een meetwaarde zonder verandering kan worden doorgegeven.

Bij het vastleggen van eigenschappen is het niet altijd nodig getallen zo strikt te definiëren als de basisregistratie vraagt. De uitvoerders weten wel wat een getal zou moeten voorstellen en kunnen bijvoorbeeld accepteren dat een meetwaarde er een decimale nul bij krijgt of dat een getal een onbepaald aantal decimalen heeft. Om de uitvoeringspraktijk niet nodeloos te frustreren door getallen die niet aan de strikte definitie voldoen af te wijzen, hanteert de basisregistratie ondergrond bij het innemen van meetwaarden de volgende praktische regels:

  • Er zijn meer cijfers achter het scheidingsteken aanwezig dan gespecificeerd: het getal wordt afgekapt op het aantal dat in de gegevensdefinitie is gespecificeerd.
  • Er zijn minder cijfers achter het scheidingsteken aanwezig dan gespecificeerd: het getal wordt aangevuld met nullen tot het aantal dat in de gegevensdefinitie is gespecificeerd.
  • Er is geen scheidingsteken aanwezig: het scheidingsteken wordt toegevoegd en het getal wordt aangevuld met nullen tot het aantal dat in de gegevensdefinitie is gespecificeerd.
  • Het getal voor het scheidingsteken begint met een of meer nullen: de nullen worden genegeerd.
  • Er zijn meer cijfers vóór het scheidingsteken aanwezig dan gespecificeerd: de waarde wordt geweigerd.
  • Er is een scheidingsteken bij de exponent van de meetwaarde in machten aanwezig: de waarde wordt geweigerd.

5.2.4 Nummer

Het domein Nummer wordt gebruikt om de plaats in een reeks aan te geven. Het is een opeenvolging van cijfers met een bepaalde maximale lengte. Een nummer heeft geen rekenkundige betekenis, maar heeft een betekenisvolle volgorde.
Het domein wordt volledig gespecificeerd door met de aanduiding nummer ook de maximale lengte mee te geven (Nummer N). Eventueel wordt de waardeverzameling verder ingeperkt door een bereik te specificeren. In het domeinmodel wordt volstaan met de algemene aanduiding Nummer.

5.2.5 Tekst

Het domein Tekst bestaat uit een stuk tekst van een bepaalde maximale lengte. De tekst mag alleen bestaan uit de tekens die voorkomen in de MES-1 set. De MES-1 set omvat 335 tekens en wordt gebruikt binnen de landen van de Europese Unie die een Latijns schrift kennen.
Het domein wordt volledig gespecificeerd door met de aanduiding tekst ook de maximale lengte mee te (Tekst N). In het domeinmodel wordt volstaan met de algemene aanduiding Tekst.

5.2.6 Tijdstip

Voor gegevens die over tijdstippen gaan worden twee domeinen gebruikt. Een voor een tijdstip tot op de seconde nauwkeurig (DatumTijd) en een voor een tijdstip tot op de dag nauwkeurig (Datum).

In ieder domein gaat het om de datum gemeten volgens de Gregoriaanse kalender. Bij het domein DatumTijd wordt de tijd gemeten volgens UTC en moet de tijdzone worden meegegeven. UTC is de mondiaal geaccepteerde standaardtijd en de opvolger van GMT (Greenwich Mean Time); de drie letters staan voor Coordinated Universal Time. Door de tijdzone mee te geven kan lokale tijd worden omgezet naar UTC.

De opbouw van de twee domeinen volgt dezelfde conventies, conform ISO 8601. Het eerste element in de opbouw staat voor het jaar, dan volgt de maand, enz., en het laatste element staat voor de tijdzone. Om de verschillende elementen aan te geven worden letters gebruikt: jaar (J), maand (M), dag (D), uur (U), minuut (M)en seconde (S), gevolgd door de tijdzone. Het aantal letters geeft de lengte aan.

Voor de meest uitgebreide variant van de opbouw, die van DatumTijd, wordt dit JJJJ-MM-DDTUU:MM:SS+UU:MM. De T is het teken dat de datum en het tijdstip op die datum scheidt. De + is het scheidingteken tussen het tijdstip en de tijdzone. Zoals uit de opbouw blijkt wordt de tijdzone in uren en minuten gegeven. De meeste tijdzones zijn overigens uitgedrukt in gehele uren (UU:00). In Nederland geldt Centraal Europese Tijd (UTC+1:00) of Centraal Europese Zomertijd (UTC+2.00).

5.2.6.1 Datum

Het domein Datum wordt gebruikt om een datum volgens de Gregoriaanse kalender tot op de dag nauwkeurig aan te geven. De opbouw is JJJJ-MM-DD.
Bij het domein Datum is het voldoende de naam te geven, omdat de opbouw altijd hetzelfde is. Gewoonlijk wordt de waardeverzameling verder ingeperkt door een bereik te specificeren.

5.2.6.2 DatumTijd

Het domein DatumTijd wordt gebruikt om een tijdstip volgens de Gregoriaanse kalender tot op de seconde nauwkeurig aan te geven. De opbouw is JJJJ-MM-DDTUU:MM:SS+UU:MM.
Bij het domein DatumTijd is het voldoende de naam te geven, omdat de opbouw altijd hetzelfde is. Gewoonlijk wordt de waardeverzameling verder ingeperkt door een bereik te specificeren.

5.2.6.3 OnvolledigeDatum

Voor gegevens die onder het kwaliteitsregime IMBRO/A aangeleverd worden, geldt een derde domein met vier keuzemogelijkheden.

  • De datum tot op de dag nauwkeurig, met als opbouw JJJJ-MM-DD
  • De datum tot op de maand nauwkeurig, met als opbouw JJJJ-MM
  • De datum tot op het jaar nauwkeurig, met als opbouw JJJJ
  • Geen datum bekend, met als vaste waarde onbekend.

De keuze die gemaakt wordt is gebaseerd op de beschikbaarheid van gegevens. De gebruiker moet ervan uit gaan dat de informatie zo nauwkeurig mogelijk is opgenomen. Bij het domein OnvolledigeDatum is het voldoende de naam te geven, omdat de vier keuzen en de opbouw altijd hetzelfde zijn.

5.2.7 Waardelijsten

Een waardelijst is een lijst van de waarden die het attribuut mag hebben. Er zijn twee typen waardelijsten, waardelijsten die in de toekomst kunnen worden uitgebreid en waardelijsten die niet kunnen worden uitgebreid. Een waardelijst heeft een bepaalde naam en een specifieke inhoud.

5.2.7.1 Waardelijst niet-uitbreidbaar

Een niet-uitbreidbare waardelijst wordt gebruikt wanneer uitbreiding niet mogelijk is. Alle waarden van de lijst staan vast.
Bij een niet-uitbreidbare waardelijst is het voldoende de naam te geven, omdat de inhoud altijd hetzelfde is. In de basisregistratie ondergrond worden drie niet-uitbreidbare waardelijsten gebruikt.

IndicatieJaNee
Waarde
ja
nee
IndicatieJaNeeOnbekend
Waarde
ja
nee
onbekend
Kwaliteitsregime
Waarde
IMBRO
IMBRO/A
5.2.7.2 Waardelijst uitbreidbaar

Een uitbreidbare waardelijst wordt gebruikt wanneer uitbreiding mogelijk moet zijn. Iedere waarde van de lijst heeft een specifieke betekenis (omschrijving) en geldt voor een bepaald kwaliteitsregime, IMBRO en/of IMBRO/A. Eventueel worden andere aspecten van de waarde vastgelegd.
Bij een uitbreidbare waardelijst wordt de naam van de lijst gegeven. De inhoud van de lijst is in een apart hoofdstuk van de gegevensdefinitie opgenomen.

5.2.8 Coördinatenpaar

Het domein Coördinatenpaar wordt gebruikt om de positie van een punt op het aardoppervlak vast te leggen. De positie wordt bepaald in een specifiek referentiestelsel en uitgedrukt in twee coördinaten. Ieder van de coördinaten heeft een meetwaarde en de notatie voor het paar is (coördinaat 1, coördinaat 2).
In de basisregistratie ondergrond worden drie referentiestelsels voor horizontale posities gebruikt. Het referentiestelsel bepaalt hoe de tweedimensionale ruimte wordt beschreven en daarmee wat de coördinaten voorstellen en wat de karakteristiek van de twee meetwaarden is.
Voor het referentiestelsel RD zijn de coördinaten cartesisch en is de notatie (x,y). De eerste coördinaat (x) heeft betrekking op de positie op een west-oost georiënteerde as, de tweede coördinaat (y) op een zuid-noord georiënteerde as. Een positie oostelijk van de oorsprong, resp. noordelijk van de oorsprong heeft een positieve waarde.
Voor WGS84 (ongeprojecteerd) en ETRS89 (ongeprojecteerd) zijn de coördinaten geografisch en is de notatie (φ,λ). De eerste coördinaat heeft betrekking op de geografische breedte, de tweede op de geografische lengte. Een positie oostelijk van de Greenwichmeridiaan, resp. noordelijk van de evenaar heeft een positieve waarde.
Bij het domein Coördinatenpaar is het voldoende de naam te geven, omdat de opbouw altijd hetzelfde is.

Coördinatenpaar voor RD (x,y)
Domein
  NaamMeetwaarde 6.3
  Eenheidm (meter)
  Waardebereik x-7000 tot 289000
  Waardebereik y289000 tot 629000
Coördinatenpaar voor WGS84 (φ,λ)
Domein
  NaamMeetwaarde 2.9
  Eenheid° (graden, decimaal)
  Waardebereik φ51.3 tot 56
  Waardebereik λ2.4 tot 6.8
Coördinatenpaar voor ETRS89 (φ,λ)
Domein
  NaamMeetwaarde 2.9
  Eenheid° (graden, decimaal)
  Waardebereik φ50.6 tot 56
  Waardebereik λ2.4 tot 7.4

5.2.9 Organisatie

Het domein Organisatie wordt gebruikt om de organisaties die een rol hebben in de basisregistratie ondergrond te identificeren. De invulling van het domein hangt af van waar de organisatie gevestigd is en voor de basisregistratie ondergrond gaat het daarbij om Nederland of een andere lidstaat van de Europese Unie.

In het geval de organisatie in Nederland gevestigd is, wordt het domein ingevuld met het gegeven dat een onderneming of de maatschappelijke activiteit van een rechtspersoon in het Handelsregister identificeert, het KvK-nummer. Het KvK-nummer is van het type code en de opbouw is NNNNNNNN.

Voor organisaties buiten Nederland wordt het domein ingevuld met het equivalent van het KvK-nummer in een handelsregister van een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland, het EuropeesHandelsnummer. Het Europees handelsnummer, de zogenaamde EUID, is geïntroduceerd ten behoeve van de koppeling van handelsregisters. De code is gebaseerd op ISO 6523 en is opgebouwd uit een landcode, registeridentificatiecode, inschrijvingsnummer en controlegetal. De landcode is de 2-letterige code van ISO3166, de registeridentificatiecode is de identificatie van het nationale register omdat in sommige landen meerdere handelsregisters bestaan en het inschrijvingsnummer is het nummer waaronder de onderneming is ingeschreven in het betreffende register. Het controlegetal ter voorkomen van identificatiefouten wordt nog niet gebruikt. De opbouw per element is variabel en daarom is het Europees Handelsnummer in de BRO als domein Tekst 40 opgenomen.

Bij het domein Organisatie is het voldoende de naam te geven, omdat de twee keuzen en de opbouw altijd hetzelfde zijn.

5.3 Entiteiten van het type meetreeks

Een meetreeks is een type entiteit met een vaste ordening. Het wordt gebruikt om het verloop van een bepaalde eigenschap of eigenschappen vast te leggen die het gevolg is van de verandering van een bepaalde variabele, de zogenaamde onafhankelijke variabele. In de basisregistratie ondergrond is er altijd 1 onafhankelijke variabele, en dat is meestal de tijd maar kan ook een andere variabele zijn.

De meetreeks is een verzameling gemeten waarden van bepaalde eigenschappen in een bepaalde volgorde. Alle eigenschappen van de meetreeks worden volledig gespecificeerd. De eerste eigenschap is de onafhankelijke variabele op basis waarvan de metingen elkaar in oplopende volgorde opvolgen. Daarna volgen de afhankelijke variabelen.
Een meetreeks heeft een bepaalde naam. Alleen in het domeinmodel is de meetreeks aangeduid als Meetreeks.

5.4 Het domeinmodel

Het domeinmodel geeft een overzicht van de gegevens van het registratieobject en laat de onderlinge samenhang zien. Modellering van informatie kent verschillende invalshoeken. In de catalogus is het inhoudelijke perspectief gekozen omdat dat de meeste waarde heeft voor de mensen die de informatie moeten begrijpen. Een dergelijk model wordt in de basisregistratie ondergrond een domeinmodel genoemd. Uit het domeinmodel wordt een technisch model afgeleid dat meeweegt dat informatiesystemen efficiënt met elkaar moeten kunnen spreken. Voor het domeinmodel wordt de UML-notatie gebruikt. Met kennis van de gebruikte symbolen is het gemakkelijk te lezen.

Het domeinmodel kent een aantal vaste elementen die bij ieder registratieobject terugkomen. Een begrip van deze elementen vergroot de leesbaarheid van het domeinmodel en de catalogus. De elementen zijn: entiteiten, attributen, gegevensgroepen en relaties. Een entiteit is een onderscheidend geheel van eigenschappen die gezamenlijk betekenis hebben. Een entiteit heeft altijd een naam en een definitie. In het domeinmodel zijn de entiteiten te herkennen aan het begrip Objecttype.

In de entiteiten staan de namen opgesomd van de attributen, de eigenschappen van de entiteiten, met daarachter de naam van de bijbehorende waardenverzameling (domein) en de kardinaliteit. Bij attributen is de kardinaliteit alleen opgenomen wanneer die ongelijk is aan 1. Overigens moet de kardinaliteit altijd in samenhang met de regels die in de definitie van het gegeven zijn opgenomen worden begrepen. De kardinaliteit en de regels bepalen samen of een gegeven al dan niet aanwezig is. De figuren laten ook zien welke attributen alleen aan de dataleverancier en de bronhouder worden uitgeleverd. In het domeinmodel zijn de attributen te herkennen aan het begrip Attribuutsoort.

Soms zijn een aantal attributen gegroepeerd in een groep, aangeduid als gegevensgroep. Het blijven attributen van de entiteit, maar de inhoudelijke definiëring van de gegevensgroep staat elders. Gegevensgroepen kunnen bij meerdere entiteiten terugkomen.

Het domeinmodel laat daarnaast ook zien hoe entiteiten aan elkaar gerelateerd zijn. Een beschrijving van deze relatie is opgenomen bij de bron-entiteit van de relatie. Een relatie heeft altijd een richting en in de meeste gevallen loopt deze van bron naar doel. In het plaatje van een domeinmodel heeft de relatie een naam en een kardinaliteit. Om de leesbaarheid te vergroten staat de kardinaliteit bij de doelentiteit.

Figuur 12

Bovenstaand voorbeeld is te lezen als: de entiteit Bepaling bevat één of meerdere metingen. Een meting bestaat uit een meetwaarde en meetconfiguratie-gegevens. De meetconfiguratie bestaat uit twee parameters.

5.5 Verplichte gegevens, verplichte waarden

De kardinaliteit en de regels bepalen samen of een gegeven al dan niet aanwezig is. Voor een goed begrip van de gegevensdefinitie is dat nog niet zorgvuldig genoeg geformuleerd. In de praktijk van gegevensuitwisseling is het namelijk mogelijk een attribuut op te nemen zonder waarde. Verbijzonderd voor attributen is de juiste formulering daarom dat de kardinaliteit en de regels samen bepalen of een attribuut al dan niet aanwezig is en of een attribuut al dan niet een waarde heeft.

Uitgangspunt is dat een attribuut dat aanwezig is een waarde heeft. Een attribuut wordt alleen bij uitzondering zonder waarde in de berichten opgenomen. Het onderstaande overzicht geeft de vier mogelijkheden die voorkomen.

Voor de kardinaliteiten [0..*] en [1..*] geldt in essentie hetzelfde.

6. Gegevensdefinitie

6.1 Registratieobject

Naam Booronderzoek
Code BHR
Definitie

Het geheel van gegevens dat betrekking heeft op een booronderzoek dat vanuit een bepaalde opdracht is uitgevoerd door op een bepaald moment op een bepaalde locatie in Nederland of zijn Exclusieve Economische Zone een boring uit te voeren en de monsters die daarmee uit de ondergrond zijn verkregen te beschrijven en/of te onderzoeken en/of in het boorgat zelf metingen aan de ondergrond uit te voeren.

Populatie

De populatie booronderzoeken in de registratie ondergrond omvat alle onderzoeken met uitzondering van onderzoek dat onder het regime van de Mijnbouwwet valt en onderzoek dat met het oog op de beoordeling van de bodemmilieukwaliteit of vanuit de archeologie wordt uitgevoerd. Ieder object heeft ter identificatie een eigen BRO-ID.
De huidige gegevensdefinitie beschrijft het geologisch booronderzoek voor beschrijvingen die onder de standaard boor beschrijvingsmethode (SBB) zijn vastgelegd en beperkt zich verder tot de boormonsterbeschrijving en boormonsteranalyse van grond.
Het kwaliteitsregime IMBRO/A, dat bedoeld is voor historische gegevens, beperkt zich tot de beschrijvingen die onder de standaard boor Beschrijvingsmethode (SBB), archeologische standaard boorbeschrijvingsmethode (ASB), NEN 5104 en Berendsen en Stouthamer zijn vastgelegd.

6.2 Het domeinmodel

Diagram: Domeinmodel geologisch booronderzoek  - Algemeen deel - overzicht
Figuur 13
BoormonsteranalyseBoormonsterbeschrijvingSliblaagAfgewerkt intervalVerontreinigd intervalBemonsterd intervalGeboord intervalWeggegraven laagBoringBooronderzoek

Domeinmodel geologisch booronderzoek - Algemeen deel

Diagram: Domeinmodel geologisch booronderzoek  - Boormonsterbeschrijving - overzicht
Figuur 14
Post-sedimentaire discontinuïteitNiet beschreven intervalLaagBoorprofielBoormonsterbeschrijving

Domeinmodel geologisch booronderzoek - Boormonsterbeschrijving

Diagram: Domeinmodel geologisch booronderzoek  - Boormonsteranalyse - overzicht
Figuur 15
Bepaling kalkgehalteBepaling volumieke massa vaste delenBepaling droge volumieke massaBepaling volumieke massaBepaling watergehalteBepaling verzadigde waterdoorlatendheidBepaling organisch koolstofgehalteBepaling organischestofgehalteBepaling zwavelgehalteBepaling korrelgrootteverdelingOnderzocht intervalBoormonsteranalyse

Domeinmodel geologisch booronderzoek - Boormonsteranalyse

6.3 Entiteittypen en attributen

6.3.1 Booronderzoek

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens die het booronderzoek identificeren en inzicht geven in de geschiedenis van het object voorafgaand aan opname in de registratie ondergrond.

6.3.1.1 BRO-ID
Type gegeven Attribuut van Booronderzoek
Definitie

De identificatie van een booronderzoek in de registratie ondergrond.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Registratieobjectcode
  Type Code
  Opbouw BHRNNNNNNNNNNNN
Toelichting

De basisregistratie ondergrond kent bij registratie automatisch de juiste waarde aan het object toe.

Identificerend Ja
6.3.1.2 bronhouder
Type gegeven Attribuut van Booronderzoek
Definitie

Het KvK-nummer van de maatschappelijke activiteit van de publiekrechtelijke rechtspersoon die bronhouder is van de gegevens in de basisregistratie ondergrond.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam KvK-nummer
  Type Code
  Opbouw
Regels

De organisatie moet bekend zijn binnen de basisregistratie ondergrond als bronhouder van booronderzoek.

Toelichting

Het gegeven is door de dataleverancier bij de overdracht meegegeven in het geval de dataleverancier niet de bronhouder is.

6.3.1.3 object-ID bronhouder
Type gegeven Attribuut van Booronderzoek
Definitie

De identificatie die door of voor de bronhouder is gebruikt om het object in de eigen administratie te kunnen vinden.

Juridische status Niet-authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Tekst 200
Toelichting

Het gegeven wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder. Het is in de registratie opgenomen om de communicatie tussen de registerbeheerder en de bronhouder of dataleverancier te vergemakkelijken.

6.3.1.4 dataleverancier
Type gegeven Attribuut van Booronderzoek
Definitie

Het KvK-nummer van de onderneming of de maatschappelijke activiteit van de rechtspersoon die het object aan de basisregistratie ondergrond heeft aangeleverd, of het equivalent daarvan in een handelsregister van een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland.

Juridische status Niet-authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Organisatie
Regels

De organisatie moet bekend zijn binnen de basisregistratie ondergrond als dataleverancier van booronderzoek.

Toelichting

Het gegeven is door de dataleverancier bij de overdracht meegegeven. Het wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder.

6.3.1.5 kwaliteitsregime
Type gegeven Attribuut van Booronderzoek
Definitie

De aanduiding van de kwaliteitseis waaraan de gegevens van het object voldoen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Kwaliteitsregime
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

Het gegeven is door de dataleverancier bij de overdracht meegegeven.

6.3.1.6 kader aanlevering
Type gegeven Attribuut van Booronderzoek
Definitie

De rechtsgrond op basis waarvan, of bij afwezigheid daarvan, de activiteit naar aanleiding waarvan, het betreffende gegeven is aangeleverd aan de basisregistratie ondergrond.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam KaderAanlevering
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

De wetgever stipuleert dat het gegeven moet zijn vastgelegd om inzicht te geven in de relatie met de taken van een bestuursorgaan. Het gegeven geeft inzicht in de maatschappelijke betekenis van de informatie.

6.3.1.7 kader inwinning
Type gegeven Attribuut van Booronderzoek
Definitie

Het doel waarvoor het onderzoek is uitgevoerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam KaderInwinning
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Onderzoek wordt normaliter projectmatig uitgevoerd, zelfs als het direct gebonden is aan een publieke taak. Het gegeven beschrijft het hogere doel van het project waarvoor het onderzoek is uitgevoerd of preciseert de taak.

6.3.1.8 vakgebied
Type gegeven Attribuut van Booronderzoek
Definitie

De discipline waarbinnen het booronderzoek is uitgevoerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Vakgebied
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het vakgebied is een gegeven dat dient om een categorie van booronderzoek in de registratie ondergrond te identificeren. Het gegeven bepaalt hoe het onderzoek is uitgevoerd en welke gegevens en categorieën van gegevens vastgelegd kunnen zijn. Onder geologisch onderzoek wordt geologisch specialistisch onderzoek verstaan dat nauw verbonden is met het doel modellen die de opbouw van de ondergrond in termen van (hydro)geologische eenheden beschrijven te maken en te verbeteren. Naast geologisch booronderzoek worden geologisch toegepast booronderzoek, geotechnisch booronderzoek, bodemkundig booronderzoek en cultuurtechnisch booronderzoek onderscheiden.
In de uitvoeringspraktijk komt het voor dat in een booronderzoek gegevens worden vastgelegd die onder een van de vijf vakgebieden vallen en gegevens die eigenlijk in het domein van de milieukunde of de archeologie thuishoren. Omdat die disciplines buiten het bereik van de basisregistratie ondergrond liggen, zijn die extra gegevens niet gedefinieerd. Geologisch booronderzoek met een dergelijk multidisciplinair karakter wordt in de basisregistratie ondergrond opgenomen maar zonder die extra gegevens. Om gebruikers duidelijk te maken dat de onderzoeksresultaten niet volledig geregistreerd zijn wordt als waarde voor het vakgebied niet de waarde geologie vermeld, maar een waarde als geologieArcheologie.

6.3.1.9 rapportagedatum onderzoek
Type gegeven Attribuut van Booronderzoek
Definitie

De datum waarop de uitvoerder van het booronderzoek alle gegevens van het booronderzoek aan de bronhouder heeft overgedragen of in het geval van historische gegevens de datum waarop alle gegevens zijn vastgesteld.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Datum
  Naam IMBRO/A OnvolledigeDatum
  Waardebereik 1 januari 1877 tot heden
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut registratiestatus van de entiteit Registratiegeschiedenis gelijk is aan voltooid.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

De rapportagedatum onderzoek mag niet liggen na het tijdstip voltooiing registratie van de entiteit Registratiegeschiedenis.

Toelichting

Het gegeven is alleen aanwezig wanneer alle deelonderzoeken zijn gerapporteerd en het onderzoek is afgesloten.
IMBRO/A Hoewel het grootste deel van de historische gegevens nog buiten het bereik van deze versie van de catalogus vallen, is wel al met zekerheid vast te stellen dat de eerst bekende datum waarop een onderzoek kan zijn afgerond in 1877 ligt.

6.3.1.10 kaderstellende procedure
Type gegeven Attribuut van Booronderzoek
Definitie

De procedure die de uitvoering van projecten waarbinnen het booronderzoek wordt uitgevoerd reguleert en daarmee de kaders bepaalt voor de uitvoering van het booronderzoek.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam KaderstellendeProcedure
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

De procedure beschrijft de manier van werken, de passende hulpmiddelen en de eisen waaraan de uitvoering moet voldoen. Procedures zijn in het algemeen vastgelegd in een norm, protocol of richtlijn. Dat kan overigens een richtlijn zijn die de uitvoerder voor zichzelf gebruikt. Het gegeven is opgenomen omdat het inzicht biedt in de kwaliteit van het werk.

6.3.1.11 terreintoestand bepaald
Type gegeven Attribuut van Booronderzoek
Definitie

De aanduiding die aangeeft of in het onderzoek gegevens over de toestand van het terrein zijn vastgelegd die van betekenis zijn voor de beoordeling van de resultaten.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut lokaal verticaal referentiepunt van de entiteit Aangeleverde verticale positie gelijk is aan maaiveld.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens mag het attribuut ontbreken wanneer de waarde van attribuut lokaal verticaal referentiepunt gelijk is aan maaiveld.

Toelichting

IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is zelden informatie over de toestand van het terrein vastgelegd.

6.3.1.12 uitvoerder onderzoek
Type gegeven Attribuut van Booronderzoek
Definitie

Het KvK-nummer van de onderneming of de maatschappelijke activiteit van de rechtspersoon die voor de bronhouder geldt als verantwoordelijk voor de uitvoering van het booronderzoek, of het equivalent daarvan in een handelsregister van een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland.

Juridische status Niet-authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Organisatie
Regels

De organisatie moet bekend zijn binnen de basisregistratie ondergrond als uitvoerder van booronderzoek.

Toelichting

Het gegeven wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder.

6.3.1.13 NITG-code
Type gegeven Attribuut van Booronderzoek
Definitie

De identificatie die het booronderzoek in de registratie DINO had.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam NITGCode
  Type Code
  Opbouw CNNCNNNN of CCNNNNNN
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut kwaliteitsregime gelijk is aan IMBRO.

Toelichting

IMBRO/A Dit gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A, en is alleen aanwezig wanneer het booronderzoek voor opname in de BRO geregistreerd was in de registratie DINO. De NITG-code is de algemeen gebruikte identificatie die een booronderzoek voor invoering van de basisregistratie ondergrond had. De NITG-code kan gelijk zijn aan het object-ID bronhouder. Anders dan het object-ID bronhouder wordt de NITG-code standaard uitgeleverd.
De NITG-code bestaat uit de letter B, dan volgt de aanduiding van het kaartblad (op land) of het bloknummer (op zee), en dan een volgnummer.
Het gegeven is opgenomen om historische verwijzingen naar het booronderzoek te kunnen duiden.

6.3.1.14 UU-code
Type gegeven Attribuut van Booronderzoek
Definitie

De identificatie die het booronderzoek in de registratie bij de Universiteit Utrecht had.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Tekst 11
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut kwaliteitsregime gelijk is aan IMBRO.

Regels IMBRO/A

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer het attribuut NITG-code aanwezig is.

Toelichting

IMBRO/A Dit gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A, en is alleen aanwezig wanneer het booronderzoek voor opname in de BRO geregistreerd was in de registratie bij de Universiteit Utrecht. De code begint met de letters UU en dan volgen 9 cijfers (4 voor de aanduiding van het jaar, 2 voor de aanduiding van de groep en 3 voor het volgnummer).
Het gegeven is opgenomen om historische verwijzingen naar het booronderzoek te kunnen duiden.

6.3.1.15 registratiegeschiedenis
Type gegeven Gegevensgroep van Booronderzoek
Definitie

De geschiedenis van het booronderzoek in de registratie ondergrond.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Gegevensgroeptype Registratiegeschiedenis
6.3.1.16 rapportagegeschiedenis
Type gegeven Gegevensgroep van Booronderzoek
Definitie

De geschiedenis van de rapportage van het booronderzoek aan de bronhouder.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Gegevensgroeptype Rapportagegeschiedenis
6.3.1.17 aangeleverde locatie
Type gegeven Gegevensgroep van Booronderzoek
Definitie

De plaats van het booronderzoek op het aardoppervlak, zoals die is aangeleverd aan de basisregistratie ondergrond.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Gegevensgroeptype Aangeleverde locatie
6.3.1.18 aangeleverde verticale positie
Type gegeven Gegevensgroep van Booronderzoek
Definitie

De positie van het beginpunt van het booronderzoek in het verticale vlak, zoals die is aangeleverd aan de basisregistratie ondergrond.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Gegevensgroeptype Aangeleverde verticale positie
6.3.1.19 gestandaardiseerde locatie
Type gegeven Gegevensgroep van Booronderzoek
Definitie

De plaats van het booronderzoek op het aardoppervlak zoals die door de basisregistratie ondergrond is getransformeerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Gegevensgroeptype Gestandaardiseerde locatie
Toelichting

De locatie van het booronderzoek is gedefinieerd als een punt.

6.3.1.20 terreintoestand
Type gegeven Gegevensgroep van Booronderzoek
Definitie

De toestand van het terrein tijdens het boren.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Gegevensgroeptype Terreintoestand
6.3.1.21 boring
Type gegeven Associatie van Booronderzoek
Definitie

De boring die is uitgevoerd als onderdeel van het booronderzoek.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Relatiesoort naam bestaat uit
Relatierol naam boring
Bron Booronderzoek
Doel Boring
6.3.1.22 boormonsterbeschrijving
Type gegeven Associatie van Booronderzoek
Definitie

De boormonsterbeschrijving als deelonderzoek van het booronderzoek.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Relatiesoort naam bestaat uit
Relatierol naam boormonsterbeschrijving
Bron Booronderzoek
Doel Boormonsterbeschrijving
6.3.1.23 boormonsteranalyse
Type gegeven Associatie van Booronderzoek
Definitie

De boormonsteranalyse als deelonderzoek van het booronderzoek.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Relatiesoort naam bestaat uit
Relatierol naam boormonsteranalyse
Bron Booronderzoek
Doel Boormonsteranalyse
6.3.1.24 sliblaag
Type gegeven Associatie van Booronderzoek
Definitie

De beschrijving van de sliblaag als onderdeel van het booronderzoek.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Relatiesoort naam bestaat uit
Relatierol naam sliblaag
Bron Booronderzoek
Doel Sliblaag

6.3.2 Registratiegeschiedenis

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens die de geschiedenis van het object in de registratie ondergrond markeren.

Toelichting

De gegevens staan niet in een brondocument, maar worden automatisch door de basisregistratie ondergrond gegenereerd.

6.3.2.1 tijdstip registratie object
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De datum en het tijdstip waarop voor het eerst gegevens van het object in de registratie ondergrond zijn opgenomen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam DatumTijd
6.3.2.2 registratiestatus
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De actuele fase van registratie waarin het object zich bevindt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Registratiestatus
  Type Waardelijst uitbreidbaar
6.3.2.3 tijdstip laatste aanvulling
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De datum en het tijdstip waarop de laatste aanvulling op de gegevens in de registratie ondergrond is doorgevoerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam DatumTijd
Toelichting

Het gegeven is alleen aanwezig wanneer na de registratie van een eerste deelonderzoek een ander deelonderzoek is vastgelegd.

6.3.2.4 tijdstip voltooiing registratie
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De datum en het tijdstip waarop alle gegevens van het object in de registratie ondergrond zijn opgenomen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam DatumTijd
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut registratiestatus gelijk is aan voltooid.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Het gegeven is alleen aanwezig als alle aan te leveren gegevens zijn geregistreerd. Na dit tijdstip kunnen geen nieuwe gegevens meer ter registratie worden aangeboden. Wel kunnen fouten in de registratie worden verbeterd.

6.3.2.5 gecorrigeerd
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De aanduiding die aangeeft of er een verbetering in de gegevens van het object in de registratie ondergrond heeft plaatsgevonden.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
6.3.2.6 tijdstip laatste correctie
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De datum en het tijdstip waarop de laatste verbetering in de gegevens van het object is doorgevoerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam DatumTijd
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut gecorrigeerd gelijk is aan ja.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.2.7 in onderzoek
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De aanduiding die aangeeft of het object door de registerbeheerder in onderzoek is genomen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

Wanneer een object in onderzoek is genomen betekent dit dat er bij de registerbeheerder gerede twijfel bestaat over de juistheid van de geregistreerde gegevens en dat er een onderzoek is gestart om vast te stellen wat de juiste gegevens zijn. Normaliter gaat hieraan een melding van derden vooraf.

6.3.2.8 in onderzoek sinds
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De datum en het tijdstip waarop de registerbeheerder het object in onderzoek heeft genomen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam DatumTijd
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut in onderzoek gelijk is aan ja.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.2.9 uit registratie genomen
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de gegevens van het object door de registerbeheerder uit registratie zijn genomen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

Wanneer de registerbeheerder een object uit registratie heeft genomen, zijn de gegevens niet langer beschikbaar voor andere afnemers dan bronhouder en dataleverancier.
De registerbeheerder zal een object alleen bij hoge uitzondering uit registratie nemen en alleen na akkoord van de bronhouder. Aan de beslissing gaat een proces van zorgvuldige afweging vooraf en dat komt tot uitdrukking in de regel dat een object slechts een keer uit registratie kan worden genomen.

6.3.2.10 tijdstip uit registratie genomen
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De datum en het tijdstip waarop het object uit registratie is genomen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam DatumTijd
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut uit registratie genomen gelijk is aan ja.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.2.11 weer in registratie genomen
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De aanduiding die aangeeft of het object in de registratie ondergrond is opgenomen, nadat het eerder uit registratie was genomen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

De registerbeheerder kan een object eenmalig uit registratie nemen, en die actie kan hij eenmalig ongedaan maken. Ook hiervoor geldt dat akkoord van de bronhouder vereist is.

6.3.2.12 tijdstip weer in registratie genomen
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De datum en het tijdstip waarop het object in de registratie ondergrond is opgenomen, nadat het uit registratie was genomen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam DatumTijd
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut weer in registratie genomen gelijk is aan ja.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.3 Rapportagegeschiedenis

Type gegeven Entiteit
Definitie

Het geheel van gebeurtenissen dat beschrijft wanneer rapporten van het onderzoek aan de bronhouder zijn overgedragen.

Toelichting

De gegevens staan niet in een brondocument, maar worden automatisch door de basisregistratie ondergrond gegenereerd.
De resultaten van het booronderzoek worden in een keer of in delen gerapporteerd. Wanneer een deelrapport dat onder de wettelijke verplichtingen valt door de bronhouder is geaccepteerd, wordt het ter registratie aan de landelijke voorziening aangeboden. De rapportagegeschiedenis geeft de essentie van het verloop van de rapportage en vormt de zgn. materiële geschiedenis van het registratieobject booronderzoek.

6.3.3.1 gebeurtenis
Type gegeven Gegevensgroep van Rapportagegeschiedenis
Definitie

De overdracht van een rapport van het onderzoek aan de bronhouder.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1..*
Gegevensgroeptype Gebeurtenis

6.3.4 Gebeurtenis

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens die beschrijven wanneer een rapport van het onderzoek aan de bronhouder is overgedragen.

6.3.4.1 datum
Type gegeven Attribuut van Gebeurtenis
Definitie

De datum waarop de gebeurtenis heeft plaatsgevonden.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Datum
  Naam IMBRO/A OnvolledigeDatum
  Waardebereik 1 januari 1877 tot heden
Regels

De datum mag niet liggen na het tijdstip registratie object van de entiteit Registratiegeschiedenis.

Is afgeleid Ja
Toelichting

De basisregistratie ondergrond leidt bij het registreren de juiste waarde af uit de gegevens in het brondocument. De datum is gelijk aan de rapportagedatum van het deelonderzoek of de deelonderzoeken die worden overgedragen.

6.3.4.2 naam
Type gegeven Attribuut van Gebeurtenis
Definitie

De benaming van de gebeurtenis.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam NaamGebeurtenis
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het gegeven staat niet in een brondocument, maar wordt automatisch door de basisregistratie ondergrond gegenereerd.

6.3.5 Aangeleverde locatie

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens over de plaats van het booronderzoek op het aardoppervlak, zoals die zijn aangeleverd aan de basisregistratie ondergrond.

Toelichting

De locatie van booronderzoek is gedefinieerd als een punt.

6.3.5.1 coördinaten
Type gegeven Attribuut van Aangeleverde locatie
Definitie

De coördinaten die zijn aangeleverd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Coördinatenpaar
Regels

De locatie moet liggen in Nederland of zijn Exclusieve Economische Zone.

6.3.5.2 referentiestelsel
Type gegeven Attribuut van Aangeleverde locatie
Definitie

Het referentiestelsel van de aangeleverde coördinaten.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Referentiestelsel
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan ETRS89 of RD wanneer de locatie aan de landzijde van de UNCLOS-basislijn ligt.
De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan ETRS89 of WGS84 wanneer de locatie aan de zeezijde van de UNCLOS-basislijn ligt.

6.3.5.3 datum locatiebepaling
Type gegeven Attribuut van Aangeleverde locatie
Definitie

De datum waarop de plaats van het booronderzoek op het aardoppervlak is bepaald.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Datum
  Naam IMBRO/A OnvolledigeDatum
  Waardebereik 1 januari 1877 tot heden
Regels

De datum locatiebepaling mag niet liggen na het tijdstip registratie object van de entiteit Registratiegeschiedenis.

6.3.5.4 methode locatiebepaling
Type gegeven Attribuut van Aangeleverde locatie
Definitie

De werkwijze die is gevolgd voor de bepaling van de plaats van het booronderzoek op het aardoppervlak.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam MethodeLocatiebepaling
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het gegeven geeft inzicht in de nauwkeurigheid waarmee de plaats van het booronderzoek op het aardoppervlak is bepaald.

6.3.5.5 uitvoerder locatiebepaling
Type gegeven Attribuut van Aangeleverde locatie
Definitie

Het KvK-nummer van de onderneming of de maatschappelijke activiteit van de rechtspersoon die voor de bronhouder geldt als verantwoordelijk voor de uitvoering van de plaatsbepaling, of het equivalent daarvan in een handelsregister van een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland.

Juridische status Niet-authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Organisatie
Regels

De organisatie moet bekend zijn binnen de basisregistratie ondergrond als uitvoerder van booronderzoek.

Toelichting

Het gegeven wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder.

6.3.6 Aangeleverde verticale positie

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens over de positie van het beginpunt van het booronderzoek in het verticale vlak, zoals aangeleverd aan de basisregistratie ondergrond.

6.3.6.1 lokaal verticaal referentiepunt
Type gegeven Attribuut van Aangeleverde verticale positie
Definitie

Het punt dat in het booronderzoek is gebruikt als nulpunt voor de diepte.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam LokaalVerticaalReferentiepunt
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan waterbodem wanneer de locatie aan de zeezijde van de UNCLOS-basislijn ligt.

Toelichting

Het domein bevat begrippen die naar een oppervlak verwijzen. Het lokaal verticaal referentiepunt geldt als het punt waar het onderzoek aan de ondergrond begonnen is. De laag slib die plaatselijk op de waterbodem ligt, wordt niet tot de ondergrond gerekend en ligt boven het lokaal verticaal referentiepunt.

6.3.6.2 verschuiving
Type gegeven Attribuut van Aangeleverde verticale positie
Definitie

De verticale positie van het lokaal verticaal referentiepunt t.o.v. het verticaal referentievlak.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.3
  Eenheid m (meter)
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

Toelichting

De waarde kan positief of negatief zijn. Als de waarde positief is, ligt het lokaal verticaal referentiepunt boven het verticaal referentievlak. Met behulp van de verschuiving kan een diepte omgerekend worden naar een positie ten opzichte van het verticaal referentievlak.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht kan de verschuiving niet bepaald zijn.

6.3.6.3 waterdiepte
Type gegeven Attribuut van Aangeleverde verticale positie
Definitie

De positie van de waterbodem ten opzichte van het wateroppervlak op het moment van verticale positiebepaling.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.3
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik 0 tot 100
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut lokaal verticaal referentiepunt gelijk is aan waterbodem.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens mag het attribuut ontbreken wanneer de waarde van het attribuut lokaal verticaal referentiepunt gelijk is aan waterbodem.

Toelichting

Het gegeven geldt op het moment van verticale positiebepaling. Er wordt geen rekening gehouden met de veranderlijkheid die het gevolg is van getijden. Het gegeven heeft vooral betekenis op land. Het geeft extra informatie over de omstandigheden op plaatsen op land waar de waterdiepte veranderlijk is, bijvoorbeeld in uiterwaarden. De waterdiepte moet beschouwd worden als indicatief.

6.3.6.4 verticaal referentievlak
Type gegeven Attribuut van Aangeleverde verticale positie
Definitie

Het referentieniveau voor de verticale positie van het lokaal verticaal referentiepunt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam VerticaalReferentievlak
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan NAP wanneer de locatie aan de landzijde van de UNCLOS-basislijn ligt.
De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan LAT of MSL wanneer de locatie aan de zeezijde van de UNCLOS-lijn ligt.

6.3.6.5 datum verticale positiebepaling
Type gegeven Attribuut van Aangeleverde verticale positie
Definitie

De datum waarop de verticale positie van het lokaal verticaal referentiepunt is bepaald.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Datum
  Naam IMBRO/A OnvolledigeDatum
  Waardebereik 1 januari 1877 tot heden
Regels

De datum verticale positiebepaling mag niet liggen na het tijdstip registratie object van de entiteit Registratiegeschiedenis.

Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken wanneer de waarde van het attribuut verschuiving ontbreekt.

Toelichting

Het gegeven is van belang in verband met mogelijke veranderingen in de positie van het maaiveld of de waterbodem. In het geval de positie is bepaald op basis van het AHN geldt als datum 1 januari van het jaar waarin de gebruikte versie van het AHN voor het gebied waarin de locatie ligt, is vastgesteld.

6.3.6.6 methode verticale positiebepaling
Type gegeven Attribuut van Aangeleverde verticale positie
Definitie

De werkwijze die is gevolgd voor de bepaling van de verticale positie van het lokaal verticaal referentiepunt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam MethodeVerticalePositiebepaling
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens moet de waarde van het attribuut gelijk zijn aan geen wanneer de waarde van het attribuut verschuiving ontbreekt.

Toelichting

Het gegeven geeft inzicht in de nauwkeurigheid waarmee de verticale positie is bepaald.

6.3.6.7 uitvoerder verticale positiebepaling
Type gegeven Attribuut van Aangeleverde verticale positie
Definitie

Het KvK-nummer van de onderneming of de maatschappelijke activiteit van de rechtspersoon die voor de bronhouder geldt als verantwoordelijk voor de uitvoering van de bepaling van de verticale positie, of het equivalent daarvan in een handelsregister van een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland.

Juridische status Niet-authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Organisatie
Regels

De organisatie moet bekend zijn binnen de basisregistratie ondergrond als uitvoerder van booronderzoek.

Toelichting

Het gegeven wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder.

6.3.7 Gestandaardiseerde locatie

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens over de plaats van het registratieobject op het aardoppervlak zoals die door de basisregistratie ondergrond zijn getransformeerd.

Toelichting

De gegevens staan niet in een brondocument. De gestandaardiseerde locatie wordt door de basisregistratie ondergrond berekend ten behoeve van afnemers. Het maakt het mogelijk alle gegevens in de registratie ondergrond in een en hetzelfde referentiestelsel te ontsluiten.

6.3.7.1 coördinaten
Type gegeven Attribuut van Gestandaardiseerde locatie
Definitie

De coördinaten in het standaard referentiestelsel.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Coördinatenpaar
Is afgeleid Ja
6.3.7.2 referentiestelsel
Type gegeven Attribuut van Gestandaardiseerde locatie
Definitie

Het referentiestelsel van de gestandaardiseerde coördinaten.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Referentiestelsel
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het standaard referentiestelsel is ETRS89 (European Terrestrial Reference System 1989).

6.3.7.3 coördinaattransformatie
Type gegeven Attribuut van Gestandaardiseerde locatie
Definitie

De methode die de basisregistratie ondergrond heeft gebruikt voor het omzetten van de aangeleverde coördinaten.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Coördinaattransformatie
  Type Waardelijst uitbreidbaar

6.3.8 Terreintoestand

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens over de toestand van het terrein tijdens het boren die relevant zijn voor het onderzoek.

Regels

De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut terreintoestand bepaald van de entiteit Booronderzoek gelijk is aan ja.
De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.
Ten minste één van de volgende attributen moet aanwezig zijn: bodemgebruik, ligging op grondlichaam, landschapselement, hydrologische omstandigheid, actueel proces of tijdelijke verandering.

6.3.8.1 bodemgebruik
Type gegeven Attribuut van Terreintoestand
Definitie

Het doel waarvoor de bodem waarop de locatie van het booronderzoek ligt in gebruik is.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Bodemgebruik
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Bij bodemgebruik wordt onderscheid gemaakt tussen bodemgebruik in landelijk gebied en dat is agrarisch gebruik en natuur, en bodemgebruik in niet-landelijk (stedelijk) gebied.

6.3.8.2 ligging op grondlichaam
Type gegeven Attribuut van Terreintoestand
Definitie

De omschrijving van de plaats van de boring op een grondlichaam.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam LiggingOpGrondlichaam
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Wanneer door mensen een grondlichaam als een dijk of wal op het aardoppervlak is neergelegd, is een nadere precisering van de plaats op het grondlichaam relevant, omdat die de eigenschappen van de ondergrond beïnvloedt.

6.3.8.3 landschapselement
Type gegeven Attribuut van Terreintoestand
Definitie

De omschrijving van een onderdeel van het landschap dat de vorm van het landschap ter plaatse van het onderzoek preciseert.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Landschapselement
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

De vorm van het landschap is in veel gevallen al volledig vastgelegd in de geomorfologische kaart. Bij uitzondering of voor bepaalde doeleinden is voor een goed begrip van de opbouw van de bodem meer detailinformatie nodig over het landschap waar het terrein in ligt.

6.3.8.4 hydrologische omstandigheid
Type gegeven Attribuut van Terreintoestand
Definitie

De karakterisering van de vochtigheid van het terrein vanuit het oogpunt van plantengroei.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam HydrologischeOmstandigheid
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het is van belang te weten hoe vochtig het deel van de bodem is waarin de planten wortelen en of het om zoet of zout water gaat.

6.3.8.5 actueel proces
Type gegeven Attribuut van Terreintoestand
Definitie

De naam van een exogeen proces dat in het terrein zichtbaar actief is.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam ActueelProces
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Er kunnen processen in het gebied spelen die het landschap, de positie van het maaiveld en de opbouw van de bodem in korte tijd kunnen veranderen. In korte tijd betekent binnen enkele uren of enkele dagen.

6.3.8.6 tijdelijke verandering
Type gegeven Attribuut van Terreintoestand
Definitie

Een tijdelijke verandering in de gegeven toestand van het terrein.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam TijdelijkeVerandering
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het is goede praktijk dat de uitvoerder van het booronderzoek bijzonderheden over de toestand van het terrein zoals hij die aantreft vastlegt. Omdat niet alle veranderingen voor hem zichtbaar zullen zijn, wordt ervan uitgegaan dat de opdrachtgever de uitvoerder informeert over de omstandigheden die voor het onderzoek van belang zijn.

6.3.9 Boring

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens over het geheel van activiteiten, voor zover relevant voor het onderzoek, dat tot doel heeft door boren een gat in de ondergrond te maken om monsters uit de ondergrond te nemen en/of metingen aan de ondergrond te doen.

6.3.9.1 startdatum boring
Type gegeven Attribuut van Boring
Definitie

De datum waarop het boren is begonnen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Datum
  Naam IMBRO/A OnvolledigeDatum
  Waardebereik 1 januari 1605 tot heden
Regels

De startdatum boring mag niet liggen na het tijdstip registratie object van de entiteit Registratiegeschiedenis.

Toelichting

IMBRO/A Hoewel een groot deel historische gegevens nog buiten het bereik van deze versie van de catalogus vallen, is wel al met zekerheid vast te stellen dat de oudst bekende datum van boren in 1605 ligt.

6.3.9.2 einddatum boring
Type gegeven Attribuut van Boring
Definitie

De datum waarop het boren is beëindigd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Datum
  Naam IMBRO/A OnvolledigeDatum
  Waardebereik 1 januari 1605 tot heden
Regels

De einddatum boring mag niet liggen na het tijdstip registratie object van de entiteit Registratiegeschiedenis.
De einddatum boring mag niet liggen voor de startdatum boring.

Toelichting

IMBRO/A Hoewel een groot deel historische gegevens nog buiten het bereik van deze versie van de catalogus vallen, is wel al met zekerheid vast te stellen dat de oudst bekende datum van boren in 1605 ligt.

6.3.9.3 voorbereiding
Type gegeven Attribuut van Boring
Definitie

De voorbereidende werkzaamheden die binnen het onderzoek voorafgaand aan het boren zijn uitgevoerd en de eigenschappen van de ondergrond kunnen beïnvloeden.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Voorbereiding
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

Toelichting

IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is zelden vastgelegd welke voorbereidende werkzaamheden zijn uitgevoerd.

6.3.9.4 einddiepte voorbereiding
Type gegeven Attribuut van Boring
Definitie

De diepte tot waar de voorbereidende werkzaamheden reiken.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik 0 tot 30
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut voorbereiding gelijk is aan geen.
Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens mag het attribuut ook niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut voorbereiding ontbreekt.

6.3.9.5 traject weggegraven
Type gegeven Attribuut van Boring
Definitie

De aanduiding die aangeeft of het bovenste deel van de ondergrond voorafgaand aan, eventueel na onderbreking van, het boren is weggegraven.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

Wanneer het bovenste deel van de ondergrond wordt weggegraven hangt het van de aard van de opdracht en de situatie ter plaatse af wat er in het onderzoek met de weggegraven ondergrond gebeurt. Het kan zijn dat de grond zonder verder te beschrijven wordt verwijderd, het kan zijn dat de grond ter plekke informeel wordt beschreven en het kan zijn dat de grond ter plekke formeel wordt beschreven. In het laatste geval wordt het beschrijven beschouwd als onderdeel van het deelonderzoek boormonsterbeschrijving en wordt de informatie vastgelegd als ware het traject geboord. In het tweede geval wordt het beschrijven als een op zichzelf staande activiteit beschouwd waarvan het resultaat summier wordt vastgelegd als weggegraven lagen. In het eerste geval wordt er geen informatie vastgelegd. Wanneer de grond wordt beschreven voor geologisch booronderzoek wordt deze vrijwel altijd formeel beschreven.
In het geval het bovenste deel van de ondergrond uit asfalt bestaat en deze laag niet kan worden weggegraven, maar door middel van kernen wordt verwijderd, wordt het verwijderen van het asfalt beschouwd als weggraven. Het verwijderde materiaal wordt als weggegraven laag vastgelegd, of verder niet beschreven.

6.3.9.6 einddiepte graven
Type gegeven Attribuut van Boring
Definitie

De diepte tot waar het materiaal uit de ondergrond is weggegraven.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik 0 tot 30
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut traject weggegraven gelijk is aan ja.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.9.7 gesteente aangeboord
Type gegeven Attribuut van Boring
Definitie

De aanduiding die aangeeft of het gesteente is aangeboord en is bemonsterd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

Wanneer de ondergrond niet uit grond maar uit gesteente bestaat, worden in het onderzoek andere gegevens vastgelegd dan gewoonlijk het geval is.

In deze versie van de catalogus is het beschrijven van gesteente niet opgenomen.

6.3.9.8 boorprocedure
Type gegeven Attribuut van Boring
Definitie

De procedure die aangeeft onder welke afspraken het boren is uitgevoerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1..2
Domein
  Naam Boorprocedure
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

De procedure beschrijft de manier van werken, de passende hulpmiddelen en de eisen waaraan de uitvoering moet voldoen. Procedures zijn in het algemeen vastgelegd in een norm, protocol of richtlijn. Dat kan overigens een richtlijn zijn die de uitvoerder voor zichzelf gebruikt. Het gegeven is opgenomen omdat het inzicht biedt in de kwaliteit van het werk. Het gebruik van procedures varieert van vakgebied tot vakgebied.
Voor handboren en mechanisch boren bestaan aparte procedures, die allebei worden vastgelegd.

6.3.9.9 einddiepte boren
Type gegeven Attribuut van Boring
Definitie

De diepte waarop het boren is geëindigd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 4.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik vanaf 0
Toelichting

IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is de einddiepte in bijna alle gevallen afgeleid uit de boormonsterbeschrijving.

6.3.9.10 stopcriterium
Type gegeven Attribuut van Boring
Definitie

De reden waarom de uitvoerder van de boring met boren is opgehouden.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam StopcriteriumVeld
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het gegeven geeft aan of het beoogde einddoel is gehaald of dat het boren is gestopt omdat er bepaalde problemen waren. De aard van het eventuele probleem kan informatie geven over de opbouw van de ondergrond.

6.3.9.11 tijdelijke verbuizing aangebracht
Type gegeven Attribuut van Boring
Definitie

De aanduiding die aangeeft of tijdens het boren verbuizing in het boorgat is aangebracht.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut boortechniek van de entiteit Geboord interval in ten minste één van de geboorde intervallen gelijk is aan handDraaien, mechanischDraaienOnverbuisd, mechanischGrijpen, mechanischSpuitenOnverbuisd of mechanischSpuitenDraaien.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens mag het attribuut ontbreken wanneer de waarde van het attribuut boortechniek van de entiteit Geboord interval in ten minste één van de geboorde intervallen gelijk is aan handDraaien, mechanischDraaienOnverbuisd, mechanischGrijpen, mechanischSpuitenOnverbuisd of mechanischSpuitenDraaien.

Toelichting

Bij bepaalde boortechnieken, de zgn. onverbuisde technieken, is tijdens het boren sprake van een geheel of gedeeltelijk open gat. Het kan nodig zijn het boren te onderbreken en tijdelijk verbuizing aan te brengen om het geboorde gat in stand te houden zodat men verder kan boren. De verbuizing kan van invloed zijn op de bemonstering en het tijdens het boren doen van metingen.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is dit gegeven zelden vastgelegd.

6.3.9.12 einddiepte tijdelijke verbuizing
Type gegeven Attribuut van Boring
Definitie

De diepte tot waar tijdelijke verbuizing is aangebracht.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik vanaf 0
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut tijdelijke verbuizing aangebracht gelijk is aan ja.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.9.13 spoelingtoeslag gebruikt
Type gegeven Attribuut van Boring
Definitie

De aanduiding die aangeeft of tijdens het boren spoeling met toeslag is gebruikt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Naam IMBRO/A IndicatieJaNeeOnbekend
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut boortechniek van de entiteit Geboord interval in ten minste één van de geboorde intervallen gelijk is aan mechanischDraaienOnverbuisd, mechanischGrijpen, mechanischSpuitenOnverbuisd of mechanischSpuitenDraaien.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Regels IMBRO/A

Naast de IMBRO waarden moet het attribuut ook aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut boortechniek van de entiteit Geboord interval in ten minste één van de geboorde intervallen gelijk is aan mechanischDraaienOnverbuisdDeelsDrukkenHameren.

Toelichting

Bij bepaalde boortechnieken, de zgn. onverbuisde technieken, is tijdens het boren sprake van een geheel of gedeeltelijk open gat. Het kan nodig zijn tijdens het boren spoeling te gebruiken om in het gat voldoende tegendruk op te bouwen. In dat geval voegt men een bepaalde toeslag toe aan het werkwater om een vloeistof met voldoende massa samen te stellen.
In de toekomst zal spoeling mogelijk ook gebruikt gaan worden bij andere boortechnieken.

6.3.9.14 spoelingtoeslag
Type gegeven Attribuut van Boring
Definitie

De specificatie van het materiaal dat aan het werkwater is toegevoegd om de spoeling voldoende massa te geven.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Spoelingtoeslag
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut spoeling gebruikt gelijk is aan ja.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.9.15 grondwaterstand
Type gegeven Attribuut van Boring
Definitie

De diepte in het gat tot waar het grondwater na de uitvoering van de werkzaamheden reikt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik vanaf 0
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut lokaal verticaal referentiepunt van de entiteit Aangeleverde verticale positie gelijk is aan waterbodem.

Toelichting

Het is goede praktijk de grondwaterstand te bepalen, maar aan een eventueel ontbreken van het gegeven kan geen bijzondere betekenis worden gegeven.

Het gegeven wordt pas vastgelegd wanneer de uitvoerder van oordeel is dat de grondwaterstand zich weer hersteld heeft; de diepte moet beschouwd worden als indicatief.

6.3.9.16 bemonsteringsprocedure
Type gegeven Attribuut van Boring
Definitie

De procedure die aangeeft onder welke afspraken het bemonsteren is uitgevoerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Bemonsteringsprocedure
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

De procedure beschrijft de manier van werken, de passende hulpmiddelen en de eisen waaraan de uitvoering moet voldoen. Procedures zijn in het algemeen vastgelegd in een norm, protocol of richtlijn. Dat kan overigens een richtlijn zijn die de uitvoerder voor zichzelf gebruikt. Het gegeven is opgenomen omdat het inzicht biedt in de kwaliteit van het werk.

Het gebruik van procedures varieert van vakgebied tot vakgebied.

6.3.9.17 einddiepte bemonstering
Type gegeven Attribuut van Boring
Definitie

De diepte tot waar is bemonsterd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 4.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik vanaf 0
Regels

De waarde van het attribuut mag niet groter zijn dan de waarde van het attribuut einddiepte boren.

Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

Toelichting

IMBRO/A Het gegeven heeft onder meer als doel de samenhang van de informatie te borgen. Onderzoek onder IMBRO/A vertoont te weinig samenhang om dit gegeven betekenis te laten hebben. Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is dit gegeven zelden vastgelegd.

6.3.9.18 ondergrond verontreinigd
Type gegeven Attribuut van Boring
Definitie

De aanduiding die aangeeft of er tijdens het boren verontreiniging van de ondergrond is geconstateerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

Toelichting

Het gegeven geeft aan of de eigenschappen van de ondergrond onbedoeld door de mens veranderd zijn. Het gegeven heeft betrekking op een waarneming en krijgt alleen de waarde ja, wanneer de uitvoerder geconstateerd heeft dat de ondergrond verontreinigd is.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is dit gegeven zelden vastgelegd.

6.3.9.19 gat afgewerkt
Type gegeven Attribuut van Boring
Definitie

De aanduiding die aangeeft of het gat na afloop van de boor- en eventuele graafwerkzaamheden is afgewerkt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Naam IMBRO/A IndicatieJaNeeOnbekend
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

De afwerking geeft inzicht in hoe de ondergrond is achtergelaten na afloop van de werkzaamheden in het veld.

6.3.9.20 uitvoerder boring
Type gegeven Attribuut van Boring
Definitie

Het KvK-nummer van de onderneming of de maatschappelijke activiteit van de rechtspersoon die voor de bronhouder geldt als verantwoordelijk voor de uitvoering van de boring en het eventueel leveren van monsters, of het equivalent daarvan in een handelsregister van een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland.

Juridische status Niet-authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Organisatie
Regels

De organisatie moet bekend zijn binnen de basisregistratie ondergrond als uitvoerder van booronderzoek.

Toelichting

Het gegeven wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder.

6.3.9.21 weggegraven laag
Type gegeven Associatie van Boring
Definitie

De summiere beschrijving van een laag die is weggegraven als voorbereiding op het boren.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..*
Relatiesoort naam bestaat uit
Relatierol naam weggegraven laag
Bron Boring
Doel Weggegraven laag
6.3.9.22 geboord interval
Type gegeven Associatie van Boring
Definitie

Het geboorde interval van de boring.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1..*
Relatiesoort naam heeft
Relatierol naam geboord interval
Bron Boring
Doel Geboord interval
6.3.9.23 bemonsterd interval
Type gegeven Associatie van Boring
Definitie

Het bemonsterde interval van de boring.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1..*
Relatiesoort naam heeft
Relatierol naam bemonsterd interval
Bron Boring
Doel Bemonsterd interval
6.3.9.24 verontreinigd interval
Type gegeven Associatie van Boring
Definitie

De identificatie van het verontreinigd interval geconstateerd tijdens het boren.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..*
Relatiesoort naam bestaat uit
Relatierol naam verontreinigd interval
Bron Boring
Doel Verontreinigd interval
6.3.9.25 afgewerkt interval
Type gegeven Associatie van Boring
Definitie

Het afgewerkte interval van de boring.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..*
Relatiesoort naam heeft
Relatierol naam afgewerkt interval
Bron Boring
Doel Afgewerkt interval

6.3.10 Weggegraven laag

Type gegeven Entiteit
Definitie

Een deel van de weggegraven ondergrond dat summier als laag is beschreven.

Toelichting

Het gegeven is aanwezig wanneer in het onderzoek is vastgesteld dat het voldoende is het weggegraven deel van de ondergrond summier te beschrijven. Het weggegraven traject wordt in zijn geheel en als een opeenvolging van lagen beschreven en dat wil zeggen dat de lagen precies op elkaar aansluiten. De weggegraven lagen staan los van het boorprofiel.

6.3.10.1 bovengrens
Type gegeven Attribuut van Weggegraven laag
Definitie

De diepte van de bovenkant van de laag.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik 0 tot 30
Regels

De bovengrens van de bovenste weggegraven laag moet gelijk zijn aan 0.
De weggegraven lagen moeten precies op elkaar aansluiten.

6.3.10.2 ondergrens
Type gegeven Attribuut van Weggegraven laag
Definitie

De diepte van de onderkant van de laag.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik 0 tot 30
Regels

De ondergrens moet groter zijn dan de bovengrens van de weggegraven laag.
De ondergrens van de onderste weggegraven laag moet gelijk zijn aan de waarde van het attribuut einddiepte graven van de entiteit Boring.

6.3.10.3 weggegraven materiaal
Type gegeven Attribuut van Weggegraven laag
Definitie

De omschrijving van het materiaal waaruit de weggegraven laag bestaat.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam WeggegravenMateriaal
  Type Waardelijst uitbreidbaar

6.3.11 Geboord interval

Type gegeven Entiteit
Definitie

Het diepte-interval dat met een bepaalde boortechniek en een bepaalde diameter is geboord.

Toelichting

Op een en dezelfde diepte kunnen verschillende boortechnieken gebruikt worden. Er kan bijvoorbeeld eerst mechanisch gedrukt worden waarbij monsters op diepte worden uitgestoken, waarna het interval wordt uitgeboord door mechanisch te draaien. Ook kan op een en dezelfde diepte een bepaalde boortechniek herhaaldelijk worden toegepast, waarbij de diameter steeds toeneemt. Als gevolg kunnen geboorde intervallen overlappen.

6.3.11.1 begindiepte
Type gegeven Attribuut van Geboord interval
Definitie

De diepte waarop begonnen is met een bepaalde boortechniek een gat met een bepaalde diameter te maken.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 4.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik vanaf 0
Regels

De begindiepte van het bovenste geboord interval moet gelijk zijn aan 0 wanneer de waarde van het attribuut traject weggegraven van de entiteit Boring gelijk is aan nee.
De begindiepte van het bovenste geboord interval moet groter zijn dan 0 wanneer de waarde van het attribuut traject weggegraven van de entiteit Boring gelijk is aan ja.

Toelichting

Normaliter is de begindiepte van het bovenste geboord interval gelijk aan 0. Wanneer materiaal is weggegraven en deze niet of summier is beschreven is de waarde groter dan 0.

6.3.11.2 einddiepte
Type gegeven Attribuut van Geboord interval
Definitie

De diepte waarop gestopt is met een bepaalde boortechniek een gat met een bepaalde diameter te maken.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 4.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik vanaf 0
Regels

De einddiepte moet groter zijn dan de begindiepte van het geboord interval.
De einddiepte van het onderste geboord interval moet gelijk zijn aan de waarde van het attribuut einddiepte boren van de entiteit Boring.

6.3.11.3 boortechniek
Type gegeven Attribuut van Geboord interval
Definitie

De techniek die gebruikt is om over een bepaald diepte-interval een gat met een bepaalde diameter in de ondergrond te maken.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Boortechniek
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Bij de classificatie van boortechnieken wordt gekeken naar de manier waarop het gebruikte apparaat de grond in is gedreven.

6.3.11.4 geboorde diameter
Type gegeven Attribuut van Geboord interval
Definitie

De diameter van het geboorde gat.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 4.0
  Eenheid mm (millimeter)
  Waardebereik 20 tot 3000
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

Toelichting

Het gaat om de diameter van het gat dat door boren is ontstaan. Het uiteindelijk gat kan groter zijn doordat de wand afbrokkelt of gedeeltelijk instort.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht kan de geboorde diameter niet bekend zijn.

6.3.12 Bemonsterd interval

Type gegeven Entiteit
Definitie

Een diepte-interval dat volgens een bepaalde bemonsteringsmethode en afhankelijk van de methode met een bepaald apparaat is bemonsterd.

Toelichting

In het geval het bovenste deel van de ondergrond is weggegraven en in het onderzoek is vastgesteld dat het net zo beschreven moet worden als de monsters uit de geboorde intervallen, wordt het weggegraven deel als een bemonsterd interval beschreven.

6.3.12.1 begindiepte
Type gegeven Attribuut van Bemonsterd interval
Definitie

De diepte waarop het bemonsterde interval begint.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 4.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.12.2 einddiepte
Type gegeven Attribuut van Bemonsterd interval
Definitie

De diepte waarop het bemonsterde interval eindigt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 4.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik vanaf 0
Regels

De einddiepte moet groter zijn dan de begindiepte van het bemonsterd interval.
De einddiepte van het onderste bemonsterd interval mag niet groter zijn dan de waarde van het attribuut einddiepte boren van de entiteit Boring.

6.3.12.3 voorbehandeling
Type gegeven Attribuut van Bemonsterd interval
Definitie

De werkzaamheden die tijdens het boren zijn uitgevoerd om een bepaald diepte-interval te prepareren ten behoeve van de bemonstering.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Voorbehandeling
  Type Waardelijst uitbreidbaar
6.3.12.4 bemonsteringsmethode
Type gegeven Attribuut van Bemonsterd interval
Definitie

De manier waarop de monsters uit de ondergrond zijn genomen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Bemonsteringsmethode
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Bij de classificatie van bemonsteren wordt gekeken naar de manier waarop het materiaal uit de ondergrond naar boven is gehaald.

6.3.12.5 bemonsteringskwaliteit
Type gegeven Attribuut van Bemonsterd interval
Definitie

De aanduiding die aangeeft wat de beoogde monsterkwaliteit is geweest.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Bemonsteringskwaliteit
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Idealiter zou men de ondergrond altijd in-situ willen onderzoeken, maar in de praktijk onderzoekt men monsters uit de ondergrond en dat betekent dat er onvermijdelijk sprake is van een zekere mate van verstoring. De mate van verstoring wordt primair bepaald door de keuze van boortechniek, bemonsteringsmethode en bemonsteringsapparaat. Omdat ook de samenstelling van de grond van invloed is, kan het nodig blijken de keuze aan te passen als de grondsoort anders blijkt te zijn dan gedacht.
De bemonsteringskwaliteit geeft aan binnen welke grenzen de primaire mate van verstoring ligt. Er wordt in de norm NEN-EN-ISO 22475 een indeling in vijf klassen gehanteerd en voor iedere klasse is vastgelegd hoe de monsters behandeld moeten worden wanneer zij eenmaal boven de grond zijn gekomen. De laagste eisen gelden voor monsters waarvan de samenhang al volledig is verstoord wanneer ze boven de grond komen. In de dagelijkse spraak worden die monsters geroerde monsters genoemd. De vier andere klassen beschrijven de eisen die gelden voor het behandelen van ongeroerde monsters.
De reden het gegeven vast te leggen is dat niet alle in het veld genomen monsters altijd als onderdeel van het booronderzoek worden geanalyseerd.

6.3.12.6 georienteerd gestoken
Type gegeven Attribuut van Bemonsterd interval
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de oriëntatie van het monster is vastgelegd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut bemonsteringsmethode gelijk is aan opDiepteUitsteken.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens mag het attribuut ontbreken wanneer de waarde van het attribuut bemonsteringsmethode gelijk is aan opDiepteUitsteken.

Toelichting

Voor bepaalde vormen van boormonsteranalyse is het nodig de bemonstering zo uit te voeren dat de oriëntatie van de structuur van de ondergrond behouden blijft.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is dit gegeven zelden vastgelegd.

6.3.12.7 bemonsteringsapparaat
Type gegeven Gegevensgroep van Bemonsterd interval
Definitie

Het apparaat dat gebruikt is voor het steken of kernen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Gegevensgroeptype Bemonsteringsapparaat

6.3.13 Bemonsteringsapparaat

Type gegeven Entiteit
Definitie

De specificaties van het apparaat dat gebruikt is voor het steken of kernen.

Regels

De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut bemonsteringsmethode van de entiteit Bemonsterd interval gelijk is aan opDiepteKernen of opDiepteUitsteken.
De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens mag de entiteit ontbreken wanneer de waarde van het attribuut bemonsteringsmethode gelijk is aan opDiepteKernen of opDiepteUitsteken.

Toelichting

Wanneer er geroerde monsters zijn genomen geeft de methode van bemonstering voldoende informatie over de kwaliteit van de monsters, maar wanneer de bemonstering erop gericht is ongeroerde monsters van relatief hoge kwaliteit te nemen, is het van belang ook de specificaties van het gebruikte apparaat vast te leggen.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht zijn zelden specificaties van het bemonsteringsapparaat vastgelegd.

6.3.13.1 apparaattype
Type gegeven Attribuut van Bemonsteringsapparaat
Definitie

Het apparaat dat gebruikt is voor het nemen van kernen en steekmonsters getypeerd naar de onderdelen die de kwaliteit van de bemonstering beïnvloeden.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Apparaattype
  Type Waardelijst uitbreidbaar
6.3.13.2 containerdiameter
Type gegeven Attribuut van Bemonsteringsapparaat
Definitie

De inwendige diameter van het deel van het apparaat waarin het monster wordt opgevangen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.0
  Eenheid mm (millimeter)
  Waardebereik 30 tot 410
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut apparaattype gelijk is aan guts.
Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.13.3 containerlengte
Type gegeven Attribuut van Bemonsteringsapparaat
Definitie

De lengte van het deel van het apparaat waarin het monster wordt opgevangen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik 0.05 tot 40
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut apparaattype gelijk is aan guts.
Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.13.4 doorgangsdiameter
Type gegeven Attribuut van Bemonsteringsapparaat
Definitie

De kleinste diameter van de doorgang voor het monster aan de onderzijde van het apparaat, bij volledig openstaande vanger.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.0
  Eenheid mm (millimeter)
  Waardebereik 20 tot 400
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut apparaattype gelijk is aan guts.
Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.13.5 kous gebruikt
Type gegeven Attribuut van Bemonsteringsapparaat
Definitie

De aanduiding die aangeeft of het deel van het apparaat waarin het monster wordt opgevangen van binnen bekleed is met een kous.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut apparaattype gelijk is aan guts.
Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.13.6 haakse steekmond
Type gegeven Attribuut van Bemonsteringsapparaat
Definitie

De aanduiding die aangeeft of het apparaat een haakse steekmond heeft.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut apparaattype gelijk is aan steekbus, steekbusDLDS of steekbusMetLiner.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.13.7 steekmondapex
Type gegeven Attribuut van Bemonsteringsapparaat
Definitie

De hoek die de snijrand maakt met de lengteas van het apparaat.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.0
  Eenheid ° (graden)
  Waardebereik 5 tot 45
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut haakse steekmond gelijk is aan nee.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.13.8 steekmonddiameter
Type gegeven Attribuut van Bemonsteringsapparaat
Definitie

De grootste uitwendige diameter van de steekmond.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.0
  Eenheid mm (millimeter)
  Waardebereik 50 tot 510
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut apparaattype gelijk is aan steekbus, steekbusDLDS of steekbusMetLiner.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.13.9 steunvloeistof gebruikt
Type gegeven Attribuut van Bemonsteringsapparaat
Definitie

De aanduiding die aangeeft of er in een core-barrel of steekbus een vloeistof is gebruikt om de bemonstering te vergemakkelijken.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut apparaattype gelijk is aan corebarrelSingleTube, corebarrelDoubleTube, corebarrelTripleTube of steekbus.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Een steunvloeistof verlaagt de wrijving in het apparaat tijdens bemonstering en zorgt voor horizontale stabiliteit na bemonstering. Wanneer het apparaat een Begemann-steekbus is, wordt altijd een steunvloeistof gebruikt. Bij andere typen steekapparaten is dat nooit het geval.

6.3.13.10 voorzien van vanger
Type gegeven Attribuut van Bemonsteringsapparaat
Definitie

De aanduiding die aangeeft of het apparaat voorzien is van een onderdeel dat moet voorkomen dat het monster uit het apparaat valt; het onderdeel wordt een monster- of een kernvanger genoemd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut apparaattype gelijk is aan guts.
Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.13.11 voorzien van zuiger
Type gegeven Attribuut van Bemonsteringsapparaat
Definitie

De aanduiding die aangeeft of het apparaat aan de bovenzijde voorzien is van een passieve zuiger.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut apparaattype gelijk is aan guts.
Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Een zuiger dient om de bemonstering te vergemakkelijken en helpt het monster in het apparaat te houden en beperkt het risico op verstoring. De zuiger staat tijdens monstername op een vaste positie.

6.3.14 Verontreinigd interval

Type gegeven Entiteit
Definitie

Een diepte-interval dat is verontreinigd.

Regels

De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut ondergrond verontreinigd van de entiteit Boring gelijk is aan ja.
De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

De verontreinigde intervallen mogen elkaar niet overlappen.

Toelichting

Het gegeven wordt vastgelegd omdat het in de boormonsteranalyse belangrijk is te weten op welke diepte de eigenschappen van de ondergrond onbedoeld door de mens veranderd zijn.

6.3.14.1 begindiepte
Type gegeven Attribuut van Verontreinigd interval
Definitie

De diepte vanaf waar de verontreiniging is geconstateerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 4.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.14.2 einddiepte
Type gegeven Attribuut van Verontreinigd interval
Definitie

De diepte tot waar de verontreiniging is geconstateerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 4.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik vanaf 0
Regels

De einddiepte moet groter zijn dan de begindiepte van het verontreinigd interval.
De einddiepte van het onderste verontreinigd interval mag niet groter zijn dan de waarde van het attribuut einddiepte boren van de entiteit Boring.

6.3.15 Afgewerkt interval

Type gegeven Entiteit
Definitie

Een diepte-interval dat na het boren op een bepaalde manier is afgewerkt.

Regels

De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut gat afgewerkt van de entiteit Boring gelijk is aan ja.
De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Het gegeven wordt vastgelegd omdat het belangrijk is te weten hoe de ondergrond is achtergelaten. Dat belang komt bijvoorbeeld naar voren wanneer zich ergens problemen voordoen die verband kunnen houden met eerdere ingrepen in de ondergrond.

6.3.15.1 begindiepte
Type gegeven Attribuut van Afgewerkt interval
Definitie

De diepte vanaf waar het gat op een bepaalde manier is afgewerkt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 4.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.15.2 einddiepte
Type gegeven Attribuut van Afgewerkt interval
Definitie

De diepte tot waar het gat op een bepaalde manier is afgewerkt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 4.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.15.3 permanente verbuizing aanwezig
Type gegeven Attribuut van Afgewerkt interval
Definitie

De aanduiding die aangeeft of er na het voltooien van de werkzaamheden buizen in de ondergrond zijn achtergelaten die de wand van het geboorde gat afsluiten.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

Toelichting

De wand van het geboorde gat kan over bepaalde trajecten worden verbuisd, maar er kunnen ook per ongeluk buizen in het gat zijn achtergebleven. Redenen om het gat verbuisd achter te laten zijn bijvoorbeeld voorkomen dat in de ondergrond al aanwezige verontreiniging zich kan verspreiden, of beschermen van het boorgat en de daarin aanwezige constructies tegen instorting of corrosie.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is zelden informatie over permanente verbuizing vastgelegd.

6.3.15.4 diameter permanente verbuizing
Type gegeven Attribuut van Afgewerkt interval
Definitie

De buitendiameter van de permanente verbuizing.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 4.0
  Eenheid mm (millimeter)
  Waardebereik 50 tot 1200
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut permanente verbuizing aanwezig gelijk is aan ja.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.15.5 materiaal permanente verbuizing
Type gegeven Attribuut van Afgewerkt interval
Definitie

Het materiaal waaruit de op de gegeven diepte achtergebleven buizen bestaan.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Buismateriaal
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut permanente verbuizing aanwezig gelijk is aan ja.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.15.6 aanvulmateriaal
Type gegeven Attribuut van Afgewerkt interval
Definitie

Het materiaal waarmee de ruimte die door het boren op een bepaalde diepte in de ondergrond is ontstaan geheel of gedeeltelijk is opgevuld.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Aanvulmateriaal
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het is goede praktijk het boorgat zo achter te laten dat de opbouw van de ondergrond voor wat betreft het waterkerend en waterdoorlatend vermogen zo goed mogelijk is hersteld. De materialen zijn in categorieën geplaatst die in dat aspect inzicht geven.

6.3.15.7 aanvulmateriaal gewassen
Type gegeven Attribuut van Afgewerkt interval
Definitie

De aanduiding die in het geval zand of grind gebruikt is als aanvulmateriaal aangeeft of de fijne grond is uitgespoeld.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut aanvulmateriaal gelijk is aan zand, zandGrof, zandMiddelgrof, zandMiddelgrofGrof, grind, grindZand, grindZandGrof of grindZandOngezeefd.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens mag het attribuut ontbreken wanneer de waarde van het attribuut aanvulmateriaal gelijk is aan zand, zandGrof, zandMiddelgrof, zandMiddelgrofGrof, grind, grindZand, grindZandGrof of grindZandOngezeefd.

Toelichting

IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is dit gegeven zelden vastgelegd.

6.3.15.8 aanvulmateriaal met certificaat
Type gegeven Attribuut van Afgewerkt interval
Definitie

De aanduiding die aangeeft of het aanvulmateriaal een productcertificaat heeft.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut aanvulmateriaal gelijk is aan geen, verwijderdMateriaal of wegverhardingsmateriaal.
Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens mag het attribuut ontbreken wanneer de waarde van het attribuut aanvulmateriaal niet gelijk is aan geen, verwijderdMateriaal of wegverhardingsmateriaal.

Toelichting

De huidige certificaten zijn de productcertificaten voor zand en grind voor drinkwaterproductie en voor filterzand voor milieukundig grondwateronderzoek.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is dit gegeven zelden vastgelegd.

6.3.16 Sliblaag

Type gegeven Entiteit
Definitie

Het interval op de overgang tussen water en bodem waarin het materiaal uit een mengsel van water en grond bestaat dat te slap is om het grond te noemen.

Regels

De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut lokaal verticaal referentiepunt van de entiteit Aangeleverde verticale positie gelijk is aan maaiveld.

Toelichting

Bij boren op water is op sommige plaatsen niet direct duidelijk waar de waterbodem begint doordat water en ondergrond geleidelijk in elkaar overgaan.
Het overgangsbereik wordt de sliblaag genoemd. Het materiaal waaruit de sliblaag bestaat is zo slap dat het tussen de vingers doorloopt. Bij belasting vloeit het materiaal weg. Het materiaal wordt slib genoemd, maar opgemerkt wordt dat die term ook gebruikt wordt voor andere materialen, bijvoorbeeld voor het restproduct van baggerwerkzaamheden. De dikte van de sliblaag kan zelden nauwkeurig worden bepaald en datzelfde geldt voor de positie van de waterbodem.
Het gegeven is aanwezig wanneer in het onderzoek gegevens over de sliblaag zijn vastgelegd.

6.3.16.1 dikte
Type gegeven Attribuut van Sliblaag
Definitie

De dikte van de sliblaag.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik 0 tot 20
6.3.16.2 kleur
Type gegeven Attribuut van Sliblaag
Definitie

De kleur van de sliblaag.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Kleur
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

Toelichting

IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht kan de kleur niet bepaald zijn.

6.3.16.3 methode positiebepaling bovenkant
Type gegeven Attribuut van Sliblaag
Definitie

De werkwijze die is gevolgd voor de bepaling van de bovenkant van de sliblaag.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam MethodePositiebepalingSliblaag
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

Toelichting

De dikte van de sliblaag wordt bepaald door de bovenkant en de onderkant van de laag ten opzichte van het wateroppervlak te bepalen. In veel gevallen wordt voor de positiebepaling van de bovenkant een andere methode gebruikt dan voor de positiebepaling van de onderkant. Het gegeven geeft inzicht in de nauwkeurigheid waarmee de dikte van de sliblaag is bepaald.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is zelden vastgelegd hoe de bovenkant en de onderkant van de sliblaag is bepaald.

6.3.16.4 methode positiebepaling onderkant
Type gegeven Attribuut van Sliblaag
Definitie

De werkwijze die is gevolgd voor de bepaling van de onderkant van de sliblaag.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam MethodePositiebepalingSliblaag
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

6.3.17 Boormonsterbeschrijving

Type gegeven Entiteit
Definitie

Het deel van het booronderzoek dat betrekking heeft op het beschrijven van de monsters en het verwerken van de resultaten tot een samenvattende beschrijving van de opbouw van de ondergrond.

6.3.17.1 rapportagedatum beschrijving
Type gegeven Attribuut van Boormonsterbeschrijving
Definitie

De datum waarop de uitvoerder van de beschrijving alle gegevens van de boormonsterbeschrijving aan de bronhouder heeft overgedragen, of in het geval van historische gegevens de datum waarop alle gegevens zijn vastgesteld.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Datum
  Naam IMBRO/A OnvolledigeDatum
  Waardebereik 1 januari 1877 tot heden
Toelichting

IMBRO/A Hoewel het grootste deel van de historische gegevens nog buiten het bereik van deze versie van de catalogus vallen, is wel al met zekerheid vast te stellen dat de eerst bekende datum waarop een onderzoek kan zijn afgerond in 1877 ligt.

6.3.17.2 beschrijfprocedure
Type gegeven Attribuut van Boormonsterbeschrijving
Definitie

De procedure die aangeeft onder welke afspraken de monsters zijn beschreven.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Beschrijfprocedure
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

De procedure beschrijft volgens welk stelsel van afspraken de monsters beschreven zijn en welke aspecten worden beschreven. Procedures zijn in het algemeen vastgelegd in een norm, protocol of richtlijn. Dat kan overigens een richtlijn zijn die de uitvoerder voor zichzelf gebruikt. Het gegeven is opgenomen omdat het inzicht biedt in de kwaliteit van het werk. Het gebruik van procedures varieert van vakgebied tot vakgebied en voor grond gelden andere afspraken dan voor gesteente.
Voor booronderzoek dat onder kwaliteitsregime IMBRO valt, is de boormonsterbeschrijving altijd onder de Standaard Boor Beschrijvingsmethode 6 tot stand gekomen.
IMBRO/A Een geologische boormonsterbeschrijving die voor de invoering van de Standaard Boor Beschrijvingsmethode 6 tot stand is gekomen, valt per definitie onder booronderzoek met kwaliteitsregime IMBRO/A.
Bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 of onder Berendsen en Stouthamer tot stand is gekomen, zijn eventueel extra aspecten beschreven die geen onderdeel uitmaken van de NEN 5104. Het is niet bekend volgens welke procedure deze aspecten zijn beschreven.

6.3.17.3 hulpmiddel
Type gegeven Attribuut van Boormonsterbeschrijving
Definitie

Een extra hulpmiddel dat voor het beschrijven van de monsters is gebruikt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Hulpmiddel
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het gegeven wordt alleen vastgelegd bij de uitgebreide beschrijving en alleen wanneer er in aanvulling op de procedure extra hulpmiddelen zijn gebruikt. De hulpmiddelen worden gebruikt om eigenschappen van de zandfractie op een meer betrouwbare wijze te bepalen.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht zijn de hulpmiddelen niet methodisch vastgelegd, en worden om die reden onder IMBRO/A expliciet vastgelegd.
Bij archiefgegevens zijn de gebruikte hulpmiddelen niet altijd en niet volledig vastgelegd. Aan het eventueel ontbreken van het gegeven kan geen bijzondere betekenis worden gegeven.

6.3.17.4 uitvoerder beschrijving
Type gegeven Attribuut van Boormonsterbeschrijving
Definitie

Het KvK-nummer van de onderneming of de maatschappelijke activiteit van de rechtspersoon die voor de bronhouder geldt als verantwoordelijk voor de uitvoering van de boormonsterbeschrijving, of het equivalent daarvan in een handelsregister van een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland.

Juridische status Niet-authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Organisatie
Regels

De organisatie moet bekend zijn binnen de basisregistratie ondergrond als uitvoerder van booronderzoek.

Toelichting

Het gegeven wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder.

6.3.17.5 boorprofiel
Type gegeven Associatie van Boormonsterbeschrijving
Definitie

Het boorprofiel als resultaat van de boormonsterbeschrijving.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1..2
Relatiesoort naam bestaat uit
Relatierol naam boorprofiel
Bron Boormonsterbeschrijving
Doel Boorprofiel

6.3.18 Boorprofiel

Type gegeven Entiteit
Definitie

De opbouw van de ondergrond beschreven in een mate van detail die past bij de kwaliteit van de monsters.

Toelichting

Het resultaat van de boormonsterbeschrijving omvat een of twee boorprofielen. Wanneer er twee profielen zijn, verschillen die onderling in kwaliteit en dat wil zeggen in de mate van detail waarin de ondergrond is beschreven. Boorprofielen kunnen elkaar gedeeltelijk overlappen en dat betekent dat er in het betreffende diepte-interval op twee verschillende manieren bemonsterd is en de respectieve monsters een andere beschrijfkwaliteit vergen. Overlap treedt alleen op in geboorde trajecten. Wanneer een bepaald traject zowel geboord als weggegraven is, worden de monsters die uit het weggraven traject zijn voortgekomen genegeerd. Een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104, de ASB of onder Berendsen en Stouthamer tot stand is gekomen heeft altijd maar één profiel.

6.3.18.1 beschrijfkwaliteit
Type gegeven Attribuut van Boorprofiel
Definitie

De aanduiding voor de mate van detail waarmee de opbouw van de ondergrond in het boorprofiel is beschreven.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Beschrijfkwaliteit
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd wanneer de waarde van het attribuut beschrijfprocedure van de entiteit Boormonsterbeschrijving gelijk is aan GDN_SBB6v2022, en dat is onder IMBRO altijd het geval.

Regels IMBRO/A
  • De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief wanneer de waarde van het attribuut beschrijfprocedure van de entiteit Boormonsterbeschrijving gelijk is GDN_SBB4v1995, GDN_SBB5v1999, GDN_SBB5.1v2000, GDN_SBB5.2v2005 of GDN_SBB5.3v2008.
  • De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan archeologischStandaardArchief wanneer de waarde van het attribuut beschrijfprocedure van de entiteit Boormonsterbeschrijving gelijk is SIKB_ASB1.1v2008.
  • De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan geologischNEN5104Archief wanneer de waarde van het attribuut beschrijfprocedure van de entiteit Boormonsterbeschrijving gelijk is NEN5104plusOnbekend.
  • De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan fysischGeografischStandaardArchief wanneer de waarde van het attribuut beschrijfprocedure van de entiteit Boormonsterbeschrijving gelijk is UU_BerendsenStouthamerV2001.
Toelichting

Het gegeven geeft de mate van detail van de beschrijving aan en of de monsters waarop de beschrijving is gebaseerd al dan niet van een hoge kwaliteit zijn. Voor wat betreft dat laatste is het criterium of de bemonstering tot doel heeft gehad om monsters uit de ondergrond naar boven te halen waarvan de gelaagdheid intact is gebleven op het moment van beschrijven, oftewel ongeroerde monstername.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht heeft het begrip beschrijfkwaliteit alleen onderscheidende waarde in de mate van detail van de beschrijving. Om die reden is voor archiefgegevens het gegeven kwaliteit beschreven monsters opgenomen.
Onder NEN 5104, ASB en Berendsen en Stouthamer heeft het begrip beschrijfkwaliteit ook geen onderscheidende waarde in de mate van detail van de beschrijving. De waarde geologischNEN5104Archief beslaat een breed spectrum, van zeer summiere beschrijvingen tot uitgebreide beschrijvingen.

6.3.18.2 kwaliteit beschreven monsters
Type gegeven Attribuut van Boorprofiel
Definitie

De aanduiding die aangeeft wat de kwaliteit van de boormonsters waarop de beschrijving is gebaseerd, is geweest.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam KwaliteitBeschrevenMonsters
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, fysischGeografischStandaardArchief, geologischNEN5104Archief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
Toelichting

IMBRO/A Het criterium is of de bemonstering tot doel heeft gehad om monsters uit de ondergrond naar boven te halen waarvan de gelaagdheid intact is gebleven op het moment van beschrijven, oftewel ongeroerde monstername.
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht zijn geen specifieke eisen gesteld aan de beschrijving van ongeroerde monsters en is de kwaliteit van de beschreven monsters achteraf bepaald op basis van de boortechniek en bemonsteringsmethode. Dit gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A.

6.3.18.3 continu bemonsterd
Type gegeven Attribuut van Boorprofiel
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de bemonstering tot doel heeft gehad het hele traject in de ondergrond met een bepaalde kwaliteit te bemonsteren, opdat het boorprofiel het dieptebereik volledig kan dekken.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Naam IMBRO/A IndicatieJaNeeOnbekend
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

Het gegeven vormt voor booronderzoek dat onder kwaliteitsregime IMBRO valt, een brug tussen bemonstering en beschrijving. Wanneer de boring, eventueel inclusief het weggegraven traject, van maaiveld tot einddiepte is bemonsterd en de monsters voldoende in kwaliteit overeenstemmen, kan de ondergrond over het gehele traject worden beschreven als een aaneensluitende opeenvolging van lagen. Het is goede praktijk dat bij geroerde monsters het gehele traject is bemonsterd en beschreven. Door omstandigheden kan het voorkomen dat bepaalde intervallen niet beschreven worden. Bij continue bemonstering is het boorprofiel in dat geval een aaneensluitende opvolging van lagen en niet-beschreven intervallen.
IMBRO/A Voor booronderzoek dat onder IMBRO/A valt is de samenhang niet zo goed geborgd. Een boormonsterbeschrijving die voor de invoering van de Standaard Boor Beschrijvingsmethode 6 tot stand is gekomen en is aangeleverd in het kader van archiefoverdracht heeft één boorprofiel. Het gehele traject wordt beschouwd als continu bemonsterd (waarde is ja) en beschreven als een aaneensluitende opvolging van lagen en eventueel niet-beschreven intervallen.

6.3.18.4 beschrijflocatie
Type gegeven Attribuut van Boorprofiel
Definitie

De plek waar de beschrijving waarop het boorprofiel is gebaseerd is gemaakt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Beschrijflocatie
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het is bij mechanische boortechnieken gebruikelijk in het veld alleen de geroerde monsters te beschrijven en de ongeroerde monsters in het laboratorium. Beschrijven in het veld heeft als nadeel dat de omstandigheden niet ideaal zijn, bijvoorbeeld vanwege het weer, maar als voordeel dat de monsters veldvochtig zijn en niet verstoord door de handelingen die nodig zijn om de monsters in het laboratorium te krijgen. De nadelen van een beschrijving in het veld wegen zwaarder dan de voordelen wanneer een hoge kwaliteit monsters vereist is. Om die monsters zonder kwaliteitsverlies vanuit het veld aan het laboratorium over te dragen worden de procedures gevolgd die voor het vakgebied geotechniek zijn opgesteld. De procedures laten de uitvoerder vrij te besluiten alle monsters in het lab te beschrijven.

6.3.18.5 beschreven materiaal
Type gegeven Attribuut van Boorprofiel
Definitie

De omschrijving van het materiaal dat is beschreven in het profiel.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam BeschrevenMateriaal
  Type Waardelijst uitbreidbaar
6.3.18.6 monstervochtigheid
Type gegeven Attribuut van Boorprofiel
Definitie

De vochtigheidstoestand van het materiaal op het moment van beschrijven.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Monstervochtigheid
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het gegeven is bedoeld voor grondmonsters die in het laboratorium zijn beschreven, omdat die vocht kunnen hebben verloren.

6.3.18.7 gemiddeld hoogste grondwaterstand
Type gegeven Attribuut van Boorprofiel
Definitie

De gemiddeld hoogste grondwaterstand bepaald in het profiel.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik vanaf 0
Regels
  • De waarde van het attribuut mag niet groter zijn dan de waarde van het attribuut einddiepte boren van de entiteit Boring.
Toelichting

De diepte van het niveau wordt geschat op basis van aspecten als kleur, de aanwezigheid van ijzervlekken of concreties. De terreintoestand en het al dan niet aanwezig zijn van bepaalde planten kunnen bijdragen aan de bepaling. Het kan voorkomen dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand niet is waargenomen. Gewoonlijk betekent dit ook dat de hoogste grondwaterstand niet is bereikt maar in bijzondere gevallen, zoals wanneer de grond recent is opgebracht, kan het zijn dat de stand van het grondwater nog niet tot waarneembare veranderingen in de grond heeft geleid. Het kan ook voorkomen dat het interval waarin de gemiddeld hoogste grondwaterstand zich bevindt niet is beschreven of niet is bemonsterd. Wanneer het gegeven niet is waargenomen ontbreekt het gegeven.
IMBRO/A Aan het eventueel ontbreken van het gegeven bij archiefgegevens kan geen bijzondere betekenis worden gegeven.

6.3.18.8 gemiddeld laagste grondwaterstand
Type gegeven Attribuut van Boorprofiel
Definitie

De gemiddelde laagste grondwaterstand bepaald in het profiel.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik vanaf 0
Regels
  • De waarde van het attribuut mag niet kleiner zijn dan de waarde van het attribuut gemiddeld hoogste grondwaterstand.
  • De waarde van het attribuut mag niet groter zijn dan de waarde van het attribuut einddiepte boren van de entiteit Boring.
Toelichting

De diepte van het niveau wordt geschat op basis van aspecten als kleur, de aanwezigheid van ijzervlekken of concreties. De terreintoestand en het al dan niet aanwezig zijn van bepaalde planten kunnen bijdragen aan de bepaling. Het kan voorkomen dat de gemiddeld laagste grondwaterstand niet is waargenomen. Gewoonlijk betekent dit ook dat de laagste grondwaterstand niet is bereikt maar in bijzondere gevallen, zoals wanneer de grond recent is opgebracht, kan het zijn dat de stand van het grondwater nog niet tot waarneembare veranderingen in de grond heeft geleid. Het kan ook voorkomen dat het interval waarin de gemiddeld laagste grondwaterstand zich bevindt niet is beschreven of niet is bemonsterd. Wanneer het gegeven niet is waargenomen ontbreekt het gegeven.
IMBRO/A Aan het eventueel ontbreken van het gegeven bij archiefgegevens kan geen bijzondere betekenis worden gegeven.

6.3.18.9 laag
Type gegeven Associatie van Boorprofiel
Definitie

De laag als onderdeel van het boorprofiel.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1..*
Relatiesoort naam bestaat uit
Relatierol naam laag
Bron Boorprofiel
Doel Laag
6.3.18.10 niet beschreven interval
Type gegeven Associatie van Boorprofiel
Definitie

Het interval dat niet is beschreven als onderdeel van het boorprofiel.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..*
Relatiesoort naam bestaat uit
Relatierol naam niet beschreven interval
Bron Boorprofiel
Doel Niet beschreven interval
6.3.18.11 post-sedimentaire discontinuïteit
Type gegeven Associatie van Boorprofiel
Definitie

De post-sedimentaire discontinuïteit als onderdeel van het boorprofiel.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..*
Relatiesoort naam bestaat uit
Relatierol naam post-sedimentaire discontinuïteit
Bron Boorprofiel
Doel Post-sedimentaire discontinuïteit

6.3.19 Laag

Type gegeven Entiteit
Definitie

Een interval in het boorprofiel dat als een laag met een bepaalde inhoud beschreven is.

Regels

Exact één van de volgende gegevens moet aanwezig zijn: het attribuut bijzonder materiaal, de entiteit Laagdeel, de entiteit Laagje of de entiteit Grond.

Toelichting

De ondergrond wordt beschouwd als opgebouwd uit lagen en dat zijn homogene eenheden die zich vooral in horizontale richting uitstrekken en in verticale richting duidelijk begrensd zijn. Een laag bestaat in deze versie van de catalogus uit grond of uit bijzonder materiaal; lagen die uit gesteente bestaan vallen buiten het bereik.

Het criterium op basis waarvan een laag in een boorprofiel wordt begrensd varieert. In een boorprofiel dat het resultaat is van de beschrijving van geroerde monsters, vallen de grenzen samen met grenzen tussen monsters en is de laag een beschrijfeenheid. In een boorprofiel dat het resultaat is van de beschrijving van ongeroerde monsters, markeren de grenzen veranderingen in materiaal of structuur en is de laag een genetische eenheid, een eenheid die op een bepaalde manier is ontstaan. Lagen aan of nabij maaiveld, kunnen gevormd zijn door de mens, en heten dan antropogeen. Niet-antropogene lagen zijn gewoonlijk lagen waarvan het materiaal onder gelijke omstandigheden is afgezet. Een uitzondering daarop zijn lagen die gedefinieerd zijn op grond van structuur die na afzetting van het materiaal is ontstaan; die lagen heten post-sedimentair.

6.3.19.1 bovengrens
Type gegeven Attribuut van Laag
Definitie

De diepte van de bovenkant van de laag.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 4.3
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik vanaf 0
Regels
  • De lagen en niet-beschreven intervallen van een Boorprofiel moeten precies op elkaar aansluiten wanneer de waarde van het attribuut continu bemonsterd van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan ja.
  • De lagen en niet-beschreven intervallen van een Boorprofiel mogen elkaar niet overlappen wanneer de waarde van het attribuut continu bemonsterd van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan nee.
6.3.19.2 bepaling bovengrens
Type gegeven Attribuut van Laag
Definitie

De manier waarop de bovengrens van de laag is bepaald, met in het geval de grens op een in de monsters waargenomen verandering is gebaseerd een aanduiding van hoe scherp de grens is.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Grensbepaling
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Wanneer de bovengrens samenvalt met het maaiveld of de waterbodem, geldt die als waargenomen.

6.3.19.3 ondergrens
Type gegeven Attribuut van Laag
Definitie

De diepte van de onderkant van de laag.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 4.3
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik vanaf 0
Regels
  • De ondergrens moet groter zijn dan de bovengrens van de laag.
  • De ondergrens van de onderste laag mag niet groter zijn dan de waarde van het attribuut einddiepte bemonstering van de entiteit Boring.
Regels IMBRO/A

De ondergrens van de onderste laag mag niet groter zijn dan de waarde van het attribuut einddiepte boren van de entiteit Boring wanneer de waarde van het attribuut einddiepte bemonstering van de entiteit Boring ontbreekt.

6.3.19.4 bepaling ondergrens
Type gegeven Attribuut van Laag
Definitie

De manier waarop de ondergrens van de laag is bepaald, met in het geval de grens op een in de monsters waargenomen verandering is gebaseerd een aanduiding van hoe scherp de grens is.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Grensbepaling
  Type Waardelijst uitbreidbaar
6.3.19.5 antropogeen
Type gegeven Attribuut van Laag
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de laag bestaat uit materiaal dat door de mens is neergelegd of uit natuurlijke grond waarvan de samenhang door de mens volledig is verstoord.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Naam IMBRO/A IndicatieJaNeeOnbekend
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

Het gegeven heeft betrekking op een waarneming en krijgt alleen de waarde ja, wanneer de beschrijver geconstateerd heeft dat de laag antropogeen is.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is dit gegeven niet expliciet vastgelegd. Het gegeven heeft alleen de waarde ja gekregen wanneer dat kon worden afgeleid. Bij archiefgegevens zijn antropogene lagen die uit natuurlijk grond bestaan vaak minder uitgebreid beschreven.

6.3.19.6 type ingreep
Type gegeven Attribuut van Laag
Definitie

De omschrijving van de wijze waarop een antropogene laag is ontstaan.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam TypeIngreep
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut antropogeen niet gelijk is aan ja.
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardOngeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd en de waarde van het attribuut antropogeen gelijk is aan ja.
Toelichting

Menselijk ingrijpen leidt tot veranderingen in de samenstelling en de eigenschappen van de ondergrond. Het is van belang het menselijk ingrijpen te typeren om ten minste een globaal beeld te geven van de aard van de verandering.
Bij het beschrijven van geroerde monsters, wordt het gegeven alleen vastgelegd wanneer de waarde bepaald kan worden. De uitvoerder beoordeelt zelf wanneer dat het geval is.

6.3.19.7 bijzonder materiaal
Type gegeven Attribuut van Laag
Definitie

De naam van het materiaal waaruit een laag waarvan de inhoud niet als grond of gesteente wordt beschouwd, bestaat.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam BijzonderMateriaal
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Een laag bestaat uit bijzonder materiaal wanneer meer dan de helft van het volume uit bijzonder materiaal bestaat. Dat materiaal kan zowel natuurlijk als antropogeen van aard zijn. Een laag die uit bijzonder materiaal bestaat wordt minder uitgebreid beschreven dan een laag die uit grond of gesteente bestaat.

6.3.19.8 post-sedimentair
Type gegeven Attribuut van Laag
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de laag die niet-antropogeen is een eenheid is die gedefinieerd is op grond van structuur die na afzetting van het materiaal is ontstaan.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer het attribuut bijzonder materiaal aanwezig is.
  • Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, fysischGeografischStandaardArchief, geologischNEN5104Archief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
Toelichting

Na afzetting kan de laagopbouw van sedimenten veranderen door processen die op de grond inwerken. Het gegeven geeft aan of door het optreden van een dergelijk verandering een interval is ontstaan dat als een aparte laag wordt onderscheiden.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is dit gegeven niet vastgelegd.

6.3.19.9 horizontcode
Type gegeven Attribuut van Laag
Definitie

De code van de horizont waarvan de laag deel uitmaakt volgens de Nederlandse bodemkundige classificatie.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Horizontcode
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer het attribuut bijzonder materiaal aanwezig is.
Toelichting

Een laag kan deel uitmaken van een bodemhorizont of daarmee samenvallen. Het gegeven wordt alleen vastgelegd wanneer dat in de context van het onderzoek relevant is.

6.3.19.10 beworteld
Type gegeven Attribuut van Laag
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de laag wortels of resten van wortels bevat.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Naam IMBRO/A IndicatieJaNeeOnbekend
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer het attribuut bijzonder materiaal aanwezig is.
  • Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.
Toelichting

Het kan hier gaan om levende zowel als dode wortels.

6.3.19.11 menselijk spoor
Type gegeven Attribuut van Laag
Definitie

Een verstoring van de opbouw van de laag die herkend wordt als het gevolg van de aanwezigheid van de mens.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam MenselijkSpoor
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut antropogeen gelijk is aan ja.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, fysischGeografischStandaardArchief, geologischNEN5104Archief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
Toelichting

Het gegeven geeft, in het geval de opbouw van een laag enigszins is verstoord door de aanwezigheid van de mens, wat de aard van de verstoring is. Het gaat om de verstoring van natuurlijke lagen, omdat het gegeven alleen in dat geval toegevoegde waarde heeft.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is het gegeven niet vastgelegd.

6.3.19.12 genetische typering
Type gegeven Attribuut van Laag
Definitie

De typering van de eenheid naar wording, voor zover dat voor een goed begrip relevant is.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam GenetischeTypering
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het gegeven wordt alleen vastgelegd wanneer een laag onder bepaalde omstandigheden is gevormd. Het kan gebruikers direct inzicht geven in de plaats van de eenheid in een geologisch model. Het gegeven heeft eerder een interpretatief dan een beschrijvend karakter, maar het niveau van interpretatie is zo globaal dat iedere beschrijver in het vakgebied geacht wordt over de noodzakelijke kennis te beschikken. Ook zijn deze gegevens het beste direct bij de beschrijving van boormonsters vast te leggen in plaats van achteraf op basis van alleen de boormonsterbeschrijving. Bij de standaard beschrijving wordt een kortere lijst gebruikt dan bij de uitgebreide beschrijving.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is het gegeven niet altijd vastgelegd.

6.3.19.13 interne structuur intact
Type gegeven Attribuut van Laag
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de interne opbouw van de laag intact is.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer het attribuut bijzonder materiaal niet aanwezig is en de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardOngeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.
Toelichting

Het gegeven heeft alleen betekenis als het om natuurlijke lagen gaat. Het al dan niet intact zijn bepaalt of gegevens over de interne opbouw van een laag voorhanden zijn en dat soort gegevens geeft nadere informatie over het ontstaan van de laag.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is dit gegeven niet vastgelegd.

6.3.19.14 gebioturbeerd
Type gegeven Attribuut van Laag
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de laag vergraven is door organismen die in het milieu van afzetting leefden.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut interne structuur intact gelijk is aan ja en de waarde van het attribuut post-sedimentair gelijk is aan nee.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.
Regels IMBRO/A
  • Voor IMBRO/A gegevens mag het attribuut aanwezig zijn wanneer het attribuut interne structuur intact ontbreekt en het attribuut post-sedimentair ontbreekt.
Toelichting

Het gegeven kan gebruikers inzicht geven in de omstandigheden waaronder de laag is gevormd.

6.3.19.15 scheefstaand
Type gegeven Attribuut van Laag
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de laag scheef staat, terwijl die oorspronkelijk wel (sub-)horizontaal is afgezet.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut interne structuur intact gelijk is aan ja.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.
Toelichting

Lagen in de ondergrond liggen niet altijd horizontaal. Onder bepaalde omstandigheden worden lagen onder een hoek afgezet en na afzetting kunnen lagen zijn scheefgesteld doordat ze onder druk zijn komen te staan. Het gegeven moet in die context worden begrepen.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is dit gegeven niet vastgelegd.

6.3.19.16 structuur
Type gegeven Attribuut van Laag
Definitie

De interne opbouw van een laag.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..3
Domein
  Naam Structuur
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut interne structuur intact gelijk is aan ja.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.
Regels IMBRO/A
  • Voor IMBRO/A gegevens mag het attribuut aanwezig zijn wanneer het attribuut interne structuur intact ontbreekt.
Toelichting

Het gegeven geeft inzicht in de omstandigheden waaronder de laag is gevormd. In het geval van sedimentaire lagen wordt de interne opbouw bepaald door de processen die tot afzetting hebben geleid. In het geval van post-sedimentaire lagen zijn processen die vanaf het aardoppervlak op de grond inwerken bepalend.

6.3.19.17 verticale trend
Type gegeven Attribuut van Laag
Definitie

Een in de laag waarneembare geleidelijke verticale verandering in de grootte van de korrels en daarmee vergelijkbare elementen of de samenstelling van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..3
Domein
  Naam VerticaleTrend
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut interne structuur intact gelijk is aan ja en de waarde van het attribuut post-sedimentair gelijk is aan nee.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.
Regels IMBRO/A
  • Voor IMBRO/A gegevens mag het attribuut aanwezig zijn wanneer het attribuut interne structuur intact ontbreekt en het attribuut post-sedimentair ontbreekt.
Toelichting

Het gegeven geeft inzicht in de omstandigheden waaronder de laag is gevormd.
IMBRO/A Bij archiefgegevens is naast de geleidelijke verticale verandering ook een afwijking aan de bovenkant of onderkant van de laag in de grootte van de korrels en daarmee vergelijkbare elementen of de samenstelling van het materiaal als verticale trend vastgelegd.

6.3.19.18 archeologisch bestanddeel
Type gegeven Gegevensgroep van Laag
Definitie

Een deel van de grond dat niet tot de bijzondere bestanddelen wordt gerekend en herkend wordt als de rest van een door de mens gemaakt voorwerp of als een spoor van menselijke activiteit.

Juridische status Niet-authentiek
Kardinaliteit 0..5
Gegevensgroeptype Archeologisch bestanddeel
6.3.19.19 laagdeel
Type gegeven Gegevensgroep van Laag
Definitie

Van een laag die niet uit lagen bestaat die in grondsoort verschillen, maar uit anders, meer grillig, gevormde delen die in grondsoort verschillen, een deel dat uit dezelfde grondsoort bestaat.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..4
Gegevensgroeptype Laagdeel
6.3.19.20 laagje
Type gegeven Gegevensgroep van Laag
Definitie

Van een laag die een min of meer regelmatige afwisseling van grondsoorten omvat, het deel dat uit laagjes van dezelfde grondsoort bestaat.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..4
Gegevensgroeptype Laagje
6.3.19.21 grond
Type gegeven Gegevensgroep van Laag
Definitie

De grond waar de laag uit bestaat.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Gegevensgroeptype Grond

6.3.20 Archeologisch bestanddeel

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens over een deel van de grond dat niet tot de bijzondere bestanddelen wordt gerekend en herkend wordt als de rest van een door de mens gemaakt voorwerp of als een spoor van menselijke activiteit.

Toelichting

De procedure schrijft voor dat de beschrijver onderscheid probeert te maken tussen antropogene bestanddelen die wel en antropogene bestanddelen die geen betekenis hebben vanuit een archeologisch perspectief. Wanneer ongeroerde monsters archeologisch interessante bestanddelen bevatten kan dat gebruikt als criterium voor het bepalen van laaggrenzen. Omdat een precieze duiding van wat archeologische betekenis heeft niet binnen de expertise van geologische beschrijvers valt, zijn de gegevens niet authentiek.
IMBRO/A Het beschrijven van archeologische bestanddelen maakt geen onderdeel uit van de beschrijfprocedures NEN 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief) en Berendsen en Stouthamer (beschrijfkwaliteit fysischGeografischStandaardArchief). Het gegeven kan eventueel als extra aspect zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 of Berendsen en Stouthamer tot stand is gekomen.

6.3.20.1 soort bestanddeel
Type gegeven Attribuut van Archeologisch bestanddeel
Definitie

Een categorie van bestanddelen die vanuit archeologisch oogpunt interessant is.

Juridische status Niet-authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam SoortArcheologischBestanddeel
  Type Waardelijst uitbreidbaar
6.3.20.2 percentageklasse
Type gegeven Attribuut van Archeologisch bestanddeel
Definitie

Het procentuele aandeel in het volume van de grond, uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Niet-authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam VolumePercentageklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan fysischGeografischStandaardArchief of geologischNEN5104Archief.
Toelichting

IMBRO/A Het beschrijven van archeologische bestanddelen maakt geen onderdeel uit van de beschrijfprocedures NEN 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief) en Berendsen en Stouthamer (beschrijfkwaliteit fysischGeografischStandaardArchief). Het gegeven kan eventueel als extra aspect zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 of Berendsen en Stouthamer tot stand is gekomen. In dat geval is niet bekend hoe (volgens welke procedure) het aandeel is bepaald en wordt de archiefklasse in plaats van de percentageklasse vastgelegd.

6.3.20.3 archiefklasse
Type gegeven Attribuut van Archeologisch bestanddeel
Definitie

Het aandeel in de grond, uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Niet-authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Archiefklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan fysischGeografischStandaardArchief of geologischNEN5104Archief.
Toelichting

IMBRO/A Dit gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A, en alleen bij gegevens waarvan niet bekend is hoe het aandeel is uitgedrukt. Dat is het geval wanneer het beschrijven van het bestanddeel geen onderdeel uit maakt van de beschrijfprocedure of wanneer niet bekend is onder welke beschrijfprocedure de boormonsterbeschrijving tot stand is gekomen.
Het beschrijven van archeologische bestanddelen maakt geen onderdeel uit van de beschrijfprocedures NEN 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief) en Berendsen en Stouthamer (beschrijfkwaliteit fysischGeografischStandaardArchief). Het gegeven kan eventueel als extra aspect zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 of Berendsen en Stouthamer tot stand is gekomen. In dat geval is niet bekend hoe (volgens welke procedure) het aandeel is bepaald en wordt de archiefklasse in plaats van de percentageklasse vastgelegd. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.

6.3.21 Laagdeel

Type gegeven Entiteit
Definitie

Van een laag die niet uit lagen bestaat die in grondsoort verschillen, maar uit anders, meer grillig, gevormde delen die in grondsoort verschillen, de gegevens over een deel dat uit dezelfde grondsoort bestaat.

Regels
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer het attribuut bijzonder materiaal aanwezig is.
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut interne structuur intact niet gelijk is aan ja.
Toelichting

Sommige lagen worden door syn- of post-sedimentaire processen dermate verstoord dat ze niet goed als laag of lagen beschreven kunnen worden. Voorbeelden zijn sterk gekryoturbeerde of doorgraven intervallen waarin twee of meer soorten grond een grillige samenhang vertonen. Ook zeer grillige inspoelingslagen kunnen op deze wijze in twee of meer laagdelen beschreven worden.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht zijn onregelmatig vervormde lagen niet als laagdelen beschreven en is dit gegeven niet vastgelegd.

6.3.21.1 laagaandeel
Type gegeven Attribuut van Laagdeel
Definitie

Het aandeel in het volume van de laag.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.0
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
Regels
  • De som van de laagaandelen moet gelijk zijn aan 100.
Toelichting

Het aandeel wordt geschat.

6.3.21.2 grond
Type gegeven Gegevensgroep van Laagdeel
Definitie

De grond waar het laagdeel uit bestaat.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Gegevensgroeptype Grond

6.3.22 Laagje

Type gegeven Entiteit
Definitie

Van een laag die een min of meer regelmatige afwisseling van grondsoorten omvat, de gegevens over het deel dat uit laagjes van dezelfde grondsoort bestaat.

Regels
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer het attribuut bijzonder materiaal aanwezig is.
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd of geologischUitgebreidGeroerd.
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardOngeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en de waarde van het attribuut interne structuur intact gelijk is aan nee.
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardOngeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en het attribuut interne structuur intact ontbreekt.
Regels IMBRO/A
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief.
Toelichting

Wanneer een laag is beschreven als een afwisseling van twee of meer laagjes die in grondsoort van elkaar verschillen, geeft dat aan dat de laag is gevormd in een milieu van afzetting waarin de omstandigheden met regelmaat veranderen, zoals in een getijdegebied.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht zijn van de heterogeen gelaagde lagen die als laagjes zijn beschreven twee typen laagjes beschreven. Het laagje met het kleinste aandeel is vaak minder uitgebreid beschreven.
Het beschrijven van laagjes maakt geen onderdeel uit van de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASB, beschrijfkwaliteit archeologischStandaardArchief) en niet van de beschrijfprocedures NEN 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief) en Berendsen en Stouthamer (beschrijfkwaliteit fysischGeografischStandaardArchief). Het gegeven kan eventueel als extra aspect zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 of Berendsen en Stouthamer tot stand is gekomen. In dat geval is niet bekend hoe (volgens welke procedure) de laagjes zijn beschreven.

6.3.22.1 laagaandeel
Type gegeven Attribuut van Laagje
Definitie

Het aandeel in het volume van de laag.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.0
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardOngeroerd, of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
  • De som van de laagaandelen moet gelijk zijn aan 100.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan fysischGeografischStandaardArchief of geologischNEN5104Archief.
  • Voor IMBRO/A-gegevens mag de som van de laagaandelen niet groter zijn dan 100 wanneer de waarde van het attribuut laagaandeel in ten minste één van de laagjes ontbreekt.
Toelichting

Het aandeel wordt geschat.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is het aandeel bijna altijd uitgedrukt in een klasse (laagaandeelklasse of laagaandeelklasse archief wanneer niet bekend is hoe het aandeel is bepaald) en niet als meetwaarde.

6.3.22.2 laagaandeelklasse
Type gegeven Attribuut van Laagje
Definitie

Het aandeel in het volume van de laag, uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Laagaandeelklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardOngeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief, en het attribuut laagaandeel ontbreekt.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief, en het attribuut laagaandeel aanwezig is.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan fysischGeografischStandaardArchief of geologischNEN5104Archief.
Toelichting

IMBRO/A Dit gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A. Bij een boormonsterbeschrijving die onder de Standaard Boor Beschrijvingsmethode (SBB, beschrijfkwaliteit geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief) tot stand is gekomen, is het aandeel uitgedrukt in een klasse (laagaandeelklasse) of als meetwaarde (laagaandeel).
Het beschrijven van laagjes maakt geen onderdeel uit van de beschrijfprocedures NEN 5104 en Berendsen en Stouthamer. Het gegeven kan eventueel als extra aspect zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 of Berendsen en Stouthamer tot stand is gekomen. In dat geval is niet bekend hoe (volgens welke procedure) het aandeel is bepaald en wordt de laagaandeelklasse archief in plaats van de laagaandeelklasse vastgelegd. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.

6.3.22.3 laagaandeelklasse archief
Type gegeven Attribuut van Laagje
Definitie

Het aandeel in de laag, uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Archiefklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardOngeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
Toelichting

IMBRO/A Dit gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A, en alleen bij gegevens waarvan niet bekend is hoe het aandeel is bepaald. Dat is het geval wanneer het beschrijven van laagjes geen onderdeel uit maakt van de beschrijfprocedure of wanneer niet bekend is onder welke beschrijfprocedure de boormonsterbeschrijving tot stand is gekomen.
Het beschrijven van laagjes maakt geen onderdeel uit van de beschrijfprocedures NEN 5104 en Berendsen en Stouthamer. Het gegeven kan eventueel als extra aspect zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 of Berendsen en Stouthamer tot stand is gekomen. In dat geval is niet bekend hoe (volgens welke procedure) het aandeel is bepaald en wordt de laagaandeelklasse archief in plaats van de laagaandeelklasse vastgelegd. Het aandeel moet beschouwd worden als indicatief.

6.3.22.4 laagdikteklasse
Type gegeven Attribuut van Laagje
Definitie

De voor het laagje kenmerkende dikte, uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Laagdikteklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels IMBRO/A
  • De waarde van het attribuut mag niet gelijk zijn aan ergDunGelamineerd, dunGelamineerd, dikGelamineerd, ergDunGelaagd en dunGelaagd wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan fysischGeografischStandaardArchief, geologischNEN5104Archief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
Toelichting

IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is een andere indeling gehanteerd.

6.3.22.5 genetische typering
Type gegeven Attribuut van Laagje
Definitie

De typering van de eenheid naar wording, voor zover dat voor een goed begrip relevant is.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam GenetischeTypering
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het gegeven wordt alleen vastgelegd wanneer een laag onder bepaalde omstandigheden is gevormd. Het kan gebruikers direct inzicht geven in de plaats van de eenheid in een geologisch model. Het gegeven heeft eerder een interpretatief dan een beschrijvend karakter, maar het niveau van interpretatie is zo globaal dat iedere beschrijver in het vakgebied geacht wordt over de noodzakelijke kennis te beschikken. Ook zijn deze gegevens het beste direct bij de beschrijving van boormonsters vast te leggen in plaats van achteraf op basis van alleen de boormonsterbeschrijving.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is de genetische typering meestal vastgelegd op het niveau van de Laag.

6.3.22.6 grond
Type gegeven Gegevensgroep van Laagje
Definitie

De grond waar het laagje uit bestaat.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Gegevensgroeptype Grond

6.3.23 Grond

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens over de grond waar de eenheid uit bestaat.

6.3.23.1 geologische grondsoort
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

De naam van de grondsoort vanuit geologisch perspectief.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam GeologischeGrondsoort
  Type Waardelijst uitbreidbaar
  Identificerend gegeven Waarde
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, fysischGeografischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief.
  • De waarde van het attribuut mag niet gelijk zijn aan keienNietGespecificeerd, keitjesNietGespecificeerd, grindNietGespecificeerd, schelpen, siltigeSchelpen, zwakZandigeSchelpen, matigZandigeSchelpen, sterkZandigeSchelpen, uiterstZandigeSchelpen, schelpenNietGespecificeerd, veenNietGespecificeerd, bruinkoolNietGespecificeerd, detritusNietGespecificeerd, gyttjaNietGespecificeerd, kleiNietGespecificeerd, leemNietGespecificeerd, zandNietGespecificeerd, wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd.
Toelichting

Voor de geoloog staat bij het benoemen van de grondsoort de samenstelling van het materiaal centraal. De gebruikte classificatie is een in de Standaard Boor Beschrijvingsmethode SBB 6 beschreven uitbreiding van de driehoeksystematiek die de basis vormt van de tot 2019 algemeen gebruikte norm NEN 5104.
IMBRO/A Voor de invoering van de Standaard Boor Beschrijvingsmethode 6 werden schelprijke gronden op een andere manier geclassificeerd (geologische grondsoort schelpen); het aandeel schelpen werd bepaald zonder het schelpgruis (stukjes schelp kleiner dan 2 mm) mee te nemen.
Vanaf Standaard Boor Beschrijvingsmethode 6 worden schelprijke gronden geclassificeerd op basis van het aandeel schelpmateriaal, inclusief het schelpgruis.
Bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen is de grondsoort volgens NEN 5104 geclassificeerd. In dat geval is de grondsoort NEN5104 in plaats van de geologische grondsoort vastgelegd. Bij een boormonsterbeschrijving die onder Berendsen en Stouthamer tot stand is gekomen is de grondsoort volgens Berendsen en Stouthamer geclassificeerd (grondsoort Berendsen en Stouthamer). De geologische grondsoort is achteraf afgeleid om de gegevens beter bruikbaar te maken voor toepassing in de geologie.

6.3.23.2 geotechnische grondsoort
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

De naam van de grondsoort vanuit geotechnisch perspectief.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam GeotechnischeGrondsoort
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd (dat is onder IMBRO altijd het geval), en de waarde van het attribuut geologische grondsoort gelijk is aan keien, keienMetGrind, keienMetZand, keienMetSilt, keienMetKlei, keitjes, keitjesMetGrind, keitjesMetZand, keitjesMetSilt of keitjesMetKlei of gelijk is aan een waarde uit de categorie grindrijke minerale grond, organische grond of grindarme minerale grond.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd (dat is onder IMBRO altijd het geval), en de waarde van het attribuut geologische grondsoort gelijk is aan blokken of gelijk is aan een waarde uit de categorie schelprijke grond of bijzondere grond.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, fysischGeografischStandaardArchief,geologischNEN5104Archief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
Toelichting

De namen van grondsoorten zijn het resultaat van de afspraken die zijn vastgelegd in de beschrijfprocedure NEN-EN-ISO 14688-1:2019+NEN 8990:2020 nl en zijn bepaald volgens het stroomschema opgenomen in NEN 8990:2020 nl. Het gegeven wordt vastgelegd om de gegevens beter bruikbaar te maken voor toepassing in de geotechniek. Voor de geotechnicus staat bij het benoemen van de grondsoort niet de samenstelling, maar het gedrag centraal.
Schelprijke gronden, vulkanisch as, diatomiet, dy, ijzeroer, kalkgyttja (bijzondere gronden) en blokken worden vanuit geotechnisch perspectief niet als grondsoort benoemt.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A is dit gegeven niet vastgelegd.

6.3.23.3 grondsoort NEN5104
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

De naam van de grondsoort volgens de systematiek die gebaseerd is op NEN 5104.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam GrondsoortNEN5104
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, fysischGeografischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
Toelichting

IMBRO/A Dit gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A, en alleen bij gegevens die zijn beschreven onder NEN 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief).
De lijst met grondsoorten is gebaseerd op de classificatie volgens NEN 5104, maar is uitgebreid om beter aan te sluiten bij de geologische praktijk. Grondsoorten die in eerste instantie als veen geclassificeerd zouden moeten worden, worden nader gespecificeerd (veen, bruinkool, detritus, dy en gyttja). Schelpen (groter dan 2 mm) zijn volgens NEN 5104 onderdeel van de grindfractie, en schelpgruis (kleiner dan 2 mm) onderdeel van de zandfractie. Voor aansluiting met de geologische praktijk is de grondsoort Schelpen toegevoegd. Tot slot zijn grondsoorten toegevoegd waarvan de bijmengsels niet zijn bepaald.
In de omschrijving is een beschrijving van de grondsoort opgenomen. Voor de classificatie en precieze definitie wordt verwezen naar de norm NEN 5104.

6.3.23.4 grondsoort Berendsen en Stouthamer
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

De naam van de grondsoort volgens de systematiek die is beschreven in Berendsen en Stouthamer.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam GrondsoortBerendsenStouthamer
  Type Waardelijst uitbreidbaar
  Identificerend gegeven Waarde
Regels
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan fysischGeografischStandaardArchief.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischNEN5104Archief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
Toelichting

IMBRO/A Dit gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A, en alleen bij gegevens die zijn beschreven onder Berendsen en Stouthamer (beschrijfkwaliteit fysischGeografischStandaardArchief). De lijst met grondsoorten is gebaseerd op de classificatie volgens Berendsen en Stouthamer (Universiteit Utrecht). Deze is gebaseerd op de classificaties van Verbraeck (Rijks Geologische Dienst) en van De Bakker en Schelling (StiBoKa). Bij de waarden is een beschrijving van de grondsoort opgenomen. Voor de classificatie en precieze definitie wordt verwezen naar de Berendsen en Stouthamer.

6.3.23.5 grindgehalteklasse
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

Het gehalte aan grind uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Grindgehalteklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en de waarde van het attribuut geologische grondsoort gelijk is aan een waarde uit de categorie schelprijke grond, organische grond, grindarme minerale grond of bijzondere grond is.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en de waarde van het attribuut geologische grondsoort gelijk is aan een waarde uit de categorie zeer grove grond of grindrijke minerale grond.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief, en de waarde van het attribuut geologische grondsoort gelijk is aan een waarde uit de categorie schelprijke grond, organische grond, grindarme minerale grond of bijzondere grond is.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief, en de waarde van het attribuut geologische grondsoort gelijk is aan een waarde uit de categorie zeer grove grond of grindrijke minerale grond.
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief, en de waarde van het attribuut grondsoort NEN5104 niet gelijk is aan blokken, keienNietGespecificeerd, keitjesNietGespecificeerd, grindNietGespecificeerd, siltigGrind, zandigGrind, zwakZandigGrind, matigZandigGrind, sterkZandigGrind of uiterstZandigGrind.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief, en de waarde van het attribuut grondsoort NEN5104 gelijk is aanblokken, keienNietGespecificeerd, keitjesNietGespecificeerd, grindNietGespecificeerd, siltigGrind, zandigGrind, zwakZandigGrind, matigZandigGrind, sterkZandigGrind of uiterstZandigGrind.
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan fysischGeografischStandaardArchief en de waarde van het attribuut grondsoort Berendsen en Stouthamer gelijk is aan een waarde uit de categorie schelprijke grond, organische grond, grindarme minerale grond of bijzondere grond is.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan fysischGeografischStandaardArchief, en de waarde van het attribuut grondsoort Berendsen en Stouthamer gelijk is aan een waarde uit de categorie zeer grove grond of grindrijke minerale grond.
  • De waarde van het attribuut mag niet gelijk zijn aan ietsGrindhoudendVerbraeck, matigGrindhoudendVerbraeck of sterkGrindhoudendVerbraeck wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischNEN5104Archief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
  • De waarde van het attribuut mag niet gelijk zijn aan zwakGrindig, matigGrindig, sterkGrindig of grindig wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan fysischGeografischStandaardArchief.
Toelichting

Het gehalte aan grind wordt altijd geschat. Het gegeven wordt apart vastgelegd wanneer het gehalte minder is dan 30 % (grindarme grond). Daarboven bepaalt het gehalte de naam van de grondsoort.
IMBRO/A Bij een boormonsterbeschrijving die onder Berendsen en Stouthamer tot stand is gekomen is een andere indeling gehanteerd en wordt het gegeven apart vastgelegd wanneer het gehalte minder is dan 50 % (in plaats van 30 %). Daarboven bepaalt het gehalte de naam van de grondsoort. Volgens NEN 5104 en Berendsen en Stouthamer worden schelpen (fragmenten en hele schelpen) beschreven als onderdeel van de grindfractie. Wanneer de grindfractie is beschreven bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 of onder Berendsen en Stouthamer (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief en fysischGeografischStandaardArchief) tot stand is gekomen zal dit in de praktijk meestal alleen grind zijn.

6.3.23.6 glimmergehalteklasse
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

Het aandeel glimmer in het volume van de grond, uitgedrukt in een percentageklasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Glimmergehalteklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, fysischGeografischStandaardArchief of geologischNEN5104Archief.
Toelichting

IMBRO/A Het beschrijven van glimmers maakt geen onderdeel uit van de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASB, beschrijfkwaliteit archeologischStandaardArchief) en niet van de beschrijfprocedures NEN 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief) en Berendsen en Stouthamer (beschrijfkwaliteit fysischGeografischStandaardArchief). Het gegeven kan eventueel als extra aspect zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen. In dat geval is niet bekend hoe (volgens welke procedure) het aandeel is bepaald en wordt de glimmergehalteklasse archief in plaats van de glimmergehalteklasse vastgelegd. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.

6.3.23.7 glimmergehalteklasse archief
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

Het aandeel glimmer in de grond, uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Archiefklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, fysischGeografischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
  • De waarde van het attribuut mag niet gelijk zijn aan onbekend wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief.
Toelichting

IMBRO/A Dit gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A, en alleen bij gegevens waarvan niet bekend is hoe het aandeel is uitgedrukt. Dat is het geval wanneer het beschrijven van het bestanddeel geen onderdeel uit maakt van de beschrijfprocedure of wanneer niet bekend is onder welke beschrijfprocedure de boormonsterbeschrijving tot stand is gekomen.
Het beschrijven van glimmers maakt geen onderdeel uit van de beschrijfprocedure NEN 5104. Het gegeven kan eventueel als extra aspect zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen. In dat geval is niet bekend hoe (volgens welke procedure) het aandeel is bepaald en wordt de glimmergehalteklasse archief in plaats van de glimmergehalteklasse vastgelegd. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.

6.3.23.8 organischestofgehalteklasse
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

Het gehalte aan organische stof uitgedrukt in een klasse volgens NEN-EN-ISO 14688-1.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Organischestofgehalteklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut geotechnische grondsoort gelijk is aan detritus, zwakZandigeDetritus, sterkZandigeDetritus, siltigeDetritus, kleiigeDetritus, humus, zwakZandigeHumus, sterkZandigeHumus, siltigeHumus, kleiigeHumus, veen, zwakZandigVeen, sterkZandigVeen, siltigVeen, kleiigVeen, bruinkool of gyttja.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer het attribuut geotechnische grondsoort ontbreekt.
  • Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.
Regels IMBRO/A

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, fysischGeografischStandaardArchief, geologischNEN5104Archief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.

Toelichting

Het aandeel organische stof wordt volgens NEN-EN-ISO 14688-1 bepaald op basis van waarneembare en voelbare eigenschappen. De organischestofgehalteklasse wordt niet bepaald als de grond is geclassificeerd als organische grond en de primaire fractie uit veen, humus, detritus, bruinkool of gyttja bestaat.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is dit gegeven niet vastgelegd.

6.3.23.9 organischestofgehalteklasse NEN5104
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

Het gehalte aan organisch materiaal volgens NEN 5104 uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam OrganischestofgehalteklasseNEN5104
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en de waarde van het attribuut geologische grondsoort gelijk is aan een waarde uit de categorie zeer grove grond, grindrijke minerale grond, schelprijke grond, grindarme minerale grond of bijzondere grond.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en de waarde van het attribuut geologische grondsoort gelijk is aan een waarde uit de categorie organische grond.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief, en de waarde van het attribuut geologische grondsoort gelijk is aan een waarde uit de categorie zeer grove grond, grindrijke minerale grond, schelprijke grond, grindarme minerale grond of bijzondere grond.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief, en de waarde van het attribuut geologische grondsoort gelijk is aan een waarde uit de categorie organische grond.
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut grondsoort NEN 5104 niet gelijk is aan veenNietGespecificeerd, mineraalrijkVeen, mineraalarmVeen, kleiigVeen, zwakKleiigVeen, sterkKleiigVeen, zandigVeen, zwakZandigVeen, sterkZandigVeen, bruinkoolNietGespecificeerd, mineraalrijkeBruinkool, mineraalarmeBruinkool, kleiigeBruinkool, zwakKleiigeBruinkool, sterkKleiigeBruinkool, zandigeBruinkool, zwakZandigeBruinkool, sterkZandigeBruinkool, detritusNietGespecificeerd, mineraalrijkeDetritus, mineraalarmeDetritus, kleiigeDetritus, zwakKleiigeDetritus, sterkKleiigeDetritus, zandigeDetritus, zwakZandigeDetritus, sterkZandigeDetritus, gyttjaNietGespecificeerd, mineraalrijkeGyttja, mineraalarmeGyttja, kleiigeGyttja, zwakKleiigeGyttja, sterkKleiigeGyttja, zandigeGyttja, zwakZandigeGyttja, sterkZandigeGyttja of dy.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut grondsoort NEN 5104 gelijk is aan veenNietGespecificeerd, mineraalrijkVeen, mineraalarmVeen, kleiigVeen, zwakKleiigVeen, sterkKleiigVeen, zandigVeen, zwakZandigVeen, sterkZandigVeen, bruinkoolNietGespecificeerd, mineraalrijkeBruinkool, mineraalarmeBruinkool, kleiigeBruinkool, zwakKleiigeBruinkool, sterkKleiigeBruinkool, zandigeBruinkool, zwakZandigeBruinkool, sterkZandigeBruinkool, detritusNietGespecificeerd, mineraalrijkeDetritus, mineraalarmeDetritus, kleiigeDetritus, zwakKleiigeDetritus, sterkKleiigeDetritus, zandigeDetritus, zwakZandigeDetritus, sterkZandigeDetritus, gyttjaNietGespecificeerd, mineraalrijkeGyttja, mineraalarmeGyttja, kleiigeGyttja, zwakKleiigeGyttja, sterkKleiigeGyttja, zandigeGyttja, zwakZandigeGyttja, sterkZandigeGyttja of dy.
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan fysischGeografischStandaardArchief, en de waarde van het attribuut grondsoort Berendsen en Stouthamer gelijk is aan een waarde uit de categorie zeer grove grond, grindrijke minerale grond, schelprijke grond, grindarme minerale grond of bijzondere grond.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan fysischGeografischStandaardArchief, en de waarde van het attribuut grondsoort Berendsen en Stouthamer gelijk is aan een waarde uit de categorie organische grond.
Toelichting

In de NEN 5104 classificatie wordt het begrip organische stof gebruikt, maar opgemerkt wordt dat de term is gedefinieerd als organisch materiaal. Het gehalte aan organisch materiaal wordt altijd geschat. Het gegeven wordt apart vastgelegd wanneer het gehalte onder een bepaald percentage ligt. Daarboven bepaalt het gehalte de naam van de grondsoort.
De NEN 5104 classificatie wordt ook toegepast in de Standaard Boor Beschrijvingsmethode (SBB, beschrijfkwaliteit geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd, geologischUitgebreidOngeroerd, geologischStandaardArchief en geologischUitgebreidArchief), de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASB, beschrijfkwaliteit archeologischStandaardArchief) en de beschrijfprocedure Berendsen en Stouthamer (beschrijfkwaliteit fysischGeografischStandaardArchief).

6.3.23.10 schelpmateriaalgehalteklasse
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

Het aandeel schelpmateriaal in het volume van de grond, uitgedrukt in een percentageklasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam VolumePercentageklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en de geologische grondsoort een waarde uit de categorie zeer grove grond, grindrijke minerale grond, organische grond, grindarme minerale grond of bijzondere grond is.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en de geologische grondsoort een waarde uit de categorie schelprijke grond is.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief, en de geologische grondsoort een waarde uit de categorie zeer grove grond, grindrijke minerale grond, organische grond, grindarme minerale grond of bijzondere grond is.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief, en de geologische grondsoort een waarde uit de categorie schelprijke grond is.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan fysischGeografischStandaardArchief of geologischNEN5104Archief.
Toelichting

Schelpmateriaal bestaat uit gruis, fragmenten en hele schelpen. Het gegeven wordt niet vastgelegd wanneer de naam van de grondsoort al duidelijk maakt dat de grond schelpmateriaal bevat.
IMBRO/A Het beschrijven van schelpen maakt geen onderdeel uit van de beschrijfprocedures NEN 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief) en Berendsen en Stouthamer (beschrijfkwaliteit fysischGeografischStandaardArchief). Het gegeven kan eventueel als extra aspect zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 of Berendsen en Stouthamer tot stand is gekomen. In dat geval is niet bekend hoe (volgens welke procedure) het aandeel is bepaald en wordt de schelpmateriaalgehalteklasse archief in plaats van de schelpmateriaalgehalteklasse vastgelegd.

6.3.23.11 schelpmateriaalgehalteklasse archief
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

Het aandeel schelpmateriaal in de grond, uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Archiefklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief en de waarde van het attribuut grondsoort NEN5104 is niet gelijk aan schelpenNietGespecificeerd, siltigeSchelpen, zandigeSchelpen, zwakZandigeSchelpen, matigZandigeSchelpen, sterkZandigeSchelpen of uiterstZandigeSchelpen.
  • De waarde van het attribuut mag niet gelijk zijn aan onbekend wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan fysischGeografischStandaardArchief of geologischNEN5104Archief.
Toelichting

IMBRO/A Het is niet bekend of het schelpmateriaal inclusief of exclusief schelpgruis betreft. Dit gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A, en alleen bij gegevens waarvan niet bekend is hoe het aandeel is uitgedrukt. Dat is het geval wanneer het beschrijven van het bestanddeel geen onderdeel uit maakt van de beschrijfprocedure of wanneer niet bekend is onder welke beschrijfprocedure de boormonsterbeschrijving tot stand is gekomen.
Het beschrijven van schelpen maakt geen onderdeel uit van de beschrijfprocedures NEN 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief) en Berendsen en Stouthamer (beschrijfkwaliteit fysischGeografischStandaardArchief). Het gegeven kan eventueel als extra aspect zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 of Berendsen en Stouthamer tot stand is gekomen. In dat geval is niet bekend hoe (volgens welke procedure) het aandeel is bepaald en wordt de schelpmateriaalgehalteklasse archief in plaats van de schelpmateriaalgehalteklasse vastgelegd. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.

6.3.23.12 zeer grove fractie gehalteklasse
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

Het aandeel korrels die groter zijn dan 63 millimeter in de massa van de grond, uitgedrukt in een percentageklasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..2
Domein
  Naam ZeerGroveFractieGehalteklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan fysischGeografischStandaardArchief of geologischNEN5104Archief.
Toelichting

Bij zeer grove gronden maakt de naam van de grondsoort al duidelijk dat de grond zeer grof materiaal bevat en wordt alleen de tweede fractie vastgelegd.
In het geval er geen zeer grof materiaal in de opgeboorde grond aanwezig is wordt de waarde geenZeerGroveFractie vastgelegd.
IMBRO/A Het beschrijven van de zeer grove fractie maakt geen onderdeel uit van beschrijfprocedures NEN 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief) en Berendsen en Stouthamer (beschrijfkwaliteit fysischGeografischStandaardArchief). Het gegeven kan eventueel als extra aspect zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen. In dat geval is niet bekend hoe (volgens welke procedure) het aandeel is bepaald en wordt de zeer grove fractie gehalteklasse archief in plaats van de zeer grove fractie gehalteklasse vastgelegd. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.

6.3.23.13 zeer grove fractie gehalteklasse archief
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

Het aandeel korrels die groter zijn dan 63 millimeter in de grond, uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..2
Domein
  Naam ZeerGroveFractieGehalteklasseArchief
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, fysischGeografischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
Toelichting

IMBRO/A Dit gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A, en alleen bij gegevens waarvan niet bekend is hoe het aandeel is uitgedrukt. Dat is het geval wanneer het beschrijven van het bestanddeel geen onderdeel uit maakt van de beschrijfprocedure of wanneer niet bekend is onder welke beschrijfprocedure de boormonsterbeschrijving tot stand is gekomen. Het beschrijven van zeer grof materiaal maakt geen onderdeel uit van de procedure NEN 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief) en Berendsen en Stouthamer (beschrijfkwaliteit fysischGeografischStandaardArchief). Het gegeven kan eventueel als extra aspect zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen. In dat geval is niet bekend hoe (volgens welke procedure) het aandeel is bepaald en wordt de zeer grove fractie gehalteklasse archief in plaats van de zeer grove fractie gehalteklasse vastgelegd. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.

6.3.23.14 glauconietgehalteklasse
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

Het deel van het volume van de grond dat uit glauconiet bestaat, uitgedrukt in een percentageklasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam VolumePercentageklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief , fysischGeografischStandaardArchief of geologischNEN5104Archief.
Toelichting

IMBRO/A Het beschrijven van glauconiet maakt geen onderdeel uit van de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASB, beschrijfkwaliteit archeologischStandaardArchief) en niet van de beschrijfprocedures NEN 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief) en Berendsen en Stouthamer (beschrijfkwaliteit fysischGeografischStandaardArchief). Het gegeven kan eventueel als extra aspect zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen. In dat geval is niet bekend hoe (volgens welke procedure) het aandeel is bepaald en wordt de glaucietgehalteklasse archief in plaats van de glaucietgehalteklasse vastgelegd.

6.3.23.15 glauconietgehalteklasse archief
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

Het deel van de grond dat uit glauconiet bestaat, uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Archiefklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, fysischGeografischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
  • De waarde van het attribuut mag niet gelijk zijn aan onbekend wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief.
Toelichting

IMBRO/A Dit gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A, en alleen bij gegevens waarvan niet bekend is hoe het aandeel is uitgedrukt. Dat is het geval wanneer het beschrijven van het bestanddeel geen onderdeel uit maakt van de beschrijfprocedure of wanneer niet bekend is onder welke beschrijfprocedure de boormonsterbeschrijving tot stand is gekomen.
Het beschrijven van glauconiet maakt geen onderdeel uit van de beschrijfprocedures NEN 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief) en Berendsen en Stouthamer (beschrijfkwaliteit fysischGeografischStandaardArchief). Het gegeven kan eventueel als extra aspect zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen. In dat geval is niet bekend hoe (volgens welke procedure) het aandeel is bepaald en wordt de glaucietgehalteklasse archief in plaats van de glaucietgehalteklasse vastgelegd. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.

6.3.23.16 kalkgehalteklasse
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

Het gehalte aan koolzure kalk uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Kalkgehalteklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan kalkloos, zwakKalkhoudend, kalkhoudend of kalkrijk, wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd.
Regels IMBRO/A
  • De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan kalkloosNEN5104, kalkarmNEN5104, kalkrijkNEN5104, kalkAandeelOnbekend of onbekend, wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischNEN5104Archief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
  • De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan geenKalkBerendsenStouthamer, weinigKalkBerendsenStouthamer veelKalkBerendsenStouthamer of onbekend, wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan fysischGeografischStandaardArchief.
Toelichting

Het kalkgehalte wordt geschat naar de mate van opbruisen met verdund zoutzuur (10 % HCl). Het gegeven wordt altijd vastgelegd, ook wanneer de grond uit schelpmateriaal of kalk bestaat.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A is een andere indeling gehanteerd.

6.3.23.17 kleur
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

De kleur van de grond.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Kleur
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

De kleur wordt beschreven aan de hand van drie aspecten, dat zijn de hoofdkleur, tweede kleur en intensiteit. Het bepalen van kleur kent een zekere mate van subjectiviteit wanneer dat gebeurt zonder gebruik te maken van hulpmiddelen en dat is het geval bij de standaardmanier van beschrijven. Bij de uitgebreide manier wordt gebruikt gemaakt van een kleurenkaart. Om de namen van kleuren een meer objectieve basis te geven, is de vertaling naar de codes van de Munsell kleurenkaarten voor grond en gesteente opgenomen in de waardelijst (Munsell Soil Color Chart en Munsell Rock Color Chart).
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht zijn de tweede kleur en intensiteit vaak niet beschreven, en is er geen gebruik gemaakt van een kleurenkaart. In enkele gevallen gaat het om een combinatie van twee kleuren.

6.3.23.18 gevlekt
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de grond vlekken vertoont.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardOngeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd of geologischUitgebreidGeroerd.
Toelichting

Het voorkomen van vlekken is een aanwijzing voor verandering van de chemische samenstelling van de grond na afzetting van het sediment.

6.3.23.19 consistentie fijne grond
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

De stijfheid van fijne grond uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam ConsistentieFijneGrond
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardOngeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd en de waarde van het attribuut geologische grondsoort gelijk is aan zwakSiltigeKlei, matigSiltigeKlei, sterkSiltigeKlei, uiterstSiltigeKlei, zwakZandigeKlei, matigZandigeKlei, sterkZandigeKlei, zwakZandigeLeem of sterkZandigeLeem.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en de waarde van het attribuut geologische grondsoort niet gelijk is aan zwakSiltigeKlei, matigSiltigeKlei, sterkSiltigeKlei, uiterstSiltigeKlei, zwakZandigeKlei, matigZandigeKlei, sterkZandigeKlei, zwakZandigeLeem of sterkZandigeLeem.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief, en de waarde van het attribuut geologische grondsoort niet gelijk is aan zwakSiltigeKlei, matigSiltigeKlei, sterkSiltigeKlei, uiterstSiltigeKlei, zwakZandigeKlei, matigZandigeKlei, sterkZandigeKlei, zwakZandigeLeem of sterkZandigeLeem.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief, en de waarde van het attribuut grondsoort NEN5104 niet gelijk is aan kleiNietGespecificeerd, siltigeKlei, zwakSiltigeKlei, matigSiltigeKlei, sterkSiltigeKlei, uiterstSiltigeKlei, zandigeKlei, zwakZandigeKlei, matigZandigeKlei, sterkZandigeKlei, leemNietGespecificeerd, zwakZandigeLeem of sterkZandigeLeem.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan fysischGeografischStandaardArchief, en de waarde van het attribuut grondsoort Berendsen en Stouthamer niet gelijk is aan lichteKlei, lichteZandigeLeem, matigZwareKlei, zandigeLeem, zeerZwareKlei, zwareZandigeLeem, venigeKlei, lichteSiltigeLeem, siltigeLeem of zwareSiltigeLeem.
  • De waarde van het attribuut mag niet gelijk zijn aan zeerSlap, slap, stevig, stijf en zeerStijf wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, fysischGeografischStandaardArchief, geologischNEN5104Archief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
Toelichting

Bij het beschrijven van geroerde monsters, wordt het gegeven alleen vastgelegd wanneer de waarde bepaald kan worden. De uitvoerder beoordeelt zelf wanneer dat het geval is.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A is een andere indeling gehanteerd.

6.3.23.20 consistentie organische grond
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

De stijfheid van organische grond uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam ConsistentieOrganischeGrond
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardOngeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd en de geologische grondsoort een waarde uit de categorie organische grond is.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en de geologische grondsoort een waarde uit de categorie zeer grove grond, grindrijke minerale grond, schelprijke grond, grindarme minerale grond of bijzondere grond is.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief, en de geologische grondsoort een waarde uit de categorie zeer grove grond, grindrijke minerale grond, schelprijke grond, grindarme minerale grond of bijzondere grond is.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief, en de waarde van het attribuut grondsoort NEN5104 niet gelijk is aan veenNietGespecificeerd, mineraalrijkVeen, mineraalarmVeen, kleiigVeen, zwakKleiigVeen, sterkKleiigVeen, zandigVeen, zwakZandigVeen, sterkZandigVeen, bruinkoolNietGespecificeerd, mineraalarmeBruinkool, kleiigeBruinkool, zwakKleiigeBruinkool, sterkKleiigeBruinkool, zandigeBruinkool, zwakZandigeBruinkool, sterkZandigeBruinkool, detritusNietGespecificeerd, mineraalarmeDetritus, kleiigeDetritus, zwakKleiigeDetritus, sterkKleiigeDetritus, zandigeDetritus, zwakZandigeDetritus, sterkZandigeDetritus, gyttjaNietGespecificeerd, mineraalarmeGyttja, kleiigeGyttja, zwakKleiigeGyttja, sterkKleiigeGyttja, zandigeGyttja, zwakZandigeGyttja, sterkZandigeGyttja of dy.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan fysischGeografischStandaardArchief, en de waarde van het attribuut grondsoort Berendsen en Stouthamer een waarde uit de categorie zeer grove grond, grindrijke minerale grond, schelprijke grond, grindarme minerale grond of bijzondere grond is.
Toelichting

Bruinkool heeft altijd de waarde vast. Bij het beschrijven van geroerde monsters, wordt het gegeven alleen vastgelegd wanneer de waarde bepaald kan worden. De uitvoerder beoordeelt zelf wanneer dat het geval is.

6.3.23.21 sedimentair fenomeen
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

Een verschijnsel dat specifieke informatie geeft over de omstandigheden waaronder de laag is gevormd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam SedimentairFenomeen
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd of geologischUitgebreidGeroerd.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, fysischGeografischStandaardArchief, geologischNEN5104Archief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
Toelichting

Het gegeven wordt alleen vastgelegd bij de beschrijving van ongeroerde monsters.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is dit gegeven niet vastgelegd.

6.3.23.22 textuur organische grond
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

De mate van vezeligheid van organische grond uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam TextuurOrganischeGrond
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en de waarde van het attribuut geologische grondsoort niet gelijk is aan mineraalarmVeen, zwakKleiigVeen, sterkKleiigVeen, zwakZandigVeen, sterkZandigVeen, mineraalarmeDetritus, zwakKleiigeDetritus, sterkKleiigeDetritus, zwakZandigeDetritus of sterkZandigeDetritus.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief, en de waarde van het attribuut geologische grondsoort niet gelijk is aan mineraalarmVeen, zwakKleiigVeen, sterkKleiigVeen, zwakZandigVeen, sterkZandigVeen, mineraalarmeDetritus, zwakKleiigeDetritus, sterkKleiigeDetritus, zwakZandigeDetritus of sterkZandigeDetritus.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief, en de waarde van het attribuut grondsoort NEN5104 niet gelijk is aan veenNietGespecificeerd, mineraalrijkVeen, mineraalrijkVeen, mineraalarmVeen, kleiigVeen, zwakKleiigVeen, sterkKleiigVeen, zandigVeen, zwakZandigVeen, sterkZandigVeen, detritusNietGespecificeerd, mineraalrijkeDetritus, mineraalarmeDetritus, kleiigeDetritus, zwakKleiigeDetritus, sterkKleiigeDetritus, zandigeDetritus, zwakZandigeDetritus of sterkZandigeDetritus.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan fysischGeografischStandaardArchief, en de waarde van het attribuut grondsoort Berendsen en Stouthamer niet gelijk is aan mineraalarmVeen, kleiigVeen of zandigVeen.
  • De waarde van het attribuut mag niet gelijk zijn aan amorf, pseudoVezelig, pseudoVezeligFijn, pseudoVezeligGrof, vezelig, vezeligFijn en vezeligGrof, wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, fysischGeografischStandaardArchief, geologischNEN5104Archief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
Toelichting

De textuur wordt bepaald voor veen en detritus. Bruinkool bestaat uit een vast mengsel van vezels en amorfe massa en gyttja is per definitie amorf. Bij het beschrijven van veen en detritus, wordt het gegeven alleen vastgelegd wanneer de waarde bepaald kan worden. De uitvoerder beoordeelt zelf wanneer dat het geval is.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A is het gegeven niet altijd vastgelegd, en is een andere indeling gehanteerd.

6.3.23.23 bijzonder bestanddeel
Type gegeven Gegevensgroep van Grond
Definitie

De gegevens over het bestanddeel van de grond dat uit materiaal bestaat dat van nature niet of niet algemeen voorkomt, of dat een verbijzondering is van een algemeen voorkomend bestanddeel van grond.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..*
Gegevensgroeptype Bijzonder bestanddeel
6.3.23.24 afwijkend laagje
Type gegeven Gegevensgroep van Grond
Definitie

Van een laag die in hoofdzaak uit een bepaalde grondsoort bestaat maar waarin een of meer laagjes van een ander natuurlijk materiaal voorkomen, een deel dat uit laagjes van een ander materiaal en met een bepaalde dikte bestaat.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..4
Gegevensgroeptype Afwijkend laagje
6.3.23.25 brokje
Type gegeven Gegevensgroep van Grond
Definitie

Een voorkomen in grond van brokjes van een afwijkende grondsoort.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..3
Gegevensgroeptype Brokje
6.3.23.26 grindfractie
Type gegeven Gegevensgroep van Grond
Definitie

Het deel van de grond dat uit grind bestaat.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Gegevensgroeptype Grindfractie
6.3.23.27 zandfractie
Type gegeven Gegevensgroep van Grond
Definitie

Het deel van de grond dat uit zand bestaat.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Gegevensgroeptype Zandfractie
6.3.23.28 schelpenfractie
Type gegeven Gegevensgroep van Grond
Definitie

Het deel van de grond dat uit schelpmateriaal bestaat.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Gegevensgroeptype Schelpenfractie
6.3.23.29 schelpenfractie archief
Type gegeven Gegevensgroep van Grond
Definitie

Het deel van de grond dat uit schelpmateriaal bestaat.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Gegevensgroeptype Schelpenfractie archief
6.3.23.30 organische fractie
Type gegeven Gegevensgroep van Grond
Definitie

Het deel van de grond dat uit organisch materiaal bestaat.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Gegevensgroeptype Organische fractie
6.3.23.31 munsellkleur
Type gegeven Gegevensgroep van Grond
Definitie

De kleur volgens het Munsell-systeem.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Gegevensgroeptype Munsellkleur
6.3.23.32 vlek
Type gegeven Gegevensgroep van Grond
Definitie

De gegevens van de vlekken die een bepaalde kleur hebben.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..3
Gegevensgroeptype Vlek
6.3.23.33 insluitsel
Type gegeven Gegevensgroep van Grond
Definitie

Een of meer geïsoleerde, veelal grillig gevormde en onduidelijk begrensde voorkomens van een afwijkende grondsoort die herkend worden als ontstaan uit vervorming van eerder afgezet sediment.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..3
Gegevensgroeptype Insluitsel
6.3.23.34 sedimentlens
Type gegeven Gegevensgroep van Grond
Definitie

Een of meer geïsoleerde, duidelijk begrensde, lensvormige voorkomens van een afwijkende grondsoort, die herkend worden als in deeltjes afgezet.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..4
Gegevensgroeptype Sedimentlens
6.3.23.35 dierlijk fossiel
Type gegeven Gegevensgroep van Grond
Definitie

Een voorkomen van een bepaalde categorie van fossiele overblijfselen van dieren.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..*
Gegevensgroeptype Dierlijk fossiel
6.3.23.36 fractieverdeling
Type gegeven Gegevensgroep van Grond
Definitie

De samenstelling van de grond beschreven volgens de driehoeksystematiek als een mengsel van organische stof, schelpmateriaal en vier minerale fracties, te weten grind, zand, silt en lutum.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Gegevensgroeptype Fractieverdeling

6.3.24 Bijzonder bestanddeel

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens over een deel van de grond dat uit materiaal bestaat dat van nature niet of niet algemeen voorkomt, of dat een verbijzondering is van een algemeen voorkomend bestanddeel van grond.

Toelichting

Het ontbreken van het gegeven betekent dat er geen bijzondere bestanddelen aanwezig zijn.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is het gegeven niet altijd vastgelegd. Bij de uitgebreide beschrijving van natuurlijke homogene grondlagen volgens de Standaard Boor Beschrijvingsmethode (SBB, beschrijfkwaliteit geologischUitgebreidArchief) betekent het ontbreken van het gegeven dat er geen brokjes aanwezig zijn. Bij de andere beschrijfkwaliteiten (archeologischStandaardArchief, fysischGeografischStandaardArchief, geologischNEN5104Archief en geologischStandaardArchief) en bij de beschrijving van antropogene grondlagen en heterogeen gelaagde lagen die als laagjes zijn beschreven, kan geen bijzondere betekenis worden gegeven aan het eventueel ontbreken van het gegeven. Bij de beschrijving volgens de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASB, beschrijfkwaliteit archeologischStandaardArchief) is een kortere lijst gebruikt dan bij de beschrijving volgens de Standaard Boor Beschrijvingsmethode (SBB, beschrijfkwaliteit geologischStandaardArchief en geologischUitgebreidArchief).

6.3.24.1 soort bestanddeel
Type gegeven Attribuut van Bijzonder bestanddeel
Definitie

De naam van het bijzondere bestanddeel.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam SoortBijzonderBestanddeel
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Bij de standaard beschrijving wordt een kortere lijst gebruikt dan bij de uitgebreide beschrijving.

6.3.24.2 percentageklasse
Type gegeven Attribuut van Bijzonder bestanddeel
Definitie

Het procentuele aandeel in het volume van de grond, uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam VolumePercentageklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan fysischGeografischStandaardArchief of geologischNEN5104Archief.
Toelichting

IMBRO/A Wanneer bijzondere bestanddelen zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief) of bij een beschrijving die onder Berendsen en Stouthamer tot stand is gekomen (beschrijfkwaliteit fysischGeografischStandaardArchief), is niet bekend hoe het aandeel is bepaald. In dat geval wordt de archiefklasse in plaats van de percentageklasse vastgelegd.

6.3.24.3 archiefklasse
Type gegeven Attribuut van Bijzonder bestanddeel
Definitie

Het aandeel in het volume van de grond, uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Archiefklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan fysischGeografischStandaardArchief of geologischNEN5104Archief.
Toelichting

IMBRO/A Dit gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A, en alleen bij gegevens waarvan niet bekend is hoe het aandeel is uitgedrukt. Wanneer bijzondere bestanddelen zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 of onder Berendsen en Stouthamer tot stand is gekomen (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief en fysischGeografischStandaardArchief), is niet bekend hoe het aandeel is bepaald. In dat geval wordt de archiefklasse in plaats van de percentageklasse vastgelegd. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.

6.3.25 Afwijkend laagje

Type gegeven Entiteit
Definitie

Van een laag die in hoofdzaak uit een bepaalde grondsoort bestaat maar waarin een of meer laagjes van een ander natuurlijk materiaal voorkomen, de gegevens over een deel dat uit laagjes van een ander materiaal en met een bepaalde dikte bestaat.

Regels
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd of geologischUitgebreidGeroerd.
Regels IMBRO/A
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut kwaliteit beschreven monsters gelijk is aan geroerd.
Toelichting

Het gegeven wordt alleen vastgelegd bij de beschrijving van ongeroerde monsters. Een afwijkend laagje verschilt altijd qua grondsoort van de laag. Afwijkende laagjes verschillen onderling in grondsoort, in laagdikte of in beide.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht zijn afwijkende laagjes niet altijd vastgelegd. Aan het eventueel ontbreken van het gegeven bij archiefgegevens kan geen bijzondere betekenis worden gegeven.

6.3.25.1 soort grond
Type gegeven Attribuut van Afwijkend laagje
Definitie

Het soort grond waaruit de eenheid bestaat, grof getypeerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam SoortGrond
  Type Waardelijst uitbreidbaar
6.3.25.2 soort gesteente
Type gegeven Attribuut van Afwijkend laagje
Definitie

Het soort gesteente waaruit de eenheid bestaat, grof getypeerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam SoortGesteente
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer het attribuut soort grond ontbreekt.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.
6.3.25.3 laagaandeel
Type gegeven Attribuut van Afwijkend laagje
Definitie

Het aandeel in het volume van de laag.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.0
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardOngeroerd, of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief , fysischGeografischStandaardArchief of geologischNEN5104Archief.
Toelichting

Het aandeel wordt geschat.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is het aandeel bijna altijd uitgedrukt in een klasse (laagaandeelklasse of laagaandeelklasse archief wanneer niet bekend is hoe het aandeel is bepaald) en niet als meetwaarde.

6.3.25.4 laagaandeelklasse
Type gegeven Attribuut van Afwijkend laagje
Definitie

Het aandeel in het volume van de laag, uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Laagaandeelklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardOngeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief, en het attribuut laagaandeel ontbreekt.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief, en het attribuut laagaandeel aanwezig is.
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan fysischGeografischStandaardArchief of geologischNEN5104Archief.
Toelichting

IMBRO/A Dit gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A. Bij een boormonsterbeschrijving die onder de Standaard Boor Beschrijvingsmethode (SBB, beschrijfkwaliteit geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief) tot stand is gekomen, is het aandeel uitgedrukt in een klasse (laagaandeelklasse) of als meetwaarde (laagaandeel). Bij een boormonsterbeschrijving die onder de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASB, beschrijfkwaliteit archeologischStandaardArchief) tot stand is gekomen, is het aandeel uitgedrukt in een klasse (laagaandeelklasse).
Het beschrijven van afwijkende laagjes maakt geen onderdeel uit van de beschrijfprocedures NEN 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief) en Berendsen en Stouthamer (beschrijfkwaliteit fysischGeografischStandaardArchief). Het gegeven kan eventueel als extra aspect zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 of Berendsen en Stouthamer tot stand is gekomen. In dat geval is niet bekend hoe (volgens welke procedure) het aandeel is bepaald en wordt de laagaandeelklasse archief in plaats van de laagaandeelklasse vastgelegd.

6.3.25.5 laagaandeelklasse archief
Type gegeven Attribuut van Afwijkend laagje
Definitie

Het aandeel in de laag, uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Archiefklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardOngeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan fysischGeografischStandaardArchief of geologischNEN5104Archief.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
Toelichting

IMBRO/A Dit gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A, en alleen bij gegevens waarvan niet bekend is hoe het aandeel is bepaald. Dat is het geval wanneer het beschrijven van laagjes geen onderdeel uit maakt van de beschrijfprocedure of wanneer niet bekend is onder welke beschrijfprocedure de boormonsterbeschrijving tot stand is gekomen.
Het beschrijven van afwijkende laagjes maakt geen onderdeel uit van de beschrijfprocedures NEN 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief) en Berendsen en Stouthamer (beschrijfkwaliteit fysischGeografischStandaardArchief). Het gegeven kan eventueel als extra aspect zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 of Berendsen en Stouthamer tot stand is gekomen. In dat geval is niet bekend hoe (volgens welke procedure) het aandeel is bepaald en wordt de laagaandeelklasse archief in plaats van de laagaandeelklasse vastgelegd. Het aandeel moet beschouwd worden als indicatief.

6.3.25.6 laagdikteklasse
Type gegeven Attribuut van Afwijkend laagje
Definitie

De voor het laagje kenmerkende dikte, uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Laagdikteklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels IMBRO/A
  • De waarde van het attribuut mag niet gelijk zijn aan ergDunGelamineerd, dunGelamineerd, dikGelamineerd, ergDunGelaagd en dunGelaagd wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, fysischGeografischStandaardArchief, geologischNEN5104Archief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
Toelichting

IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is een andere indeling gehanteerd.

6.3.25.7 kleur
Type gegeven Attribuut van Afwijkend laagje
Definitie

De kleur van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Kleur
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels IMBRO/A
  • De waarde van het attribuut mag niet gelijk zijn aan onbekend wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, fysischGeografischStandaardArchief, geologischNEN5104Archief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
Toelichting

De kleur wordt vastgelegd wanneer het een onderscheidend kenmerk is.
IMBRO/A Aan het eventueel ontbreken van het gegeven bij archiefgegevens kan geen bijzondere betekenis worden gegeven.

6.3.25.8 genetische typering
Type gegeven Attribuut van Afwijkend laagje
Definitie

De typering van de eenheid naar wording, voor zover dat voor een goed begrip relevant is.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam GenetischeTypering
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het gegeven wordt alleen vastgelegd wanneer een laag onder bepaalde omstandigheden is gevormd. Het kan gebruikers direct inzicht geven in de plaats van de eenheid in een geologisch model. Het gegeven heeft eerder een interpretatief dan een beschrijvend karakter, maar het niveau van interpretatie is zo globaal dat iedere beschrijver in het vakgebied geacht wordt over de noodzakelijke kennis te beschikken. Ook zijn deze gegevens het beste direct bij de beschrijving van boormonsters vast te leggen in plaats van achteraf op basis van alleen de boormonsterbeschrijving.

6.3.25.9 verkit
Type gegeven Attribuut van Afwijkend laagje
Definitie

De aanduiding die aangeeft of het materiaal verkit is.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

Het gegeven wordt alleen vastgelegd wanneer dat in de context van het onderzoek relevant is.

6.3.26 Brokje

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens over een voorkomen in grond van brokjes van een afwijkende grondsoort.

Regels IMBRO/A
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan fysischGeografischStandaardArchief.
Toelichting

Hoe het voorkomen van brokjes van afwijkende grondsoorten moet worden geïnterpreteerd hangt af van de kwaliteit van de beschreven monsters. Wanneer het om ongeroerde monsters gaat, mag men ervan uitgaan dat het een in-situ eigenschap van de grond is en dat de brokjes als zodanig getransporteerd en afgezet zijn. In geroerde monsters zal het voorkomen van brokjes eerder de expressie zijn van vermenging van lagen die in samenstelling van de grond verschillen.
Het ontbreken van het gegeven betekent dat er geen brokjes aanwezig zijn.
IMBRO/A Het beschrijven van brokjes maakt geen onderdeel uit van de beschrijfprocedures NEN 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief) en Berendsen en Stouthamer (beschrijfkwaliteit fysischGeografischStandaardArchief). Het gegeven kan eventueel als extra aspect zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen. In dat geval is niet bekend hoe (volgens welke procedure) de brokjes zijn beschreven.
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is het gegeven niet altijd vastgelegd. Bij de uitgebreide beschrijving van natuurlijke homogene grondlagen volgens de Standaard Boor Beschrijvingsmethode (SBB, beschrijfkwaliteit geologischUitgebreidArchief) betekent het ontbreken van het gegeven dat er geen brokjes aanwezig zijn. Bij de andere beschrijfkwaliteiten (archeologischStandaardArchief, geologischNEN5104Archief en geologischStandaardArchief) en bij de beschrijving van antropogene grondlagen en heterogeen gelaagde lagen die als laagjes zijn beschreven, kan geen bijzondere betekenis worden gegeven aan het eventueel ontbreken van het gegeven.
Bij de beschrijving volgens de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASB, beschrijfkwaliteit archeologischStandaardArchief) zijn alleen de zand-, klei- en veenbrokjes beschreven.

6.3.26.1 soort grond
Type gegeven Attribuut van Brokje
Definitie

Het soort grond waaruit de eenheid bestaat, grof getypeerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam SoortGrond
  Type Waardelijst uitbreidbaar
6.3.26.2 grootteklasse
Type gegeven Attribuut van Brokje
Definitie

De grootte van een brokje uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam GrootteklasseBrokje
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardOngeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.
Toelichting

In geroerde monsters zijn de afmetingen van brokjes van geen betekenis, in ongeroerde monsters kunnen zij voor de expert van betekenis zijn bij het bepalen van de omstandigheden waaronder de laag is gevormd.
De grootte van een brokje wordt bepaald aan de hand van de een-na-langste as.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is dit gegeven niet vastgelegd.

6.3.26.3 percentageklasse
Type gegeven Attribuut van Brokje
Definitie

Het procentuele aandeel in het volume van de grond, uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam VolumePercentageklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief.
Toelichting

IMBRO/A Het beschrijven van brokjes maakt geen onderdeel uit van de beschrijfprocedure NEN 5104. Wanneer brokjes zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief), is niet bekend hoe het aandeel is bepaald. In dat geval wordt de archiefklasse in plaats van de percentageklasse vastgelegd.

6.3.26.4 archiefklasse
Type gegeven Attribuut van Brokje
Definitie

Het aandeel in het volume van de grond, uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Archiefklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief.
Toelichting

IMBRO/A Dit gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A, en alleen bij gegevens waarvan niet bekend is hoe het aandeel is uitgedrukt. Dat is het geval wanneer het beschrijven van het bestanddeel geen onderdeel uit maakt van de beschrijfprocedure of wanneer niet bekend is onder welke beschrijfprocedure de boormonsterbeschrijving tot stand is gekomen. Het beschrijven van brokjes maakt geen onderdeel uit van de procedure NEN 5104. Wanneer brokjes zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief), is niet bekend hoe het aandeel is bepaald. In dat geval wordt de archiefklasse in plaats van de percentageklasse vastgelegd. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.

6.3.26.5 kleur
Type gegeven Attribuut van Brokje
Definitie

De kleur van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Kleur
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels IMBRO/A
  • De waarde van het attribuut mag niet gelijk zijn aan onbekend wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischNEN5104Archief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
6.3.26.6 genetische typering
Type gegeven Attribuut van Brokje
Definitie

De typering van de eenheid naar wording, voor zover dat voor een goed begrip relevant is.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam GenetischeTypering
  Type Waardelijst uitbreidbaar
6.3.26.7 verkit
Type gegeven Attribuut van Brokje
Definitie

De aanduiding die aangeeft of het materiaal verkit is.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar

6.3.27 Grindfractie

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens over het deel van de grond dat uit grind bestaat.

Regels
  • De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd (dat is onder IMBRO altijd het geval), en de waarde van het attribuut geologische grondsoort van de entiteit Grond gelijk is aan keienMetGrind, keitjesMetGrind, siltigGrind, zwakZandigGrind, matigZandigGrind, sterkZandigGrind of uiterstZandigGrind.
  • De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd (dat is onder IMBRO altijd het geval), en de waarde van het attribuut grindgehalteklasse van de entiteit Grond gelijk is aan zwakGrindig, matigGrindig of sterkGrindig.
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd (dat is onder IMBRO altijd het geval), en de waarde van het attribuut geologische grondsoort van de entiteit Grond gelijk is aan blokken, keien, keienMetZand, keienMetSilt, keienMetKlei, keitjes, keitjesMetZand, keitjesMetSilt, keitjesMetKlei, asVulkanisch, diatomiet, dy, ijzeroer of kalkgyttja.
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd (dat is onder IMBRO altijd het geval), en de waarde van het attribuut grindgehalteklasse van de entiteit Grond gelijk is aan nietGrindig.
Regels IMBRO/A
  • De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief en de waarde van het attribuut geologische grondsoort van de entiteit Grond gelijk is aan siltigGrind, zwakZandigGrind, matigZandigGrind, sterkZandigGrind of uiterstZandigGrind, en de waarde van het attribuut antropogeen van de entiteit Laag gelijk is aan nee of onbekend, en de entiteit Laagje niet aanwezig is.
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief en de waarde van het attribuut geologische grondsoort van de entiteit Grond gelijk is aan blokken, keienNietGespecificeerd, keien, keienMetZand, keienMetSilt, keienMetKlei, keitjesNietGespecificeerd, keitjes, keitjesMetZand, keitjesMetSilt, keitjesMetKlei, asVulkanisch, diatomiet, dy, ijzeroer of kalkgyttja.
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief en de waarde van het attribuut grondsoort NEN5104 van de entiteit Grond gelijk is aan blokken, keienNietGespecificeerd of keitjesNietGespecificeerd.
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief en de waarde van het attribuut grindgehalteklasse van de entiteit Grond gelijk is aan nietGrindig of onbekend.
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief en de waarde van het attribuut grindgehalteklasse van de entiteit Grond gelijk is aan nietGrindig, grindig, zwakGrindig, matigGrindig, sterkGrindig of onbekend.
  • De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan fysischGeografischStandaardArchief, en de waarde van het attribuut grondsoort Berendsen en Stouthamer van de entiteit Grond gelijk is aan zwakZandigGrind, matigZandigGrind, sterkZandigGrind of grindNietGespecificeerd.
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan fysischGeografischStandaardArchief, en de waarde van het attribuut grindgehalteklasse van de entiteit Grond gelijk is aan nietGrindig of onbekend.
Toelichting

De grindfractie wordt vastgelegd bij grind en bij grindhoudende gronden.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A is de grindfractie niet altijd vastgelegd, en zelden volledig beschreven. Bij een boormonsterbeschrijving die onder de Standaard Boor Beschrijvingsmethode (SBB, beschrijfkwaliteit geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief) tot stand is gekomen, kan de grindfractie ontbreken bij keienMetGrind, keitjesMetGrind, grindNietGespecificieerd, bij grindhoudende lagen (grindgehalteklasse grindig, zwakGrindig, matigGrindig of sterkGrindig), bij antropogene grondlagen en bij heterogeen gelaagde lagen die als laagjes zijn beschreven.
Bij een boormonsterbeschrijving die onder beschrijfprocedure NEN 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief) tot stand is gekomen, kan de grindfractie ontbreken.
Bij een boormonsterbeschrijving die onder de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASB, beschrijfkwaliteit archeologischStandaardArchief) tot stand is gekomen is de grindfractie eventueel alleen bij beschreven bij grinden (en niet bij grindhoudende lagen). Onder de ASB is alleen de grindmediaan(klasse) vastgelegd.
Bij een boormonsterbeschrijving die onder Berendsen en Stouthamer (beschrijfkwaliteit fysischGeografischStandaardArchief) tot stand is gekomen is de grindfractie altijd beschreven bij grinden, en eventueel bij grindhoudende lagen. Onder Berendsen en Stouthamer is alleen de grindmediaan(klasse) vastgelegd.
Volgens de beschrijfprocedures NEN 5104 en Berendsen en Stouthamer worden schelpen (fragmenten en hele schelpen) gerekend tot de grindfractie. In de praktijk geldt voor boormonsterbeschrijvingen die onder NEN 5104 en Berendsen en Stouthamer tot stand zijn gekomen, dat de beschreven grindfractie meestal alleen daadwerkelijk grind betreft.

6.3.27.1 grindmediaanklasse
Type gegeven Attribuut van Grindfractie
Definitie

De mediane korrelgrootte in de massa van de grindfractie, uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Grindmediaanklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
  Identificerend gegeven Waarde
Regels
  • De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan fijn, middelgrof en grof, wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd.
Regels IMBRO/A
  • De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan fijnNEN5104, matigGrofNEN5104, zeerGrofNEN5104 of onbekend, wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischNEN5104Archief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
  • De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan zeerFijnVerbraeck, fijnVerbraeck, grofVerbraeck of onbekend, wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan fysischGeografischStandaardArchief.
Toelichting

IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is een andere indeling gehanteerd.

6.3.27.2 hoekigheid
Type gegeven Attribuut van Grindfractie
Definitie

De hoekigheid van de gemiddelde korrel uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Hoekigheid
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief of fysischGeografischStandaardArchief.
  • De waarde van het attribuut mag niet gelijk zijn aan onbekend wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief.
Toelichting

De indeling is naar Powers, 1953 en Hillen & Kruse, 1981. Het gegeven geeft inzicht in het afzettingsmilieu en de herkomst van het materiaal.
IMBRO/A Het beschrijven van de hoekigheid van de korrel maakt geen onderdeel uit van de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASB, beschrijfkwaliteit archeologischStandaardArchief) en niet van de beschrijfprocedures NEN 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief) en Berendsen en Stouthamer (beschrijfkwaliteit fysischGeografischStandaardArchief). Het gegeven kan eventueel als extra aspect zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen. In dat geval is niet bekend hoe (volgens welke procedure) de hoekigheid is bepaald.

6.3.27.3 fijn grind gehalteklasse
Type gegeven Attribuut van Grindfractie
Definitie

Het aandeel fijn grind in de massa van de grindfractie, uitgedrukt in een percentageklasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam MassaPercentageklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief of fysischGeografischStandaardArchief.
Toelichting

IMBRO/A Het gegeven is onder de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASB) en onder Berendsen en Stouthamer, niet vastgelegd.

6.3.27.4 matig grof grind gehalteklasse
Type gegeven Attribuut van Grindfractie
Definitie

Het aandeel matig grof grind in de massa van de grindfractie, uitgedrukt in een percentageklasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam MassaPercentageklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief of fysischGeografischStandaardArchief.
Toelichting

IMBRO/A Het gegeven is onder de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASB) en onder Berendsen en Stouthamer, niet vastgelegd.

6.3.27.5 zeer grof grind gehalteklasse
Type gegeven Attribuut van Grindfractie
Definitie

Het aandeel zeer grof grind in de massa van de grindfractie, uitgedrukt in een percentageklasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam MassaPercentageklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief of fysischGeografischStandaardArchief.
Toelichting

IMBRO/A Het gegeven is onder de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASB) en onder Berendsen en Stouthamer, niet vastgelegd.

6.3.27.6 windkanters aanwezig
Type gegeven Attribuut van Grindfractie
Definitie

De aanduiding die aangeeft of windkanters voorkomen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Naam IMBRO/A IndicatieJaNeeOnbekend
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geol