Dit document valt onder de volgende licentie:
Creative Commons Attribution 4.0 International Public License
Deze standaard beschrijft de specificaties van het model Basisgeometrie.
Dit is de definitieve versie van dit document. Wijzigingen naar aanleiding van consultaties zijn doorgevoerd.
Dit model voor het gebruiken van een basisgeometrie is een specifieke toepassing voor het koppelen van geometrie aan een informatieobject.
NEN 3610, het Basismodel geo-informatie, beschrijft een geo-object als abstractie van een fenomeen in de werkelijkheid, dat direct of indirect is geassocieerd met een locatie relatief ten opzichte van de aarde. Een geo-object heeft dus als eigenschap een locatie. Deze locatie kan gerealiseerd worden door middel van coördinaten met een georeferentie, een geometrie. Het fenomeen of het object zelf heeft ook kenmerken die het object definiëren. Informatiemodellen modelleren de gezamenlijkheid van objectkenmerken inclusief locatie en geometrie.
Er zijn situaties waarbij verschillende modellen gebruikt worden om dezelfde objecten in de werkelijkheid te modelleren met elk een specifieke set van kenmerken maar wel met dezelfde locatie. Het enige dat de modellen gemeenschappelijk hebben is de geometrie van het object. Indien er behoefte is om uit het oogpunt van voorkomen van redundantie de modellen te normaliseren vanuit het geometrie perspectief is een centraal model voor alleen geometrie een optie.
Dit model Basisgeometrie biedt hiervoor een gestandaardiseerde oplossing. Het model beschrijft een geometrie als een apart objecttype dat vervolgens als een eigenschap gebruikt kan worden door een objecttype van een ander informatiemodel. Doel is het gezamenlijk kunnen gebruiken van een geometrie of geometriebestanden door verschillende informatiemodellen. Het objecttype Geometrie in Basisgeometrie bevat alleen een attribuut geometrie en heeft geen inhoudelijke attributen.
Het toepassingsdomein van Basisgeometrie is geo-informatiemodellen die een externe geometriereferentie nodig hebben. De reden voor een externe geometriereferentie kan zijn het gezamenlijk gebruik van geometrieën of geometriebestanden door meerdere informatiemodellen in een gezamenlijke ketenuitwisseling.
Het model is ontwikkeld binnen de Omgevingswet voor de ketenuitwisseling van bevoegd gezag naar landelijke voorziening. Twee informatiemodellen, IMOW en IMOP, gebruiken daarbij gezamenlijke geometrieën.
Beide modellen koppelen andere informatie aan dezelfde geometrie. Door de geometrie apart te modelleren, los van de inhoudelijke informatie, ontstaan zelfstandige geometrie objecten.
Vanuit de domeinmodellen kan inhoudelijke informatie bijvoorbeeld via een klasse genaamd locatie door een associatie aan een geometrie worden gekoppeld. Ten opzichte van het refererende objecttype gedraagt de geometrie zich als een eigenschap.
GML Geography Markup Language
Dit hoofdstuk beschrijft de identificatie van de dataspecificatie. In onderstaande overzicht is de beschrijvende informatie opgenomen van de dataspecificatie.
Titel | Basisgeometrie |
Samenvatting | Het informatiemodel Basisgeometrie beschrijft een geometrie als een apart objecttype dat als een eigenschap gebruikt kan worden door een objecttype van een ander informatiemodel. Doel is het gezamenlijk kunnen gebruiken van een geometrie of geometriebestanden door verschillende informatiemodellen. Het objecttype Geometrie in Basisgeometrie bevat alleen een attribuut geometrie en heeft geen inhoudelijke attributen. |
Onderwerpcategorieën | Algemene toepassing van geometrie zonder domeininformatie. |
Geografische beschrijving | Niet van toepassing. |
Doel | Beschrijving van het geometriemodel voor koppeling van geometrie als eigenschap aan een inhoudelijk objecttype uit een ander informatiemodel. |
Aanvullende informatie | Deze versie is ontwikkeld voor de toepassing binnen het informatiemodel voor de omgevingswet (IMOW) en het daaraan gerelateerde informatiemodel voor officiele publicaties (IMOP). Doel is het gezamenlijk delen van geometrieën en geometriebestanden. Dit basisgeometrie model is gepubliceerd als inhoud-neutraal model dat ook door andere informatiemodellen gebruikt kan worden. |
In dit hoofdstuk wordt aan de hand van een UML-klassediagram en een objectcatalogus de informatieinhoud en -structuur van model Basisgeometrie beschreven.
Het model Basisgeometrie bevat maar één objecttype: Geometrie.
Naam | Geometrie |
---|---|
Definitie | Geometrie is het object dat de geometrie bevat: de geometrische bepaling van een locatie door middel van coördinaten. |
Toelichting |
Naam | id |
---|---|
Definitie | Unieke identificatie |
Waardetype | CharacterString |
Herkomst | Basisgeometrie |
Het volgende UML diagram geeft een voorbeeld waarin twee domeinmodellen Domein A en Domein B van uit een objecttype Locatie verwijzen naar een gemeenschappelijk geometrie objecttype.
De geometrie is daarbij een eigenschap van de locatie-objecten uit de twee domeinmodellen.
Het coördinaatreferentiesysteem wordt bepaald door het informatiemodel of de modellen die gebruik maken van Basisgeometrie.
Voor het definiëren van de coördinaatreferentiesystemen kunnen de EPSG-codes (European Petroleum Survey Group) worden gebruikt.
Voor de hand liggende coördinaatreferentiesystemen zijn:
Niet van toepassing. Er zijn geen tijdparameters opgenomen.
Het medium waarmee de data worden geleverd is niet gedefinieerd op dit niveau. Het wordt bepaald door de toepassing van het informatiemodel dat de standaard Basisgeometrie toepast.
De volgende encodingformaten zijn beschikbaar:
Beschikbaar GML applicatieschema Basisgeometrie.xsd gepubliceerd op: https://register.geostandaarden.nl/gmlapplicatieschema/basisgeometrie/1.0.0/basisgeometrie.xsd
Nadere specificaties:
GML versie en profiel: GML 3.2.2 – SF-0.
Simple features profile 0 is gekozen omdat de inhoud van dit model geen
constructies heeft die complexer zijn dan SF-0. Voor geometrietypen is er tussen
SF-0, SF-1 en SF-2 geen verschil. Over de data gekoppeld aan dit geometriemodel
wordt niets gezegd. Die hebben hun eigen complexiteitseisen.
Coördinaatreferentiestelsel: Het is verplicht om de srsName in te vullen op het hoogste niveau van een geometrie. Dat betekent dat van een samengestelde geometrie, een multigeometrie, alleen op het niveau van de samenstelling de srsName verplicht is ingevuld.
Invulinstructie:
De beschrijving van de respectievelijke EPSG codes zijn te vinden onder de URL's met het format: "http://www.opengis.net/def/crs/EPSG/0/{epsgcode}". Bijvoorbeeld: http://www.opengis.net/def/crs/EPSG/0/28992
gml:id: Voor implementatie in GML zijn er aanvullende specificaties als het gaat om het invullen van een gml:id attribuut. Dit gml:id attribuut heeft geen informatiewaarde maar is nodig om interne en externe referenties te realiseren voor gebruik binnen het GML formaat. Voor de GML 3.2.1 was dit een verplicht element maar voor GML 3.2.2 is dit optioneel.
Indien de optionele gml:id wordt toegepast dient deze globaal uniek te zijn en mag de waarde conform de GML specificaties alleen met een letter of een underscore beginnen.
De nauwkeurigheid van de coördinaten opgenomen bij een geometrie moet minstens de nauwkeurigheid realiseren die vermeld wordt in het informatiemodel of bijgeleverde inwinningseisen. Meestal is het aantal decimalen dat in software standaard wordt opgeleverd groter. Deze decimalen hebben dan geen betekenis meer. Om te voorkomen dat er te grote databestanden ontstaan wordt aanbevolen de coördinaten af te ronden op 1 millimeter of het equivalent daarvan in graden.
Aanbeveling: Coördinaten opgenomen bij een geometrie worden standaard uitgewisseld met een getalsnauwkeurigheid van 1 mm of het equivalent daarvan in graden. Voor RD, NAP en ETRS89 komt dat overeen met de volgende nauwkeurigheden:
Alles wat nauwkeuriger is wordt afgerond op deze nauwkeurigheid van 3 of 8
decimalen. Afronding is volgens de volgende regel:
0.0015 → 0.002;
0.0014 → 0.001.
In het document [LangeLijnenAdvies] wordt beschreven dat een rechte lijn in werkelijkheid (de geodetische lijn) meestal geen rechte lijn in een kaart (een geprojecteerde lijn) is, maar een lijn die licht krom loopt. Om ervoor te zorgen dat een lijn in de kaart ongeacht de kaartprojectie met voldoende nauwkeurigheid eenduidig is zodat bij coördinaatransformatie grote geometrische en topologische verandering van de data te voorkomen worden, moeten lange lijnstukken voorzien worden van tussenpunten. Hiervoor is de volgende aanbeveling uit het lange lijnen advies opgenomen:
Een rechte lijn in werkelijkheid is meestal geen rechte lijn in een kaart, maar een lijn die licht krom loopt. Om er voor te zorgen dat een lijn in de kaart -ongeacht de kaartprojectie- met voldoende nauwkeurigheid eenduidig is, heeft de NSGI hiervoor een langelijnenadvies geformuleerd [LangeLijnenAdvies]. In dit advies staat dat lange lijnsegmenten voorzien moeten worden van synthetische tussenpunten om bij coördinaatransformatie grote geometrische en topologische verandering van de data te voorkomen. De afstand tussen deze tussenpunten is afhankelijk van de acceptabele afwijking en de locatie op aarde.
Aanbeveling: Advies voor de maximale afstand voor tussenpunten bij verschillende waarden voor de acceptabele maximale afwijking van een lijn ten opzichte van de geodetische lijn, voor Europees Nederland inclusief EEZ.
Acceptabele afwijking | Advies lijnlengte |
---|---|
1 mm | 200 m |
1 cm | 500 m |
1 dm | 2 km |
1 m | 5 km |
10 m | 20 km |
100 m | 50 km |