Basisregistratie Ondergrond Catalogus Wandonderzoek

Bodemkundige wandmonsterbeschrijving en wandmonsteranalyse

Geonovum Informatiemodel
Versie ter vaststelling

Deze versie:
https://docs.geostandaarden.nl/bro/vv-im-sfr-20220728/
Laatst gepubliceerde versie:
https://docs.geostandaarden.nl/bro/sfr/
Vorige versie:
https://docs.geostandaarden.nl/bro/def-im-sfr-20200702/
Laatste werkversie:
https://broprogramma.github.io/SFR/
Redacteur:
Geonovum
Auteur:
Geonovum
Doe mee:
GitHub BROprogramma/SFR
Revisiehistorie
Pull requests
Contact:
BRO Servicedesk
support@broservicedesk.nl
088 – 8664 999
Basisregistratie Ondergrond Algemeen contact:
Programmabureau BRO
Directoraat-Generaal Bestuur, Wonen en Ruimte
Turfmarkt 147 Den Haag
bro@minbzk.nl
Rechtenbeleid:

Samenvatting

Dit document beschrijft de definitie van het wandonderzoek dat vanuit het vakgebied van de bodemkunde is uitgevoerd, met een algemene toelichting.

Status van dit document

Deze paragraaf beschrijft de status van dit document ten tijde van publicatie. Het is mogelijk dat er actuelere versies van dit document bestaan. Een lijst van Geonovum publicaties en de laatste gepubliceerde versie van dit document zijn te vinden op https://www.geonovum.nl/geo-standaarden/alle-standaarden.

Dit is een definitief concept van de nieuwe versie van het informatiemodel. Wijzigingen naar aanleiding van consultaties zijn doorgevoerd.

1. Inleiding

1.1 Doel en doelgroep

In de basisregistratie ondergrond (BRO) wordt een aantal typen gegevens geregistreerd, de registratieobjecten.

Een catalogus is de gegevensdefinitie van een registratieobject en beschrijft welke gegevens van het object in de BRO zijn opgeslagen. Het document is bedoeld voor alle gebruikers van de BRO en moet duidelijk maken welke gegevens er precies in het systeem zitten. Aan aanleverende partijen moet het vertellen welke gegevens in de basisregistratie ondergrond moeten komen en aan welke eisen die moeten voldoen, en aan afnemende partijen welke gegevens zij in de basisregistratie ondergrond mogen verwachten. Het document is voor een breed publiek bedoeld en de informatie moet naast precies ook begrijpelijk zijn.

1.2 Totstandkoming

Een catalogus is het resultaat van een proces van standaardisatie dat geruime tijd in beslag kan nemen. De standaardisatie is een open proces waarin de belanghebbende partijen actief betrokken worden. Het eindresultaat wordt door de wetgever vastgesteld in een ministeriële regeling.

In bepaalde gevallen is de verscheidenheid aan gegevens van een object zo groot, dat er eerst deelverzamelingen worden gedefinieerd. Het standaardisatieproces wordt dan per deelverzameling doorlopen. De deelverzamelingen worden zo gekozen dat de gegevens die in de bijbehorende catalogus worden beschreven, direct na vaststelling aan de BRO kunnen worden aangeleverd. Wanneer er deelverzamelingen worden onderscheiden, komt de catalogus van het registratieobject dus gefaseerd tot stand. Omdat inzichten in de loop van de tijd kunnen wijzigen kan het aan het eind van het hele proces nodig blijken revisies door te voeren om ongewenste verschillen tussen deelverzamelingen weg te nemen.

1.3 Beheer

Een vastgestelde catalogus (zoals op wetten.nl gepubliceerd) wordt met het daarbij horende deel van het systeem van de basisregistratie ondergrond in gebruik genomen. De eerste formeel vastgestelde catalogus (zoals op wetten.nl gepubliceerd) krijgt het versienummer 1.0. Verwacht mag worden dat er na enige tijd behoefte gaat ontstaan aan gegevens die nog niet in de catalogus zijn opgenomen.

De beheerder hanteert drie typen versies voor een wijziging van een standaard. Bijvoorbeeld: versie 2.1.0 (=X.Y.Z):

In een jaar waarin een X-wijziging plaats vindt zullen er op hetzelfde registratieobject geen y-wijzigingen plaatsvinden. Als er een X- of een Y-wijziging in een jaar aan de orde is, wordt er geen z-wijziging gepland. De versie van de catalogus met inleiding (zoals hier gepubliceerd) volgt voor de normatieve stukken volledig de versie op wetten.nl. Wijzigingen aan niet normatieve teksten in dit document vallen altijd onder Z-wijzigingen en zullen maximaal 2 keer per jaar plaatsvinden.

1.4 Leeswijzer

Hoofdstuk 1 geeft het doel en de doelgroep van een catalogus.

Hoofdstuk 2 behandelt enkele algemene aspecten van het BRO-systeem en begrippen van algemene aard.

Hoofdstuk 3 plaatst het object in de gegevenssystematiek van de basisregistratie ondergrond en vertelt wat de benadering is geweest bij het opstellen van de gegevensdefinitie.

Hoofdstuk 4 is de toelichting op de gegevensdefinitie van het registratieobject die in de ministeriële regeling is opgenomen.

Hoofdstuk 5 vertelt hoe de gegevensdefinitie is opgebouwd en welke aspecten van de gegevens daarin worden beschreven.

Hoofdstuk 6 geeft de inhoud weer van het eerste artikel van de ministeriële regeling en dat is het deel waarin de definitie is opgenomen van het registratieobject, van de delen waaruit het is opgebouwd, de entiteiten, en van de eigenschappen van die delen, de attributen.

Hoofdstuk 7 geeft de inhoud weer van het tweede artikel van de ministeriële regeling en dat is het deel waarin de uitbreidbare waardelijsten staan waarnaar in hoofdstuk 6 verwezen wordt.

2. Algemene kenmerken en begrippen

Dit onderdeel is niet normatief.

2.1 Opzet van de landelijke voorziening

De landelijke voorziening van de basisregistratie ondergrond is een systeem dat een schakel vormt in een informatieketen. Aan het begin van de keten staan bestuursorganen die opdracht geven tot de productie van gegevens, of zelf gegevens produceren. Die bestuursorganen worden bronhouders genoemd. De geproduceerde gegevens worden door een dataleverancier geleverd aan de beheerder van het systeem, de registerbeheerder. De bronhouder is verantwoordelijk voor de levering van gegevens. Hij kan besluiten zelf dataleverancier te zijn of andere partijen een machtiging voor levering te verlenen. De beheerder van de landelijke voorziening van de BRO registreert de aangeleverde gegevens en levert ze voor (her)gebruik door aan allerlei afnemers.

De opzet van het systeem moet begrepen worden vanuit de verantwoordelijkheden die in de keten zijn belegd. De aangeleverde gegevens vallen onder de verantwoordelijkheid van de bronhouder en de registerbeheerder mag die gegevens niet veranderen. De registerbeheerder moet echter wel gegevens toevoegen om het systeem te kunnen beheren en hij kan gegevens toevoegen om de afnemers goed van dienst te kunnen zijn.

Bij wet is geregeld dat de basisregistratie ondergrond zo wordt opgezet dat er onderscheid bestaat tussen de gegevens die aan de registerbeheerder zijn aangeleverd en de gegevens die de registerbeheerder aan de afnemers verstrekt. Het systeem valt uiteen in twee grote deelsystemen, het register brondocumenten ondergrond en de registratie ondergrond (Figuur 10).

Een geheel van gegevens dat door of onder verantwoordelijkheid van een bronhouder wordt aangeleverd, wordt een brondocument genoemd. De brondocumenten worden in het register brondocumenten ondergrond opgeslagen. De gegevens uit de brondocumenten worden samen met de gegevens die de registerbeheerder toevoegt in de registratie ondergrond vastgelegd. De registratie ondergrond is het deelsysteem dat gebruikt wordt voor uitgifte.

Figuur 1 De twee grote deelsystemen van de landelijke voorziening van de BRO.

Met deze opzet verkrijgt het systeem de nodige flexibiliteit. Zo kan een object in de registratie ondergrond gegevens bevatten die uit meer dan één brondocument afkomstig zijn en bij uitgifte kunnen gegevens van verschillende objecten met elkaar gecombineerd worden. Ook is het mogelijk met het brondocument gegevens op te slaan die alleen voor de bronhouder en de aanleverende partij van belang zijn.

De catalogus dekt alle gegevens die opgenomen zijn in de registratie ondergrond. Verreweg de meeste gegevens komen uit de brondocumenten die de dataleverancier aanlevert en een paar gegevens komen voort uit de overdracht van een brondocument aan de registerbeheerder. Aan de aangeleverde gegevens worden enkele gegevens door de registerbeheerder toegevoegd. Als een gegeven is toegevoegd door de BRO wordt dat in de beschrijving expliciet vermeld.

Alle gegevens in de registratie ondergrond worden uitgegeven, maar niet alle afnemers kunnen alle gegevens geleverd krijgen. De gegevens die niet aan alle afnemers worden uitgeleverd zijn de gegevens die alleen nodig zijn in de communicatie tussen de registerbeheerder enerzijds en de dataleveranciers en bronhouders anderzijds.

2.2 Registratieobject

Het registratieobject is dé eenheid in de data-architectuur van de basisregistratie ondergrond. Voor de registerbeheerder is het de elementaire bouwsteen van het systeem dat hij moet beheren.

Een registratieobject verwijst naar een eenheid van informatie die onder de verantwoordelijkheid van één bronhouder valt en die met een bepaald doel is of wordt gemaakt. Het is in directe of indirecte zin gedefinieerd in de ruimte en dat wil zeggen dat een registratieobject een plaats op het aardoppervlak heeft of dat het gekoppeld is aan een ander type registratieobject met een plaats op het aardoppervlak.

Een registratieobject is niet alleen in de ruimte maar ook in de tijd gedefinieerd. Het leven van een registratieobject begint op het moment dat de gegevens zijn geregistreerd en dat is zo kort mogelijk nadat de gegevens zijn geproduceerd. De levensduur van een registratieobject, en de veranderlijkheid van de gegevens verschilt van object tot object. Een grondwatermonitoringput kan tientallen jaren gebruikt worden voor het meten van grondwaterstanden en in de periode kunnen er nieuwe gegevens ontstaan. Dat betekent dat de gegevens van de put in de registratie ondergrond gedurende zijn hele levensduur bijgewerkt moeten kunnen worden. Aan de andere kant van het spectrum staan de objecten waarvan alle gegevens in een keer worden vastgelegd. Geotechnisch sondeeronderzoek is daar een voorbeeld van. Sondeeronderzoek is eenmalig onderzoek en het resultaat ervan kan al na een of enkele dagen aan de bronhouder worden overhandigd.

2.3 Registratiedomein

Registratieobjecten worden in de basisregistratie ondergrond gegroepeerd in domeinen. Vooralsnog worden zes domeinen onderscheiden:

De domeinen zijn vanuit het oogpunt van beheer van belang voor de ordening van het systeem. Daarnaast zijn zij nuttig in de communicatie met de partijen die bij de realisatie van het systeem betrokken zijn.

2.4 Kwaliteitsregime

In de basisregistratie ondergrond worden niet alleen gegevens geregistreerd die dateren van na de datum waarop de wet van kracht is geworden. Ook oudere gegevens zullen in de basisregistratie ondergrond worden opgenomen. De noodzaak daartoe ligt in de wet verankerd. Die schrijft voor dat de gegevens uit de eerder bestaande systemen DINO en BIS zo veel mogelijk naar de BRO moeten worden overgezet. Verder staat de wet toe dat bronhouders tot vijf jaar na de inwerkingtreding van de wet historische gegevens ter registratie mogen aanbieden.

Historische gegevens kunnen niet altijd voldoen aan de strikte regels die de BRO stelt. Zo kan het voorkomen dat voor gegevens die volgens de strikte regels van de BRO verplicht zijn, geen waarde bekend is. Om de verwerking van de twee categorieën gegevens naast elkaar mogelijk te maken, worden twee kwaliteitsregimes gehanteerd. Voor de aanlevering van gegevens volgens de strikte regels geldt het IMBRO-regime. Bij de aanlevering van historische gegevens wordt geaccepteerd dat een aantal formeel verplichte gegevens geen waarde heeft. Voor deze gegevens wordt het IMBRO/A-regime gehanteerd en dat kent dus minder strikte regels.

De introductie van de twee kwaliteitsregimes geeft de bronhouder gedurende een bepaalde periode een zekere mate van vrijheid. Het kan bijvoorbeeld praktisch blijken het IMBRO/A-regime te hanteren voor gegevens die weliswaar pas na de datum waarop de wet in werking is getreden zijn geproduceerd maar die voortkomen uit opdrachten die al voor die datum zijn gegeven. Ook kan het voorkomen dat historische gegevens wel aan alle strikte voorwaarden voldoen en dan is het wenselijk de gegevens onder IMBRO-regime aan te leveren.

De periode waarin de bronhouders die vrijheid hebben wordt de transitieperiode genoemd. Over de duur van de transitieperiode zijn nog geen afspraken gemaakt. Na afloop van de transitieperiode kan alleen onder het strikte IMBRO-regime worden aangeleverd.

2.5 Formele en materiële geschiedenis

De basisregistratie ondergrond maakt deel uit van een stelsel van basisregistraties. Binnen het stelsel maakt men onderscheid tussen de materiële geschiedenis en de formele geschiedenis van een object.

Het begrip materiële geschiedenis wordt gebruikt om de veranderingen van eigenschappen van een object in de werkelijkheid aan te duiden. De materiële geschiedenis van een object wordt, voor zover relevant, in de registratie ondergrond vastgelegd. Niet alle registratieobjecten hebben een materiële geschiedenis, alleen de objecten met een levensduur, zoals de grondwatermonitoringput.

Het begrip formele geschiedenis wordt gebruikt voor de veranderingen van eigenschappen van een object in de registratie zelf. De meeste van die veranderingen gaan terug op een verandering van eigenschappen in de werkelijkheid, en de formele geschiedenis geeft aan wanneer de veranderingen in het systeem geregistreerd zijn. De formele geschiedenis kent ook gebeurtenissen die niet het gevolg zijn van een verandering in de werkelijke eigenschappen van een object. Die gebeurtenissen hebben betrekking op correcties. Het kan gebeuren dat een bronhouder erachter komt dat er een onjuiste waarde was geregistreerd en dan zorgt hij ervoor dat die verbeterd wordt. De registratie van de verbetering is een formele gebeurtenis.

Alle registratieobjecten hebben een formele geschiedenis en die wordt in de registratie ondergrond globaal vastgelegd in de registratiegeschiedenis van het object. Globaal wil zeggen dat de registratie ondergrond alleen een overzicht van de formele geschiedenis geeft. Voor de details moet het register brondocumenten ondergrond worden geraadpleegd.

Bij correctie wordt het betreffende gegeven in de registratie ondergrond overschreven en is de oude waarde van het gegeven niet meer direct beschikbaar voor de afnemers. Zou een afnemer toch willen weten wat de eerdere foute waarde was, dan moet hij het register brondocumenten ondergrond raadplegen.

2.6 Coördinaten en referentiestelsels

De registratieobjecten van de basisregistratie ondergrond zijn gedefinieerd in de ruimte en dat wil zeggen dat een object zelf een plaats op het aardoppervlak, een locatie, heeft, of dat het gekoppeld is aan een ander type registratieobject met een locatie. Afhankelijk van het type registratieobject, wordt de locatie geregistreerd als een punt, een lijn of een vlak.

De locatie is de horizontale positie van een object. Voor bepaalde objecten is het voldoende dat alleen die horizontale positie wordt vastgelegd, maar voor veel objecten is ook de verticale positie van belang.

Posities worden vastgelegd in coördinaten en die zijn gedefinieerd in een bepaald referentiestelsel.

Er zijn verschillende typen referentiestelsels. Zo spreekt men van horizontale referentiestelsels (2D), verticale referentiestelsels (1D), gecombineerde referentiestelsels (2D, 1D) en werkelijke 3D referentiestelsels. In Nederland worden de horizontale en de verticale component van een positie in een afzonderlijk stelsel uitgedrukt. Het is vandaag de dag mogelijk met gps een positie in een 3D-referentiestelsel vast te leggen, maar de wens over te stappen op het gebruik van 3D is nog door geen van de partijen die betrokken zijn bij de basisregistratie ondergrond naar voren gebracht.

2.6.1 Referentiestelsels voor de horizontale positie

In Nederland zijn traditioneel verschillende referentiestelsels voor de horizontale positie in gebruik. In 2009, bij de eerste voorbereidingen voor de totstandkoming van de basisregistratie ondergrond, is al vastgesteld dat de verscheidenheid aan referentiestelsels de basisregistratie ondergrond voor problemen stelt omdat de registratie dan niet gemakkelijk op een eenduidige manier bevraagd kan worden. In de registratie ondergrond worden namelijk zowel gegevens met een locatie op land als gegevens met een locatie op zee geregistreerd. In de toenmalige praktijk werden op land en op zee verschillende stelsels gebruikt. Op land werd RD gebruikt en op zee waren verschillende stelsels in gebruik, waarvan WGS84 de belangrijkste was.

In 2009 was ook al bekend dat de Europese kaderrichtlijn INSPIRE de lidstaten vraagt de gegevens in Europa in één referentiestelsel uit te gaan wisselen, te weten in ETRS89. Met dat in gedachten, is het besluit genomen het BRO-systeem zo in te richten dat de registratie bevraagd gaat worden in ETRS89.

Het besluit wordt ondersteund door ontwikkelingen in Nederland. Sinds 2013 wordt er door de drie belangrijkste autoriteiten in Nederland op het gebied van referentiestelsels, het Kadaster, de Dienst der Hydrografie en Rijkswaterstaat, gewerkt aan de totstandkoming van nieuwe afspraken. Die afspraken moeten in lijn zijn met Europese afspraken en leiden tot heldere en eenduidige transformatieprocedures tussen referentiestelsels. Concreet betekent dit dat in Nederland op termijn het ETRS89-stelsel als standaard zal worden gehanteerd voor het uitwisselen van geo-informatie.

Het besluit betekent niet dat de gegevens ook in ETRS89 aangeleverd moeten worden. De basisregistratie ondergrond voorziet een periode van transitie waarin de aanleverende partijen zelf bepalen wanneer zij overstappen op ETRS89. Die periode zal naar verwachting jaren duren. Om de transitie te ondersteunen hanteert de basisregistratie ondergrond de volgende spelregels:

  • Gegevens mogen in een beperkt aantal referentiestelsels worden aangeleverd (RD, WGS84 en ETRS89).
    • Voor locaties op land wordt alleen RD of ETRS89 toegestaan.
    • Voor locaties op zee wordt alleen WGS84 of ETRS89 toegestaan.
  • De aangeleverde coördinaten worden in de registratie opgeslagen.
  • De aangeleverde coördinaten worden door de basisregistratie ondergrond getransformeerd naar het ETRS89 referentiestelsel.
  • De getransformeerde coördinaten worden naast de aangeleverde coördinaten opgeslagen.
  • Bij de getransformeerde coördinaten wordt ook een identificatie van de gebruikte transformatiemethode opgeslagen.
  • Als de coördinaten in ETRS89 zijn aangeleverd, dan staat bij aangeleverde en getransformeerde positie dezelfde informatie. Voor de locatie worden de getransformeerde coördinaten en de aangeleverde coördinaten beide aan de afnemers verstrekt.

2.6.2 Referentiestelsels voor de verticale positie

In Nederland zijn voor verticale posities op land en zee verschillende referentiestelsels in gebruik. Op land wordt NAP gebruikt. Op zee is het in de voor de BRO relevante werkvelden gebruikelijk posities uit te drukken t.o.v. het gemiddeld zeeniveau (MSL, Mean Sea Level), maar posities t.o.v. LAT komen ook voor (Lowest Astronomical Tide). Dit laatstgenoemde stelsel wordt in de kaderrichtlijn INSPIRE genoemd als het stelsel van voorkeur voor het uitdrukken van verticale posities op zee. De basisregistratie ondergrond staat daarom op zee het gebruik van LAT naast MSL toe. Aangeleverde verticale posities worden door de BRO niet getransformeerd.

2.7 Gegevens op land en op zee

De basisregistratie ondergrond bevat gegevens over de ondergrond van Nederland en zijn zgn. Exclusieve Economische Zone (EEZ). De EEZ is het gebied op de Noordzee waar Nederland economische rechten heeft. Voor de referentiestelsels die bij aanlevering worden toegestaan, is het van belang te weten of de locatie van een object op zee of op land ligt.

Als scheidingslijn tussen land en zee wordt in de basisregistratie ondergrond de UNCLOS-basislijn gehanteerd. Het beheer van de basislijn valt onder de verantwoordelijkheid van de Dienst der Hydrografie van het ministerie van Defensie. Deze dienst voert die taak uit op basis van het Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties uit 1982, dat in het Engels de United Nations Convention on the Law of the Sea (UNCLOS) heet. De basislijn is opgebouwd uit de nulmeterdieptelijn zoals weergegeven op de zeekaarten en enkele rechte basislijnen die onder meer de monding van de Westerschelde en de wateren tussen de Waddeneilanden afsluiten.

De grens tussen land en zee is veranderlijk. De Dienst der Hydrografie stelt de grens opnieuw vast wanneer daartoe voldoende aanleiding is. De BRO hanteert bij inname de meest recente versie van de UNCLOS-basislijn en controleert daarmee of de juiste referentiestelsels gebruikt worden.

Tussen het moment waarop de locatie van een object wordt bepaald en het moment waarop het gegeven in de basisregistratie ondergrond wordt vastgelegd verloopt enige tijd. In die periode kan de positie van de UNCLOS-basislijn opnieuw zijn vastgesteld, en dan ontstaat er een discrepantie die bij het aanleveren van gegevens tot problemen kan leiden. Wanneer een dergelijk probleem zich voordoet, wordt de dataleverancier gevraagd contact op te nemen met de registratiebeheerder om gezamenlijk tot een oplossing te komen.

Een soortgelijk probleem doet zich voor met betrekking tot de begrenzing van Nederland, met name van het Nederlands territoir. De grenzen van Nederland worden ieder jaar op 1 januari vastgesteld door het Kadaster en vastgelegd in de basisregistratie kadaster. De BRO controleert bij inname of een object in het gebied ligt dat Nederland en zijn Exclusieve Economische Zone omvat, en hanteert daarbij de actuele grenzen. Ook bij problemen die te herleiden zijn tot een verandering in de begrenzing van Nederland, wordt de dataleverancier gevraagd contact op te nemen met de registratiebeheerder om gezamenlijk tot een oplossing te komen.

Binnen het domein Mijnbouwwet wordt de scheidingslijn tussen land en zee niet bepaald door de UNCLOS-basislijn, maar door een over zee lopende lijn die is vastgelegd in een bijlage bij de Mijnbouwwet. In de registratie ondergrond wordt deze lijn aangeduid als mijnbouwgrens. Voor de referentiestelsels die bij aanlevering worden toegestaan, is het binnen het domein Mijnbouwwet van belang te weten of de locatie van een object aan landzijde of aan zeezijde van de mijnbouwgrens ligt. Waar in voorgaande paragrafen ‘op land’ en ‘op zee’ is genoemd, houdt dat binnen het domein Mijnbouwwet in: aan landzijde respectievelijk aan zeezijde van de mijnbouwgrens.

2.8 Nauwkeurigheid van meetwaarden

Voor zinvol gebruik van gegevens met een gemeten, berekende of anderszins bepaalde waarde is het noodzakelijk dat de nauwkeurigheid van die gegevens bekend is.

Het begrip nauwkeurigheid laat zich in deze context het best omschrijven als de juistheid van een gemeten of berekende waarde. In de meeste processen waarin de waarde van een gegeven wordt bepaald, kan de afwijking van de daadwerkelijke waarde slechts via een kalibratie- of statistisch proces worden verkregen. Het resultaat omvat dan niet alleen een van de mogelijke realisaties van een meetwaarde maar ook informatie over de mogelijke spreiding van de meetwaarden.

De basisregistratie ondergrond gaat ervan uit dat de producenten van gegevens de metingen en berekeningen uitvoeren binnen een stelsel van afspraken dat binnen het desbetreffende werkveld is vastgelegd. Uitgangspunt is dat ook de eisen waaraan de gegevens op het gebied van nauwkeurigheid moeten voldoen in afspraken zijn vastgelegd. Dat kunnen praktische werkafspraken zijn, maar ook afspraken die vertaald zijn naar ISO- en NEN-normen. In de catalogus wordt in beginsel verwezen naar die normen. Waar deze normen niet voorzien in afspraken over de nauwkeurigheid, stelt de basisregistratie ondergrond hieraan specifieke eisen. Deze zijn dan vermeld in de catalogus.

2.9 Authentiek gegeven

In de wet is een aantal gegevens expliciet als authentiek aangeduid. Dit wordt in de catalogus nader uitgewerkt; verreweg de meeste gegevens zijn authentiek.

Met de aanduiding authentiek wordt, zoals geformuleerd in de memorie van toelichting op de wet, tot uitdrukking gebracht dat:

  1. Het gegeven in samenhang met andere gegevens door een groot aantal bestuursorganen in verschillende processen wordt gebruikt en derhalve bestemd is voor informatie-uitwisseling tussen bestuursorganen;
  2. de verantwoordelijkheid voor betrouwbaarheid van het gegeven eenduidig geregeld is;
  3. het gegeven onderworpen is aan intern en extern kwaliteitsonderzoek, en
  4. het gegeven zich leent voor verplicht gebruik door bestuursorganen en eenmalige verstrekking door burgers en bedrijven aan de overheid.

In de praktijk mag een gebruiker van de gegevens ervan uitgaan dat alle gegevens correct zijn. De catalogus moet de gebruiker alle informatie geven die voor een goed begrip daarvan nodig is. Heeft een gebruiker echter gerede twijfel over de juistheid van een authentiek gegeven dan wordt verwacht dat hij de registerbeheerder daarvan op de hoogte brengt. Bestuursorganen zijn, bij gerede twijfel over de juistheid van een authentiek gegeven (of het ontbreken ervan), zelfs verplicht daarvan melding te maken.

Voor alle gegevens is aangegeven of ze authentiek zijn. Ook is voor alle gegevens aangegeven of ze aanwezig moeten zijn en een waarde moeten hebben. Dat laat zien dat er gegevens kunnen zijn die authentiek zijn maar geen waarde hoeven te hebben. Juist omdat er verplichtingen gelden t.a.v. authentieke gegevens, vraagt dit om een korte toelichting. Wanneer een authentiek gegeven geen waarde heeft moet de gebruiker ervan uitgaan dat het gegeven niet is geproduceerd. Dat geval kan zich uiteraard alleen voordoen wanneer er vrijheid van beslissen bestaat bij de bronhouder of de producent. Voor de duidelijkheid, als er wel een waarde is dan moet die ook in de BRO worden opgenomen. Bij gerede twijfel over het ontbreken van een waarde, moet een bestuursorgaan dat melden.

3. Wandonderzoek

Dit onderdeel is niet normatief.

3.1 Bodem- en grondonderzoek

Wandonderzoek is een van de vijf registratieobjecten in het domein bodem- en grondonderzoek.

Het gaat in dit domein om onderzoek dat erop gericht is gegevens te produceren over de opbouw en eigenschappen van bodem en ondergrond zonder dat daarvoor direct een bepaald wettelijk of beleidsmatig kader bestaat. Vaak wordt het onderzoek uitgevoerd omdat men de opbouw en de eigenschappen van de ondergrond moet kennen voor het realiseren van projecten in de grond-, weg- en waterbouw, de woning– en utiliteitsbouw, voor het onderhoud van bestaande infrastructuur, of om de geschiktheid van de ondergrond voor land- of natuurbouw of voor het realiseren van constructies in de ondergrond te onderzoeken.

Het onderzoek kan direct in het veld worden uitgevoerd, maar kan ook een combinatie van veld- en laboratoriumonderzoek zijn.

Het domein bodem- en grondonderzoek omvat vijf registratieobjecten:

  • booronderzoek
  • wandonderzoek
  • geotechnisch sondeeronderzoek
  • geo-elektrisch onderzoek
  • seismisch onderzoek

De vijf registratieobjecten staan op zichzelf en hebben eigen locaties.

Voor de wet valt het wandonderzoek overigens onder het begrip verkenning. Een verkenning is in de wet gedefinieerd als een waarneming van de opbouw van de ondergrond op een punt, langs een lijn of in een vlak. Wandonderzoek is een verkenning op een punt.

3.2 Boor- en wandonderzoek

In het vlakke Nederland is de ondergrond bijna overal aan het oog onttrokken. De traditionele manier om informatie over de ondergrond in te winnen is door eerst een gat te maken en vervolgens te onderzoeken wat er in het gat te zien is of wat er uit het gat is gekomen. Onderzoekstechnieken waarvoor het niet nodig is eerst een gat te maken zijn tegen het midden van de twintigste eeuw beschikbaar gekomen, maar ook vandaag de dag begint veel onderzoek nog met het maken van een gat. We maken daarbij onderscheid tussen booronderzoek en wandonderzoek.

Booronderzoek omvat de vormen van onderzoek die ermee beginnen dat de ondergrond door boren wordt ontsloten. In verreweg de meeste gevallen wordt geboord om monsters uit de ondergrond naar boven te halen en die monsters te onderzoeken. In bepaalde gevallen komt het voor dat er onderzoek gedaan wordt aan het gat dat door boren is ontstaan en dat gebeurt door een meetapparaat in het gat neer te laten.
Boren kan tot op grote diepte worden uitgevoerd en het onderzoek levert indirecte gegevens. De monsters die uit het geboorde gat naar boven worden gehaald zijn in veel gevallen geroerd en dat wil zeggen dat de oorspronkelijke opbouw van de ondergrond niet meer te herkennen is. Het steken van monsters en het maken van kernen levert ongeroerde monsters en die hebben een hogere kwaliteit, maar zijn wel duurder.

Wandonderzoek vereist dat er op de plaats van het onderzoek een verticale wand is blootgelegd die het bovenste deel van de ondergrond ontsluit. In bijna alle gevallen moet er eerst worden gegraven, omdat natuurlijke ontsluitingen nu eenmaal zeldzaam zijn in Nederland. Wel is er soms al een wand voorhanden die eerder door de mens is gemaakt, bijvoorbeeld in een groeve, aan de rand van een weg- of leidingtracé of in een slootkant.
In een wand is de opbouw van de ondergrond direct zichtbaar en de plekken waar monsters voor verder onderzoek genomen moeten worden kunnen precies worden bepaald. Wandonderzoek levert dan ook naar verhouding hoogwaardige gegevens, maar het onderzoek beperkt zich natuurlijk wel tot het bovenste deel van de ondergrond. Het prepareren van de wand kost wel veel meer tijd dan het zetten van een ondiepe boring.

3.3 Verscheidenheid aan vakgebieden

Wat voor soort informatie boor- en wandonderzoek opleveren wordt bepaald door het doel van het onderzoek. Omdat boren en graven nu eenmaal de manieren zijn om de ondergrond te ontsluiten, is er een veelheid aan doelen ontstaan en is de variatie in onderzoek groot. Die verscheidenheid vraagt om ordening. Een belangrijke factor voor het ordenen van de informatie is het vakgebied waarbinnen het onderzoek wordt uitgevoerd en dan met name de vertaling daarvan naar toepassingsgebied. Zo houdt de geotechniek zich bezig met bouwen op of in de grond, of met grond, en de cultuurtechniek met het in cultuur brengen van het land of het ervoor zorgen dat het in cultuur gehouden kan worden. In de vakgebieden bodemkunde en geologie staat boor- en wandonderzoek traditioneel in het teken van kartering of modellering, activiteiten die erop gericht zijn een kader te scheppen voor de andere vormen van onderzoek. Het vakgebied van de toegepaste geologie heeft een meer generiek karakter en wordt voor allerlei verkenningen uitgevoerd, waaronder geohydrologische verkenningen.
Deze vijf vakgebieden dekken de disciplines die voor een goede ordening van de informatie van het boor- en wandonderzoek in de basisregistratie ondergrond nodig zijn. De vijf vakgebieden dekken niet alle bestaande disciplines. Er zijn zeker drie toepassingsgebieden die buiten beschouwing worden gehouden. Dat zijn het booronderzoek dat voor mijnbouwdoeleinden wordt verricht, het archeologisch onderzoek en het onderzoek dat erop gericht is de kwaliteit van de bodem vanuit milieukundig perspectief te bepalen. Mijnbouw kent een wettelijk kader en vormt in de basisregistratie ondergrond een apart registratiedomein en daarin heeft het desbetreffende booronderzoek zijn eigen plaats. Archeologisch en milieukundig onderzoek vallen vooralsnog buiten het bereik van de basisregistratie ondergrond.
Het booronderzoek in de basisregistratie ondergrond omvat alle vijf genoemde vakgebieden. Voor wandonderzoek valt alleen het bodemkundig onderzoek binnen het bereik van de basisregistratie. De onderliggende overweging is dat wandonderzoek vanuit geologie, toegepaste geologie, geotechniek of cultuurtechniek zelden wordt uitgevoerd en dat de informatie die eruit voortkomt niet op een systematische manier wordt vastgelegd.

In het vakgebied zit overigens vaak al opgesloten tot welke diepte het onderzoek reikt en of het onderzoek zich tot het land beperkt of ook op zee wordt uitgevoerd. Het vakgebied bepaalt ook welke deelonderzoeken het onderzoek kan omvatten, wat globaal het karakter is van die deelonderzoeken en welke aspecten en eigenschappen van de ondergrond er onderzocht worden, en met welke methodieken.

3.4 Begrippenkader voor boor- en wandonderzoek

Boor- en wandonderzoek levert informatie over het deel van de ondergrond dat op een bepaalde locatie is doorboord of ontsloten. Welk deel van de ondergrond dat is wordt tot op zekere hoogte bepaald door het vakgebied. Omdat er allerlei vakgebieden samenkomen in de basisregistratie ondergrond is een gemeenschappelijk begrippenkader nodig om voor iedereen duidelijk te kunnen maken over welk deel van de ondergrond het eigenlijk gaat (Figuur 2).

Figuur 2 De begrippen die in de basisregistratie ondergrond gebruikt worden voor de indeling van de ruimte.

Voor de basisregistratie omvat de ondergrond alles wat zich onder het oppervlak van de vaste aarde bevindt. Als we ons beperken tot de bovenste kilometers - het deel dat nog met boren wordt bereikt- bestaat de ondergrond van Nederland gewoonlijk uit relatief los materiaal bovenin en relatief vast materiaal onderin. In de basisregistratie ondergrond gebruiken we dat verschil om uitdrukking te geven aan de begrippen die we ook in de gewone spreektaal gebruiken grond, resp. gesteente.

Het begrip bodem wordt gebruikt voor het bovenste deel van de ondergrond en dat op een nogal losse manier. Het begrip wordt vaak strikter gedefinieerd bijvoorbeeld door het te beperken tot de bovenste 120 cm van de ondergrond of tot het deel waarin bodemvormende processen spelen, maar die striktheid is vooralsnog niet handig gebleken.

Het oppervlak dat de vaste aarde begrenst is een belangrijk element in het begrippenkader. Daar waar het oppervlak niet met water bedekt is, begint de ondergrond bij het maaiveld (Figuur 3). Daar waar de aarde bedekt is met water, begint de ondergrond bij de bodem van het waterlichaam, de waterbodem. Het grensvlak fungeert als nulpunt voor de diepte. In de terminologie van de basisregistratie is het lokaal verticaal referentiepunt het punt waar een boring of wand het grensvlak snijdt. De afstand tot het referentievlak - NAP op land - wordt verschuiving genoemd (Figuur 3).

Figuur 3 Het nulpunt voor de diepte, het lokaal verticaal referentiepunt, is in een boring het punt waar de boring het maaiveld (1) of de waterbodem (2) snijdt en is in een wand het punt waar de zgn. beschrijflijn het maaiveld snijdt. Wanden worden nooit gerealiseerd onder water waar de waterbodem als nulpunt fungeert. De afstand tussen het verticaal referentiepunt en het verticaal referentievlak, NAP in dit geval, is de verschuiving.

Binnen bepaalde vakgebieden wordt in het onderzoek ook aandacht gegeven aan materiaal dat op de ondergrond ligt. In de bodemkunde en toegepaste geologie kan de laag strooisel die lokaal, met name in bossen, op het maaiveld ligt worden onderzocht (zie Figuur 2). In de geotechniek en geologie wordt soms de laag slib, een mengsel van water en sediment, die lokaal op de waterbodem ligt in het onderzoek meegenomen (Figuur 3).

3.5 Registratieobject wandonderzoek

In de basisregistratie ondergrond is wandonderzoek een registratieobject en daarmee een informatieobject. Een registratieobject is een afbeelding van de werkelijkheid en niet de werkelijkheid zelf. In de werkelijkheid wordt wandonderzoek bijna altijd projectmatig uitgevoerd. Een dergelijk project omvat vrijwel altijd ook een aantal boringen, en strekt zich over een kleiner of groter gebied uit. Voor de basisregistratie ondergrond is het object wandonderzoek altijd aan een specifieke locatie gebonden, een punt op de kaart.

Een registratieobject is de belangrijkste eenheid van informatie in de basisregistratie ondergrond. Een registratieobject bestaat uit delen (entiteiten), en de delen hebben eigenschappen (attributen). Om het wandonderzoek als informatieobject te kunnen definiëren, wordt vanuit een bepaalde benadering gedacht.

In het denken over wat het object wandonderzoek is en hoe de informatie van dat object moet worden gemodelleerd staat het begrip onderzoek centraal. Bij het begrip onderzoek moet men in essentie aan een activiteit, een proces of een aaneenschakeling van activiteiten of processen denken. Het onderzoek koppelt een resultaat aan een object van onderzoek en in het geval van de basisregistratie ondergrond is dat een deel van de ondergrond.
Waarom onderzoek een centrale plaats in het denken inneemt, behoeft wel enige toelichting omdat men in eerste instantie zou kunnen denken dat het resultaat van het onderzoek centraal moet staan omdat dat de informatie is waar het allemaal om draait. Inderdaad gaat het uiteindelijk om het resultaat van het onderzoek, dat is immers de informatie die men wil gebruiken. Maar de reden dat het onderzoek in de modellering centraal wordt gesteld, is dat wat een wandonderzoek uniek maakt niet het resultaat of het object van onderzoek is, maar dat er op een bepaald moment onderzoek is gedaan. Het is de factor tijd die het onderzoek uniek maakt.

Omdat onderzoek een aaneenschakeling van activiteiten is, kan het resultaat door een groot aantal factoren worden beïnvloed. Hergebruik van informatie is het doel van iedere basisregistratie en om dat mogelijk te maken, moeten met het resultaat de gegevens worden vastgelegd die het onderzoek als proces beschrijven. Uitgangspunt voor de definitie is dan ook dat de gegevens over het proces voldoende informatie moeten bevatten om een gebruiker in staat te stellen te beoordelen of het resultaat geschikt is voor het doel dat hij beoogt.

Om het proces te kunnen vatten zijn de eerste vragen: waarmee begon het proces dat tot wandonderzoek heeft geleid en waarmee eindigde het?
Voor de basisregistratie ondergrond begint de geschiedenis bij het uitvoeren van een opdracht tot onderzoek en eindigt de geschiedenis op het moment dat alle gegevens uit het onderzoek correct in de basisregistratie ondergrond zelf zijn vastgelegd. Gegevens over de opdracht tot het uitvoeren van wandonderzoek worden niet opgenomen. Wel wordt er bij de registratie in de BRO impliciet informatie over de opdracht vastgelegd omdat gespecificeerd wordt binnen welk kader de gegevens zijn ingewonnen.

Uitvoering van de opdracht begint ermee dat de uitvoerende instantie naar een bepaalde locatie gaat om daar te graven of een bestaande wand te prepareren.

Het feitelijk onderzoek bestaat uit een of meer deelonderzoeken: (1) het beschrijven van de wand, (2) het analyseren van monsters die uit de wand zijn genomen en (3) het maken van foto’s van de wand (Figuur 4)

Figuur 4 De deelonderzoeken van wandonderzoek.

Ieder deelonderzoek levert een resultaat en de registratie is zo ingericht dat de resultaten per deelonderzoek in de registratie ondergrond kan worden opgenomen.

3.6 Bodemprofiel

Het deelonderzoek dat bijna altijd wordt uitgevoerd is het beschrijven en dat levert als resultaat een bodemprofiel.
Met een dergelijk bodemprofiel legt de bodemkundige vast welke lagen of horizonten hij heeft waargenomen. Bodemprofielen staan aan de basis van het bodemkundig onderzoek.
Om uniformiteit in de vastlegging van bodemgegevens te garanderen, is in 1989 het “Systeem van bodemclassificatie voor Nederland” van De Bakker & Schelling gepubliceerd. De bodems van Nederland worden volgens dit systeem ingedeeld in vijf orden die elk weer worden onderverdeeld in subgroepen. In De Bakker & Schelling worden de begrippen die nodig zijn om het systeem te kunnen gebruiken toegelicht; dat zijn begrippen als grondsoortenindeling, horizont en differentiërend kenmerk. In aanvulling op het systeem van bodemclassificatie gebruikt Wageningen Environmental Research voor de beschrijving van bodemprofielen de “Handleiding bodemgeografisch onderzoek, richtlijnen en voorschriften” (Technisch document 19A, 1995). De handleiding is op de praktijk gericht en geeft een volledig overzicht van de waarden die gegevens kunnen hebben en van de regels die daarbij gelden. Ook wordt daarin de indeling volgens de zogenaamde standaardpuntencode uitgelegd.

3.6.1 Grondsoorten

Bodemkundigen benoemen de grondsoort op basis van de verhouding tussen het minerale bestanddeel en de hoeveelheid organische stof, waarbij het minerale bestanddeel wordt onderverdeeld naar korrelgrootte. De korrelgroottegrenzen die in de bodemkunde worden gebruikt zijn: 2, 50 en 2000 µm. De fracties die worden onderscheiden zijn:

  • tot 2 µm : lutumfractie
  • 2-50 µm : siltfractie
  • tot 50 µm : leemfractie
  • 50-2000 µm : zandfractie.

De bodemkundige namen van grondsoorten zijn gebaseerd op het gebruik van driehoeksgrafieken en daarvan bestaan er drie: de veendriehoek, de kleidriehoek en de leemdriehoek. Aan de hand van de veendriehoek (figuur 5) wordt bepaald of de grond geclassificeerd moet worden als moerig of als mineraal.

Figuur 5 De veendriehoek met de indeling en benaming van moerig materiaal en de organischestofklassen voor mineraal materiaal.

Bij een moerige grond volstaat de veendriehoek en worden het organische stofgehalte en het lutumgehalte gecombineerd om de naam van de grondsoort precies te bepalen.
Bij een minerale grond moet de bodemkundige kiezen of hij de kleidriehoek (figuur 6) of de leemdriehoek (figuur 7) moet gebruiken om de grondsoort te benoemen. Bepalend daarvoor is het milieu waarin het materiaal oorspronkelijk is afgezet. Voor eolische afzettingen, materiaal dat door de wind is afgezet, wordt de leemdriehoek gebruikt. Voor niet-eolische afzettingen wordt de kleidriehoek gebruikt.

Figuur 6 De kleidriehoek met de indeling en benaming van niet-eolische afzettingen. Het merendeel van de monsters uit rivier- en zeekleigebieden ligt in de grijze zone.
Figuur 7 De leemdriehoek met de indeling en benaming van eolische afzettingen. Het merendeel van de monsters uit dekzand- en lössgebieden ligt in de grijze zone.

Het gebruik van de leemdriehoek is overigens niet strikt beperkt tot eolische afzettingen. Van bepaalde onder invloed van landijs gevormde afzettingen (bijv. keileem) en door landijs gestuwde afzettingen, is de korrelgrooteverdeling vergelijkbaar met die van eolische afzettingen en wordt ook de leemdriehoek gebruikt.
Eolische en de daarmee gelijkgeschakelde afzettingen komen niet overal in Nederland voor (figuur 8). Het gebruik van de termen die met de leemdriehoek verbonden zijn - dat zijn leem, leemarm en lemig - is dan ook regionaal bepaald. Het zijn met name de landbouwers en natuurbeheerders in de relatief hooggelegen delen van Nederland die met deze begrippen vertrouwd zijn.

Figuur 8 De verbreiding van bodemprofielen waarvoor de leemdriehoek is gebruikt, gebaseerd op de gegevens in BIS Nederland.

3.6.2 Horizonten

De lagen waaruit de bodem is opgebouwd, worden in de bodemkunde horizonten genoemd. Horizonten ontstaan als gevolg van bodemvormende processen en worden van elkaar onderscheiden op basis van verschillen in onder meer grondsoort, kleur, gehalte aan humus, ijzer en kalk, structuur, consistentie of een combinatie daarvan. Om bodems op uniforme wijze te kunnen beschrijven, worden horizonten volgens een vast systeem gecodeerd als een combinatie van letters. De horizontcode bestaat uit twee delen:

  • De hoofdhorizont, aangegeven met een hoofdletter; dit is de basis van de indeling en bepaalt de plaats van het interval in het proces van bodemvorming.
  • Een kleine-lettertoevoeging achter de hoofdhorizont; deze geeft nadere informatie over het bodemvormende proces dat met de hoofdletter is gecodeerd.

Noot

3.6.3 Standaardpuntencode

De standaardpuntencode is ontwikkeld ten behoeve van het bodemgeografisch onderzoek in Nederland en vormt de brug tussen waarneming en model. Het is een in code gevatte karakteristiek van het bodemprofiel. De codering volgt het Nederlands systeem voor bodemclassificatie en bevat ook informatie over de dominante grondsoorten en allerlei bijzonderheden. De code is opgebouwd uit maximaal zeven onderdelen en die beschrijven elk een bepaald aspect van de bodemgesteldheid. Er zijn bodemgroepen opgesteld om gelijksoortige gronden globaal te kunnen indelen. Voor de eerste vijf onderdelen (toevoeging vooraan, subgroepdeel, cijferdeel, kalkverloop, toevoeging achteraan) zijn per bodemgroep standaardcodes vastgesteld. De laatste twee onderdelen van de standaardpuntencode (vergraving en grondwatertrap) gelden voor alle groepen.

3.6.4 Grondwatertrappen

In een bodemprofiel wordt informatie vastgelegd over de variatie in de grondwaterstand. De grondwaterstand in de bodem wordt gestuurd door de verhouding tussen neerslag en verdamping en afvoer, en maakt gedurende het jaar een golfvormige verandering door met de hoogste stand in de winter. In het voorjaar overtreft de verdamping op een bepaald moment de neerslag en begint de grondwaterstand te dalen. Die daling duurt tot in de nazomer of de herfst. Dan slaat de balans om, gaat het neerslagtekort over in een overschot en begint het grondwater weer te stijgen. Uitzonderingen hierop komen voor, bijvoorbeeld in gebieden met sterke regionale kwel of met waterinlaat.
Grondwater speelt een belangrijke rol in bodemvormende processen. De aanwezigheid en het gedrag van het grondwater zijn medebepalend voor de potentie van de bodem als groeimilieu voor planten en voor de gebruiksmogelijkheden van de grond. In natuurgebieden bepalen waterhuishouding en opbouw van de bodem samen het biotoop.
De invloed van het grondwater komt tot uiting in de zgn. hydromorfe kenmerken van de bodem. Voorbeelden daarvan zijn het voorkomen van roestkleurige en grijze vlekken en de stevigheid van het bodemmateriaal.

Figuur 9 De positie van de grondwaterspiegel verandert in de loop van een jaar. Profielkuil a ligt boven de gemiddeld hoogste grondwaterspiegel en de wand geeft geen nadere informatie over de gemiddeld hoogste grondwaterstand op de locatie (GHG). Profielkuil b doorsnijdt zowel de gemiddeld hoogste grondwaterspiegel als de gemiddeld laagste grondwaterspiegel en zowel de GHG als de GLG kunnen in de wand worden waargenomen. Profielkuil c doorsnijdt alleen de gemiddeld hoogste grondwaterspiegel en in de wand kan alleen de GHG worden waargenomen.

De variatie in de mate waarin de grondwaterstand fluctueert, wordt uitgedrukt met het begrip grondwatertrap (Gt). Grondwatertrappen zijn gedefinieerd op basis van de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) en de gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG). De bodemkundige bepaalt aan de hand van zijn waarnemingen de GHG en de GLG in het bodemprofiel.

3.7 Basisgegevens

In de basisregistratie ondergrond wordt, waar het om onderzoek gaat, geprobeerd een strikt onderscheid te maken tussen basisgegevens en niet-basisgegevens. Basisgegevens zijn in de kern waarnemingen en metingen die door iedere vakbekwame persoon kunnen worden gedaan. Basisgegevens zijn onderling vergelijkbaar en hebben een algemene gebruikswaarde.
De tweede categorie gegevens omvat gegevens die voortkomen uit basisgegevens. De verscheidenheid daarin is eigenlijk onbegrensd. Het kan gaan om gegevens die voortkomen uit een combinatie van gelijksoortige basisgegevens uit verschillende bronnen, om gegevens die voorkomen uit de combinatie van basisgegevens met andersoortige basisgegevens, om gegevens die voortkomen uit de combinatie van basisgegevens en bijzondere kennis en alle denkbare combinaties van combinaties. Voor deze categorie worden termen gebruikt als synthese, model en interpretatie.

Het onderscheid tussen basisgegevens en niet-basisgegevens ligt ten grondslag aan het gegevensmodel van de basisregistratie ondergrond. En dat betekent dat een registratieobject of betrekking heeft op basisgegevens of op niet-basisgegevens.

Bodemkundig wandonderzoek wijkt enigszins af van dit algemene principe, omdat in het deelonderzoek wandmonsteranalyse ook enkele modelgegevens zijn opgenomen. Het gaat om de modellering van waterretentie- en waterdoorlatendheidskarakteristieken. Die modellering is een vast onderdeel van standaard hydrofysische wandmonsteranalyse en om de aansluiting op de praktijk te houden is dit modelleren onderdeel van het bodemkundig booronderzoek.

In de werkpraktijk wordt gewoonlijk geen onderscheid gemaakt tussen basisgegevens en niet-basisgegevens. De opdrachtnemer verwerkt de ingewonnen basisgegevens en levert aan de opdrachtgever een geïntegreerd resultaat dat binnen de context van een specifieke opdracht goed kan worden begrepen. Dit betekent dat de informatie die de opdrachtgever geleverd krijgt naar haar aard verschilt van de informatie in de registratie ondergrond.

4. Bodemkundig wandonderzoek

4.1 Inleiding

De catalogus voor de bodemkundige wandbeschrijving beschrijft de gegevens die in de registratie ondergrond zijn opgenomen van het wandonderzoek dat vanuit het vakgebied van de bodemkunde is uitgevoerd. De catalogus beschrijft de algemene gegevens van dit wandonderzoek samen met de gegevens van de wandmonsterbeschrijving en de wandmonsteranalyse.
Wandonderzoek is het geheel van gegevens dat betrekking heeft op een specifiek wandonderzoek dat op een specifiek moment gekoppeld aan een specifieke locatie in Nederland onder een bepaalde opdracht is uitgevoerd. De belangrijkste gegevens om het onderzoek te preciseren zijn het vakgebied en de uitgevoerde deelonderzoeken.
Wandonderzoek kan vanuit verschillende vakgebieden worden uitgevoerd, maar in de basisregistratie ondergrond omvat het alleen het vakgebied van de bodemkunde. De reden is dat wandonderzoek van oudsher een prominente plaats in de bodemkunde inneemt en dat de gegevens digitaal en systematisch worden vastgelegd. In andere vakgebieden, zoals de geologie en geotechniek, is dat niet het geval.

4.1.1 Bodemkundig wandonderzoek

Bodemkundig wandonderzoek heeft tot doel de opbouw en de eigenschappen van het bovenste deel van de ondergrond te onderzoeken. Het perspectief van waaruit dat gebeurt is dat van de landbouw, de landinrichting, het natuurbeheer of de winning van oppervlaktedelfstoffen. Bij uitzondering is het doel er een van meer wetenschappelijke of educatieve aard.
Het onderzoek wordt uitgevoerd in het kader van projecten die zich richten op een bepaalde locatie of een bepaald gebied. Het overgrote deel van het onderzoek wordt uitgevoerd in het kader van de landelijke bodemkartering 1:50.000. Voor die kartering levert het wandonderzoek de referentie voor de te onderscheiden bodemeenheden.

4.1.2 Ontsluiten

Bodemkundig wandonderzoek vereist dat er op de plaats van het onderzoek een verticale wand is blootgelegd die het bovenste deel van de ondergrond, de bodem, met het eventueel daarop aanwezige strooisel ontsluit. Plaatsen waar de bodem van nature is ontsloten zijn in Nederland zeldzaam. Soms is er voor onderzoek een wand voorhanden die door de mens is gemaakt, bijvoorbeeld in een groeve, aan de rand van een weg- of leidingtracé of in een slootkant, maar in bijna alle gevallen moet er eerst worden gegraven.
Wandonderzoek wordt gewoonlijk en ongeacht de aard van een project gecombineerd met booronderzoek. Boren is snel en goedkoop, maar levert eigenlijk slechts indirecte gegevens omdat men zich moet baseren op bodemmonsters die uit het geboorde gat zijn verkregen. In de bodemkundige praktijk zijn dat altijd geroerde monsters, monsters waarin de oorspronkelijke opbouw van de bodem niet meer te zien is. Onderzoek aan een wand vraagt meer tijd en is daardoor duurder. Een wand geeft echter direct zicht op de bodem en levert een betrouwbaarder en meer gedetailleerd beeld van de opbouw van de bodem, het verloop en de samenstelling van de lagen, en de structuur van de grond. Ook aspecten als beworteling en de invloed van de mens laten zich veel beter zien.

4.1.3 Deelonderzoeken

Bodemkundig wandonderzoek omvat gewoonlijk twee deelonderzoeken, de wandbeschrijving en de wandmonsteranalyse. Soms wordt alleen de wandbeschrijvng uitgevoerd, soms alleen de wandmonsteranalyse. Daarnaast wordt het maken van foto’s meer en meer gebruikelijk (het derde deelonderzoek). Van de drie deelonderzoeken zijn de wandbeschrijving en de wandmonsteranalyse in deze versie van de catalogus opgenomen.
Monsters kunnen in de bodemkunde vanuit een veelheid aan disciplines worden onderzocht, maar in de basisregistratie ondergrond beperkt het bereik zich tot het bodemhydrofysische en bodemchemische bepalingen. Deze versie van de catalogus dekt alleen de bodemhydrofysische bepalingen en enkele bepalingen van algemene aard. Chemische analyse wordt in een volgende versie van de catalogus meegenomen.

Scopewandonderzoek
Figuur 10 Het bodemkundig wandonderzoek in deze versie van de catalogus; wandfotografie is nog buiten scope.

4.2 Belangrijkste entiteiten

4.2.1 Wandonderzoek

Deze entiteit draagt de naam van het registratieobject zelf en bevat de gegevens die het wandonderzoek identificeren en allerlei administratieve gegevens die betrekking hebben op onder meer de herkomst van het onderzoek in de registratie. Zo geeft het informatie over het doel waarvoor het onderzoek is uitgevoerd (kader inwinning), en de grondslag voor de verplichting tot aanlevering (kader aanlevering).

Wandonderzoek begint eigenlijk altijd met activiteiten in het veld, het veldwerk, en dat wordt in bepaalde gevallen gevolgd door activiteiten binnenshuis, veelal in een laboratorium. Er is maar een geval waarin er geen werkzaamheden in het veld worden uitgevoerd en dat is wanneer wandonderzoek gebruik maakt van de resultaten uit eerder veldwerk of uit veldwerk dat voor een andere opdrachtgever is uitgevoerd.

Noot

4.2.2 Registratiegeschiedens

De registratiegeschiedenis van een wandonderzoek geeft de essentie van de geschiedenis van het object in de registratie ondergrond, de zgn. formele geschiedenis. De registratiegeschiedenis vertelt bijvoorbeeld wanneer voor het eerst gegevens van het object zijn geregistreerd en of er na registratie correcties zijn doorgevoerd.

4.2.3 Rapportagegeschiedenis

De bronhouder beslist of hij de resultaten van een wandonderzoek in delen of in hun geheel gerapporteerd wil krijgen. Wanneer een rapport dat onder de wettelijke verplichtingen valt door de bronhouder is geaccepteerd, wordt het ter registratie aan de landelijke voorziening aangeboden. De rapportagegeschiedenis geeft de essentie van het verloop van de rapportage en vormt de zgn. materiële geschiedenis van het object wandonderzoek.

4.2.4 Wandontsluiting

Om een beschrijving van de bodemopbouw in een wand te kunnen maken of een wand te bemonsteren, is er een wand nodig waarin de bodem ontsloten is. In de meeste gevallen graaft men daartoe een kuil, een profielkuil. Vervolgens kiest men een van de wanden en prepareert die. Wanneer de bodem al ontsloten is, bijvoorbeeld doordat er een weg wordt aangelegd, dan wordt een deel van een bestaande wand geprepareerd. Prepareren houdt in dat de wand verticaal, vlak en schoon wordt gemaakt en daarvoor wordt een schop, en eventueel een troffel of een mes gebruikt. De wand is schoon wanneer al het rulle, droge materiaal verwijderd is en de details van de bodemopbouw zichtbaar zijn.
De diepte tot waar de wand geprepareerd wordt, ligt normaliter tussen 1,20 en 1,50 meter, de breedte van de geprepareerde wand is typisch een meter. In al bestaande ontsluitingen kan de bodem over een veel grotere afstand zijn ontsloten. Voor de opdracht kan het wenselijk zijn de wand op verschillende plekken te prepareren en op iedere plek een beschrijving te maken. In de registratie telt iedere beschrijving als deel van een op zichzelf staand wandonderzoek.

4.2.5 Terreintoestand

Voor, tijdens of direct na het maken en prepareren van de wand kunnen in het veld waarnemingen worden gedaan die deel uitmaken van het onderzoek. Die waarnemingen hebben betrekking op de toestand van het terrein. Dat begrip wordt in nogal ruime zin opgevat en dekt alle gegevens die vastgelegd worden om een goed begrip te krijgen van de ruimtelijke context waarbinnen het onderzoek wordt uitgevoerd. En omdat bodemvorming een doorlopend proces is waarin de actuele omstandigheden een rol spelen, wordt ook vanuit dat perspectief goed naar het terrein gekeken. Dat geldt in het bijzonder voor onderzoek dat in het kader van natuurbeheer wordt uitgevoerd.

4.2.6 Wandbeschrijving

Wandbeschrijving is het deelonderzoek dat betrekking heeft op het beschrijven van de wand met als doel een wandprofiel te maken. De wand wordt beschreven over een bepaalde breedte (beschreven breedte) en tot de einddiepte. Op een bepaalde plaats wordt een meetlint naar beneden gehangen. Het meetlint markeert de positie van de beschrijflijn en dat is de lijn waarop de verticale posities van de lagen in het wandprofiel zijn bepaald. De plaats van de beschrijflijn wordt zo gekozen dat de wand voor het doel van het onderzoek zo goed mogelijk kan worden beschreven. Wanneer de wand snel uitdroogt, kan bevochtiging nodig zijn.

Beschrijflijn
Figuur 11 De wand wordt tot een bepaalde diepte geprepareerd en over een bepaalde breedte beschreven. De beschrijflijn definieert de locatie van het onderzoek.

De wandbeschrijving levert twee resultaten, het wandprofiel en de bodemclassificatie.

4.2.7 Wandprofiel

Het wandprofiel beschrijft de opbouw van de bodem in de wand.
Een wandprofiel heeft een bepaalde beschrijfkwaliteit en die geeft aan tot in welk detail de wand is beschreven. De bovenkant van het profiel, de doorsnijding van het maaiveld of de bovenkant van het daarop liggende strooisel, is niet altijd vlak omdat de hoogte binnen de breedte waarover de wand wordt beschreven sterk kan variëren (vorm bovengrens).
De opbouw van de bodem wordt beschreven als een opeenvolging van lagen en er wordt onderscheid gemaakt tussen strooisel- en bodemlagen. Op bepaalde plaatsen in de wand kan de laagopbouw verstoord zijn. Wanneer er lokaal buiten de beschrijflijn een verstoring optreedt wordt dat als plaatselijk fenomeen beschreven (figuur 4).

Krimpscheur
Figuur 12 Op enkele plaatsen in de wand is de opbouw verstoord door krimpscheuren, een van de zgn. plaatselijke fenomenen.

Maar wanneer verstoringen over de hele breedte van de wand voorkomen, wordt het interval waarin ze optreden als een Verstoord interval beschreven (figuur 5).
In het profiel worden verder een aantal algemene kenmerken van de wand vastgelegd, zoals het niveau van de gemiddelde grondwaterstand, de diepte tot waar beworteling mogelijk is (bewortelbare diepte), en de aanwezigheid van een interval dat door toedoen van de mens verdicht is.

Wortelzakken
Figuur 13 Over de hele beschreven breedte van de wand is de opbouw verstoord doordat zich wortelzakken hebben gevormd.

4.2.8 Strooisellaag

Bovenop de eigenlijke bodem liggen lokaal, met name in bossen, laagjes die uit onverteerde plantenresten zoals afgevallen blad bestaan. Dit zgn. strooisel wordt, als de opdracht daarom vraagt, beschreven als deel van het profiel. De bovengrens en de ondergrens worden op dezelfde manier beschreven als de eigenlijke bodemlagen (zie Bodemlaag).

4.2.9 Bodemlaag

De bodemlagen zijn de belangrijkste entiteiten van een wandprofiel. Iedereen die de ondergrond beschrijft, beschouwt de ondergrond als opgebouwd uit lagen. Een laag heeft een boven- en ondergrens en een bepaalde inhoud. Iedere grens wordt op een bepaalde manier bepaald (bepaling bovengrens en bepaling ondergrens). Meestal markeert een grens een diepte waarop een verandering in inhoud wordt waargenomen en dan is het van belang te weten hoe scherp de grens kan worden getrokken. In oorsprong zijn de grenzen in een verticale doorsnede van de ondergrond vrijwel recht, maar in de bodem is dat lang niet altijd het geval omdat de diepte tot waar bodemvormende processen reiken binnen de breedte waarover de wand wordt beschreven kan variëren. De vorm van de ondergrens van een laag wordt daarom vastgelegd (vorm ondergrens).
Lagen liggen normaliter (sub)horizontaal en lopen over de hele wand door. Maar een laag kan scheef staan (scheefstaand), bijvoorbeeld in het geval de wand gemaakt is in een stuwwal, en het komt voor dat een laag terzijde van de beschrijflijn op zekere plaatsen ontbreekt (laag discontinu).
Het kenmerkende van een laag is haar inhoud. Om de inhoud goed te kunnen beschrijven is het van belang te weten of de laag helemaal natuurlijk is of dat mens de samenstelling heeft beïnvloed (antropogeen). Dat laatste betekent meestal dat de mens de bodem ter plaatse bewerkt heeft. Door bewerking worden lagen verbroken en als gevolg daarvan kan een nieuwe laag ontstaan die uit het materiaal van oudere lagen bestaat. Wanneer zo’n laag helemaal uit brokstukken bestaat waarin de oorspronkelijke eigenschappen nog te zien zijn, spreekt men van een gekeerde laag.

Gekeerdelaag
Figuur 14 Over de hele beschreven breedte van de wand is door bewerking een gekeerde laag ontstaan. De brokstukken bestaan uit verschillende soorten grond en die kunnen volledig worden beschreven.

Een gekeerde laag wordt beschreven als een samenstel van delen, ieder deel heet een Laagcomponent.
Wanneer de bewerking zo intensief is geweest dat dat de herkomst van de bestanddelen van een antropogene laag niet meer herkenbaar is, is de laag gemengd en wordt zij, net als een laag van natuurlijke oorsprong, beschreven als een geheel (Homogeen materiaal).
Wat de inhoud van een laag ook is, er kunnen altijd sporen van bodemorganismen (bodemleven) en wortels zichtbaar zijn (beworteld).

4.2.10 Homogeen materiaal

Een bodemlaag die beschreven wordt als een geheel, bestaat soms uit bijzonder materiaal, soms uit gesteente en meestal uit grond. In het eerste geval is het voldoende alleen het materiaal te specificeren. Een laag die uit gesteente bestaat krijgt een horizontcode - die overigens een vaste waarde heeft- en verder wordt alleen het soort gesteente nader omschreven. Lagen die uit grond bestaan krijgen een horizontcode en de samenstelling van de grond wordt uitgebreid beschreven (Grond). Verder kan het bij grond wenselijk zijn iets vast te leggen over de omstandigheden waaronder de laag gevormd is (afzettingskarakteristiek) en de verzadigde doorlatendheid te schatten.

4.2.11 Laagcomponent

Van een bodemlaag die heterogeen is wordt iedere component apart beschreven. Het aandeel van een component in de laag wordt altijd geschat. Verder worden dezelfde gegevens vastgelegd als wanneer de inhoud van een laag als een geheel wordt geschreven, zij het dat de inhoud altijd uit grond bestaat.

4.2.12 Grond

Van grond kan een grote verscheidenheid aan gegevens worden beschreven. In alle gevallen worden de volgende gegevens vastgelegd: de bodemkundige grondsoort, of voor het bepalen van de grondsoortnaam de leemdriehoek is gebruikt, de bijzondere bestanddelen, de kalkgehalteklasse en de kleur.
Veel van de andere gegevens worden alleen voor bepaalde grondsoorten vastgelegd. Zo wordt van klei- en leemhoudende grond de rijpingsklasse vastgelegd, van grond waarvan de naam aangeeft dat er veen in voorkomt, de veensoort, en van grond waarvan de naam aangeeft dat er zand in voorkomt, de zandmediaanklasse. Afhankelijk van de grondsoort wordt ook een schatting gegeven van het aandeel van de verschillende fracties waaruit de grond bestaat (Fractieverdeling). Voor historische gegevens (kwaliteitsregime IMBRO/A) is dat overigens niet altijd het geval en soms ook is de fractieverdeling niet volledig beschreven (Onvolledige fractiespecificatie).
Een aantal gegevens wordt alleen vastgelegd wanneer de opdracht een hoge kwaliteit van beschrijven vraagt. Voorbeelden daarvan zijn de structuur van de grond (structuurtype) en de geschatte dichtheid. Voor een bepaald type structuur worden de kenmerken van de structuurelementen in detail beschreven (Bodemaggregaat; zie figuur 7).

Aggregaten
Figuur 15 Wanneer grond een aggregaatstructuur heeft, is de vorm van de aggregaten een van de aspecten die beschreven worden. Er wordt onderscheid gemaakt tussen prima’s (a), platen (b) en blokken (c).

De kleur van de grond wordt bij een hoge kwaliteit altijd aan de hand van de Munsell Soil Colour Chart bepaald (Munsellkleur). Komen er vlekken voor, dan worden daarvan allerlei details beschreven (Vlek).

4.2.13 Bodemclassificatie

De bodemclassificatie is het tweede resultaat van de wandbeschrijving. Het is in essentie een samenvatting van de informatie die in het wandprofiel is vastgelegd en is vooral bedoeld is als input voor bodemkundige modellen. Het geeft specialisten direct inzicht in het type bodem ter plaatse.

4.2.14 Wandmonsteranalyse

Wandmonsteranalyse is het deelonderzoek dat betrekking heeft op het in een laboratorium analyseren van monsters die uit een wand zijn genomen. Het soort analyse geeft globaal aan welke bepalingen er zijn uitgevoerd. In (bodem)hydrofysisch onderzoek wordt ernaar gestreefd de reeks van bepalingen volledig uit te voeren om de resultaten in samenhang te verwerken en de focus ligt daarbij op het onderzoek van de fysische relatie tussen het water en de vaste bestanddelen van de bodem. Standaard omvat dit onderzoek de bepaling van basiseigenschappen (met name korrelgrootteverdeling en organischestofgehalte) en van de droge bulkdichtheid, de waterdoorlatendheid en de waterretentie.
Bodemchemisch onderzoek kent een grote variatie doordat het volledig van de opdracht afhangt welke bepalingen er worden uitgevoerd. In deze versie van de catalogus zijn alleen de bepalingen van basiseigenschappen opgenomen en dat zijn, naast de korrelgrootteverdeling en het organische stofgehalte, de zuurgraad en het organische koolstofgehalte.

4.2.15 Onderzocht interval

De monsters die geanalyseerd zijn vertegenwoordigen een bepaald interval dat in het wandprofiel is gedefinieerd. In hydrofysisch onderzoek is het gebruikelijk in het veld een groot aantal monsters te nemen en voor die afzonderlijk te onderzoeken; voor de verschillende bepalingen gelden daarbij veelal specifieke eisen. Voor bodemchemisch onderzoek is het daarentegen gebruikelijk een groot monster te nemen; na voorbehandeling worden daaruit in het laboratorium kleinere monsters genomen.
Wanneer het doel van het analyse het onderzoeken van een bepaalde horizont is, wordt de code van de horizont (horizontcode) vermeld. Aan een onderzocht interval worden altijd een of meer bepalingen gedaan. In de context van de basisregistratie ondergrond worden dat basisgegevens genoemd en dat zijn waarnemingen of metingen die door iedere vakbekwame persoon gedaan kunnen worden. Een bijzonderheid van het hydrofysisch onderzoek is dat er ook ruimte is het resultaat van modelleren vast te leggen (karakteristiek bepaald). Het proces van modelleren is in hoge mate gestandaardiseerd. Het modelleren van karakteristieken is een vast onderdeel van standaard hydrofysisch onderzoek.

4.2.16 Bepaling van de zuurgraad

De zuurgraad (pH) wordt potentiometrisch bepaald van een mengsel van grond of strooisel met water waaraan een bepaalde reagent is toegevoegd. De zuurgraad is een basisgegeven dat altijd wordt bepaald in bodemchemisch onderzoek. Het is een van de kenmerken van het chemisch bodemmilieu en stelt bijvoorbeeld grenzen aan de beschikbaarheid van voor plantengroei essentiële voedingsstoffen.

4.2.17 Bepaling van de korrelgrootteverdeling

Voor de korrelgrootteverdeling wordt de samenstelling van het materiaal bepaald vanuit het perspectief dat grond een mengsel van minerale deeltjes van verschillende grootte is. De deeltjes worden korrels genoemd. Volgens een bepaalde methode, of combinatie van methoden, wordt het aandeel van de gekozen groottefracties in het totale mengsel van alle deeltjes kleiner dan 2 millimeter bepaald. Materiaal groter dan 2 millimeter wordt vooraf uitgezeefd en verder buiten beschouwing gelaten. Koolzure kalk en organische stof worden voorafgaand aan de bepaling verwijderd. Als voorbehandeling kan het nodig zijn samengeklonterde korreltjes van elkaar los te maken (dispersie). De opdracht en de aard van het materiaal bepalen welke methode is gebruikt en welke fracties zijn onderscheiden. De metingen worden altijd omgerekend naar een percentage van de totale massa tot 2 millimeter.
In het verleden is een grote verscheidenheid aan fracties onderscheiden. Sinds het begin van de jaren 2010 bestaat de tendens de keuze te beperken, en vanaf 2020 is de keuze beperkt tot acht varianten. Het resultaat van een historische bepaling die zich niet voegt in de systematiek van de acht varianten wordt als niet gestandaardiseerde korrelgrootteverdeling vastgelegd. Bij een gestandaardiseerde korrelgrootteverdeling wordt altijd onderscheid gemaakt tussen de fractie 63 tot 2000 µm, de fractie 50 tot 63 µm en de fractie kleiner dan 50 µm. De indelingen van de fractie 63 tot 2000 µm en de fractie kleiner dan 50 µm kennen varianten en de meest toegepaste onderverdeling van een fractie wordt de standaard genoemd.

4.2.18 Bepaling van het organischestofgehalte

Organisch materiaal speelt een hoofdrol in de goede werking en de vruchtbaarheid van de bodem. Het verbetert de structuur, bevordert de bewerkbaarheid en verhoogt het vermogen van de bodem om water vast te houden.
Het gehalte aan organische stof wordt bepaald door het organisch materiaal op een bepaalde manier te verwijderen en het verlies aan massa te meten. Bij de berekening van het gehalte kan het nodig zijn te corrigeren voor het verlies van water dat aan klei is gebonden (lutumcorrectie) of aan ijzeroxiden (vrij ijzercorrectie).
Het organische stofgehalte is een basisgegeven in het hydrofysisch onderzoek en bepaalde vormen van bodemchemisch onderzoek.

4.2.19 Bepaling van het organische koolstofgehalte

Het gehalte aan organische koolstof wordt bepaald door het organisch materiaal volgens een bepaalde methode te oxideren. Het gehalte aan organische koolstof kan worden berekend door de hoeveelheid CO2 die vrijkomt te bepalen, door de vrijgekomen hoeveelheid van een ander reactieproduct te bepalen of door te bepalen hoeveel oxidant er verbruikt is.
Het organische koolstofgehalte is een basisgegeven in de meeste vormen van bodemchemisch onderzoek.

4.2.20 Bepaling van de droge bulkdichtheid

De droge bulkdichtheid is gedefinieerd als de droge massa in een bekend volume. In de huidige praktijk wordt uitgegaan van een waterverzadigd volume en daartoe wordt een monster eerst met water verzadigd voordat het volume wordt bepaald. De reden daarvoor is dat het volume van zwellende en krimpende grond afhangt van de vochttoestand tijdens bemonsteren.

4.2.21 Bepaling van het krimpverloop

Het verloop van de krimp van grond wordt bepaald door een waterverzadigd monster in stappen droger te laten worden en de massa en het volume bij iedere stap te bepalen tot het helemaal droog is.
De massa wordt altijd met een balans bepaald en voor het berekenen van het volume bestaan verschillende methoden.

4.2.22 Bepaling van de waterdoorlatendheid

De waterdoorlatendheid van grond is de snelheid waarmee water erdoorheen stroomt. De waarde wordt in de bodemkunde bepaald door de hoeveelheid water te meten die per eenheid van tijd door een bepaalde oppervlakte stroomt bij een bekende gradiënt van de bodemvochtpotentiaal. De meting wordt uitgevoerd onder de conditie dat de doorstroomsnelheid niet of nauwelijks verandert.
De waterdoorlatendheid is het grootst wanneer de grond verzadigd is met water (verzadigde waterdoorlatendheid) en neemt af wanneer de grond droger wordt (onverzadigde waterdoorlatendheid). De waterdoorlatendheid wordt bepaald bij een bepaalde waarde van de bodemvochtpotentiaal. De bodemvochtpotentiaal is gelijk aan 0 wanneer de grond met water verzadigd is, en is negatief in onverzadigde grond. Aansluitend bij de praktijk van het laboratorium en de wijze waarop de meetopstelling is ingericht, wordt de bodemvochtpotentiaal uitgedrukt in centimeters waterkolom (drukhoogte). Het verloop van de doorlatendheid wordt in de huidige praktijk bepaald voor het bereik van 0 tot minus 1000 cm waterkolom. De bepaling van een enkele waarde van de waterdoorlatendheid kan enige dagen tot enige weken in beslag nemen. In de meeste gevallen wordt de doorlatendheid bepaald met verticaal gestoken monsters (verticaal bemonsterd). In sommige gevallen gebeurt dit ook aan horizontaal gestoken monsters en dan kan worden vastgesteld of er sprake is van anisotropue in de doorlatendheid.
De resultaten van de bepaling worden tegenwoordig eigenlijk altijd gebruik om bepaalde verbanden te modelleren. Het modelleren is een aparte activiteit in de monsteranalyse en de resultaten daarvan worden ook vastgelegd in de basisregistratie ondergrond. Omdat de uitvoerder op basis van de eigen expertise beoordeelt welke gegevens hij gebruikt als input voor het modelleren, wordt van iedere bepaling de identificatie vastgelegd (bepalingsid) zodat de resultaten van het modelleren teruggevoerd kunnen voeren op de metingen.

4.2.23 Bepaling van de waterretentie stapsgewijs

Hoeveel water de grond kan vasthouden wordt bepaald door de aard en de structuur van het materiaal. De hoeveelheid water die de grond werkelijk vasthoudt varieert met de bodemvochtpotentiaal. Door de bodemvochtpotentiaal van een grondmonster in het laboratorium te veranderen, en de hoeveelheid water die het bevat bij iedere toestand te meten, bepaalt men de waterretentie. De bodemvochtpotentiaal wordt uitgedrukt als drukhoogte in de eenheid centimeters waterkolom.
De bodemvochtpotentiaal kan in stappen worden veranderd, maar ook geleidelijk door verdamping van water uit het monster. De bepaling die op verdamping is gebasseerd staat op zichzelf en is de basis van wat de bepaling van watergehalte en doorlatendheid bij veranderende bodemvochtpotentiaal wordt genoemd.
Bij een stapsgewijze verandering weegt men het monster na het bereiken van een evenwichtssituatie met de ingestelde bodemvochtpotentiaal. Het watergehalte wordt berekend uit het massaverlies en wordt uitgedrukt in volumeprocenten (volumetrisch watergehalte) of in massaprocenten (massa watergehalte). Voor het laatste wordt alleen gekozen bij monsters waarvan de droge bulkdichtheid niet bekend is. Men heeft de keuze uit verschillende methoden. Bepaalde methoden leveren een kleine reeks metingen, andere leveren een enkele meting per monster. De monsters die uit een interval onderzocht worden, zijn bijna altijd monsters die met een ring zijn uitgestoken (ringmonster gebruikt).
De dimensies van de monsterring (ringdiameter, ringhoogte) worden vastgelegd omdat die bepalen hoe groot het volume grond is waaraan de bepaling is uitgevoerd.
De resultaten van dit soort bepaling worden ook altijd gebruikt om bepaalde verbanden te modelleren en daarom wordt van iedere bepaling de indetificatie vastgelegd (bepalingsid.

4.2.24 Bepaling van watergehalte en doorlatendheid bij veranderende bodemvochtpotentiaal.

De bepaling van het watergehalte en de doorlatendheid bij een veranderende bodemvochtpotentiaal is een bepaling die een aantal stappen kent. Als eerste stap wordt de waterretentie bepaald bij een bodemvochtpotentiaal die door verdamping geleidelijk verandert. Bij deze verdampingsmethode laat de uitvoerder het water in een bij aanvang verzadigd monster geleidelijk verdampen en wordt het massaverlies frequent gemeten. De bodemvochtpotentiaal wordt tegelijkertijd op verschillende posities in het monster gemeten (drukhoogte h in centimeters waterkolom). Het massa watergehalte wordt aan het einde bepaald en dat wordt met de droge bulkdichtheid omgerekend naar het volumetrisch watergehalte. Op basis van de geregistreerde gewichtsafnamen kan vervolgens het watergehalte voor alle meettijdstippen worden berekend. De bepaling levert een te groot aantal metingen voor verdere verwerking en de uitvoerder selecteert volgens een vast protocol een deelverzameling van metingen die als eerste resultaat worden vastgelegd (Waterretentie verdamping). De gegevens over de gebruikte tensiometers (aantal, lengte, diameter, meetpositie in het monster) worden daarbij ook vastgelegd (Overzicht tensiometergegevens).
In de resultaat van de verdampingsmethode wordt voor ieder tijdstip het volumetrisch watergehalte van het hele monster gegeven bij de bodemvochtpotentiaal op de meetpunten in het monster. In een volgende stap wordt het volumetrisch watergehalte op de meetpunten zelf bepaald. Die stap wordt de prefit genoemd en daarin maakt met gebruik van het model van Van Genuchten om de curve te definiëren die het verband tussen de bodemvochtpotentiaal en het volumetrisch watergehalte op de meetpunten het best beschrijft. Het resultaat van deze stap wordt niet als zodanig vastgelegd, het wordt gebruikt om de doorlatendheden te berekenen op de grensvlakken die precies tussen ieder paar opeenvolgende meetpunten inliggen. Voor de berekening wordt in de huidige praktijk de zgn. IPM-methode (Instantaneous Profile-methode) gevolgd. Daarmee wordt volgens de wet van Darcy het verband tussen de bodemvochtpotentiaal en de waterdoorlatendheid berekend voor elk paar opeenvolgende tensiometers. Het eindresultaat van de bepaling is een tabel met voor iedere gemeten bodemvochtpotentiaal de berekende waarden voor het watergehalte en de waterdoorlatendheid en die wordt vastgelegd (Watergehalte en doorlatendheid bij veranderende bodemvochtpotentiaal).
De resultaten van dit soort bepalingen worden ook altijd gebruikt om bepaalde verbanden te modelleren en daarom wordt van iedere bepaling de identificatie vastgelegd (bepalingsid).

4.2.25 Modellering van hydrofysische karakteristieken.

De gegevens uit de bepalingen van de waterretentie stapsgewijs, van het watergehalte en de doorlatendheid bij veranderende bodemvochtpotentiaal, en van de waterdoorlatendheid worden gebruikt om hydrofysische karakteristieken te modelleren. Daarvan bestaan twee typen: de waterretentiekarakteristiek en de waterdoorlatendheidskarakteristiek.
De uitvoerder heeft de keuze of alleen de waterretentiekarakteristiek te modelleren of de waterretentiekarakteristiek samen met de waterdoorlatendheidskarakteristiek. Die tweede mogelijkheid bestaat overigens alleen wanneer het watergehalte en de doorlatendheid bij veranderende bodemvochtpotentiaal bepaald zijn.
Een tweede keuze betreft het aantal karakteristieken van een type. De uitvoerder kan er voor kiezen meer dan een karakteristiek van hetzelfde type te maken door een deel van de beschikbare bepalingen als input te nemen. Door meer modellen te maken wordt inzicht verkregen in de spreiding van de resultaten. Welke bepalingen de uitvoerder heeft gekozen wordt altijd vastgelegd (bepalingsid).

De modellering van alleen de waterretentiekarakteristiek berust in de huidige praktijk op de methode van Van Genuchten. Voor grond met een heterogene poriënverdeling wordt een variant gebruikt die door Durner (en later door Priesack en Durner) is uitgewerkt. De waterretentiekarakteristiek is een curve die het werkelijk verband tussen watergehalte en bodemvochtpotentiaal zo goed mogelijk beschrijft. De curve is enkelvoudig bij een homogene poriënverdeling en samengesteld bij een heterogene poriënverdeling. De curve wordt gedefinieerd door het bereik van het volumetrisch watergehalte en een of meer sets vormparameters. Het bereik van het volumetrisch watergehalte wordt gegeven door de waarde bij verzadiging (verzadigd volumetrisch watergehalte) en een asymptotische residuele waarde (residueel volumetrisch watergehalte). Voor de definitie van een enkelvoudige curve is daarnaast een set van drie vormparameters (Vorm retentiecurve) voldoende. Voor een curve die uit samenstellende curves is opgebouwd zijn er meer sets nodig. Ieder van die sets heeft als extra parameter een zogenaamde wegingsfactor en die is nodig om de bijdrage van de curve aan de samengestelde curve te definiëren. De som van die wegingsfactoren is gelijk aan 1.
De modellering van de waterretentiekarakteristiek en de doorlatendheidskarakteristiek is in de huidige praktijk gebaseerd op de methode van Mualem en Van Genuchten. Voor grond met een heterogene poriënverdeling wordt ook hier een variant gebruikt die door Durner (en later door Priesack en Durner) is uitgewerkt. De waterretentiekarakteristiek is hierboven al beschreven. De waterdoorlatendheidskarakteristiek is een vergelijkbare curve maar om de vorm ervan te beschrijven is een parameter meer nodig, de vormfactor lambda. De curve beschrijft het werkelijk verband tussen waterdoorlatendheid en bodemvochtpotentiaal zo goed mogelijk.
De twee karakteristieken worden onder meer gebruikt als input voor modellen waarmee de waterbeweging in de bodem wordt gesimuleerd.

4.3 INSPIRE

Het doel van de Europese kaderrichtlijn INSPIRE is het harmoniseren en openbaar maken van ruimtelijke gegevens van overheidsorganisaties ten behoeve van het milieubeleid. Het registratieobject Bodemkundig wandonderzoek valt onder het INSPIRE-thema Soil, en om die reden moeten de gegevens van het registratieobject geschikt gemaakt worden voor uitwisseling volgens de INSPIRE-standaard. Dit wordt geïmplementeerd middels een mapping van het gegevensmodel van het Bodemkundig wandonderzoek op het gegevensmodel van het INSPIRE-thema. De inhoud van deze mapping is geen onderdeel van deze catalogus.

5. Opbouw van de gegevensdefinitie

Dit onderdeel is niet normatief.

5.1 De gegevensdefinitie

De gegevensdefinitie vormt het hart van de catalogus en geeft een beschrijving van alle gegevens van het registratieobject. Eerst wordt de definitie van het registratieobject gegeven inclusief de plaatjes van het zgn. domeinmodel, en vervolgens de definities van de entiteiten waaruit het object is opgebouwd met de eigenschappen van die entiteiten, de attributen. De entiteiten worden op volgorde van de nummers in het domeinmodel behandeld. De volgende aspecten van de gegevens worden vastgelegd:

De gegevensdefinitie dekt de beide kwaliteitsregimes die worden onderscheiden, IMBRO en IMBRO/A. Het kwaliteitsregime IMBRO is leidend en bij het opstellen van de gegevensdefinitie is geprobeerd de verschillen tussen de twee regimes zo klein te houden. Het streven is een object altijd in termen van dezelfde gegevens te beschrijven en voor IMBRO/A alleen aanvullende regels te formuleren en extra waarden toe te staan. Bij uitzondering kan het echter nodig zijn gebleken voor IMBRO/A aparte entiteiten, attributen of domeinen te definiëren.

5.2 Domeinen

Domeinen

Een domein beschrijft welke waarden mogelijk zijn voor een attribuut (zie bijv. Aantal of Code).

Sommige domeinen zijn samengesteld uit twee of meer elementen die in samenhang betekenisvol zijn. Een voorbeeld van een samengesteld domein dat in de BRO bestaat is Datuminterval. Datuminterval bestaat uit twee elementen, beide van het domein Datum (jaar, maand en dag), namelijk een begindatum en een einddatum.

Bij een attribuut kunnen ook twee of meer domeinen mogelijk zijn. Voor dit attribuut geldt dat verschillende domeinen valide zijn, er kan echter bij aanlevering van de gegevens altijd maar één van de domeinen gekozen worden.
In de gegevensdefinitie worden in dat geval een attribuut gemodelleerd waarvan het domein dat de mogelijke waarde beschrijft een keuze is tussen twee of meer domeinen. Dit maakt het mogelijk waar in het domeinmodel normaal gesproken maar één mogelijkheid bestaat, een opsomming te geven van meerdere mogelijke domeinen, waarbij altijd precies één van deze mogelijkheden wordt gebruikt. Een voorbeeld van een dergelijke keuze domein is het domein Organisatie.

De domeinen die in de gegevensdefinitie worden gebruikt worden hieronder toegelicht.

5.2.1 Aantal

Het domein Aantal wordt gebruikt voor een telbare hoeveelheid. Het is een natuurlijk getal met een bepaalde maximale lengte.
Het domein wordt volledig gespecificeerd door met de aanduiding aantal ook de maximale lengte mee te (Aantal N). Gewoonlijk wordt de waardeverzameling verder ingeperkt door een bereik te specificeren. In het domeinmodel wordt volstaan met de algemene aanduiding Aantal.

5.2.2 Code

Een code is een opeenvolging van cijfers, van letters of van cijfers en letters met een bepaalde opbouw en met een specifieke betekenis. Een code heeft gewoonlijk een betekenis die ook buiten de basisregistratie ondergrond geldt. Een code wordt uitgegeven door een verantwoordelijke instantie. Om de opbouw van een code weer te geven wordt gebruik gemaakt van de letters C en N. De letter C staat voor character (Eng.) en duidt een letter aan, de letter N staat voor number (Eng.) en duidt een cijfer aan. Een code heeft een bepaalde naam.
Het domein wordt volledig gespecificeerd door met de naam van de code ook de opbouw mee te geven. Uit de definitie van het attribuut zelf moet blijken wat de specifieke betekenis is van de code. In het domeinmodel wordt het domein aangeduid met zijn naam.

5.2.3 Gemeten waarden

Meetwaarden worden gebruikt voor grootheden. De waarde van een grootheid is een getal met een bepaalde opbouw en een bepaalde eenheid. Voor de waarde van grootheden worden twee domeinen gebruikt. Een voor een waarde waarvan de nauwkeurigheid altijd hetzelfde is (Meetwaarde) en een voor een waarde waarvan de nauwkeurigheid varieert (Meetwaarde in machten) en dat is het geval wanneer de nauwkeurigheid voor kleine getallen anders is dan de nauwkeurigheid voor grote getallen omdat een ander apparaat of methode is gebruikt.

De basisregistratie ondergrond gebruikt voor de eenheden de codes uit het UCUM (Unified Code for Units of Measure)-systeem. In bijzondere gevallen is de eenheid dimensieloos.

5.2.3.1 Meetwaarde

Het domein Meetwaarde wordt gebruikt wanneer de nauwkeurigheid van de waarde altijd hetzelfde is.
Het is een rationaal getal met een bepaalde opbouw. Het aantal cijfers voor het scheidingsteken is variabel maar begrensd. Het aantal cijfers achter het scheidingsteken ligt vast.

Het domein wordt volledig gespecificeerd door met de aanduiding meetwaarde ook de opbouw (Meetwaarde N.N) en de eenheid mee te geven. Gewoonlijk wordt de waardeverzameling verder ingeperkt door een bereik te specificeren. In het domeinmodel wordt volstaan met de algemene aanduiding Meetwaarde.

5.2.3.2 Meetwaarde in machten

Het domein Meetwaarde in machten wordt gebruikt wanneer de waarde een heel groot bereik heeft en de nauwkeurigheid voor kleine getallen anders is dan voor grote getallen. In dat geval wordt de meetwaarde uitgedrukt in machten. In de basisregistratie ondergrond wordt de meetwaarde in machten altijd uitgedrukt in een macht van tien. De notatie voor de meetwaarde in machten is (m . 10e). De m staat voor mantisse en is een meetwaarde, en de e staat voor de exponent.

De mantisse (m) is een rationaal getal met een bepaalde opbouw. Het aantal cijfers voor het scheidingsteken is in de basisregistratie ondergrond altijd 1. Het aantal cijfers achter het scheidingsteken ligt vast.
De meetwaarde wordt uitgedrukt in machten van tien (10e). De exponent (e) is in de basisregistratie ondergrond altijd een geheel getal.

Het domein wordt volledig gespecificeerd door met de aanduiding meetwaarde in machten ook de opbouw (meetwaarde 1.N in machten), de eenheid en het bereik van de machten mee te geven. Het bereik van de machten is vastgelegd in het waardebereik. De waardeverzameling wordt gewoonlijk verder ingeperkt door een bereik te specificeren. In het domeinmodel wordt volstaan met de algemene aanduiding Meetwaarde in machten.

Inname van gemeten waarden

In de praktijk is het moeilijk een meetwaarde zonder verandering van het ene systeem aan het andere door te geven. De basisregistratie ondergrond hanteert de definities binnen het systeem en bij uitgifte strikt om te borgen dat een meetwaarde zonder verandering kan worden doorgegeven.

Bij het vastleggen van eigenschappen is het niet altijd nodig getallen zo strikt te definiëren als de basisregistratie vraagt. De uitvoerders weten wel wat een getal zou moeten voorstellen en kunnen bijvoorbeeld accepteren dat een meetwaarde er een decimale nul bij krijgt of dat een getal een onbepaald aantal decimalen heeft. Om de uitvoeringspraktijk niet nodeloos te frustreren door getallen die niet aan de strikte definitie voldoen af te wijzen, hanteert de basisregistratie ondergrond bij het innemen van meetwaarden de volgende praktische regels:

  • Er zijn meer cijfers achter het scheidingsteken aanwezig dan gespecificeerd: het getal wordt afgekapt op het aantal dat in de gegevensdefinitie is gespecificeerd.
  • Er zijn minder cijfers achter het scheidingsteken aanwezig dan gespecificeerd: het getal wordt aangevuld met nullen tot het aantal dat in de gegevensdefinitie is gespecificeerd.
  • Er is geen scheidingsteken aanwezig: het scheidingsteken wordt toegevoegd en het getal wordt aangevuld met nullen tot het aantal dat in de gegevensdefinitie is gespecificeerd.
  • Het getal voor het scheidingsteken begint met een of meer nullen: de nullen worden genegeerd.
  • Er zijn meer cijfers vóór het scheidingsteken aanwezig dan gespecificeerd: de waarde wordt geweigerd.
  • Er is een scheidingsteken bij de exponent van de meetwaarde in machten aanwezig: de waarde wordt geweigerd.

5.2.4 Nummer

Het domein Nummer wordt gebruikt om de plaats in een reeks aan te geven. Het is een opeenvolging van cijfers met een bepaalde maximale lengte. Een nummer heeft geen rekenkundige betekenis, maar heeft een betekenisvolle volgorde.
Het domein wordt volledig gespecificeerd door met de aanduiding nummer ook de maximale lengte mee te geven (Nummer N). Eventueel wordt de waardeverzameling verder ingeperkt door een bereik te specificeren. In het domeinmodel wordt volstaan met de algemene aanduiding Nummer.

5.2.5 Tekst

Het domein Tekst bestaat uit een stuk tekst van een bepaalde maximale lengte. De tekst mag alleen bestaan uit de tekens die voorkomen in de MES-1 set. De MES-1 set omvat 335 tekens en wordt gebruikt binnen de landen van de Europese Unie die een Latijns schrift kennen.
Het domein wordt volledig gespecificeerd door met de aanduiding tekst ook de maximale lengte mee te (Tekst N). In het domeinmodel wordt volstaan met de algemene aanduiding Tekst.

5.2.6 Tijdstip

Voor gegevens die over tijdstippen gaan worden twee domeinen gebruikt. Een voor een tijdstip tot op de seconde nauwkeurig (DatumTijd) en een voor een tijdstip tot op de dag nauwkeurig (Datum).

In ieder domein gaat het om de datum gemeten volgens de Gregoriaanse kalender. Bij het domein DatumTijd wordt de tijd gemeten volgens UTC en moet de tijdzone worden meegegeven. UTC is de mondiaal geaccepteerde standaardtijd en de opvolger van GMT (Greenwich Mean Time); de drie letters staan voor Coordinated Universal Time. Door de tijdzone mee te geven kan lokale tijd worden omgezet naar UTC.

De opbouw van de twee domeinen volgt dezelfde conventies, conform ISO 8601. Het eerste element in de opbouw staat voor het jaar, dan volgt de maand, enz., en het laatste element staat voor de tijdzone. Om de verschillende elementen aan te geven worden letters gebruikt: jaar (J), maand (M), dag (D), uur (U), minuut (M)en seconde (S), gevolgd door de tijdzone. Het aantal letters geeft de lengte aan.

Voor de meest uitgebreide variant van de opbouw, die van DatumTijd, wordt dit JJJJ-MM-DDTUU:MM:SS+UU:MM. De T is het teken dat de datum en het tijdstip op die datum scheidt. De + is het scheidingteken tussen het tijdstip en de tijdzone. Zoals uit de opbouw blijkt wordt de tijdzone in uren en minuten gegeven. De meeste tijdzones zijn overigens uitgedrukt in gehele uren (UU:00). In Nederland geldt Centraal Europese Tijd (UTC+1:00) of Centraal Europese Zomertijd (UTC+2.00).

5.2.6.1 Datum

Het domein Datum wordt gebruikt om een datum volgens de Gregoriaanse kalender tot op de dag nauwkeurig aan te geven. De opbouw is JJJJ-MM-DD.
Bij het domein Datum is het voldoende de naam te geven, omdat de opbouw altijd hetzelfde is. Gewoonlijk wordt de waardeverzameling verder ingeperkt door een bereik te specificeren.

5.2.6.2 DatumTijd

Het domein DatumTijd wordt gebruikt om een tijdstip volgens de Gregoriaanse kalender tot op de seconde nauwkeurig aan te geven. De opbouw is JJJJ-MM-DDTUU:MM:SS+UU:MM.
Bij het domein DatumTijd is het voldoende de naam te geven, omdat de opbouw altijd hetzelfde is. Gewoonlijk wordt de waardeverzameling verder ingeperkt door een bereik te specificeren.

5.2.6.3 OnvolledigeDatum

Voor gegevens die onder het kwaliteitsregime IMBRO/A aangeleverd worden, geldt een derde domein met vier keuzemogelijkheden.

  • De datum tot op de dag nauwkeurig, met als opbouw JJJJ-MM-DD
  • De datum tot op de maand nauwkeurig, met als opbouw JJJJ-MM
  • De datum tot op het jaar nauwkeurig, met als opbouw JJJJ
  • Geen datum bekend, met als vaste waarde onbekend.

De keuze die gemaakt wordt is gebaseerd op de beschikbaarheid van gegevens. De gebruiker moet ervan uit gaan dat de informatie zo nauwkeurig mogelijk is opgenomen. Bij het domein OnvolledigeDatum is het voldoende de naam te geven, omdat de vier keuzen en de opbouw altijd hetzelfde zijn.

5.2.7 Waardelijsten

Een waardelijst is een lijst van de waarden die het attribuut mag hebben. Er zijn twee typen waardelijsten, waardelijsten die in de toekomst kunnen worden uitgebreid en waardelijsten die niet kunnen worden uitgebreid. Een waardelijst heeft een bepaalde naam en een specifieke inhoud.

5.2.7.1 Waardelijst niet-uitbreidbaar

Een niet-uitbreidbare waardelijst wordt gebruikt wanneer uitbreiding niet mogelijk is. Alle waarden van de lijst staan vast.
Bij een niet-uitbreidbare waardelijst is het voldoende de naam te geven, omdat de inhoud altijd hetzelfde is. In de basisregistratie ondergrond worden drie niet-uitbreidbare waardelijsten gebruikt.

IndicatieJaNee
Waarde
ja
nee
IndicatieJaNeeOnbekend
Waarde
ja
nee
onbekend
Kwaliteitsregime
Waarde
IMBRO
IMBRO/A
5.2.7.2 Waardelijst uitbreidbaar

Een uitbreidbare waardelijst wordt gebruikt wanneer uitbreiding mogelijk moet zijn. Iedere waarde van de lijst heeft een specifieke betekenis (omschrijving) en geldt voor een bepaald kwaliteitsregime, IMBRO en/of IMBRO/A. Eventueel worden andere aspecten van de waarde vastgelegd.
Bij een uitbreidbare waardelijst wordt de naam van de lijst geven. De inhoud van de lijst is in een apart hoofdstuk van de gegevensdefinitie opgenomen.

5.2.8 Coördinatenpaar

Het domein Coördinatenpaar wordt gebruikt om de positie van een punt op het aardoppervlak vast te leggen. De positie wordt bepaald in een specifiek referentiestelsel en uitgedrukt in twee coördinaten. Ieder van de coördinaten heeft een meetwaarde en de notatie voor het paar is (coördinaat 1, coördinaat 2).
In de basisregistratie ondergrond worden drie referentiestelsels voor horizontale posities gebruikt. Het referentiestelsel bepaalt hoe de tweedimensionale ruimte wordt beschreven en daarmee wat de coördinaten voorstellen en wat de karakteristiek van de twee meetwaarden is.
Voor het referentiestelsel RD zijn de coördinaten cartesisch en is de notatie (x,y). De eerste coördinaat (x) heeft betrekking op de positie op een west-oost georiënteerde as, de tweede coördinaat (y) op een zuid-noord georiënteerde as. Een positie oostelijk van de oorsprong, resp. noordelijk van de oorsprong heeft een positieve waarde.
Voor WGS84 (ongeprojecteerd) en ETRS89 (ongeprojecteerd) zijn de coördinaten geografisch en is de notatie (φ,λ). De eerste coördinaat heeft betrekking op de geografische breedte, de tweede op de geografische lengte. Een positie oostelijk van de Greenwichmeridiaan, resp. noordelijk van de evenaar heeft een positieve waarde.
Bij het domein Coördinatenpaar is het voldoende de naam te geven, omdat de opbouw altijd hetzelfde is.

Coördinatenpaar voor RD (x,y)
Domein
  Naam Meetwaarde 6.3
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik x -7000 tot 289000
  Waardebereik y 289000 tot 629000
Coördinatenpaar voor WGS84 (φ,λ)
Domein
  Naam Meetwaarde 2.9
  Eenheid ° (graden, decimaal)
  Waardebereik φ 51.3 tot 56
  Waardebereik λ 2.4 tot 6.8
Coördinatenpaar voor ETRS89 (φ,λ)
Domein
  Naam Meetwaarde 2.9
  Eenheid ° (graden, decimaal)
  Waardebereik φ 50.6 tot 56
  Waardebereik λ 2.4 tot 7.4

5.2.9 Organisatie

Het domein Organisatie wordt gebruikt om de organisaties die een rol hebben in de basisregistratie ondergrond te identificeren. De invulling van het domein hangt af van waar de organisatie gevestigd is en voor de basisregistratie ondergrond gaat het daarbij om Nederland of een andere lidstaat van de Europese Unie.

In het geval de organisatie in Nederland gevestigd is, wordt het domein ingevuld met het gegeven dat een onderneming of de maatschappelijke activiteit van een rechtspersoon in het Handelsregister identificeert, het KvK-nummer. Het KvK-nummer is van het type code en de opbouw is NNNNNNNN.

Voor organisaties buiten Nederland wordt het domein ingevuld met het equivalent van het KvK-nummer in een handelsregister van een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland, het EuropeesHandelsnummer. Het Europees handelsnummer, de zogenaamde EUID, is geïntroduceerd ten behoeve van de koppeling van handelsregisters. De code is gebaseerd op ISO 6523 en is opgebouwd uit een landcode, registeridentificatiecode, inschrijvingsnummer en controlegetal. De landcode is de 2-letterige code van ISO3166, de registeridentificatiecode is de identificatie van het nationale register omdat in sommige landen meerdere handelsregisters bestaan en het inschrijvingsnummer is het nummer waaronder de onderneming is ingeschreven in het betreffende register. Het controlegetal ter voorkomen van identificatiefouten wordt nog niet gebruikt. De opbouw per element is variabel en daarom is het Europees Handelsnummer in de BRO als domein Tekst 40 opgenomen.

Bij het domein Organisatie is het voldoende de naam te geven, omdat de twee keuzen en de opbouw altijd hetzelfde zijn.

5.3 Entiteiten van het type meetreeks

Een meetreeks is een type entiteit met een vaste ordening. Het wordt gebruikt om het verloop van een bepaalde eigenschap of eigenschappen vast te leggen die het gevolg is van de verandering van een bepaalde variabele, de zogenaamde onafhankelijke variabele. In de basisregistratie ondergrond is er altijd 1 onafhankelijke variabele, en dat is meestal de tijd maar kan ook een andere variabele zijn.

De meetreeks is een verzameling gemeten waarden van bepaalde eigenschappen in een bepaalde volgorde. Alle eigenschappen van de meetreeks worden volledig gespecificeerd. De eerste eigenschap is de onafhankelijke variabele op basis waarvan de metingen elkaar in oplopende volgorde opvolgen. Daarna volgen de afhankelijke variabelen.
Een meetreeks heeft een bepaalde naam. Alleen in het domeinmodel is de meetreeks aangeduid als Meetreeks.

5.4 Het domeinmodel

Het domeinmodel geeft een overzicht van de gegevens van het registratieobject en laat de onderlinge samenhang zien. Modellering van informatie kent verschillende invalshoeken. In de catalogus is het inhoudelijke perspectief gekozen omdat dat de meeste waarde heeft voor de mensen die de informatie moeten begrijpen. Een dergelijk model wordt in de basisregistratie ondergrond een domeinmodel genoemd. Uit het domeinmodel wordt een technisch model afgeleid dat meeweegt dat informatiesystemen efficiënt met elkaar moeten kunnen spreken. Voor het domeinmodel wordt de UML-notatie gebruikt. Met kennis van de gebruikte symbolen is het gemakkelijk te lezen.

Het domeinmodel kent een aantal vaste elementen die bij ieder registratieobject terugkomen. Een begrip van deze elementen vergroot de leesbaarheid van het domeinmodel en de catalogus. De elementen zijn: entiteiten, attributen, gegevensgroepen en relaties. Een entiteit is een onderscheidend geheel van eigenschappen die gezamenlijk betekenis hebben. Een entiteit heeft altijd een naam en een definitie. In het domeinmodel zijn de entiteiten te herkennen aan het begrip Objecttype.

In de entiteiten staan de namen opgesomd van de attributen, de eigenschappen van de entiteiten, met daarachter de naam van de bijbehorende waardenverzameling (domein) en de kardinaliteit. Bij attributen is de kardinaliteit alleen opgenomen wanneer die ongelijk is aan 1. Overigens moet de kardinaliteit altijd in samenhang met de regels die in de definitie van het gegeven zijn opgenomen worden begrepen. De kardinaliteit en de regels bepalen samen of een gegeven al dan niet aanwezig is. De figuren laten ook zien welke attributen alleen aan de dataleverancier en de bronhouder worden uitgeleverd. In het domeinmodel zijn de attributen te herkennen aan het begrip Attribuutsoort.

Soms zijn een aantal attributen gegroepeerd in een groep, aangeduid als gegevensgroep. Het blijven attributen van de entiteit, maar de inhoudelijke definiëring van de gegevensgroep staat elders. Gegevensgroepen kunnen bij meerdere entiteiten terugkomen.

Het domeinmodel laat daarnaast ook zien hoe entiteiten aan elkaar gerelateerd zijn. Een beschrijving van deze relatie is opgenomen bij de bron-entiteit van de relatie. Een relatie heeft altijd een richting en in de meeste gevallen loopt deze van bron naar doel. In het plaatje van een domeinmodel heeft de relatie een naam en een kardinaliteit. Om de leesbaarheid te vergroten staat de kardinaliteit bij de doelentiteit.

Bovenstaand voorbeeld is te lezen als: de entiteit Bepaling bevat één of meerdere metingen. Een meting bestaat uit een meetwaarde en meetconfiguratie-gegevens. De meetconfiguratie bestaat uit twee parameters.

5.5 Verplichte gegevens, verplichte waarden

De kardinaliteit en de regels bepalen samen of een gegeven al dan niet aanwezig is. Voor een goed begrip van de gegevensdefinitie is dat nog niet zorgvuldig genoeg geformuleerd. In de praktijk van gegevensuitwisseling is het namelijk mogelijk een attribuut op te nemen zonder waarde. Verbijzonderd voor attributen is de juiste formulering daarom dat de kardinaliteit en de regels samen bepalen of een attribuut al dan niet aanwezig is en of een attribuut al dan niet een waarde heeft.

Uitgangspunt is dat een attribuut dat aanwezig is een waarde heeft. Een attribuut wordt alleen bij uitzondering zonder waarde in de berichten opgenomen. Het onderstaande overzicht geeft de vier mogelijkheden die voorkomen.

Voor de kardinaliteiten [0..*] en [1..*] geldt in essentie hetzelfde.

6. Gegevensdefinitie

6.1 Registratieobject

Naam
Code SFR
Definitie

Het geheel van gegevens dat betrekking heeft op een wandonderzoek dat vanuit een bepaalde opdracht is uitgevoerd door op een bepaald moment op een bepaalde locatie in Nederland een wand in de bodem te maken, de wand te beschrijven of te bemonsteren en de monsters te onderzoeken.

Populatie

De populatie wandonderzoeken in de registratie ondergrond omvat alleen de onderzoeken die vanuit het vakgebied van de bodemkunde worden uitgevoerd. Ieder object heeft ter identificatie een eigen BRO-ID.

De huidige gegevensdefinitie beperkt zich tot de wandbeschrijving en de wandmonsteranalyse.

6.2 Het domeinmodel

Diagram 
                        
                     WandmonsteranalyseWandbeschrijvingTerreintoestandWandontsluitingGestandaardiseerde locatieAangeleverde verticale positieAangeleverde locatieTussentijdse gebeurtenisRapportagegeschiedenisRegistratiegeschiedenisWandonderzoek

Domeinmodel bodemkundig wandonderdoek- Algemeen

Diagram 
                        
                     Bijzonderheid onderinBodemclassificatieVerdicht intervalVerstoord intervalZuurgraad bodemlaagLaagcomponentBodemaggregaatVlekMunsellkleurOnvolledige fractiespecificatieVerdeling fijne fractieFractieverdelingGrondHomogeen materiaalBodemlaagZuurgraad strooisellaagStrooisellaagWandbeschrijvingWandprofiel

Domeinmodel bodemkundig Wandonderzoek- Wandbeschrijving

Diagram 
                        
                     Niet gestandaardiseerde fractieUitgebreide verdeling fractie 63tot2000umStandaard verdeling fractie 63tot2000umUitgebreide verdeling fractie kleiner50umStandaard verdeling fractie kleiner50umMinimale verdeling fractie kleiner50umBasis korrelgrootteverdelingBepaling korrelgrootteverdelingBepaling organischestofgehalteBepaling organisch koolstofgehalteBepaling zuurgraadWandmonsteranalyseOnderzocht interval

Domeinmodel bodemkundig wandonderzoek- Wandmonsteranalyse deel 1

Diagram 
                        
                     WandmonsteranalyseKrimptoestandKrimpverloopBepaling krimpverloopWaterdoorlatendheidstoestandWaterdoorlatendheidsverloopBepaling waterdoorlatendheidBepaling droge bulkdichtheidOnderzocht interval

Domeinmodel bodemkundig wandonderzoek- Wandmonsteranalyse deel 2

Diagram 
                        
                     Watergehalte en doorlatendheid bij bepaalde bodemvochtpotentiaalWandmonsteranalyseWaterretentiewaardeWaterretentieOverzicht tensiometergegevensWaterretentiewaarde verdampingWaterretentie verdampingBepaling watergehalte en doorlatendheid bij veranderende bodemvochtpotentiaalBepaling waterretentie stapsgewijsOnderzocht intervalWatergehalte en doorlatendheid bij een veranderende bodemvochtpotentiaal

Domeinmodel bodemkundig wandonderzoek- Wandmonsteranalyse deel 3

Diagram 
                        
                     Vorm doorlatendheidscurveWaterdoorlatendheidskarakteristiekWaterretentiekarakteristiekWandmonsteranalyseVorm retentiecurveModellering van hydrofysische karakteristiekenOnderzocht interval

Domeinmodel bodemkundig wandonderzoek - Wandmonsteranalyse deel 4 - overzicht

6.3 Entiteittypen en attributen

6.3.1 Wandonderzoek

Diagram WandmonsteranalyseWandbeschrijvingTerreintoestandWandontsluitingGestandaardiseerde locatieAangeleverde verticale positieAangeleverde locatieRapportagegeschiedenisRegistratiegeschiedenisWandonderzoek

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens die het wandonderzoek identificeren en inzicht geven in de geschiedenis van het object voorafgaand aan opname in de registratie ondergrond.

6.3.1.1 BRO-ID
Type gegeven Attribuut van Wandonderzoek
Definitie

De identificatie van een wandonderzoek in de registratie ondergrond.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Registratieobjectcode
  Type Code
  Opbouw SFRNNNNNNNNNNNN
Toelichting

De basisregistratie ondergrond kent bij registratie automatisch de juiste waarde aan het object toe.

6.3.1.2 bronhouder
Type gegeven Attribuut van Wandonderzoek
Definitie

Het KvK-nummer van de maatschappelijke activiteit van de publiekrechtelijke rechtspersoon die bronhouder is van de gegevens in de basisregistratie ondergrond.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam KvK-nummer
Regels

De organisatie moet bekend zijn binnen de basisregistratie ondergrond als bronhouder van wandonderzoek.

Toelichting

Het gegeven is door de dataleverancier bij de overdracht meegegeven in het geval de dataleverancier niet de bronhouder is.

6.3.1.3 object-ID bronhouder
Type gegeven Attribuut van Wandonderzoek
Definitie

De identificatie die door of voor de bronhouder is gebruikt om het object in de eigen administratie te kunnen vinden.

Juridische status Niet-authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Tekst 200
Toelichting

Het gegeven wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder. Het is in de registratie opgenomen om de communicatie tussen de registerbeheerder en de bronhouder of dataleverancier te vergemakkelijken.

6.3.1.4 dataleverancier
Type gegeven Attribuut van Wandonderzoek
Definitie

Het KvK-nummer van de onderneming of de maatschappelijke activiteit van de rechtspersoon die het object aan de basisregistratie ondergrond heeft aangeleverd, of het equivalent daarvan in een handelsregister van een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland.

Juridische status Niet-authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Organisatie
Regels

De organisatie moet bekend zijn binnen de basisregistratie ondergrond als dataleverancier van wandonderzoek.

Toelichting

Het gegeven is door de dataleverancier bij de overdracht meegegeven. Het wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder.

6.3.1.5 kwaliteitsregime
Type gegeven Attribuut van Wandonderzoek
Definitie

De aanduiding van de kwaliteitseis waaraan de gegevens van het object voldoen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Kwaliteitsregime
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

Het gegeven is door de dataleverancier bij de overdracht meegegeven.

6.3.1.6 kader aanlevering
Type gegeven Attribuut van Wandonderzoek
Definitie

De rechtsgrond op basis waarvan, of bij afwezigheid daarvan de activiteit naar aanleiding waarvan, het betreffende gegeven is aangeleverd aan de basisregistratie ondergrond.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam KaderAanlevering
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

De wetgever stipuleert dat het gegeven moet zijn vastgelegd om inzicht te geven in de relatie met de taken van een bestuursorgaan. Het gegeven geeft inzicht in de maatschappelijke betekenis van de informatie.

6.3.1.7 kader inwinning
Type gegeven Attribuut van Wandonderzoek
Definitie

Het doel waarvoor het onderzoek is uitgevoerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam KaderInwinning
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Onderzoek wordt normaliter projectmatig uitgevoerd, zelfs als het direct gebonden is aan een publieke taak. Het gegeven beschrijft het hogere doel van het project waarvoor het onderzoek is uitgevoerd of preciseert de taak.

6.3.1.8 vakgebied
Type gegeven Attribuut van Wandonderzoek
Definitie

De discipline waarbinnen het wandonderzoek is uitgevoerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Vakgebied
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het vakgebied bepaalt hoe het onderzoek is uitgevoerd en welke gegevens en categorieën van gegevens vastgelegd kunnen zijn.

6.3.1.9 rapportagedatum onderzoek
Type gegeven Attribuut van Wandonderzoek
Definitie

De datum waarop de uitvoerder van het wandonderzoek alle gegevens van het wandonderzoek aan de bronhouder heeft overgedragen of in het geval van historische gegevens de datum waarop alle gegevens zijn vastgesteld.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Datum
  Naam IMBRO/A OnvolledigeDatum
  Waardebereik 1 januari 1950 tot heden
Regels

Het gegeven moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut registratiestatus van de entiteit Registratiegeschiedenis gelijk is aan voltooid.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.
De rapportagedatum onderzoek mag niet liggen na het tijdstip voltooiing registratie van de entiteit Registratiegeschiedenis.

Toelichting

Het gegeven is alleen aanwezig wanneer alle deelonderzoeken zijn gerapporteerd en het onderzoek is afgesloten.

6.3.1.10 veldwerkdatum
Type gegeven Attribuut van Wandonderzoek
Definitie

De datum waarop het veldwerk is voltooid.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Datum
  Naam IMBRO/A OnvolledigeDatum
  Waardebereik 1 januari 1950 tot heden
Regels

De veldwerkdatum mag niet liggen na de startdatum rapportage van de entiteit Rapportagegeschiedenis.

Toelichting

Het veldwerk wordt gewoonlijk in een dag uitgevoerd. In het geval het meer dagen in beslag neemt, geldt de datum waarop het veldwerk is beëindigd.

6.3.1.11 strooisellaag onderzocht
Type gegeven Attribuut van Wandonderzoek
Definitie

De aanduiding die aangeeft of in het onderzoek de laag strooisel die op het maaiveld kan liggen onderzocht is.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

In het bodemkundig wandonderzoek zoals dat door Wageningen Environmental Research wordt uitgevoerd, is het gebruikelijk de laag strooisel die lokaal, bijvoorbeeld in bossen, op het maaiveld ligt als onderdeel van de bodem te beschrijven.

6.3.1.12 uitvoerder onderzoek
Type gegeven Attribuut van Wandonderzoek
Definitie

Het KvK-nummer van de onderneming of de maatschappelijke activiteit van de rechtspersoon die voor de bronhouder geldt als verantwoordelijk voor de uitvoering van het wandonderzoek, of het equivalent daarvan in een handelsregister van een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland.

Juridische status Niet-authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Organisatie
Regels

De organisatie moet bekend zijn binnen de basisregistratie ondergrond als uitvoerder van wandonderzoek.

Toelichting

Het gegeven wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder.

6.3.1.13 registratiegeschiedenis
Type gegeven Gegevensgroep van Wandonderzoek
Definitie

De geschiedenis van het wandonderzoek in de registratie ondergrond.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Gegevensgroeptype Registratiegeschiedenis
6.3.1.14 rapportagegeschiedenis
Type gegeven Gegevensgroep van Wandonderzoek
Definitie

De geschiedenis van de rapportage van het wandonderzoek aan de bronhouder.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Gegevensgroeptype Rapportagegeschiedenis
6.3.1.15 aangeleverde locatie
Type gegeven Gegevensgroep van Wandonderzoek
Definitie

De plaats van het wandonderzoek op het aardoppervlak, zoals die is aangeleverd aan de basisregistratie ondergrond.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Gegevensgroeptype Aangeleverde locatie
6.3.1.16 aangeleverde verticale positie
Type gegeven Gegevensgroep van Wandonderzoek
Definitie

De positie van het beginpunt van het wandonderzoek in het verticale vlak, zoals die is aangeleverd aan de basisregistratie ondergrond.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Gegevensgroeptype Aangeleverde verticale positie
6.3.1.17 gestandaardiseerde locatie
Type gegeven Gegevensgroep van Wandonderzoek
Definitie

De plaats van het wandonderzoek op het aardoppervlak zoals die door de basisregistratie ondergrond is getransformeerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Gegevensgroeptype Gestandaardiseerde locatie
6.3.1.18 terreintoestand
Type gegeven Associatie van Wandonderzoek
Definitie

De toestand van het terrein tijdens het veldwerk.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Relatiesoort naam heeft
Relatierol naam terreintoestand
Bron Wandonderzoek
Doel Terreintoestand
6.3.1.19 wandontsluiting
Type gegeven Associatie van Wandonderzoek
Definitie

De wandontsluiting die is uitgevoerd als onderdeel van het wandonderzoek.

Juridische status Ja
Kardinaliteit 1
Relatiesoort naam bestaat uit
Relatierol naam wandontsluiting
Bron Wandonderzoek
Doel Wandontsluiting
6.3.1.20 wandbeschrijving
Type gegeven Associatie van Wandonderzoek
Definitie

De wandbeschrijving als deelonderzoek van het wandonderzoek.

Juridische status Ja
Kardinaliteit 0..1
Relatiesoort naam bestaat uit
Relatierol naam wandbeschrijving
Bron Wandonderzoek
Doel Wandbeschrijving
6.3.1.21 wandmonsteranalyse
Type gegeven Associatie van Wandonderzoek
Definitie

De wandmonsteranalyse als deelonderzoek van het wandonderzoek.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Relatiesoort naam bestaat uit
Relatierol naam wandmonsteranalyse
Bron Wandonderzoek
Doel Wandmonsteranalyse

6.3.2 Registratiegeschiedenis

Diagram Registratiegeschiedenis

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens die de geschiedenis van het object in de registratie ondergrond markeren.

Toelichting

De gegevens staan niet in een brondocument, maar worden automatisch door de basisregistratie ondergrond gegenereerd.

6.3.2.1 tijdstip registratie object
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De datum en het tijdstip waarop voor het eerst gegevens van het object in de registratie ondergrond zijn opgenomen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam DatumTijd
6.3.2.2 registratiestatus
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De actuele fase van registratie waarin het object zich bevindt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Registratiestatus
  Type Waardelijst uitbreidbaar
6.3.2.3 tijdstip laatste aanvulling
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De datum en het tijdstip waarop de laatste aanvulling op de gegevens in de registratie ondergrond is doorgevoerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam DatumTijd
Toelichting

Het gegeven is alleen aanwezig wanneer na de registratie van een deelonderzoek ander deelonderzoek is vastgelegd.

6.3.2.4 tijdstip voltooiing registratie
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De datum en het tijdstip waarop alle gegevens van het object in de registratie ondergrond zijn opgenomen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam DatumTijd
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut registratiestatus gelijk is aan voltooid.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Het gegeven is alleen aanwezig als alle aan te leveren gegevens zijn geregistreerd. Na dit tijdstip kunnen geen nieuwe gegevens meer ter registratie worden aangeboden. Wel kunnen fouten in de registratie worden verbeterd.

6.3.2.5 gecorrigeerd
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De aanduiding die aangeeft of er een verbetering in de gegevens van het object in de registratie ondergrond heeft plaatsgevonden.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
6.3.2.6 tijdstip laatste correctie
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De datum en het tijdstip waarop de laatste verbetering in de gegevens van het object is doorgevoerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam DatumTijd
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut gecorrigeerd gelijk is aan ja.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.2.7 in onderzoek
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De aanduiding die aangeeft of het object door de registerbeheerder in onderzoek is genomen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

Wanneer een object in onderzoek is genomen betekent dit dat er bij de registerbeheerder gerede twijfel bestaat over de juistheid van de geregistreerde gegevens en dat er een onderzoek is gestart om vast te stellen wat de juiste gegevens zijn. Normaliter gaat hieraan een melding van derden vooraf.

6.3.2.8 in onderzoek sinds
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De datum en het tijdstip waarop de registerbeheerder het object in onderzoek heeft genomen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam DatumTijd
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut in onderzoek gelijk is aan ja.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.2.9 uit registratie genomen
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de gegevens van het object door de registerbeheerder uit registratie zijn genomen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

Wanneer de registerbeheerder een object uit registratie heeft genomen, zijn de gegevens niet langer beschikbaar voor andere afnemers dan bronhouder en dataleverancier. De registerbeheerder zal een object alleen bij hoge uitzondering uit registratie nemen en alleen na akkoord van de bronhouder. Aan de beslissing gaat een proces van zorgvuldige afweging vooraf en dat komt tot uitdrukking in de regel dat een object slechts een keer uit registratie kan worden genomen.

6.3.2.10 tijdstip uit registratie genomen
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De datum en het tijdstip waarop het object uit registratie is genomen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam DatumTijd
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut uit registratie genomen gelijk is aan ja.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.2.11 weer in registratie genomen
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De aanduiding die aangeeft of het object in de registratie ondergrond is opgenomen, nadat het eerder uit registratie was genomen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

De registerbeheerder kan een object eenmalig uit registratie nemen, en die actie kan hij eenmalig ongedaan maken. Ook hiervoor geldt dat akkoord van de bronhouder vereist is.

6.3.2.12 tijdstip weer in registratie genomen
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De datum en het tijdstip waarop het object in de registratie ondergrond is opgenomen, nadat het uit registratie was genomen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam DatumTijd
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut weer in registratie genomen gelijk is aan ja.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.3 Rapportagegeschiedenis

Diagram Tussentijdse gebeurtenisRapportagegeschiedenis

Type gegeven Entiteit
Definitie

Het geheel van gebeurtenissen dat beschrijft wanneer rapporten van het onderzoek aan de bronhouder zijn overgedragen.

Toelichting

De gegevens staan niet in een brondocument, maar worden automatisch door de basisregistratie ondergrond gegenereerd. De resultaten van het wandonderzoek worden in een keer of in delen gerapporteerd. Wanneer een deelrapport dat onder de wettelijke verplichtingen valt door de bronhouder is geaccepteerd, wordt het ter registratie aan de landelijke voorziening aangeboden. De rapportagegeschiedenis geeft de essentie van het verloop van de rapportage en vormt de zgn. materiële geschiedenis van het registratieobject wandonderzoek.

6.3.3.1 startdatum rapportage
Type gegeven Attribuut van Rapportagegeschiedenis
Definitie

De datum waarop het eerste rapport van het onderzoek aan de bronhouder is overgedragen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Datum
  Naam IMBRO/A OnvolledigeDatum
  Waardebereik 1 januari 1950 tot heden
Regels

De startdatum rapportage mag niet liggen na het tijdstip registratie object van de entiteit Registratiegeschiedenis.

Is afgeleid Ja
Toelichting

De basisregistratie ondergrond leidt bij het starten van de registratie de juiste waarde af uit de gegevens in het brondocument. De datum is gelijk aan de rapportagedatum van het deelonderzoek dat als eerste is overgedragen. In deze versie van de catalogus is alleen nog maar het deelonderzoek wandbeschrijving opgenomen en wordt het gegeven van de rapportage datum beschrijving afgeleid.

6.3.3.2 einddatum rapportage
Type gegeven Attribuut van Rapportagegeschiedenis
Definitie

De datum waarop alle gegevens van het onderzoek aan de bronhouder zijn overgedragen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Datum
  Naam IMBRO/A OnvolledigeDatum
  Waardebereik 1 januari 1950 tot heden
Regels

De einddatum rapportage mag niet liggen voor de startdatum rapportage.

Is afgeleid Ja
Toelichting

De basisregistratie ondergrond leidt bij het beëindigen van de registratie de juiste waarde af uit de gegevens in het brondocument. De datum is gelijk aan de rapportagedatum van het onderzoek.

6.3.3.3 tussentijdse gebeurtenis
Type gegeven Gegevensgroep van Rapportagegeschiedenis
Definitie

De overdracht van een tussentijds rapport van het onderzoek aan de bronhouder.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..*
Gegevensgroeptype Tussentijdse gebeurtenis

6.3.4 Tussentijdse gebeurtenis

Diagram Tussentijdse gebeurtenis

Type gegeven Entiteit
Definitie

Een overdracht van een rapport aan de bronhouder die na de overdracht van het eerste en voor de overdracht van het laatste rapport heeft plaatsgevonden.

Toelichting

De basisregistratie ondergrond leidt bij het aanvullen van de registratie de juiste waarde af uit de gegevens in het brondocument. In deze versie van de catalogus vinden er geen tussentijdse gebeurtenissen plaats.

6.3.4.1 naam gebeurtenis
Type gegeven Attribuut van Tussentijdse gebeurtenis
Definitie

De benaming van de tussentijdse gebeurtenis.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam NaamGebeurtenis
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Is afgeleid Ja
6.3.4.2 datum gebeurtenis
Type gegeven Attribuut van Tussentijdse gebeurtenis
Definitie

De datum waarop de tussentijdse gebeurtenis heeft plaatsgevonden.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Datum
  Naam IMBRO/A OnvolledigeDatum
  Waardebereik 1 januari 1950 tot heden
Regels

De datum gebeurtenis mag niet liggen voor de startdatum rapportage van de entiteit Rapportagegeschiedenis.
De datum gebeurtenis mag niet liggen na de einddatum rapportage van de entiteit Rapportagegeschiedenis.

Is afgeleid Ja

6.3.5 Aangeleverde locatie

Diagram Aangeleverde locatie

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens over de plaats van het wandonderzoek op het aardoppervlak, zoals die zijn aangeleverd aan de basisregistratie ondergrond.

Toelichting

De locatie van wandonderzoek is gedefinieerd als een punt. Het punt dat wordt opgenomen is het punt waar de beschrijflijn van de wand is gedefinieerd.

6.3.5.1 coördinaten
Type gegeven Attribuut van Aangeleverde locatie
Definitie

De coördinaten die zijn aangeleverd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Coördinatenpaar
Regels

De locatie moet liggen in Nederland en aan de landzijde van de UNCLOS-basislijn.

6.3.5.2 referentiestelsel
Type gegeven Attribuut van Aangeleverde locatie
Definitie

Het referentiestelsel van de aangeleverde coördinaten.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Referentiestelsel
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan ETRS89 of RD.

Toelichting

De locatie ligt aan de landzijde van de UNCLOS-basislijn en de coördinaten zijn gedefinieerd in RD of ETRS89.

6.3.5.3 datum locatiebepaling
Type gegeven Attribuut van Aangeleverde locatie
Definitie

De datum waarop de plaats van het wandonderzoek op het aardoppervlak is bepaald.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Datum
  Naam IMBRO/A OnvolledigeDatum
  Waardebereik 1 januari 1950 tot heden
Regels

De datum locatiebepaling mag niet liggen na de startdatum rapportage van de entiteit Rapportagegeschiedenis.

6.3.5.4 methode locatiebepaling
Type gegeven Attribuut van Aangeleverde locatie
Definitie

De werkwijze die is gevolgd voor de bepaling van de plaats van het wandonderzoek op het aardoppervlak.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam MethodeLocatiebepaling
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het gegeven geeft inzicht in de nauwkeurigheid waarmee de plaats van het wandonderzoek op het aardoppervlak is bepaald.

6.3.5.5 uitvoerder locatiebepaling
Type gegeven Attribuut van Aangeleverde locatie
Definitie

Het KvK-nummer van de onderneming of de maatschappelijke activiteit van de rechtspersoon die voor de bronhouder geldt als verantwoordelijk voor de uitvoering van het wandonderzoek, of het equivalent daarvan in een handelsregister van een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland.

Juridische status Niet-authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Organisatie
Regels

De organisatie moet bekend zijn binnen de basisregistratie ondergrond als uitvoerder van wandonderzoek.

Toelichting

Het gegeven wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder.

6.3.6 Aangeleverde verticale positie

Diagram Aangeleverde verticale positie

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens over de positie van het beginpunt van het wandonderzoek in het verticale vlak, zoals aangeleverd aan de basisregistratie ondergrond.

6.3.6.1 lokaal verticaal referentiepunt
Type gegeven Attribuut van Aangeleverde verticale positie
Definitie

Het punt dat in het wandonderzoek is gebruikt als nulpunt voor de diepte.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam LokaalVerticaalReferentiepunt
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het lokaal verticaal referentiepunt is voor bodemkundig wandonderzoek altijd het maaiveld, omdat wand nooit onder water ligt. De afspraak is dat strooisel boven het lokaal verticaal referentiepunt ligt.

6.3.6.2 verschuiving
Type gegeven Attribuut van Aangeleverde verticale positie
Definitie

De verticale positie van het lokaal verticaal referentiepunt t.o.v. het verticaal referentievlak.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.3
  Eenheid m (meter)
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

Toelichting

De waarde kan positief of negatief zijn. Als de waarde positief is, ligt het lokaal verticaal referentiepunt boven het verticaal referentievlak en dat is voor bodemkunde altijd NAP. Met behulp van de verschuiving kan een diepte omgerekend worden naar een positie ten opzichte van NAP.
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht kan de verschuiving niet bepaald zijn.

6.3.6.3 verticaal referentievlak
Type gegeven Attribuut van Aangeleverde verticale positie
Definitie

Het referentieniveau voor de verticale positie van het lokaal verticaal referentiepunt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam VerticaalReferentievlak
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Omdat het vakgebied bodemkunde is ligt de locatie aan de landzijde van de UNCLOS-basislijn en is de waarde gelijk aan NAP.

6.3.6.4 datum verticale positiebepaling
Type gegeven Attribuut van Aangeleverde verticale positie
Definitie

De datum waarop de verticale positie van het lokaal verticaal referentiepunt is bepaald.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Datum
  Naam IMBRO/A OnvolledigeDatum
  Waardebereik 1 januari 1950 tot heden
Regels

De datum verticale positiebepaling mag niet liggen na de startdatum rapportage van de entiteit Rapportagegeschiedenis.

Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken wanneer de waarde van het attribuut verschuiving ontbreekt.

Toelichting

Het gegeven is van belang in verband met mogelijke veranderingen in de positie van het maaiveld. In het geval de positie is bepaald op basis van het AHN geldt als datum 1 januari van het jaar waarin de gebruikte versie van het AHN voor het gebied waarin de locatie ligt, is vastgesteld.

6.3.6.5 methode verticale positiebepaling
Type gegeven Attribuut van Aangeleverde verticale positie
Definitie

De werkwijze die is gevolgd voor de bepaling van de verticale positie van het lokaal verticaal referentiepunt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam MethodeVerticalePositiebepaling
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens moet de waarde van het attribuut gelijk zijn aan geen wanneer de waarde van het attribuut verschuiving ontbreekt.

Toelichting

Het gegeven geeft inzicht in de nauwkeurigheid waarmee de verticale positie is bepaald.

6.3.6.6 uitvoerder verticale positiebepaling
Type gegeven Attribuut van Aangeleverde verticale positie
Definitie

Het KvK-nummer van de onderneming of de maatschappelijke activiteit van de rechtspersoon die voor de bronhouder geldt als verantwoordelijk voor de uitvoering van het wandonderzoek, of het equivalent daarvan in een handelsregister van een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland.

Juridische status Niet-authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Organisatie
Regels

De organisatie moet bekend zijn binnen de basisregistratie ondergrond als uitvoerder van wandonderzoek.

Toelichting

Het gegeven wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder.

6.3.7 Gestandaardiseerde locatie

Diagram Gestandaardiseerde locatie

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens over de plaats van het wandonderzoek op het aardoppervlak zoals die door de basisregistratie ondergrond zijn getransformeerd.

Toelichting

De gegevens staan niet in een brondocument. De gestandaardiseerde locatie wordt door de basisregistratie ondergrond berekend ten behoeve van afnemers. Het maakt het mogelijk alle gegevens in de registratie ondergrond in een en hetzelfde referentiestelsel te ontsluiten. De locatie van wandonderzoek is gedefinieerd als een punt.

6.3.7.1 coördinaten
Type gegeven Attribuut van Gestandaardiseerde locatie
Definitie

De coördinaten in het standaard referentiestelsel.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Coördinatenpaar
Is afgeleid Ja
6.3.7.2 referentiestelsel
Type gegeven Attribuut van Gestandaardiseerde locatie
Definitie

Het referentiestelsel van de gestandaardiseerde coördinaten.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Referentiestelsel
  Type Waardelijst uitbreidbaar
6.3.7.3 coördinaattransformatie
Type gegeven Attribuut van Gestandaardiseerde locatie
Definitie

De methode die de basisregistratie ondergrond heeft gebruikt voor het omzetten van de aangeleverde coördinaten.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Coördinaattransformatie

6.3.8 Terreintoestand

Diagram Terreintoestand

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens over de toestand van het terrein tijdens het veldwerk die relevant zijn voor het onderzoek.

6.3.8.1 bodemgebruik
Type gegeven Attribuut van Terreintoestand
Definitie

Het doel waarvoor de bodem van het terrein in gebruik is.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Bodemgebruik
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Bij bodemgebruik wordt onderscheid gemaakt tussen bodemgebruik in landelijk gebied en dat is agrarisch gebruik en natuur, en bodemgebruik in niet-landelijk (stedelijk) gebied.

6.3.8.2 kunstmatige drainage
Type gegeven Attribuut van Terreintoestand
Definitie

Bij bodemgebruik wordt onderscheid gemaakt tussen bodemgebruik in landelijk gebied en dat is agrarisch gebruik en natuur, en bodemgebruik in niet-landelijk (stedelijk) gebied.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam KunstmatigeDrainage
  Type Waardelijst uitbreidbaar
6.3.8.3 ligging op grondlichaam
Type gegeven Attribuut van Terreintoestand
Definitie

De omschrijving die aangeeft of de wand op een door de mens gemaakt grondlichaam ligt met eventueel een nadere aanduiding van de plaats.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam LiggingOpGrondlichaam
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Wandonderzoek wordt ook uitgevoerd op grondlichamen als dijken of wallen die door de mens op het aardoppervlak zijn neergelegd. Wanneer dat het geval is, is een nadere precisering van die plaats op het grondlichaam relevant, omdat die de eigenschappen van de bodem beïnvloedt.

6.3.8.4 maaiveld verlegd
Type gegeven Attribuut van Terreintoestand
Definitie

De omschrijving die aangeeft of de positie van het maaiveld door de mens veranderd is met eventueel een nadere omschrijving van de verandering.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam MaaiveldVerlegd
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Impliciet heeft dit attribuut een directe relatie met de waarden van het attribuut vergravingsklasse van de entiteit Bodemclassificatie.

6.3.8.5 wroetsporen aanwezig
Type gegeven Attribuut van Terreintoestand
Definitie

De aanduiding die aangeeft of er wroetsporen in het terrein zijn aangetroffen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Naam IMBRO/A IndicatieJaNeeOnbekend
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

De aanwezigheid van wroetsporen wijst op de activiteit van wilde zwijnen en betekent dat de opbouw van het bovenste deel van het wandprofiel over korte afstand en binnen korte tijd kan veranderen.

6.3.8.6 gemiddeld hoogste grondwaterspiegel
Type gegeven Attribuut van Terreintoestand
Definitie

Het gemiddeld hoogste niveau van de grondwaterspiegel zoals geschat voor de locatie van het wandonderzoek.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik vanaf 0.25
Regels

Het attribuut mag aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut gemiddeld hoogste grondwaterstand bereikt van de entiteit Wandprofiel gelijk is aan nee.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Voor het onderzoek kan het van belang zijn te weten wat de gemiddeld hoogste grondwaterstand ter plekke is. Wanneer dat gegeven niet uit de monsters kan worden afgeleid, zal de uitvoerder proberen de waarde te schatten op basis van andere informatie. Dat kan een boorprofiel van een nabijgelegen boring zijn, het waterpeil in een sloot of een andere observatie in het terrein.

6.3.8.7 gemiddeld laagste grondwaterspiegel
Type gegeven Attribuut van Terreintoestand
Definitie

Het gemiddeld laagste niveau van de grondwaterspiegel zoals geschat voor de locatie van het wandonderzoek.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik vanaf 0.25
Regels

Het attribuut mag aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut gemiddeld laagste grondwaterstand van de entiteit Wandprofiel ontbreekt.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.8.8 hydrologische omstandigheid
Type gegeven Attribuut van Terreintoestand
Definitie

De karakterisering van de vochtigheid van het terrein vanuit het oogpunt van plantengroei.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam HydrologischeOmstandigheid
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut kader inwinning van de entiteit Wandonderzoek gelijk is aan bodemkaartNederland, bodemkaartNederlandEenheidType, bodemopbouwNatuurterreinen, gebiedsinrichting of hydrologischOnderzoek.

Toelichting

Het is van belang te weten hoe vochtig het deel van de bodem is waarin de planten wortelen en of het om zoet of zout water gaat.

6.3.8.9 landschapselement
Type gegeven Attribuut van Terreintoestand
Definitie

De omschrijving van een onderdeel van het landschap dat de vorm van het landschap ter plaatse van het onderzoek preciseert.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Landschapselement
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut kader inwinning van de entiteit Wandonderzoek gelijk is aan bodemkaartNederland, bodemkaartNederlandEenheidType.

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens mag het attribuut ontbreken.

Mogelijk geen waarde Ja
Toelichting

De vorm van het landschap is in veel gevallen al volledig vastgelegd in de geomorfologische kaart. Bij uitzondering of voor bepaalde doeleinden is voor een goed begrip van de opbouw van de bodem meer detailinformatie nodig over het landschap waar het terrein in ligt.

6.3.8.10 actueel proces
Type gegeven Attribuut van Terreintoestand
Definitie

De naam van een exogeen proces dat in het terrein zichtbaar actief is.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam ActueelProces
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut kader inwinning van de entiteit Wandonderzoek gelijk is aan bodemkaartNederland of bodemkaartNederlandEenheidType.

Toelichting

Er kunnen processen in het gebied spelen die het landschap, de positie van het maaiveld en de opbouw van de bodem in korte tijd kunnen veranderen. In korte tijd betekent binnen enkele uren of enkele dagen. Het gaat overigens om processen die niet van invloed zijn op de hydrologische omstandigheden, die zijn al gedekt.

6.3.8.11 soort vegetatie
Type gegeven Attribuut van Terreintoestand
Definitie

De vegetatiekundige benaming van de plantengemeenschap die op het terrein staat. De vegetatiekundige benaming van de plantengemeenschap die op het terrein staat.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam SoortVegetatie
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut mag aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut bodemgebruik gelijk is aan gemengdBos, loofbos of naaldbos.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Regels IMBRO/A

Het attribuut mag aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut bodemgebruik gelijk is aan bos.

Toelichting

Het gegeven wordt vastgelegd omdat het inzicht geeft in de natuurlijke bodemvruchtbaarheid. Het vraagt bijzondere expertise om het vast te leggen en dat wordt alleen gedaan wanneer de opdrachtgever erom vraagt.

6.3.9 Wandontsluiting

Diagram Wandontsluiting

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens over het geheel van activiteiten, voor zover relevant voor het onderzoek, dat tot doel heeft een wand in de ondergrond te maken of te prepareren.

6.3.9.1 einddiepte wand
Type gegeven Attribuut van Wandontsluiting
Definitie

De diepte tot waar de wand voor het onderzoek is geprepareerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 1.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik 0 tot 6
Toelichting

De diepte is bepaald op de beschrijflijn.

6.3.9.2 wandorientatie
Type gegeven Attribuut van Wandontsluiting
Definitie

De hoek tussen het magnetische noorden en de richting van de wand, zoals gemeten vanaf het magnetische noorden met de klok mee.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.0
  Eenheid ° (graden)
  Waardebereik 0 tot 360
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

Toelichting

Het gaat hier om het azimut of de strekking van de wand. Het azimut is de hoek die de wand in het horizontale vlak maakt met het noorden. Het azimut wordt gemeten over het oosten.
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht kan de wandorientatie niet bepaald zijn.

6.3.9.3 type ontsluiting
Type gegeven Attribuut van Wandontsluiting
Definitie

De omschrijving van de wijze waarop de ondergrond is ontsloten.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam TypeOntsluiting
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

De bodem kan ontsloten zijn door specifiek voor het onderzoek een kuil te graven, de profielkuil, maar ook door activiteiten die los staan van het onderzoek. Een op zichzelf staande activiteit is bijvoorbeeld de aanleg van een weg. Natuurlijke ontsluitingen komen eigenlijk nooit voor.

6.3.9.4 stopcriterium
Type gegeven Attribuut van Wandontsluiting
Definitie

De reden waarom de uitvoerder van het onderzoek met graven is opgehouden.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam StopcriteriumVeld
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut type ontsluiting gelijk is aan profielkuil.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Het gegeven geeft aan of de beoogde diepte is bereikt of dat het graven is gestopt omdat er bepaalde problemen waren. De aard van het eventuele probleem kan informatie geven over de opbouw van de bodem.

6.3.9.5 kuil dichtgemaakt
Type gegeven Attribuut van Wandontsluiting
Definitie

Het gegeven dat aangeeft of een profielkuil als onderdeel van het veldwerk is opgevuld tot het niveau van voor het graven.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Naam IMBRO/A IndicatieJaNeeOnbekend
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut type ontsluiting gelijk is aan profielkuil.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Gewoonlijk wordt een profielkuil weer opgevuld. Voor bijvoorbeeld educatieve doeleinden, kan het wenselijk zijn de kuil open te houden. Het gegeven geeft de situatie op de veldwerkdatum aan.

6.3.10 Wandbeschrijving

Diagram BodemclassificatieWandprofielWandbeschrijving

Type gegeven Entiteit
Definitie

Het deel van het bodemkundig wandonderzoek dat betrekking heeft op het beschrijven van de wand en het verwerken van de resultaten tot een samenvattende beschrijving van de opbouw van het bovenste deel van de ondergrond en het eventueel daarop liggende strooisel met daaruit afgeleid een classificatie van de bodem.

Toelichting

De beschrijving wordt gedaan door ervaren veldbodemkundigen en ter ondersteuning van schattingen worden vaak referentiemonsters gebruikt. Alleen in uitzonderlijke gevallen is het beschrijven van de wand geen deel van het onderzoek.

6.3.10.1 rapportagedatum beschrijving
Type gegeven Attribuut van Wandbeschrijving
Definitie

De datum waarop de uitvoerder van de beschrijving alle gegevens van de wandbeschrijving aan de bronhouder heeft overgedragen, of in het geval van historische gegevens de datum waarop alle gegevens zijn vastgesteld.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Datum
  Naam IMBRO/A OnvolledigeDatum
  Waardebereik 1 januari 1950 tot heden
6.3.10.2 beschrijfprocedure
Type gegeven Attribuut van Wandbeschrijving
Definitie

De procedure die aangeeft onder welke afspraken de wand is beschreven.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Beschrijfprocedure
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

De beschrijfprocedure geeft aan volgens welk stelsel van afspraken de wand beschreven is en welke aspecten worden beschreven.

6.3.10.3 beschreven breedte
Type gegeven Attribuut van Wandbeschrijving
Definitie

De breedte van de wand die is beschreven.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 1.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik 0 tot 5
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

Toelichting

De breedte geeft aan op welk deel van de wand de beschrijving betrekking heeft. De beschrijflijn, de verticale lijn waarop bijvoorbeeld de diepte van grenzen wordt vastgelegd, ligt gewoonlijk in het midden van de breedte. Aspecten die wel zichtbaar zijn, maar buiten de beschreven breedte liggen, worden niet opgenomen in de beschrijving. Bij gegevens van Wageningen Environmental Research die uit de registratie BIS Nederland komen en aangeleverd zijn in het kader van archiefoverdracht, is de beschreven breedte nooit bepaald.

6.3.10.4 kunstmatig bevochtigd
Type gegeven Attribuut van Wandbeschrijving
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de wand tijdens het beschrijven kunstmatig is bevochtigd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Naam IMBRO/A IndicatieJaNeeOnbekend
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

Bevochtiging kan nodig zijn bij warm en droog weer om bijvoorbeeld verschillen in kleur goed zichtbaar te maken.

6.3.10.5 uitvoerder beschrijving
Type gegeven Attribuut van Wandbeschrijving
Definitie

Het KvK-nummer van de onderneming of de maatschappelijke activiteit van de rechtspersoon die voor de bronhouder geldt als verantwoordelijk voor de uitvoering van de wandbeschrijving, of het equivalent daarvan in een handelsregister van een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland.

Juridische status Niet-authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Organisatie
Regels

De organisatie moet binnen de basisregistratie ondergrond als uitvoerder van wandonderzoek bekend zijn.

Toelichting

Het gegeven wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder.

6.3.10.6 fractieverdeling bepaald
Type gegeven Attribuut van Wandbeschrijving
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de onderlinge verhouding van de fracties waaruit de grond is samengesteld consequent is beschreven.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Naam IMBRO/A IndicatieJaNeeOnbekend
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels

De waarde van het attribuut moet gelijk aan ja.

Regels IMBRO/A

Naast de IMBRO waarden mag de waarde van het attribuut ook gelijk zijn aan nee.

6.3.10.7 ondergrens zandfractie
Type gegeven Attribuut van Wandbeschrijving
Definitie

De korrelgrootte die in de beschrijving is gehanteerd als grens tussen de silt- en de zandfractie.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam OndergrensZandfractie
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

In de bodemkunde wordt traditioneel de 50 µm-grens gehanteerd als ondergrens van de zandfractie. In andere vakgebieden wordt de 63 µm-grens gehanteerd. Het gegeven is opgenomen om voor alle gebruikers inzichtelijk te maken dat dit verschil bestaat.

6.3.10.8 wandprofiel
Type gegeven Associatie van Wandbeschrijving
Definitie

Het wandprofiel als resultaat van de wandbeschrijving.

Juridische status Ja
Kardinaliteit 1
Relatiesoort naam resulteert in
Relatierol naam wandprofiel
Bron Wandbeschrijving
Doel Wandprofiel
6.3.10.9 bodemclassificatie
Type gegeven Associatie van Wandbeschrijving
Definitie

De bodemclassificatie als resultaat van de wandbeschrijving.

Juridische status Ja
Kardinaliteit 1
Relatiesoort naam resulteert in
Relatierol naam bodemclassificatie
Bron Wandbeschrijving
Doel Bodemclassificatie

6.3.11 Wandprofiel

Diagram Verdicht intervalVerstoord intervalBodemlaagStrooisellaagWandprofiel

Type gegeven Entiteit
Definitie

De opbouw van het bovenste deel van de ondergrond en het eventueel daarop liggende strooisel beschreven als een opeenvolging van lagen.

Toelichting

In de bodemkunde gaat het om de opbouw van het bovenste deel van de ondergrond. Wanneer het onderzoek dat vraagt wordt ook de laag strooisel die lokaal op de ondergrond ligt beschreven. Waar het gesteente dicht genoeg onder de oppervlakte ligt, wordt ook dat meegenomen.

6.3.11.1 beschrijfkwaliteit
Type gegeven Attribuut van Wandprofiel
Definitie

De aanduiding die de mate van detail aangeeft waarin de opbouw van de ondergrond is beschreven.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Beschrijfkwaliteit
  Type Waardelijst uitbreidbaar
6.3.11.2 bewortelbare diepte bereikt
Type gegeven Attribuut van Wandprofiel
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de diepte tot waar beworteling mogelijk is, is bereikt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Naam IMBRO/A IndicatieJaNeeOnbekend
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
6.3.11.3 bewortelbare diepte
Type gegeven Attribuut van Wandprofiel
Definitie

De diepte in de bodem tot waar beworteling mogelijk is.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 1.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik 0 tot 6
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut bewortelbare diepte bereikt gelijk is aan ja.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.
De bewortelbare diepte mag niet groter zijn dan de einddiepte wand van de entiteit Wandontsluiting.

Toelichting

Het bodemgebruik bepaalt naar welke soort begroeiing er wordt gekeken. In bossen gaat het om de wortels van bomen, terwijl bij akkers naar de wortels van gewassen wordt gekeken. De diepte is bepaald op de beschrijflijn.

6.3.11.4 gemiddeld hoogste grondwaterstand bereikt
Type gegeven Attribuut van Wandprofiel
Definitie

De aanduiding die aangeeft of het niveau van de gemiddeld hoogste grondwaterstand in de wand is bereikt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Naam IMBRO/A IndicatieJaNeeOnbekend
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
6.3.11.5 gemiddeld hoogste grondwaterstand
Type gegeven Attribuut van Wandprofiel
Definitie

De gemiddeld hoogste grondwaterstand bepaald in de wand.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 1.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik 0 tot 6
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut gemiddeld hoogste grondwaterstand bereikt gelijk is aan ja.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.
De gemiddeld hoogste grondwaterstand mag niet groter zijn dan de einddiepte wand van de entiteit Wandontsluiting

Toelichting

De diepte van het niveau wordt geschat op basis van aspecten als kleur, de aanwezigheid van ijzervlekken of concreties. De terreintoestand en het al dan niet aanwezig zijn van bepaalde planten kunnen bijdragen aan de bepaling. De gemiddeld hoogste grondwaterstand is bepaald op de beschrijflijn.

6.3.11.6 gemiddeld laagste grondwaterstand
Type gegeven Attribuut van Wandprofiel
Definitie

De gemiddeld laagste grondwaterstand bepaald in de wand.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 1.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik 0 tot 6
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer het attribuut gemiddeld hoogste grondwaterstand niet aanwezig is.
De waarde mag niet kleiner zijn dan de waarde van de gemiddeld hoogste grondwaterstand.
De waarde mag niet groter zijn dan de einddiepte wand van de entiteit Wandontsluiting.

Toelichting

De diepte van het niveau wordt geschat op basis van aspecten als kleur en aanwezigheid van ijzervlekken of concreties. Waarnemingen over de terreintoestand en het al dan niet aanwezig zijn van bepaalde planten kunnen bijdragen aan de bepaling. De gemiddeld laagste grondwaterstand is bepaald op de beschrijflijn.

6.3.11.7 repeterende horizonten
Type gegeven Attribuut van Wandprofiel
Definitie

De aanduiding die aangeeft of een opeenvolging van horizonten zich in het profiel herhaalt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Naam IMBRO/A IndicatieJaNeeOnbekend
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

Een profiel met repeterende horizonten wordt in de bodemkunde ook wel een dubbelprofiel genoemd.

6.3.11.8 plaatselijk fenomeen
Type gegeven Attribuut van Wandprofiel
Definitie

Een verschijnsel dat de laagopbouw in het wandprofiel terzijde van de beschrijflijn verstoort.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1..*
Domein
  Naam PlaatselijkFenomeen  
Toelichting

Door natuurlijke oorzaken of door ingrijpen van de mens kan de opbouw van de bodem verstoord zijn. Wanneer de verstoring zich alleen plaatselijk voordoet en niet over de hele beschreven breedte, wordt dat vastgelegd zonder de diepte van voorkomen te specificeren. Ondanks de verstoring is de opbouw in lagen goed te beschrijven. De verschijnselen beïnvloeden de kwaliteit van de bodem en kunnen inzicht geven in de ontstaansgeschiedenis.

6.3.11.9 vorm bovengrens
Type gegeven Attribuut van Wandprofiel
Definitie

De omschrijving van de vorm van de bovenkant van het profiel.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam VormGrens
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

De bovenkant van het profiel volgt de vorm van het terreinoppervlak, het maaiveld of de laag strooisel die daarop ligt. Dat oppervlak kan microreliëf vertonen en dat wil zeggen dat er binnen een meter afstand hoogteverschillen zijn die in de orde van enkele decimeters kunnen liggen. Microreliëf is van invloed op de processen in de bodem. Het hangt van de opdracht af of het gegeven aanwezig is.

6.3.11.10 opbouw verstoord
Type gegeven Attribuut van Wandprofiel
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de laagopbouw over een of meer intervallen over de hele breedte van de wand is verstoord.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Naam IMBRO/A IndicatieJaNeeOnbekend
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

De laagopbouw kan door verschillende oorzaken en over meer dan een diepte-interval verstoord zijn.

6.3.11.11 verdichting aanwezig
Type gegeven Attribuut van Wandprofiel
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de ondergrond door menselijk ingrijpen over een bepaald diepte-interval is verdicht.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Naam IMBRO/A IndicatieJaNeeOnbekend
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

Verdichting ontstaat wanneer de bodem door menselijk ingrijpen wordt samengedrukt bijvoorbeeld doordat er met zware machines over een kwetsbare, eventueel ook natte bodem wordt gereden, of wanneer de grond door de mens is opgehoogd. Door verdichting wordt het aandeel van de met water en lucht gevulde ruimten in de grond kleiner. Verdichting is een vorm van bodemdegradatie omdat het de plantengroei belemmert. Regenwater kan minder makkelijk tot bij de wortels doordringen en uitwisseling van gassen zoals CO2 en zuurstof verloopt trager dan bij niet verdichte bodems.

6.3.11.12 strooisellaag
Type gegeven Associatie van Wandprofiel
Definitie

De strooisellaag als onderdeel van het wandprofiel.

Juridische status Ja
Kardinaliteit 0..*
Relatiesoort naam omvat
Relatierol naam strooisellaag
Bron Wandprofiel
Doel Strooisellaag
6.3.11.13 bodemlaag
Type gegeven Associatie van Wandprofiel
Definitie

De bodemlaag als onderdeel van het wandprofiel.

Juridische status Ja
Kardinaliteit 1..*
Relatiesoort naam omvat
Relatierol naam bodemlaag
Bron Wandprofiel
Doel Bodemlaag
6.3.11.14 verstoord interval
Type gegeven Associatie van Wandprofiel
Definitie

Het verstoorde interval als onderdeel van het wandprofiel.

Juridische status Ja
Kardinaliteit 0..*
Relatiesoort naam heeft
Relatierol naam verstoord interval
Bron Wandprofiel
Doel Verstoord interval
6.3.11.15 verdicht interval
Type gegeven Associatie van Wandprofiel
Definitie

Het verdichte interval als onderdeel van het wand profiel.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Relatiesoort naam heeft
Relatierol naam verdicht interval
Bron Wandprofiel
Doel Verdicht interval

6.3.12 Strooisellaag

Diagram Zuurgraad strooisellaagStrooisellaag

Type gegeven Entiteit
Definitie

Een laag organisch materiaal die plaatselijk op het maaiveld ligt en uit resten van voornamelijk bovengrondse plantendelen in verschillende stadia van omzetting bestaat.

Regels

De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut strooisellaag onderzocht van de entiteit Wandonderzoek gelijk is aan ja.
De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Bodemkundigen worden geacht het strooisel altijd te beschrijven omdat het de A-horizont van de bodem direct beïnvloedt. Maar in het verleden is dat niet gebeurd. Strooisel kan opgebouwd zijn uit verschillende lagen en die worden van elkaar onderscheiden op grond van de mate van omzetting van het materiaal of de herkomst.

6.3.12.1 bovengrens
Type gegeven Attribuut van Strooisellaag
Definitie

De verticale positie van de bovenkant van de strooisellaag.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 1.3
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik -0.5 tot 0
Regels

Voor alle lagen behalve de bovenste is de waarde gelijk aan de waarde van de ondergrens van de laag erboven.

Toelichting

De diepte is bepaald op de beschrijflijn.

6.3.12.2 bepaling bovengrens
Type gegeven Attribuut van Strooisellaag
Definitie

De manier waarop de bovengrens van de laag is bepaald, met in het geval de grens op een in de wand waargenomen verandering is gebaseerd, een aanduiding van hoe scherp de grens is.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Grensbepaling
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

De bovengrens kan altijd waargenomen worden en is bijna altijd nauwkeurig te bepalen. Het begrip scherpte heeft betrekking op de waarneming op de beschrijflijn.

6.3.12.3 ondergrens
Type gegeven Attribuut van Strooisellaag
Definitie

De verticale positie van de onderkant van de strooisellaag.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 1.3
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik -0.5 tot 0
Regels

De ondergrens moet groter zijn dan de waarde van de bovengrens van de laag.
De waarde van de ondergrens van de onderste strooisellaag moet gelijk zijn aan 0.

Toelichting

De diepte is bepaald op de beschrijflijn.

6.3.12.4 bepaling ondergrens
Type gegeven Attribuut van Strooisellaag
Definitie

De manier waarop de ondergrens van de laag is bepaald, met in het geval de grens op een in de wand waargenomen verandering is gebaseerd, een aanduiding van hoe scherp de grens is.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Grensbepaling
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

De ondergrens kan altijd waargenomen worden en is bijna altijd nauwkeurig te bepalen. Het begrip scherpte heeft betrekking op de waarneming op de beschrijflijn.

6.3.12.5 vorm ondergrens
Type gegeven Attribuut van Strooisellaag
Definitie

De omschrijving van de vorm van de grens.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam VormGrens
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het gegeven omschrijft de variatie in de ligging van de grens in het wandprofiel.

6.3.12.6 laag discontinu
Type gegeven Attribuut van Strooisellaag
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de laag ergens in het wandprofiel ontbreekt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Naam IMBRO/A IndicatieJaNeeOnbekend
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
6.3.12.7 horizontcode
Type gegeven Attribuut van Strooisellaag
Definitie

De code van de horizon waartoe het strooisel volgens de Nederlandse classificatie wordt gerekend.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Horizontcode
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

De waarde moet gelijk zijn aan Of, Oh, Ol, Ou of O.

Toelichting

Het systeem van classificatie berust vooral op eigenschappen die op bodemvormende processen en aard en herkomst van het uitgangsmateriaal zijn terug te voeren. Voor de strooisellaag is met name de mate waarin de plantenresten zijn omgezet van belang.

6.3.12.8 geschat organischestofgehalte
Type gegeven Attribuut van Strooisellaag
Definitie

Het geschatte gehalte aan organische stof.

--Reden geen waarde- Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 100
Mogelijk geen waarde Ja
Toelichting

Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht kan het geschatte organische stofgehalte niet bekend zijn.

6.3.12.9 strooiselsoort
Type gegeven Attribuut van Strooisellaag
Definitie

De nadere aanduiding van de herkomst van het organisch materiaal waaruit de laag bestaat.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam SoortStrooisel
  Type Waardelijst uitbreidbaar
6.3.12.10 zuurgraad strooisellaag
Type gegeven Gegevensgroep van Strooisellaag
Definitie

De zuurgraad bepaald in het veld.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..*
Gegevensgroeptype Zuurgraad strooisellaag

6.3.13 Zuurgraad strooisellaag

Diagram Zuurgraad strooisellaag

Type gegeven Entiteit
Definitie

De zuurgraad op een bepaalde diepte bepaald in het veld.

Toelichting

In het veld kan de zuurgraad op bepaalde dieptes worden bepaald met een indicatorpapiertje. Met een mes wordt een inkeping in de wand gemaakt op de beschrijflijn en daar wordt het pH-indicatorpapier in de wand gestoken. Eventueel wordt het pH-indicator papier bevochtigd met demi-water als de veldmedewerker dat nodig vindt. Het pH-indicator papier wordt na 5 minuten afgelezen. In het veld kan de pH van 2 tot 9 betrouwbaar worden afgelezen. De zuurgraad wordt vaak bepaald bij natuuronderzoek, bijvoorbeeld om een kwelprofiel of een inzijgingsprofiel te bepalen.

6.3.13.1 diepte
Type gegeven Attribuut van Zuurgraad strooisellaag
Definitie

De diepte waarop de zuurgraad is bepaald.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 1.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik -0.5 tot 0
6.3.13.2 pH
Type gegeven Attribuut van Zuurgraad strooisellaag
Definitie

De zuurgraad.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 1.1
  Eenheid dimensieloos
  Waardebereik 2 tot 9

6.3.14 Bodemlaag

Diagram Zuurgraad bodemlaagLaagcomponentHomogeen materiaalBodemlaag

Type gegeven Entiteit
Definitie

Een interval in het wandprofiel dat als een laag met een bepaalde inhoud beschreven is en deel uitmaakt van de bovenste deel van de ondergrond.

Toelichting

De ondergrond wordt beschouwd als opgebouwd uit lagen en dat zijn homogene eenheden die zich vooral in horizontale richting uitstrekken en in verticale richting begrensd zijn. Een bodemlaag bestaat uit grond, gesteente of uit bijzonder materiaal en heeft in de eerste twee gevallen een bepaalde horizontcode.

6.3.14.1 bovengrens
Type gegeven Attribuut van Bodemlaag
Definitie

De diepte van de bovenkant van de laag.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 1.3
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik 0 tot 6
Regels

De bodemlagen moeten precies op elkaar aansluiten.
De bovengrens van de bovenste bodemlaag moet gelijk zijn aan 0.

Toelichting

De positie is bepaald op de beschrijflijn.

6.3.14.2 bepaling bovengrens
Type gegeven Attribuut van Bodemlaag
Definitie

De manier waarop de bovengrens van de laag is bepaald, met in het geval de grens op een in de wand waargenomen verandering is gebaseerd, een aanduiding van hoe scherp de grens is.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Grensbepaling
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

De bovengrens kan altijd waargenomen worden en is bijna altijd nauwkeurig te bepalen. Het begrip scherpte heeft betrekking op de waarneming op de beschrijflijn.

6.3.14.3 ondergrens
Type gegeven Attribuut van Bodemlaag
Definitie

De diepte van de onderkant van de laag.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 1.3
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik 0 tot 6
Regels

De ondergrens moet groter zijn dan de bovengrens van de bodemlaag.
De ondergrens van de onderste bodemlaag moet gelijk zijn aan de waarde van het attribuut einddiepte wand van de entiteit Wandontsluiting.

Toelichting

De positie is bepaald op de beschrijflijn.

6.3.14.4 bepaling ondergrens
Type gegeven Attribuut van Bodemlaag
Definitie

De manier waarop de ondergrens van de laag is bepaald, met in het geval de grens op een in de wand waargenomen verandering is gebaseerd, een aanduiding van hoe scherp de grens is.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Grensbepaling
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het begrip scherpte heeft betrekking op de waarneming op de beschrijflijn.

6.3.14.5 vorm ondergrens
Type gegeven Attribuut van Bodemlaag
Definitie

De omschrijving van de vorm van de grens.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam VormGrens
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het gegeven omschrijft de variatie in de ligging van de grens in het wandprofiel.

6.3.14.6 laag discontinu
Type gegeven Attribuut van Bodemlaag
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de laag ergens in het wandprofiel ontbreekt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Naam IMBRO/A IndicatieJaNeeOnbekend
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
6.3.14.7 antropogeen
Type gegeven Attribuut van Bodemlaag
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de laag grotendeels of geheel bestaat uit materiaal dat door de mens verplaatst is.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Naam IMBRO/A IndicatieJaNeeOnbekend
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

Het materiaal waar de laag uit bestaat kan door de mens van elders zijn aangevoerd, maar ook door de mens van een andere diepte zijn weggehaald, bijvoorbeeld door diep ploegen.

6.3.14.8 gemengd
Type gegeven Attribuut van Bodemlaag
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de laag door de mens gehomogeniseerd is.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Naam IMBRO/A IndicatieJaNeeOnbekend
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut antropogeen gelijk is aan ja.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.14.9 gekeerd
Type gegeven Attribuut van Bodemlaag
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de laag door de mens tot een heterogeen geheel is gemaakt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut antropogeen gelijk is aan ja.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

De term keren wordt in het werkveld gebruikt om aan te geven dat de mens een aantal bestaande lagen verbreekt en een laag achterlaat die uit allemaal brokstukken bestaat. Van gekeerde lagen worden de brokstukken van de oorspronkelijke lagen afzonderlijk beschreven.

6.3.14.10 bodemleven
Type gegeven Attribuut van Bodemlaag
Definitie

De omschrijving van de (sporen van) organismen die in het wandprofiel zijn waargenomen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1..3
Domein
  Naam Bodemleven
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

In de wand kun je met het blote oog alleen (sporen van) schimmels, wormen en insecten zien.

6.3.14.11 beworteld
Type gegeven Attribuut van Bodemlaag
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de laag wortels of resten van wortels bevat.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Naam IMBRO/A IndicatieJaNeeOnbekend
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

Het kan hier gaan om levende zowel als dode wortels.

6.3.14.12 wortels gelijkmatig verdeeld
Type gegeven Attribuut van Bodemlaag
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de wortels gelijkmatig over het oppervlak van de wand zijn verdeeld.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Naam IMBRO/A IndicatieJaNeeOnbekend
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beworteld gelijk is aan ja.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.14.13 hoeveelheidsklasse wortels
Type gegeven Attribuut van Bodemlaag
Definitie

De hoeveelheid wortels uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam HoeveelheidsklasseWortels
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut is aanwezig wanneer de waarde van het attribuut beworteld gelijk is aan ja.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.14.14 scheefstaand
Type gegeven Attribuut van Bodemlaag
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de laag scheef staat.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Naam IMBRO/A
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

Lagen in de ondergrond liggen niet altijd horizontaal. Onder bepaalde omstandigheden worden lagen onder een hoek afgezet en na afzetting kunnen lagen zijn scheefgesteld doordat ze onder druk zijn komen te staan. Het gegeven moet in die context worden begrepen.

6.3.14.15 homogeen materiaal
Type gegeven Gegevensgroep van Bodemlaag
Definitie

Het materiaal waar de homogene laag uit bestaat.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Gegevensgroeptype Homogeen materiaal
6.3.14.16 laagcomponent
Type gegeven Gegevensgroep van Bodemlaag
Definitie

Het qua grondsoort en horizontcode homogene deel van een gekeerde laag.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..*
Gegevensgroeptype Laagcomponent
6.3.14.17 zuurgraad bodemlaag
Type gegeven Gegevensgroep van Bodemlaag
Definitie

De zuurgraad bepaald in het veld.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..*
Gegevensgroeptype Zuurgraad bodemlaag

6.3.15 Homogeen materiaal

Diagram GrondHomogeen materiaal

Type gegeven Entiteit
Definitie

Het materiaal waaruit een homogene laag bestaat.

Regels

De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut gekeerd van de entiteit Bodemlaag gelijk is aan ja.
De entiteit moet aanwezig zijn in alle ander gevallen.

Toelichting

Het materiaal is gewoonlijk beschreven als grond, soms als bijzonder materiaal of gesteente. Een laag die uit bijzonder materiaal of gesteente bestaat wordt veel minder uitgebreid beschreven dan een laag die uit grond bestaat.

6.3.15.1 bijzonder materiaal
Type gegeven Attribuut van Homogeen materiaal
Definitie

De naam van het materiaal waaruit een laag waarvan de inhoud niet als grond of gesteente wordt beschouwd, bestaat.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam BijzonderMateriaal
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Wanneer een laag uit materiaal bestaat dat niet als grond, strooisel of gesteente kan worden beschreven, wordt het materiaal bijzonder genoemd. Dat materiaal kan zowel natuurlijk als antropogeen van aard zijn.

6.3.15.2 horizontcode
Type gegeven Attribuut van Homogeen materiaal
Definitie

De code van de horizont waartoe het deel van de bodem volgens de Nederlandse classificatie wordt gerekend.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Horizontcode
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer het attribuut bijzonder materiaal aanwezig is.
Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.
De waarde mag niet gelijk zijn aan Of, Oh, Ol, Ou, of O.

6.3.15.3 soort gesteente
Type gegeven Attribuut van Homogeen materiaal
Definitie

De naam van het gesteente waar de laag uit bestaat.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam SoortGesteente
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut horizontcode gelijk is aan Ru.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

In de bodemkunde wordt de zachte kalksteen die in Zuid-Limburg binnen de geologie en de geotechniek als mergel wordt onderscheiden beschreven als grond.

6.3.15.4 afzettingskarakteristiek
Type gegeven Attribuut van Homogeen materiaal
Definitie

De geologische typering van het sediment waaruit de bodem bestaat naar periode en milieu van afzetting.

Juridische status Niet-authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Afzettingskarakteristiek
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het gegeven geeft kernachtige informatie over de omgeving en de periode waarin het sediment is gevormd, en in voorkomende gevallen ook dat het sediment zich niet meer in zijn oorspronkelijke positie bevindt, maar door het landijs is gestuwd of door erosie is verplaatst. De informatie is van belang voor de bodemkundige classificatie. De bron van informatie is in formele zin een geologisch model. Omdat de waarde van het gegeven bepaald wordt door de actualiteit van het (impliciet) gebruikte model en strijdig kan zijn met de informatie in de modellen die deel uit (zullen) maken van registratie ondergrond, is het gegeven niet authentiek.

6.3.15.5 geschatte verzadigde doorlatendheid
Type gegeven Attribuut van Homogeen materiaal
Definitie

De geschatte snelheid waarmee water door de met water verzadigde grond kan stromen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.2
  Eenheid m/d (meter per 24 uur)
  Waardebereik 0 tot 10
Toelichting

Het gegeven is alleen aanwezig wanneer de opdrachtgever daarom heeft gevraagd of wanneer de uitvoerder dat op eigen initiatief heeft vastgelegd. De waarde wordt op basis van expertkennis en op het oog geschat aan de hand van met name de grondsoort. Een waarde groter dan 0,49 wordt als een veelvoud van 0,10 genoteerd om schijnnauwkeurigheid te vermijden.

6.3.15.6 grond
Type gegeven Gegevensgroep van Homogeen materiaal
Definitie

De grond waar de homogene laag uit bestaat.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Gegevensgroeptype Grond

6.3.16 Grond

Diagram BodemaggregaatVlekMunsellkleurOnvolledige fractiespecificatieFractieverdelingGrond

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens over de samenstelling van de grond waar een homogene laag of een laagcomponent uit bestaat.

Regels

De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer het attribuut bijzonder materiaal of het attribuut gesteentesoort van de entiteit Homogeen materiaal aanwezig is.
De entiteit moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens is exact één van de volgende entiteiten aanwezig wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling bepaald gelijk is aan nee: Fractieverdeling of Onvolledige fractiespecificatie.

Toelichting

De samenstelling van de grond wordt in de bodemkunde beschreven op basis van de STIBOKA-classificatie. Om die informatie meer toegankelijk te maken voor gebruikers uit andere vakgebieden wordt, waar mogelijk, ook de naam gegeven die op de NEN 5104 is gebaseerd. De meeste gegevens hebben betrekking op de samenstelling van de grond, enkele op eigenschappen die direct daarmee samenhangen.

6.3.16.1 classificatie volgens leemdriehoek
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de bodemkundige naam van de grondsoort is gebaseerd op de leemdriehoek.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

In de bodemkunde zijn voor de grondsoort eigenlijk twee classificatiesystemen naast elkaar in gebruik. Het verschil tussen de twee is dat in het ene geval de zgn. kleidriehoek en in het andere de zgn. leemdriehoek wordt gebruikt. De uitvoerder bepaalt op basis van zijn kennis van de geologische context welke van de twee driehoeken wordt gebruikt.

6.3.16.2 bodemkundige grondsoort
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

De naam van de grondsoort volgens de Nederlandse bodemkundige classificatie.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam BodemkundigeGrondsoort
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan zandigeLeem, kleiigeLeem, siltigeLeem, leemarmZand, zwakLemigZand, sterkLemigZand of zeerSterkLemigZand wanneer de waarde van het attribuut classificatie volgens leemdriehoek gelijk is aan ja. In andere gevallen zijn die waarden niet toegestaan.

Toelichting

Het gehalte aan organische stof bepaalt of de bodemkundige grondsoort bepaald wordt op basis van de veendriehoek, en de afzettingskarakteristiek bepaalt vervolgens of de leemdriehoek of de kleidriehoek wordt gebruikt.

6.3.16.3 grondsoort NEN5104
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

De naam van de grondsoort volgens de classificatie die op NEN5104 gebaseerd is.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam GrondsoortNEN5104
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Wandprofiel gelijk is aan hoog.

Regels IMBRO/A

De waarde van het attribuut mag niet gelijk zijn aan nietBepaald wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling bepaald van de entiteit Wandbeschrijving gelijk is aan ja.

Toelichting

De naam is afgeleid uit de waarden voor de fractieverdeling. Wanneer de fracties niet volledig zijn gespecificeerd kan de naam niet worden afgeleid. Voor grind wordt alleen de naam van de hoofdgrondsoort (grind) gegeven en als de grond vooral uit schelpmateriaal bestaat geldt dat als de naam van de grondsoort.

6.3.16.4 bijzonder bestanddeel
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

Een bestanddeel dat uit materiaal bestaat dat niet tot een grondsoort wordt gerekend.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1..*
Domein
  Naam SoortBijzonderBestanddeel
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Bijzondere bestanddelen worden benoemd wanneer ze belangrijk zijn voor het herleiden van de oorsprong van de grond of wanneer zij op bijzondere omstandigheden in de bodem wijzen. Bijzondere bestanddelen hebben gewoonlijk of een natuurlijke of een antropogene herkomst maar in enkele gevallen is beide mogelijk. In het geval er geen bijzondere bestanddelen aanwezig zijn wordt de waarde geen vastgelegd.

6.3.16.5 kleur
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

De kleur van de grond.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Kleur
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A gegevens kan de kleur niet bepaald zijn, alleen in dat geval heeft het gegeven geen waarde.

Mogelijk geen waarde Ja
Toelichting

Het bepalen van kleur kent een zekere mate van subjectiviteit als dat gebeurt zonder gebruik te maken van hulpmiddelen. Een kleurenkaart kan helpen de consistentie van de door verschillende personen en bij verschillende lichtsterkte uitgevoerde beschrijvingen te waarborgen. Om de namen van kleuren een meer objectieve basis te geven en het gebruik van een kleurenkaart te ondersteunen, is de vertaling naar de codes van de Munsell kleurenkaart opgenomen in de codelijst.

6.3.16.6 gevlekt
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de grond vlekken vertoont.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Naam IMBRO/A
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Wandprofiel gelijk is aan hoog.

 

Toelichting

Het voorkomen van vlekken is een aanwijzing voor verandering van de chemische samenstelling van de grond na afzetting van het sediment. Er zijn tot drie verschillende soorten vlekken te onderscheiden.

6.3.16.7 structuurtype
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

De bodemkundige typering van de structuur van de grond.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Structuurtype
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Wandprofiel gelijk is aan hoog en de waarde van het attribuut bodemkundige grondsoort niet gelijk is aan veen, kleiigVeen, venigeKlei, venigZand of zandigVeen.

Toelichting

De typering van structuur beperkt zich tot aspecten die zichtbaar zijn met het blote oog (>0,1 mm).

6.3.16.8 geschatte dichtheid
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

De geschatte dichtheid van de grond.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 1.1
  Eenheid g/cm3 (gram/kubieke centimeter)
  Waardebereik 0 tot 2
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Wandprofiel gelijk is aan hoog.

Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

Toelichting

Een geoefend beschrijver kan de dichtheid van de grond op 0.1 g/cm3 nauwkeurig schatten.
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht kan het geschatte dichtheid niet bekend zijn.

6.3.16.9 soort veen
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

Een nadere typering van het als veen omschreven bestanddeel van grond.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam SoortVeen
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut bodemkundige grondsoort gelijk is aan veen, kleiigVeen, venigeKlei, zandigVeen of venigZand.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens mag het attribuut aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut bodemkundige grondsoort gelijk is aan moerigMateriaal.

6.3.16.10 zandverkitting
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

De mate waarin zandkorrels aan elkaar zijn gekit, uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Zandverkitting
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut bodemkundige grondsoort gelijk is aan kleiarmZand, kleiigZand, leemarmZand, sterkLemigZand, zeerSterkLemigZand, zwakLemigZand en de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Wandprofiel gelijk is aan hoog.
Het attribuut mag aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut bodemkundige grondsoort gelijk is aan kleiarmZand, kleiigZand, leemarmZand, sterkLemigZand, zeerSterkLemigZand of zwakLemigZand.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.16.11 geschatte zandmediaan
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

De geschatte mediaan van de zandfractie.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 4.0
  Eenheid µm (micrometer)
  Waardebereik 50 tot 2000
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut bodemkundige grondsoort gelijk is aan kleiarmZand, kleiigZand, leemarmZand, sterkLemigZand, zeerSterkLemigZand of zwakLemigZand.

 

Toelichting

De zandfractie is voor het vakgebied bodemkunde de fractie 50-2000 µm van het minerale bestanddeel van de grond. Wanneer de beschrijver voelt dat er zand in het monster voorkomt, schat hij de zandmediaan. Het gegeven is van belang voor het beoordelen van de bruikbaarheid van de grond voor landbouw. De mediaan wordt op 5 micrometer nauwkeurig geschat.

6.3.16.12 kalkgehalteklasse
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

Het gehalte aan koolzure kalk uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Kalkgehalteklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het kalkgehalte wordt geschat naar de mate van opbruisen met verdund zoutzuur (10% HCl).

6.3.16.13 organischestofgehalteklasse NEN5104
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

Het gehalte aan organische stof uitgedrukt in een klasse volgens NEN 5104.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam OrganischestofgehalteklasseNEN5104
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut bodemkundige grondsoort gelijk is aan veen, kleiigVeen, venigeKlei, zandigVeen of venigZand.
Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens mag niet het attribuut aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut bodemkundige grondsoort gelijk is aan moerigMateriaal.

Toelichting

De organische stofklasse wordt niet bepaald als de grondsoort al aangeeft dat de grond in belangrijke mate uit organische stof bestaat. Voor bodemkunde is het gegeven redundant wanneer de fractieverdeling bekend is. Het wordt toch systematisch opgenomen om de informatie beter toegankelijk te maken voor gebruikers uit andere vakgebieden.

6.3.16.14 rijpingsklasse
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

De graad van rijping van klei- en leemhoudende grond uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Rijpingsklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut bodemkundige grondsoort gelijk is aan kleiarmSilt, kleiigSilt, lichteKlei, matigLichteZavel, matigZwareKlei, siltigeLeem, zandigeLeem, zeerLichteZavel, zeerZwareKlei, kleiigeLeem of zwareZavel.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.16.15 knip
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de klei de verschijnselen vertoont die wijzen op een lager dan normale Ca/Mg-verhouding.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Naam IMBRO/A IndicatieJaNeeOnbekend
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut bodemkundige grondsoort gelijk is aan lichteKlei, matigZwareKlei of zeerZwareKlei.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

De verschijnselen die op een lage Ca/Mg-verhouding wijzen (knip) zijn een hoog lutumgehalte, het ontbreken van structuur, een grauwe vlekkerige kleur, een geringe consistentie (geringe rijping) waardoor de klei makkelijk uit elkaar valt, en het voorkomen van roestvlekken met een bijzondere kleur en een anormale verdeling. Knip is een eigenschap van klei die in zee is afgezet. De Ca/Mg-verhouding in zeeklei ligt normaliter tussen 12 en 15. In knipklei is de verhouding ca. 5 of minder. Het vermogen van knipklei tot zwellen en krimpen is beduidend groter dan van normale zeeklei. Knipklei is moeilijk te bewerken.

6.3.16.16 schelpmateriaalhoudend
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

De aanduiding die aangeeft of grond die niet uit schelpen bestaat, schelpmateriaal bevat.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut bodemkundige grondsoort gelijk is aan schelpmateriaal.
Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.16.17 schelpmateriaalgehalteklasse
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

Het gehalte aan schelpmateriaal van grond die niet uit schelpen bestaat maar wel schelpmateriaal bevat, uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Schelpmateriaalgehalteklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut schelpmateriaalhoudend gelijk is aan ja.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Het gegeven is redundant wanneer de fractieverdeling bepaald is. Het is opgenomen met het oog op de standaardisatie van de grondsoortbenaming in het domein bodem en grond van de basisregistratie ondergrond.

6.3.16.18 grindhoudend
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

De aanduiding die aangeeft of grond die geen grind is wel grind bevat.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut bodemkundige grondsoort gelijk is aan grind.
Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.16.19 grindgehalteklasse
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

Het gehalte aan grind van grond die tussen nul en dertig procent grind bevat, uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Grindgehalteklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut grindhoudend gelijk is aan ja.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Het gegeven is redundant wanneer de fractieverdeling bepaald is. Het is opgenomen met het oog op de standaardisatie van de grondsoortbenaming in het domein bodem en grond van de basisregistratie ondergrond.

6.3.16.20 gelaagde inhomogeniteit
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

De niet als afzonderlijke lagen onderscheiden laagjes die uit ander materiaal dan de grondsoort bestaan, getypeerd naar materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam GelaagdeInhomogeniteit
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

Toelichting

Het gegeven geeft aan of er in een laag die beschreven is als bestaand uit een soort grond, dunne laagjes voorkomen van ander, natuurlijk materiaal. De laagjes hebben een natuurlijke oorsprong en zijn samen met de laag gevormd. Bij gegevens van Wageningen Environmental Research die uit de registratie BIS Nederland komen en aangeleverd zijn in het kader van archiefoverdracht, is dit gegeven niet gestructureerd vastgelegd maar als opmerking omschreven.

6.3.16.21 brokje
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

Het materiaal dat in de vorm van brokjes voorkomt en afwijkt van de grondsoort.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Brokje
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de entiteit Homogeen materiaal aanwezig is.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens kan brokje niet bepaald zijn, alleen in dat geval heeft het gegeven geen waarde.

Toelichting

Het gegeven geeft aan of er in een laag die beschreven is als bestaand uit grond, brokjes voorkomen die afwijken van de grondsoort. Het gegeven geeft niet wat de herkomst is van het materiaal. De brokjes kunnen als deel van de grond zijn afgezet maar ook door vermenging in de grond zijn terechtgekomen. Alleen in het geval de laag gemengd is (gemengd heeft de waarde ja), kan de herkomst aan menselijk handelen worden toegeschreven. Bij gegevens van Wageningen Environmental Research die uit de registratie BIS Nederland komen en aangeleverd zijn in het kader van archiefoverdracht, is dit gegeven niet gestructureerd vastgelegd maar als opmerking omschreven.

6.3.16.22 vochtigheidstoestand
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

De gegevens over de vochtigheidstoestand van de grond op het moment van beschrijven.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Vochtigheidstoestand
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Wandprofiel gelijk is aan hoog.

6.3.16.23 fractieverdeling
Type gegeven Gegevensgroep van Grond
Definitie

De samenstelling van de grond beschreven als een mengsel van organische stof, schelpmateriaal en fijnkorrelig materiaal van minerale herkomst.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Gegevensgroeptype Fractieverdeling
6.3.16.24 onvolledige fractiespecificatie
Type gegeven Gegevensgroep van Grond
Definitie

De niet volledige beschrijving van de samenstelling van de grond.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Gegevensgroeptype Onvolledige fractiespecificatie
6.3.16.25 munsellkleur
Type gegeven Gegevensgroep van Grond
Definitie

De kleur volgens het Munsell-systeem.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Gegevensgroeptype Munsellkleur
6.3.16.26 vlek
Type gegeven Gegevensgroep van Grond
Definitie

Vlekken die een bepaalde kleur hebben.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..3
Gegevensgroeptype Vlek
6.3.16.27 bodemaggregaat
Type gegeven Gegevensgroep van Grond
Definitie

Aggregaten die een bepaalde structuur hebben.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Gegevensgroeptype Bodemaggregaat

6.3.17 Fractieverdeling

Diagram Verdeling fijne fractieFractieverdeling

Type gegeven Entiteit
Definitie

De samenstelling van de grond beschreven als een mengsel van organische stof, schelpmateriaal, grind en fijnkorrelig materiaal van minerale herkomst.

Regels

De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling bepaald van de entiteit Wandbeschrijving gelijk is aan ja.
De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.
De som van de fracties moet gelijk aan 100.

Toelichting

De aanvullende regel die voor IMBRO/A geldt moet als volgt begrepen worden: in het verleden is het voorgekomen dat de fractieverdeling van alle lagen bepaald had moeten worden, maar dat de resultaten niet van alle lagen (of laagcomponenten) zijn vastgelegd.

6.3.17.1 geschat grindgehalte
Type gegeven Attribuut van Fractieverdeling
Definitie

Het geschatte gehalte aan grind.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 100
Regels

De waarde van het attribuut moet groter zijn dan 0 wanneer de waarde van het attribuut grindhoudend van de entiteit Grond gelijk is aan ja.
De waarde van het attribuut moet groter zijn dan 0 wanneer de waarde van het attribuut bodemkundige grondsoort van de entitiet Grond gelijk is aan grind.
De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan 0 in alle andere gevallen.

6.3.17.2 geschat schelpmateriaalgehalte
Type gegeven Attribuut van Fractieverdeling
Definitie

Het geschatte gehalte aan schelpmateriaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 100
Regels

De waarde van het attribuut moet groter zijn dan 0 wanneer de waarde van het attribuut schelpmateriaalhoudend van de entiteit Grond gelijk is aan ja.
De waarde van het attribuut moet groter zijn dan 0 wanneer de waarde van het attribuut bodemkundige grondsoort van de entitiet Grond gelijk is aan schelpmateriaal.
De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan 0 in alle andere gevallen.

6.3.17.3 geschat organischestofgehalte
Type gegeven Attribuut van Fractieverdeling
Definitie

Het geschatte gehalte aan organische stof.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 100
Toelichting

Bij Wageningen Environmental Research wordt het gehalte aan organische stof sinds 2010 systematisch vastgelegd.

6.3.17.4 geschat gehalte fijne fractie
Type gegeven Attribuut van Fractieverdeling
Definitie

Het geschatte gehalte aan materiaal van minerale herkomst met een korrelgrootte kleiner dan 2 mm.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 100
6.3.17.5 verdeling fijne fractie
Type gegeven Gegevensgroep van Fractieverdeling
Definitie

De samenstelling van de fijne fractie beschreven als een mengsel van zand, silt en lutum.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Gegevensgroeptype Verdeling fijne fractie

6.3.18 Verdeling fijne fractie

Diagram Verdeling fijne fractie

Type gegeven Entiteit
Definitie

De samenstelling van de fijne fractie beschreven als een mengsel van zand, silt en lutum.

Regels

De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut geschat gehalte fijne fractie van de entiteit Fractieverdeling niet gelijk is aan 0.
De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.
De som van de samenstellende bestanddelen is 100.

6.3.18.1 geschat lutumgehalte
Type gegeven Attribuut van Verdeling fijne fractie
Definitie

Het geschatte gehalte aan minerale delen met een korrelgrootte kleiner dan 2 µm.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.0
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 100
6.3.18.2 geschat siltgehalte
Type gegeven Attribuut van Verdeling fijne fractie
Definitie

Het geschatte gehalte aan minerale delen met een korrelgrootte tussen 2 en 50 µm.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.0
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 100
6.3.18.3 geschat zandgehalte
Type gegeven Attribuut van Verdeling fijne fractie
Definitie

Het geschatte gehalte aan minerale delen met een korrelgrootte tussen 50 en 2000 µm.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.0
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 100

6.3.19 Onvolledige fractiespecificatie

Diagram Onvolledige fractiespecificatie

Type gegeven Entiteit
Definitie

Een niet volledige beschrijving van de samenstelling van de grond.

Regels

De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling bepaald van de entiteit Wandbeschrijving gelijk is aan ja en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Ten minste één van de volgende attributen moet aanwezig zijn: geschat organischestofgehalte, geschat lutumgehalte, geschat siltgehalte of geschat zandgehalte.

Toelichting

In de jaren vóór 2010 heeft Wageningen Environmental Research de fractieverdeling niet systematisch vastgelegd. In aanvulling op de bodemkundige naam van de grondsoort werd alleen de relatieve hoeveelheid vastgelegd van de fracties die voor de bodemkundige relevant waren. Welke fracties dat waren hing af van de grondsoort en de geologische context. Zo werd van veen het geschat organische stofgehalte vastgelegd en van löss het geschat siltgehalte. De beschikbare gegevens zijn in de basisregistratie ondergrond opgenomen om verlies van informatie te voorkomen. Vanwege dat uitzonderlijke karakter, zijn de gegevens niet authentiek.

6.3.19.1 geschat organischestofgehalte
Type gegeven Attribuut van Onvolledige fractiespecificatie
Definitie

Het geschatte gehalte aan organische stof.

Juridische status Niet-authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 100
6.3.19.2 geschat lutumgehalte
Type gegeven Attribuut van Onvolledige fractiespecificatie
Definitie

Het geschatte gehalte aan minerale delen met een korrelgrootte kleiner dan 2 µm.

Juridische status Niet-authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.0
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 100
6.3.19.3 geschat siltgehalte
Type gegeven Attribuut van Onvolledige fractiespecificatie
Definitie

Het geschatte gehalte aan minerale delen met een korrelgrootte tussen 2 en 50 µm.

Juridische status Niet-authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 100
6.3.19.4 geschat zandgehalte
Type gegeven Attribuut van Onvolledige fractiespecificatie
Definitie

Het geschatte gehalte aan minerale delen met een korrelgrootte tussen 50 en 2000 µm.

Juridische status Niet-authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.0
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 100

6.3.20 Munsellkleur

Diagram Munsellkleur

Type gegeven Entiteit
Definitie

De kleur volgens het Munsell-systeem voor grond.

Regels

De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Wandprofiel gelijk is aan hoog.

Toelichting

Het Munsell-systeem baseert zich op een bij benadering bolvormige kleurenruimte en classificeert kleur aan de hand van drie aspecten. Dat zijn in het Engels hue (hoofdkleur), chroma (zuiverheid) en value (witheid). De hue geeft de plaats van de kleur op een cirkel die de kleuren van de regenboog beschrijft. De chroma geeft de zuiverheid van de kleur en is de afstand in het horizontale vlak van de plaats op de cirkel tot het middelpunt, en de value geeft de mate van witheid en wordt bepaald langs de verticale as. De systematiek is ontworpen door Albert H. Munsell en dateert uit het begin van de 20ste eeuw. Sinds de jaren 1930 is het bij het United States Department of Agriculture (USDA) als standaard in gebruik. In de jaren 1950 is het geleidelijk ingevoerd in de bodemkunde in Nederland. Voor de toepassing worden kleurkaarten gebruikt.

6.3.20.1 hoofdkleur
Type gegeven Attribuut van Munsellkleur
Definitie

De kleur uitgedrukt in de code die de plaats op de kleurcirkel aangeeft.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam MunsellHoofdkleur
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

De munsell hoofdkleur is een samengesteld gegeven: een of meer letters geven de globale plaats op de cirkel, een getal geeft een nadere precisering van de plaats.

6.3.20.2 witheid
Type gegeven Attribuut van Munsellkleur
Definitie

De mate van witheid uitgedrukt in een getal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam MunsellWitheid
  Type Waardelijst uitbreidbaar
6.3.20.3 zuiverheid
Type gegeven Attribuut van Munsellkleur
Definitie

De mate van zuiverheid uitgedrukt in een getal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam MunsellZuiverheid
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut munsell hoofdkleur gelijk is aan N.
Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.21 Vlek

Diagram Vlek

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens van de vlekken die een bepaalde kleur hebben.

Regels

De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut gevlekt van de entiteit Grond gelijk is aan ja.
De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens mag de entiteit ontbreken.

Toelichting

Het voorkomen van vlekken is een aanwijzing voor verandering van de chemische samenstelling van de grond na afzetting van het sediment. Er kunnen binnen de entiteit Grond maximaal 3 verschillende kleuren vlekken voorkomen. Voor historische gegevens is tenminste de kleur van de vlekken benoemd.

6.3.21.1 kleur
Type gegeven Attribuut van Vlek
Definitie

De kleur van de vlekken.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Vlekkleur
  Type Waardelijst uitbreidbaar
6.3.21.2 bedekkingsgraad
Type gegeven Attribuut van Vlek
Definitie

Het deel van het oppervlak dat door de vlekken in beslag wordt genomen, uitgedrukt in een klasse. Het deel van het oppervlak dat door de vlekken in beslag wordt genomen, uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam BedekkingsgraadVlek
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

De bedekkingsgraad wordt ook wel het bedekkingspercentage genoemd.

6.3.21.3 gelijkmatig verdeeld
Type gegeven Attribuut van Vlek
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de vlekken gelijkmatig over het oppervlak van de wand zijn verdeeld.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Naam IMBRO/A IndicatieJaNeeOnbekend
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar

6.3.22 Bodemaggregaat

Diagram Bodemaggregaat

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens die de aggregaten waaruit grond met een bepaalde structuur is opgebouwd, beschrijven.

Regels

De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut structuurtype van de entiteit Grond gelijk is aan aggregaatZwak, aggregaatMatig of aggregaatSterk.
De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.22.1 vorm aggregaat
Type gegeven Attribuut van Bodemaggregaat
Definitie

De vorm van het aggregaat ingedeeld naar de verhouding tussen de drie dimensies.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam VormAggregaat
  Type Waardelijst uitbreidbaar
6.3.22.2 hoekigheid
Type gegeven Attribuut van Bodemaggregaat
Definitie

De hoekigheid van het aggregaat uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam HoekigheidAggregaat
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut vorm aggregaat gelijk is aan blok of prisma.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.22.3 ruwheid
Type gegeven Attribuut van Bodemaggregaat
Definitie

De ruwheid van het oppervlak van het aggregaat.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Ruwheid
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut vorm aggregaat gelijk is aan prisma.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.22.4 lengteklasseAggregaat
Type gegeven Attribuut van Bodemaggregaat
Definitie

De lengte van de verticale as van het aggregaat.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam LengteklasseAggregaat
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Voor aggregaten met een prismavorm geldt de langste as als verticale as, voor aggregaten met een plaatvorm is dat de kortste as.

6.3.22.5 hoeveelheidsklasse porien
Type gegeven Attribuut van Bodemaggregaat
Definitie

De hoeveelheid poriën die na doorbreken van het aggregaat zichtbaar is op het vlak dat loodrecht staat op de verticale as, uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam HoeveelheidsklassePorien
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Voor aggregaten met een prismavorm geldt de langste as als verticale as, voor aggregaten met een plaatvorm is dat de kortste as.

6.3.22.6 horizontaal gerangschikt
Type gegeven Attribuut van Bodemaggregaat
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de aggregaten langs horizontale lijnen in het profiel zijn gerangschikt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
6.3.22.7 uiteenvallend
Type gegeven Attribuut van Bodemaggregaat
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de aggregaten uiteen beginnen te vallen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

Het gaat hierbij om bijvoorbeeld kluiten, ontstaan bij de jaarlijkse, mechanische grondbewerking door bijvoorbeeld ploegen of vaste tand cultivator.

6.3.23 Laagcomponent

Diagram GrondLaagcomponent

Type gegeven Entiteit
Definitie

Een qua grondsoort en horizontcode homogeen deel van een gekeerde laag.

Regels

De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut gekeerd van de entiteit Bodemlaag gelijk is aan ja.
Het aantal laagcomponenten is minimaal 2 wanneer de entiteit aanwezig is.

6.3.23.1 horizontcode
Type gegeven Attribuut van Laagcomponent
Definitie

De code van de horizont waartoe het deel van de bodem volgens de Nederlandse classificatie wordt gerekend.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Horizontcode
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

De waarde van het attribuut mag niet gelijk zijn aan: Of, Oh, Ol, Ou, O of Ru.

6.3.23.2 laagaandeel
Type gegeven Attribuut van Laagcomponent
Definitie

Het geschatte aandeel van de component in het volume van de laag.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.0
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 1 tot 99
6.3.23.3 afzettingskarakteristiek
Type gegeven Attribuut van Laagcomponent
Definitie

De geologische typering van het sediment waaruit de bodem bestaat naar periode en milieu van afzetting.

Juridische status Niet-authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Afzettingskarakteristiek
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het gegeven geeft kernachtige informatie over de omgeving en de periode waarin het sediment is gevormd, en in voorkomende gevallen ook dat het sediment zich niet meer in zijn oorspronkelijke positie bevindt, maar door het landijs is gestuwd of door erosie is verplaatst. De informatie is van belang voor de bodemkundige classificatie. De bron van informatie is in formele zin een geologisch model. Omdat de waarde van het gegeven bepaald wordt door de actualiteit van het (impliciet) gebruikte model en strijdig kan zijn met de informatie in de modellen die deel uit (zullen) maken van registratie ondergrond, is het gegeven niet authentiek.

6.3.23.4 geschatte verzadigde doorlatendheid
Type gegeven Attribuut van Laagcomponent
Definitie

De geschatte snelheid waarmee water door de met water verzadigde grond kan stromen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 1.2
  Eenheid m/d (meter per 24 uur)
  Waardebereik 0 tot 10
Toelichting

Het gegeven is alleen aanwezig wanneer de opdrachtgever daarom heeft gevraagd of wanneer de uitvoerder dat op eigen initiatief heeft vastgelegd. De waarde wordt op basis van expertkennis en op het oog geschat aan de hand van met name de grondsoort. Een waarde groter dan 0,49 wordt als een veelvoud van 0,10 genoteerd om schijnnauwkeurigheid te vermijden.

6.3.23.5 grond
Type gegeven Gegevensgroep van Laagcomponent
Definitie

De grond waar de laagcomponent uit bestaat.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Gegevensgroeptype Grond

6.3.24 Zuurgraad bodemlaag

Diagram Zuurgraad bodemlaag

Type gegeven Entiteit
Definitie

De zuurgraad op een bepaalde diepte bepaald in het veld.

Toelichting

In het veld kan de zuurgraad op bepaalde dieptes worden bepaald met een indicatorpapiertje. Met een mes wordt een inkeping in de wand gemaakt op de beschrijflijn en daar wordt het pH-indicatorpapier in de wand gestoken. Eventueel wordt het pH-indicator papier bevochtigd met demi-water als de veldmedewerker dat nodig vindt. Het pH-indicator papier wordt na 5 minuten afgelezen. In het veld kan de pH van 2 tot 9 betrouwbaar worden afgelezen. De zuurgraad wordt vaak bepaald bij natuuronderzoek, bijvoorbeeld om een kwelprofiel of een inzijgingsprofiel te bepalen.

6.3.24.1 diepte
Type gegeven Attribuut van Zuurgraad bodemlaag
Definitie

De diepte waarop de zuurgraad is bepaald.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 1.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik 0 tot 6
6.3.24.2 pH
Type gegeven Attribuut van Zuurgraad bodemlaag
Definitie

De zuurgraad.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 1.1
  Eenheid dimensieloos
  Waardebereik 2 tot 9

6.3.25 Verstoord interval

Diagram Verstoord interval

Type gegeven Entiteit
Definitie

Een diepte-interval waarin de laagopbouw over de gehele breedte van het profiel verstoord is.

Regels

De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut opbouw verstoord van de entiteit Wandprofiel gelijk is aan ja.
De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.25.1 begindiepte
Type gegeven Attribuut van Verstoord interval
Definitie

De diepte waarop het verstoord interval begint.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 1.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik 0 tot 6
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A gegevens mag de waarde ontbreken.

Toelichting

De diepte is bepaald op de beschrijflijn.
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is zelden de begindiepte vastgelegd.

6.3.25.2 einddiepte bereikt
Type gegeven Attribuut van Verstoord interval
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de einddiepte van het verstoorde interval in de wand zichtbaar is.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Naam IMBRO/A IndicatieJaNeeOnbekend
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
6.3.25.3 einddiepte
Type gegeven Attribuut van Verstoord interval
Definitie

De diepte waarop het verstoord interval eindigt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 1.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik 0 tot 6
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut einddiepte bereikt gelijk is aan ja.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn In andere gevallen.

Toelichting

De diepte is bepaald op de beschrijflijn.

6.3.25.4 verstoring
Type gegeven Attribuut van Verstoord interval
Definitie

Het type van verstoring.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Verstoring
  Type Waardelijst uitbreidbaar

6.3.26 Verdicht interval

Diagram Verdicht interval

Type gegeven Entiteit
Definitie

Een diepte-interval waarin de ondergrond door menselijk ingrijpen is verdicht.

Regels

De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut verdichting aanwezig van de entiteit Wandprofiel gelijk is aan ja.
De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.26.1 begindiepte
Type gegeven Attribuut van Verdicht interval
Definitie

De diepte waarop de verdichting begint.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 1.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik 0 tot 6
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A gegevens mag de waarde ontbreken.

Toelichting

De diepte is bepaald op de beschrijflijn.
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is zelden de begindiepte vastgelegd.

6.3.26.2 einddiepte
Type gegeven Attribuut van Verdicht interval
Definitie

De diepte waarop de verdichting eindigt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 1.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik 0 tot 6
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A gegevens mag de waarde ontbreken.

Toelichting

De einddiepte van verdichting is altijd zichtbaar in de wand. De diepte is bepaald op de beschrijflijn.
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is zelden de einddiepte vastgelegd.

6.3.27 Bodemclassificatie

Diagram Bijzonderheid onderinBodemclassificatie

Type gegeven Entiteit
Definitie

De karakteristiek van de bodem volgens de systematiek van de standaardpuntencode.

Toelichting

Het begrip bodem wordt hier gebuikt in engere zin voor het interval tussen maaiveld en 120 cm diepte. De standaardpuntencode is ontwikkeld voor bodemgeografisch onderzoek in Nederland. Het is een uit letters en cijfers opgebouwde code waarin de voor bodemkundigen relevante aspecten van een bodem worden samengevat. Sommige aspecten gelden voor alle soorten bodems, andere zijn specifiek voor een bepaalde categorie bodems. De variabiliteit van de bodem in Nederland is zo groot dat de code tienduizenden verschillende waarden kent. Voor de bodemkundige is het voldoende de code te kennen, maar voor de niet-deskundige heeft dat gegeven geen betekenis. Om de informatie die in de standaardpuntencode opgesloten ligt beter te ontsluiten voor niet-specialisten, is de informatie-inhoud vertaald naar gegevens die een meer algemeen begrijpelijke waarde hebben. In de codelijsten die bij de gegevens horen is steeds een verwijzing naar de waarde in de standaardpuntencode opgenomen. Voor nadere informatie wordt verwezen naar de Handleiding bodemgeografisch onderzoek (1995), uitgegeven door DLO Staring Centrum als technisch document 19A. De classificatie is gebaseerd op het profiel en sluit aanvullende observaties gedaan op de locatie van onderzoek in.

6.3.27.1 codegroep
Type gegeven Attribuut van Bodemclassificatie
Definitie

De categorie die in de systematiek de bodem op het hoogste niveau typeert en de opbouw van de standaardpuntencode bepaalt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Codegroep
  Type Waardelijst uitbreidbaar
6.3.27.2 standaardpuntencode
Type gegeven Attribuut van Bodemclassificatie
Definitie

De bodemkundige karakteristiek vastgelegd als code.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Tekst 200
Toelichting

De standaardpuntencode is opgenomen om specialistische gebruikers direct te kunnen bedienen. De code bestaat uit zeven onderdelen, achtereenvolgens zijn dat de toevoegingen vooraan, het subgroepdeel, het cijferdeel, het kalkverloop, de toevoegingen achteraan, de vergravingen en de grondwatertrap.

6.3.27.3 bijzonderheid bovenin
Type gegeven Attribuut van Bodemclassificatie
Definitie

Een bijzonder aspect van het bovenste deel van de bodem of het ontbreken ervan.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam BijzonderheidBovenin
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het bovenste deel van de bodem omvat het interval tussen 0 en 40 cm diepte; alleen voor de bijzonderheid ijzerrijk wordt ook wat dieper gekeken. Het gegeven is als toevoegingen vooraan in de standaardpuntencode opgenomen.

6.3.27.4 bodemklasse
Type gegeven Attribuut van Bodemclassificatie
Definitie

De subgroep waartoe de bodem behoort volgens het Nederlands systeem van bodemclassificatie, zo nodig aangevuld met informatie over de bovengrond en de herkomst van zavel- en kleigronden.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Bodemklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

De term bovengrond wordt hier gebruikt in een specifieke betekenis en verwijst naar het bovenste deel van de bodem of meer in het bijzonder naar de bouwvoor of de A-horizont. Het gegeven is als subgroepdeel in de standaardpuntencode opgenomen.

6.3.27.5 textuurklasse
Type gegeven Attribuut van Bodemclassificatie
Definitie

De klasse waartoe de bodem op grond van de korrelgrootteverdeling van het minerale deel van de grond in een bepaald diepte-interval behoort.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Textuurklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut codegroep gelijk is aan veengrond.
Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Het diepte-interval verschilt per codegroep, en soms ook daarbinnen. Voor details wordt naar TD19A verwezen. Het gegeven is in het cijferdeel van de standaardpuntencode opgenomen.

6.3.27.6 veenklasse
Type gegeven Attribuut van Bodemclassificatie
Definitie

Van veengronden die tot 120 cm onder maaiveld doorlopen, de veensoort die het meest voorkomt in het bovenste deel van het bodemprofiel.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Veenklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut codegroep gelijk is aan veengrond en het attribuut ondergrond veen ontbreekt.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

De indeling van soorten veen is betrekkelijk globaal. Het gegeven is in het cijferdeel van de standaardpuntencode opgenomen.

6.3.27.7 ondergrond veen
Type gegeven Attribuut van Bodemclassificatie
Definitie

Van veengronden die niet tot 120 cm onder maaiveld doorlopen, de nadere omschrijving van de minerale ondergrond.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam OndergrondVeen
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut codegroep gelijk is aan veengrond en het attribuut veenklasse ontbreekt..
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Het gegeven is in het cijferdeel van de standaardpuntencode opgenomen. De term ondergrond wordt hier gebruikt in een specifieke betekenis en verwijst naar het deel van de bodem dat onder het veen ligt.

6.3.27.8 veenondergrens
Type gegeven Attribuut van Bodemclassificatie
Definitie

Van veengronden die niet tot 120 cm onder maaiveld doorlopen, de diepte van de grens tussen het veen en de minerale ondergrond.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 1.1
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik 0.4 tot 1.2
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer het attribuut ondergrond veen aanwezig is.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Het gegeven is in het cijferdeel van de standaardpuntencode opgenomen.

6.3.27.9 ondergrond duinvaaggrond
Type gegeven Attribuut van Bodemclassificatie
Definitie

Van zandgronden die geclassificeerd zijn als duinvaaggrond, de nadere omschrijving van de grond onder het stuifzand.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam OndergrondDuinvaaggrond
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut bodemklasse gelijk is aan duinvaaggrond, duinvaaggrondMatigHumusarm, duinvaaggrondUiterstHumusarm of duinvaaggrondZeerHumusarm.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Duinvaaggronden komen voor in holoceen stuifzand. De term ondergrond wordt hier gebruikt in een specifieke betekenis en verwijst naar het deel van de bodem dat direct onder het stuifzand ligt. Dat is veelal pleistoceen zand en daarin kan een podzolprofiel aanwezig zijn. Ook kan er onder het stuifzand een moerige laag voorkomen. De aard van de ondergrond is van invloed op de vochtvoorziening van diep wortelende begroeiing, zoals bomen. De duinvaaggronden vallen of onder de codegroep van de kalkhoudende zandgronden of onder die van de kalkloze zandgronden. Het gegeven is in het cijferdeel van de standaardpuntencode opgenomen.

6.3.27.10 profielverloop
Type gegeven Attribuut van Bodemclassificatie
Definitie

Van kleigronden, de opeenvolging van de lagen in het bovenste deel van het bodemprofiel.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Profielverloop
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut codegroep gelijk is aan kleigrond.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Er wordt gekeken naar de bovenste 120 cm onder maaiveld. Het gegeven is in het cijferdeel van de standaardpuntencode opgenomen.

6.3.27.11 kalkverloopklasse
Type gegeven Attribuut van Bodemclassificatie
Definitie

Van kalkhoudende zandgronden en kleigronden, de klasse die het verloop van het kalkgehalte in het bovenste deel van de bodem aangeeft.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Kalkverloopklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut codegroep gelijk is aan zandgrondKalkhoudend of kleigrond.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Het gegeven is als kalkverloop in de standaardpuntencode opgenomen.

6.3.27.12 vergravingsklasse
Type gegeven Attribuut van Bodemclassificatie
Definitie

De klasse die aangeeft of de bodem ingrijpend door de mens verstoord is en wat de aard van de verstoring is.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Vergravingsklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Een verstoring is ingrijpend wanneer bodemlagen met elkaar vermengd zijn of wanneer bodemlagen zijn verwijderd of opgebracht. Het gegeven is als vergravingsdeel in de standaardpuntencode opgenomen. Er is een directe relatie tussen de vergravingsklasse en het attribuut maaiveld veranderd van de entiteit Terreintoestand. Deze relatie is als volgt: Wanneer de waarde van het attribuut maaiveld verlegd van de entiteit Terreintoestand gelijk is aan geegaliseerd, is de waarde van het gegeven gelijk aan geegaliseerd. Wanneer de waarde van het attribuut maaiveld verlegd van de entiteit Terreintoestand gelijk is aan opgehoogd, is de waarde van het gegeven gelijk aan opgehoogd. Wanneer de waarde van het attribuut maaiveld verlegd van de entiteit Terreintoestand gelijk is aan geen, is de waarde van het gegeven gelijk aan geen. Wanneer de waarde van het attribuut maaiveld verlegd van de entiteit Terreintoestand gelijk is aan afgegraven, is de waarde van het gegeven gelijk aan afgegraven.

6.3.27.13 grondwatertrap
Type gegeven Attribuut van Bodemclassificatie
Definitie

De mate waarin de stand van het grondwater fluctueert, uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Grondwatertrap
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

De grondwatertrap is een afgeleide van de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) en de gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG). Het gegeven is van belang voor de beoordeling van de geschiktheid van de bodem voor bepaalde vormen van landgebruik. Het gegeven is als grondwatertrap in de standaardpuntencode opgenomen.

6.3.27.14 afwijkend grondwaterregime
Type gegeven Attribuut van Bodemclassificatie
Definitie

De aanduiding die aangeeft dat er ter plaatse omstandigheden zijn die het meer regionaal bepaalde gedrag van de grondwaterspiegel beïnvloeden.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam AfwijkendGrondwaterRegime
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels IMBRO/A

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut grondwatertrap gelijk is aan onbekend.

Toelichting

Het gegeven is alleen aanwezig wanneer er bijzondere omstandigheden zijn geconstateerd. Het gegeven is als toevoeging aan de grondwatertrap in de standaardpuntencode opgenomen.

6.3.27.15 bijzonderheid locatie
Type gegeven Attribuut van Bodemclassificatie
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de bodem op een plaats in het landschap ligt die van bodemkundige betekenis is en wat de ligging dan is.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam BijzonderheidLocatie
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het gegeven heeft alleen betekenis in Zuid-Limburg. Het gegeven is in toevoeging achteraan van de standaardpuntencode opgenomen.

6.3.27.16 bijzonderheid onderin
Type gegeven Gegevensgroep van Bodemclassificatie
Definitie

Het bijzondere kenmerk van het onderste deel van de bodem.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1..*
Gegevensgroeptype Bijzonderheid onderin

6.3.28 Bijzonderheid onderin

Diagram Bijzonderheid onderin

Type gegeven Entiteit
Definitie

De aanduiding die aangeeft of het onderste deel van de bodem een bijzonder kenmerk heeft en wat dat dan is.

Toelichting

Het onderste deel van de bodem begint bij een diepte van 40 cm. Het gegeven, of de reeks van gegevens, is in toevoegingen achteraan van de standaardpuntencode opgenomen.

6.3.28.1 bijzonderheid
Type gegeven Attribuut van Bijzonderheid onderin
Definitie

De omschrijving van de bijzonderheid in het onderste deel van het profiel.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Bijzonderheid
  Type Waardelijst uitbreidbaar
6.3.28.2 begindiepte
Type gegeven Attribuut van Bijzonderheid onderin
Definitie

De diepte waarop de bijzonderheid begint.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 1.1
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik 0.4 tot 1.8
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut bijzonderheid gelijk is aan bolster, spalterveen of geen.
Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

De diepte is bepaald op de beschrijflijn.

6.3.29 Wandmonsteranalyse

Diagram Onderzocht intervalWandmonsteranalyse

Type gegeven Entiteit
Definitie

Het deel van het wandonderzoek dat betrekking heeft op uitvoeren van metingen aan monsters.

Toelichting

De analyse richt zich in de huidige praktijk alleen op het analyseren van monsters die uit de strooisellaag of de lagen die uit grond bestaan zijn genomen. Lagen die uit bijzonder materiaal of uit gesteente bestaan worden niet onderzocht. Het op basis van hydrofysische metingen modelleren van eigenschappen zoals de waterretentiekarakteristiek, is onderdeel van de wandmonsteranalyse.

6.3.29.1 rapportagedatum analyse
Type gegeven Attribuut van Wandmonsteranalyse
Definitie

De datum waarop de uitvoerder van de analyse alle gegevens van de wandmonsteranalyse aan de bronhouder heeft overgedragen, of in het geval van historische gegevens de datum waarop alle gegevens zijn vastgesteld.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Datum
  Naam IMBRO/A OnvolledigeDatum
  Waardebereik 1 januari 1950 tot heden
Toelichting

Voor hydrofysisch onderzoek dateren de oudste bepalingen in het archief van Wageningen Environmental Research uit 1970 en voor de andere bepalingen is dat 1950.

6.3.29.2 soort analyse
Type gegeven Attribuut van Wandmonsteranalyse
Definitie

De aanduiding die aangeeft tot welke categorie de analyse hoort.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam SoortAnalyse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het soort analyse geeft globaal aan welk soort bepalingen er zijn uitgevoerd en of er naast het meten van eigenschappen ook sprake kan zijn van het modelleren van eigenschappen.

6.3.29.3 uitvoerder analyse
Type gegeven Attribuut van Wandmonsteranalyse
Definitie

Het KvK-nummer van de onderneming of de maatschappelijke activiteit van de rechtspersoon die voor de bronhouder geldt als verantwoordelijk voor de uitvoering van de wandmonsteranalyse, of het equivalent daarvan in een handelsregister van een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland.

Juridische status Niet-authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Organisatie
Regels

De organisatie moet bekend zijn binnen de basisregistratie ondergrond als uitvoerder van wandonderzoek.

Toelichting

Het gegeven wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder.

6.3.29.4 onderzocht interval
Type gegeven Associatie van Wandmonsteranalyse
Definitie

Het interval dat is onderzocht als onderdeel van de wandmonsteranalyse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1..*
Relatiesoort naam heeft
Relatierol naam onderzocht interval
Bron Wandmonsteranalyse
Doel Onderzocht interval

6.3.30 Onderzocht interval

Diagram Bepaling organisch koolstofgehalteModellering van hydrofysische karakteristiekenBepaling watergehalte en doorlatendheid bij veranderende bodemvochtpotentiaalBepaling waterretentie stapsgewijsBepaling waterdoorlatendheidBepaling krimpverloopBepaling droge bulkdichtheidBepaling organischestofgehalteBepaling korrelgrootteverdelingBepaling zuurgraadOnderzocht interval

Type gegeven Entiteit
Definitie

Het diepte-interval waarop de bepalingen betrekking hebben.

Toelichting

Het diepte-interval heeft altijd betrekking op het wandprofiel van het onderzoek. De bodemkundige monsteranalyse kan erop gericht zijn monsters te analyseren die van een bepaalde diepte komen ongeacht de horizont die op die diepte ligt. Het doel kan ook zijn een bepaalde horizont te onderzoeken. Bij uitzondering worden de beide doelen in de monsteranalyse gecombineerd en heeft een deel van de onderzochte intervallen betrekking op een bepaalde horizont. Aan een interval kunnen verschillende bepalingen zijn gedaan en onderzochte intervallen kunnen elkaar overlappen.

6.3.30.1 begindiepte
Type gegeven Attribuut van Onderzocht interval
Definitie

De diepte waarop het interval dat is onderzocht begint.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 1.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik -0.5 tot 6
6.3.30.2 einddiepte
Type gegeven Attribuut van Onderzocht interval
Definitie

De diepte waarop het interval dat is onderzocht eindigt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 1.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik -0.5 tot 6
Regels

De einddiepte moet groter zijn dan de begindiepte van het Onderzocht interval.
De einddiepte van het onderste interval mag niet groter zijn dan de waarde van het attribuut einddiepte wand van de entiteit Wandontsluiting.

6.3.30.3 horizontcode
Type gegeven Attribuut van Onderzocht interval
Definitie

De code van de horizont die door het onderzochte interval wordt vertegenwoordigd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..*
Domein
  Naam Horizontcode
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut soort analyse van de entiteit Wandmonsteranalyse gelijk is aan hydrofysicaChemieNietGespecificeerd, hydrofysicaNietGespecificeerd, hydrofysicaStandaard, hydrofysicaUitgebreid, hydrofysicaUitgebreidChemieNietGespecificeerd of hydrofysicaStandaardChemieNietGespecificeerd.

Toelichting

De horizontcode wordt gegeven wanneer het bepalen van eigenschappen van een bepaalde horizont de doelstelling is geweest. Mocht het niet zijn gelukt monsters uit die bepaalde horizont te analyseren, dan omvat het interval meer dan een horizont. Voor hydrofysische bepalingen is het doel altijd het onderzoeken van bepaalde horizonten en wordt de horizontcode altijd vastgelegd. Voor chemisch onderzoek is dat betrekkelijk bijzonder.

6.3.30.4 karakteristiek gemodelleerd
Type gegeven Attribuut van Onderzocht interval
Definitie

De aanduiding die aangeeft of ook het modelleren van eigenschappen is uitgevoerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut soort analyse van de entiteit Wandmonsteranalyse gelijk is aan hydrofysicaChemieNietGespecificeerd, hydrofysicaNietGespecificeerd, hydrofysicaStandaard, hydrofysicaUitgebreid, hydrofysicaUitgebreidChemieNietGespecificeerd of hydrofysicaStandaardChemieNietGespecificeerd.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens mag het attribuut aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut soort analyse gelijk is aan nietGespecificeerd.

Toelichting

Een karakteristiek is een functie die het resultaat is van het modelleren van meetgegevens. Het modelleren van een karakteristiek vereist dat er bepaalde metingen beschikbaar zijn.

6.3.30.5 bepaling zuurgraad
Type gegeven Associatie van Onderzocht interval
Definitie

De bepaling van de zuurgraad die is uitgevoerd aan het onderzocht interval.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Relatiesoort naam heeft
Relatierol naam bepaling zuurgraad
Bron Onderzocht interval
Doel Bepaling zuurgraad
6.3.30.6 bepaling korrelgrootteverdeling
Type gegeven Associatie van Onderzocht interval
Definitie

De bepaling van de korrelgrootteverdeling die is uitgevoerd aan het onderzocht interval.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Relatiesoort naam heeft
Relatierol naam bepaling korrelgrootteverdeling
Bron Onderzocht interval
Doel Bepaling korrelgrootteverdeling
6.3.30.7 bepaling organischestofgehalte
Type gegeven Associatie van Onderzocht interval
Definitie

De bepaling van het organischestofgehalte die is uitgevoerd aan het onderzocht interval.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Relatiesoort naam heeft
Relatierol naam bepaling organischestofgehalte
Bron Onderzocht interval
Doel Bepaling organischestofgehalte
6.3.30.8 bepaling organisch koolstofgehalte
Type gegeven Associatie van Onderzocht interval
Definitie

De bepaling van het organisch koolstofgehalte die is uitgevoerd aan het onderzocht interval.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Relatiesoort naam heeft
Relatierol naam bepaling organisch koolstofgehalte
Bron Onderzocht interval
Doel Bepaling organisch koolstofgehalte
6.3.30.9 bepaling droge bulkdichtheid
Type gegeven Associatie van Onderzocht interval
Definitie

De bepaling van de droge bulkdichtheid die is uitgevoerd aan het onderzocht interval.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..10
Relatiesoort naam heeft
Relatierol naam bepaling droge bulkdichtheid
Bron Onderzocht interval
Doel Bepaling droge bulkdichtheid
6.3.30.10 bepaling krimpverloop
Type gegeven Associatie van Onderzocht interval
Definitie

De bepaling van het krimpverloop die is uitgevoerd aan het onderzocht interval.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..10
Relatiesoort naam heeft
Relatierol naam bepaling krimpverloop
Bron Onderzocht interval
Doel Bepaling krimpverloop
6.3.30.11 bepaling waterdoorlatendheid
Type gegeven Associatie van Onderzocht interval
Definitie

De bepaling van de waterdoorlatendheid die is uitgevoerd aan het onderzocht interval.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..20
Relatiesoort naam heeft
Relatierol naam bepaling waterdoorlatendheid
Bron Onderzocht interval
Doel Bepaling waterdoorlatendheid
6.3.30.12 bepaling waterretentie stapsgewijs
Type gegeven Associatie van Onderzocht interval
Definitie

De bepaling van de waterretentie stapsgewijs die is uitgevoerd aan het onderzocht interval.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..50
Relatiesoort naam heeft
Relatierol naam bepaling waterretentie stapsgewijs
Bron Onderzocht interval
Doel Bepaling waterretentie stapsgewijs
6.3.30.13 bepaling watergehalte en doorlatendheid
Type gegeven Associatie van Onderzocht interval
Definitie

De bepaling van het watergehalte en de doorlatendheid bij een veranderende bodemvochtpotentiaal die is uitgevoerd aan het onderzocht interval.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..10
Relatiesoort naam heeft
Relatierol naam bepaling watergehalte en doorlatendheid
Bron Onderzocht interval
Doel Bepaling watergehalte en doorlatendheid bij veranderende bodemvochtpotentiaal
6.3.30.14 modellering hydrofysiche karakteristieken
Type gegeven Associatie van Onderzocht interval
Definitie

De modellering van de hydrofyschische karakteristieken die is uitgevoerd aan het onderzocht interval.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..*
Relatiesoort naam heeft
Relatierol naam modellering hydrofysiche karakteristieken
Bron Onderzocht interval
Doel Modellering van hydrofysische karakteristieken

6.3.31 Bepaling zuurgraad

Diagram Bepaling zuurgraad

Type gegeven Entiteit
Definitie

Het volgens een bepaalde methode bepalen van de zuurgraad.

Regels

De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut soort analyse van de entiteit Wandmonsteranalyse gelijk is aan basis, chemieBodemkartering, chemieKlimaat of chemieNatuur.
De entiteit mag aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut soort analyse van de entiteit Wandmonsteranalyse gelijk is aan chemieNietGespecificeerd, hydrofysicaNietGespecificeerd, hydrofysicaStandaardChemieNietGespecificeerd, hydrofysicaUitgebreidChemieNietGespecificeerd of nietGespecificeerd.
De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

De grond of het strooisel wordt vooraf gedroogd bij 40 graden Celsius, grote brokken klei en veen worden gebroken en vervolgens wordt het materiaal op 2 mm gezeefd. De bepaling wordt uitgevoerd op het materiaal dat kleiner is dan 2 mm. De zuurgraad wordt potentiometrisch bepaald.

6.3.31.1 bepalingsprocedure
Type gegeven Attribuut van Bepaling zuurgraad
Definitie

De manier waarop de zuurgraad is bepaald.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Bepalingsprocedure
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan ISO10390v2005.

Regels IMBRO/A

Naast de IMBRO waarden mag de waarde van het attribuut ook gelijk zijn aan onbekend.

6.3.31.2 bepalingsmethode
Type gegeven Attribuut van Bepaling zuurgraad
Definitie

De manier waarop de zuurgraad is bepaald.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Bepalingsmethode
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan zuurgraadKCl, zuurgraadH2O of zuurgraadCaCl2.

Regels IMBRO/A

Naast de IMBRO waarden mag de waarde van het attribuut ook gelijk zijn aan onbekend.

Toelichting

De zuurgraad wordt potentiometrisch bepaald van een mengsel van grond of strooisel met water waaraan een bepaalde reagent is toegevoegd. De zuurgraad wordt uitgedrukt in pH.

6.3.31.3 pH
Type gegeven Attribuut van Bepaling zuurgraad
Definitie

De zuurgraad.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid dimensieloos
  Waardebereik 0 tot 14

6.3.32 Bepaling korrelgrootteverdeling

Diagram Niet gestandaardiseerde fractieBasis korrelgrootteverdelingBepaling korrelgrootteverdeling

Type gegeven Entiteit
Definitie

Het volgens een bepaalde methode bepalen van het aandeel van bepaalde korrelgroottefracties in de droge massa van het materiaal.

Regels

De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut soort analyse van de entiteit Wandmonsteranalyse gelijk is aan chemieBodemkartering, chemieKlimaat, chemieNatuur, hydrofysicaStandaard, hydrofysicaStandaardChemieNietGespecificeerd, hydrofysicaUitgebreid of hydrofysicaUitgebreidChemieNietGespecificeerd.
De entiteit mag aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens mag de entiteit ontbreken.

Toelichting

Voor de korrelgrootteverdeling wordt grond gezien als een mengsel van minerale deeltjes van verschillende grootte. De minerale deeltjes noemen we korrels. Het materiaal waaruit het onderzochte interval bestaat wordt vooraf gedroogd bij 40 graden Celsius, materiaal groter dan 2 millimeter wordt eruit gezeefd en wordt verder buiten beschouwing gelaten. Carbonaten en organische stof worden verwijderd en samengeklonterde korreltjes worden van elkaar los gemaakt (dispersie). Het materiaal wordt vervolgens op een bepaalde manier verdeeld in fracties. De droge massa van iedere fractie wordt bepaald en het resultaat wordt omgerekend naar een percentage van de totale massa van alle deeltjes kleiner dan 2 millimeter. De bepaling wordt uitgevoerd aan grond en aan alle soorten monsters.

6.3.32.1 bepalingsprocedure
Type gegeven Attribuut van Bepaling korrelgrootteverdeling
Definitie

De procedure die aangeeft onder welke afspraken de bepaling is uitgevoerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Bepalingsprocedure
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan NEN5753v2018plusWENR of ISO11277v2009.

Regels IMBRO/A

Naast de IMBRO waarden mag de waarde van het attribuut ook gelijk zijn aan onbekend.

6.3.32.2 bepalingsmethode
Type gegeven Attribuut van Bepaling korrelgrootteverdeling
Definitie

De manier waarop de korrelgrootteverdeling is bepaald.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Bepalingsmethode
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan natZeven, natDroogZeven of natDroogZevenPipet.

Regels IMBRO/A

Naast de IMBRO waarden mag de waarde van het attribuut ook gelijk zijn aan onbekend.

Toelichting

Afhankelijk van de opdracht en de aard van het materiaal wordt vooraf bepaald welke methode of combinatie van methoden wordt gebruikt. Bij de methode natDroogZevenPipet wordt het materiaal na de voorbehandeling nat gezeefd over de 50µm-zeef en de 63µm-zeef. Hiermee worden de korrels kleiner dan 50 µm, gescheiden van de korrels van 50 µm tot 63 µm en van de korrels van 63 µm tot 2000 µm. Van oudsher is voor bodemkunde de grens van 50 µm belangrijk om de zandmediaan te kunnen bepalen. Om aan te sluiten bij internationale standaarden wordt sinds 2012 standaard de fractie van 50 µm tot 63 µm bepaald. De fractie van 63 µm tot 2000 µm wordt verder onderverdeeld. Dit gebeurt door het droge materiaal te zeven. De fijne fractie wordt normaliter ook verder onderverdeeld. De verdeling van de fijne fractie wordt bepaald op basis van de bezinksnelheid van de korrels en die wordt bepaald met behulp van een pipet.

6.3.32.3 korrelgrootteverdeling gestandaardiseerd
Type gegeven Attribuut van Bepaling korrelgrootteverdeling
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de korrelgrootteverdeling een voorgeschreven indeling in fracties heeft.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels

De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan ja.

Regels IMBRO/A

Naast de IMBRO waarden mag de waarde van het attribuut ook gelijk zijn aan nee.

Toelichting

Bij gegevens die aangeleverd zijn in het kader van archiefoverdracht, is het resultaat veelal niet gestandaardiseerd. Bij Wageningen Environmental Research bijvoorbeeld wordt pas vanaf 2012 gewerkt met een aantal vaste indelingen. Voor oudere archiefgegevens is dat bijna nooit het geval.

6.3.32.4 fractieverdeling
Type gegeven Attribuut van Bepaling korrelgrootteverdeling
Definitie

De fractieverdeling die is gebruikt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam FractieverdelingLab
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut korrelgrootteverdeling gestandaardiseerd gelijk is aan ja.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Bij Wageningen Environmental Research wordt er sinds 2012 altijd eerst een verdeling in drie klassen bepaald: het aandeel van de korrels kleiner dan 50 µm, het aandeel tussen de 50 µm en de 63 µm en het aandeel van de korrels van 63 µm tot 2000µm. Vervolgens wordt de fractie kleiner dan 50 µm en/of de fractie van 63 µm tot 2000 µm nader onderverdeeld. De fractie kleiner dan 50 µm kan worden onderverdeeld in een minimum, standaard of eventueel een uitbreiding van een nog meer gedetailleerde verdeling van enkele fracties. De fractie van 63 µm tot 2000 µm kan worden onderverdeeld in een standaard of eventueel een uitbreiding van een nog meer gedetailleerde verdeling van enkele fracties.

6.3.32.5 bijzonderheid uitvoering
Type gegeven Attribuut van Bepaling korrelgrootteverdeling
Definitie

Een bijzonderheid die zich tijdens de uitvoering van de bepaling heeft voorgedaan en die van invloed kan zijn op de resultaten.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam BijzonderheidUitvoering
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het kan voorkomen dat bij de voorbehandeling van het materiaal niet alle organische stof is verwijderd. Als dat het geval is, legt de uitvoerder dit vast. Voor historische gegevens kan aan het ontbreken van dit gegeven geen betekenis worden toegekend.

6.3.32.6 dispersiemethode
Type gegeven Attribuut van Bepaling korrelgrootteverdeling
Definitie

De manier waarop samengeklonterde korrels van elkaar zijn losgemaakt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Dispersiemethode
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Bij de methode natDroogZevenPipet wordt standaard gedispergeerd om de korrels in het materiaal los te maken. Bij de methode natDroogZeven is er niet gedispergeerd.

6.3.32.7 basis korrelgrootteverdeling
Type gegeven Gegevensgroep van Bepaling korrelgrootteverdeling
Definitie

De verdeling in 3 fracties die de basis voor iedere verdere indeling is.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Gegevensgroeptype Basis korrelgrootteverdeling
6.3.32.8 niet gestandaardiseerde korrelverdeling
Type gegeven Gegevensgroep van Bepaling korrelgrootteverdeling
Definitie

Een fractie in de niet gestandaardiseerde korrelgrootteverdeling.

Juridische status Niet-authentiek
Kardinaliteit 0..*
Gegevensgroeptype Niet gestandaardiseerde fractie

6.3.33 Basis korrelgrootteverdeling

Diagram Uitgebreide verdeling fractie 63tot2000umStandaard verdeling fractie 63tot2000umUitgebreide verdeling fractie kleiner50umStandaard verdeling fractie kleiner50umMinimale verdeling fractie kleiner50umBasis korrelgrootteverdeling

Type gegeven Entiteit
Definitie

De verdeling in 3 fracties die de basis voor iedere verdere indeling is.

Regels

De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut korrelgrootteverdeling gestandaardiseerd van de entiteit Bepaling korrelgrootteverdeling gelijk is aan nee.
De entiteit moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.
De som van de fracties mag niet kleiner zijn dan 95 en mag niet groter zijn dan 105.

Toelichting

De fijne fractie (< 50 µm) en de fractie van 63 µm tot 2000 µm kan verder worden onderverdeeld. Voor de IMBRO/A gegevens die worden aangeleverd bij de methode natDroogZeven wordt de fijne fractie nooit nader onderverdeeld.

6.3.33.1 fractie kleiner50um
Type gegeven Attribuut van Basis korrelgrootteverdeling
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 0 tot 50 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 100
6.3.33.2 fractie 50tot63um
Type gegeven Attribuut van Basis korrelgrootteverdeling
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 50 tot 63 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 100
6.3.33.3 fractie 63tot2000um
Type gegeven Attribuut van Basis korrelgrootteverdeling
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 63 tot 2000 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 100
6.3.33.4 minimale verdeling fractie kleiner50um
Type gegeven Gegevensgroep van Basis korrelgrootteverdeling
Definitie

De fractie kleiner dan 50 µm verdeeld in de fracties die minimaal worden onderscheiden.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Gegevensgroeptype Minimale verdeling fractie kleiner50um
6.3.33.5 standaard verdeling fractie kleiner50um
Type gegeven Gegevensgroep van Basis korrelgrootteverdeling
Definitie

De fractie kleiner dan 50 µm verdeeld in de fracties die standaard worden onderscheiden.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Gegevensgroeptype Standaard verdeling fractie kleiner50um
6.3.33.6 uitgebreide verdeling fractie kleiner50um
Type gegeven Gegevensgroep van Basis korrelgrootteverdeling
Definitie

De fractie kleiner dan 50 µm verdeeld in de fracties die voor de gedetailleerde indeling worden onderscheiden.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Gegevensgroeptype Uitgebreide verdeling fractie kleiner50um
6.3.33.7 standaard verdeling fractie 63tot2000um
Type gegeven Gegevensgroep van Basis korrelgrootteverdeling
Definitie

De fractie van 63 tot 2000 µm verdeeld in de fracties die standaard worden onderscheiden.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Gegevensgroeptype Standaard verdeling fractie 63tot2000um
6.3.33.8 uitgebreide verdeling fractie 63tot2000um
Type gegeven Gegevensgroep van Basis korrelgrootteverdeling
Definitie

De fractie van 63 µm tot 2000 µm verdeeld in de fracties die voor de gedetailleerde indeling worden onderscheiden.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Gegevensgroeptype Uitgebreide verdeling fractie 63tot2000um

6.3.34 Minimale verdeling fractie kleiner50um

Diagram Minimale verdeling fractie kleiner50um

Type gegeven Entiteit
Definitie

De fractie kleiner dan 50 µm verdeeld in de fracties die minimaal worden onderscheiden.

Regels

De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling van de entiteit Bepaling korrelgrootteverdeling gelijk is aan minimaalBasis, minimaalStandaard of minimaalUitgebreid.
De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

De klassegrenzen van de fracties kleiner dan 50 µm zijn niet heel nauwkeurig bepaald. De minimale verdeling wordt gekozen wanneer het voor het onderzoek volstaat het aandeel van de lutumfractie (fractie 0 tot 2 um) te bepalen.

6.3.34.1 fractie 0tot2um
Type gegeven Attribuut van Minimale verdeling fractie kleiner50um
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 0 tot 2 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 100
6.3.34.2 fractie 2tot50um
Type gegeven Attribuut van Minimale verdeling fractie kleiner50um
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 2 tot 50 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 100

6.3.35 Standaard verdeling fractie kleiner50um

Diagram Standaard verdeling fractie kleiner50um

Type gegeven Entiteit
Definitie

De fractie kleiner dan 50 µm verdeeld in de fracties die standaard worden onderscheiden.

Regels

De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling van de entiteit Bepaling korrelgrootteverdeling gelijk is aan standaardBasis, standaardStandaard of standaardUitgebreid.
De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

De klassegrenzen van de fracties kleiner dan 50 µm zijn niet heel nauwkeurig bepaald.

6.3.35.1 fractie 0tot2um
Type gegeven Attribuut van Standaard verdeling fractie kleiner50um
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 0 tot 2 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 100
6.3.35.2 fractie 2tot16um
Type gegeven Attribuut van Standaard verdeling fractie kleiner50um
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 2 tot 16 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 100
6.3.35.3 fractie 16tot50um
Type gegeven Attribuut van Standaard verdeling fractie kleiner50um
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 16 tot 50 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 100

6.3.36 Uitgebreide verdeling fractie kleiner50um

Diagram Uitgebreide verdeling fractie kleiner50um

Type gegeven Entiteit
Definitie

De fractie kleiner dan 50 µm verdeeld in de fracties die voor de gedetailleerde indeling worden onderscheiden.

Regels

De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling van de entiteit Bepaling korrelgrootteverdeling gelijk is aan uitgebreidBasis, uitgebreidStandaard of uitgebreidUitgebreid.
De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

De klassegrenzen van de fracties kleiner dan 50 µm zijn niet heel nauwkeurig bepaald.

6.3.36.1 fractie 0tot2um
Type gegeven Attribuut van Uitgebreide verdeling fractie kleiner50um
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 0 tot 2 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 100
6.3.36.2 fractie 2tot4um
Type gegeven Attribuut van Uitgebreide verdeling fractie kleiner50um
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 2 tot 4 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 100
6.3.36.3 fractie 4tot8um
Type gegeven Attribuut van Uitgebreide verdeling fractie kleiner50um
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 4 tot 8 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 100
6.3.36.4 fractie 8tot16um
Type gegeven Attribuut van Uitgebreide verdeling fractie kleiner50um
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 8 tot 16 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 100
6.3.36.5 fractie 16tot25um
Type gegeven Attribuut van Uitgebreide verdeling fractie kleiner50um
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 16 tot 25 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 100
6.3.36.6 fractie 25tot35um
Type gegeven Attribuut van Uitgebreide verdeling fractie kleiner50um
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 25 tot 35 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 100
6.3.36.7 fractie 35tot50um
Type gegeven Attribuut van Uitgebreide verdeling fractie kleiner50um
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 35 tot 50 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 100

6.3.37 Standaard verdeling fractie 63tot2000um

Diagram Standaard verdeling fractie 63tot2000um

Type gegeven Entiteit
Definitie

De fractie van 63 tot 2000 µm verdeeld in de fracties die standaard worden onderscheiden.

Regels

De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling van de entiteit Bepaling korrelgrootteverdeling gelijk is aan basisStandaard, minimaalStandaard, standaardStandaard of uitgebreidStandaard.
De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.37.1 fractie 63tot105um
Type gegeven Attribuut van Standaard verdeling fractie 63tot2000um
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 63 tot 105 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 100
6.3.37.2 fractie 105ot210um
Type gegeven Attribuut van Standaard verdeling fractie 63tot2000um
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 105 tot 210 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 100
6.3.37.3 fractie 210tot420um
Type gegeven Attribuut van Standaard verdeling fractie 63tot2000um
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 210 tot 420 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 100
6.3.37.4 fractie 420tot2000um
Type gegeven Attribuut van Standaard verdeling fractie 63tot2000um
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 420 tot 2000µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 100

6.3.38 Uitgebreide verdeling fractie 63tot2000um

Diagram Uitgebreide verdeling fractie 63tot2000um

Type gegeven Entiteit
Definitie

De fractie van 63 µm tot 2000 µm verdeeld in de fracties die voor de gedetailleerde indeling worden onderscheiden.

Regels

De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling van de entiteit Bepaling korrelgrootteverdeling gelijk is aan basisUitgebreid, minimaalUitgebreid, standaardUitgebreid of uitgebreidUitgebreid.
De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.38.1 fractie 63tot105um
Type gegeven Attribuut van Uitgebreide verdeling fractie 63tot2000um
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 63 tot 105 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 100
6.3.38.2 fractie 105ot210um
Type gegeven Attribuut van Uitgebreide verdeling fractie 63tot2000um
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 105 tot 210 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 100
6.3.38.3 fractie 210tot300um
Type gegeven Attribuut van Uitgebreide verdeling fractie 63tot2000um
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 210 tot 300 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 100
6.3.38.4 fractie 300tot420um
Type gegeven Attribuut van Uitgebreide verdeling fractie 63tot2000um
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 300 tot 420 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 100
6.3.38.5 fractie 420tot600um
Type gegeven Attribuut van Uitgebreide verdeling fractie 63tot2000um
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 420 tot 600 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 100
6.3.38.6 fractie 600tot850um
Type gegeven Attribuut van Uitgebreide verdeling fractie 63tot2000um
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 600 tot 850 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 100
6.3.38.7 fractie 850tot1200um
Type gegeven Attribuut van Uitgebreide verdeling fractie 63tot2000um
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 850 tot 1200 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 100
6.3.38.8 fractie 1200tot1700um
Type gegeven Attribuut van Uitgebreide verdeling fractie 63tot2000um
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 1200 tot 1700 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 100
6.3.38.9 fractie 1700tot2000um
Type gegeven Attribuut van Uitgebreide verdeling fractie 63tot2000um
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 1700 tot 2000 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 100

6.3.39 Niet gestandaardiseerde fractie

Diagram Niet gestandaardiseerde fractie

Type gegeven Entiteit
Definitie

Een fractie in de niet gestandaardiseerde korrelgrootteverdeling.

Regels

De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde het attribuut korrelgrootteverdeling gestandaardiseerd van de entiteit Bepaling korrelgrootteverdelinggelijk is aan ja en dat is onder IMBRO altijd het geval.
De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Regels IMBRO/A

De entiteit moet aanwezig wanneer de waarde van het attribuut korrelgrootteverdeling gestandaardiseerd van de entiteit Bepaling korrelgrootteverdeling gelijk is aan nee.

Toelichting

In het verleden zijn fractieverdelingen in vele verschillende reeksen gemeten met verschillende grenzen van de fracties. Ook is niet altijd de gehele reeks vastgelegd, maar bijvoorbeeld alleen de fractie van 0 tot 2 µm omdat dat het lutumgehalte vertegenwoordigt. Dit impliceert dat de rest van de fractie 2 tot 2000 µm is. In principe geldt dat alle ontbrekende fracties samen met de bekende fractie 100 % voorstelt.

De fracties die bij archiefgegevens van Wageningen Environmental Research voorkomen zijn: 0 µm tot 2 µm, 0 µm tot 50 µm, 0 µm tot 150 µm, 0 µm tot 210 µm, 0 µm tot 300 µm, 2 µm tot 4 µm, 2 µm tot 16 µm, 2 µm tot 50 µm, 2 µm tot 2000 µm, 4 µm tot 8 µm, 8 µm tot 16 µm, 16 µm tot 25 µm, 16 µm tot 35 µm, 16 µm tot 50 µm, 25 µm tot 35 µm, 35 µm tot 50 µm, 75 µm tot 105 µm, 105 µm tot 150 µm, 125 µm tot 180 µm, 150 µm tot 210 µm, 150 µm tot 2000 µm, 180 µm tot 250 µm, 210 µm tot 300 µm, 210 µm tot 420 µm, 210 µm tot 2000 µm, 250 µm tot 355 µm, 300 µm tot 420 µm, 300 µm tot 2000 µm, 355 µm tot 500 µm, 420 µm tot 50 µm tot 63 µm, 50 µm tot 75 µm, 50 µm tot 105 µm, 50 µm tot 2000 µm, 63 µm tot 75 µm, 63 µm tot 105 µm, 63 µm tot 125 µm, 75 µm tot 105 µm, 105 µm tot 150 µm, 125 µm tot 180 µm, 150 µm tot 210 µm, 150 µm tot 2000 µm, 180 µm tot 250 µm, 210 µm tot 300 µm, 210 µm tot 420 µm, 210 µm tot 2000 µm, 250 µm tot 355 µm, 300 µm tot 420 µm, 300 µm tot 2000 µm, 355 µm tot 500 µm, 420 µm tot 600 µm, 420 µm tot 2000 µm, 500 µm tot 1000 µm, 600 µm tot 850 µm, 600 µm tot 2000 µm, 850 µm tot 1200 µm, 1000 µm tot 2000 µm, 1200 µm tot 1700 µm en 1700 µm tot 2000 µm.

6.3.39.1 ondergrens
Type gegeven Attribuut van Niet gestandaardiseerde fractie
Definitie

De minimale diameter van de korrels.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 4.0
  Eenheid µm (micrometer)
  Waardebereik 0 tot 2000
6.3.39.2 bovengrens
Type gegeven Attribuut van Niet gestandaardiseerde fractie
Definitie

De maximale diameter van de korrels.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 4.0
  Eenheid µm (micrometer)
  Waardebereik 0 tot 2000
Regels

De bovengrens moet groter zijn dan de ondergrens van de fractie.

6.3.39.3 aandeel
Type gegeven Attribuut van Niet gestandaardiseerde fractie
Definitie

Het aandeel van de korrels in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 100

6.3.40 Bepaling organischestofgehalte

Diagram Bepaling organischestofgehalte

Type gegeven Entiteit
Definitie

Het volgens een bepaalde methode bepalen van het aandeel organische stof in de massa van het materiaal.

Regels

De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut soort analyse van de entiteit Wandmonsteranalyse gelijk is aan chemieBodemkartering, chemieNatuur, hydrofysicaStandaard, hydrofysicaStandaardChemieNietGespecificeerd, hydrofysicaUitgebreid of hydrofysicaUitgebreidChemieNietGespecificeerd.
De entiteit mag aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens mag de entiteit ontbreken.

Toelichting

De bepaling wordt uitgevoerd op het materiaal dat kleiner is dan 2 mm. Het gehalte aan organische stof wordt berekend uit het massaverlies dat het gevolg is van de verwijdering van de organische stof uit het materiaal.

6.3.40.1 bepalingsprocedure
Type gegeven Attribuut van Bepaling organischestofgehalte
Definitie

De procedure die aangeeft onder welke afspraken de bepaling is uitgevoerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Bepalingsprocedure
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan NEN5754v2014 of NEN5754v2014plusWENR .

Regels IMBRO/A

Naast de IMBRO waarden mag de waarde van het attribuut ook gelijk zijn aan onbekend.

Toelichting

Als de bepaling uitgevoerd wordt volgens NEN5754v2014plusWENR, gebruikelijk voor chemisch onderzoek, is de voorbehandeling als volgt: de grond of het strooisel wordt vooraf gedroogd bij 40 graden Celsius, grote brokken klei en veen worden gebroken en vervolgens wordt het materiaal op 2 mm gezeefd.

6.3.40.2 bepalingsmethode
Type gegeven Attribuut van Bepaling organischestofgehalte
Definitie

De manier waarop het organischestofgehalte bepaald is.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Bepalingsmethode
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan verhitten550.

Regels IMBRO/A

Naast de IMBRO waarden mag de waarde van het attribuut ook gelijk zijn aan verhitten600, natOxiderenH2O2 of onbekend.

Toelichting

De meest gangbare methode voor het bepalen van het gehalte aan organische stof is verhitten bij een temperatuur van 550 graden Celsius. Het organische stofgehalte dat op die manier bepaald wordt, wordt in de bodemkundige praktijk veelal het gloeiverlies (Eng.: loss on ignition, LOI) genoemd.

6.3.40.3 rapportagegrens
Type gegeven Attribuut van Bepaling organischestofgehalte
Definitie

De laagste waarde die gerapporteerd wordt aan de opdrachtgever.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

Toelichting

De rapportagegrens wordt vastgesteld in overleg met de opdrachtgever en is nooit lager dan de bepaalbaarheidsgrens. Als de bepaling uitgevoerd wordt voor chemisch onderzoek ligt een rapportagegrens nooit onder 0.6 % gebruikt. Als de bepaling uitgevoerd wordt voor hydrofysisch onderzoek kan de rapportagegrens lager zijn. De rapportagegrens is van historische gegevens niet in alle gevallen te achterhalen. Dat is de enige reden waarom de waarde mag ontbreken.

6.3.40.4 lutumcorrectie toegepast
Type gegeven Attribuut van Bepaling organischestofgehalte
Definitie

De aanduiding die aangeeft of het meetresultaat is gecorrigeerd voor het verlies van water dat aan korrels kleiner dan 2 µm gebonden is.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

Het organischestofgehalte kan gecorrigeerd zijn voor het verlies van water dat door kleideeltjes wordt vastgehouden. De correctie is gebaseerd op het aandeel van de fractie 0-2 µm (de lutumfractie) zoals bepaald in de korrelgrootteverdeling.

6.3.40.5 vrij ijzercorrectie toegepast
Type gegeven Attribuut van Bepaling organischestofgehalte
Definitie

Aanduiding die aangeeft of het meetresultaat is gecorrigeerd voor het verlies aan water dat aan vrij ijzer is gebonden.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

Het organischestofgehalte kan gecorrigeerd zijn voor de hoeveelheid ijzer die in de vorm van ijzeroxiden in de grond voorkomt. Dat is zelden nodig en gebeurt alleen wanneer vermoed wordt dat de grond meer dan 5 % vrij ijzer bevat. Het voorkomen van veel vrij ijzer betekent dat het uitgangsmateriaal een niet te verwaarlozen hoeveelheid water bevat die pas tijdens het verhitten verdampt. De correctie is gebaseerd op de bepaling van het gehalte aan vrij ijzer in lijn met NEN 5739:1996 nl.

6.3.40.6 organischestofgehalte
Type gegeven Attribuut van Bepaling organischestofgehalte
Definitie

Het aandeel organische stof in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Het kan voorkomen dat de waarde van het gegeven kleiner is dan de rapportagegrens, alleen in dat geval ontbreekt de waarde.

6.3.41 Bepaling organisch koolstofgehalte

Diagram Bepaling organisch koolstofgehalte

Type gegeven Entiteit
Definitie

Het volgens een bepaalde methode bepalen van het aandeel organische koolstof in de massa van het materiaal.

Regels

De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut soort analyse van de entiteit Wandmonsteranalyse gelijk is aan chemieKlimaat, chemieNatuur.
De entiteit mag aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut soort analyse van de entiteit Wandmonsteranalyse gelijk is aan chemieBodemkartering, chemieNietGespecificeerd, hydrofysicaChemieNietGespecificeerd, hydrofysicaStandaardChemieNietGespecificeerd, hydrofysicaUitgebreidChemieNietGespecificeerd of nietGespecificeerd.
De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

De grond of het strooisel wordt vooraf gedroogd bij 40 graden Celsius, grote brokken klei en veen worden gebroken en vervolgens wordt het materiaal op 2 mm gezeefd. De bepaling wordt uitgevoerd op het materiaal dat kleiner is dan 2 mm. Het organische koolstofgehalte wordt bepaald door koolstofverbindingen door oxidatie om te zetten in CO2. Er wordt onderscheid worden gemaakt tussen natte en droge oxidatiemethoden. Bij de natte oxidatiemethoden vindt de oxidatie plaats in een waterig millieu en gebruik makend van kaliumdichromaat of kaliumpermanganaat en zwavelzuur. Bij de droge oxidatiemethode wordt het anorganisch koolstof verwijderd en wordt het monster verhit tot een temperatuur hoger dan 900 °C.

6.3.41.1 bepalingsprocedure
Type gegeven Attribuut van Bepaling organisch koolstofgehalte
Definitie

De procedure die aangeeft onder welke afspraken de bepaling is uitgevoerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Bepalingsprocedure
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan EN15936v2012.

Regels IMBRO/A

Naast de IMBRO waarden mag de waarde van het attribuut gelijk zijn aan ISO14235v1998.

6.3.41.2 bepalingsmethode
Type gegeven Attribuut van Bepaling organisch koolstofgehalte
Definitie

De manier waarop het organische koolstofgehalte is bepaald.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Bepalingsmethode
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan verhittenCO2meten of natOxiderenDichromaatKurmies.

Regels IMBRO/A

Naast de IMBRO waardes mag de waarde van het attribuut ook gelijk zijn aan natOxiderenDichromaatWalkleyBlack, natOxiderenDichromaatNietKurmies of natOxiderenKMnO4.

6.3.41.3 rapportagegrens
Type gegeven Attribuut van Bepaling organisch koolstofgehalte
Definitie

De laagste waarde die gerapporteerd wordt aan de opdrachtgever.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.1
  Eenheid g/kg (gram per kilogram)
  Waardebereik vanaf 6
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

Toelichting

De rapportagegrens wordt vastgesteld in overleg met de opdrachtgever en is nooit lager dan de bepaalbaarheidsgrens. Als de bepaling uitgevoerd wordt voor chemisch onderzoek ligt een rapportagegrens nooit onder 6 g/kg. De rapportagegrens is van historische gegevens niet in alle gevallen te achterhalen. Dat is de enige reden waarom de waarde mag ontbreken.

6.3.41.4 bijzonderheid uitvoering
Type gegeven Attribuut van Bepaling organisch koolstofgehalte
Definitie

Een bijzonderheid die zich tijdens de uitvoering van de bepaling heeft voorgedaan en die van invloed kan zijn op de resultaten.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam BijzonderheidUitvoering
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Tijdens de uitvoering kunnen zich kleine problemen voordoen waardoor de uitvoerder de bepaling niet helemaal op de ideale wijze kan uitvoeren. Wanneer een dergelijke situatie zich voordoet en het probleem van invloed kan zijn op het resultaat, legt de uitvoerder het als bijzonderheid vast.

6.3.41.5 organisch koolstofgehalte
Type gegeven Attribuut van Bepaling organisch koolstofgehalte
Definitie

Het aandeel organische koolstof in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.1
  Eenheid g/kg (gram per kilogram)
  Waardebereik vanaf 0
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

De waarde van het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het gegeven kleiner is dan de rapportagegrens.

6.3.42 Bepaling droge bulkdichtheid

Diagram Bepaling droge bulkdichtheid

Type gegeven Entiteit
Definitie

Het volgens een bepaalde methode bepalen van de massa van droge grond per eenheid volume.

Regels

De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut soort analyse van de entiteit Wandmonsteranalyse gelijk is aan hydrofysicaStandaard, hydrofysicaStandaardChemieNietGespecificeerd, hydrofysicaUitgebreid of hydrofysicaUitgebreidChemieNietGespecificeerd.
De entiteit mag aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut soort analyse van de entiteit gelijk is aan hydrofysicaChemieNietGespecificeerd, hydrofysicaNietGespecificeerd of nietGespecificeerd.
De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens mag de entiteit ontbreken.

Toelichting

De bepaling wordt altijd gedaan aan een monster met een bekend volume. In de huidige praktijk wordt het monster eerst met water verzadigd, dan in de oven gedroogd en ten slotte gewogen. De droge bulkdichtheid wordt berekend uit het massaverlies. Het gegeven is een basisparameter in hydrofysisch onderzoek die gebruikt wordt om het massa watergehalte om te rekenen naar het volumetrisch watergehalte. Het gegeven wordt ook als zodanig gebruikt, met name in verdichtingsonderzoek. Gewoonlijk wordt de bepaling op verschillende monsters uitgevoerd om een beeld te krijgen van de mate van de variatie in het onderzochte interval.

6.3.42.1 bepalingsprocedure
Type gegeven Attribuut van Bepaling droge bulkdichtheid
Definitie

De procedure die aangeeft onder welke afspraken de bepaling is uitgevoerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Bepalingsprocedure
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan ISO11272v2017plusWENR.

Regels IMBRO/A

Naast de IMBRO waarden mag de waarde van het attribuut ook gelijk zijn aan onbekend.

Toelichting

In de huidige praktijk wordt het monster in de oven gedroogd totdat het gewicht minder dan 0.6 % afneemt per 24 uur. Bij gegevens van Wageningen Environmental Research die uit de registratie BIS Nederland komen en aangeleverd zijn in het kader van archiefoverdracht is zelden informatie over de bepalingsprocedure vastgelegd. In dat geval is deze waarde onbekend.

6.3.42.2 bepalingsmethode
Type gegeven Attribuut van Bepaling droge bulkdichtheid
Definitie

De manier waarop de droge bulkdichtheid is bepaald.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Bepalingsmethode
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan drogenOven.

Toelichting

De methode drogenOven wordt in de ISO11272 omschreven als de core methode.

6.3.42.3 ringdiameter
Type gegeven Attribuut van Bepaling droge bulkdichtheid
Definitie

De inwendige diameter van de monsterring.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid cm (centimeter)
  Waardebereik vanaf 0
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

Toelichting

De ringen waarmee monsters worden uitgestoken hebben in de huidige praktijk meestal een diameter van 5 centimeter; van historische gegevens is de diameter niet altijd bekend en dat is de reden waarom de waarde mag ontbreken. De afmetingen van een ring bepalen het volume grond dat geanalyseerd is en dat volume geeft een indruk van de mate waarin het monster representatief geacht kan worden voor de eigenschappen van het onderzochte interval.

6.3.42.4 ringhoogte
Type gegeven Attribuut van Bepaling droge bulkdichtheid
Definitie

De hoogte van de monsterring.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid cm (centimeter)
  Waardebereik vanaf 0
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

Toelichting

De ringen waarmee monsters worden uitgestoken hebben in de huidige praktijk meestal een hoogte van 5 centimeter; van historische gegevens is de hoogte niet altijd bekend en dat is de reden waarom de waarde mag ontbreken. De afmetingen van een ring bepalen het volume grond dat geanalyseerd is en dat volume geeft een indruk van de mate waarin het monster representatief geacht kan worden voor de eigenschappen van het onderzochte interval.

6.3.42.5 droogtemperatuur
Type gegeven Attribuut van Bepaling droge bulkdichtheid
Definitie

De temperatuur waarop het materiaal is gedroogd, in dit geval de temperatuur van de oven.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Droogtemperatuur
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

In de huidige praktijk wordt er altijd gedroogd bij 105 graden Celsius. Bij gegevens van Wageningen Environmental Research die uit de registratie BIS Nederland komen en aangeleverd zijn in het kader van archiefoverdracht kan de droogtemperatuur ook 40 of 60 °C zijn. De temperatuur is van historische gegevens echter niet altijd te achterhalen.

6.3.42.6 volume waterverzadigd
Type gegeven Attribuut van Bepaling droge bulkdichtheid
Definitie

De aanduiding die aangeeft of het volume betrekking heeft op waterverzadigde grond.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Naam IMBRO/A IndicatieJaNeeOnbekend
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

Bij gegevens van Wageningen Environmental Research die uit de registratie BIS Nederland komen en aangeleverd zijn in het kader van archiefoverdracht kan de bepaling zijn uitgevoerd aan grond die veldvochtig is of aan grond waarvan de mate van verzadiging niet is vastgelegd. Daarmee is de beginconditie van het volume van zwellende gronden minder goed gedefinieerd.

6.3.42.7 bijzonderheid materiaal
Type gegeven Attribuut van Bepaling droge bulkdichtheid
Definitie

Een bijzonderheid die tijdens de bepaling is geconstateerd door het onderzochte materiaal te bekijken, en die van invloed kan zijn op de resultaten van de bepaling.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..3
Domein
  Naam BijzonderheidMateriaal
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Voor de bepaling is het relevant te weten of er insluitsels, scheuren of wormgangen in het monster voorkomen. In het verleden is dit niet altijd vastgelegd. Voor historische gegevens kan aan het ontbreken van dit gegeven daarom geen betekenis worden toegekend.

6.3.42.8 droge bulkdichtheid
Type gegeven Attribuut van Bepaling droge bulkdichtheid
Definitie

De massa van het ovendroge materiaal per eenheid van volume.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 1.3
  Eenheid g/cm3 (gram/kubieke centimeter)
  Waardebereik 0 tot 5
Toelichting

In de geotechniek wordt voor het begrip droge bulkdichtheid het begrip droge volumieke massa gebruikt. De twee termen zijn synoniem.

6.3.43 Bepaling krimpverloop

Diagram KrimpverloopBepaling krimpverloop

Type gegeven Entiteit
Definitie

Het volgens een bepaalde methode bepalen van de afname van de massa en het volume van de grond bij uitdroging.

Regels

De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut soort analyse van de entiteit Wandmonsteranalyse gelijk is aan hydrofysicaUitgebreid of hydrofysicaUitgebreidChemieNietGespecificeerd.
De entiteit mag aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut soort analyse van de entiteit Wandmonsteranalyse gelijk is aan hydrofysicaChemieNietGespecificeerd, hydrofysicaNietGespecificeerd of nietGespecificeerd.
De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens mag de entiteit ontbreken.

Toelichting

Het krimpverloop wordt bepaald door de massa en het volume van het monster in een steeds drogere toestand te bepalen. De massa wordt bepaald met een balans en voor het bepalen van het volume bestaan verschillende methodes. Het monster wordt voor de eerste meting in de reeks verzadigd met water en de laatste meting wordt gedaan aan een volledig uitgedroogd monster. De uitvoerder bepaalt hoeveel metingen daartussen worden gedaan. De factor tijd is als zodanig niet belangrijk, maar in het begin van de bepaling wordt wel vaak frequenter gemeten dan aan het einde. In manier waarop het volume wordt bepaald vindt veel ontwikkeling plaats, en in de nabije toekomst zullen laseropstellingen en cameraopstellingen worden gebruikt.

6.3.43.1 bepalingsprocedure
Type gegeven Attribuut van Bepaling krimpverloop
Definitie

De procedure die aangeeft onder welke afspraken de bepaling is uitgevoerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Bepalingsprocedure
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan bronswijk1986, cameraprocedureWENRv1 of laserprocedureWENRv1 of geen.

Regels IMBRO/A

Naast de IMBRO waarden mag de waarde van het attribuut ook gelijk zijn aan onbekend.

Toelichting

Met het oog op de nabije toekomst heeft Wageningen Environmental Research procedures benoemd voor de toepassing van laser- en cameramethoden.

6.3.43.2 bepalingsmethode
Type gegeven Attribuut van Bepaling krimpverloop
Definitie

De manier waarop het krimpverloop is bepaald.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Bepalingsmethode
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan archimedes, camera, laserVolume, aantalD1 of aantalD2.

Regels IMBRO/A

Naast de IMBRO waarden mag de waarde van het attribuut ook gelijk zijn aan aantalDOnbekend of onbekend.

Toelichting

De methoden verschillen alleen in de manier waarop het volume van het monster wordt bepaald. Traditioneel wordt het volume bepaald op basis van de wet van Archimedes of door de afmetingen van het monster in een of meer richtingen te meten en het resultaat om te rekenen. De methodes met betrekking tot het toepassen van laser en camera zijn in ontwikkeling voor de nabije toekomst.

6.3.43.3 verstoord
Type gegeven Attribuut van Bepaling krimpverloop
Definitie

De aanduiding die aangeeft of er een verstoord monster is gebruikt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

Voor de bepaling van het krimpverloop wordt over het algemeen uitgegaan van ongeroerde monsters, monsters die in hun geheel uit de bodem zijn genomen. Het kan voorkomen dat het monster dat wordt onderzocht al eerder in het laboratorium voor bepalingen die het krimpproces kunnen beïnvloeden is gebruikt en in dat geval wordt het als verstoord beschouwd.

6.3.43.4 temperatuur
Type gegeven Attribuut van Bepaling krimpverloop
Definitie

De temperatuur waaronder de bepaling is uitgevoerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid °C (graden Celsius)
  Waardebereik 4 tot 40
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

Toelichting

Het is goede praktijk de temperatuur zo te reguleren dat de waarde tijdens de bepaling niet meer dan een graad afwijkt van de ingestelde waarde.

6.3.43.5 bijzonderheid materiaal
Type gegeven Attribuut van Bepaling krimpverloop
Definitie

Een bijzonderheid die tijdens de bepaling is geconstateerd door het onderzochte materiaal te bekijken, en die van invloed kan zijn op de resultaten van de bepaling.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..2
Domein
  Naam BijzonderheidMateriaal
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Voor de bepaling van het krimpverloop is het relevant te weten of er insluitsels, scheuren of wormgangen in het monster voorkomen. In het verleden is dit niet altijd vastgelegd. Voor historische gegevens kan aan het ontbreken van dit gegeven daarom geen betekenis worden toegekend.

6.3.43.6 krimpverloop
Type gegeven Gegevensgroep van Bepaling krimpverloop
Definitie

De afname in de massa en het volume van het monster bij uitdroging.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Gegevensgroeptype Krimpverloop

6.3.44 Krimpverloop

Diagram KrimptoestandKrimpverloop

Type gegeven Entiteit
Definitie

De afname in de massa en het volume van het monster bij uitdroging.

Toelichting

Er worden minimaal 2 metingen uitgevoerd, namelijk aan een verzadigd monster en aan een volledig uitgedroogd monster. Het aantal metingen ertussenin hangt af van de grondsoort en de aard van de opdracht waarbinnen het onderzoek is uitgevoerd. Bij traditionele methodes worden er zelden meer dan 30 toestanden bepaald.

6.3.44.1 krimptoestand
Type gegeven Gegevensgroep van Krimpverloop
Definitie

De massa en het volume van het monster bij een bepaald watergehalte.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 2..30
Gegevensgroeptype Krimptoestand

6.3.45 Krimptoestand

Diagram Krimptoestand

Type gegeven Entiteit
Definitie

De massa en het volume van het monster bij een bepaald watergehalte.

Toelichting

Afhankelijk van de bepalingsmethode worden ook de hoogte en/of de diameter van het monster vastgelegd. Het watergehalte op het moment van meten wordt niet als zodanig vastgelegd omdat het af te leiden is uit het massaverlies.

6.3.45.1 massa
Type gegeven Attribuut van Krimptoestand
Definitie

De massa van het monster.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 4.1
  Eenheid g (gram)
  Waardebereik 0 tot 3000
6.3.45.2 volume
Type gegeven Attribuut van Krimptoestand
Definitie

Het volume van het monster.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 4.1
  Eenheid cm3 (kubieke centimeter)
  Waardebereik 0 tot 1000
Regels

Het attribuut mag aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut bepalingsmethode van de entiteit Bepaling krimpverloop gelijk is aan aantalD1.
Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.45.3 hoogte
Type gegeven Attribuut van Krimptoestand
Definitie

De gemiddelde hoogte van het monster.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid cm (centimeter)
  Waardebereik 0 tot 50
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut bepalingsmethode van de entiteit Bepaling krimpverloop gelijk is aan aantalD2.
Het attribuut mag aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut bepalingsmethode van de entiteit Bepaling krimpverloop gelijk is aan aantalD1.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Het gegeven wordt alleen vastgelegd voor de traditionele bepalingsmethoden waarbij het monster wordt opgemeten. De dimensies van een monster worden beschreven met de termen die ook voor het beschrijven van een monsterring worden gebruikt omdat de monsters bij deze methoden meestal ringmonsters zijn.

6.3.45.4 diameter
Type gegeven Attribuut van Krimptoestand
Definitie

De gemiddelde diameter van het monster.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid cm (centimeter)
  Waardebereik 0 tot 50
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut bepalingsmethode van de entiteit Bepaling krimpverloop gelijk is aan aantalD2.
Het attribuut mag aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut bepalingsmethode van de entiteit Bepaling krimpverloop gelijk is aan aantalD1.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Het gegeven wordt alleen vastgelegd voor de traditionele bepalingsmethoden waarbij het monster wordt opgemeten. De dimensies van een monster worden beschreven met de termen die ook voor het beschrijven van een monsterring worden gebruikt omdat de monsters bij deze methoden meestal ringmonsters zijn.

6.3.46 Bepaling waterdoorlatendheid

Diagram WaterdoorlatendheidsverloopBepaling waterdoorlatendheid

Type gegeven Entiteit
Definitie

Het volgens een bepaalde methode bepalen van de snelheid waarmee water door de grond stroomt.

Regels

De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut soort analyse van de entiteit Wandmonsteranalyse gelijk is aan hydrofysicaStandaard, hydrofysicaStandaardChemieNietGespecificeerd, hydrofysicaUitgebreid of hydrofysicaUitgebreidChemieNietGespecificeerd.
De entiteit mag aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut soort analyse van de entiteit Wandmonsteranalyse gelijk is aan hydrofysicaChemieNietGespecificeerd, hydrofysicaNietGespecificeerd of nietGespecificeerd.
De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens mag de entiteit ontbreken.

Toelichting

De waterdoorlatendheid wordt gemeten door water door de grond te laten stromen tot de hoeveelheid water die per eenheid van tijd en per eenheid van oppervlak door de grond stroomt niet meer verandert. Gewoonlijk meet men eerst de doorlatendheid van de met water verzadigde grond, en vervolgens het verloop in doorlatendheid bij stapsgewijs droger wordende grond. De manier waarop de waterstroom in gang wordt gehouden is voor niet-verzadigde grond anders dan voor verzadigde grond. De waterdoorlatendheid wordt standaard bepaald aan verticaal en soms aan horizontaal gestoken monsters.

6.3.46.1 bepalingsID
Type gegeven Attribuut van Bepaling waterdoorlatendheid
Definitie

De binnen het onderzochte interval unieke identificatie van de bepaling.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Bepalingscode
  Type Code
  Opbouw WDHNN
Toelichting

Het gegeven wordt gebruikt om binnen het onderzoek aan te kunnen geven welke bepalingen als input voor het modelleren van karakteristieken is gebruikt. De opbouw van het gegeven bestaat uit drie letters voor de naam van de bepaling (WDH) en een volgnummer dat uit 2 cijfers (NN) bestaat.

6.3.46.2 bepalingsprocedure
Type gegeven Attribuut van Bepaling waterdoorlatendheid
Definitie

De procedure die aangeeft onder welke afspraken de bepaling is uitgevoerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Bepalingsprocedure
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan bakker2021 of NEN5789plusWENR.

Regels IMBRO/A

Naast de IMBRO waarden mag de waarde van het attribuut ook gelijk zijn aan onbekend.

6.3.46.3 bepalingsmethode
Type gegeven Attribuut van Bepaling waterdoorlatendheid
Definitie

De manier waarop de waterdoorlatendheid is bepaald.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Bepalingsmethode
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan k50, constantHead of constantHeadEnK50.

Toelichting

Wanneer de methode constanthead en k50 is gebruikt, wordt de verzadigde waterdoorlatendheid bepaald met de constanthead methode en het verdere verloop met de k50 methode.

6.3.46.4 verticaal bemonsterd
Type gegeven Attribuut van Bepaling waterdoorlatendheid
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de bepaling is uitgevoerd aan een monster dat verticaal uit de bodem is gestoken.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Naam IMBRO/A IndicatieJaNeeOnbekend
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

De waterdoorlatendheid van de bodem is meestal niet in alle richtingen hetzelfde (anisotropie). In de bodemkunde is met name de verticale waterdoorlatendheid van belang en die wordt bepaald aan ringmonsters die verticaal uit de bodem zijn genomen. Bij uitzondering wordt de horizontale waterdoorlatendheid bepaald. Voor verticaal gestoken monsters wordt de grond in de wand eerst tot de bovenkant van het gewenste diepte-interval verwijderd.

6.3.46.5 ringdiameter
Type gegeven Attribuut van Bepaling waterdoorlatendheid
Definitie

De inwendige diameter van de monsterring.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid cm (centimeter)
  Waardebereik vanaf 0
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

Toelichting

De ringen waarmee monsters worden uitgestoken hebben in de huidige praktijk meestal een diameter van 19.1 centimeter; van historische gegevens is de diameter niet altijd bekend en dat is de reden waarom de waarde mag ontbreken. De afmetingen van een ring bepalen het volume grond dat geanalyseerd is en dat volume geeft een indruk van de mate waarin het monster representatief geacht kan worden voor de eigenschappen van het onderzochte interval.

6.3.46.6 ringhoogte
Type gegeven Attribuut van Bepaling waterdoorlatendheid
Definitie

De hoogte van de monsterring.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid cm (centimeter)
  Waardebereik vanaf 0
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

Toelichting

De ringen waarmee monsters worden uitgestoken hebben in de huidige praktijk meestal een hoogte van 10 centimeter; van historische gegevens is de hoogte niet altijd bekend en dat is de reden waarom de waarde mag ontbreken. De afmetingen van een ring bepalen het volume grond dat geanalyseerd is en dat volume geeft een indruk van de mate waarin het monster representatief geacht kan worden voor de eigenschappen van het onderzochte interval.

6.3.46.7 stroming neerwaarts
Type gegeven Attribuut van Bepaling waterdoorlatendheid
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de stroming van boven naar onder is gericht.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

Het water stroomt meestal van boven door het monster. In de geotechniek is de stroming juist meestal opwaarts.

6.3.46.8 gebruikt medium
Type gegeven Attribuut van Bepaling waterdoorlatendheid
Definitie

De vloeistof die of het gas dat in de bepaling is gebruikt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam GebruiktMedium
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

In deze bepaling gaat het om het soort water dat men door de grond laat stromen. In de bodemkunde wordt standaard leidingwater gebruikt.

6.3.46.9 water ontgast
Type gegeven Attribuut van Bepaling waterdoorlatendheid
Definitie

De aanduiding die aangeeft of het gebruikte water ontgast is.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

In de bodemkunde is het water dat in de bepaling wordt gebruikt standaard niet ontgast.

6.3.46.10 temperatuur
Type gegeven Attribuut van Bepaling waterdoorlatendheid
Definitie

De temperatuur waaronder de bepaling is uitgevoerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid °C (graden Celsius)
  Waardebereik 10 tot 40
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

Toelichting

De waterdoorlatendheid varieert met de viscositeit van het water en die is weer afhankelijk van de temperatuur. In het hydrofysisch laboratorium van Wageningen Environmental Research wordt de temperatuur zo gereguleerd dat de waarde tijdens de bepaling niet meer dan een graad afwijkt van de ingestelde waarde.

6.3.46.11 bijzonderheid materiaal
Type gegeven Attribuut van Bepaling waterdoorlatendheid
Definitie

Een bijzonderheid die tijdens de bepaling is geconstateerd door het onderzochte materiaal te bekijken, en die van invloed kan zijn op de resultaten van de bepaling.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..3
Domein
  Naam BijzonderheidMateriaal
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Tijdens de uitvoering kunnen er bijzonderheden worden geconstateerd die extra informatie over de aard van het onderzochte materiaal geven. In de huidige praktijk legt de uitvoerder eventuele bijzonderheden altijd vast. In het verleden was dat niet altijd het geval en voor historische gegevens kan aan het ontbreken van dit gegeven geen betekenis worden toegekend.

6.3.46.12 bijzonderheid uitvoering
Type gegeven Attribuut van Bepaling waterdoorlatendheid
Definitie

Een bijzonderheid die zich tijdens de uitvoering van de bepaling heeft voorgedaan en die van invloed kan zijn op de resultaten.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam BijzonderheidUitvoering
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

In de bepaling van de waterdoorlatendheid kan er voor gekozen worden om eventuele wormgaten op te vullen met materiaal van eenzelfde samenstelling als de rest van het monster.

6.3.46.13 verzadigde waterdoorlatendheid
Type gegeven Attribuut van Bepaling waterdoorlatendheid
Definitie

De snelheid waarmee water door het met water verzadigde monster stroomt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 1.3 in machten
  Eenheid cm/d (centimeter per 24 uur)
  Waardebereik 1.000·10-8 tot 1.000·104
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut bepalingsmethode gelijk is aan constantHead.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

De uitvoerder van de bepaling bepaalt wanneer er een constante hoeveelheid water door het monster stroomt. Op dat moment wordt de meting gestart en worden er achtereenvolgens 3 metingen gedaan. Het gemiddelde van 3 metingen wordt vastgelegd. Het symbool voor de verzadigde waterdoorlatendheid is ksat.

6.3.46.14 waterdoorlatendheidsverloop
Type gegeven Gegevensgroep van Bepaling waterdoorlatendheid
Definitie

De verandering in de snelheid waarmee water door het monster stroomt bij een stapsgewijs veranderende bodemvochtpotentiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Gegevensgroeptype Waterdoorlatendheidsverloop

6.3.47 Waterdoorlatendheidsverloop

Diagram WaterdoorlatendheidstoestandWaterdoorlatendheidsverloop

Type gegeven Entiteit
Definitie

De verandering in de snelheid waarmee water door het monster stroomt bij een stapsgewijs veranderende bodemvochtpotentiaal.

Regels

De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut bepalingsmethode gelijk is aan k50 of constantHeadEnK50.
De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Het stapsgewijs droger worden van de grond wordt bepaald door de bodemvochtpotentiaal te meten uitgedrukt in centimeters waterkolom (drukhoogte). De mogelijkheid bestaat daarnaast het volumetrisch watergehalte te bepalen.

6.3.47.1 waterdoorlatendheidstoestand
Type gegeven Gegevensgroep van Waterdoorlatendheidsverloop
Definitie

De snelheid waarmee water door het monster stroomt bij een bepaalde bodemvochtpotentiaal met eventueel een bepaald watergehalte.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1..10
Gegevensgroeptype Waterdoorlatendheidstoestand

6.3.48 Waterdoorlatendheidstoestand

Diagram Waterdoorlatendheidstoestand

Type gegeven Entiteit
Definitie

De snelheid waarmee water door het monster stroomt bij een bepaalde bodemvochtpotentiaal met eventueel een bepaald watergehalte.

Toelichting

In sommige gevallen wordt ook het volumetrisch watergehalte bepaald.

6.3.48.1 bodemvochtpotentiaal
Type gegeven Attribuut van Waterdoorlatendheidstoestand
Definitie

De zuigende kracht die de grond per eenheid van lengte en per eenheid van massa op het water uitoefent, uitgedrukt als drukhoogte.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 8.1
  Eenheid cm H2O (centimeter waterkolom)
  Waardebereik tot 0
Toelichting

De bodemvochtpotentiaal (Eng. soil water potential) geeft aan hoe sterk de zuigende kracht is die de grond op het water in de onverzadigde zone en de capillair verzadigde zone van de bodem uitoefent. De potentiaal is 0 op het freatisch vlak en wordt daarboven steeds negatiever. Het begrip potentiaal wordt gebruikt voor een potentiële energie per eenheid van massa, oftewel N.m.kg-1. In de laboratoriumpraktijk meet men een druk uitgedrukt in centimeters waterkolom (drukhoogte h, Eng. pressure head) en stelt men N. m-2 (druk) gelijk aan N.m.m-3 (potentiaal).

De bodemvochtpotentiaal heeft eigenlijk het symbool ?, maar omdat die uitgedrukt wordt in drukhoogte is het symbool h.

6.3.48.2 waterdoorlatendheid
Type gegeven Attribuut van Waterdoorlatendheidstoestand
Definitie

De snelheid waarmee water door het monster stroomt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 1.3 in machten
  Eenheid cm/d (centimeter per 24 uur)
  Waardebereik 1.000·10-8 tot 1.000·104
Toelichting

Wat bij een bepaalde bodemvochtpotentiaal gemeten wordt, is het volume water dat per eenheid van tijd per eenheid oppervlak loodrecht op de stromingsrichting door het monster stroomt. De doorlatendheid wordt vervolgens berekend uit de wet van Darcy. Het symbool voor waterdoorlatendheid is k.

6.3.48.3 volumetrisch watergehalte
Type gegeven Attribuut van Waterdoorlatendheidstoestand
Definitie

De verhouding tussen het volume van het water en het waterverzadigde volume van het monster.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 1.3
  Eenheid cm3/cm3 (kubieke centimeter/kubieke centimeter)
  Waardebereik 0 tot 1
Toelichting

Het watergehalte van het monster op het moment van meten wordt altijd omgerekend naar het aandeel in het volume van het met water verzadigde monster.
Het symbool voor het volumetrisch watergehalte is ?.

6.3.49 Bepaling waterretentie stapsgewijs

Diagram WaterretentieBepaling waterretentie stapsgewijs

Type gegeven Entiteit
Definitie

Het volgens een bepaalde methode bepalen van het watergehalte van de grond bij discrete waarden van de bodemvochtpotentiaal.

Regels

De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut soort analyse van de entiteit Wandmonsteranalyse gelijk is aan hydrofysicaStandaard, hydrofysicaStandaardChemieNietGespecificeerd, hydrofysicaUitgebreid of hydrofysicaUitgebreidChemieNietGespecificeerd.
De entiteit mag aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut soort analyse van de entiteit Wandmonsteranalyse gelijk is aan hydrofysicaChemieNietGespecificeerd, hydrofysicaNietGespecificeerd of nietGespecificeerd.
De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens mag de entiteit ontbreken.

Toelichting

Veranderingen in de bodemvochtpotentiaal leiden tot veranderingen in de hoeveelheid water in de bodem: hoe kleiner (meer negatief) de potentiaal des te droger de grond. Het bepalen van het watergehalte van grond bij een af- of toenemende bodemvochtpotentiaal, wordt het bepalen van de waterretentie genoemd. De geproduceerde gegevens worden gebruikt voor het modelleren van een van de belangrijkste hydrofysische karakteristieken van de bodem, de waterretentiekarakteristiek.

De waterretentie kan in het laboratorium stapsgewijs of meer continu worden bepaald. Bij de stapsgewijze bepaling wordt de bodemvochtpotentiaal stapsgewijs veranderd. In een stap wordt het monster een bepaalde bodemvochtpotentiaal opgelegd en die wordt gemeten in centimeters waterkolom (drukhoogte, h). Na bereiken van evenwicht wordt het watergehalte bepaald. Afhankelijk van de methode levert de bepaling een kleine serie gegevens of een enkel gegeven. De methode bepaalt ook welk deel van het bereik van de bodemvochtpotentiaal wordt bemeten.

6.3.49.1 bepalingsID
Type gegeven Attribuut van Bepaling waterretentie stapsgewijs
Definitie

De binnen het onderzochte interval unieke identificatie van de bepaling.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Bepalingscode
  Type Code
  Opbouw WRSNN
Toelichting

Het gegeven wordt gebruikt om binnen het onderzoek aan te kunnen geven welke bepalingen als input voor het modelleren van karakteristieken is gebruikt. De opbouw van het gegeven bestaat uit drie letters voor de naam van de bepaling (WRS) en een volgnummer dat uit 2 cijfers (NN) bestaat.

6.3.49.2 bepalingsprocedure
Type gegeven Attribuut van Bepaling waterretentie stapsgewijs
Definitie

De procedure die aangeeft onder welke afspraken de bepaling is uitgevoerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Bepalingsprocedure
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan ISO11274v2014plusWENR2020.

Regels IMBRO/A

Naast de IMBRO waarden mag de waarde van het attribuut ook gelijk zijn aan onbekend.

6.3.49.3 bepalingsmethode
Type gegeven Attribuut van Bepaling waterretentie stapsgewijs
Definitie

De manier waarop de waterretentie is bepaald.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Bepalingsmethode
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan zandbak, zandbakDrukplaat, drukplaat of luchtdroog.

6.3.49.4 ringmonster gebruikt
Type gegeven Attribuut van Bepaling waterretentie stapsgewijs
Definitie

De aanduiding die aangeeft of er een niet verstoord monster is gebruikt dat met een ring uit de bodem is gestoken.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

De bepaling wordt voor een bodemvochtpotentiaal van 0 tot circa -1000 cm waterkolom uitgevoerd aan ringmonsters met een bekend volume. Bij de drukplaat methode wordt voor kleinere waarden van de bodemvochtpotentiaal volstaan met verstoorde monsters. Dat kan omdat bij dergelijk kleine potentialen de binding van water nauwelijks nog door de structuur van de grond wordt bepaald.

6.3.49.5 ringdiameter
Type gegeven Attribuut van Bepaling waterretentie stapsgewijs
Definitie

De inwendige diameter van de monsterring.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid cm (centimeter)
  Waardebereik vanaf 0
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut ringmonster gebruikt gelijk is aan ja.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

Toelichting

De ringen waarmee monsters worden uitgestoken hebben in de huidige praktijk meestal een diameter van 5 centimeter; van historische gegevens is de diameter niet altijd bekend en dat is de reden waarom de waarde mag ontbreken. De afmetingen van een ring bepalen het volume grond dat geanalyseerd is en dat volume geeft een indruk van de mate waarin het monster representatief geacht kan worden voor de eigenschappen van het onderzochte interval.

6.3.49.6 ringhoogte
Type gegeven Attribuut van Bepaling waterretentie stapsgewijs
Definitie

De hoogte van de monsterring.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid cm (centimeter)
  Waardebereik vanaf 0
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut ringmonster gebruikt gelijk is aan ja.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

Toelichting

De ringen waarmee monsters worden uitgestoken hebben in de huidige praktijk meestal een hoogte van 5 centimeter; van historische gegevens is de hoogte niet altijd bekend en dat is de reden waarom de waarde mag ontbreken. De afmetingen van een ring bepalen het volume grond dat geanalyseerd is en dat volume geeft een indruk van de mate waarin het monster representatief geacht kan worden voor de eigenschappen van het onderzochte interval.

6.3.49.7 temperatuur
Type gegeven Attribuut van Bepaling waterretentie stapsgewijs
Definitie

De temperatuur waaronder de bepaling is uitgevoerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid °C (graden Celsius)
  Waardebereik 10 tot 40
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

Toelichting

Het is goede praktijk de temperatuur zo te reguleren dat de waarde tijdens de bepaling niet meer dan een graad afwijkt van de ingestelde waarde.

6.3.49.8 relatieve luchtvochtigheid
Type gegeven Attribuut van Bepaling waterretentie stapsgewijs
Definitie

De verhouding tussen de hoeveelheid waterdamp die de lucht in het laboratorium bevat en de hoeveelheid waterdamp die de lucht maximaal kan bevatten tijdens de bepaling.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.0
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 30 tot 80
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

Toelichting

Voor de bepaling met de zandbakmethode is het goede praktijk de luchtvochtigheid zo te reguleren dat de waarde tijdens de bepaling niet meer dan vijf procent absoluut afwijkt.

6.3.49.9 vernattend
Type gegeven Attribuut van Bepaling waterretentie stapsgewijs
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de bepaling is uitgevoerd terwijl de grond stapsgewijs natter wordt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut bepalingsmethode gelijk is aan zandbak of zandbakDrukplaat.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Gewoonlijk wordt verdrogend (of desorptief) gemeten en dat betekent dat het monster vooraf verzadigd wordt, waarna steeds drogere omstandigheden worden gerealiseerd (de bodemvochtpotentiaal krijgt een steeds kleinere (meer negatieve) waarde). Alleen bij toepassing van de zandbakmethode kan de bepaling ook vernattend (adsorptief) worden uitgevoerd en dan start men met een monster dat relatief droog is, maar voldoende nat om waterafstotendheid uit te sluiten.

Het watergehalte van een monster dat met de zandbak methode vernattend is bepaald zal afwijken van het watergehalte van een monster dat verdrogend is bepaald bij dezelfde bodemvochtpotentiaal. Dit fenomeen wordt hysterese genoemd.

6.3.49.10 droogtemperatuur
Type gegeven Attribuut van Bepaling waterretentie stapsgewijs
Definitie

De temperatuur waarop het materiaal aan het eind van de bepaling is gedroogd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Droogtemperatuur
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Aan het eind van de bepaling wordt het monster op een bepaalde temperatuur in de oven gedroogd. Standaard is dat bij 105 graden Celsius. Bij gegevens die aangeleverd zijn in het kader van archiefoverdracht, is niet altijd te achterhalen wat de droogtijd is geweest.

6.3.49.11 droogtijd
Type gegeven Attribuut van Bepaling waterretentie stapsgewijs
Definitie

De lengte van de periode gedurende welke het materiaal aan het eind van de bepaling is gedroogd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Droogtijd
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Aan het eind van de bepaling wordt het monster gedurende een bepaalde tijd in de oven gedroogd. Standaard is dat tot de massa stabiel is (en dat is wanneer de afname van de massa minder is dan 0.6% per 24 uur). In het verleden is de droogtijd niet altijd te achterhalen.

6.3.49.12 bepalingsmethode volumetrisch watergehalte
Type gegeven Attribuut van Bepaling waterretentie stapsgewijs
Definitie

De manier waarop het volumetrische watergehalte is bepaald.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam BepalingsmethodeVolumetrischWatergehalte
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

In het laboratorium wordt eerst het massa watergehalte (gram water per gram droge grond) berekend en die wordt omgerekend naar het volumetrisch watergehalte (cm3 water per cm3 verzadigde grond) door het massa watergehalte te vermenigvuldigen met de droge bulkdichtheid (aanname: de dichtheid van water is 1 g/cm3). De droge bulkdichtheid kan niet worden bepaald wanneer er alleen verstoorde monsters voorhanden zijn en dan wordt volstaan met het massa watergehalte.

6.3.49.13 droge bulkdichtheid
Type gegeven Attribuut van Bepaling waterretentie stapsgewijs
Definitie

De massa van het ovendroge materiaal per eenheid van volume.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 1.3
  Eenheid g/cm3 (gram/kubieke centimeter)
  Waardebereik 0 tot 5
Regels

Het attribuut moet aanwezig wanneer de waarde van het attribuut bepalingsmethode volumetrisch watergehalte gelijk is aan volumetrischAfgeleid.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens moet het attribuut aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut bepalingsmethode volumetrisch watergehalte gelijk is aan onbekend.

Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken wanneer de waarde van het attribuut bepalingsmethode volumetrisch watergehalte gelijk is aan onbekend.

Toelichting

Het gegeven is opgenomen om inzichtelijk te maken wat de droge bulkdichtheid is die gebruikt is om het volumetrisch watergehalte te berekenen. Wanneer er voor de droge bulkdichtheid van het onderzochte interval meer dan een waarde is bepaald, beslist de uitvoerder welke waarde voor de berekening moet worden gebruikt. Dit kan een specifieke waarde zijn of het gemiddelde van de waarden. Bij gegevens die aangeleverd zijn in het kader van archiefoverdracht, is niet altijd te achterhalen welke waarde voor de berekening is gebruikt.

6.3.49.14 zoutcorrectiemethode
Type gegeven Attribuut van Bepaling waterretentie stapsgewijs
Definitie

De manier waarop het watergehalte is gecorrigeerd voor het gehalte aan opgeloste zouten.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Zoutcorrectiemethode
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Poriënwater kan zouten bevatten. Bij het bepalen van het watergehalte wordt het water verdampt en gaan de opgeloste zouten deel uitmaken van de massa van de droge stof. Voor het juiste gebruik van het gegeven is het van belang te weten of het watergehalte is gecorrigeerd voor het gehalte aan opgeloste zouten en of dat is gebeurd op basis van een aanname of op basis van een gemeten zoutgehalte.

6.3.49.15 bijzonderheid materiaal
Type gegeven Attribuut van Bepaling waterretentie stapsgewijs
Definitie

Een bijzonderheid die tijdens de bepaling is geconstateerd door het onderzochte materiaal te bekijken, en die van invloed kan zijn op de resultaten van de bepaling.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..3
Domein
  Naam BijzonderheidMateriaal
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Tijdens de uitvoering kunnen er bijzonderheden worden geconstateerd die extra informatie over de aard van het onderzochte materiaal geven. In de huidige praktijk legt de uitvoerder eventuele bijzonderheden altijd vast. In het verleden was dat niet altijd het geval en voor historische gegevens kan aan het ontbreken van dit gegeven geen betekenis worden toegekend.

6.3.49.16 waterretentie
Type gegeven Gegevensgroep van Bepaling waterretentie stapsgewijs
Definitie

Het watergehalte van een monster bij discrete waarden van de bodemvochtpotentiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Gegevensgroeptype Waterretentie

6.3.50 Waterretentie

Diagram WaterretentiewaardeWaterretentie

Type gegeven Entiteit
Definitie

Het watergehalte van een monster bij discrete waarden van de bodemvochtpotentiaal.

Toelichting

Het watergehalte wordt bij de zandbakmethode een aantal keren bepaald en steeds bij een andere bodemvochtpotentiaal. Bij de methode luchtdroog wordt er maar één gegeven geproduceerd en dat is het watergehalte bij een bodemvochtpotentiaal van -106 cm waterkolom. Bij de drukplaat methode kunnen er in het natte bereik (tot minus 1000 cm waterkolom) meerdere meetresultaten zijn, in het droge bereik levert de bepaling altijd maar één resultaat. Standaard wordt het massa watergehalte omgerekend naar het volumetrisch watergehalte, maar wanneer de droge bulkdichtheid niet is bepaald, wordt het massa watergehalte, gegeven.

6.3.50.1 waterretentiewaarde
Type gegeven Gegevensgroep van Waterretentie
Definitie

Het watergehalte bij een bepaalde waarde van de bodemvochtpotentiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1..*
Gegevensgroeptype Waterretentiewaarde

6.3.51 Waterretentiewaarde

Diagram Waterretentiewaarde

Type gegeven Entiteit
Definitie

Het watergehalte bij een bepaalde waarde van de bodemvochtpotentiaal.

6.3.51.1 bodemvochtpotentiaal
Type gegeven Attribuut van Waterretentiewaarde
Definitie

De zuigende kracht die de grond per eenheid van lengte en per eenheid van massa op het water uitoefent, uitgedrukt als drukhoogte.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 8.1
  Eenheid cm H2O (centimeter waterkolom)
  Waardebereik tot - 0.1
Toelichting

De bodemvochtpotentiaal (Eng. soil water potential) geeft aan hoe sterk de zuigende kracht is die de grond op het water in de onverzadigde zone en de capillair verzadigde zone van de bodem uitoefent. De potentiaal is 0 op het freatisch vlak en wordt daarboven steeds negatiever. Het begrip potentiaal wordt gebruikt voor een potentiële energie per eenheid van massa, oftewel N.m.kg-1. In de laboratoriumpraktijk meet men een druk uitgedrukt in centimeters waterkolom (drukhoogte h, Eng. pressure head) en stelt men N. m-2 (druk) gelijk aan N.m.m-3 (potentiaal).

De bodemvochtpotentiaal heeft eigenlijk het symbool ?, maar omdat die uitgedrukt wordt in drukhoogte is het symbool h.

6.3.51.2 volumetrisch watergehalte
Type gegeven Attribuut van Waterretentiewaarde
Definitie

De verhouding tussen het volume van het water en het waterverzadigde volume van het monster.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 1.3
  Eenheid cm3/cm3 (kubieke centimeter/kubieke centimeter)
  Waardebereik 0 tot 1
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut bepalingsmethode volumetrisch watergehalte van de entiteit Bepaling waterretentie stapsgewijs gelijk is aan volumetrischAfgeleid of volumetrischBepaald.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Het watergehalte van het monster op het moment van meten wordt altijd omgerekend naar het aandeel in het volume van het met water verzadigde monster. Het symbool voor het volumetrisch watergehalte is ?.

6.3.51.3 massa watergehalte
Type gegeven Attribuut van Waterretentiewaarde
Definitie

De verhouding tussen de massa van het water en de massa van het ovendroge monster.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 1.3
  Eenheid g/g (gram/gram)
  Waardebereik 0 tot 1
Toelichting

Het symbool voor het massa watergehalte is w.

6.3.52 Bepaling watergehalte en doorlatendheid bij veranderende bodemvochtpotentiaal

Diagram Watergehalte en doorlatendheid bij een veranderende bodemvochtpotentiaalOverzicht tensiometergegevensWaterretentie verdampingBepaling watergehalte en doorlatendheid bij veranderende bodemvochtpotentiaal

Type gegeven Entiteit
Definitie

Het volgens een bepaalde methode bepalen van het watergehalte en de doorlatendheid van de grond bij een veranderende bodemvochtpotentiaal.

Regels

De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut soort analyse van de entiteit Wandmonsteranalyse gelijk is aan hydrofysicaStandaard, hydrofysicaStandaardChemieNietGespecificeerd, hydrofysicaUitgebreid of hydrofysicaUitgebreidChemieNietGespecificeerd.
De entiteit mag aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut soort analyse van de entiteit Wandmonsteranalyse gelijk is aan hydrofysicaChemieNietGespecificeerd, hydrofysicaNietGespecificeerd of nietGespecificeerd.
De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens mag de entiteit ontbreken.

Toelichting

Veranderingen in de bodemvochtpotentiaal van de bodem leiden tot veranderingen in de hoeveelheid water in de grond en in de snelheid waarmee water door de grond stroomt: hoe kleiner (d.w.z. meer negatief) de potentiaal, des te droger de grond en des te lager de snelheid. Voor de bepaling wordt in de huidige laboratoriumpraktijk eerst de waterretentie bepaald volgens de verdampingsmethode. Een monster wordt voorzien van 2 tot 4 tensiometers en blootgesteld aan verdamping. Aan de hand van de afname in het gewicht wordt eerst berekend wat de watergehalten zijn corresponderend met de gemeten bodemvochtpotentialen op de gemeten dieptes. Vervolgens wordt op basis van de zogenaamde Instantaneous Profile methode (IPM-methode) berekend wat de doorlatendheid is geweest. Uiteindelijk levert deze methode een tabel met waarden voor bodemvochtpotentiaal als drukhoogte (h), volumetrisch watergehalte (?) en doorlatendheid (k). De tabel omvat maximaal 10.000 k-h-? rijen en dekt een potentiaalbereik van 0 tot minus 1000 cm waterkolom. Dat resultaat kan vervolgens gebruikt worden om waterretentie- en/of doorlatendheidskarakteristieken af te leiden. Van resultaten die uit de archieven van Wageningen Environmental Research afkomstig zijn, is de methode van bepalen niet altijd te achterhalen.

6.3.52.1 bepalingsID
Type gegeven Attribuut van Bepaling watergehalte en doorlatendheid bij veranderende bodemvochtpotentiaal
Definitie

De binnen het onderzochte interval unieke identificatie van de bepaling.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Bepalingscode
  Type Code
  Opbouw WGDNN
Toelichting

Het gegeven wordt gebruikt om binnen het onderzoek aan te kunnen geven welke bepalingen als input voor het modelleren van karakteristieken is gebruikt. De opbouw van het gegeven bestaat uit drie letters voor de naam van de bepaling (WGD) en een volgnummer dat uit 2 cijfers (NN) bestaat.

6.3.52.2 bepalingsprocedure
Type gegeven Attribuut van Bepaling watergehalte en doorlatendheid bij veranderende bodemvochtpotentiaal
Definitie

De procedure die aangeeft onder welke afspraken de bepaling is uitgevoerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Bepalingsprocedure
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan ISO11275v2014plusWENR.

Regels IMBRO/A

Naast de IMBRO waarden mag de waarde van het attribuut ook gelijk zijn aan onbekend.

6.3.52.3 bepalingsmethode
Type gegeven Attribuut van Bepaling watergehalte en doorlatendheid bij veranderende bodemvochtpotentiaal
Definitie

De manier waarop het watergehalte en doorlatendheid bij veranderende bodemvochtpotentiaal is bepaald.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Bepalingsmethode
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan verdampingsmethodeStandaardIPM.

Regels IMBRO/A

Naast de IMBRO waarden mag de waarde van het attribuut ook gelijk zijn aan onbekend of onbekendBeuving.

6.3.52.4 verticaal bemonsterd
Type gegeven Attribuut van Bepaling watergehalte en doorlatendheid bij veranderende bodemvochtpotentiaal
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de bepaling is uitgevoerd aan een monster dat verticaal uit de bodem is gestoken.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Naam IMBRO/A IndicatieJaNeeOnbekend
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

Omdat de waterdoorlatendheid van de bodem meestal niet in alle richtingen hetzelfde is (anisotropie), is het van belang te weten in welke richting de monsterring in de bodem is gestoken. In de bodemkunde wordt meestal de verticale waterdoorlatendheid bepaald. Dat gebeurt aan een monster dat verticaal uit de bodem genomen is, na verwijdering van de grond die op het te onderzoeken diepte-interval ligt. Bij uitzondering wordt de horizontale waterdoorlatendheid bepaald.

6.3.52.5 ringdiameter
Type gegeven Attribuut van Bepaling watergehalte en doorlatendheid bij veranderende bodemvochtpotentiaal
Definitie

De inwendige diameter van de monsterring.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid cm (centimeter)
  Waardebereik vanaf 0
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

Toelichting

De ringen waarmee monsters worden uitgestoken hebben in de huidige praktijk meestal een diameter van 10 centimeter; van historische gegevens is de diameter niet altijd bekend en dat is de reden waarom de waarde mag ontbreken. De afmetingen van een ring bepalen het volume grond dat geanalyseerd is en dat volume geeft een indruk van de mate waarin het monster representatief geacht kan worden voor de eigenschappen van het onderzochte interval.

6.3.52.6 ringhoogte
Type gegeven Attribuut van Bepaling watergehalte en doorlatendheid bij veranderende bodemvochtpotentiaal
Definitie

De hoogte van de monsterring.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid cm (centimeter)
  Waardebereik vanaf 0
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

Toelichting

De ringen waarmee monsters worden uitgestoken hebben in de huidige praktijk meestal een hoogte van 8 centimeter; van historische gegevens is de hoogte niet altijd bekend en dat is de reden waarom de waarde mag ontbreken. De afmetingen van een ring bepalen het volume grond dat geanalyseerd is en dat volume geeft een indruk van de mate waarin het monster representatief geacht kan worden voor de eigenschappen van het onderzochte interval.

6.3.52.7 folie gebruikt
Type gegeven Attribuut van Bepaling watergehalte en doorlatendheid bij veranderende bodemvochtpotentiaal
Definitie

De aanduiding die aangeeft of het monster bij aanvang van de metingen in folie is gewikkeld.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Naam IMBRO/A IndicatieJaNeeOnbekend
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

Bij potentieel krimpende gronden wordt het monster uit de ring gehaald en aan de zij- en onderkant omwikkeld met folie. Het is aan de uitvoerder van de analyse om te bepalen wanneer dit nodig is.

6.3.52.8 temperatuur
Type gegeven Attribuut van Bepaling watergehalte en doorlatendheid bij veranderende bodemvochtpotentiaal
Definitie

De temperatuur waaronder de bepaling is uitgevoerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid °C (graden Celsius)
  Waardebereik 10 tot 40
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

Toelichting

De snelheid van de verdamping wordt beïnvloed door de omgevingstemperatuur. Het is goede praktijk de temperatuur zo te reguleren dat de waarde tijdens de bepaling niet meer dan een graad afwijkt van de ingestelde waarde.

6.3.52.9 relatieve luchtvochtigheid
Type gegeven Attribuut van Bepaling watergehalte en doorlatendheid bij veranderende bodemvochtpotentiaal
Definitie

De verhouding tussen de hoeveelheid waterdamp die de lucht in het laboratorium bevat en de hoeveelheid waterdamp die de lucht maximaal kan bevatten.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.0
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 30 tot 80
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

Toelichting

De snelheid van de verdamping wordt beïnvloed door de luchtvochtigheid van de omgeving. Het is goede praktijk de luchtvochtigheid zo te reguleren dat de waarde tijdens de bepaling niet meer dan vijf procent absoluut afwijkt.

6.3.52.10 droge bulkdichtheid
Type gegeven Attribuut van Bepaling watergehalte en doorlatendheid bij veranderende bodemvochtpotentiaal
Definitie

De massa van het ovendroge materiaal per eenheid van volume.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 1.3
  Eenheid g/cm3 (gram/kubieke centimeter)
  Waardebereik 0 tot 5
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

Toelichting

Het volume grond wordt altijd bepaald bij waterverzadiging. Het gegeven is opgenomen om inzichtelijk te maken wat de droge bulkdichtheid is die gebruikt is om het volumetrisch watergehalte te berekenen. Wanneer er voor de droge bulkdichtheid van het onderzochte interval meer dan een waarde is bepaald, beslist de uitvoerder welke waarde voor de berekening moet worden gebruikt. Dit kan een specifieke waarde zijn of het gemiddelde van de waarden. Bij gegevens die aangeleverd zijn in het kader van archiefoverdracht, is niet altijd te achterhalen welke waarde voor de berekening is gebruikt.

6.3.52.11 bijzonderheid materiaal
Type gegeven Attribuut van Bepaling watergehalte en doorlatendheid bij veranderende bodemvochtpotentiaal
Definitie

Een bijzonderheid die tijdens de bepaling is geconstateerd door het onderzochte materiaal te bekijken, en die van invloed kan zijn op de resultaten van de bepaling.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..3
Domein
  Naam BijzonderheidMateriaal
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Tijdens de uitvoering kunnen er bijzonderheden worden geconstateerd die extra informatie over de aard van het onderzochte materiaal geven. In de huidige praktijk legt de uitvoerder eventuele bijzonderheden altijd vast. In het verleden was dat niet altijd het geval en voor historische gegevens kan aan het ontbreken van dit gegeven geen betekenis worden toegekend.

6.3.52.12 overzicht tensiometergegevens
Type gegeven Gegevensgroep van Bepaling watergehalte en doorlatendheid bij veranderende bodemvochtpotentiaal
Definitie

De gebruikte tensiometers.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Gegevensgroeptype Overzicht tensiometergegevens
6.3.52.13 waterretentie verdamping
Type gegeven Gegevensgroep van Bepaling watergehalte en doorlatendheid bij veranderende bodemvochtpotentiaal
Definitie

De verandering in het watergehalte van een monster tijdens een door verdamping geleidelijk veranderende bodemvochtpotentiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Gegevensgroeptype Waterretentie verdamping
6.3.52.14 watergehalte en doorlatendheid bij een veranderende bodemvochtpotentiaal
Type gegeven Gegevensgroep van Bepaling watergehalte en doorlatendheid bij veranderende bodemvochtpotentiaal
Definitie

Het volumetrisch watergehalte en de waterdoorlatendheid van een monster bij een veranderende bodemvochtpotentiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Gegevensgroeptype Watergehalte en doorlatendheid bij een veranderende bodemvochtpotentiaal

6.3.53 Waterretentie verdamping

Diagram Waterretentiewaarde verdampingWaterretentie verdamping

Type gegeven Entiteit
Definitie

Het watergehalte van een monster bij een door verdamping geleidelijk veranderende bodemvochtpotentiaal.

Regels

De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut bepalingsmethode van de entiteit Bepaling watergehalte en doorlatendheid bij veranderende bodemvochtpotentiaalgelijk gelijk is aan verdampingsmethodeStandaardIPM.

Regels IMBRO/A

De entiteit mag aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut bepalingsmethode van de entiteit Bepaling watergehalte en doorlatendheid bij veranderende bodemvochtpotentiaalgelijk gelijk is aan onbekend of onbekendBeuving.

Toelichting

De waterretentie wordt in de huidige praktijk bepaald volgens de verdampingsmethode. Daarbij laat de uitvoerder het water in een bij aanvang verzadigd monster geleidelijk verdampen en wordt het massaverlies frequent gemeten. De bodemvochtpotentiaal wordt tegelijkertijd op verschillende posities in het monster gemeten (drukhoogte h in centimeters waterkolom). Het massa watergehalte wordt aan het einde bepaald en dat wordt met de droge bulkdichtheid omgerekend naar het volumetrisch watergehalte. Op basis van de geregistreerde gewichtsafnamen kan vervolgens het watergehalte voor alle meettijdstippen worden berekend. Tijdens het meten kunnen tensiometers stuk gaan. Voor een bruikbaar resultaat moeten in ieder geval 2 tensiometers goed hebben gefunctioneerd. Het aantal tijdstippen waarop wordt gemeten is zeer groot en de uitvoerder reduceert dat tot een reeks van niet meer dan 1000 tijdstippen. In bepalingen van Wageningen Environmental Research die aangeleverd zijn in het kader van archiefoverdracht, kan het gegeven ontbreken.

6.3.53.1 waterretentiewaarde verdamping
Type gegeven Gegevensgroep van Waterretentie verdamping
Definitie

De bodemvochtpotentiaal voor iedere meetpositie in het monster en het volumetrisch watergehalte van het hele monster op het moment van de meting.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 10..1000
Gegevensgroeptype Waterretentiewaarde verdamping

6.3.54 Waterretentiewaarde verdamping

Diagram Waterretentiewaarde verdamping

Type gegeven Entiteit
Definitie

De waarden van de bodemvochtpotentiaal voor iedere meetpositie in het monster en van het volumetrisch watergehalte van het hele monster op het moment van de meting.

Toelichting

Van alle metingen die worden gedaan, worden er normaal gesproken circa 300 gebruikt. Er kunnen maximaal 1000 metingen worden vastgelegd. Voor archiefgegevens is dit aantal vaak kleiner.

6.3.54.1 verlopen tijd
Type gegeven Attribuut van Waterretentiewaarde verdamping
Definitie

De tijd tussen het begin van de bepaling en het moment waarop de meting is uitgevoerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 7.0
  Eenheid s (seconde)
  Waardebereik vanaf 0
Toelichting

De proef duurt 1 tot 4 weken.

6.3.54.2 bodemvochtpotentiaal diepte 1
Type gegeven Attribuut van Waterretentiewaarde verdamping
Definitie

De bodemvochtpotentiaal uitgedrukt als drukhoogte op de diepte van de eerste tensiometer.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 8.1
  Eenheid cm H2O (centimeter waterkolom)
  Waardebereik tot 0
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Het kan voorkomen dat de tensiometer stuk is gegaan, alleen in dat geval ontbreekt de waarde.

6.3.54.3 bodemvochtpotentiaal diepte 2
Type gegeven Attribuut van Waterretentiewaarde verdamping
Definitie

De bodemvochtpotentiaal uitgedrukt als drukhoogte op de diepte van de tweede tensiometer.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 8.1
  Eenheid cm H2O (centimeter waterkolom)
  Waardebereik tot 0
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Het kan voorkomen dat de tensiometer stuk is gegaan, alleen in dat geval ontbreekt de waarde.

6.3.54.4 bodemvochtpotentiaal diepte 3
Type gegeven Attribuut van Waterretentiewaarde verdamping
Definitie

De bodemvochtpotentiaal uitgedrukt als drukhoogte op de diepte van de derde tensiometer.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 8.1
  Eenheid cm H2O (centimeter waterkolom)
  Waardebereik tot 0
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut aantal van de entiteit Overzicht tensiometergegevens groter is dan 2.

Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Het kan voorkomen dat de tensiometer stuk is gegaan, alleen in dat geval ontbreekt de waarde.

6.3.54.5 bodemvochtpotentiaal diepte 4
Type gegeven Attribuut van Waterretentiewaarde verdamping
Definitie

De bodemvochtpotentiaal uitgedrukt als drukhoogte op de diepte van de vierde tensiometer.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 8.1
  Eenheid cm H2O (centimeter waterkolom)
  Waardebereik tot 0
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut aantal van de entiteit Overzicht tensiometergegevens gelijk is aan 4.

Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Het kan voorkomen dat de tensiometer stuk is gegaan, alleen in dat geval ontbreekt de waarde.

6.3.54.6 volumetrisch watergehalte
Type gegeven Attribuut van Waterretentiewaarde verdamping
Definitie

De verhouding tussen het volume van het water en het waterverzadigde volume van het monster.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 1.5
  Eenheid cm3/cm3 (kubieke centimeter/kubieke centimeter)
  Waardebereik 0 tot 1
Toelichting

Het watergehalte van het monster op het moment van meten wordt altijd omgerekend naar het aandeel in het volume van het met water verzadigde monster.
Het symbool voor het volumetrisch watergehalte is ?.

6.3.55 Watergehalte en doorlatendheid bij een veranderende bodemvochtpotentiaal

Diagram Watergehalte en doorlatendheid bij bepaalde bodemvochtpotentiaalWatergehalte en doorlatendheid bij een veranderende bodemvochtpotentiaal

Type gegeven Entiteit
Definitie

De tabel met de berekende waarden voor het watergehalte, de waterdoorlatendheid en de bodemvochtpotentiaal.

Toelichting

De waarden worden in de huidige praktijk altijd berekend uit de gegevens van de waterretentie bij verdamping en daarbij beoordeelt de uitvoerder welke gegevens er als input worden gebruikt. De eerste stap in de verwerking (prefit) heeft tot doel uit de gegevens het volumetrisch watergehalte op de diepte van de tensiometers af te leiden. Daartoe wordt volgens de methode van Van Genuchten de waterretentiekarakteristiek gemodelleerd die de gemeten waarden het best beschrijft. In de tweede stap wordt een berekening uitgevoerd volgens de Instantaneous Profile-methode. Daarin wordt volgens de wet van Darcy het verband tussen de bodemvochtpotentiaal en de waterdoorlatendheid berekend voor elk paar opeenvolgende tensiometers. Voor archiefgegevens is de methode die gevolgd is om het resultaat te produceren niet altijd te achterhalen.

6.3.55.1 watergehalte en doorlatendheid bij bepaalde bodemvochtpotentiaal
Type gegeven Gegevensgroep van Watergehalte en doorlatendheid bij een veranderende bodemvochtpotentiaal
Definitie

Het volumetrisch watergehalte en de waterdoorlatendheid bij een bepaalde bodemvochtpotentiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1..10000
Gegevensgroeptype Watergehalte en doorlatendheid bij bepaalde bodemvochtpotentiaal

6.3.56 Watergehalte en doorlatendheid bij bepaalde bodemvochtpotentiaal

Diagram Watergehalte en doorlatendheid bij bepaalde bodemvochtpotentiaal

Type gegeven Entiteit
Definitie

Het volumetrisch watergehalte en de waterdoorlatendheid bij een bepaalde bodemvochtpotentiaal.

Toelichting

De waarde van de waterdoorlatendheid kan ontbreken en dat betekent dat de berekende waarde als fysisch niet reëel is beoordeeld.

6.3.56.1 bodemvochtpotentiaal
Type gegeven Attribuut van Watergehalte en doorlatendheid bij bepaalde bodemvochtpotentiaal
Definitie

De zuigende kracht die de grond per eenheid van lengte en per eenheid van massa op het water uitoefent, uitgedrukt als drukhoogte.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 8.1
  Eenheid cm H2O (centimeter waterkolom)
  Waardebereik tot 0
6.3.56.2 volumetrisch watergehalte
Type gegeven Attribuut van Watergehalte en doorlatendheid bij bepaalde bodemvochtpotentiaal
Definitie

De verhouding tussen het volume van het water en het waterverzadigde volume van de grond.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 1.5
  Eenheid cm3/cm3 (kubieke centimeter/kubieke centimeter)
  Waardebereik 0 tot 1
6.3.56.3 waterdoorlatendheid
Type gegeven Attribuut van Watergehalte en doorlatendheid bij bepaalde bodemvochtpotentiaal
Definitie

De snelheid waarmee water door de grond stroomt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 1.3 in machten
  Eenheid cm/d (centimeter per 24 uur)
  Waardebereik 1.000·10-8 tot 1.000·104
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer het attribuut volumetrisch watergehalte niet aanwezig is.

6.3.57 Overzicht tensiometergegevens

Diagram Overzicht tensiometergegevens

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens over de gebruikte tensiometers en hun plaats in het monster.

Regels

De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut bepalingsmethode van de entiteit Bepaling watergehalte en doorlatendheid bij veranderende bodemvochtpotentiaalgelijk gelijk is aan verdampingsmethodeStandaardIPM.

Regels IMBRO/A

De entiteit mag aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut bepalingsmethode van de entiteit Bepaling watergehalte en doorlatendheid bij veranderende bodemvochtpotentiaalgelijk gelijk is aan onbekend of onbekendBeuving.

Toelichting

De tensiometers zijn altijd van hetzelfde type. Bij Wageningen Environmental Research worden in de huidige praktijk de tensiometers vanaf de zijkant in het monster gestoken tot aan het midden van de ring. Bij gegevens van Wageningen Environmental Research die aangeleverd zijn in het kader van archiefoverdracht, zijn de gegevens over de tensiometers niet altijd meer te achterhalen.

6.3.57.1 aantal
Type gegeven Attribuut van Overzicht tensiometergegevens
Definitie

Het aantal tensiometers dat is gebruikt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Nummer
Toelichting

Maximaal worden er 4 tensiometers gebruikt. Het minimum aantal tensiometers is 2.

6.3.57.2 lengte
Type gegeven Attribuut van Overzicht tensiometergegevens
Definitie

De lengte van het gebruikte type tensiometer.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid cm (centimeter)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.57.3 diameter
Type gegeven Attribuut van Overzicht tensiometergegevens
Definitie

De uitwendige diameter van het gebruikte type tensiometer.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid cm (centimeter)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.57.4 diepte 1
Type gegeven Attribuut van Overzicht tensiometergegevens
Definitie

De diepte van de eerste tensiometer.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid cm (centimeter)
  Waardebereik vanaf 0
Toelichting

De tensiometers worden op verschillende diepten in het monster gestoken. De diepte wordt gemeten ten opzichte van de bovenkant van het monster. De tensiometers worden van boven naar onder genummerd.

6.3.57.5 diepte 2
Type gegeven Attribuut van Overzicht tensiometergegevens
Definitie

De diepte van de tweede tensiometer.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid cm (centimeter)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.57.6 diepte 3
Type gegeven Attribuut van Overzicht tensiometergegevens
Definitie

De diepte van de derde tensiometer.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid cm (centimeter)
  Waardebereik vanaf 0
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut aantal groter is dan 2.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.57.7 diepte 4
Type gegeven Attribuut van Overzicht tensiometergegevens
Definitie

De diepte van de vierde tensiometer.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid cm (centimeter)
  Waardebereik vanaf 0
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut aantal gelijk is aan 4.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.58 Modellering van hydrofysische karakteristieken

Diagram WaterdoorlatendheidskarakteristiekWaterretentiekarakteristiekModellering van hydrofysische karakteristieken

Type gegeven Entiteit
Definitie

Het volgens een bepaalde methode modelleren van het verband tussen het volumetrisch watergehalte en de bodemvochtpotentiaal, of tussen het volumetrisch watergehalte, de waterdoorlatendheid en de bodemvochtpotentiaal, voor een of meer monsters uit het onderzochte interval.

Regels

De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut karakteristiek gemodelleerd gelijk is aan ja.
De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

De gegevens uit de bepalingen van de waterretentie stapsgewijs, van het watergehalte en de doorlatendheid bij veranderende bodemvochtpotentiaal, en van het waterdoorlatendheidsverloop worden gebruikt om hydrofysische karakteristieken te modelleren. Er bestaan twee typen: de waterretentiekarakteristiek en de waterdoorlatendheidskarakteristiek. Om de waterdoorlatendheidskarakteristiek te kunnen modelleren moet wel het watergehalte en de doorlatendheid bij veranderende bodemvochtpotentiaal bepaald zijn. De twee karakteristieken worden onder meer gebruikt als input voor modellen waarmee de waterbeweging in de bodem wordt gesimuleerd. Een meetreeks met alleen de meetresultaten uit de bepalingen voldoet daarvoor niet omdat een glad verloop van de curve en extrapolatie van de metingen buiten het meetbereik veelal wenselijk zijn. In de hydrofysische praktijk worden de metingen daarom samengevat door deze te beschrijven via een analytische oplossing waarin een beperkt aantal parameters voorkomen (curve fitting). De uitvoerder kan van een onderzocht interval één of meerdere karakteristieken maken door steeds een andere keuze te maken uit de beschikbare input. Vaak worden meer monsters per onderzocht interval genomen waarvoor aparte modellen worden gemaakt om inzicht te krijgen in de spreiding van de resultaten. De beschikbare input bepaalt of alleen de waterretentiekarakteristiek kan worden gemodelleerd of ook de waterdoorlatendheidskarakteristiek. Voor de toekomst is de wens om met dezelfde input verschillende modelleringsmethoden te kunnen gebruiken. Omdat de uitvoerder vrij kan kiezen welke resultaten hij als input gebruikt, wordt die voor ieder model vastgelegd.

6.3.58.1 bepalingsID
Type gegeven Attribuut van Modellering van hydrofysische karakteristieken
Definitie

De binnen het onderzochte interval unieke identificatie van de bepaling.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1..*
Domein
  Naam Bepalingscode
  Type Code
  Opbouw CCCNN
Toelichting

Het gegeven wordt gebruikt om binnen het onderzoek aan te kunnen geven welke bepalingen als input voor het modelleren van karakteristieken is gebruikt. De opbouw van het gegeven bestaat uit drie letters voor de naam van de bepaling (CCC) en een volgnummer dat uit 2 cijfers (NN) bestaat.

6.3.58.2 modelleringsprocedure
Type gegeven Attribuut van Modellering van hydrofysische karakteristieken
Definitie

De procedure die aangeeft onder welke afspraken de modellering is uitgevoerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Modelleringsprocedure
  Type Waardelijst uitbreidbaar
6.3.58.3 modelleringsmethode
Type gegeven Attribuut van Modellering van hydrofysische karakteristieken
Definitie

De manier waarop de modellering is uitgevoerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Modelleringsmethode
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

De modellering van alleen de waterretentiekarakteristiek is gebaseerd op de methode van Van Genuchten (1980), en die van de waterretentiekarakteristiek en de doorlatendheidskarakteristiek op de methode van Mualem (1976) - Van Genuchten (1980). Beide methoden kennen multimodale varianten volgens de beschrijving van Durner (1994) en Priesack-Durner (2006) en die gelden voor het geval de poriën niet homogeen maar heterogeen verdeeld zijn.

6.3.58.4 waterretentiekarakteristiek
Type gegeven Gegevensgroep van Modellering van hydrofysische karakteristieken
Definitie

Het verband tussen het watergehalte en de bodemvochtpotentiaal beschreven als een curve.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Gegevensgroeptype Waterretentiekarakteristiek
6.3.58.5 waterdoorlatendheidskarakteristiek
Type gegeven Gegevensgroep van Modellering van hydrofysische karakteristieken
Definitie

Het verband tussen de waterdoorlatendheid en de bodemvochtpotentiaal beschreven als een curve.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Gegevensgroeptype Waterdoorlatendheidskarakteristiek

6.3.59 Waterretentiekarakteristiek

Diagram Vorm retentiecurveWaterretentiekarakteristiek

Type gegeven Entiteit
Definitie

De variabelen die de curve definiëren die het verband tussen het watergehalte en de bodemvochtpotentiaal voor een of meer monsters uit het onderzochte interval beschrijft.

Regels

De som van alle wegingsfactoren van de entiteit Vorm retentiecurve moet gelijk zijn aan 1 wanneer de waarde van het attribuut curve enkelvoudig gelijk is aan ja.

Toelichting

Het verband tussen het watergehalte en de bodemvochtpotentiaal wordt beschreven als een curve en die wordt in de bodemkunde de waterretentiekarakteristiek genoemd. De curve kan enkelvoudig of samengesteld zijn. De curve wordt gedefinieerd door het bereik van het volumetrisch watergehalte en één of meer sets vormparameters. Het bereik van het volumetrisch watergehalte wordt gegeven door de waarde bij verzadiging en een asymptotische residuele waarde. Voor de definitie van een enkelvoudige curve is daarnaast een set van drie vormparameters voldoende. Voor een curve die uit samenstellende curves is opgebouwd zijn er meer sets nodig. Ieder van die sets heeft als extra parameter een zogenaamde wegingsfactor en die is nodig om de bijdrage van de curve aan de samengestelde curve te definiëren. De som van die wegingsfactoren is gelijk aan 1.

6.3.59.1 verzadigd volumetrisch watergehalte
Type gegeven Attribuut van Waterretentiekarakteristiek
Definitie

De gemodelleerde waarde voor het volumetrisch watergehalte bij verzadiging.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 1.5
  Eenheid cm3/cm3 (kubieke centimeter/kubieke centimeter)
  Waardebereik 0 tot 1
Toelichting

Het symbool voor verzadigd volumetrisch watergehalte is ?s (in het Engels: volumetric water content at saturation).

6.3.59.2 residueel volumetrisch watergehalte
Type gegeven Attribuut van Waterretentiekarakteristiek
Definitie

De asymptotische waarde voor het laagste volumetrisch watergehalte.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 1.5
  Eenheid cm3/cm3 (kubieke centimeter/kubieke centimeter)
  Waardebereik 0 tot 1
Toelichting

In het model van Van Genuchten nadert het volumetrisch watergehalte asymptotisch een minimale waarde wanneer de bodemvochtpotentiaal oneindig klein wordt. In de praktijk wordt veelal aangenomen dat die waarde geldt bij een bodemvochtpotentiaal van minus 107 cm waterkolom. Het symbool voor residueel volumetrisch watergehalte is ?r (in het Engels: residual volumetric water content).

6.3.59.3 curve enkelvoudig
Type gegeven Attribuut van Waterretentiekarakteristiek
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de curve enkelvoudig is.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels

De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan ja, wanneer de waarde van het attribuut modelleringsmethode van de entiteit Modellering van hydrofysische karakteristieken gelijk is aan vanGenuchten of mualemVanGenuchten.
De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan nee, wanneer de waarde van het attribuut modelleringsmethode van de entiteit Modellering van hydrofysische karakteristieken gelijk is aan vanGenuchtenDurner of mualemVanGenuchtenDurner.

Toelichting

Standaard wordt gekozen voor toepassing van de methode volgens Van Genuchten of volgens Mualem en Van Genuchten en het resultaat daarvan is een enkelvoudige curve. Een enkelvoudige curve beschrijft de karakteristiek van grond met een homogene (unimodale) poriënverdeling. Wanneer blijkt dat een enkelvoudige curve de meetgegevens niet voldoende kan beschrijven, wordt gekozen voor de meer uitgebreide methode volgens Van Genuchten en Durner of volgens Mualem, Van Genuchten en Durner, en dan is het resultaat een multimodale curve, feitelijk een aantal curven die tezamen een samengestelde curve definiëren. Dit wordt toegepast bij gronden met een heterogene poriënverdeling. Het aantal curven wordt de modaliteit van de karakteristiek genoemd.

6.3.59.4 vorm retentiecurve
Type gegeven Gegevensgroep van Waterretentiekarakteristiek
Definitie

De vorm van de retentiecurve.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1..*
Gegevensgroeptype Vorm retentiecurve

6.3.60 Vorm retentiecurve

Diagram Vorm retentiecurve

Type gegeven Entiteit
Definitie

De factoren die samen de vorm van de retentiecurve beschrijven.

Toelichting

De analytische beschrijving volgens Van Genuchten kent drie vormparameters: a, n en m. Voor multimodale varianten worden meerdere sets waarden voor de laatste drie parameters gegeven met een wegingsfactor. De som van alle wegingsfactoren is gelijk aan 1.

6.3.60.1 vormfactor alfa
Type gegeven Attribuut van Vorm retentiecurve
Definitie

De factor a in de analytische beschrijving volgens Van Genuchten.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 1.5
  Eenheid 1/cm
  Waardebereik vanaf 0
Toelichting

Het gegeven heeft geen exacte fysische betekenis; wel is factor a omgekeerd evenredig met een karakteristieke of kritieke drukhoogte, vandaar ook dat de eenheid cm-1 is.

6.3.60.2 vormfactor n
Type gegeven Attribuut van Vorm retentiecurve
Definitie

De factor n in de analytische beschrijving volgens Van Genuchten.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 1.5
  Eenheid dimensieloos
  Waardebereik vanaf 1
Toelichting

Het gegeven bepaalt onder meer de steilheid van de waterretentiekarakteristiek bij kleine waardes van het volumetrisch watergehalte. Een grotere n geeft een steilere grafiek bij kleinere watergehalten. De vormfactor n wordt verondersteld te correleren met de poriëngrootteverdeling van de grond.

6.3.60.3 vormfactor m
Type gegeven Attribuut van Vorm retentiecurve
Definitie

De factor m in de analytische beschrijving volgens Van Genuchten.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 1.5
  Eenheid dimensieloos
  Waardebereik vanaf 0
Toelichting

Wanneer de waterretentiekarakteristiek samen met de doorlatendheidskarakteristiek is bepaald volgens Mualem geldt m = 1-1/n. Wanneer de waterretentiekarakteristiek alleen is bepaald is dat vaak maar niet altijd het geval.

6.3.60.4 wegingsfactor
Type gegeven Attribuut van Vorm retentiecurve
Definitie

Het aandeel van de curve in de vorm van de samengestelde curve.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 1.2
  Eenheid dimensieloos
  Waardebereik 0 tot 1
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut curve enkelvoudig van de entiteit Waterretentiekarakteristiek gelijk is aan ja.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Het gegeven geeft aan in welke mate een samenstellende curve bijdraagt aan de vorm van de samengestelde curve. Het symbool voor de wegingsfactor is ?.

6.3.61 Waterdoorlatendheidskarakteristiek

Diagram WaterdoorlatendheidskarakteristiekVorm doorlatendheidscurve

Type gegeven Entiteit
Definitie

De variabelen die de curve definiëren die het verband tussen de waterdoorlatendheid en de bodemvochtpotentiaal voor een of meer monsters uit het onderzochte interval beschrijft.

Regels

De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut modelleringsmethode van de entiteit Modellering van hydrofysische karakteristieken gelijk is aan mualemVanGenuchten of mualemVanGenuchtenDurner.
De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Het verband tussen de waterdoorlatendheid en de bodemvochtpotentiaal wordt beschreven als een curve en die wordt in de bodemkunde de waterdoorlatendheidskarakteristiek genoemd. De curve kan enkelvoudig of samengesteld zijn.

De curve wordt gedefinieerd door een waarde voor de verzadigde waterdoorlatendheid en een of meer sets vormparameters. Voor de definitie van een enkelvoudige curve is een set van vier vormparameters voldoende. Voor een curve die uit samenstellende curves is opgebouwd zijn er meer sets nodig. Ieder van die sets heeft als extra parameter een zogenaamde wegingsfactor en die is nodig om de bijdrage van de curve aan de samengestelde curve te definiëren. De som van die wegingsfactoren is gelijk aan 1.

6.3.61.1 gemodelleerde verzadigde waterdoorlatendheid
Type gegeven Attribuut van Waterdoorlatendheidskarakteristiek
Definitie

De gemodelleerde waarde voor de doorlatendheid bij verzadiging.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 1.3 in machten
  Eenheid cm/d (centimeter per 24 uur)
  Waardebereik 1.000·10-8 tot 1.000·104
Toelichting

De gemodelleerde doorlatendheid bij verzadiging wordt aangeduid met het symbool ksf (s = verzadigd (Engels: saturated); f = fitted). Het is een parameter in de analytische vergelijking van Mualem, en de waarde wordt bepaald door enerzijds de ligging van alle meetwaarden en anderzijds door de gewogen koppeling met de Van Genuchten vergelijking voor de retentiekarakteristiek. De waarde voor de gemodelleerde verzadigde waterdoorlatendheid is in veel gevallen kleiner dan de gemeten waarde van de verzadigde waterdoorlatendheid van hetzelfde onderzochte interval.

6.3.61.2 curve enkelvoudig
Type gegeven Attribuut van Waterdoorlatendheidskarakteristiek
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de curve enkelvoudig is.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels

De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan ja, wanneer de waarde van het attribuut modelleringsmethode van de entiteit Modellering van hydrofysische karakteristieken gelijk is aan mualemVanGenuchten.
De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan nee, wanneer de waarde van het attribuut modelleringsmethode van de entiteit Modellering van hydrofysische karakteristieken gelijk is aan mualemVanGenuchtenDurner.

Toelichting

Standaard wordt gekozen voor toepassing van de methode volgens Mualem en Van Genuchten en het resultaat daarvan is een enkelvoudige curve. Een enkelvoudige curve beschrijft de karakteristiek van grond met een unimodale poriënverdeling. Wanneer blijkt dat een enkelvoudige curve de meetgegevens niet voldoende kan beschrijven, wordt gekozen voor de meer uitgebreide methode volgens Mualem, VanGenuchten en Durner dan is het resultaat een multimodale curve, feitelijk een aantal curven die tezamen een samengestelde curve definiëren. Dit wordt toegepast bij gronden met een heterogene poriënverdeling. Het aantal curven wordt de modaliteit van de karakteristiek genoemd.

6.3.61.3 vorm doorlatendheidscurve
Type gegeven Gegevensgroep van Waterdoorlatendheidskarakteristiek
Definitie

De vorm van de doorlatendheidscurve.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1..*
Gegevensgroeptype Vorm doorlatendheidscurve

6.3.62 Vorm doorlatendheidscurve

Diagram Vorm doorlatendheidscurve

Type gegeven Entiteit
Definitie

De factoren die samen de vorm van de doorlatendheidscurve beschrijven.

Toelichting

De analytische beschrijving volgens van Mualem en Van Genuchten bestaat uit vier vormparameters: a, n, m en ?. Voor multimodale varianten worden meerdere sets waarden voor de laatste vier parameters gegeven met een wegingsfactor. De som van alle wegingsfactoren is gelijk aan 1.

6.3.62.1 vormfactor alfa
Type gegeven Attribuut van Vorm doorlatendheidscurve
Definitie

De factor a in de analytische beschrijving volgens Van Genuchten.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 1.5
  Eenheid 1/cm
  Waardebereik vanaf 0
Toelichting

Het gegeven heeft geen exacte fysische betekenis; wel is factor a omgekeerd evenredig met een karakteristieke of kritieke drukhoogte, vandaar ook dat de eenheid cm-1 is.

6.3.62.2 vormfactor n
Type gegeven Attribuut van Vorm doorlatendheidscurve
Definitie

De factor n in de analytische beschrijving volgens Van Genuchten.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 1.5
  Eenheid dimensieloos
  Waardebereik vanaf 1
Toelichting

Het gegeven bepaalt onder meer de steilheid van de waterretentiekarakteristiek bij kleine waardes van het volumetrisch watergehalte. Een grotere n geeft een steilere grafiek bij kleinere watergehalten. De vormfactor n wordt verondersteld te correleren met de poriëngrootteverdeling van de grond.

6.3.62.3 vormfactor m
Type gegeven Attribuut van Vorm doorlatendheidscurve
Definitie

De factor m in de analytische beschrijving volgens Van Genuchten.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 1.5
  Eenheid dimensieloos
  Waardebereik vanaf 0
Toelichting

Wanneer de waterretentiekarakteristiek samen met de doorlatendheidskarakteristiek is bepaald volgens het model van Mualem geldt m = 1-1/n. Wanneer de waterretentiekarakteristiek alleen is bepaald is dat vaak maar niet altijd het geval.

6.3.62.4 vormfactor lambda
Type gegeven Attribuut van Vorm doorlatendheidscurve
Definitie

De factor ? in de analytische beschrijving volgens Mualem en Van Genuchten.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 1.5
  Eenheid dimensieloos
Toelichting

Vormparameter ? is een maat voor de kronkeligheid van het poriënstelsel, ofwel een maat voor de connectiviteit van de poriën. Voor een monotone, concave vorm van de doorlatendheidscurve geldt ? > 1-2/m. De waarde voor l mag negatief zijn, maar niet te negatief op basis van m.

6.3.62.5 wegingsfactor
Type gegeven Attribuut van Vorm doorlatendheidscurve
Definitie

Het aandeel van de curve in de vorm van de samengestelde curve.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 1.2
  Eenheid dimensieloos
  Waardebereik 0 tot 1
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut curve enkelvoudig van de entiteit Waterdoorlatendheidskarakteristiek gelijk is aan ja.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Het gegeven geeft aan in welke mate een samenstellende curve bijdraagt aan de vorm van de samengestelde curve. Het symbool voor de wegingsfactor is ?.

7. Uitbreidbare waardelijsten

7.1 ActueelProces

De lijst met de exogene processen die in het terrein actief zijn.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
geulverlegging

Er komen lateraal migrerende geulen voor.

geulvorming

Er vindt vorming of verdieping van geulen plaats door uitschuring van de waterbodem.

piping

Water stroomt onder een dijk of ander grondlichaam door om binnendijks aan het oppervlak te komen.

verstuiving

Er vindt verstuiving plaats wanneer het hard waait (levend stuifzand).

onbekend

Het is niet bekend of er exogene processen actief zijn.

7.2 AfwijkendGrondwaterRegime

De lijst voor de classificatie van een afwijkend grondwater regime.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
buitenHoofdkering

Buiten de hoofdwaterkering gelegen gronden; periodiek overstroomd. De waarde is voorafgaand aan de grondwatertrap in de standaardpuntencode opgenomen met de code "b".

overstroomdWinter

Water boven maaiveld gedurende een aaneengesloten periode van meer dan 1 maand tijdens de winterperiode (alleen bij binnen de hoofdwaterkering gelegen gronden). De waarde is voorafgaand aan de grondwatertrap in de standaardpuntencode opgenomen met de code "w".

schijnspiegels

Schijnspiegels; het niveau van de GHG wordt bepaald door periodiek optredende grondwaterstanden boven een slecht doorlatende laag, waaronder weer een onverzadigde zone voorkomt. Deze kwalitatieve toevoeging geven we alleen aan bij gronden met een grondwaterfluctuatie (GLG-GHG) van meer dan 120 cm. De waarde is voorafgaand aan de grondwatertrap in de standaardpuntencode opgenomen met de code "s".

7.3 Afzettingskarakteristiek

De lijst met de afzettingskarakteristieken vanuit bodemkundig perspectief.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
dekzandFluvioperiglaciaal

Afzetting van dekzand van vroeg pleistocene ouderdom, in de warmere periode tussen de ijstijden met water meegevoerd.

dekzandLaatWeichselien

Afzetting van dekzand van laat-Weichselien ouderdom.

dekzandMiddenWeichselien

Afzetting van dekzand van midden-Weichselien ouderdom.

dekzandPremorenaal

Afzetting van dekzand van vroeg pleistocene ouderdom.

duinKustLaatHoloceen

Stuifzand in de vorm van duinen aan de kust, van laat-holocene ouderdom.

duinKustVroegHoloceen

Stuifzand in de vorm van duinen aan de kust, van vroeg-holocene ouderdom.

duinLandHoloceen

Stuifzand in de vorm van duinen aan land, van holocene ouderdom.

duinRivierHoloceen

Stuifzand in de vorm van duinen langs/naast de rivieren, van holocene ouderdom.

eolischZand

Eolische of fluvioperiglaciale afzetting van zand, anders dan dekzand, stuifzand en löss.

fluviatielBeekHoloceen

Afzetting van holocene ouderdom gevormd door beken of kleine rivieren.

fluviatielMaasHoloceen

Afzetting van Maas, van holocene ouderdom.

fluviatielMaasRijnLaatPleistoceen

Afzetting van Rijn of Maas, van laat-pleistocene ouderdom.

fluviatielMaasRijnVroegMiddenPleistoceen

Afzetting van Rijn of Maas, van vroeg- of midden-pleistocene ouderdom.

fluviatielOostelijkeRivieren

Afzetting van het systeem van oostelijke rivieren dat het Eridanos riviersysteem wordt genoemd en in het Neogeen en Pleistoceen actief was.

fluviatielRijnHoloceen

Afzetting van Rijn, van holocene ouderdom.

fluviatielUiterwaardHoloceen

Afzetting van Rijn of Maas, vanaf het moment van het bouwen van dijken.

gebrokenDek

Zandbijmening in klei.

gestuwdMaasRijnPleistoceen

Afzetting van Rijn of Maas, van pleistocene ouderdom, in gestuwde positie.

gestuwdOostelijkeRivieren

Afzetting van het Eridanos riviersysteem in gestuwde positie.

gestuwdTertiair

Afzetting van tertiaire ouderdom in gestuwde positie.

glaciaalKeileem

Sterk zandige tot uiterst siltige vaste veelal grijze klei met grove tot zeer grove secundaire fractie, grondmorene gevormd onder de ijskap van de voorlaatste ijstijd (Saalien). Formatie van Drente, Laagpakket van Gieten.

glaciaalKeizand

Keizand.

glaciaalPotklei

Zwak tot matig siltig of zandige, stevig tot (zeer) harde, veelal kalkrijke en glimmerhoudende, licht- tot donkergrijze, of donkerbruine tot zwarte, nabij het maaiveld door oxidatie soms rode klei. Formatie van Peelo, Laagpakket van Nieuwolda. Sedimenten die afgezet zijn in diepe sub-glaciale smeltwatergeulen, direct na het afsmelten van het Elsterien landijs. Hoge tot zeer hoge lutum percentages zijn kenmerkend, in enkele gevallen oplopend tot 60 %. Kenmerkend voor de Formatie van Peelo is de sterke wisseling in dikte over korte afstanden. Klei soms gelamineerd in warven. Fijnkorrelige smeltwaterafzetting die volledig uit vettig klei bestaat.

glaciaalWarvenklei

Zeer regelmatig gelamineerde opeenvolging ontstaan door seizoensinvloed op afzetting in glaciaal meer, bijvoorbeeld potklei en glaciale klei in Bekken van Amsterdam (Laag van Oosterdok, Formatie van Drente). Warven tonen een afwisseling in zomerlagen (licht) en winterlagen (donker). Fijnkorrelige smeltwaterafzetting die uit laagjes potklei afgewisseld met laagjes zand bestaat.

glaciaalZand

Afzetting van zand door smeltwater in pleistoceen, meestal in de vorm van waaiers (sandrs).

hellingGrof

Hellingafzetting van grof materiaal, meestal vermengd met fijner materiaal, van pleistocene ouderdom.

hellingLoess

Hellingafzetting van holocene ouderdom die uit in pleistoceen op de helling afgezette löss bestaat.

loessdek

Afzetting van löss op heuvels, op een groot aaneengesloten areaal.

loessinsluiting

Afzetting van löss in kleine, versnipperde, lager liggende, natte gebieden.

marienFluviatielHoloceen

Afzetting van holocene ouderdom gevormd in het overgangsbereik tussen rivier en zee.

marienLagunairHoloceen

Afzetting van holocene ouderdom gevormd in de lagunen.

marienLaatHoloceen

Afzetting van laat-holocene ouderdom gevormd in zee.

marienVroegHoloceen

Afzetting van vroeg-holocene ouderdom gevormd in zee.

tertiair

Afzetting van tertiaire ouderdom.

dekzandPleistoceen

Afzetting van dekzand van pleistocene ouderdom zonder nadere specificatie.

duinKustHoloceen

Zandafzetting in de vorm van duinen aan de kust, van holocene ouderdom zonder nadere specificatie.

fluviatielMaasRijnHoloceen

Afzetting van Rijn of Maas, van holocene ouderdom.

fluviatielMaasRijnPleistoceen

Afzetting van Rijn of Maas, van pleistocene ouderdom zonder nadere specificatie.

gestuwd

Afzetting in gestuwde positie, de afkomst en ouderdom niet gespecificeerd.

glaciaal

Afzetting van ongespecificeerd materiaal door smeltwater, van pleistoceen ouderdom.

loess

Lössafzetting van pleistocene ouderdom zonder nadere specificatie.

marienHoloceen

Afzetting van holocene ouderdom gevormd in zee, zonder nadere specificatie.

7.4 BedekkingsgraadVlek

De lijst voor de classificatie van het deel van het oppervlak dat door vlekken van een bepaalde kleur in beslag wordt genomen.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
weinigTot2

De vlekken beslaan tussen de 0 tot 2 % van het oppervlak.

matig2tot20

De vlekken beslaan tussen de 2 tot 20 % van het oppervlak.

veel20tot50

De vlekken beslaan meer dan 20 % tot maximaal 50 % van het oppervlak.

onbekend

De hoeveelheid vlekken is niet bekend.

7.5 Bepalingsmethode

De lijst met de methoden die voor de bepalingen in de bodemkundige monsteranalyse worden toegepast.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
aantaID1

Methode voor het bepalen van het krimpverloop. De massa is bepaald met een balans. Het volume is bepaald door de gemiddelde hoogte of de gemiddelde diameter te meten.

aantalD2

Methode voor het bepalen van het krimpverloop. De massa is bepaald met een balans. Het volume is bepaald door de gemiddelde hoogte en de gemiddelde diameter te meten.

archimedes

Methode voor het bepalen van het krimpverloop. Een verzadigd monster is gecoated en ondergedompeld in een bak met water. Uit de hoeveelheid verplaatst water is het volume van het monster berekend met behulp van de wet van Archimedes. De massa is bepaald met een balans. Deze methode wordt toegepast op kluiten die met een schop uit de bodem worden gestoken.

camera

Methode voor het bepalen van het krimpverloop. Met behulp van cameraopnames is het volume van het monster bepaald op basis van het aantal pixels. De massa is bepaald met een balans.

constantHead

Methode voor het bepalen van de verzadigde waterdoorlatendheid. Er wordt een hydraulische gradiënt aangelegd tussen de boven- en onderkant van het monster en die wordt tijdens de proef constant gehouden. Zodra het debiet niet meer verandert, wordt de meting uitgevoerd. De verzadigde waterdoorlatendheid wordt berekend met de wet van Darcy.

constantHeadEnK50

Methode voor het bepalen van het waterdoorlatendheidsverloop. Eerst wordt de verzadigde waterdoorlatendheid bepaald met de constant head methode, waarna aan hetzelfde monster het verloop in de onverzadigde grond wordt bepaald met de k50-methode.

drogenOven

Methode voor het bepalen van de droge bulkdichtheid. De waterverzadigde grond wordt getrimd tot het volume van de ring. Het materiaal wordt gedroogd in een oven, waardoor het water verdampt, en vervolgens gewogen. Uit de massa en het bekend volume wordt de droge bulkdichtheid berekend.

drukplaat

Methode voor de stapsgewijze bepaling van de waterretentie. Een monster wordt op een poreuze, keramische plaat geplaatst en er wordt een bodemvochtpotentiaal aangebracht. Zodra het monster in evenwicht is met de ingestelde bodemvochtpotentiaal, wordt het monster gewogen. Bij waarden groter dan minus 1000 cm H2O kan de meting een aantal keren worden herhaald aan hetzelfde monster, steeds bij een lagere potentiaal. Bij waarden kleiner dan minus 1000 cm H2O is er maar een meting per monster. Aan het eind wordt het monster gedroogd in de oven en wordt het watergehalte voor iedere stap in de bepaling berekend. Deze methode kan meten van een bodemvochtpotentiaal tussen 0 en minus 15.000 cm H2O.

k50

Methode voor het bepalen van het waterdoorlatendheidsverloop. De methode wordt gebruikt voor het natte bereik (tot minus 1000 cm H2O). De waterdoorlatendheid wordt bepaald bij een stapsgewijs afnemende bodemvochtpotentiaal. In iedere stap wordt een drukgradiënt aangelegd tussen de bovenkant en onderkant door het monster te benevelen met een constante hoeveelheid water en aan de onderkant een kleine zuigspanning aan te leggen. Zodra het debiet constant is, wordt de meting uitgevoerd en daarbij wordt de bodemvochtpotentiaal gemeten met een tensiometer. De optie bestaat om het volumetrisch watergehalte te bepalen. De waterdoorlatendheid wordt berekend met de wet van Darcy bij de bodemvochtpotentiaal in het midden van het monster.

laserVolume

Methode voor het bepalen van het krimpverloop. Met behulp van laser van het monster is het volume van het monster bepaald. De berekening van het volume is geautomatiseerd uitgevoerd. De massa is bepaald met een balans.

luchtdroog

Methode voor de stapsgewijze bepaling van de waterretentie. Een monster wordt in een droogbak zonder deksel in een stellingkast geplaatst tot de massa niet meer verandert. Daarna wordt het monster gewogen en na drogen in de oven nogmaals gewogen. Uit het massaverlies wordt het watergehalte berekend.

natDroogZeven

Methode voor het bepalen van de korrelgrootteverdeling van grond. Het materiaal is nat gezeefd over de 50 µm-zeef en de 63 µm-zeef. De verdeling van de korrels groter dan 50 µm is bepaald door middel van droge zeving.

natDroogZevenPipet

Methode voor het bepalen van de korrelgrootteverdeling van grond. Het materiaal is nat gezeefd over de 50 µm-zeef en de 63 µm-zeef. De verdeling van de korrels kleiner dan 50 µm is bepaald door middel van pipetteren. Wanneer de verdeling van de korrels groter dan 63 µm is bepaald, is dit gebeurd door middel van droge zeving.

natZeven

Methode voor het bepalen van de korrelgrootteverdeling van grond. Het materiaal is nat gezeefd over de 50 µm-zeef en de 63 µm-zeef.

natOxiderenDichromaatKurmies

Methode voor het bepalen van het organische koolstofgehalte. De organische stof wordt in een sterk zuur milieu geoxideerd met kaliumdichromaat en gedurende anderhalf uur verhit op 100 °C. De hoeveelheid Cr3+ wordt bepaald en daaruit wordt het gehalte aan organische koolstof berekend.

verdampingsmethodeStandaardIPM

Methode voor het bepalen van het watergehalte en de doorlatendheid bij veranderende bodemvochtpotentiaal. De methode beschrijft het bepalen van de waterretentie volgens de verdampingsmethode, de reductie van het aantal metingen tot een verwerkbaar resultaat, het modelleren van de waterretentiekarakteristiek die de waterretentie bij verdamping het best beschrijft (prefit) en de berekening van de waterdoorlatendheden volgens de Instantaneous Profile Method (IPM- methode).

verhitten550

Methode voor het bepalen van het organischestofgehalte. Het materiaal wordt verhit tot 550 °C, waardoor de organische stof verbrandt. Uit het massaverlies is het gehalte berekend.

verhittenCO2meten

Methode voor het bepalen van het organische koolstofgehalte. Voorafgaand aan de bepaling wordt de anorganische koolstof verwijderd met fosforzuur. Het materiaal wordt vervolgens bij een temperatuur van ten minste 900 °C verbrand waarbij de aanwezige organische koolstof wordt omgezet in CO2. De hoeveelheid CO2 wordt gemeten en daaruit wordt het gehalte aan organische koolstof berekend.

zandbak

Methode voor de stapsgewijze bepaling van de waterretentie. Het monster wordt op een bak geplaatst gevuld met grond die een hoge doorlatendheid combineert met een kleine poriëndiameter. Er wordt een bepaalde bodemvochtpotentiaal aangebracht. Zodra het monster in evenwicht is met de ingestelde potentiaal, wordt het monster gewogen. Dit proces wordt een aantal keren herhaald steeds bij een andere potentiaal. De potentiaal neemt stapsgewijs toe (vernattend) of stapsgewijs af. Aan het eind wordt het monster gedroogd in de oven en wordt het watergehalte voor iedere stap in de bepaling berekend. Met deze methode kan het watergehalte bij een drukhoogte van 0 tot minus 100 cm H2O en voor archiefgegevens tot minus 200 cm worden gemeten.

zandbakDrukplaat

Methode voor de stapsgewijze bepaling van de waterretentie. Bij deze methode wordt eerst de zandbakmethode gevolgd. Vervolgens wordt hetzelfde monster gebruikt voor metingen met de drukplaat methode.

zuurgraadCaCl2

Methode voor het bepalen van de zuurgraad. Potentiometrische bepaling makend van een glaselektrode in een 1:5 volumetrische oplossing van grond in 0,01 mol/l CaCl2.

zuurgraadH2O

Methode voor het bepalen van de zuurgraad. Potentiometrische bepaling gebruik makend van een glaselektrode in een 1:5 volumetrische oplossing van grond in water.

zuurgraadKCl

Methode voor het bepalen van de zuurgraad. Potentiometrische bepaling gebruik makend van een glaselektrode in een 1:5 volumetrische oplossing van grond in 1 mol/l KCl.

natOxiderenDichromaatNietKurmies

Methode voor het bepalen van het organische koolstofgehalte. De organische stof wordt in zuur milieu geoxideerd met kaliumdichromaat. Verhitting vindt niet plaats of is anders dan gedurende anderhalf uur op 100 °C. De organische koolstof wordt omgezet in kooldioxide en het dichromaat in Cr3+. De hoeveelheid Cr3+ wordt bepaald en daaruit wordt het gehalte aan organische koolstof berekend.

onbekend

Het is niet bekend welke methode is gehanteerd.

aantal1DOnbekend

Methode voor het bepalen van het krimpverloop. De massa is bepaald met een balans. Het volume is bepaald door de afmeting van het monster op een niet nader bepaalde manier te meten.

natOxiderenDichromaatWalkleyBlack

Methode voor het bepalen van het organische koolstofgehalte. De organische stof wordt in zuur milieu geoxideerd met kaliumdichromaat zonder toegevoegde warmte. De organische koolstof wordt omgezet in kooldioxide en het dichromaat in Cr3+. De hoeveelheid Cr3+ wordt bepaald en daaruit wordt het gehalte aan organische koolstof berekend.

natOxiderenH2O2

Methode voor het bepalen van het organischestofgehalte. De organische stof is verwijderd met H2O2 (30 %). Uit het massaverlies is het gehalte berekend.

natOxiderenKMnO4

Methode voor het bepalen van het organische koolstofgehalte. De organische koolstof is verwijderd met KMnO4 en zwavelzuur. Uit de verbruikte hoeveelheid KMnO4, wordt de hoeveelheid zuurstof berekend die voor oxidatie nodig is geweest en daaruit leidt men het gehalte aan organische koolstof af. De methode is ook bekend als organisch koolstofbepaling volgens Istscherekow.

onbekendBeuving

Methode voor het bepalen van het watergehalte en de doorlatendheid bij veranderende bodemvochtpotentiaal. De methode is voor eigen gebruik opgesteld door het Instituut voor Cultuurtechniek en Waterhuishouding, een van de voorgangers van Wageningen Environmental Research en ligt ten grondslag aan de gegevens in Beuving 1986: Vocht- en doorlatendheidskarakteristieken, dichtheid en samenstelling van bodemprofielen in zand-, zavel-, klei- en veengronden.

verhitten600

Methode voor het bepalen van het organischestofgehalte. Het materiaal wordt verhit tot 600 °C, waardoor de organische stof verbrandt. Uit het massaverlies is het gehalte berekend.

7.6 BepalingsmethodeVolumetrischWatergehalte

De lijst met de methoden voor het bepalen van het volumetrisch watergehalte die voor de bepalingen in de bodemkundige monsteranalyse worden toegepast.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
volumetrischAfgeleid

Methode om het volumetrisch watergehalte te bepalen. Het afgeleide, ook wel berekende volumetrische watergehalte is een indirecte bepaling waarbij het massawatergehalte van de grond wordt vermenigvuldigd met de droge bulkdichtheid van een verwant monster. De aanname is dat de dichtheid van water 1 g/cm3 is.

volumetrischBepaald

Methode om het volumetrisch watergehalte te bepalen. Het bepaalde, ook wel gemeten volumetrisch watergehalte is de gemeten hoeveelheid water gedeeld door het gemeten volume van de ring waarin de grond zich bevindt. De aanname is dat de dichtheid van water 1 g/cm3 is.

nietBepaald

Het volumetrische watergehalte is niet bepaald; er wordt volstaan met het massa watergehalte. Dit is het geval wanneer er alleen verstoorde monsters voorhanden zijn.

onbekend

De manier waarop het volumetrisch watergehalte is bepaald is niet bekend.

7.7 Bepalingsprocedure

De lijst met de procedures die voor de bepalingen in de bodemkundige monsteranalyse worden toegepast.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
bronswijk1986

Bronswijk 1986: Handleiding voor het bepalen van het zwel- en krimpvermogen van een bodem voor eigen gebruik opgesteld door het Instituut voor Cultuurtechniek en Waterhuishouding, een van de voorgangers van WENR, beschrijft de procedure voor het bepalen van het krimpverloop van grond.

cameraprocedureWENRv1

Een door WENR voor eigen gebruik opgestelde procedure voor de bepaling van het volume van krimpende grond met behulp van een camera. In de procedure staat opgenomen welke bewerkingsstappen er zijn om het volume te bepalen.

laserprocedureWENRv1

Een door WENR voor eigen gebruik opgestelde procedure voor de bepaling van het volume van krimpende grond met behulp van een laser. In de procedure staat opgenomen welke bewerkingsstappen er zijn om het volume te bepalen.

bakker2021

Een door WENR in 2021 voor eigen gebruik opgestelde procedure voor de bepaling van het verloop van de waterdoorlatendheid volgens de k50-methode en waarbij voor de verzadigde waterdoorlatendheid verwezen wordt naar de NEN5789plusWENR.

EN15936v2012

NEN-EN 15936:2012 Bepaling van de totale organische koolstof door droge verbranding.

ISO10390v2005

ISO 10390:2005 Bodem - Bepaling van de pH waarde en beschrijft de procedure voor het bepalen van de zuurgraad.

ISO11272v2017plusWENR

Een door WENR voor eigen gebruik opgestelde procedure voor het bepalen van de droge bulkdichtheid die zich conformeert aan ISO 11272:2017 Soil quality -Determination of dry bulk density en op onderdelen wat specifieker is.

ISO11274v2014plusWENR2020

Een door WENR voor eigen gebruik opgestelde procedure voor het bepalen van de waterretentie en die zich conformeert aan NEN-EN-ISO 11274:2014 Bodem - Bepaling van eigenschappen van waterretentie - Laboratoriummethoden en op onderdelen wat specifieker is. De procedure dekt sinds 2020 ook de methode luchtdroog.

ISO11275v2014plusWENR

Een door WENR voor eigen gebruik opgestelde procedure voor het bepalen van de waterretentie en de snelheid waarmee water door de grond stroomt die zich conformeert aan NEN-EN-ISO 11275:2014 Bodem - Bepaling van onverzadigde hydraulische conductiviteit en waterretentie karakteristieken - Indamprestmethode van wind en op onderdelen wat specifieker is.

ISO11277v2009

NEN-ISO 11277:2009 Bodem - Bepaling van de deeltjesgrootteverdeling in minerale bodemmaterialen - Methode door zeven en sedimentering beschrijft de procedure voor het bepalen van de korrelgrootteverdeling door middel van zeven en pipetteren. Een internationale norm geaccepteerd door Nederland.

NEN5753v2018plusWENR

Een door WENR voor eigen gebruik opgestelde procedure voor de bepaling van de korrelgrootteverdeling die zich conformeert aan NEN 5753:2018 Bodem - Bepaling van het lutumgehalte en de korrelgrootteverdeling in grond en waterbodem met behulp van zeef en pipet. Deze beschrijft de procedure voor de bepaling van het lutumgehalte en de korrelgrootteverdeling in grond en waterbodem na verwijdering van organische stof en koolzure kalk. Bij WENR wordt ijzer nooit verwijderd in de voorbehandeling. Bij het pipetteren wordt door WENR gecorrigeerd voor het kalkgehalte en de indampresten van de peptisator volgens de methode van Huba.

NEN5754v2014

NEN 5754:2014 Berekening van het gehalte aan organische stof volgens de gloeiverliesmethode

NEN5754v2014plusWENR

Een door WENR voor eigen gebruik opgestelde procedure voor de chemie voor het bepalen van het organische koolstofgehalte die zich conformeert aan NEN 5754:2014 Bodem - Berekening van het gehalte aan organische stof volgens de gloeiverliesmethode en op onderdelen wat specifieker is.

NEN5789plusWENR

Een door WENR voor eigen gebruik opgestelde procedure voor de bepaling van de verzadigde waterdoorlatendheid bij constante gradiënt die zich conformeert aan NEN 5789:1991 Onverzadigde zone - Bepaling van de verzadigde waterdoorlatendheid, en op onderdelen wat specifieker is.

geen

Er is geen bepalingsprocedure.

onbekend

Het is niet bekend volgens welke procedure de bepaling is uitgevoerd.

ISO14235v1998

ISO 14235:1998 Bodem - Bepaling van organisch koolstof met sulfachrome oxidatie beschrijft de procedure voor het bepalen van het organisch koolstofgehalte.

7.8 Beschrijfprocedure

De lijst met de procedures voor bodemkundige monsterbeschrijving.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
AlterraTD19Av1995

Technisch Document 19 A van DLO Staring Centrum, nu Wageningen Environmental Research (WENR). Deze versie is sinds 1995 in gebruik.

AlterraTD19Av2020

Technisch Document 19 A van DLO Staring Centrum, nu Wageningen Environmental Research (WENR) met de geüpdate versie die ingaat in het jaar 2020.

AlterraK85-PB1

K85-PB1 is de technische code van een standaard invulformulier gebruikt voor 1995. Dit is de voorloper van de TD19A. Alle wandbeschrijvingen voor 1995 zijn met behulp van deze formulieren gemaakt. Dit document heeft geen officiële bijgaande literatuur, maar Invulinstructies van dit formulier zaten in een veldboekje (later ringbandmapje) voor karteerders.

7.9 Beschrijfkwaliteit

De lijst met de kwaliteitsniveaus van bodemkundige wandprofielen.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
standaard

De beschrijving van de opbouw van de bodem voldoet aan de minimum eisen. Deze kwaliteit dekt alle historische beschrijvingen en volstaat ook na 2019 voor veel projectkarteringen.

hoog

De beschrijving van de opbouw van de bodem voldoet aan de eisen die vanaf 2019 gelden voor het definiëren van nieuwe kaarteenheden. Dit type onderzoek impliceert veelal het graven van een profielkuil.

7.10 Bijzonderheid

De lijst voor de classificatie van de bijzonderheden in het onderste deel van het bodemprofiel.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
geen

Geen bijzonderheden in het onderste deel van het profiel geconstateerd.

bolster

Bolster, beginnend binnen 40 cm en ten minste 20 cm dik (code "j"). Van toepassing bij veengronden en moerige gronden.

glauconietklei

Glauconietklei, beginnend tussen 40 en 120 cm en ten minste 20 cm dik (code "a"). Van toepassing bij alle gronden behalve bij kalkhoudende zandgronden en niet-gerijpte minerale gronden.

grofZandGrind

Grof zand en/of grind, beginnend tussen 40 en 80 cm en ten minste 40 cm dik of beginnend dieper dan 80 cm en doorgaand tot dieper dan 120 cm (code "g"). Van toepassing bij alle gronden behalve bij kalkhoudende zandgronden en niet-gerijpte minerale gronden.

kalksteenKleefaarde

Kalksteen of kleefaarde, beginnend tussen 40 en 120 cm (code "k"). Van toepassing bij leemgronden, brikgronden en kleigronden.

katteklei

Katteklei, beginnend binnen 80 cm en ten minste 20 cm dik (code "l"). Van toepassing bij veengronden, moerige gronden en kleigronden.

keileemPotklei

Keileem of potklei, beginnend tussen 40 en 120 cm en ten minste 20 cm dik (code "x"). Van toepassing bij alle gronden behalve bij brikgronden, kalkhoudende zandgronden en niet-gerijpte minerale gronden.

moerigeLaag

Moerige laag beginnend binnen 80 cm en tenminste 40 cm dik (code "m"). Van toepassing bij podzolgronden, kalkloze en kalkhoudende zandgronden en leemgronden.

moerigMateriaalDiep

Moerig materiaal, beginnend dieper dan 80 cm en doorgaand tot dieper dan 120 cm (code "v"). Van toepassing bij alle gronden behalve bij veengronden, brikgronden en niet-gerijpte minerale gronden.

moerigMateriaalOndiep

Moerig materiaal, beginnend tussen 40 en 80 cm en 15 à 40 cm dik ( code "w"). Van toepassing bij podzolgronden, kalkloze en kalkhoudende zandgronden, leemgronden en kleigronden.

oudeKlei

Oude klei, anders dan keileem, potklei of glauconietklei, beginnend tussen 40 en 120 cm en ten minste 20 cm dik (code "t"). Van toepassing bij alle gronden behalve bij kalkhoudende zandgronden en niet-gerijpte minerale gronden.

spalterveen

Spalterveen, ten minste 5 cm dik en direct onder de A-horizont beginnend (code "q"). Van toepassing bij veengronden en moerige gronden.

vuursteeneluvium

Vuursteeneluvium, beginnend tussen 40 en 120 cm en ten minste 20 cm dik (code "s"). Van toepassing bij alle gronden behalve bij kalkhoudende zandgronden en niet-gerijpte minerale gronden.

zandHoloceen

Holoceen zand, beginnend tussen 40 en 120 cm en ten minste 20 cm dik (code "z"). Van toepassing bij niet-gerijpte minerale gronden en kleigronden.

zandPleistoceen

Pleistoceen zand, beginnend tussen 40 en 120 cm (code "p"). Van toepassing bij kalkhoudende zandgronden en kleigronden.

zavelKleiHalfGerijpt

Meestal niet geheel gerijpte zavel of klei, beginnend tussen 40 en 120 cm; zepige zavel of klei (code "r"). Van toepassing bij moerige gronden, podzolgronden, kalkloze en kalkhoudende zandgronden en leemgronden.

7.11 BijzonderheidBovenin

De lijst voor de classificatie van de bijzonderheden in het bovenste deel van het bodemprofiel.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
geen

Geen bijzonderheden in het bovendeel van het profiel.

colluviaalDek

Colluviaal dek, beginnend aan maaiveld (code "c"). Van toepassing alleen bij brikgronden.

colluviaalDekGrind

Colluviaal dek, beginnend aan maaiveld en grind, ondieper dan 40 cm beginnend (code "cg"). Van toepassing alleen bij brikgronden.

colluviaalDekIJzerrijk

Colluviaal dek, beginnend aan maaiveld en ijzerrijk, binnen 50 cm beginnend en ten minste 10 cm dik (code "cf"). Van toepassing alleen bij brikgronden.

colluviaalDekStenen

Colluviaal dek, beginnend aan maaiveld en stenen in de bovenste 40 cm van het profiel (code "cm"). Van toepassing alleen bij brikgronden.

getijdeInvloed

Beïnvloed door getijde op overgang van zeeklei – rivierklei (code "e"). Van toepassing bij niet-gerijpte minerale gronden en kleigronden.

getijdeInvloedGrind

Beïnvloed door getijde op overgang van zeeklei - rivierklei en grind, ondieper dan 40 cm beginnend (code "eg"). Van toepassing alleen bij kleigronden.

getijdeInvloedIJzerrijk

Beïnvloed door getijde op overgang van zeeklei - rivierklei en ijzerrijk, binnen 50 cm beginnend en ten minste 10 cm dik (code "ef"). Van toepassing alleen bij kleigronden.

getijdeInvloedStenen

Beïnvloed door getijde op overgang van zeeklei - rivierklei en stenen in de bovenste 80 cm van het profiel en stenen in de bovenste 40 cm van het profiel (code "em"). Van toepassing alleen bij kleigronden.

getijdeInvloedZouthoudend

Beïnvloed door getijde op overgang van zeeklei - rivierklei en zout kwelwater in de bovenste 40 cm van het profiel (code "en"). Van toepassing alleen bij kleigronden.

grind

Grind, ondieper dan 40 cm beginnend (code "g"). Van toepassing bij alle gronden behalve bij kalkhoudende zandgronden en niet-gerijpte minerale gronden.

ijzerrijk

IJzerrijk, binnen 50 cm beginnend en ten minste 10 cm dik. De waarde is in toevoeging vooraan in de standaardpuntencode opgenomen met code "f". Van toepassing bij alle gronden behalve bij kalkhoudende zandgronden en niet-gerijpte minerale gronden.

ijzerrijkGrind

IJzerrijk, binnen 50 cm beginnend en ten minste 10 cm dik en grind, ondieper dan 40 cm beginnend ( code "fg"). Van toepassing bij alle gronden behalve bij kalkhoudende zandgronden en niet-gerijpte minerale gronden.

ijzerrijkStenen

IJzerrijk, binnen 50 cm beginnend en ten minste 10 cm dik en stenen in de bovenste 40 cm van het profiel (code "fm"). Van toepassing bij podzolgronden, kalkloze zandgronden, leemgronden, brikgronden en kleigronden.

kolenslik

Kolenslik in de bovenste 80 cm van het profiel, over 15 à 40 cm dikte (code "h"). Van toepassing alleen bij kleigronden.

kolenslikGrind

Kolenslik in de bovenste 80 cm van het profiel, over 15 à 40 cm dikte en grind, ondieper dan 40 cm beginnend (code "hg"). Van toepassing alleen bij kleigronden.

kolenslikStenen

Kolenslik in de bovenste 80 cm van het profiel, over 15 à 40 cm dikte en stenen in de bovenste 40 cm van het profiel (code "hm"). Van toepassing alleen bij kleigronden.

kruinigePercelen

Bol geploegd en daardoor op korte afstand verschil in dikte bovenste lagen (code "b"). Van toepassing alleen bij kleigronden.

kruinigePercelenGrind

Bol geploegd en daardoor op korte afstand verschil in dikte bovenste lagen en grind, ondieper dan 40 cm beginnend (code "bg"). Van toepassing alleen bij kleigronden.

kruinigePercelenIJzerrijk

Bol geploegd en daardoor op korte afstand verschil in dikte bovenste lagen en ijzerrijk, binnen 50 cm beginnend en ten minste 10 cm dik (code "bf"). Van toepassing alleen bij kleigronden.

kruinigePercelenStenen

Bol geploegd en daardoor op korte afstand verschil in dikte bovenste lagen en stenen in de bovenste 40 cm van het profiel (code "bm"). Van toepassing alleen bij kleigronden.

loessdek

Lössdek, beginnend aan maaiveld en 15 à 40 cm dik (code "l"). Van toepassing bij veengronden en kleigronden.

loessdekGrind

Lössdek, beginnend aan maaiveld en 15 à 40 cm dik en grind, ondieper dan 40 cm beginnend (code "lg"). Van toepassing bij veengronden en kleigronden.

loessdekIJzerrijk

Lössdek, beginnend aan maaiveld en 15 à 40 cm dik en ijzerrijk, binnen 50 cm beginnend en ten minste 10 cm dik (code "lf"). Van toepassing bij veengronden en kleigronden.

loessdekStenen

Lössdek, beginnend aan maaiveld en 15 à 40 cm dik en stenen in de bovenste 40 cm van het profiel (code "lm"). Van toepassing alleen bij kleigronden.

opgebrachtHumusrijkDek

Opgebracht moerig of humusrijk dek, beginnend aan maaiveld en 15 à 50 cm dik; toemaakdek (code "o"). Van toepassing alleen bij veengronden en moerige gronden.

opgebrachtHumusrijkDekGrind

Opgebracht moerig of humusrijk dek, beginnend aan maaiveld en 15 à 50 cm dik (toemaakdek) en grind, ondieper dan 40 cm beginnend (code "og"). Van toepassing alleen bij veengronden en moerige gronden.

opgebrachtHumusrijkDekIJzerrijk

Opgebracht moerig of humusrijk dek, beginnend aan maaiveld en 15 à 50 cm dik (toemaakdek) en ijzerrijk, binnen 50 cm beginnend en ten minste 10 cm dik (code "of"). Van toepassing alleen bij veengronden en moerige gronden.

opgebrachtHumusrijkDekVerdrogendeLagen

Opgebracht moerig of humusrijk dek, beginnend aan maaiveld en 15 à 50 cm dik (toemaakdek) en verdrogende lagen in de bovenste 80 cm van het profiel (code "od"). Van toepassing alleen bij veengronden en moerige gronden.

siltZanddek

Kleiig, uiterst fijn silt- of zanddek, beginnend aan maaiveld en 15 à 40 cm dik (code "u"). Van toepassing bij veengronden, podzolgronden, kalkloze zandgronden en leemgronden.

siltZanddekGrind

Kleiig, uiterst fijn silt- of zanddek, beginnend aan maaiveld en 15 à 40 cm dik en grind, ondieper dan 40 cm beginnend (code "ug"). Van toepassing bij veengronden, podzolgronden, kalkloze zandgronden en leemgronden.

siltZanddekIJzerrijk

Kleiig, uiterst fijn silt- of zanddek, beginnend aan maaiveld en 15 à 40 cm dik en ijzerrijk, binnen 50 cm beginnend en ten minste 10 cm dik (code "uf"). Van toepassing bij veengronden, podzolgronden, kalkloze zandgronden en leemgronden.

siltZanddekStenen

Kleiig, uiterst fijn silt- of zanddek, beginnend aan maaiveld en 15 à 40 cm dik en stenen in de bovenste 40 cm van het profiel (code "um"). Van toepassing bij podzolgronden, kalkloze zandgronden en leemgronden.

stenen

Stenen in de bovenste 40 cm van het profiel (code "m"). Van toepassing bij podzolgronden, kalkloze zandgronden, leemgronden, brikgronden en kleigronden.

verdrogendeLagen

Verdrogende lagen in de bovenste 40 cm van het profiel (code "d"). Van toepassing bij veengronden en moerige gronden.

verdrogendeLagenGrind

Verdrogende lagen in de bovenste 40 cm van het profiel en grind, ondieper dan 40 cm beginnend (code "dg"). Van toepassing bij veengronden en moerige gronden.

verdrogendeLagenIJzerrijk

Verdrogende lagen in de bovenste 40 cm van het profiel en ijzerrijk, binnen 50 cm beginnend en ten minste 10 cm dik (code "df"). Van toepassing bij veengronden en moerige gronden.

zanddek

Zanddek, beginnend aan maaiveld en 15 à 40 cm dik (code "z"). Van toepassing bij kalkloze zandgronden, leemgronden en kleigronden.

zanddekGrind

Zanddek, beginnend aan maaiveld en 15 à 40 cm dik en grind, ondieper dan 40 cm beginnend (code "zg"). Van toepassing bij kalkloze zandgronden, leemgronden en kleigronden.

zanddekIJzerrijk

Zanddek, beginnend aan maaiveld en 15 à 40 cm dik en ijzerrijk, binnen 50 cm beginnend en ten minste 10 cm dik (code "zf"). Van toepassing bij kalkloze zandgronden, leemgronden en kleigronden.

zanddekKolenslik

Zanddek, beginnend aan maaiveld en 15 à 40 cm dik en kolenslik in de bovenste 40 cm van het profiel, over 15 à 40 cm dikte (code "zh"). Van toepassing alleen bij kleigronden.

zanddekStenen

Zanddek, beginnend aan maaiveld en 15 à 40 cm dik en stenen in de bovenste 40 cm van het profiel (code "zm"). Van toepassing bij kalkloze zandgronden, leemgronden en kleigronden.

zanddekZouthoudend

Zanddek, beginnend aan maaiveld en 15 à 40 cm dik en zout kwelwater in de bovenste 40 cm van het profiel (code "zn"). Van toepassing bij kleigronden.

zanddekDun

Zanddekje, beginnend aan maaiveld en 5 à 15 cm dik (code "s"). Van toepassing bij veengronden, moerige gronden, podzolgronden, kalkloze zandgronden en leemgronden.

zanddekDunGrind

Zanddekje, beginnend aan maaiveld en 5 à 15 cm dik en grind, ondieper dan 40 cm beginnend (code "sg"). Van toepassing bij veengronden, moerige gronden, podzolgronden, kalkloze zandgronden en leemgronden.

zanddekDunIJzerrijk

Zanddekje, beginnend aan maaiveld en 5 à 15 cm dik en ijzerrijk, binnen 50 cm beginnend en ten minste 10 cm dik (code "sf"). Van toepassing bij veengronden, moerige gronden, podzolgronden, kalkloze zandgronden en leemgronden.

zanddekDunStenen

Zanddekje, beginnend aan maaiveld en 5 à 15 cm dik en stenen in de bovenste 40 cm van het profiel (code "sm"). Van toepassing bij podzolgronden, kalkloze zandgronden en leemgronden.

zavelKleidek

Zavel- of kleidek, beginnend aan maaiveld en 15 à 40 cm dik (code "k"). Van toepassing bij kalkloze en kalkhoudende zandgronden en leemgronden.

zavelKleidekGrind

Zavel- of kleidek, beginnend aan maaiveld en 15 à 40 cm dik en grind, ondieper dan 40 cm beginnend (code "kg"). Van toepassing bij kalkloze zandgronden en leemgronden.

zavelKleidekIJzerrijk

Zavel- of kleidek, beginnend aan maaiveld en 15 à 40 cm dik en ijzerrijk, binnen 50 cm beginnend en ten minste 10 cm dik (code "kf"). Van toepassing bij kalkloze zandgronden en leemgronden.

zavelKleidekStenen

Zavel- of kleidek, beginnend aan maaiveld en 15 à 40 cm dik en stenen in de bovenste 40 cm van het profiel (code "km"). Van toepassing bij kalkloze zandgronden en leemgronden.

zouthoudend

Zout kwelwater in de bovenste 40 cm van het profiel (code "n"). Van toepassing bij kleigronden en kalkhoudende zandgronden.

zouthoudendGrind

Zout kwelwater in de bovenste 40 cm van het profiel en grind, ondieper dan 40 cm beginnend (code "ng"). Van toepassing bij kleigronden en kalkhoudende zandgronden.

zouthoudendIJzerrijk

Zout kwelwater in de bovenste 40 cm van het profiel en ijzerrijk, binnen 50 cm beginnend en ten minste 10 cm dik (code "nf"). Van toepassing bij kleigronden en kalkhoudende zandgronden.

zouthoudendStenen

Zout kwelwater in de bovenste 40 cm van het profiel en stenen in de bovenste 40 cm van het profiel (code "nm"). Van toepassing bij kleigronden en kalkhoudende zandgronden.

7.12 BijzonderheidLocatie

De lijst voor de classificatie van de bijzonderheden over de ligging van het bodemprofiel.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
dal

Bodem in een dal, in de nabijheid van een helling (code "d"). Van toepassing alleen in Zuid-Limburg, bij leemgronden, brikgronden en kleigronden.

helling

Bodem op een helling (code "h"). Van toepassing alleen in Zuid-Limburg, bij leemgronden, brikgronden en kleigronden.

hellingvoet

Bodem aan de voet van een helling (code "c"). Van toepassing alleen in Zuid-Limburg, bij, leemgronden, brikgronden en kleigronden.

geen

Geen bijzonderheden.

7.13 BijzonderheidMateriaal

De lijst met de bijzonderheden van het onderzochte materiaal die tijdens bepalingen in de bodemkundige monsteranalyse zijn geconstateerd.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
geaggregeerd

Het onderzochte materiaal blijkt geaggregeerd. Er zijn brokjes aanwezig.

scheur

Het onderzochte materiaal blijkt gescheurd.

waterWeggelekt

Er is water uit het proefstuk gelekt na verzadiging.

wormgat

In het onderzochte materiaal komen een of meer wormgaten voor.

geen

Er zijn geen bijzonderheden in het onderzochte materiaal geconstateerd.

onbekend

Het is niet bekend of er bijzonderheden in het onderzochte materiaal zijn geconstateerd.

7.14 BijzonderheidUitvoering

De lijst met de bijzonderheden die zich tijdens de uitvoering van bepalingen in de bodemkundige monsteranalyse hebben voorgedaan.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
gatOpgevuld

Een gat in het monster ontstaan door wormen of door in het lab verwijderen van materiaal, is opgevuld met materiaal met dezelfde samenstelling als de rest van het monster.

organischestofAanwezig

Na de voorbehandeling van het materiaal is er nog organische stof aanwezig.

geen

Er zijn geen bijzonderheden tijdens de uitvoering geconstateerd.

onbekend

Het is niet bekend of er bijzonderheden tijdens de uitvoering zijn geconstateerd.

7.15 BijzonderMateriaal

De lijst met de materialen waaruit een laag die geen grond- of gesteentelaag is bestaat.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
huisvuil

Antropogeen materiaal: niet nader omschreven huishoudelijk afval.

oer

Natuurlijk materiaal: IJzerverkitting die op natuurlijke wijze door inspoeling is gevormd.

puin

Antropogeen materiaal: bouw- en sloopafval, veelal een mengsel van stenige materialen die door de mens gemaakt of bewerkt zijn; soilmix, een mengsel van de grond ter plaatse met een materiaal als cement of waterglas, wordt ook hiertoe gerekend.

wegverhardingsmateriaal

Antropogeen materiaal: materiaal dat gebruikt is voor het verharden van wegen en erven. Voorbeelden zijn asfalt, betonklinkers, klinkers, steenslag en tegels.

verbrandingsresten

Antropogeen bestanddeel: minerale verbrandingsresten met een diameter die varieert van kleiner dan 63 µm tot groter dan 2 mm.

vivianiet

Natuurlijk materiaal: Het kleurloze, blauwe of groene vivianiet heeft een parel- tot glasglans, een blauwwitte streepkleur en een perfecte splijting volgens kristalvlak [010]. De gemiddelde dichtheid is 2,65 en de hardheid is 1,5 tot 2. Het kristalstelsel is monoklien en het mineraal is niet radioactief. Vivianiet komt veel voor als secundair mineraal in metallische erts afzettingen, pegmatieten en in door organisch materiaal gedomineerde fosfaatgesteenten.

kalkgyttja

Natuurlijk materiaal: materiaal die vrijwel volledig uit kalk bestaat, wittig tot gelig is en een pasta-achtige consistentie heeft.

7.16 Bodemgebruik

De lijst met de waarden voor bodemgebruik.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
akkerAardappelen

Terrein in landelijk gebied in gebruik voor akkerbouw of vollegrondstuinbouw en wel voor aardappelen.

akkerBieten

Terrein in landelijk gebied in gebruik voor akkerbouw of vollegrondstuinbouw en wel voor bieten.

akkerBollen

Terrein in landelijk gebied in gebruik voor akkerbouw of vollegrondstuinbouw en wel voor bloembollen.

akkerGewas

Terrein in landelijk gebied in gebruik voor akkerbouw of vollegrondstuinbouw, maar niet voor aardappelen, bieten, granen of mais.

akkerGranen

Terrein in landelijk gebied in gebruik voor akkerbouw of vollegrondstuinbouw en wel voor granen.

akkerKaal

Terrein in landelijk gebied in gebruik voor akkerbouw of vollegrondstuinbouw waarvan niet bepaald kan worden welk gewas gezaaid of gepoot is, of welk gewas er heeft gestaan (zoals bij geploegd land).

akkerMais

Terrein in landelijk gebied in gebruik voor akkerbouw of vollegrondstuinbouw en wel voor mais.

boomkwekerij

Terrein in landelijk gebied in gebruik als boomkwekerij.

boomgaardGeenOndergroei

Terrein in landelijk gebied in gebruik als boomgaard zonder ondergroei.

boomgaardOndergroei

Terrein in landelijk gebied in gebruik als boomgaard met ondergroei (veelal gras).

gebruikInTransitie

Terrein dat niet-verhard is en nog niet werkelijk in gebruik is omdat men het gebruik van het terrein aan het veranderen is.

gemengdBos

Terrein in landelijk gebied dat bedekt is met bos, zijnde gemengd bos.

graslandBlijvend

Terrein of een kleiner stuk grond (grasland, wegberm, dijk) in landelijk gebied dat voor lange tijd met gras begroeid is.

graslandNietblijvend

Terrein of een kleiner stuk grond (grasland, wegberm, dijk) in landelijk gebied dat tijdelijk met gras begroeid is.

loofbos

Terrein in landelijk gebied dat bedekt is met loofbos, zijnde meer dan 80% loofbomen.

naaldbos

Terrein in landelijk gebied dat bedekt is met naaldbos, zijnde meer dan 80% naaldbomen.

natuurGeenVegetatie

Terrein in landelijk gebied dat in gebruik is als natuurterrein zonder vegetatie, bijvoorbeeld stranden, wadplaten of stuifzandgebieden.

natuurKorteVegetatieDroog

Terrein in landelijk gebied dat in gebruik is als natuurterrein en begroeid is met korte vegetatie dat een droge groeiplaats vraagt en geen heide is (zoals de natuur in de duinen langs de kust en op de Veluwe).

natuurKorteVegetatieHeide

Terrein in landelijk gebied dat in gebruik is als natuurterrein en begroeid is met heide.

natuurKorteVegetatieNat

Terrein in landelijk gebied dat in gebruik is als natuurterrein en begroeid is met korte vegetatie, dat een natte groeiplaats vraagt (kwelders en slikken langs de kust, gebieden in de Biesbosch, blauwgraslanden).

natuurKorteVegetatieVochtig

Terrein in landelijk gebied dat in gebruik is als natuurterrein en begroeid is met korte vegetatie dat een groeiplaats vraagt die niet droog en niet nat is.

nietLandelijkGras

Terrein in niet-landelijk gebied dat overwegend met gras is begroeid ( bijv. parken, golfbanen, sportparken, grasstroken en een grasveld bij zwembaden).

nietLandelijkBomen

Terrein in niet-landelijk gebied dat overwegend met bomen is begroeid (plantsoenen, singeld, begraafplaatsen, volkstuinenen campings).

glastuinbouw

Terrein in landelijk gebied in gebruik voor tuinbouw onder glas.

akker

Terrein in landelijk gebied in gebruik voor akkerbouw of vollegrondstuinbouw, niet nader gespecificeerd.

bos

Terrein in landelijk gebied dat bedekt is met bos, niet nader gespecificeerd.

fruitteelt

Terrein in landelijk gebied in gebruik als boomgaard, niet nader gespecificeerd.

grasland

Terrein of een kleiner stuk grond (grasland, wegberm, dijk) in landelijk gebied dat voor korte of lange tijd met gras begroeid is, niet nader gespecificeerd.

natuur

Terrein in landelijk gebied dat in gebruik is als natuurterrein, niet nader gespecificeerd.

tuinbouw

Terrein in landelijk gebied in gebruik als vollegrondtuinbouw of tuinbouw onder glas, niet nader gespecificeerd.

onbekend

Het is niet bekend wat het bodemgebruik was ten tijde van het onderzoek.

7.17 Bodemklasse

De lijst voor de classificatie van de bodem in een profiel.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
aarveengrond

Aarveengrond (code "1c").

akkereerdgrond

Akkereerdgrond (code "4t").

beekvaaggrond

Beekvaaggrond (code "5h").

beemdbrikgrond

Beemdbrikgrond (code "3b").

bergbrikgrond

Bergbrikgrond (code "3d").

boveengrond

Boveengrond (code "1g").

broekeerdgrondMoerig

Broekeerdgrond moerige bovengrond (code "v4d").

broekeerdgrondSiltZanddek

Broekeerdgrond kleiig, uiterst fijn silt- of zanddek (code "u4d").

broekeerdgrondZanddek

Broekeerdgrond zanddek, 15 à 40 cm dik, met en zonder minerale eerdlaag (code "z4d").

broekeerdgrondZavelKleidek

Broekeerdgrond zavel- of kleidek (code "k4d").

bruineBeekeerdgrond

Bruine beekeerdgrond (code "4h").

bruineBeekeerdgrondCultuurdek

Bruine beekeerdgrond met een cultuurdek - een 30 à 50 cm dikke bovengrond (code "c4h").

bruineEnkeerdgrond

Bruine enkeerdgrond (code "4r").

daalbrikgrond

Daalbrikgrond (code "3h").

dampodzolgrond

Dampodzolgrond (code "2m").

delbrikgrond

Delbrikgrond (code "3f").

drechtvaaggrond

Drechtvaaggrond (code "5m").

drechtvaaggrondBeekklei

Drechtvaaggrond beekklei (code "B5m").

drechtvaaggrondBeekkleiGebrokenDek

Drechtvaaggrond beekklei, gebroken dek (code "oB5m").

drechtvaaggrondOudeklei

Drechtvaaggrond oude klei (code "K5m").

drechtvaaggrondOudekleiGebrokenDek

Drechtvaaggrond oude klei, gebroken dek (code "oK5m").

drechtvaaggrondRivierklei

Drechtvaaggrond rivierklei (code "R5m").

drechtvaaggrondRivierkleiBruineKom

Drechtvaaggrond rivierklei bruine kom (code "bR5m").

drechtvaaggrondRivierkleiGebrokenDek

Drechtvaaggrond rivierklei, gebroken dek (code "oR5m").

drechtvaaggrondZeeklei

Drechtvaaggrond zeeklei (code "M5m").

drechtvaaggrondZeekleiGebrokenDek

Drechtvaaggrond zeeklei, gebroken dek (code "oM5m").

drechtvaaggrondZeekleiKnip

Drechtvaaggrond zeeklei, knipklei (code "kM5m").

drechtvaaggrondZeekleiKnippig

Drechtvaaggrond zeeklei, knippige klei (code "gM5m").

duinvaaggrond

Duinvaaggrond (code "5t").

duinvaaggrondMatigHumusarm

Duinvaaggrond matig humusarm stuifzand (code "c5t").

duinvaaggrondUiterstHumusarm

Duinvaaggrond uiterst humusarm stuifzand (code "a5t").

duinvaaggrondZeerHumusarm

Duinvaaggrond zeer humusarm stuifzand (code "b5t").

gooreerdgrond

Gooreerdgrond (code "4i").

gooreerdgrondCultuurdek

Gooreerdgrond met een cultuurdek – een 30 à 50 cm dikke bovengrond (code "c4i").

gorsvaaggrondRivierklei

Gorsvaaggrond rivierklei (code "R5d").

gorsvaaggrondZeeklei

Gorsvaaggrond zeeklei (code "M5d").

haarpodzolgrond

Haarpodzolgrond (code "2z").

haarpodzolgrondZanddek

Haarpodzolgrond met een zanddek (code "2v").

heuvelpodzolgrond

Heuvelpodzolgrond (code "2x").

hoekpodzolgrond

Hoekpodzolgrond (code "2g").

hofeerdgrond

Hofeerdgrond (code "4x").

hofeerdgrondBeekklei

Hofeerdgrond beekklei (code "B4x").

hofeerdgrondBeekkleiGebrokenDek

Hofeerdgrond beekklei, gebroken dek (code "oB4x").

hofeerdgrondOudeklei

Hofeerdgrond oude klei (code "K4x").

hofeerdgrondRivierklei

Hofeerdgrond rivierklei (code "R4x").

hofeerdgrondRivierkleiGebrokenDek

Hofeerdgrond rivierklei, gebroken dek (code "oR4x").

hofeerdgrondZeeklei

Hofeerdgrond zeeklei (code "M4x").

hofeerdgrondZeekleiGebrokenDek

Hofeerdgrond zeeklei, gebroken dek (code "oM4x").

hofeerdgrondZeekleiKnip

Hofeerdgrond zeeklei knipklei (code "kM4x").

hofeerdgrondZeekleiKnippig

Hofeerdgrond zeeklei knippige klei (code "gM4x").

holtpodzolgrond

Holtpodzolgrond (code "2i").

holtpodzolgrondZanddek

Holtpodzolgrond met een zanddek (code "2c").

horstpodzolgrond

Horstpodzolgrond (code "2h").

kamppodzolgrond

Kamppodzolgrond (code "2w").

kanteerdgrond

Kanteerdgrond (code "4v").

koopveengrond

Koopveengrond (code "1d").

krijteerdgrondOudeklei

Krijteerdgrond oude klei (code "K4q").

krijtvaaggrondOudeklei

Krijtvaaggrond oude klei (code "K5q").

kuilbrikgrond

Kuilbrikgrond (code "3c").

laarpodzolgrond

Laarpodzolgrond (code "2q").

leekeerdgrond

Leekeerdgrond (code "4p").

leekeerdgrondBeekklei

Leekeerdgrond beekklei (code "B4p").

leekeerdgrondBeekkleiGebrokenDek

Leekeerdgrond beekklei, gebroken dek (code "oB4p").

leekeerdgrondOudeklei

Leekeerdgrond oude klei (code "K4p").

leekeerdgrondOudekleiGebrokenDek

Leekeerdgrond oude klei, gebroken dek (code "oK4p").

leekeerdgrondRivierklei

Leekeerdgrond rivierklei (code "R4p").

leekeerdgrondRivierkleiBruineKom

Leekeerdgrond rivierklei bruine kom (code "bR4p").

leekeerdgrondRivierkleiGebrokenDek

Leekeerdgrond rivierklei, gebroken dek (code "oR4p").

leekeerdgrondZeeklei

Leekeerdgrond zeeklei (code "M4p").

leekeerdgrondZeekleiGebrokenDek

Leekeerdgrond zeeklei, gebroken dek (code "oM4p").

leekeerdgrondZeekleiKnip

Leekeerdgrond zeeklei, knipklei (code "kM4p").

leekeerdgrondZeekleiKnippig

Leekeerdgrond zeeklei, knippige klei (code "gM4p").

liedeerdgrond

Liedeerdgrond (code "4m").

liedeerdgrondBeekklei

Liedeerdgrond beekklei (code "B4m").

liedeerdgrondBeekkleiGebrokenDek

Liedeerdgrond beekklei, gebroken dek (code "oB4m").

liedeerdgrondOudeklei

Liedeerdgrond oude klei (code "K4m").

liedeerdgrondOudekleiGebrokenDek

Liedeerdgrond oude klei, gebroken dek (code "oK4m").

liedeerdgrondRivierklei

Liedeerdgrond rivierklei (code "R4m").

liedeerdgrondRivierkleiBruineKom

Liedeerdgrond rivierklei bruine kom (code "bR4m").

liedeerdgrondRivierkleiGebrokenDek

Liedeerdgrond rivierklei, gebroken dek (code "oR4m").

liedeerdgrondZeeklei

Liedeerdgrond zeeklei (code "M4m").

liedeerdgrondZeekleiGebrokenDek

Liedeerdgrond zeeklei, gebroken dek (code "oM4m").

liedeerdgrondZeekleiKnip

Liedeerdgrond zeeklei, knipklei (code "kM4m").

liedeerdgrondZeekleiKnippig

Liedeerdgrond zeeklei, knippige klei (code "gM4m").

loopodzolgrond

Loopodzolgrond (code "2d").

madeveengrond

Madeveengrond (code "1h").

meerveengrond

Meerveengrond (code "1t").

moerpodzolgrond

Moerpodzolgrond (code "2n").

moerpodzolgrondZanddek

Moerpodzolgrond met een zanddek (code "2l").

moerpodzolgrondZavelKleidek

Moerpodzolgrond met een zavel- of kleidek (code "2k").

nesvaaggrond

Nesvaaggrond (code "5n").

nesvaaggrondBeekklei

Nesvaaggrond beekklei (code "B5n").

nesvaaggrondBeekkleiGebrokenDek

Nesvaaggrond beekklei, gebroken dek (code "oB5n").

nesvaaggrondOudeklei

Nesvaaggrond oude klei (code "K5n").

nesvaaggrondOudekleiGebrokenDek

Nesvaaggrond oude klei, gebroken dek (code "oK5n").

nesvaaggrondRivierklei

Nesvaaggrond rivierklei (code "R5n").

nesvaaggrondRivierkleiBruineKom

Nesvaaggrond rivierklei bruine kom (code "bR5n").

nesvaaggrondRivierkleiGebrokenDek

Nesvaaggrond rivierklei, gebroken dek (code "oR5n").

nesvaaggrondZeeklei

Nesvaaggrond zeeklei (code "M5n").

nesvaaggrondZeekleiGebrokenDek

Nesvaaggrond zeeklei, gebroken dek (code "oM5n").

nesvaaggrondZeekleiKnip

Nesvaaggrond zeeklei, knipklei (code "kM5n").

nesvaaggrondZeekleiKnippig

Nesvaaggrond zeeklei, knippige klei (code "gM5n").

ooivaaggrond

Ooivaaggrond (code "5x").

ooivaaggrondBeekklei

Ooivaaggrond beekklei (code "B5x").

ooivaaggrondBeekkleiGebrokenDek

Ooivaaggrond beekklei, gebroken dek (code "oB5x").

ooivaaggrondOudeklei

Ooivaaggrond oude klei (code "K5x").

ooivaaggrondOudekleiGebrokenDek

Ooivaaggrond oude klei, gebroken dek (code "oK5x").

ooivaaggrondRivierklei

Ooivaaggrond rivierklei (code "R5x").

ooivaaggrondRivierkleiBruineKom

Ooivaaggrond rivierklei bruine kom (code "bR5x").

ooivaaggrondRivierkleiGebrokenDek

Ooivaaggrond rivierklei, gebroken dek (code "oR5x").

ooivaaggrondZeeklei

Ooivaaggrond zeeklei (code "M5x").

ooivaagrondZeekleiGebrokenDek

Ooivaaggrond zeeklei, gebroken dek (code "oM5x").

ooivaaggrondZeekleiKnip

Ooivaaggrond zeeklei knipklei (code "kM5x").

ooivaaggrondZeekleiKnippig

Ooivaaggrond zeeklei knippige klei (code "gM5x").

plaseerdgrondMoerig

Plaseerdgrond moerige bovengrond (code "v4c").

plaseerdgrondUiterstFijnZanddek

Plaseerdgrond met dek van uiterst fijn zand (code "u4c").

plaseerdgrondZanddek

Plaseerdgrond zanddek, 15 à 40 cm dik, met en zonder minerale eerdlaag (code "z4c").

plaseerdgrondZavelKleidek

Plaseerdgrond zavel- of kleidek, 15 à 40 cm dik (code "k4c").

poldervaaggrond

Poldervaaggrond (code "5p").

poldervaaggrondBeekklei

Poldervaaggrond beekklei (code "B5p").

poldervaaggrondBeekkleiGebrokenDek

Poldervaaggrond beekklei, gebroken dek (code "oB5p").

poldervaaggrondOudeklei

Poldervaaggrond oude klei (code "K5p").

poldervaaggrondOudekleiGebrokenDek

Poldervaaggrond oude klei, gebroken dek (code "oK5p").

poldervaaggrondRivierklei

Poldervaagrond rivierklei (code "R5p").

poldervaaggrondRivierkleiBruineKom

Poldervaaggrond rivierklei, bruine kom (code "bR5p").

poldervaaggrondRivierkleiGebrokenDek

Poldervaaggrond rivierklei, gebroken dek (code "oR5p").

poldervaaggrondZeeklei

Poldervaaggrond zeeklei (code "M5p").

poldervaagrondZeekleiGebrokenDek

Poldervaaggrond zeeklei, gebroken dek (code "oM5p").

poldervaaggrondZeekleiKnip

Poldervaaggrond zeeklei, knipklei (code "kM5p").

poldervaaggrondZeekleiKnippig

Poldervaaggrond zeeklei, knippige klei (code "gM5p").

radebrikgrond

Radebrikgrond (code "3i").

rooibrikgrond

Rooibrikgrond (code "3g").

slikvaaggrondRivierklei

Slikvaaggrond rivierklei (code "R5f").

slikvaaggrondZeeklei

Slikvaaggrond zeeklei (code "M5f").

tochteerdgrond

Tochteerdgrond (code "4n").

tochteerdgrondBeekklei

Tochteerdgrond beekklei (code "B4n").

tochteerdgrondBeekkleiGebrokenDek

Tochteerdgrond beekklei, gebroken dek (code "oB4n").

tochteerdgrondOudeklei

Tochteerdgrond oude klei (code "K4n").

tochteerdgrondOudekleiGebrokenDek

Tochteerdgrond oude klei, gebroken dek (code "oK4n").

tochteerdgrondRivierklei

Tochteerdgrond rivierklei (code "R4n").

tochteerdgrondRivierkleiBruineKom

Tochteerdgrond rivierklei bruine kom (code "bR4n").

tochteerdgrondRivierkleiGebrokenDek

Tochteerdgrond rivierklei gebroken dek (code "oR4n").

tochteerdgrondZeeklei

Tochteerdgrond zeeklei (code "M4n").

tochteerdgrondZeekleiGebrokenDek

Tochteerdgrond zeeklei, gebroken dek (code "oM4n").

tochteerdgrondZeekleiKnip

Tochteerdgrond zeeklei knipklei (code "kM4n").

tochteerdgrondZeekleiKnippig

Tochteerdgrond zeeklei knippige klei (code "gM4n").

tuineerdgrond

Tuineerdgrond (code "4w").

tuineerdgrondBeekklei

Tuineerdgrond beekklei (code "B4w").

tuineerdgrondBeekkleiGebrokenDek

Tuineerdgrond beekklei, gebroken dek (code "oB4w").

tuineerdgrondOudeklei

Tuineerdgrond oude klei (code "R4w").

tuineerdgrondOudekleiGebrokenDek

Tuineerdgrond oude klei, gebroken dek (code "oK4w").

tuineerdgrondRivierklei

Tuineerdgrond rivierklei (code "R4w").

tuineerdgrondRivierkleiBruineKom

Tuineerdgrond rivierklei bruine kom (code "bR4w").

tuineerdgrondRivierkleiGebrokenDek

Tuineerdgrond rivierklei, gebroken dek (code "oR4w").

tuineerdgrondZeeklei

Tuineerdgrond zeeklei (code "M4w").

tuineerdgrondZeekleiGebrokenDek

Tuineerdgrond zeeklei, gebroken dek (code "oM4w").

tuineerdgrondZeekleiKnip

Tuineerdgrond zeeklei knipklei (code "kM4w").

tuineerdgrondZeekleiKnippig

Tuineerdgrond zeeklei knippige klei (code "gM4w").

veldpodzolgrond

Veldpodzolgrond (code "2r").

veldpodzolgrondZanddek

Veldpodzolgrond met een zanddek (code "2p").

veldpodzolgrondZavelKleidek

Veldpodzolgrond met een zavel- of kleidek (code "2o").

vlakvaaggrond

Vlakvaaggrond (code "5k").

vlierveengrond

Vlierveengrond (code "1v").

vlietveengrond

Vlietveengrond (code "1k").

vorstvaaggrond

Vorstvaaggrond (code "5v").

waardveengrond

Waardveengrond (code "1s").

weideveengrond

Weideveengrond (code "1r").

woudeerdgrond

Woudeerdgrond (code "4o").

woudeerdgrondBeekklei

Woudeerdgrond beekklei (code "B4o").

woudeerdgrondBeekkleiGebrokenDek

Woudeerdgrond beekklei, gebroken dek (code "oB4o").

woudeerdgrondOudeklei

Woudeerdgrond oude klei (code "K4o").

woudeerdgrondOudekleiGebrokenDek

Woudeerdgrond oude klei, gebroken dek (code "oK4o").

woudeerdgrondRivierklei

Woudeerdgrond rivierklei (code "R4o").

woudeerdgrondRivierkleiBruineKom

Woudeerdgrond rivierklei bruine kom (code "bR4o").

woudeerdgrondRivierkleiGebrokenDek

Woudeerdgrond rivierklei, gebroken dek (code "oR4o").

woudeerdgrondZeeklei

Woudeerdgrond zeeklei (code "M4o").

woudeerdgrondZeekleiGebrokenDek

Woudeerdgrond zeeklei, gebroken dek (code "oM4o").

woudeerdgrondZeekleiKnip

Woudeerdgrond zeeklei, knipklei (code "kM4o").

woudeerdgrondZeekleiKnippig

Woudeerdgrond zeeklei, knippige klei (code "gM4o").

zwarteBeekeerdgrond

Zwarte beekeerdgrond (code "4k").

zwarteBeekeerdgrondCultuurdek

Zwarte beekeerdgrond met een cultuurdek – een 30 à 50 cm dikke bovengrond (code "c4k").

zwarteEnkeerdgrond

Zwarte enkeerdgrond (code "4s").

7.18 BodemkundigeGrondsoort

De lijst met de grondsoorten vanuit bodemkundig perspectief.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
grind

Grind, grindgehalte is gelijk aan of groter dan 30 %.

kleiarmSilt

Kleiarm silt, naam gebaseerd op de kleidriehoek. Lutumgehalte vanaf 0% tot 5% en leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) is gelijk aan of groter dan 50 %.

kleiarmZand

Kleiarm zand, naam gebaseerd op de kleidriehoek. Lutumgehalte vanaf 0% tot 5% en leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) is kleiner dan 50 %.

kleiigeLeem

Kleiige leem, naam gebaseerd op de leemdriehoek. Lutumgehalte is kleiner dan 17,5 % à 30 %.

kleiigSilt

Kleiig silt, naam gebaseerd op de kleidriehoek. Lutumgehalte vanaf 5 % tot 8 % en leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) is gelijk aan of groter dan 50 %.

kleiigVeen

Kleiig veen, naam gebaseerd op de veendriehoek. Organische stofgehalte vanaf 22,5 % tot 35 % en combinatie lutumgehalte en organische stofgehalte voldoen aan eisen (functie) van veendriehoek.

kleiigZand

Kleiig zand, naam gebaseerd op de kleidriehoek. Lutumgehalte vanaf 5 % tot 8 % en leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) is kleiner dan 50 %.

leemarmZand

Leemarm zand, naam gebaseerd op de leemdriehoek. Lutumgehalte &lt; 8 % en leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) is kleiner dan 10 %.

lichteKlei

Lichte klei, naam gebaseerd op de kleidriehoek. Lutumgehalte vanaf 25 % tot 35 %.

matigLichteZavel

Matig lichte zavel, naam gebaseerd op de kleidriehoek. Lutumgehalte vanaf 12 % tot 17,5 % en leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) is kleiner dan 50%.

matigZwareKlei

Matig zware klei, naam gebaseerd op de kleidriehoek. Lutumgehalte vanaf 35 % tot 50 %.

schelpmateriaal

Schelpmateriaal, schelpmateriaalgehalte is gelijk aan of groter dan 30 %.

siltigeLeem

Siltige leem, naam gebaseerd op de leemdriehoek. Lutumgehalte tussen 8% en 30 % en leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) is gelijk aan of groter dan 85 %.

sterkLemigZand

Sterk lemig zand, naam gebaseerd op de leemdriehoek. Lutumgehalte is kleiner dan 8% en leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) vanaf 17,5 % tot 32,5 %.

veen

Veen, naam gebaseerd op de veendriehoek. Organische stofgehalte is groter dan 35 % en combinatie lutumgehalte en organische stofgehalte voldoen aan eisen (functie) van veendriehoek.

venigeKlei

Venige klei, naam gebaseerd op de veendriehoek. Organische stofgehalte vanaf 15 % tot 22,5 % en combinatie lutumgehalte en organische stofgehalte voldoen aan eisen (functie) van veendriehoek.

venigZand

Venig zand, naam gebaseerd op de veendriehoek. Organische stofgehalte vanaf 15 % tot 22,5 % en combinatie lutumgehalte en organische stofgehalte voldoen aan eisen (functie) van veendriehoek.

zandigeLeem

Zandige leem, naam gebaseerd op de leemdriehoek. Lutumgehalte tussen 8 % en 22 % en leemgehalte is gelijk aan of kleiner dan 85 %.

zandigVeen

Zandig veen, naam gebaseerd op de veendriehoek. Organische stofgehalte vanaf 22,5 % tot 35 % en combinatie lutumgehalte en organische stofgehalte voldoen aan eisen (functie) van veendriehoek.

zeerLichteZavel

Zeer lichte zavel, naam gebaseerd op de kleidriehoek. Lutumgehalte vanaf 8 % tot 12 % en leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) is kleiner dan 50 %.

zeerSterkLemigZand

Zeer sterk lemig zand, naam gebaseerd op de leemdriehoek. Lutumgehalte is kleiner dan 8% en leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) vanaf 32,5 % tot 50 %.

zeerZwareKlei

Zeer zware klei, naam gebaseerd op de kleidriehoek. Lutumgehalte is gelijk aan of groter dan 50 %.

zwakLemigZand

Zwak lemig zand, naam gebaseerd op de leemdriehoek. Lutumgehalte is kleiner dan 8 % en leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) vanaf 1 0% tot 17,5 %.

zwareZavel

Zware zavel, naam gebaseerd op de kleidriehoek. Lutumgehalte vanaf 17,5 % tot 25 % en leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) is kleiner dan 50 %.

moerigMateriaal

Moerig materiaal, naam gebaseerd op de veendriehoek. Organische stofgehalte vanaf 15  % tot 22,5 %. Deze waarde is een verzamelnaam voor de bodemkundige grondsoorten veen, kleiigVeen, venigeKlei, venigZand en zandigVeen.

nietBepaald

De bodemkundige grondsoort is niet bepaald.

7.19 Bodemleven

De lijst met soorten van bodemleven die zijn waargenomen in het wandprofiel.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
geen

Er zijn geen (sporen van) organismen waargenomen.

insecten

Er zijn larven of volwassen insecten waargenomen.

schimmeldraden

Er zijn schimmeldraden waargenomen.

wormen

Er zijn (sporen van) wormen waargenomen.

onbekend

Het is niet bekend of er (sporen van) organismen zijn waargenomen.

7.20 Brokje

De lijst met de omschrijving van de brokjes van gesteenten en afwijkende grondsoorten die in grond voorkomen.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
geen

De grond bevat geen brokjes van en andere grondsoort of van gesteente.

gipsbrokjes

De grond bevat brokjes gips.

kalksteenbrokjes

De grond bevat brokjes kalksteen.

kleibrokjes

De grond bevat brokjes klei.

kleisteenbrokjes

De grond bevat brokjes kleisteen.

leembrokjes

De grond bevat brokjes leem.

steenkoolbrokjes

De grond bevat brokjes steenkool.

veenbrokjes

De grond bevat brokjes veen.

zandsteenbrokjes

De grond bevat brokjes zandsteen of verkit zand.

oerbrokjes

De grond bevat brokjes oer.

7.21 Codegroep

De lijst met de codegroepen die de bodem op het hoogste niveau typeren en de opbouw van de standaardpuntencode bepalen.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
brikgrond

Minerale gronden met een inspoelingslaag van lutum en ijzer beginnend binnen 80 cm diepte. De inspoelingslaag, de zgn. briklaag, ontstaat door kleiverplaatsing en komt voor in kalkloze lutumrijke afzettingen van ten minste laat-pleistocene ouderdom.

kleigrond

Gronden die binnen 80 cm diepte voor meer dan de helft van de dikte uit gerijpte zavel of klei bestaan. Voor de indeling in deze codegroep moeten een briklaag en een moerige bovengrond of tussenlaag ontbreken. Tot deze groep behoren tevens de dikke eerdgronden in klei en de kalksteen verweringsgronden. De gronden zijn tot tenminste 40 cm diepte gerijpt. Op basis van de herkomst worden gronden verder onderverdeeld in zeeklei, rivierklei, oude klei en beekklei.

leemgrond

Gronden die binnen 80 cm diepte voor meer dan de helft van de dikte uit eolisch materiaal bestaan met meer dan 50 % leem en/of meer dan 8 % lutum. Voor de indeling in deze codegroep moeten een briklaag en een moerige bovengrond of tussenlaag ontbreken. Leem- of lössgronden komen vooral voor in Zuid-Limburg.

moerigeGrond

Gronden, waar binnen de eerste 40 cm een moerige laag begint, die minimaal 15 en maximaal 40 dik is. Een moerige bovengrond is minimaal 20 cm dik en ligt binnen 40 cm op een minerale ondergrond. Een moerige tussenlaag begint binnen 40 cm en is 5 á 40 cm dik en wordt afgedekt door een zand- of kleidek.

nietGerijpteMineraleGrond

Minerale gronden die binnen 20 cm diepte hoogstens bijna gerijpt of nog slapper zijn. Deze gronden liggen overwegend in de schorren en slikken langs de kust en verspreid in lage terreindelen langs de rivieren. Het recent gesedimenteerde materiaal moet het rijpingsproces nog geheel of gedeeltelijk doorlopen. Naar de aard van het afzettingsmilieu worden ze onderverdeeld in zeeklei en rivierklei.

podzolgrond

Gronden met een duidelijke podzol-B-horizont en een A-horizont dunner dan 50 cm. Podzolgronden hebben een veelal bruin gekleurde inspoelingslaag (B-horizont), waarin organische stof al dan niet samen met ijzer- en aluminiumverbindingen is opgehoopt. Indien tevens een 'dikke eerdlaag', moerige bovengrond of moerige tussenlaag aanwezig is behoren ze tot een andere codegroep.

veengrond

Gronden, die tussen 0 en 80 cm diepte voor meer dan de helft van deze dikte uit 'moerig' materiaal bestaan.

zandgrondKalkhoudend

Gronden die tussen 0 en 80 cm diepte voor meer dan de helft van de dikte bestaan uit zand dat jonger is dan dekzand en waarbij een duidelijke podzol-horizont en briklaag ontbreken en waarbij ook geen moerige bovengrond of moerige tussenlaag aanwezig is. Tot deze groep behoren tevens de dikke eerdgronden in kalkhoudend zand. Kalkhoudende zanden zijn overwegend onder mariene omstandigheden afgezet. Andere zandgronden in deze codegroep zijn jonge stuifzandgronden en zanden die zijn afgezet onder fluviatiele omstandigheden. Het zand in deze codegroep is kalkrijk én relatief recent afgezet.

zandgrondKalkloos

Minerale gronden die tussen 0 en 80 cm diepte voor meer dan de helft van de dikte uit kalkloos zand bestaan. Een duidelijke podzol-horizont ontbreekt of deze komt voor onder een meer dan 50 cm dikke humeuze bovengrond. Ook is er geen moerige bovengrond of moerige tussenlaag aanwezig. Tot deze groep behoren tevens de dikke eerdgronden in kalkloos zand.

7.22 Coördinaattransformatie

De lijst met de methoden waarmee de coördinaten zijn omgezet.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
nietGetransformeerd

De gegevens zijn aangeleverd in ETRS89; transformatie was niet nodig.

RDNAPTRANS2008

De gegevens zijn getransformeerd van RD naar ETRS89, gebruikmakend van de transformatie RDNAPTRANS™, versie 2018. RDNAPTRANS™ is de officiële transformatie tussen RD/NAP en ETRS89 afkomstig van het Kadaster, Rijkswaterstaat en de Dienst der Hydrografie van de Koninklijke Marine in het samenwerkingsverband NSGI (Nederlandse Samenwerking Geodetische Infrastructuur).

RDNAPTRANS2018

De gegevens zijn getransformeerd van RD naar ETRS89, gebruikmakend van de transformatie RDNAPTRANS™, versie 2008. RDNAPTRANS™ is de officiële transformatie tussen RD/NAP en ETRS89 afkomstig van het Kadaster.

RDNAPTRANS2008MV0

De gegevens zijn getransformeerd van RD naar ETRS89, gebruikmakend van de transformatie RDNAPTRANS™, versie 2008. De positie van het aardoppervlak is onbekend, bij transformatie is uitgegaan van 0 m NAP. RDNAPTRANS™ is de officiële transformatie tussen RD/NAP en ETRS89 afkomstig van het Kadaster.

RDNAPTRANS2018MV0

De gegevens zijn getransformeerd van RD naar ETRS89, gebruikmakend van de Transformatie RDNAPTRANS™, versie 2018. De verticale positie van het aardoppervlak is onbekend, bij transformatie is uitgegaan van 0 m NAP. RDNAPTRANS™ is de officiële transformatie tussen RD/NAP en ETRS89 afkomstig van het Kadaster.

7.23 Dispersiemethode

De lijst met de methoden voor het losmaken van samengeklonterde korrels.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
roerenDispersiemiddel

Samenklonterende korrels zijn losgemaakt door het materiaal in water met een dispersiemiddel los te roeren.

metUltrasoonbad

Samenklonterende korrels zijn losgemaakt door het materiaal in een ultrasoonbad gevuld met water en een dispersiemiddel los te trillen.

geen

Er is geen dispersiemethode gebruikt.

onbekend

De dispersiemethode is onbekend.

7.24 Droogtemperatuur

De lijst met de temperaturen waarbij het materiaal is gedroogd.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
105graden

Het materiaal is gedroogd bij een temperatuur van 105 °C.

40graden

Het materiaal is gedroogd bij een temperatuur van 40 °C.

60graden

Het materiaal is gedroogd bij een temperatuur van 60 °C.

onbekend

De temperatuur waarbij het materiaal is gedroogd is niet bekend.

7.25 Droogtijd

De lijst met de duur van de periode waarin het materiaal is gedroogd.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
stabieleMassa

Het materiaal is gedroogd tot het materiaal een stabiele massa heeft en dat is wanneer de afname van de massa minder is dan 0.6 % per 24 uur.

24uur

Het materiaal is 24 uur gedroogd.

onbekend

De droogtijd van het materiaal is niet bekend.

7.26 FractieverdelingLab

De lijst voor de classificatie van de fracties die voor de bepaling van korrelgrootteverdeling in de bodemkunde is gebruikt.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
basisBasis

De fractie < 50 µm is niet onderverdeeld; fractie 50-63; de fractie > 63µm is niet onderverdeeld.

basisStandaard

De fractie < 50 µm is niet onderverdeeld; fractie 50-63; de fractie > 63 µm is op de standaard manier onderverdeeld (in de fracties 63-105 µm, 105-210 µm, 210-420 µm, 420-2000 µm).

basisUitgebreid

De fractie < 50 µm is niet onderverdeeld; fractie 50-63; de fractie > 63 µm is op de uitgebreide manier onderverdeeld (in de fracties 63-105 µm, 105-210 µm, 210-300 µm, 300-420 µm, 420-600 µm, 600-850 µm, 850-1200 µm, 1200-1700 µm, 1700-2000 µm).

minimaalBasis

De fractie < 50µm is op de minimale manier onderverdeeld (in de fracties 0-2µm, 2-50µm); fractie 50-63; de fractie > 63µm is niet onderverdeeld.

minimaalStandaard

De fractie < 50µm is op de minimale manier onderverdeeld (in de fracties 0-2µm, 2-50µm); fractie 50-63; de fractie > 63µm is op de standaardmanier onderverdeeld (in de fracties 63-105µm, 105-210µm, 210-420µm, 420-2000µm).

minimaalUitgebreid

De fractie < 50µm is op de minimale manier onderverdeeld (in de fracties 0-2µm, 2-50µm); fractie 50-63; de fractie > 63µm is op de uitgebreide manier onderverdeeld (in de fracties 63-105µm, 105-210µm, 210-300µm, 300-420µm, 420-600µm, 600-850µm, 850-1200µm, 1200-1700µm, 1700-2000µm).

standaardBasis

De fractie < 50µm is op de standaardmanier onderverdeeld (in de fracties 0-2µm, 2-16µm, 16-50µm); fractie 50-63; de fractie > 63µm is niet onderverdeeld.

standaardStandaard

De fractie < 50µm is op de standaard manier onderverdeeld (in de fracties 0-2µm, 2-16µm, 16-50µm); fractie 50-63; de fractie > 63µm is op de standaardmanier onderverdeeld (in de fracties 63-105µm, 105-210µm, 210-420µm, 420-2000µm).

standaardUitgebreid

De fractie < 50µm is op de standaard manier onderverdeeld (in de fracties 0-2µm, 2-16µm, 16-50µm); fractie 50-63; de fractie > 63µm is op de uitgebreide manier onderverdeeld (in de fracties 63-105µm, 105-210µm, 210-300µm, 300-420µm, 420-600µm, 600-850µm, 850-1200µm, 1200-1700µm, 1700-2000µm).

uitgebreidBasis

De fractie < 50µm is op uitgebreide manier onderverdeeld (in de fracties 0-2µm, 2-4µm, 4-8µm, 8-16µm, 16-25µm, 25-35µm, 35-50µm); fractie 50-63; de fractie > 63µm is niet onderverdeeld.

uitgebreidStandaard

De fractie < 50µm is op de uitgebreide manier onderverdeeld (in de fracties 0-2µm, 2-4µm, 4-8µm, 8-16µm, 16-25µm, 25-35µm, 35-50µm); fractie 50-63; de fractie > 63µm is op de standaardmanier onderverdeeld (in de fracties 63-105µm, 105-210µm, 210-420µm, 420-2000µm).

uitgebreidUitgebreid

De fractie < 50µm is op uitgebreide manier onderverdeeld (in de fracties 0-2µm, 2-4µm, 4-8µm, 8-16µm, 16-25µm, 25-35µm, 35-50µm); fractie 50-63; de fractie > 63µm is op de uitgebreide manier onderverdeeld (in de fracties 63-105µm, 105-210µm, 210-300µm, 300-420µm, 420-600µm, 600-850µm, 850-1200µm, 1200-1700µm, 1700-2000µm).

7.27 GebruiktMedium

De lijst met de vloeistoffen en de gassen die in bepalingen zijn gebruikt.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
demiwater

In de bepaling is gedemineraliseerd water gebruikt. Dat is water waaruit alle zouten die doorgaans in leidingwater in vrij kleine hoeveelheden aanwezig zijn, verwijderd zijn. Dit wordt ook wel osmosewater genoemd.

gezuiverdWater

In de bepaling is leidingwater gebruikt dat door destillatie, demineralisatie of ionisatie gezuiverd is van alle zouten en mineralen. In de geotechniek maakt ieder lab zelf zijn gezuiverd water.

grondwaterLokaal

In de bepaling is grondwater gebruikt. Het grondwater komt uit het boorgat.

leidingwater

In de bepaling is water gebruikt dat bestemd is voor menselijke consumptie en via leidingen wordt getransporteerd.

oppervlaktewaterLokaal

In de bepaling is oppervlaktewater gebruikt. Het water komt uit de nabijheid van de locatie van het onderzoek.

zoutwater1000tot10000

In de bepaling is zoutwater gebruikt met een elektrische geleidbaarheid die ligt tussen 1000 en 10000 µS/cm. De geleidbaarheid is een maat voor het zoutgehalte.

zoutwater10000tot25000

In de bepaling is zoutwater gebruikt met een elektrische geleidbaarheid die ligt tussen 10000 en 25000 µS/cm. De geleidbaarheid is een maat voor het zoutgehalte.

zoutwater25000tot50000

In de bepaling is zoutwater gebruikt met een elektrische geleidbaarheid die ligt tussen 25000 en 50000 µS/cm. De geleidbaarheid is een maat voor het zoutgehalte.

zoutwaterMinstens50000

In de bepaling is zoutwater gebruikt met een elektrische geleidbaarheid groter dan 50000 µS/cm. De geleidbaarheid is een maat voor het zoutgehalte.

7.28 GelaagdeInhomogeniteit

De lijst met de grondsoorten en soorten gesteenten die in laagjes in grond voorkomen.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
geen

Geen afwijkende laagjes.

detritusLaagjes

Detritus maakt minder dan 50 % van het volume uit en komt voor in laagjes.

grindLaagjes

Grind maakt minder dan 50 % van het volume uit en komt voor in laagjes.

gyttjaLaagjes

Gyttja maakt minder dan 50 % van het volume uit en komt voor in laagjes.

humusLaagjes

Humus maakt minder dan 50 % van het volume uit en komt voor in laagjes.

kalkLaagjes

Kalk maakt minder dan 50 % van het volume uit en komt voor in laagjes.

kleiLaagjes

Klei maakt minder dan 50 % van het volume uit en komt voor in laagjes.

leemLaagjes

Leem maakt minder dan 50 % van het volume uit en komt voor in laagjes.

oerLaagjes

Oer maakt minder dan 50 % van het volume uit en komt voor in laagjes.

schelpmateriaalLaagjes

Schelpmateriaal maakt minder dan 50 % van het volume uit en komt voor in laagjes.

veenLaagjes

Veen maakt minder dan 50 % van het volume uit en komt voor in laagjes.

vuursteenLaagjes

Vuursteen maakt minder dan 50 % van het volume uit en komt voor in laagjes.

zandLaagjes

Zand maakt minder dan 50 % van het volume uit en komt voor in laagjes.

7.29 Grensbepaling

De lijst met de methoden voor het bepalen van de grenzen van lagen.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
waargenomenScherpTot2cm

De grens is gebaseerd op een verandering die waargenomen is in de wand. De verandering voltrekt zich binnen een bereik dat tussen 0 en 2 cm ligt.

waargenomenDuidelijk2tot10cm

De grens is gebaseerd op een verandering die waargenomen is in de wand. De verandering voltrekt zich binnen een bereik dat tussen 2 en 10 cm ligt.

waargenomenGeleidelijkMinstens10cm

De grens is gebaseerd op een verandering die waargenomen is in de wand. De verandering voltrekt zich in een bereik dat groter is dan 10 cm.

voorbepaald

De grens is niet gebaseerd op een verandering maar is kunstmatig bepaald; het begrip scherpte is niet van toepassing.

onbekend

Het is niet bekend op welke manier de grens is bepaald.

7.30 Grindgehalteklasse

De lijst voor de classificatie van het aandeel grind in niet-grindige grond.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
zwakGrindig

Grind is aanwezig en maakt minder dan 5 % van de massa uit.

matigGrindig

Grind maakt tussen 5 en 15 % van de massa uit.

sterkGrindig

Grind maakt tussen 15 en 30 % van de massa uit.

onbekend

De grindgehalteklasse is niet bekend.

7.31 GrondsoortNEN5104

De lijst met de grondsoorten volgens de NEN5104 in de bodemkunde.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
grind

Grind.

kleiigZand

Zand kleiig, benaming gebaseerd op NEN 5104. Grond die voor minimaal 82,5 % van de massa uit zand, voor 5 tot 8 % uit lutum, voor maximaal 12,5 % uit silt bestaat en minder dan 1 6% organische stof en minder dan 30 % grind bevat.

matigSiltigeKlei

Klei matig siltig, benaming gebaseerd op NEN5104. Grond die voor 35 tot 50 % van de massa uit lutum, voor 50 tot 6 5% uit silt en voor maximaal 65 % uit zand bestaat en minder dan 30 % organische stof en minder dan 30 % grind bevat.

matigSiltigZand

Zand matig Siltig, benaming gebaseerd op NEN 5104. Grond die voor 82,5 tot 90 % van de massa uit zand, voor maximaal 5 % uit lutum en voor 10 tot 17,5 % uit silt bestaat en minder dan 16 % organische stof en minder dan 30 % grind bevat.

matigZandigeKlei

Klei matig zandig, benaming gebaseerd op NEN 5104. Grond die voor 12 tot 17,5 % van de massa uit lutum, voor 32,5 tot 38 % uit silt en voor 50 tot 88 % uit zand bestaat en minder dan 30 % organische stof en minder dan 30 % grind bevat.

mineraalarmVeen

Veen mineraal arm, benaming gebaseerd op NEN 5104. Grond die voor meer dan 35 % van de massa uit organische stof die vezelig is en samenhang vertoont bestaat, voor maximaal 30 % uit lutum en voor maximaal 65 % uit silt plus zand.

schelpmateriaal

Schelpmateriaal.

sterkKleiigVeen

Veen sterk kleiig, benaming gebaseerd op NEN 5104. Grond die voor 15 tot 30 % van de massa uit organische stof die vezelig is en samenhang vertoont bestaat, en voor 8 tot 70 % uit lutum en voor de rest uit silt plus zand.

sterkSiltigeKlei

Klei sterk siltig, benaming gebaseerd op NEN 5104. Grond die voor 25 tot 35 % van de massa uit lutum, voor 65 tot 75 % uit silt en voor maximaal 75 % uit zand bestaat en minder dan 30 % organische stof en minder dan 30 % grind bevat.

sterkSiltigZand

Zand sterk siltig, benaming gebaseerd op NEN 5104. Grond die voor 67,5 tot 82,5 % van de massa uit zand, voor maximaal 8 % uit lutum en voor 17,5 tot 32,5 % uit silt bestaat en minder dan 16 % organische stof en minder dan 30 % grind bevat.

sterkZandigeKlei

Klei sterk zandig, benaming gebaseerd op NEN 5104. Grond die voor 8 tot 12 % van de massa uit lutum, voor 38 tot 42 % uit silt en voor 50 tot 92 % uit zand bestaat en minder dan 30 % organische stof bevat.

sterkZandigeLeem

Leem sterk zandig, benaming gebaseerd op NEN 5104. Grond die voor maximaal 17,5 % van de massa uit lutum, voor minimaal 50 % uit silt en voor 15 tot 50 % uit zand bestaat en minder dan 30 % grind en minder dan 30 % organische stof bevat.

sterkZandigVeen

Veen sterk zandig, benaming gebaseerd op NEN 5104. Grond die voor 22,5 tot 45 % van de massa uit organische stof die vezelig is en samenhang vertoont bestaat, en voor minder dan 8 % uit lutum en voor de rest uit silt plus zand.

uiterstSiltigeKlei

Klei uiterst siltig, benaming gebaseerd op NEN 5104. Grond die voor 8 tot 25 % van de massa uit lutum, voor 25 tot 75 % uit silt en voor 50 tot 92 % uit zand bestaat en minder dan 30 % organische stof en minder dan 30 % grind bevat.

uiterstSiltigZand

Zand uiterst siltig, benaming gebaseerd op NEN 5104. Grond die voor 50 tot 67,5 % van de massa uit zand, voor maximaal 8 % uit lutum en voor 32,5 tot 50 % uit silt bestaat en minder dan 16 % organische stof en minder dan 30 % grind bevat.

zwakKleiigVeen

Veen zwak kleiig, benaming gebaseerd op NEN 5104. Grond die voor 22,5 tot 45 % van de massa uit organische stof die vezelig is en samenhang vertoont bestaat en voor 8 tot 55 % uit lutum en voor de rest uit silt plus zand.

zwakSiltigeKlei

Klei zwak siltig, benaming gebaseerd op NEN 5104. Grond die voor meer dan 50 % van de massa uit lutum en voor minder dan 50 % uit silt en zand bestaat en minder dan 30 % organische stof en minder dan 30 % grind bevat.

zwakSiltigZand

Zand zwak siltig, benaming gebaseerd op NEN 5104. Grond die voor minimaal 90 % van de massa uit zand, voor maximaal 5 % uit lutum en voor maximaal 10 % uit silt bestaat en minder dan 16 % organische stof en minder dan 30 % grind bevat.

zwakZandigeKlei

Klei matig zandig, benaming gebaseerd op NEN 5104. Grond die voor 12 tot 17,5 % van de massa uit lutum, voor 32,5 tot 38 % uit silt en voor 50 tot 88 % uit zand bestaat en minder dan 30 % organische stof en minder dan 30 % grind bevat.

zwakZandigeLeem

Leem zwak zandig, benaming gebaseerd op NEN 5104. Grond die voor maximaal 25 % van de massa uit lutum, voor minimaal 65 % uit silt en voor maximaal 15 % uit zand bestaat en minder dan 30 % grind en minder dan 30 % organische stof bevat.

zwakZandigVeen

Veen zwak zandig, benaming gebaseerd op NEN 5104. Grond die voor 15 tot 30 % van de massa uit organische stof die vezelig is en samenhang vertoont bestaat, en voor minder dan 8 % uit lutum en voor de rest uit silt plus zand.

nietBepaald

De naam van de grondsoort NEN 5104 is niet bepaald.

7.32 Grondwatertrap

De lijst voor de classificatie van grondwatertrappen.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
Ia

GHG ligt tussen 0 en 25 cm, GLG ligt tussen 0 en 50 cm.

Ic

GHG ligt tussen 25 en 50 cm, GLG ligt tussen 25 en 50 cm.

IIa

GHG ligt tussen 0 en 25 cm, GLG ligt tussen 50 en 80 cm.

IIb

GHG ligt tussen 25 en 40 cm, GLG ligt tussen 50 en 80 cm.

IIc

GHG ligt tussen 40 en 80 cm, GLG ligt tussen 50 en 80 cm.

IIIa

GHG ligt tussen 0 en 25 cm, GLG ligt tussen 80 en 120 cm.

IIIb

GHG ligt tussen 25 en 40 cm, GLG ligt tussen 80 en 120 cm.

IVc

GHG ligt tussen 80 en 120 cm, GLG ligt tussen 80 en 120 cm.

IVu

GHG ligt tussen 40 en 80 cm, GLG ligt tussen 80 en 120 cm.

Vad

GHG ligt tussen 0 en 25 cm, GLG ligt op 180 cm of dieper.

Vao

GHG ligt tussen 0 en 25 cm, GLG ligt tussen 120 en 180 cm.

Vbd

GHG ligt tussen 25 en 40 cm, GLG ligt op 180 cm of dieper.

Vbo

GHG ligt tussen 25 en 40 cm, GLG ligt tussen 120 en 180 cm.

VId

GHG ligt tussen 40 en 80 cm, GLG ligt op 180 cm of dieper.

VIo

GHG ligt tussen 40 en 80 cm, GLG ligt tussen 120 en 180 cm.

VIId

GHG ligt tussen 80 en 140 cm, GLG ligt op 180 cm of dieper.

VIIo

GHG ligt tussen 80 en 140 cm, GLG ligt tussen 120 en 180 cm.

VIIId

GHG ligt op 140 cm of dieper, GLG ligt op 180 cm of dieper.

VIIIo

GHG ligt tussen 140 en 180 cm, GLG ligt tussen 140 en 180 cm.

Va

GHG ligt tussen 0 en 25 cm, GLG ligt op 120 cm of dieper.

Vb

GHG ligt tussen 25 en 40 cm, GLG ligt op 120 cm of dieper.

VI

GHG ligt tussen 40 en 80 cm, GLG ligt op 120 cm of dieper.

VII

GHG ligt op 80 cm of dieper, GLG ligt op 120 cm of dieper.

VIII

GHG ligt op 140 cm of dieper, GLG ligt op 140 cm of dieper.

onbekend

De grondwatertrap is niet bekend.

7.33 HoekigheidAggregaat

De lijst voor de classificatie van hoekigheid van aggregaten.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
afgerond

De aggregaten hebben geen scherpe hoeken.

scherp

De aggregaten hebben scherpe hoeken.

onbekend

Het is niet bekend wat de hoekigheid van de aggregaten is.

7.34 HoeveelheidsklassePorien

De hoeveelheid poriën in aggregaten uitgedrukt in een klasse.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
geen

Er zijn geen poriën zichtbaar.

weinigTot0.5

Poriën zijn aanwezig en beslaan minder dan 0.5 % van het oppervlak.

matig0.5tot5

Poriën beslaan tussen 0.5 en 5 % van het oppervlak.

veelMinstens5

Poriën beslaan meer dan 5 % van het oppervlak.

7.35 HoeveelheidsklasseWortels

De hoeveelheid wortels in een laag uitgedrukt in een klasse.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
zeerWeinig1tot5

Het aantal wortels per vierkante decimeter ligt tussen 1 en 5.

weinig5tot10

Het aantal wortels per vierkante decimeter ligt tussen 5 en 10.

veel10tot15

Het aantal wortels per vierkante decimeter ligt tussen 10 en 15.

zeerVeelMinstens15

Het aantal wortels per vierkante decimeter is groter dan 15.

onbekend

De hoeveelheidsklasse van wortels is niet bekend.

7.36 Horizontcode

De lijst met de horizontcodes.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
Of

Een moerige horizont, die boven een A- of een E-horizont ligt en die bestaat uit in een aeroob milieu opgehoopte resten van voornamelijk bovengrondse plantendelen in verschillende stadia van omzetting (strooisellaag), met omgezette plantenresten, maar met nog herkenbare fragmenten.

Oh

Een moerige horizont, die boven een A- of een E-horizont ligt en die bestaat uit in een aeroob milieu opgehoopte resten van voornamelijk bovengrondse plantendelen in verschillende stadia van omzetting (strooisellaag), een compacte laag omgezette organische stof, die van het bodemoppervlak los getrokken kan worden.

Ol

Een moerige horizont, die boven een A- of een E-horizont ligt en die bestaat uit in een aeroob milieu opgehoopte resten van voornamelijk bovengrondse plantendelen in verschillende stadia van omzetting (strooisellaag), met verse, nauwelijks aangetaste bladeren.

Ou

Een moerige horizont, die boven een A- of een E-horizont ligt en die bestaat uit in een aeroob milieu opgehoopte resten van voornamelijk bovengrondse plantendelen in verschillende stadia van omzetting (strooisellaag), hoofd- en overgangshorizont die geen andere kleine-letter-toevoeging heeft, maar die wel onderverdeeld wordt. Zonder specifieke kenmerken.

Aa

Een horizont waarin de organische stof geheel of vrijwel geheel is omgezet (niet meer herkenbaar als resten van planten en dieren), geheel of voor een groot deel bestaand uit door de mens van elders aangevoerd materiaal.

Aab

Een horizont waarin de organische stof geheel of vrijwel geheel is omgezet (niet meer herkenbaar als resten van planten en dieren), geheel of voor een groot deel bestaand uit door de mens van elders aangevoerd materiaal, na de bodemvorming met een sediment, sedentaat of een dik (dikker dan 50 cm) antropogeen dek 'begraven'.

Aag

Een horizont waarin de organische stof geheel of vrijwel geheel is omgezet (niet meer herkenbaar als resten van planten en dieren), geheel of voor een groot deel bestaand uit door de mens van elders aangevoerd materiaal, met roestvlekken.

Aagb

Een horizont waarin de organische stof geheel of vrijwel geheel is omgezet (niet meer herkenbaar als resten van planten en dieren), geheel of voor een groot deel bestaand uit door de mens van elders aangevoerd materiaal, na de bodemvorming met een sediment, sedentaat of een dik (dikker dan 50 cm) antropogeen dek 'begraven', met roestvlekken.

Aap

Een horizont waarin de organische stof geheel of vrijwel geheel is omgezet (niet meer herkenbaar als resten van planten en dieren), geheel of voor een groot deel bestaand uit door de mens van elders aangevoerd materiaal, wordt met enige regelmaat (meestal jaarlijks) mechanisch bewerkt (bouwvoor).

Aapg

Een horizont waarin de organische stof geheel of vrijwel geheel is omgezet (niet meer herkenbaar als resten van planten en dieren), geheel of voor een groot deel bestaand uit door de mens van elders aangevoerd materiaal, wordt met enige regelmaat (meestal jaarlijks) mechanisch bewerkt (bouwvoor), met roestvlekken.

Ah

Een horizont waarin de organische stof geheel of vrijwel geheel is omgezet (niet meer herkenbaar als resten van planten en dieren), niet bewerkt.

Ahb

Een horizont waarin de organische stof geheel of vrijwel geheel is omgezet (niet meer herkenbaar als resten van planten en dieren), niet bewerkt, na de bodemvorming met een sediment, sedentaat of een dik (dikker dan 50 cm) antropogeen dek 'begraven'.

Ahg

Een horizont waarin de organische stof geheel of vrijwel geheel is omgezet (niet meer herkenbaar als resten van planten en dieren), niet bewerkt, met roestvlekken.

Ahgb

Een horizont waarin de organische stof geheel of vrijwel geheel is omgezet (niet meer herkenbaar als resten van planten en dieren), niet bewerkt, na de bodemvorming met een sediment, sedentaat of een dik (dikker dan 50 cm) antropogeen dek 'begraven', met roestvlekken.

Ahgc

Een horizont waarin de organische stof geheel of vrijwel geheel is omgezet, niet bewerkt, met roestvlekken, extreem ijzerrijk.

Ap

Een horizont waarin de organische stof geheel of vrijwel geheel is omgezet(niet meer herkenbaar als resten van planten en dieren), wordt met enige regelmaat (meestal jaarlijks) mechanisch bewerkt (bouwvoor).

Apg

Een horizont waarin de organische stof geheel of vrijwel geheel is omgezet (niet meer herkenbaar als resten van planten en dieren), wordt met enige regelmaat (meestal jaarlijks) mechanisch bewerkt (bouwvoor), met roestvlekken.

Apgc

Een horizont waarin de organische stof geheel of vrijwel geheel is omgezet (niet meer herkenbaar als resten van planten en dieren), wordt met enige regelmaat (meestal jaarlijks) mechanisch bewerkt (bouwvoor), met roestvlekken, extreem ijzerrijk.

ABh

Geleidelijke overgang van een A- naar een B-horizont, van minerale (soms moerige) samenstelling, waarin de organische stof geheel of vrijwel geheel is omgezet en met kenmerken van ingespoelde humus.

ABt

Geleidelijke overgang van een A- naar een B-horizont, van minerale samenstelling en met kenmerken van ingespoelde lutum.

ABtg

Geleidelijke overgang van een A- naar een B-horizont, minerale samenstelling en met kenmerken van ingespoelde lutum en roestvlekken.

ABu

Geleidelijke overgang van een A- naar een B-horizont, van minerale samenstelling, waarin de organische stof geheel of vrijwel geheel is omgezet. Zonder specifieke kenmerken.

ABw

Geleidelijke overgang van een A- naar een B-horizont, van minerale samenstelling, waarin de organische stof geheel of vrijwel geheel is omgezet en met kenmerken van homogenisatie.

ABwg

Geleidelijke overgang van een A- naar een B-horizont, van minerale samenstelling, waarin de organische stof geheel of vrijwel geheel is omgezet en met kenmerken van homogenisatie en roestvlekken.

ACe

Geleidelijke overgang van een A- naar een C-horizont, met een minerale samenstelling en met kenmerken van ontijzering.

ACg

Geleidelijke overgang van een A- naar een C-horizont, met een minerale of moerige samenstelling en met roestvlekken.

ACgc

Geleidelijke overgang van een A- naar een C-horizont, met een minerale of moerige samenstelling en met roestvlekken en extreem ijzerrijk.

ACu

Geleidelijke overgang van een A- naar een C-horizont, met een minerale of moerige samenstelling. Zonder specifieke kenmerken.

ACw

Geleidelijke overgang van een A- naar een C-horizont, met een minerale of moerige samenstelling en kenmerken van verwering en homogenisatie.

ACwg

Geleidelijke overgang van een A- naar een C-horizont, met een minerale of moerige samenstelling en kenmerken van verwering en homogenisatie en roestvlekken.

AEg

Geleidelijke overgang van een A- naar een E-horizont, van minerale samenstelling, waarin de organische stof geheel of vrijwel geheel is omgezet en door het verticaal (soms lateraal) uitspoelen is verarmd aan kleimineralen en/of sesquioxyden, met roestvlekken.

AEu

Geleidelijke overgang van een A- naar een E-horizont, van minerale samenstelling, waarin de organische stof geheel of vrijwel geheel is omgezet en door het verticaal (soms lateraal) uitspoelen is verarmd aan kleimineralen en/of sesquioxyden. Zonder specifieke kenmerken.

Bh

Een minerale (soms moerige) horizont met ingespoelde humus.

Bhe

Een minerale (soms moerige) horizont met ingespoelde humus en kenmerken van ontijzering.

Bheb

Een minerale (soms moerige) horizont met ingespoelde humus en kenmerken van ontijzering, na de bodemvorming met een sediment, sedentaat of een dik (dikker dan 50 cm) antropogeen dek 'begraven'.

Bhg

Een minerale (soms moerige) horizont met ingespoelde humus en roestvlekken.

Bhgb

Een minerale (soms moerige) horizont met ingespoelde humus en roestvlekken, na de bodemvorming met een sediment, sedentaat of een dik (dikker dan 50 cm) antropogeen dek 'begraven'.

Bhs

Een minerale (soms moerige) horizont met ingespoelde humus en sesquioxyden (hiertoe behoren ijzer- en aluminiumverbindingen).

Bhsb

Een minerale (soms moerige) horizont met ingespoelde humus en sesquioxyden (hiertoe behoren ijzer- en aluminiumverbindingen), na de bodemvorming met een sediment, sedentaat of een dik (>50 cm) antropogeen dek 'begraven'.

Bhsc

Een minerale (soms moerige) horizont met ingespoelde humus en sesquioxyden (hiertoe behoren ijzer- en aluminiumverbindingen), extreem ijzerrijk.

Bs

Een minerale (soms moerige) horizont met ingespoelde sesquioxyden (hiertoe behoren ijzer- en aluminiumverbindingen).

Bt

Een minerale horizont met ingespoelde lutum.

Btb

Een minerale horizont met ingespoelde lutum, na de bodemvorming met een sediment, sedentaat of een dik (dikker dan 50 cm) antropogeen dek 'begraven'.

Btg

Een minerale horizont, met ingespoelde lutum en roestvlekken.

Bw

Gehomogeniseerde B-horizont met nieuwgevormde kleimineralen en/of vrijgekomen sesquioxyden (met name ijzer) of een blokkige of samengesteld prismatische bodemstructuur. Dit laatste alleen bij kleilagen.

Bwb

Gehomogeniseerde B-horizont met nieuwgevormde kleimineralen en/of vrijgekomen sesquioxyden (met name ijzer) of een blokkige of samengesteld prismatische bodemstructuur, na de bodemvorming met een sediment, sedentaat of een dik (dikker dan 50 cm) antropogeen dek 'begraven'.

Bwg

Gehomogeniseerde B-horizont met nieuwgevormde kleimineralen en/of vrijgekomen sesquioxyden (met name ijzer) of een blokkige of samengesteld prismatische bodemstructuur en roestvlekken.

Bwgb

Gehomogeniseerde B-horizont met nieuwgevormde kleimineralen en/of vrijgekomen sesquioxyden (met name ijzer) of een blokkige of samengesteld prismatische bodemstructuur en roestvlekken, na de bodemvorming met een sediment, sedentaat of een dik (dikker dan 50 cm) antropogeen dek 'begraven'.

Bws

Gehomogeniseerde B-horizont met vrijgekomen en ingespoelde sesquioxyden (hiertoe behoren ijzer- en aluminiumverbindingen).

Bwsb

Gehomogeniseerde B-horizont met vrijgekomen en ingespoelde sesquioxyden (hiertoe behoren ijzer- en aluminiumverbindingen), na de bodemvorming met een sediment, sedentaat of een dik (dikker dan 50 cm) antropogeen dek 'begraven'.

BCe

Geleidelijke overgang van een B- naar een C-horizont, met minerale samenstelling en kenmerken van ontijzering.

BCg

Geleidelijke overgang van een B- naar een C-horizont, met minerale samenstelling en roestvlekken.

BCu

Geleidelijke overgang van een B- naar een C-horizont, met minerale samenstelling. Zonder specifieke kenmerken.

BCw

Geleidelijke overgang van een B- naar een C-horizont, met minerale samenstelling en kenmerken van homogenisatie.

Cc

Een minerale laag (vast gesteente uitgezonderd), die weinig of niet is veranderd door bodemvormende processen, extreem ijzerrijk.

Ce

Een minerale laag (vast gesteente uitgezonderd), die weinig of niet is veranderd door bodemvormende processen, met kenmerken van ontijzering.

Cer

Een minerale laag (vast gesteente uitgezonderd), die weinig of niet is veranderd door bodemvormende processen, met kenmerken van ontijzering en geheel gereduceerd.

Cg

Een moerige of minerale laag (vast gesteente uitgezonderd), die weinig of niet is veranderd door bodemvormende processen, met roestvlekken.

Cgc

Een moerige of minerale laag (vast gesteente uitgezonderd), die weinig of niet is veranderd door bodemvormende processen, met roestvlekken en extreem ijzerrijk.

Cgcp

Een moerige of minerale laag (vast gesteente uitgezonderd), die weinig of niet is veranderd door bodemvormende processen, met roestvlekken en extreem ijzerrijk, wordt met enige regelmaat (meestal jaarlijks) mechanisch bewerkt (bouwvoor).

Cgi

Een moerige of minerale laag (vast gesteente uitgezonderd), die weinig of niet is veranderd door bodemvormende processen, met roestvlekken en half of minder gerijpt materiaal.

Cgr

Een moerige of minerale laag (vast gesteente uitgezonderd), die weinig of niet is veranderd door bodemvormende processen, met roestvlekken en geheel gereduceerd.

Cgri

Een minerale laag (vast gesteente uitgezonderd), die weinig of niet is veranderd door bodemvormende processen, met roestvlekken, half of minder gerijpt materiaal en geheel gereduceerd.

Ci

Een minerale laag (vast gesteente uitgezonderd), die weinig of niet is veranderd door bodemvormende processen, half of minder gerijpt materiaal.

Cj

Een minerale laag (vast gesteente uitgezonderd), die weinig of niet is veranderd door bodemvormende processen, gele kattekleivlekken (jarosiet).

Cp

Een minerale laag (vast gesteente uitgezonderd), die weinig of niet is veranderd door bodemvormende processen, wordt met enige regelmaat (meestal jaarlijks) mechanisch bewerkt (bouwvoor).

Cr

Een moerige of minerale laag (vast gesteente uitgezonderd), die weinig of niet is veranderd door bodemvormende processen, geheel gereduceerd.

Crc

Een moerige of minerale laag (vast gesteente uitgezonderd), die weinig of niet is veranderd door bodemvormende processen, extreem ijzerrijk en geheel gereduceerd.

Cri

Een minerale laag (vast gesteente uitgezonderd), die weinig of niet is veranderd door bodemvormende processen, half of minder gerijpt materiaal en geheel gereduceerd.

Cu

Een moerige of minerale laag (vast gesteente uitgezonderd), die weinig of niet is veranderd door bodemvormende processen, zonder specifieke kenmerken.

Cw

Een moerige laag die weinig of niet is veranderd door bodemvormende processen, sterk verweerd.

Cwg

Een moerige laag die weinig of niet is veranderd door bodemvormende processen, sterk verweerd en met roestvlekken.

Cwgp

Een moerige laag die weinig of niet is veranderd door bodemvormende processen, sterk verweerd en met roestvlekken, wordt met enige regelmaat (meestal jaarlijks) mechanisch bewerkt (bouwvoor).

Cy

Een zandige laag, die weinig of niet is veranderd door bodemvormende processen, met ijzerhuidjes.

Eb

Een minerale horizont die door het verticaal (soms lateraal) uitspoelen is verarmd aan kleimineralen en/of sesquioxyden. Meestal heeft de E-horizont een lager humusgehalte dan de erboven liggende horizont. Deze eluviale horizont (vandaar de E) heet ook wel uitspoelingshorizont, na de bodemvorming met een sediment, sedentaat of een dik (dikker dan 50 cm) antropogeen dek 'begraven'.

Eg

Een minerale horizont die door het verticaal (soms lateraal) uitspoelen is verarmd aan kleimineralen en/of sesquioxyden, met roestvlekken. Deze eluviale horizont (vandaar de E) heet ook wel uitspoelingshorizont.

Eu

Een minerale horizont die door het verticaal (soms lateraal) uitspoelen is verarmd aan kleimineralen en/of sesquioxyden, zonder specifieke kenmerken. Deze eluviale horizont (vandaar de E) heet ook wel uitspoelingshorizont. Zonder specifieke kenmerken.

EBh

Geleidelijke overgang van een E- naar een B-horizont, met een minerale samenstelling, deels verarmd door uitspoeling van kleimineralen en/of sesquioxyden en met kenmerken van ingespoelde humus.

EBt

Geleidelijke overgang van een E- naar een B-horizont, met een minerale samenstelling, deels verarmd door uitspoeling van kleimineralen en/of sesquioxyden en met kenmerken van ingespoelde lutum.

EBu

Geleidelijke overgang van een E- naar een B-horizont, met een minerale samenstelling, deels verarmd door uitspoeling van kleimineralen en/of sesquioxyden. Zonder specifieke kenmerken.

EBw

Geleidelijke overgang van een E- naar een B-horizont, met een minerale samenstelling deels verarmd door uitspoeling van kleimineralen en/of sesquioxyden en deels met kenmerken van ingespoelde lutum.

Ru

Vast gesteente.

O

Een moerige horizont, die boven een A- of een E-horizont ligt en die bestaat uit in een aeroob milieu opgehoopte resten van voornamelijk bovengrondse plantendelen in verschillende stadia van omzetting (strooisellaag). Kenmerken niet nader gespecificeerd.

A

Een horizont waarin de organische stof geheel of vrijwel geheel is omgezet (niet meer herkenbaar als resten van planten en dieren). Kenmerken niet nader gespecificeerd.

AB

Geleidelijke overgang van een A- naar een B-horizont, van minerale samenstelling, waarin de organische stof geheel of vrijwel geheel is omgezet. Kenmerken niet nader gespecificeerd.

AC

Geleidelijke overgang van een A- naar een C-horizont, met een minerale of moerige samenstelling. Kenmerken niet nader gespecificeerd.

AE

Geleidelijke overgang van een A- naar een E-horizont, van minerale samenstelling, waarin de organische stof geheel of vrijwel geheel is omgezet en door het verticaal (soms lateraal) uitspoelen is verarmd aan kleimineralen en/of sesquioxyden. Kenmerken niet nader gespecificeerd.

B

Een minerale (soms moerige) inspoelingshorizont. Kenmerken niet nader gespecificeerd.

BC

Geleidelijke overgang van een B- naar een C-horizont, met minerale samenstelling. Kenmerken niet nader gespecificeerd.

C

Een moerige of minerale laag (vast gesteente uitgezonderd), die weinig of niet is veranderd door bodemvormende processen die een O-, A-, E- en B-horizont zouden kunnen doen ontstaan. Kenmerken niet nader gespecificeerd.

E

Een minerale horizont die door het verticaal (soms lateraal) uitspoelen is verarmd aan kleimineralen en/of sesquioxyden. Meestal heeft de E-horizont een lager humusgehalte dan de erboven liggende horizont. Deze eluviale horizont (vandaar de E) heet ook wel uitspoelingshorizont. Kenmerken niet nader gespecificeerd.

EB

Geleidelijke overgang van een E- naar een B-horizont, met een minerale samenstelling, deels verarmd door uitspoeling van kleimineralen en/of sesquioxyden. Kenmerken niet nader gespecificeerd.

7.37 HydrologischeOmstandigheid

De lijst met de hydrologische omstandigheden van het terrein.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
kwelBrak

Het terrein is zo gelegen dat brak grondwater via kwel de wortelzone kan bereiken.

kwelZoetNormaal

Het terrein is zo gelegen dat zoet grondwater via kwel de wortelzone kan bereiken en er gelden geen bijzondere omstandigheden.

kwelZoetWijst

Het terrein is zo gelegen dat zoet grondwater via kwel de wortelzone kan bereiken. Het omhoogkomen van zoet grondwater is direct geassocieerd met een breuk in de ondergrond.

kwelZoetSpreng

Het terrein is zo gelegen dat plaatselijk zoet grondwater wordt afgetapt en in een speciaal aangelegde beek kan vloeien doordat de mens ter plaatse de afdekkende grondlaag heeft verwijderd.

inundatieZoetGrondwater

Het terrein is zo gelegen dat het periodiek onder water staat door het omhoogkomen van zoet grondwater (kwel).

inundatieZeewater

Het terrein is zo gelegen dat het periodiek onder water komt te staan door het binnendringen van zeewater.

inundatieRivierwater

Het terrein is zo gelegen dat het periodiek onder water komt te staan door het binnendringen van rivierwater.

inundatieRegenwater

Het terrein is zo gelegen dat het periodiek onder water komt te staan doordat de afvoer van regenwater stagneert.

regenwaterOppervlakkigeAfvoer

Het terrein is zo gelegen dat het regenwater vooral oppervlakkig wordt afgevoerd.

regenwaterInfiltratieAfvoer

Het terrein is in een wegzijgingsgebied gelegen, waar de neerslag makkelijk infiltreert en snel naar de diepte wordt afgevoerd.

nietBijzonder

Er gelden geen bijzondere hydrologische omstandigheden.

onbekend

De vochtigheidstoestand van het terrein is niet bekend.

7.38 KaderAanlevering

De lijst met de redenen waarom het registratieobject aan de basisregistratie ondergrond is aangeleverd.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
publiekeTaak

De gegevens zijn aangeleverd in het kader van de publieke taakuitvoering, zonder nadere specificering.

archiefoverdracht

De gegevens zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht.

7.39 KaderInwinning

De lijst met de redenen waarom het onderzoek is uitgevoerd.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
bodemchemischOnderzoek

Bodemkundig onderzoek met als doel de chemische eigenschappen van de ondergrond te verkennen.

bodemfysischOnderzoek

Bodemkundig onderzoek met als doel de fysische eigenschappen van de ondergrond te verkennen.

bodemkaartNederland

Bodemkundig onderzoek met als doel de Bodemkaart van Nederland op te stellen.

bodemkaartNederlandEenheidType

Bodemkundig onderzoek met als doel de kaarteenheden van de Bodemkaart van Nederland te definieren. Dit doel is binnen de basisregistratieondergrond specifiek voor het registratie object bodemkundig Wandonderzoek.

bodemopbouwNatuurterreinen

Bodemkundig onderzoek met als doel de inrichting, het beheer en onderhoud van natuurgebieden te verkennen.

delfstofwinning

Bodemkundig onderzoek met als doel de inwinnen van oppervlaktedelftstoffen te verkennen.

gebiedsinrichting

Bodemkundig onderzoek in verband met de herinrichting van een gebied (o.a. landinrichting).

hydrologischOnderzoek

Bodemkundig onderzoek met als doel de hydrologische eigenschappen van de ondergrond te verkennen.

educatie

Bodemkundig onderzoek met als doel educatie.

onbekend

Het is niet bekend voor welk doel het onderzoek is uitgevoerd.

7.40 Kalkgehalteklasse

De lijst voor de classificatie van het kalkgehalte van de grond.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
kalkloosNEN5104

Geeft geen zichtbare of hoorbare opbruising bij het toevoegen van verdund zoutzuur (10 % HCl). Een klasse onder de NEN 5104 procedure.

kalkhoudend

Bruist waarneembaar, maar niet aanhoudend op bij het toevoegen van verdund zoutzuur (10 % HCI). Een klasse onder de NEN-EN-ISO 14688 procedure.

kalkrijkNEN5104

Bruist sterk en aanhoudend op bij het toevoegen van verdund zoutzuur (10 % HCl). Een klasse onder de NEN 5104 procedure.

onbekend

De kalkgehalteklasse is niet bekend.

7.41 Kalkverloopklasse

De lijst voor de classificatie van het verloop van het kalkgehalte in het bodemprofiel.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
kalkloos

Kalkloos (code "c") zijn profielen die: — tot ten minste 50 cm diepte kalkloos zijn; — tot ten hoogste 30 cm diepte kalkrijk zijn en daaronder tot tenminste 80 cm diepte kalkloos; — tot ten hoogste 30 cm diepte kalkarm zijn en daaronder tot tenminste 80 cm diepte kalkloos; — tot 30 à 50 cm diepte kalkloos zijn en daaronder tot ten minste 80 cm diepte kalkarm.

kalkarm

Kalkarm (code "b") zijn profielen die: — tot ten minste 50 cm diepte kalkarm zijn; — tot ten hoogste 30 cm diepte kalkrijk zijn en daaronder tot tenminste 80 cm diepte kalkarm; — tot 30 à 50 cm diepte kalkrijk zijn en daaronder tot ten minste 80 cm diepte kalkloos; — tot 30 à 50 cm diepte kalkloos zijn en daaronder tot ten minste 80 cm diepte kalkrijk; — tot ten hoogste 30 cm diepte kalkloos zijn en daaronder tot tenminste 80 cm diepte kalkarm; — tot 30 à 50 cm diepte kalkarm zijn en daaronder tot ten minste 80 cm diepte kalkloos.

kalkrijk

Kalkrijk (code "a") zijn profielen die: — tot ten minste 50 cm diepte kalkrijk zijn; — tot 30 à 50 cm diepte kalkrijk zijn en daaronder tot ten minste 80 cm diepte kalkarm; — tot ten hoogste 50 cm diepte kalkarm zijn en daaronder tot tenminste 80 cm diepte kalkrijk; — tot ten hoogste 30 cm diepte kalkloos zijn en daaronder tot tenminste 80 cm diepte kalkrijk.

onbekend

De kalkverloopklasse is niet bekend.

7.42 Kleur

De lijst met de kleuren van de grond.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
blauwGrijs

BlauwGrijs omvat de Munsellkleuren 10B 5/1, 10B 6/1, 5B 5/1, 5B 6/1, 5PB 5/1 of 5PB 6/1(bluish gray).

blauwZwart

BlauwZwart omvat de Munsellkleuren 10B 2.5/1, 5B 2.5/1 of 5PB 2.5/1 (bluish black).

bruin

Bruin omvat de Munsellkleuren 10YR 4/3, 10YR 5/3, 7.5YR 4/2, 7.5YR 4/3, 7.5YR 4/4, 7.5YR 5/2, 7.5YR 5/3 of 7.5YR 5/4 (brown) en 5YR 3/6.

bruinGeel

BruinGeel omvat de Munsellkleuren 10YR 6/6 of 10YR 6/8 (brownish yellow).

bruinRood

BruinRood omvat de Munsellkleuren 10R 3/2, 10R 3/3, 10R 3/4, 5R 3/2, 5R 3/3, 5R 3/4, 7.5R 3/2, 7.5R 3/3, 7.5R 3/4 en 2.5YR 3/2 (dusky red).

donkerblauwGrijs

DonkerblauwGrijs omvat de Munsellkleuren 10B 4/1, 5B 4/1, 5PB 4/1, 5B 4/2 (dark bluish gray), 5B 3/1 en 5PB 3/1, 10B 3/1 (very dark bluish gray).

donkerbruin

Donkerbruin omvat de Munsellkleuren 10YR 3/3, 7.5YR 3/2, 7.5YR 3/3 of 7.5YR 3/4 (dark brown).

donkergeelBruin

DonkergeelBruin omvat de Munsellkleuren 10YR 3/4, 10YR 3/6, 10YR 4/4, 10YR 2/6, 10YR 4/8 of 10YR 4/6 (dark yellowish brown).

donkergrijs

Donkergrijs omvat de Munsellkleuren 10YR 4/1, 2.5Y 4/1, 5Y 4/1, 5YR 4/1, 7.5YR 4/1, 10YR 4/0, 2.5Y 4/0, 5Y 4/0, 5YR 4/0, 7.5Y 3/0 of N 4/ (dark gray).

donkergrijsBruin

DonkergrijsBruin omvat de Munsellkleuren 10YR 4/2 of 2.5Y 4/2 (dark grayish brown).

donkergrijsGroen

DonkergrijsGroen omvat de Munsellkleuren 5GY 3/2 (very dark grayish green), 5GY 4/2 (dark grayish green), 5BG 4/2 en 10GY 3/2 (dusky yellowish green).

donkergroenGrijs

DonkergroenGrijs omvat de Munsellkleuren 10GY 4/1 (dark greenish black), 10BG 4/1, 10G 4/1, 10Y 4/1, 5BG 4/1, 5G 4/1, 5GY 4/1 (dark greenish gray) of 5G 3/1 (very dark greenish gray).

donkerolijf

Donkerolijf omvat de Munsellkleur 10Y 3/4, 5Y 2/4, 5Y 3/3, 7.5Y 2/4 of 7.5Y 2/6 (dark olive).

donkerrood

Donkerrood omvat de Munsellkleuren 2.5YR 3/8, 10R 3/6, 2.5YR 3/6, 5R 2.5/6, 5R 3/6, 5R 3/8, 7.5R 3/6 of 7.5R 3/8 (dark red).

geelBruin

GeelBruin omvat de Munsellkleuren 10YR 5/4, 10YR 5/6 of 10YR 5/8 (yellowish brown).

grijsBruin

GrijsBruin omvat de Munsellkleuren 10YR 5/2 of 2.5Y 5/2 (grayish brown).

geel

Geel omvat de Munsellkleuren 10YR 7/6, 10YR 7/8, 10YR 8/6, 10YR 8/8, 2.5Y 7/6, 2.5Y 7/8, 2.5Y 8/6, 2.5Y 8/8, 5Y 7/6, 5Y 7/8, 5Y 8/6 of 5Y 8/8 (yellow).

grijsGroen

GrijsGroen omvat de Munsellkleuren 5G 4/2, 5G 5/2 of 5GY 5/2 (grayish green).

grijsRood

GrijsRood omvat de Munsellkleuren 10R 4/2, 10R 4/3, 10R 4/4, 10R 5/2, 10R 5/3, 10R 5/4, 2.5YR 4/2, 2.5YR 5/2, 5R 4/2, 5R 4/3, 5R 4/4, 5R 5/2, 5R 5/3, 5R 5/4, 7.5R 4/2, 7.5R 4/3, 7.5R 4/4, 7.5R 5/2, 7.5R 5/3 of 7.5R 5/4 (weak red).

grijs

Grijs omvat de Munsellkleuren 2.5YR 5/0, 7.5Y 5/0, 7.5Y 4/0, 5Y 6/0, 2.5Y 6/0, 2.5Y 5/0, 10YR 6/0, 10YR 5/0, 10YR 5/1, 10YR 6/1, 2.5Y 5/1, 2.5Y 6/1, 5Y 5/1, 5Y 6/1, 5YR 5/1, 5YR 6/1, 7.5YR 5/1, 7.5YR 6/1, N 5/ of N 6/ (gray).

groenGrijs

GroenGrijs omvat de Munsellkleuren 10BG 5/1, 10BG 6/1, 10G 5/1, 10G 6/1, 10GY 5/1, 10GY 6/1, 10Y 5/1, 10Y 6/1, 5BG 5/1, 5BG 6/1, 5G 5/1, 5G 6/1, 5GY 5/1 of 5GY 6/1 (greenish gray).

groenZwart

GroenZwart omvat de Munsellkleuren 10BG 2.5/1, 5G 2/1, 10G 2.5/1, 5GY 2/1, 10GY 2.5/1, 10Y 2.5/1, 5BG 2.5/1, 5G 2.5/1 en 5GY 2.5/1 (greenish black).

lichtblauwGrijs

LichtblauwGrijs omvat de Munsellkleuren 10B 7/1, 10B 8/1, 5B 7/1, 5B 8/1, 5PB 7/1 of 5PB 8/1 (light bluish gray).

lichtbruin

Lichtbruin omvat de Munsellkleuren 7.5YR 6/3 of 7.5YR 6/4 (light brown).

lichtbruinGrijs

LichtbruinGrijs omvat de Munsellkleuren 10YR 6/2 of 2.5Y 6/2 (light brownish gray).

lichtgeelBruin

LichtgeelBruin omvat de Munsellkleuren 10YR 6/4, 2.5Y 6/3 of 2.5Y 6/4 (light yellowish brown).

lichtgrijs

Lichtgrijs omvat de Munsellkleuren 2.5Y 7/0, 10YR 7/1, 10YR 7/2, 2.5Y 7/1, 2.5Y 7/2, 5Y 7/1, 5Y 7/2, 5YR 7/1, 7.5YR 7/1 of N 7/ (light gray).

lichtgrijsBruin

LichtgrijsBruin omvat de Munsellkleuren 10YR 6/3, 2.5Y 7/3, 2.5Y 7/4, 2.5Y 8/2, 2.5Y 8/3 of 2.5Y 8/4 (pale brown).

lichtgrijsGeel

LichtgrijsGeel omvat de Munsellkleuren 2.5Y 8.5/2, 5Y 7/3, 5Y 7/4, 5Y 8/2, 5Y 8/3 of 5Y 8/4 (pale yellow).

lichtgrijsGroen

LichtgrijsGroen omvat de Munsellkleuren 5G 6/2, 5G 7/2, 5G 8/2, 10G 6/2 (pale green), 5GY 7/2 (grayish yellow green), 10G 8/2 (very pale green) en 5GY 6/2 (light grayish green).

lichtgroenGrijs

LichtgroenGrijs omvat de Munsellkleuren 10BG 7/1, 10BG 8/1, 10G 7/1, 10G 8/1, 10GY 7/1, 10GY 8/1, 10Y 7/1, 10Y 8/1, 5BG 7/1, 5BG 8/1, 5G 7/1, 5G 8/1, 5GY 7/1 of 5GY 8/1 (light greenish gray).

lichtolijf

Lichtolijf omvat de Munsellkleur 5Y 4/8, 10Y 5/4 (light olive).

lichtolijfBruin

LichtolijfBruin omvat de Munsellkleuren 2.5Y 5/3, 2.5Y 5/4, 2.5Y 5/6 of 2.5Y 5/8 (light olive brown).

lichtolijfGrijs

LichtolijfGrijs omvat de Munsellkleur 5Y 6/2 (light olive gray).

lichtrood

Lichtrood omvat de Munsellkleuren 10R 6/6, 10R 6/8, 10R 7/6, 10R 7/8, 2.5YR 6/6, 2.5YR 6/8, 2.5YR 7/6, 2.5YR 7/8, 5R 6/6, 5R 6/8, 5R 7/6, 5R 7/8, 7.5R 6/6, 7.5R 6/8, 7.5R 7/6 of 7.5R 7/8 (light red).

olijfGrijs

OlijfGrijs omvat de Munsellkleuren 5Y 4/2 of 5Y 5/2 (olive gray).

oranjeBruin

OranjeBruin omvat de Munsellkleuren 7.5YR 4/6, 7.5YR 5/6 of 7.5YR 5/8 (strong brown).

roodBruin

RoodBruin omvat de Munsellkleuren 2.5YR 4/3, 2.5YR 4/4, 2.5YR 5/3, 2.5YR 5/4, 5YR 4/3, 5YR 4/4, 5YR 5/3 of 5YR 5/4 (reddish brown).

roodGrijs

RoodGrijs omvat de Munsellkleuren 10R 5/1, 10R 6/1, 2.5YR 5/1, 2.5YR 6/1, 5R 5/1, 5R 6/1, 5YR 5/2, 7.5R 5/1 of 7.5R 6/1 (reddish gray).

donkerbruinRood

DonkerbruinRood omvat de Munsellkleuren 10R 2.5/2, 2.5YR 2.5/2, 5R 2.5/2, 5R 2.5/3, 5R 2.5/4, 7.5R 2.5/2, 7.5R 2.5/3 of 7.5R 2.5/4 (very dusky red) en 5YR 2/6.

donkergrijsOlijf

DonkergrijsOlijf omvat de Munsellkleuren 10Y 3/2 (very dark grayish olive) en 10Y 4/2 (dark grayish olive).

donkergroenZwart

DonkergroenZwart omvat de Munsellkleuren 10Y 3/1 en 5GY 3/1, 10GY 3/1, 5G 3/1 (very dark greenish gray).

donkerolijfBruin

DonkerolijfBruin omvat de Munsellkleuren 2.5Y 3/3 (dark olive brown).

donkerolijfGrijs

DonkerolijfGrijs omvat de Munsellkleur 5Y 3/2 (dark olive gray).

donkerolijfGroen

DonkerolijfGroen omvat de Munsellkleuren 5GY 2/4, 5GY 3/4 (dark olive green).

donkerroodBruin

DonkerroodBruin omvat de Munsellkleuren 5YR 2.5/2, 5YR 2/3, 5YR 2/4, 5YR 3/2, 2.5YR 2.5/3, 2.5YR 2.5/4, 2.5YR 3/3, 2.5YR 3/4 , 5YR 2.5/2, 5YR 3/2, 5YR 3/3, 5YR 3/4 (dark reddish brown), 5YR 2/2 (dusky brown).

donkerroodGrijs

DonkerroodGrijs omvat de Munsellkleuren 10R 3/1, 10R 4/1, 2.5YR 3/1, 2.5YR 4/1, 5R 3/1, 5R 4/1, 5YR 4/2, 7.5R 3/1 of 7.5R 4/1 (dark reddish gray).

olijf

Olijf omvat de Munsellkleuren 7.5Y 4/8, 7.5Y 3/6, 10Y 4/4, 5Y 4/3, 5Y 4/4, 5Y 5/3, 5Y 5/4 of 5Y 5/6 (olive).

geelRood

GeelRood omvat de Munsellkleuren 5YR 4/8, 5YR 4/6, 5YR 5/6 en 5YR 5/8 (yellowish red).

grijsOlijf

GrijsOlijf omvat de Munsellkleuren 10Y 5/2 (grayish olive).

rood

Rood omvat de Munsellkleuren 10R 4/6, 10R 4/8, 10R 5/6, 10R 5/8, 2.5YR 4/6, 2.5YR 4/8, 2.5YR 5/6, 2.5YR 5/8, 5R 4/6, 5R 4/8, 5R 5/6, 5R 5/8, 7.5R 4/6, 7.5R 4/8, 7.5R 5/6 of 7.5R 5/8 (red).

lichtgeelGroen

LichtgeelGroen omvat de Munsellkleur 5GY 6/4 (pale yellowish green).

lichtgeelRoze

LichtgeelRoze omvat de Munsellkleuren 7.5YR 9.5/2 of 7.5YR 9/2 (pale yellowish pink).

roze

Roze omvat de Munsellkleuren 10R 8/3, 10R 8/4, 2.5YR 8/3, 2.5YR 8/4, 5YR 7/3, 5YR 7/4, 5YR 8/3, 5YR 8/4, 7.5YR 7/3, 7.5YR 7/4, 7.5YR 8/3 of 7.5YR 8/4 (pink).

wit

Wit omvat de Munsellkleuren 10R 8/1, 10YR 8.5/1, 10YR 8/1, 10YR 9.5/1, 10YR 9/1, 2.5Y 8.5/1, 2.5Y 8/1, 2.5Y 9.5/1, 2.5Y 9/1, 2.5YR 8/1, 5R 8/1, 5Y 8/1, 5YR 8/1, 7.5R 8/1, 7.5YR 8.5/1, 7.5YR 8/1, 7.5YR 9.5/1, 7.5YR 9/1, N 8.5/, N 8/ of N 9/ (white).

witGeel

WitGeel omvat de Munsellkleuren 2.5Y 9.5/2 of 2.5Y 9/2 (very pale yellow).

lichtgrijsOlijf

LichtgrijsOlijf omvat de Munsellkleuren 10Y 6/2 (light grayish olive), 10Y 6/4, 5Y 6/3 of 5Y 6/4 (pale olive).

zwart

Zwart omvat de Munsellkleuren 10YR 2/1, 2.5Y 2.5/1, 5Y 2.5/1, 5Y 2.5/2, 5YR 2.5/1 of 7.5YR 2.5/1, 10YR 2.5/0, 10YR 2/0, 2.5Y 2.5/2, 2.5Y 2/0, 2.5Y 2/1, 2.5YR 2/0, 5Y 2/0, 5YR 2.5/0, 5YR 2/0, 7.5Y 2.5/0, 7.5Y 2/0, N 2 (black).

lichtgrijsRood

LichtgrijsRood omvat de Munsellkleuren 10R 6/2, 10R 6/3, 10R 6/4, 10R 7/2, 10R 7/3, 10R 7/4, 2.5YR 6/2, 2.5YR 7/2, 5R 6/2, 5R 6/3, 5R 6/4, 5R 7/2, 5R 7/3, 5R 7/4, 7.5R 6/2, 7.5R 6/3, 7.5R 6/4, 7.5R 7/2, 7.5R 7/3 of 7.5R 7/4 (pale red).

zwartBruin

ZwartBruin omvat de Munsellkleuren 10YR 2/2 (very dark brown), 10YR 3/2, 2.5Y 3/2 very dark grayish brown, 7.5YR 2.5/2 of 7.5YR 2.5/3 (very dark brown) en 2.5Y 2/2, 5YR 2/1, 10YR 2.5/3, 10YR 2.5/4, 2.5YR 2/2, 2.5YR 2/3, 2.5YR 2/4.

lichtolijfGroen

LichtolijfGroen omvat de Munsellkleuren 5GY 5/4 (light olive green).

zwartGrijs

ZwartGrijs omvat de Munsellkleuren 10YR 3/1, 2.5Y 3/1, 5Y 3/1, 5YR 3/1, 7.5YR 3/1 of N 3/ (very dark gray).

lichtoranjegeel

Lichtoranjegeel omvat de Munsellkleuren 10YR 9.5/2 of 10YR 9/2 (pale orange yellow).

lichtroodBruin

LichtroodBruin omvat de Munsellkleuren 2.5YR 6/3, 2.5YR 6/4, 2.5YR 7/3, 2.5YR 7/4, 5YR 6/3 of 5YR 6/4 (light reddish brown).

lichtroodGrijs

LichtroodGrijs omvat de Munsellkleuren 2.5YR 7/1 (light reddish gray).

lichtroze

Lichtroze omvat de Munsellkleuren 5R 8/2, 5R 8/3, 5R 8/4, 7.5R 8/2, 7.5R 8/3 of 7.5R 8/4 (light pink).

olijfBruin

OlijfBruin omvat de Munsellkleuren 2.5Y 4/3, 2.5Y 4/4 of 2.5Y 4/6 (olive brown).

olijfGeel

OlijfGeel omvat de Munsellkleuren 2.5Y 6/6, 2.5Y 6/8, 5Y 6/6 of 5Y 6/8 (olive yellow).

olijfGroen

OlijfGroen omvat de Munsellkleur 5GY 4/4 (olive green).

roodGeel

RoodGeel omvat de Munsellkleuren 5YR 6/6, 5YR 6/8, 5YR 7/6, 5YR 7/8, 7.5YR 6/6, 7.5YR 6/8, 7.5YR 7/6, 7.5YR 7/8 of 7.5YR 8/6 (reddish yellow).

roodZwart

RoodZwart omvat de Munsellkleuren 2.5YR 2/1, 2.5YR 2.5/0, 10R 2/1, 10R 2.5/1 of 2.5YR 2.5/1 (reddish black).

rozeGrijs

RozeGrijs omvat de Munsellkleuren 10R 7/1, 5R 7/1, 5YR 6/2, 5YR 7/2, 7.5R 7/1, 7.5YR 6/2, 7.5YR 7/2 (pinkish gray).

rozeWit

RozeWit omvat de Munsellkleuren 10R 8/2, 2.5YR 8/2, 5YR 8/2, 7.5YR 8.5/2 of 7.5YR 8/2 (pinkish white).

witBruin

WitBruin omvat de Munsellkleuren 10YR 7/3, 10YR 7/4, 10YR 8.5/2, 10YR 8/2, 10YR 8/3, of 10YR 8/4 (very pale brown).

zwartGroen

ZwartGroen omvat de Munsellkleuren 10BG 3/1, 10G 3/1, 10GY 3/1, 5BG 3/1 (very dark greenish gray), 5G 2.5/2 of 5G 3/2 (very dark grayish green).

zwartOlijf

ZwartOlijf omvat de Munsellkleuren 10Y 3/2 (very dark grayish olive).

zwartRood

ZwartRood omvat de Munsellkleuren 5R 2.5/1, 7.5R 2.5/1 (reddish black), 5R 2/2 (blackish red) en 5R 2/6 (very dark red).

donkerblauw

Donkerblauw zoals gebruikt voor archiefgegevens.

donkergroen

Donkergroen zoals gebruikt voor archiefgegevens.

donkerpaarsRood

DonkerpaarsRood zoals gebruikt voor archiefgegevens.

olijfZwart

OlijfZwart zoals gebruikt voor archiefgegevens.

7.43 KunstmatigeDrainage

De lijst met de waarden voor de kunstmatige drainage.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
drainageAanwezig

Er is een drainagesysteem aangebracht.

drainageAfwezig

Er is geen drainagesysteem aangebracht.

drainageNietBepaald

Het kan niet worden vastgesteld of er een drainagesysteem is aangebracht.

drainageOnbekend

Het is niet bekend of men op de aanwezigheid van een drainagesysteem heeft gelet.

7.44 Landschapselement

De lijst met de landschapselementen.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
berm

Menselijk landschapselement. Strook grond langs een weg die onder meer steun geeft aan het weglichaam.

daliegat

Menselijk landschapselement. Cirkelvormige depressie van twee á vijf meter doorsnede waar kalkrijke klei is gewonnen die gebruikt werd voor de verbetering van (nu verdwenen) veenland.

dekzandrug

Natuurlijk landschapselement. Terreinverheffing met flauwe helling, die grotendeels onder arctische omstandigheden in het Weichselien door de wind zijn gevormd.

dobbe

Natuurlijk of menselijk landschapselement. Poel zonder aan- of afvoer van water.

eenmanses

Menselijk landschapselement. Veelal bolgelegen akker, vanaf de middeleeuwen ontstaan op zandgronden door toebrengen mengsel van plaggen en mest.

esker

Natuurlijk landschapselement. Heuvelrug gevormd door het smeltwater van landijs. Deze rug kan zowel in een tunnel onder het landijs tot afzetting zijn gekomen als tussen afsmeltende landijsblokken.

gemoerneerdTerrein

Menselijk landschapselement. Onregelmatig hobbelig, terrein onstaan door delving van zout veen. De ontstane putten werden daarna gedempt met uitgegraven klei.

getijdeplaat

Natuurlijk landschapselement. Bij laagwater droogvallende plaat in een getijdengebied.

greppel

Menselijk landschapselement. Niet watervoerende, smalle en ondiepe gegraven geul voor waterafvoer vanuit de kavel naar de sloot.

houtwal

Menselijk of halfnatuurlijk landschapselement. Natuurlijk begroeide wal met bomen en struiken als erfafscheiding en scheiding tussen weilanden en akkers.

koebosje

Menselijk landschapselement. Klein, met bomen begroeid en vaak met een ringsloot omzoomd stuk land waar in het verleden ziek vee begraven werd. Meestal gelegen aan de rand van een weide.

kreekrug

Natuurlijk landschapselement. Zandige rug in het zeekleilandschap ontstaan door inversie van het landschap.

kwelder

Natuurlijk landschapselement. Begroeide buitendijkse landaanwas die bij een gemiddeld hoogwater niet meer onderloopt.

laagteNietPannig

Menselijk landschapselement. Het tegenovergestelde van laagtePannig.

laagtePannig

Menselijk landschapselement. Hol gelegen perceel in het veengebied door versterkte maaivelddaling als gevolg van verschillen in grondwaterstand.

oeverwal

Natuurlijk landschapselement. Een langgerekte hoogte langs een (voormalige) rivier.

oudeBewoningsplaats

Menselijk landschapselement. Plaats waar vroegere bewoning heeft plaatsgevonden.

pingoruine

Natuurlijk landschapselement. Cirkel- tot ovaalvormige depressies, omgeven door een vrijwel gesloten walletje. Ontstaan onder arctische omstandigheden, onder invloed van bodemijs.

rabat

Menselijk landschapselement. Opgehoogde plantstroken voor bomen in natte gebieden. Het ophogen van het rabat gebeurt met de grond die vrij komt bij het graven van waterafvoerende greppels.

restgeulDroog

Natuurlijk landschapselement. Lijnvormige laagte ontstaan door opvulling van een kreekrug of rivier.

restRandNietVerveend

Menselijk landschapselement. Hoogveenrand die niet verveend is.

rivierduinBegraven

Natuurlijk landschapselement. Voormalig rivierduin dat overdekt is door later gevormde grond en uitsteekt boven de omgeving.

rivierduinNietBegraven

Natuurlijk landschapselement. Rivierduin dat niet overdekt is en waarvan de vorming nog niet voltooid hoeft te zijn.

vlakte

Natuurlijk of menselijk landschapselement. Een zichtbare vlakte in het landschap.

zetwal

Menselijk landschapselement. Vaak smalle, langerekte strook grond in het veengebied, waar het uitgebaggerde veen op te drogen werd gelegd om er turven van te maken.

7.45 LengteklasseAggregaat

De lijst voor de classificatie van de lengte van aggregaten.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
uiterstKortTot2mm

De verticale as is kleiner dan 2 mm.

zeerKort2tot5mm

De verticale as is tussen de 2 en 5 mm.

kort5tot10mm

De verticale as is tussen de 5 en 10 mm.

matigKort10tot20mm

De verticale as is tussen de 10 en 20 mm.

matigLang20tot50mm

De verticale as is tussen de 20 en 50 mm.

lang50tot200mm

De verticale as is tussen de 50 en 200 mm.

zeerLang200tot500mm

De verticale as is tussen de 200 en 500 mm.

uiterstLangMinstens500mm

De verticale as is groter dan 500 mm.

7.46 LiggingOpGrondlichaam

De lijst met de plekken op een grondlichaam waar het onderzoek is uitgevoerd.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
geen

De locatie van het onderzoek ligt niet op een grondlichaam.

kruin

De top of het hoogste vlak van het grondlichaam.

talud

De zijwand van het grondlichaam.

teen

De overgang van het talud naar het maaiveld, niet nader gespecificeerd naar binnen- of buitenkant.

onbekend

Het is niet bekend of het object op een grondlichaam ligt.

7.47 LokaalVerticaalReferentiepunt

De lijst met de referentiepunten voor de verticale positie.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
maaiveld

Het oppervlak van de vaste aarde, daar waar de aarde niet bedekt is met water. Het maaiveld vormt de grens tussen de ondergrond en de bovengrond.

7.48 MaaiveldVerlegd

De lijst met de omschrijvingen van de wijze waarop de mens de positie van het maaiveld heeft veranderd.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
geen

De positie van het maaiveld is niet zichtbaar veranderd.

afgegraven

Het maaiveld is door afgraving verlaagd.

geegaliseerd

Het natuurlijke reliëf is door egalisatie verdwenen.

opgehoogd

Het maaiveld is opgehoogd met materiaal van elders.

7.49 MethodeLocatiebepaling

De lijst met de methoden voor het bepalen van de locatie van het onderzoek.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
GPS200tot1000cm

Meting d.m.v. Global Positioning System, afwijking tussen 200 en 1000 centimeter.

kaartGrootschalig

Locatie bepaald aan de hand van niet-digitale kaart, afwijking onbekend. Een grootschalige kaart is een kaart met een schaalgrootte niet kleiner dan 1:10.000 (bijvoorbeeld 1:500, 1:5.000 of 1:10.000).

kaartKleinschalig

Locatie bepaald aan de hand van niet-digitale kaart, afwijking onbekend. Een kleinschalige kaart is een kaart met een schaalgrootte kleiner dan 1:10.000 (bijvoorbeeld 1:25.000, 1:50.000 of 1:100.000).

7.50 MethodeVerticalePositiebepaling

De lijst met de methoden voor het bepalen van de verticale positie van het onderzoek.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
AHN2

Positie bepaald d.m.v. Actueel Hoogtebestand Nederland, versie 2 van 2007-2012.

AHN3

Positie bepaald m.b.v. Actueel Hoogtebestand Nederland, versie 3 van 2014-2019.

RTKGPS0tot4cm

Meting d.m.v. Real Time Kinematic GPS, ook wel als DGPS aangeduid, afwijking kleiner dan 4 centimeter.

RTKGPS4tot10cm

Meting d.m.v. Real Time Kinematic GPS, ook wel als DGPS aangeduid, afwijking tussen 4 en 10 centimeter.

RTKGPS10tot20cm

Meting d.m.v. Real Time Kinematic GPS, ook wel als DGPS aangeduid, zonder fix, afwijking tussen 10 en 20 centimeter.

RTKGPS20tot100cm

Meting d.m.v. Real Time Kinematic GPS, ook wel als DGPS aangeduid, zonder fix, afwijking tussen 20 en 100 centimeter.

AHN1

Positie bepaald m.b.v. Actueel Hoogtebestand Nederland, versie 1 van 1996-2003.

geen

Er is geen positie bepaald.

7.51 Modelleringsmethode

De lijst met de methoden voor de manier waarop de modellering in de bodemkundige monsteranalyse is uitgevoerd.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
mualemVanGenuchten

Methode voor het modelleren van de waterretentie- en de waterdoorlatendheidskarakteristiek volgens Mualem (1976: A new model for predicting the hydraulic conductivity of unsaturated porous media. Water Resources Research 12: 513-522) en Van Genuchten (1980: A closed-form equation for Predicting the Hydraulic Conductivity of Unsaturated Soils. Soil Sci. Soc. Am. J. 44: 892-898).

mualemVanGenuchtenDurner

Methode voor het modelleren van de waterretentie- en de waterdoorlatendheidskarakteristiek volgens Mualem (1976: A new model for predicting the hydraulic conductivity of unsaturated porous media. Water Resources Research 12: 513-522) en Van Genuchten (1980: A closed-form equation for Predicting the Hydraulic Conductivity of Unsaturated Soils. Soil Sci. Soc. Am. J. 44: 892-898) en Durner (1994: Hydraulic conductivity estimation for soils with heterogeneous pore structure. Water Resources Research 30: 211-223) en Priesack & Durner (2006: Closed-form expression for the multi-modal unsaturated conductivity function, Vadose Zone Journal 5: 121-124).

vanGenuchten

Methode voor het modelleren van de waterretentiekarakteristiek volgens Van Genuchten (1980: A closed-form quation for Predicting the Hydraulic Conductivity of Unsaturated Soils. Soil Sci. Soc. Am. J. 44: 892-898).

vanGenuchtenDurner

Methode voor het modelleren van de waterretentiekarakteristiek volgens Van Genuchten (1980: A closed-form quation for Predicting the Hydraulic Conductivity of Unsaturated Soils. Soil Sci. Soc. Am. J. 44: 892-898) en Durner (1994: Hydraulic conductivity estimation for soils with heterogeneous pore structure. Water Resources Research 30: 211-223) en Priesack & Durner (2006: Closed-form expression for the multi-modal unsaturated conductivity function, Vadose Zone Journal 5: 121-124).

7.52 Modelleringsprocedure

De lijst met de procedures die in de modellering in de bodemkundige monsteranalyse zijn toegepast.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
WENRHydrofysicav1

Een door WENR voor eigen gebruik opgestelde procedure voor het modelleren van de bodemvochtpotentiaal, volumetrisch watergehalte en waterdoorlatendheid voor de hydrofysische karakteristieken.

7.53 MunsellHoofdkleur

De lijst voor de codes van de hoofdkleur in het Munsellsysteem.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
5B

De waarde van de hoofdkleur is 5B. De B staat voor de kleur blauw (Blue).

10B

De waarde van de hoofdkleur is 10B. De B staat voor de kleur blauw (Blue).

5BG

De waarde van de hoofdkleur is 5BG. Dit staat voor de kleur blauw groen (Blue Green).

10BG

De waarde van de hoofdkleur is 10BG. Dit staat voor de kleur blauw groen (Blue Green).

5G

De waarde van de hoofdkleur is 5G. Dit staat voor de kleur groen (Green).

10G

De waarde van de hoofdkleur is 10G. Dit staat voor de kleur groen (Green).

5GY

De waarde van de hoofdkleur is 5GY. Dit staat voor de kleur groen geel (Green Yellow).

10GY

De waarde van de hoofdkleur is 10GY. Dit staat voor de kleur groen geel (Green Yellow).

N

De waarde van de hoofdkleur is N. Dit staat voor de kleur neutraal (Neutral).

5PB

De waarde van de hoofdkleur is 5PB. Dit staat voor kleur paars blauw (Purple Blue).

5R

De waarde van de hoofdkleur is 5R. Dit staat voor de kleur rood (Red).

7.5R

De waarde van de hoofdkleur is 7,5R. Dit staat voor de kleur rood (Red).

10R

De waarde van de hoofdkleur is 10R. Dit staat voor de kleur rood (Red).

2.5Y

De waarde van de hoofdkleur is 2,5Y. Dit staat voor de kleur geel (Yellow).

5Y

De waarde van de hoofdkleur is 5Y. Dit staat voor de kleur geel (Yellow).

10Y

De waarde van de hoofdkleur is 10Y. Dit staat voor de kleur geel (Yellow).

2.5YR

De waarde van de hoofdkleur is 2,5YR. Dit staat voor de hoofdkleur geel rood (Yellow Red).

5YR

De waarde van de hoofdkleur is 5YR. Dit staat voor de hoofdkleur geel rood (Yellow Red).

7.5YR

De waarde van de hoofdkleur is 7,5YR. Dit staat voor de hoofdkleur geel rood (Yellow Red).

10YR

De waarde van de hoofdkleur is 10YR. Dit staat voor de hoofdkleur geel rood (Yellow Red).

7.54 MunsellWitheid

De lijst voor de codes van de witheid in het Munsellsysteem.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
1

De waarde van de witheid is 1.

2

De waarde van de witheid is 2.

2.5

De waarde van de witheid is 2,5.

3

De waarde van de witheid is 3.

4

De waarde van de witheid is 4.

5

De waarde van de witheid is 5.

6

De waarde van de witheid is 6.

7

De waarde van de witheid is 7.

8

De waarde van de witheid is 8.

8.5

De waarde van de witheid is 8,5.

9

De waarde van de witheid is 9.

9.5

De waarde van de witheid is 9,5.

7.55 MunsellZuiverheid

De lijst voor de codes van de zuiverheid in het Munsellsysteem.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
1

De waarde van de zuiverheid is 1.

2

De waarde van de zuiverheid is 2.

3

De waarde van de zuiverheid is 3.

4

De waarde van de zuiverheid is 4.

6

De waarde van de zuiverheid is 6.

8

De waarde van de zuiverheid is 8.

0

De waarde van de zuiverheid is 0.

7.56 NaamGebeurtenis

De lijst met de tussentijdse gebeurtenissen.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
vervolgGerapporteerd

Er is na de eerste rapportage een volgend rapport overgedragen, maar dat is nog niet het rapport waarmee het onderzoek wordt gecompleteerd.

7.57 OndergrensZandfractie

De lijst met de waarden voor de ondergrens van de zandfractie.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
50

De zandfractie omvat korrels met een grootte van 50 tot 2000 µm.

7.58 OndergrondDuinvaaggrond

De lijst voor de classificatie van de grond onder een duinvaaggrond.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
moerigMateriaal

Moerig materiaal (code "v").

nietBereikt

De ondergrond van de duinvaaggrond is met beschrijven niet bereikt (geen code).

zand

Zand zonder podzol (code "z").

zandHumuspodzol

Zand met humuspodzol (code "p").

zandModerpodzol

Zand met moderpodzol (code "m").

nietBepaald

De aard van de ondergrond van de duinvaaggrond is niet bepaald (geen code).

7.59 OndergrondVeen

De lijst voor de classificatie van de grond onder een veengrond.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
kleiZavelLeem

Klei (zavel) of leem (code "k").

zand

Zand zonder humuspodzol (code "z").

zandHumuspodzol

Zand met humuspodzol (code "p").

7.60 OrganischestofgehalteklasseNEN5104

De lijst voor de classificatie van het aandeel organische stof in grond volgens NEN 5104.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
nietHumeus

Organische stof is niet aanwezig.

zwakHumeus

Organische stof is aanwezig en maakt minder dan 2,5 % van de massa uit, tenzij de bodemkundige grondsoort gelijk is aan zeerLichteZavel, matigLichteZavel, zwareZavel, lichteKlei, matigZwareKlei, zeerZwareKlei, siltigeLeem of zandigeLeem: dan kan het aandeel tot 5 % bedragen.

matigHumeus

Organische stof maakt tussen 2,5 en 8 % van de massa uit, tenzij de bodemkundige grondsoort gelijk is aan zeerLichteZavel, matigLichteZavel, zwareZavel, lichteKlei, matigZwareKlei, zeerZwareKlei, siltigeLeem of zandigeLeem: dan kan het aandeel tot 16 % bedragen.

sterkHumeus

Organische stof maakt tussen 8 en 16 % van de massa uit, tenzij de bodemkundige grondsoort gelijk is aan zeerLichteZavel, matigLichteZavel, zwareZavel, lichteKlei, matigZwareKlei, zeerZwareKlei, siltigeLeem of zandigeLeem: dan kan het aandeel tot 30 % bedragen.

7.61 PlaatselijkFenomeen  

De lijst met de plaatselijke fenomenen die in een wand voorkomen.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
geen

Er komen geen fenomenen voor die de laagopbouw plaatselijk verstoren.

gang

Een natuurlijk fenomeen veroorzaakt door een biologisch proces: gewervelde dieren hebben gangen gemaakt in de bodem en die zijn later grotendeels weer met grond opgevuld. De gangen strekken zich in alle richtingen uit.

hol

Een natuurlijk fenomeen veroorzaakt door een biologisch proces: gewervelde dieren hebben holen gemaakt in de bodem. Deze kunnen in alle richtingen van de wand voorkomen en zijn niet opgevuld.

krimpscheur

Een natuurlijk fenomeen veroorzaakt door een fysisch proces. de grond is vanaf het maaiveld uitgedroogd en er hebben zich tot een zekere diepte scheuren gevormd die later grotendeels met grond en ander materiaal zijn opgevuld. Dit komt voor op klei- en zavelgronden.

orgelpijp

Een natuurlijk fenomeen veroorzaakt door een chemisch proces: Zuur van regenwater of van plantenwortels lost kalk op en activeert de vorming van orgelpijpen Dit komt alleen voor op kalkrijke gronden.

vorstwig

Een natuurlijke fenomeen veroorzaakt door een fysisch proces: een scheur in de grond die is gevormd door langdurige bevriezing. Dit is een bijzonder vorm van kryoturbatie.

woelspoor

Een antropogeen fenomeen veroorzaakt door de mens: Een verticale strook van verstoring die onderin wat breder is en die herkend wordt als het gevolg is van het met de beitel van een cultivator lostrekken van de grond; door zijn specifieke vorm ook wel ganzevoet genoemd.

onbekend

Het is niet bekend of er storende fenomenen zijn waargenomen.

7.62 Profielverloop

De lijst voor de classificatie van de waarden voor het verloop van het bodemprofiel.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
homogeen

Zavel of klei met homogene, aflopende of oplopende profielopbouw (code "5").

opKleiOndergrond

Zavel of klei op een ondergrond van niet-kalkrijke zware klei, doorlopend tot dieper dan 120 cm (code "4").

opKleiTussenlaag

Zavel of klei op een tussenlaag van niet-kalkrijke zware klei, eindigend binnen 120 cm (code "3").

opVeen

Zavel of klei op veen, kleigronden met meer dan 40 cm moerig materiaal vanaf 40 à 80 cm (code "1").

opZand

Zavel of klei op zand, kleigronden met een zandlaag van meer dan 20 cm dikte vanaf 25 à 80 cm (code "2").

onbekend

Het profielverloop is niet bekend (code “0”).

7.63 Referentiestelsel

De lijst met de referentiestelsels waarin de coördinaten zijn gedefinieerd.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
ETRS89

European Terrestrial Reference System 1989 (EPSG 4258).

RD

Rijks Driehoeksmeting – Amersfoort RD New (EPSG 28992).

7.64 Registratiestatus

De lijst met de statussen waarin het registratieobject zich bevindt.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
aangevuld

Het registeren van de gegevens van het object heeft na de start van de registratie een vervolg gekregen. De gegevens in de registratie ondergrond zijn minimaal een keer aangevuld met nieuwe gegevens.

geregistreerd

Het registeren van de gegevens van het object is gestart. De gegevens uit het eerste brondocument zijn in de registratie ondergrond vastgelegd. Er zijn daarna geen nieuwe gegevens geregistreerd.

voltooid

Het registeren van de gegevens van het object is voltooid. Alle gegevens zijn in de registratie ondergrond vastgelegd en er kunnen geen nieuwe gegevens meer worden geregistreerd.

7.65 Rijpingsklasse

De lijst met de waarden voor de graad van rijping van klei- en leemhoudende gronden.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
geheelOngerijpt

Geheel ongerijpt, zeer slap, loopt bij knijpen zeer gemakkelijk tussen de vingers door.

bijnaOngerijpt

Bijna ongerijpt, slap, loopt bij knijpen gemakkelijk tussen de vingers door.

halfGerijpt

Half gerijpt, matig slap, kan met knijpen nog goed tussen de vingers door worden geperst.

bijnaGerijpt

Bijna gerijpt, matig stevig, kan met stevig knijpen nog juist tussen de vingers geperst worden.

geheelGerijpt

Gerijpt, stevig, kan niet meer tussen de vingers geperst worden.

geheelGerijptZeerStevig

Zeer stevig, kan met duimnagel ingedrukt worden.

geheelGerijptHard

Hard, kan met mes nog worden gesneden.

geheelGerijptZeerHard

Zeer hard, kan met mes niet meer worden gesneden.

onbekend

De rijpingsklasse is niet bekend.

7.66 Ruwheid

De lijst met de omschrijvingen van de ruwheid van het oppervlak.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
glad

Het oppervlak van een gebroken aggregaat is glad.

ruw

Het oppervlak van een gebroken aggregaat is ruw.

7.67 Schelpmateriaalgehalteklasse

De lijst voor de classificatie van het aandeel schelpmateriaal in de grond.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
zwakSchelphoudend

Zwak schelphoudend, schelpen maken tussen de 0 en 1 % van de massa uit.

schelphoudend

Schelphoudend, schelpen maken tussen de 1 en 10 % van de massa uit.

sterkSchelphoudend

Sterk schelphoudend, schelpen maken tussen de 10 en 30 % van de massa uit.

onbekend

De schelpmateriaalgehalteklasse is niet bekend.

7.68 SoortAnalyse

De lijst met de categorieën voor de bodemkundige monsteranalyse.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
basis

De bodemkundige monsteranalyse beperkt zich tot de bepaling van een of meer basisparameters en dat zijn de korrelgrootteverdeling, de zuurgraad en het organischestofgehalte.

chemieBodemkartering

De bodemkundige monsteranalyse omvat ten minste alle chemische bepalingen voor het thema bodemkartering die vereist zijn en dat betekent dat in ieder geval de korrelgrootte, de zuurgraad, het organische stofgehalte, de CEC, de basenbezetting en de gehalten aan Fe- en Al-oxalaten zijn bepaald.

chemieKlimaat

De bodemkundige monsteranalyse omvat ten minste alle chemische bepalingen die voor het thema klimaat vereist zijn en dat betekent dat in ieder geval de korrelgrootte, de zuurgraad, het organische koolstofgehalte en de CN-ratio zijn bepaald.

chemieNatuur

De bodemkundige monsteranalyse omvat ten minste alle chemische bepalingen die voor het thema natuur vereist zijn en dat betekent dat in ieder geval de korrelgrootte, de zuurgraad, het organische stofgehalte, het organische koolstofgehalte, de CEC en de basenbezetting zijn bepaald.

chemieNietGespecificeerd

De bodemkundige monsteranalyse omvat een of meer chemische bepalingen, maar het geheel van bepalingen is niet nader gespecificeerd.

hydrofysicaChemieNietGespecificeerd

De bodemkundige monsteranalyse omvat zowel hydrofysische als chemische bepalingen zonder nadere specificatie.

hydrofysicaNietGespecificeerd

De bodemkundige monsteranalyse omvat hydrofysische bepalingen, maar het geheel van bepalingen is niet nader gespecificeerd.

hydrofysicaStandaard

De bodemkundige monsteranalyse omvat alle bepalingen die voor standaard hydrofysisch onderzoek vereist zijn en dat betekent dat de korrelgrootte, het organische stofgehalte, de droge bulkdichtheid, waterdoorlatendheid, waterretentie stapsgewijs en de bepaling watergehalte en doorlatendheid bij veranderende bodemvochtpotentiaal zijn bepaald en dat er een karakteristiek is gemodelleerd.

hydrofysicaStandaardChemieNietGespecificeerd

De bodemkundige monsteranalyse omvat alle bepalingen die voor standaard hydrofysisch onderzoek vereist zijn en niet gespecificeerde chemische bepalingen.

hydrofysicaUitgebreid

De bodemkundige monsteranalyse omvat alle bepalingen die voor uitgebreid hydrofysisch onderzoek vereist zijn en dat betekent dat de korrelgrootte, het organische stofgehalte, de droge bulkdichtheid, krimpverloop, waterdoorlatendheid, waterretentie stapsgewijs en de bepaling watergehalte en doorlatendheid bij veranderende bodemvochtpotentiaal zijn bepaald en dat er een karakteristiek is gemodelleerd.

hydrofysicaUitgebreidChemieNietGespecificeerd

De bodemkundige monsteranalyse omvat alle bepalingen die voor uitgebreid hydrofysisch onderzoek vereist zijn en niet gespecificeerde chemische bepalingen.

nietGespecificeerd

De categorie van bodemkundige monsteranalyse is niet gespecificeerd.

7.69 SoortBijzonderBestanddeel

De lijst met de bestanddelen van grond die niet tot een grondsoort worden gerekend.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
geen

Geen bijzondere bestanddelen.

artefact

Een antropogeen bestanddeel: de niet nader omschreven (resten van) voorwerpen die door de mens gemaakt zijn.

botresten

Natuurlijk bestanddeel: botten of resten daarvan, afkomstig van gewervelde dieren of mensen. Uitgesloten hiervan zijn resten van vissen. De botresten zijn vaak wit tot grijs van kleur en hebben een grootte van enkele milimeters tot decimeters.

glauconiet

Natuurlijk bestanddeel: groene, groenige of bruine korrels die uit glauconiet of goethiet bestaan. Het voorkomen ervan beïnvloedt de eigenschappen van de grond omdat het korrels zijn die zich als klei gedragen.

glimmer

Een natuurlijk bestanddeel: gladde plaatvormige deeltjes die meestal uit de mineralen muscoviet of biotiet bestaan. Synoniem is mica.

houtskool

Antropogeen of natuurlijk bestanddeel: door verbranding verkoolde resten van hout. Het materiaal is zwart, vaak gebroken en heeft meestal een grootte van milimeters tot enkele decimeters.

huisvuil

Antropogeen bestanddeel: huishoudelijk afval, bestaat vaak uit verpakkingsmateriaal (papier, plastic), plastic, metaal, klein aardewerk en eventueel etensresten.

ijzeroer

Natuurlijk bestanddeel: korrels of brokken samengesteld materiaal van neergeslagen ijzerverbindingen in een matrix van zand en/of grind, klei of silt. Het is meestal geel-bruin, rood-bruin of donker-bruin van kleur (roestig) maar kan als het opengebroken wordt van binnen donkergrijs tot bijna zwart zijn. De grootte van de brokken is meestal 0,5 tot 50 mm, maar grotere brokken zijn mogelijk. De concreties komen soms in laagjes voor.

kalkconcreties

Natuurlijk bestanddeel: delen van de grond die door calciumcarbonaat tot een geheel zijn samengekit. Omvat een scala aan verschijningsvormen, van lösspoppetjes tot septariën. Lössafzettingen daargelaten, komen de concreties overwegend voor in Tertiare kleilagen. De grootte ligt meestal tussen enkele centimeters en enkele decimeters.

plantenrestenHoutig

Natuurlijk bestanddeel: onverteerde resten van de houtige delen (stammen, takken, houtige wortels en zaden) van planten. Deze resten kunnen bestaan uit de gebroken fragmenten of uit doorsnedes van de houtige delen. De grootte varieert van millimeters tot enkele decimeters. Het materiaal kan zeer zacht tot zeer hard zijn.

plantenrestenNietHoutig

Natuurlijk bestanddeel: onverteerde resten van de niet-houtige delen van planten, zoals worteltjes, rietstengels en bladeren.

puin

Antropogeen bestanddeel: bouw- en sloopafval, veelal een mengsel van stenige materialen die door de mens gemaakt of bewerkt zijn; soilmix, een mengsel van de grond ter plaatse met een materiaal als cement of waterglas, wordt ook hiertoe gerekend.

stenen

Antropogeen bestanddeel: stenen van natuurlijk materiaal die gebruikt zijn als ballast of stortsteen of het bijproduct zijn van mijnbouw.

toemaak

Antropogeen bestanddeel: mengsel van aangevoerd stadsvuil en duinzand, vaak gemengd met lokaal aanwezige slootbagger.

vivianiet

Natuurlijk bestanddeel: mineraal (gehydrateerd ferrofosfaat) dat meestal in de vorm van kleine brokjes voorkomt in (organisch rijke) klei of leem. Meest herkenbare eigenschap is dat het verse witte mineraal binnen korte tijd verkleurd naar fel blauw bij blootstelling aan de lucht. De brokjes hebben meestal een grootte van o,5 tot 10 mm. Komt incidenteel ook voor in combinatie met ijzeroer en kan dan als brokjes en/of huidjes voorkomen.

vuursteen

Natuurlijk bestanddeel: concreties die bestaan uit vrijwel amorfe kwarts; de mate van voorkomen is niet gespecificeerd.

wegverhardingsmateriaal

Antropogeen materiaal: materiaal dat gebruikt is voor het verharden van wegen en erven. Voorbeelden zijn asfalt, betonklinkers, klinkers, steenslag en tegels. Hieronder valt ook halfverharding in de vorm van lavagruis, schelpengruis, en andere verharde opgebrachte grondmengsels.

verbrandingsresten

Antropogeen materiaal: minerale verbrandingsresten met een diameter die varieert van kleiner dan 63 µm tot groter dan 22 mm.

7.70 SoortGesteente

De lijst met de soorten gesteente.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
kalksteen

Het gesteente bestaat voornamelijk uit calciumcarbonaat (CaCO3, kalk). Hieronder vallen alle kalkstenen met uitzondering van mergel, dat apart onderscheiden wordt.

schalie

Sedimentair gesteente dat bestaat uit geharde, geconsolideerde klei.

zandsteen

Het gesteente bestaat uit siliciklastisch materiaal en dat bestaat voor meer dan 95 % uit kwartskorrels met een mediaan die tussen 0,063 en 2 mm ligt.

onbekend

De gesteentesoort is niet bekend.

7.71 SoortStrooisel

De lijst met de soorten strooisel.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
loofstrooisel

Het strooisel bestaat voornamelijk uit de resten van de bovengrondse delen van de planten van loofbossen en gemengde bossen met meer loofbomen dan naaldbomen.

naaldstrooisel

Het strooisel bestaat voornamelijk uit de resten van voornamelijk bovengrondse plantedelen in naaldbos en gemengd bos met meer naaldbomen dan loofbomen.

onbekend

De soort strooisel is niet bekend.

7.72 SoortVeen

De lijst met de soorten veen.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
bagger

Mengsel van gedeeltelijk vergane, van organismen overgebleven stoffen en oeverafslag, dat als een slappe laag de bodem van stilstaande of langzaam stromende wateren bedekt.

bolster

Zwak gehumificeerd jong veenmos-veen. De net afgestorven veenmosplantjes hebben een vuilwitte kleur.

bosveen

Veen bestaande uit een matrix die weinig samenhang vertoont met daarin resten van hout die typisch millimeters tot decimeters groot zijn. Dit type veen kan een relatief grote minerale component hebben.

broekveenEutroof

Veen gevormd in broekbossen in een voedselrijk milieu. Meestal bestaande uit zegge, hout (els, wilg) en soms wat riet.

broekveenMesotroof

Veen gevormd in broekbossen in een matig voedselrijk milieu. Meestal bestaande uit zegge, hout (els, wilg) en soms wat riet.

gliede

Zwarte vervloeide humus die wordt aangetroffen in humeuze inspoelingshorizonten aan de basis van veenpakketten.

gyttja

Modderige humusvorm, afgezet op de bodem van voedselrijke wateren, bestaande uit micro-organismen, plantenresten en de resten van excrementen van waterdieren.

heideveen

Veen bestaande uit een samenhangende matrix van fijn vezelig materiaal met daarin veel als zodanig herkenbare resten van worteltjes en takjes van heide. Dit type veen is gewoonlijk mineraalarm.

rietveen

Veen voornamelijk bestaande uit resten van riet. Dit type veen kan een relatief grote minerale component hebben.

rietzeggeveen

Veen voornamelijk bestaande uit een combinatie van resten van zegge en een kleinere hoeveelheid riet.

spalterveen

Gelaagd mosveen.

veenmosveen

Veen bestaande uit resten van veenmos, veelal met een zeer hoog organischestofgehalte.

verslagen

Afgeslagen veen dat elders is gesedimenteerd op veelal meerbodems.

verweerdKleirijk

Sterk amorf veen dat totaal gehumificeerd is onder invloed van oxidatie en rijk is aan klei.

verweerdMineraalarm

Sterk amorf veen dat totaal gehumificeerd is onder invloed van oxidatie en weinig minerale delen bevat.

verweerdZandrijk

Sterk amorf veen dat totaal gehumificeerd is onder invloed van oxidatie en rijk is aan zand.

wollegrasveen

Veen, voornamemelijk bestaande uit resten van wollegras. Dit type veen is gewoonlijk mineraalarm.

zeggerietveen

Veen voornamelijk bestaande uit een combinatie van resten van riet en een kleinere hoeveelheid zegge.

zeggeveen

Veen voornamelijk bestaande uit zegge. Dit type veen kan een geringe minerale component hebben.

nietGespecificeerd

Het soort veen is onderzocht maar niet nader gespecificeerd. Het gaat om een soort veen die niet in de classificate is opgenomen, zoals scheuchzeriaveen.

nietBepaald

Het soort veen is niet bepaald.

7.73 SoortVegetatie

De lijst met de typen vegetatie op het terrein.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
afwezig

Er is geen spontane vegetatie in het bos aanwezig. In de classificatie van Bannink et al. heeft het de code 0.

donkerBosKantmosKlauwtjesmos

Donkere bossen met vegetatie in gezelschap van Kantmos en Klauwtjesmos. In de classificatie van Bannink et al. heeft het de code I.

donkerBosKronkelsteeltjeGewoonSterremos

Donkere bossen met vegetatie in gezelschap van Kronkelsteeltje en Gewoon sterremos. In de classificatie van Bannink et al. heeft het de code II.

donkerBosKronkelsteeltjeWildeLijsterbesKnikkendWilgeroosje

Donkere bossen met vegetatie in gezelschap van Kronkelsteeltje, Wilde lijsterbes en Knikkend wilgeroosje. In de classificatie van Bannink et al. heeft het de code III.

donkerBosStekelvarenLiggendWalstro

Donkere bossen met vegetatie in gezelschap van Stekelvaren en Liggend walstro. In de classificatie van Bannink et al. heeft het de code IV.

donkerBosWildeKamperfoelieStekelvarenDrienerfmuur

Donkere bossen met vegetatie in gezelschap van Wilde kamperfoelie, Stekelvaren en Drienerfmuur. In de classificatie van Bannink et al. heeft het de code V.

donkerBosRankendeHelmbloemWitteKlaverzuringStekelvarenBraam

Donkere bossen met vegetatie in gezelschap van Rankende helmbloem, Witte klaverzuring, Stekelvaren en Braam. In de classificatie van Bannink et al. heeft het de code VI.

donkerBosWitteKlaverzuringDauwbraamRobertskruidSpeenkruid

Donkere bossen met vegetatie in gezelschap van Witte klaverzuring, Dauwbraam, Robertskruid en Speenkruid. In de classificatie van Bannink et al. heeft het de waarde VII.

lichtBosZandzeggeRuigHaarmos

Lichte bossen met vegetatie in gezelschap van Zandzegge en Ruig Haarmos (veel open zand). In de classificatie van Bannink et al. heeft het de code A0.

lichtBosRendiermosZandGaffeltand

Lichte bossen met vegetatie in gezelschap van Rendiermos en Zand-Gaffeltand. In de classificatie van Bannink et al. heeft het de code A1.

lichtBosRendiermosKlauwtjesmos

Lichte bossen met vegetatie in gezelschap van Rendiermos en Klauwtjesmos. In de classificatie van Bannink et al. heeft het de code A2.

lichtBosBronsmosKlauwtjesmosGewoonGaffeltandmos

Lichte bossen met vegetatie in gezelschap van Bronsmos, Klauwtjesmos en Gewoon Gaffeltandmos. In de classificatie van Bannink et al. heeft het de code H1.

lichtBosBronsmosGrootLaddermos

Lichte bossen met vegetatie in gezelschap van Bronsmos en Groot Laddermos. In de classificatie van Bannink et al. heeft het de code H2.

lichtBosBronsmosBochtigeSmeleStruisgrassen

Lichte bossen met vegetatie in gezelschap van Bronsmos, Bochtige smele en Struisgrassen. In de classificatie van Bannink et al. heeft het de code R1.1.

lichtBosBronsmosWildeLijsterbes

Lichte bossen met vegetatie in gezelschap van Bronsmos en Wilde lijsterbes. In de classificatie van Bannink et al. heeft het de code R1.2.

lichtBosBraamStekelvarenGrootLaddermos

Lichte bossen met vegetatie in gezelschap van Braam, Stekelvaren en Groot Laddermos. In de classificatie van Bannink et al. heeft het de waarde R2.

lichtBosGladdeWitbolValseSalieBraam

Lichte bossen met vegetatie in gezelschap van Gladde witbol, Valse salie en Braam. In de classificatie van Bannink et al. heeft het de code R3.

lichtBosFramboosBraam

Lichte bossen met vegetatie in gezelschap van Framboos en Braam. In de classificatie van Bannink et al. heeft het de code R4.

lichtBosDuinrietZandzegge

Lichte bossen met vegetatie in gezelschap van Duinriet en Zandzegge (veel open zand). In de classificatie van Bannink et al. heeft het de code K0.

lichtBosWitteKlaverzuringHazelaarDrienerfmuur

Lichte bossen met vegetatie in gezelschap van Witte Klaverzuring, Hazelaar en Drienerfmuur. In de classificatie van Bannink et al. heeft het de code Z.

lichtBosGroteBrandnetelStekelvaren

Lichte bossen met vegetatie in gezelschap van Grote brandnetel en Stekelvaren. In de classificatie van Bannink et al. heeft het de code K1.

lichtBosDauwbraamVlasbekjeHondstong

Lichte bossen met vegetatie in gezelschap van Dauwbraam, Vlasbekje en Hondstong. In de classificatie van Bannink et al. heeft het de code K2.

lichtBosDauwbraamRobertskruid

Lichte bossen met vegetatie in gezelschap van Dauwbraam en Robertskruid. In de classificatie van Bannink et al. heeft het de code K3.

7.74 StopcriteriumVeld

De lijst met de redenen waarom met de activiteit in het veld is opgehouden.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
einddoel

Het vooraf gestelde doel van de veldactiviteit is bereikt; vaak is dat de beoogde einddiepte.

obstakelGrindStenen

De veldactiviteit is voortijdig gestopt omdat op grind, zeer grove grond of stenen is gestuit.

obstakelIJzervloer

De veldactiviteit is voortijdig gestopt omdat op een ijzervloer, ofwel een laag ijzeroer, is gestuit.

obstakelPuin

De veldactiviteit is voortijdig gestopt omdat op puin is gestuit.

obstakelVastGesteente

De veldactiviteit is voortijdig gestopt omdat het vast gesteente is bereikt.

storing

Voortijdig gestopt omdat er bij de graafwerkzaamheden een probleem is opgetreden, materieel of procesmatig.

grondwaterdruk

De veldactiviteit is voortijdig gestopt omdat de grondwaterdruk te hoog is om veilig verder te kunnen werken.

risico

De veldactiviteit is voortijdig gestopt omdat er niet veilig verder gewerkt kan worden vanwege een niet nader omschreven risico.

onbekend

De veldactiviteit is voortijdig gestopt. De reden is niet bekend.

7.75 Structuurtype

De lijst met de typering van de structuur van grond in de bodem.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
aggregaatZwak

De grond vertoont geen gelaagdheid en heeft een zwak ontwikkelde aggregaatstructuur: aggregaten maken minder dan 30 % van het grondvolume uit. De aggregaten tonen zich alleen wanneer de grond wordt opengebroken.

aggregaatMatig

De grond vertoont geen gelaagdheid en heeft een matig ontwikkelde aggregaatstructuur: aggregaten maken voor 30 tot 70 % van het grondvolume uit. De aggregaten tonen zich wanneer de grond wordt opengebroken of gedeeltelijk wordt losgestoken.

aggregaatSterk

De grond vertoont geen gelaagdheid en heeft een sterk ontwikkelde aggregaatstructuur: aggregaten maken meer dan 70 % van het grondvolume uit. De aggregaten tonen zich wanneer de grond wordt losgestoken.

enkelkorrel

De grond bestaat uit korrels en vertoont geen gelaagdheid.

gangenstructuur

De grond vertoont geen gelaagdheid, maar een gatenstructuur; de gaten (poriën)verlopen verticaal en zijn onderling niet of zelden verbonden.

massief

De grond vertoont geen gelaagdheid, aggregaten of gaten (poriën).

sedimentairGelaagdWeinigVerstoord

De grond vertoont gelaagdheid en de gelaagdheid is voor minder dan 10 % verstoord.

sedimentairGelaagdMatigVerstoord

De grond vertoont gelaagdheid en de gelaagdheid is voor 10 tot 70 % verstoord.

sedimentairGelaagdSterkVerstoord

De grond vertoont gelaagdheid en de gelaagdheid is voor meer dan 70 % verstoord.

sponsstructuur

De grond vertoont geen gelaagdheid, maar een gatenstructuur; de gaten (poriën) lopen in alle richtingen en zijn onderling verbonden.

onbekend

Het structuurtype is niet bekend.

7.76 Textuurklasse

De lijst voor de classificatie van de textuur van een bodemprofiel.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
kleiLicht

Lichte klei, lutumgehalte vanaf 25 % tot 35 % (code "31", kleitextuur). Van toepassing bij kleigronden, moerige gronden op zavel of klei en bij niet-gerijpte minerale gronden.

kleiMatigZwaar

Matig zware klei, lutumgehalte vanaf 35 % tot 50 % (code "32", kleitextuur). Van toepassing bij kleigronden, moerige gronden op zavel of klei en bij niet-gerijpte minerale gronden.

kleiZeerZwaar

Zeer zware klei, lutumgehalte is gelijk aan of groter dan 50 % (code "33", kleitextuur). Van toepassing bij kleigronden, moerige gronden op zavel of klei en bij niet-gerijpte minerale gronden.

leemSiltig

Siltige leem, leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) is gelijk aan of groter dan 85 % (code "82"). Van toepassing bij leemgronden en bij brikgronden waar de toplaag leem is.

leemZandig

Zandige leem, leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) vanaf 50 % tot 85 % (code "81"). Van toepassing bij leemgronden en bij brikgronden waar de toplaag leem is.

siltKleiarm

Kleiarm silt, lutumgehalte is kleiner dan 5 % en leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) is gelijk aan of groter dan 50 % (code "13", lutumgehalteklasse). Van toepassing bij kalkhoudende zandgronden.

siltKleiig

Kleiig silt, lutumgehalte vanaf 5 % tot 8 % en leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) is gelijk aan of groter dan 50 % (code "14", lutumgehalteklasse). Van toepassing bij kalkhoudende zandgronden.

zandKleiarmMatigFijn

Kleiarm matig fijn zand, lutumgehalte is kleiner dan 5 % en leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) is kleiner dan 50 % en zandmediaan vanaf 150 tot 210 µm (code "4311", zandmediaanklasse + kleitextuur). Van toepassing bij kalkhoudende zandgronden.

zandKleiarmMatigGrof

Kleiarm matig grof zand, lutumgehalte is kleiner dan 5 % en leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) is kleiner dan 50 % en zandmediaan vanaf 210 tot 420 µm (code "5111", zandmediaanklasse + kleitextuur). Van toepassing bij kalkhoudende zandgronden.

zandKleiarmUiterstFijn

Kleiarm uiterst fijn zand, lutumgehalte is kleiner dan 5 % en leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) is kleiner dan 50 % en zandmediaan vanaf 50 tot 105 µm (code "4111", zandmediaanklasse + kleitextuur). Van toepassing bij kalkhoudende zandgronden.

zandKleiarmZeerFijn

Kleiarm zeer fijn zand, lutumgehalte is kleiner dan 5 % en leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) is kleiner dan 50 % en zandmediaan vanaf 105 tot 150 µm (code "4211", zandmediaanklasse + kleitextuur). Van toepassing bij kalkhoudende zandgronden.

zandKleiarmZeerGrof

Kleiarm zeer grof zand, lutumgehalte is kleiner dan 5 % en leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) is kleiner dan 50 % en zandmediaan vanaf 420 tot 2000 µm (code "5211", zandmediaanklasse + kleitextuur). Van toepassing bij kalkhoudende zandgronden.

zandKleiigMatigFijn

Kleiig matig fijn zand, lutumgehalte vanaf 5 % tot 8 % en leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) is kleiner dan 50 % en zandmediaan vanaf 150 tot 210 µm (code "4312", zandmediaanklasse + kleitextuur). Van toepassing bij kalkhoudende zandgronden.

zandKleiigMatigGrof

Kleiig matig grof zand, lutumgehalte vanaf 5 % tot 8 % en leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) is kleiner dan 50 % en zandmediaan vanaf 210 tot 420 µm (code "5112", zandmediaanklasse + kleitextuur). Van toepassing bij kalkhoudende zandgronden.

zandKleiigUiterstFijn

Kleiig uiterst fijn zand, lutumgehalte vanaf 5 % tot 8 % en leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) is kleiner dan 50 % en zandmediaan vanaf 50 tot 105 µm (code "4112", zandmediaanklasse + kleitextuur). Van toepassing bij kalkhoudende zandgronden.

zandKleiigZeerFijn

Kleiig zeer fijn zand, lutumgehalte vanaf 5 % tot 8 % en leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) is kleiner dan 50 % en zandmediaan vanaf 105 tot 150 µm (code "4212", zandmediaanklasse + kleitextuur). Van toepassing bij kalkhoudende zandgronden.

zandKleiigZeerGrof

Kleiig zeer grof zand, lutumgehalte vanaf 5 % tot 8 % en leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) is kleiner dan 50 % en zandmediaan vanaf 420 tot 2000 µm (code "5212", zandmediaanklasse + kleitextuur). Van toepassing bij kalkhoudende zandgronden.

zandLeemarmMatigFijn

Leemarm matig fijn zand, leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) is kleiner dan 10 % en zandmediaan vanaf 150 tot 210 µm (code "431", zandmediaanklasse + leemgehalteklasse). Van toepassing bij moerige gronden op zand, podzolgronden, kalkloze zandgronden en bij brikgronden waar de toplaag lemig zand is.

zandLeemarmMatigGrof

Leemarm matig grof zand, leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) is kleiner dan 10 % en zandmediaan vanaf 210 tot 420 µm (code "511", zandmediaanklasse + leemgehalteklasse). Van toepassing bij moerige gronden op zand, podzolgronden, kalkloze zandgronden en bij brikgronden waar de toplaag lemig zand is.

zandLeemarmUiterstFijn

Leemarm uiterst fijn zand, leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) is kleiner dan 10 % en zandmediaan vanaf 50 tot 105 µm (code "411", zandmediaanklasse + leemgehalteklasse). Van toepassing bij moerige gronden op zand, podzolgronden, kalkloze zandgronden en bij brikgronden waar de toplaag lemig zand is.

zandLeemarmZeerFijn

Leemarm zeer fijn zand, leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) is kleiner dan 10 % en zandmediaan vanaf 105 tot 150 µm ( code "421", zandmediaanklasse + leemgehalteklasse). Van toepassing bij moerige gronden op zand, podzolgronden, kalkloze zandgronden en bij brikgronden waar de toplaag lemig zand is.

zandLeemarmZeerGrof

Leemarm zeer grof zand, leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) is kleiner dan 10 % en zandmediaan vanaf 420 tot 2000 µm ( code "521", zandmediaanklasse + leemgehalteklasse). Van toepassing bij moerige gronden op zand, podzolgronden, kalkloze zandgronden en bij brikgronden waar de toplaag lemig zand is.

zandSterkLemigMatigFijn

Sterk lemig matig fijn zand, leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) vanaf 17,5 % tot 32,5 % en zandmediaan vanaf 150 tot 210 µm (code "433", zandmediaanklasse + leemgehalteklasse). Van toepassing bij moerige gronden op zand, podzolgronden, kalkloze zandgronden en bij brikgronden waar de toplaag lemig zand is.

zandSterkLemigMatigGrof

Sterk lemig matig grof zand, leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) vanaf 17,5 % tot 32,5 % en zandmediaan vanaf 210 tot 420 µm (code "513", zandmediaanklasse + leemgehalteklasse). Van toepassing bij moerige gronden op zand, podzolgronden, kalkloze zandgronden en bij brikgronden waar de toplaag lemig zand is.

zandSterkLemigUiterstFijn

Sterk lemig uiterst fijn zand, leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) vanaf 17,5 % tot 32,5 % en zandmediaan vanaf 50 tot 105 µm (code "413", zandmediaanklasse + leemgehalteklasse). Van toepassing bij moerige gronden op zand, podzolgronden, kalkloze zandgronden en bij brikgronden waar de toplaag lemig zand is.

zandSterkLemigZeerFijn

Sterk lemig zeer fijn zand, leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) vanaf 17,5 % tot 32,5 % en zandmediaan vanaf 105 tot 150 µm (code "423", zandmediaanklasse + leemgehalteklasse). Van toepassing bij moerige gronden op zand, podzolgronden, kalkloze zandgronden en bij brikgronden waar de toplaag lemig zand is.

zandSterkLemigZeerGrof

Sterk lemig zeer grof zand, leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) vanaf 17,5 % tot 32,5 % en zandmediaan vanaf 420 tot 2000 µm (code "523", zandmediaanklasse + leemgehalteklasse). Van toepassing bij moerige gronden op zand, podzolgronden, kalkloze zandgronden en bij brikgronden waar de toplaag lemig zand is.

zandZeerSterkLemigMatigFijn

Zeer sterk lemig matig fijn zand, leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) vanaf 32,5 % tot 50 % en zandmediaan vanaf 150 tot 210 µm (code "434", zandmediaanklasse + leemgehalteklasse). Van toepassing bij moerige gronden op zand, podzolgronden, kalkloze zandgronden en bij brikgronden waar de toplaag lemig zand is.

zandZeerSterkLemigMatigGrof

Zeer sterk lemig matig grof zand, leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) vanaf 32,5 % tot 50 % en zandmediaan vanaf 210 tot 420 µm (code "514", zandmediaanklasse + leemgehalteklasse). Van toepassing bij moerige gronden op zand, podzolgronden, kalkloze zandgronden en bij brikgronden waar de toplaag lemig zand is.

zandZeerSterkLemigUiterstFijn

Zeer sterk lemig uiterst fijn zand, leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) vanaf 32,5 % tot 50 % en zandmediaan vanaf 50 tot 105 µm (code "414", zandmediaanklasse + leemgehalteklasse). Van toepassing bij moerige gronden op zand, podzolgronden, kalkloze zandgronden en bij brikgronden waar de toplaag lemig zand is.

zandZeerSterkLemigZeerFijn

Zeer sterk lemig zeer fijn zand, leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) vanaf 32,5 % tot 50 % en zandmediaan vanaf 105 tot 150 µm (code "424", zandmediaanklasse + leemgehalteklasse). Van toepassing bij moerige gronden op zand, podzolgronden, kalkloze zandgronden en bij brikgronden waar de toplaag lemig zand is.

zandZeerSterkLemigZeerGrof

Zeer sterk lemig zeer grof zand, leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) vanaf 32,5 % tot 50 % en zandmediaan vanaf 420 tot 2000 µm (code "524", zandmediaanklasse + leemgehalteklasse). Van toepassing bij moerige gronden op zand, podzolgronden, kalkloze zandgronden en bij brikgronden waar de toplaag lemig zand is.

zandZwakLemigMatigFijn

Zwak lemig matig fijn zand, leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) vanaf 10 % tot 17,5 % en zandmediaan vanaf 150 tot 210 µm (code "432", zandmediaanklasse + leemgehalteklasse). Van toepassing bij moerige gronden op zand, podzolgronden, kalkloze zandgronden en bij brikgronden waar de toplaag lemig zand is.

zandZwakLemigMatigGrof

Zwak lemig matig grof zand, leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) vanaf 10 % tot 17,5 % en zandmediaan vanaf 210 tot 420 µm (code "512", zandmediaanklasse + leemgehalteklasse). Van toepassing bij moerige gronden op zand, podzolgronden, kalkloze zandgronden en bij brikgronden waar de toplaag lemig zand is.

zandZwakLemigUiterstFijn

Zwak lemig uiterst fijn zand, leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) vanaf 10 % tot 17,5 % en zandmediaan vanaf 50 tot 105 µm (code "412", zandmediaanklasse + leemgehalteklasse). Van toepassing bij moerige gronden op zand, podzolgronden, kalkloze zandgronden en bij brikgronden waar de toplaag lemig zand is.

zandZwakLemigZeerFijn

Zwak lemig zeer fijn zand, leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) vanaf 10 % tot 17,5 % en zandmediaan vanaf 105 tot 150 µm (code "422", zandmediaanklasse + leemgehalteklasse). Van toepassing bij moerige gronden op zand, podzolgronden, kalkloze zandgronden en bij brikgronden waar de toplaag lemig zand is.

zandZwakLemigZeerGrof

Zwak lemig zeer grof zand, leemgehalte (lutumgehalte + siltgehalte) vanaf 10 % tot 17,5 % en zandmediaan vanaf 420 tot 2000 µm (code "522", zandmediaanklasse + leemgehalteklasse). Van toepassing bij moerige gronden op zand, podzolgronden, kalkloze zandgronden en bij brikgronden waar de toplaag lemig zand is.

zavelMatigLicht

Matig lichte zavel, lutumgehalte vanaf 12 % tot 17,5 % (code "22", kleitextuur). Van toepassing bij kleigronden, moerige gronden op zavel of klei en bij niet-gerijpte minerale gronden.

zavelZeerLicht

Zeer lichte zavel, lutumgehalte vanaf 8% tot 12 % (code "21", kleitextuur). Van toepassing bij kleigronden, moerige gronden op zavel of klei en bij niet-gerijpte minerale gronden.

zavelZwaar

Zware zavel, lutumgehalte vanaf 17,5 % tot 25 % (code "23", kleitextuur). Van toepassing bij kleigronden, moerige gronden op zavel of klei en bij niet-gerijpte minerale gronden.

7.77 TypeOntsluiting

De lijst met de omschrijvingen van de manier waarop de ondergrond is ontsloten.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
afgraving

De bodem is ontsloten doordat er grond was weggegraven voor de start van het onderzoek en voor een ander doel.

bouwput

De bodem is ontsloten doordat er grond was uitgegraven ten behoeve van bouwwerkzaamheden.

groeve

De bodem is ontsloten doordat er een groeve was gemaakt om delfstoffen te winnen.

profielkuil

De bodem is ontsloten doordat er ten behoeve van het doen van wandonderzoek een kuil is gegraven.

sleuf

De bodem is ontsloten doordat de grond over een aanzienlijke lengte is weggehaald, bijvoorbeeld ten behoeve van de aanleg van kabels en leidingen.

slootwand

De bodem is ontsloten in de wand van een sloot.

weginsnijding

De bodem is ontsloten in de kant van een weg.

onbekend

De wijze waarop de ondergrond is ontsloten is niet bekend.

7.78 Vakgebied

De lijst met de vakgebieden waarbinnen het onderzoek is uitgevoerd.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
bodemkunde

Onderzoek uitgevoerd vanuit bodemkundige expertise.

7.79 Veenklasse

De lijst voor de classificatie van de veensoorten in het bovenste deel van het bodemprofiel.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
bosveen

Bosveen of eutroof broekveen (code "b").

onherkenbaar

Bagger, verslagen veen, gyttja of andere veensoorten (code "d").

rietveen

Rietveen of zeggerietveen (code "r").

veenmosveen

Veenmosveen (code "s").

zeggeveen

Zeggeveen, rietzeggeveen of mesotroof broekveen (code "c").

7.80 Vergravingsklasse

De lijst voor de classificatie van de vergraving van het bodemprofiel.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
afgegraven

Gronden waarbij door afgraving een deel van het oorspronkelijke bodemprofiel is verwijderd (code "G").

geegaliseerd

Gronden waarbij door een cultuurtechnische ingreep het natuurlijke reliëf is genivelleerd, vereffend (code "E").

geen

Geen vergravingen geconstateerd.

opgehoogd

Gronden die door de aanvoer van bodemmateriaal van elders zijn opgehoogd (code "H").

vergraven

Gronden waarbij als gevolg van een grondbewerking een heterogene laag voorkomt die tussen 0 en 40 cm-mv. begint, tot grotere diepte dan 40 cm doorloopt en dikker is dan 20 cm (code "F").

7.81 Verstoring

De lijst met de omschrijvingen van de verstoringen in wandprofielen.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
kryoturbatie

Een natuurlijke verstoring veroorzaakt door een fysisch proces: de vervorming van bodemlagen door bevriezen en ontdooien van de grond.

wortelzakvorming

Een natuurlijke verstoring veroorzaakt door een biologisch proces: wortels doen de podzol-B-horizont profiel uitzakken.

doorgraving

Een natuurlijke verstoring veroorzaakt door een fysisch proces: gewervelde dieren hebben gangen gemaakt in de bodem en die zijn later grotendeels weer met grond opgevuld. De gangen strekken zich in alle richtingen uit.

kering

Een antropogene verstoring: de mens heeft door bewerking de natuurlijke samenhang van de grond veranderd en materiaal van diepte naar boven gebracht. De bewerking is niet zo intensief geweest dat het interval volledig gehomogeniseerd is.

scheurvorming

Een natuurlijke verstoring veroorzaakt door een fysisch proces: de grond is vanaf het maaiveld uitgedroogd en er hebben zich tot een zeker diepte scheuren gevormd die later grotendeels met grond en ander materiaal zijn opgevuld. Dit vind vooral plaats in klei en zavel gronden.

7.82 VerticaalReferentievlak

De lijst met de referentievlakken waarin de verticale positie is gedefinieerd.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
NAP

Normaal Amsterdams Peil.

7.83 Vlekkleur

De lijst met de kleuren van vlekken.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
bruinTotBijnaZwart

De vlekken zijn bruin tot bijna zwart. Bruine tot bijna zwarte vlekken wijzen op concentraties van humus. Een voorbeeld zijn de zgn. Molinia-spikkels.

donkerbruinTotPaars

De vlekken zijn donkerbruin tot paars. Donkerbruin tot paarse vlekken wijzen op concentraties van mangaanverbindingen.

donkergeelTotOkergeel

De vlekken zijn donkergeel tot okergeel. Donker- tot okergele vlekken wijzen op concentraties van fosforverbindingen die het gevolg zijn van de omzetting van botresten.

geelTotLichtgeel

De vlekken zijn geel tot lichtgeel. Gelige vlekken wijzen op concentraties op sulfaten, zoals in katteklei.

grijs

De vlekken zijn grijs. Grijze vlekken wijzen op reducerende omstandigheden.

oranjeroodTotRoodbruin

De vlekken zijn oranjerood tot roodbruin, roestkleurig. Roestkleurige vlekken wijzen op oxiderende omstandigheden.

onbekend

De kleur is niet bekend.

7.84 Vochtigheidstoestand

De lijst voor de omschrijvingen van de vochtigheidstoestand van de grond op het moment van beschrijven.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
droog

De grond blijft na kneden droog aanvoelen.

vochtig

De grond voelt na kneden vochtig aan.

nat

Na kneden van de grond ontstaat knijpvocht.

onbekend

De vochtigheidstoestand is niet bekend.

7.85 VormAggregaat

De lijst met de vormen van aggregaten.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
blok

Het gemiddelde aggregaat is in alle richtingen ongeveer even lang.

plaat

Het gemiddelde aggregaat is in twee van de drie richtingen ongeveer even lang, maar in de derde veel korter.

prisma

Het gemiddelde aggregaat is in twee van de drie richtingen ongeveer even lang, maar in de derde veel langer.

7.86 VormGrens

De lijst met de omschrijvingen van de vorm van de grenzen in het wandprofiel.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
onregelmatig

De grens is grillig en vertoont uitstulpingen naar beneden, zakken; de breedte van de zakken is kleiner dan de dikte van de laag.

regelmatigGolvend

De grens toont zich als een golvende lijn. Deze waarde geldt alleen voor de bovengrens van het profiel.

regelmatigRecht

De grens toont zich als een min of meer rechte lijn; deze waarde geldt alleen voor de bovengrens van het profiel.

regelmatigNietGespecificeerd

De grens is niet grillig en toont zich als een lijn zonder uitstulpingen; de afstand tussen twee toppen is groter dan het verschil in hoogte over die afstand; deze waarde geldt alleen voor de ondergrens.

zeerOnregelmatig

De grens is grillig en vertoont grote uitstulpingen naar beneden, zakken; de breedte van de zakken is groter dan de dikte van de laag.

onbekend

De vorm van de grens is niet bekend.

7.87 Zandverkitting

De lijst voor de classificatie van de mate van zandverkitting.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
onverkit

De grond is niet verkit.

matigVerkit

De grond is verkit en gemakkelijk met de hand te breken.

sterkVerkit

De grond is verkit en moeilijk met de hand te breken.

zeerSterkVerkit

De grond is verkit en niet met de hand te breken.

onbekend

De mate waarin het zand verkit is, is niet bekend.

7.88 Zoutcorrectiemethode

De lijst met de methoden voor het corrigeren voor het gehalte aan opgeloste zouten.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
nietToegepast

Het watergehalte is niet gecorrigeerd voor het gehalte aan opgeloste zouten.

zoutgehalteAangenomen

Het watergehalte is gecorrigeerd voor het gehalte aan opgeloste zouten. Het zoutgehalte van het water is een aangenomen waarde.

zoutgehalteBepaald

Het watergehalte is gecorrigeerd voor het gehalte aan opgeloste zouten. Het zoutgehalte van het water is bepaald.

onbekend

Het is niet bekend of het watergehalte is gecorrigeerd voor het gehalte aan opgloste zouten.