WIJZIGINGEN AAN
WAS = vervallen tekst
WORDT = nieuwe tekst

Basisregistratie Ondergrond Catalogus Booronderzoek Geologische boormonsterbeschrijving en boormonsteranalyse

Geologische boormonsterbeschrijving en boormonsteranalyse Versie 3.19

Geonovum BRO Informatiemodel
Definitieve versie Consultatieversie

Deze versie:
https://docs.geostandaarden.nl/bro/cv-im-bhr-g-20240510
Laatst gepubliceerde versie:
https://docs.geostandaarden.nl/bro/bhr-g/
Laatste werkversie:
https://broprogramma.github.io/BHR-G/
Vorige versie:
https://docs.geostandaarden.nl/bro/def-im-bhr-g-20230607
Redacteur:
Geonovum ( Geonovum )
Auteur:
Geonovum ( Geonovum )
Doe mee:
GitHub BROprogramma/BHR-G
Dien een melding in
Revisiehistorie
Contact:
Pull requests

Samenvatting

Dit document beschrijft de definitie van het booronderzoek dat vanuit het vakgebied van de geologie is uitgevoerd, met een algemene toelichting.

Status van dit document

Deze paragraaf beschrijft de status van dit document ten tijde van publicatie. Het Dit is mogelijk dat er actuelere versies van dit document bestaan. Een lijst van Geonovum publicaties en de laatste gepubliceerde versie van een consultatieversie. Commentaar over dit document zijn te vinden op kan gestuurd worden naar

1. Inleiding

1.1 Doel en doelgroep

In de basisregistratie ondergrond (BRO) wordt een aantal typen gegevens geregistreerd, de registratieobjecten.

Een catalogus is de gegevensdefinitie van een registratieobject en beschrijft welke gegevens van het object in de BRO zijn opgeslagen.Het document is bedoeld voor alle gebruikers van de BRO en moet duidelijk maken welke gegevens er precies in het systeem zitten.Aan aanleverende partijen moet het vertellen welke gegevens in de basisregistratie ondergrond moeten komen en aan welke eisen die moetenvoldoen, en aan afnemende partijen welke gegevens zij in de basisregistratie ondergrond mogen verwachten.Het document is voor een breed publiek bedoeld en de informatie moet naast precies ook begrijpelijk zijn.

1.2 Totstandkoming

Een catalogus is het resultaat van een proces van standaardisatie dat geruime tijd in beslag kan nemen. De standaardisatie is een open proces waarin de belanghebbende partijen actief betrokken worden. Het eindresultaat wordt door de wetgever vastgesteld in een ministeriële regeling.

In bepaalde gevallen is de verscheidenheid aan gegevens van een object zo groot, dat er eerst deelverzamelingen worden gedefinieerd. Het standaardisatieproces wordt dan per deelverzameling doorlopen. De deelverzamelingen worden zo gekozen dat de gegevens die in de bijbehorende catalogus worden beschreven, direct na vaststelling aan de BRO kunnen worden aangeleverd. Wanneer er deelverzamelingen worden onderscheiden, komt de catalogus van het registratieobject dus gefaseerd tot stand. Omdat inzichten in de loop van de tijd kunnen wijzigen kan het aan het eind van het hele proces nodig blijken revisies door te voeren om ongewenste verschillen tussen deelverzamelingen weg te nemen.

1.3 Beheer

Een vastgestelde catalogus (zoals op wetten.nl gepubliceerd) wordt met het daarbij horende deel van het systeem van de basisregistratie ondergrond in gebruik genomen. De eerste formeel vastgestelde catalogus (zoals op wetten.nl gepubliceerd) krijgt het versienummer 1.0. Verwacht mag worden dat er na enige tijd behoefte gaat ontstaan aan gegevens die nog niet in de catalogus zijn opgenomen.

De beheerder hanteert drie typen versies voor een wijziging van een standaard. Bijvoorbeeld: versie 2.1.0 (=X.Y.Z):

  • X-wijzigingen Deze wijzigingen veranderen de structuur van de standaard. Hierdoor zijn X-wijzigingen niet backwards compatible.
    Frequentie: maximaal 1 keer per 2 jaar.
  • Y-wijzigingen Dit zijn wijzigingen die niet de structuur veranderen. Dit kunnen bijvoorbeeld updates zijn of inhoudelijke aanpassingen aan objecten, attributen of waardelijsten of de reikwijdte van de standaard. Deze wijzigingen zijn backwards compatible.
    Frequentie: maximaal 1 keer per jaar.
  • Z-wijzigingen Dit zijn in feite oplossingen van fouten of verbeteringen van technische aard. Deze wijzigingen zijn backwards compatible.
    Frequentie: maximaal 2 keer per jaar.

In een jaar waarin een X-wijziging plaats vindt zullen er op hetzelfde registratieobject geen y-wijzigingen Y-wijzigingen plaatsvinden. Als er een X- of een Y-wijziging in een jaar aan de orde is, wordt er geen z-wijziging Z-wijziging gepland. De versie van de catalogus met inleiding (zoals hier gepubliceerd) volgt voor de normatieve stukken volledig de versie op wetten.nl. Wijzigingen aan niet normatieve teksten in dit document vallen altijd onder Z-wijzigingen en zullen maximaal 2 keer per jaar plaatsvinden.

1.4 Leeswijzer

Hoofdstuk 1 geeft het doel en de doelgroep van een catalogus.

Hoofdstuk 2 behandelt enkele algemene aspecten van het BRO-systeem en begrippen van algemene aard.

Hoofdstuk 3 plaatst het object in de gegevenssystematiek van de basisregistratie ondergrond en vertelt wat de benadering is geweest bij het opstellen van de gegevensdefinitie.

Hoofdstuk 4 is de toelichting op de gegevensdefinitie van het registratieobject die in de ministeriële regeling is opgenomen.

Hoofdstuk 5 vertelt hoe de gegevensdefinitie is opgebouwd en welke aspecten van de gegevens daarin worden beschreven.

Hoofdstuk 6 geeft de inhoud weer van het eerste artikel van de ministeriële regeling en dat is het deel waarin de definitie is opgenomen van het registratieobject, van de delen waaruit het is opgebouwd, de entiteiten, en van de eigenschappen van die delen, de attributen.

Hoofdstuk 7 geeft de inhoud weer van het tweede artikel van de ministeriële regeling en dat is het deel waarin de uitbreidbare waardelijsten staan waarnaar in hoofdstuk 6 verwezen wordt.

2. Algemene kenmerken en begrippen

Dit onderdeel is niet normatief.

2.1 Opzet van de landelijke voorziening

De landelijke voorziening van de basisregistratie ondergrond is een systeem dat een schakel vormt in een informatieketen. Aan het begin van de keten staan bestuursorganen die opdracht geven tot de productie van gegevens, of zelf gegevens produceren. Die bestuursorganen worden bronhouders genoemd. De geproduceerde gegevens worden door een dataleverancier geleverd aan de beheerder van het systeem, de registerbeheerder. De bronhouder is verantwoordelijk voor de levering van gegevens. Hij kan besluiten zelf dataleverancier te zijn of andere partijen een machtiging voor levering te verlenen. De beheerder van de landelijke voorziening van de BRO registreert de aangeleverde gegevens en levert ze voor (her)gebruik door aan allerlei afnemers.

De opzet van het systeem moet begrepen worden vanuit de verantwoordelijkheden die in de keten zijn belegd. De aangeleverde gegevens vallen onder de verantwoordelijkheid van de bronhouder en de registerbeheerder mag die gegevens niet veranderen. De registerbeheerder moet echter wel gegevens toevoegen om het systeem te kunnen beheren en hij kan gegevens toevoegen om de afnemers goed van dienst te kunnen zijn.

Bij wet is geregeld dat de basisregistratie ondergrond zo wordt opgezet dat er onderscheid bestaat tussen de gegevens die aan de registerbeheerder zijn aangeleverd en de gegevens die de registerbeheerder aan de afnemers verstrekt. Het systeem valt uiteen in twee grote deelsystemen, het register brondocumenten ondergrond en de registratieondergrond ( Figuur 1 ).

Een geheel van gegevens dat door of onder verantwoordelijkheid van een bronhouder wordt aangeleverd, wordt een brondocument genoemd. De brondocumenten worden in het register brondocumenten ondergrond opgeslagen. De gegevens uit de brondocumenten worden samen met de gegevens die de registerbeheerder toevoegt in de registratie ondergrond vastgelegd. De registratie ondergrond is het deelsysteem dat gebruikt wordt voor uitgifte.

Figuur class="fig-title"> De twee grote deelsystemen van de landelijke voorziening van de BRO.

Met deze opzet verkrijgt het systeem de nodige flexibiliteit. Zo kan een object in de registratie ondergrond gegevens bevatten die uit meer dan één brondocument afkomstig zijn en bij uitgifte kunnen gegevens van verschillende objecten met elkaar gecombineerd worden. Ook is het mogelijk met het brondocument gegevens op te slaan die alleen voor de bronhouder en de aanleverende partij van belang zijn.

De catalogus dekt alle gegevens die opgenomen zijn in de registratie ondergrond. Verreweg de meeste gegevens komen uit de brondocumenten die de dataleverancier aanlevert en een paar gegevens komen voort uit de overdracht van een brondocument aan de registerbeheerder. Aan de aangeleverde gegevens worden enkele gegevens door de registerbeheerder toegevoegd. Als een gegeven is toegevoegd door de BRO wordt dat in de beschrijving expliciet vermeld.

Alle gegevens in de registratie ondergrond worden uitgegeven, maar niet alle afnemers kunnen alle gegevens geleverd krijgen. De gegevens die niet aan alle afnemers worden uitgeleverd zijn de gegevens die alleen nodig zijn in de communicatie tussen de registerbeheerder enerzijds en de dataleveranciers en bronhouders anderzijds.

2.2 Registratieobject

Het registratieobject is dé eenheid in de data-architectuur van de basisregistratie ondergrond. Voor de registerbeheerder is het de elementaire bouwsteen van het systeem dat hij moet beheren.

Een registratieobject verwijst naar een eenheid van informatie die onder de verantwoordelijkheid van één bronhouder valt en die met een bepaald doel is of wordt gemaakt. Het is in directe of indirecte zin gedefinieerd in de ruimte en dat wil zeggen dat een registratieobject een plaats op het aardoppervlak heeft of dat het gekoppeld is aan een ander type registratieobject met een plaats op het aardoppervlak.

Een registratieobject is niet alleen in de ruimte maar ook in de tijd gedefinieerd. Het leven van een registratieobject begint op het moment dat de gegevens zijn geregistreerd en dat is zo kort mogelijk nadat de gegevens zijn geproduceerd. De levensduur van een registratieobject, en de veranderlijkheid van de gegevens verschilt van object tot object. Een grondwatermonitoringput kan tientallen jaren gebruikt worden voor het meten van grondwaterstanden en in de periode kunnen er nieuwe gegevens ontstaan. Dat betekent dat de gegevens van de put in de registratie ondergrond gedurende zijn hele levensduur bijgewerkt moeten kunnen worden. Aan de andere kant van het spectrum staan de objecten waarvan alle gegevens in een keer worden vastgelegd. Geotechnisch sondeeronderzoek is daar een voorbeeld van. Sondeeronderzoek is eenmalig onderzoek en het resultaat ervan kan al na een of enkele dagen aan de bronhouder worden overhandigd.

2.3 Registratiedomein

Registratieobjecten worden in de basisregistratie ondergrond gegroepeerd in domeinen. Vooralsnog worden zes domeinen onderscheiden:

  • bodem- en grondonderzoek
  • bodemkwaliteit milieukwaliteit
  • grondwatermonitoring
  • grondwatergebruik
  • mijnbouwwet
  • modellen.

De domeinen zijn vanuit het oogpunt van beheer van belang voor de ordening van het systeem. Daarnaast zijn zij nuttig in de communicatie met de partijen die bij de realisatie van het systeem betrokken zijn.

2.4 Kwaliteitsregime

In de basisregistratie ondergrond worden niet alleen gegevens geregistreerd die dateren van na de datum waarop de wet van kracht is geworden. Ook oudere gegevens zullen in de basisregistratie ondergrond worden opgenomen. De noodzaak daartoe ligt in de wet Wet basisregistratie ondergrond verankerd. Die schrijft voor dat de gegevens uit de eerder bestaande systemen DINO en BIS zo veel mogelijk naar de BRO moeten worden overgezet. Verder staat de wet toe dat bronhouders tot vijf jaar na de inwerkingtreding van de wet historische gegevens ter registratie mogen aanbieden.

Historische gegevens kunnen niet altijd voldoen aan de strikte regels die de BRO stelt. Zo kan het voorkomen dat voor gegevens die volgens de strikte regels van de BRO verplicht zijn, geen waarde bekend is. Om de verwerking van de twee categorieën gegevens naast elkaar mogelijk te maken, worden twee kwaliteitsregimes gehanteerd. Voor de aanlevering van gegevens volgens de strikte regels geldt het IMBRO-regime. Bij de aanlevering van historische gegevens wordt geaccepteerd dat een aantal formeel verplichte gegevens geen waarde heeft. Voor deze gegevens wordt het IMBRO/A-regime gehanteerd en dat kent dus minder strikte regels.

De introductie van de twee kwaliteitsregimes geeft de bronhouder gedurende een bepaalde periode een zekere mate van vrijheid. Het kan bijvoorbeeld praktisch blijken het IMBRO/A-regime te hanteren voor gegevens die weliswaar pas na de datum waarop de wet in werking is getreden zijn geproduceerd maar die voortkomen uit opdrachten die al voor die datum zijn gegeven. Ook kan het voorkomen dat historische gegevens wel aan alle strikte voorwaarden voldoen en dan is het wenselijk de gegevens onder IMBRO-regime aan te leveren.

De periode waarin de bronhouders die vrijheid hebben wordt de transitieperiode genoemd. Over de duur van de transitieperiode zijn nog geen afspraken gemaakt. Na afloop van de transitieperiode kan alleen onder het strikte IMBRO-regime worden aangeleverd.

2.5 Formele en materiële geschiedenis

De basisregistratie ondergrond maakt deel uit van een stelsel van basisregistraties. Binnen het stelsel maakt men onderscheid tussen de materiële geschiedenis en de formele geschiedenis van een object.

Het begrip materiële geschiedenis wordt gebruikt om de veranderingen van eigenschappen van een object in de werkelijkheid aan te duiden. De materiële geschiedenis van een object wordt, voor zover relevant, in de registratie ondergrond vastgelegd. Niet alle registratieobjecten hebben een materiële geschiedenis, alleen de objecten met een levensduur, zoals de grondwatermonitoringput.

Het begrip formele geschiedenis wordt gebruikt voor de veranderingen van eigenschappen van een object in de registratie zelf. De meeste van die veranderingen gaan terug op een verandering van eigenschappen in de werkelijkheid, en de formele geschiedenis geeft aan wanneer de veranderingen in het systeem geregistreerd zijn. De formele geschiedenis kent ook gebeurtenissen die niet het gevolg zijn van een verandering in de werkelijke eigenschappen van een object. Die gebeurtenissen hebben betrekking op correcties. Het kan gebeuren dat een bronhouder erachter komt dat er een onjuiste waarde was geregistreerd en dan zorgt hij ervoor dat die verbeterd wordt. De registratie van de verbetering is een formele gebeurtenis.

Alle registratieobjecten hebben een formele geschiedenis en die wordt in de registratie ondergrond globaal vastgelegd in de registratiegeschiedenis van het object. Globaal wil zeggen dat de registratie ondergrond alleen een overzicht van de formele geschiedenis geeft. Voor de details moet het register brondocumenten ondergrond worden geraadpleegd.

Bij correctie wordt het betreffende gegeven in de registratie ondergrond overschreven en is de oude waarde van het gegeven niet meer direct beschikbaar voor de afnemers.Zou een afnemer toch willen weten wat de eerdere foute waarde was, dan moet hij het register brondocumenten ondergrond raadplegen.

2.6 Coördinaten en referentiestelsels

De registratieobjecten van de basisregistratie ondergrond zijn gedefinieerd in de ruimte en dat wil zeggen dat een object zelf een plaats op het aardoppervlak, een locatie, heeft, of dat het gekoppeld is aan een ander type registratieobject met een locatie. Afhankelijk van het type registratieobject, wordt de locatie geregistreerd als een punt, een lijn of een vlak.

De locatie is de horizontale positie van een object. Voor bepaalde objecten is het voldoende dat alleen die horizontale positie wordt vastgelegd, maar voor veel objecten is ook de verticale positie van belang.

Posities worden vastgelegd in coördinaten en die zijn gedefinieerd in een bepaald referentiestelsel.

Er zijn verschillende typen referentiestelsels. Zo spreekt men van horizontale referentiestelsels (2D), verticale referentiestelsels (1D), gecombineerde referentiestelsels (2D, 1D) en werkelijke 3D referentiestelsels. In Nederland worden de horizontale en de verticale component van een positie in een afzonderlijk stelsel uitgedrukt. Het is vandaag de dag mogelijk met gps een positie in een 3D-referentiestelsel vast te leggen, maar de wens over te stappen op het gebruik van 3D is nog door geen van de partijen die betrokken zijn bij de basisregistratie ondergrond naar voren gebracht.

2.6.1 Referentiestelsels voor de horizontale positie

In Nederland zijn traditioneel verschillende referentiestelsels voor de horizontale positie in gebruik. In 2009, bij de eerste voorbereidingen voor de totstandkoming van de basisregistratie ondergrond, is al vastgesteld dat de verscheidenheid aan referentiestelsels de basisregistratie ondergrond voor problemen stelt omdat de registratie dan niet gemakkelijk op een eenduidige manier bevraagd kan worden. In de registratie ondergrond worden namelijk zowel gegevens met een locatie op land als gegevens met een locatie op zee geregistreerd. In de toenmalige praktijk werden op land en op zee verschillende stelsels gebruikt. Op land werd RD gebruikt en op zee waren verschillende stelsels in gebruik, waarvan WGS84 de belangrijkste was.

In 2009 was ook al bekend dat de Europese kaderrichtlijn INSPIRE de lidstaten vraagt de gegevens in Europa in één referentiestelsel uit te gaan wisselen, te weten in ETRS89. Met dat in gedachten, is het besluit genomen het BRO-systeem zo in te richten dat de registratie bevraagd gaat worden in ETRS89.

Het besluit wordt ondersteund door ontwikkelingen in Nederland. Sinds 2013 wordt er door de drie belangrijkste autoriteiten in Nederland op het gebied van referentiestelsels, het Kadaster, de Dienst der Hydrografie en Rijkswaterstaat, gewerkt aan de totstandkoming van nieuwe afspraken. Die afspraken moeten in lijn zijn met Europese afspraken en leiden tot heldere en eenduidige transformatieprocedures tussen referentiestelsels. Concreet betekent dit dat in Nederland op termijn het ETRS89-stelsel als standaard zal worden gehanteerd voor het uitwisselen van geo-informatie.

Het besluit betekent niet dat de gegevens ook in ETRS89 aangeleverd moeten worden. De basisregistratie ondergrond voorziet een periode van transitie waarin de aanleverende partijen zelf bepalen wanneer zij overstappen op ETRS89. Die periode zal naar verwachting jaren duren. Om de transitie te ondersteunen hanteert de basisregistratie ondergrond de volgende spelregels:

  • Gegevens mogen in een beperkt aantal referentiestelsels worden aangeleverd (RD, WGS84 en ETRS89).
    • Voor locaties op land wordt alleen RD of ETRS89 toegestaan.
      (WGS84 is niet geschikt voor nauwkeurige toepassingen, bij wijze van uitzondering wordt binnen het domein milieukwaliteit WGS84 op land toegestaan)
    • Voor locaties op zee wordt alleen WGS84 of ETRS89 toegestaan.
  • De aangeleverde coördinaten worden in de registratie opgeslagen.
  • De aangeleverde coördinaten worden door de basisregistratie ondergrond getransformeerd naarhet ETRS89 referentiestelsel.
  • De getransformeerde coördinaten worden naast de aangeleverde coördinaten opgeslagen.
  • Bij de getransformeerde coördinaten wordt ook een identificatie van de gebruikte transformatiemethode opgeslagen.
  • Als de coördinaten in ETRS89 zijn aangeleverd, dan staat bij aangeleverde en getransformeerde positie dezelfdeinformatie. Voor de locatie worden de getransformeerde coördinaten en de aangeleverde coördinaten beideaan de afnemers verstrekt.

2.6.2 Referentiestelsels voor de verticale positie

In Nederland zijn voor verticale posities op land en zee verschillende referentiestelsels in gebruik. Op land wordt NAP gebruikt. Op zee is het in de voor de BRO relevante werkvelden gebruikelijk posities uit te drukken t.o.v. het gemiddeld zeeniveau (MSL, Mean Sea Level), maar posities t.o.v. LAT komen ook voor (Lowest Astronomical Tide). Dit laatstgenoemde stelsel wordt in de kaderrichtlijn INSPIRE genoemd als het stelsel van voorkeur voor het uitdrukken van verticale posities op zee. De basisregistratie ondergrond staat daarom op zee het gebruik van LAT naast MSL toe. Aangeleverde verticale posities worden door de BRO niet getransformeerd.

2.7 Gegevens op land en op zee

De basisregistratie ondergrond bevat gegevens over de ondergrond van Nederland en zijn zgn. Exclusieve Economische Zone (EEZ). De EEZ is het gebied op de Noordzee waar Nederland economische rechten heeft. Voor de referentiestelsels die bij aanlevering worden toegestaan, is het van belang te weten of de locatie van een object op zee of op land ligt.

Als scheidingslijn tussen land en zee wordt in de basisregistratie ondergrond de UNCLOS-basislijn gehanteerd. Het beheer van de basislijn valt onder de verantwoordelijkheid van de Dienst der Hydrografie van het ministerie van Defensie. Deze dienst voert die taak uit op basis van het Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties uit 1982, dat in het Engels de United Nations Convention on the Law of the Sea (UNCLOS) heet.De basislijn is opgebouwd uit de nulmeterdieptelijn zoals weergegeven op de zeekaarten en enkele rechte basislijnen die onder meer de monding van de Westerschelde en de wateren tussen de Waddeneilanden afsluiten.

De grens tussen land en zee is veranderlijk. De Dienst der Hydrografie stelt de grens opnieuw vast wanneer daartoe voldoende aanleiding is. De BRO hanteert bij inname de meest recente versie van de UNCLOS-basislijn en controleert daarmee of de juiste referentiestelsels gebruikt worden.

Tussen het moment waarop de locatie van een object wordt bepaald en het moment waarop het gegeven in de basisregistratie ondergrond wordt vastgelegd verloopt enige tijd. In die periode kan de positie van de UNCLOS-basislijn opnieuw zijn vastgesteld, en dan ontstaat er een discrepantie die bij het aanleveren van gegevens tot problemen kan leiden. Wanneer een dergelijk probleem zich voordoet, wordt de dataleverancier gevraagd contact op te nemen met de registratiebeheerder om gezamenlijk tot een oplossing te komen.

Een soortgelijk probleem doet zich voor met betrekking tot de begrenzing van Nederland, met name van het Nederlands territoir. De grenzen van Nederland worden ieder jaar op 1 januari vastgesteld door het Kadaster en vastgelegd in de basisregistratie kadaster. De BRO controleert bij inname of een object in het gebied ligt dat Nederland en zijn Exclusieve Economische Zone omvat, en hanteert daarbij de actuele grenzen. Ook bij problemen die te herleiden zijn tot een verandering in de begrenzing van Nederland, wordt de dataleverancier gevraagd contact op te nemen met de registratiebeheerder om gezamenlijk tot een oplossing te komen.

Binnen het domein Mijnbouwwet wordt de scheidingslijn tussen land en zee niet bepaald door de UNCLOS-basislijn, maar door een over zee lopende lijn die is vastgelegd in een bijlage bij de Mijnbouwwet. In de registratie ondergrond wordt deze lijn aangeduid als mijnbouwgrens. Voor de referentiestelsels die bij aanlevering worden toegestaan, is het binnen het domein Mijnbouwwet van belang te weten of de locatie van een object aan landzijde of aan zeezijde van de mijnbouwgrens ligt. Waar in voorgaande paragrafen ‘op land’ en ‘op zee’ is genoemd, houdt dat binnen het domein Mijnbouwwet in: aan landzijde respectievelijk aan zeezijde van de mijnbouwgrens.

2.8 Nauwkeurigheid van meetwaarden

Voor zinvol gebruik van gegevens met een gemeten, berekende of anderszins bepaalde waarde is het noodzakelijk dat de nauwkeurigheid van die gegevens bekend is.

Het begrip nauwkeurigheid laat zich in deze context het best omschrijven als de juistheid van een gemeten of berekende waarde. In de meeste processen waarin de waarde van een gegeven wordt bepaald, kan de afwijking van de daadwerkelijke waarde slechts via een kalibratie- of statistisch proces worden verkregen. Het resultaat omvat dan niet alleen een van de mogelijke realisaties van een meetwaarde maar ook informatie over de mogelijke spreiding van de meetwaarden.

De basisregistratie ondergrond gaat ervan uit dat de producenten van gegevens de metingen en berekeningen uitvoeren binnen een stelsel van afspraken dat binnen het desbetreffende werkveld is vastgelegd. Uitgangspunt is dat ook de eisen waaraan de gegevens op het gebied van nauwkeurigheid moeten voldoen in afspraken zijn vastgelegd. Dat kunnen praktische werkafspraken zijn, maar ook afspraken die vertaald zijn naar ISO- en NEN-normen. In de catalogus wordt in beginsel verwezen naar die normen. Waar deze normen niet voorzien in afspraken over de nauwkeurigheid, stelt de basisregistratie ondergrond hieraan specifieke eisen. Deze zijn dan vermeld in de catalogus.

2.9 Authentiek gegeven

In de wet Wet basisregistratie ondergrond is een aantal gegevens expliciet als authentiek aangeduid. Dit wordt in de catalogus nader uitgewerkt; verreweg de meeste gegevens zijn authentiek.

Met de aanduiding authentiek wordt, zoals geformuleerd in de memorie van toelichting op de wet, tot uitdrukking gebracht dat:

  1. Het gegeven in samenhang met andere gegevens door een groot aantal bestuursorganen in verschillende processen wordt gebruikt en derhalve bestemd is voor informatie-uitwisseling tussen bestuursorganen;
  2. de verantwoordelijkheid voor betrouwbaarheid van het gegeven eenduidig geregeld is;
  3. het gegeven onderworpen is aan intern en extern kwaliteitsonderzoek, en
  4. het gegeven zich leent voor verplicht gebruik door bestuursorganen en eenmalige verstrekking door burgers en bedrijven aan de overheid.

In de praktijk mag een gebruiker van de gegevens ervan uitgaan dat alle gegevens correct zijn. De catalogus moet de gebruiker alle informatie geven die voor een goed begrip daarvan nodig is.Heeft een gebruiker echter gerede twijfel over de juistheid van een authentiek gegeven dan wordt verwacht dat hij de registerbeheerder daarvan op de hoogte brengt. Bestuursorganen zijn, bij gerede twijfel over de juistheid van een authentiek gegeven (of het ontbreken ervan), zelfs verplicht daarvan melding te maken.

Voor alle gegevens is aangegeven of ze authentiek zijn. Ook is voor alle gegevens aangegeven of ze aanwezig moeten zijn en een waarde moeten hebben. Dat laat zien dat er gegevens kunnen zijn die authentiek zijn maar geen waarde hoeven te hebben. Juist omdat er verplichtingen gelden t.a.v. authentieke gegevens, vraagt dit om een korte toelichting.Wanneer een authentiek gegeven geen waarde heeft moet de gebruiker ervan uitgaan dat het gegeven niet is geproduceerd. Dat geval kan zich uiteraard alleen voordoen wanneer er vrijheid van beslissen bestaat bij de bronhouder of de producent.Voor de duidelijkheid, als er wel een waarde is dan moet die ook in de BRO worden opgenomen. Bij gerede twijfel over het ontbreken van een waarde, moet een bestuursorgaan dat melden.

3. Booronderzoek

Dit onderdeel is niet normatief.

3.1 Bodem- en grondonderzoek

Booronderzoek is een van de vijf registratieobjecten in het domein bodem- en grondonderzoek.

Het gaat in dit domein om onderzoek dat erop gericht is gegevens te produceren over de opbouw en eigenschappen van bodem en ondergrond zonder dat daarvoor direct een bepaald wettelijk of beleidsmatig kader bestaat. Vaak wordt het onderzoek uitgevoerd omdat men de opbouw en de eigenschappen van de ondergrond moet kennen voor het realiseren van projecten in de grond-, weg- en waterbouw, de woning– en utiliteitsbouw, voor het onderhoud van bestaande infrastructuur, of om de geschiktheid van de ondergrond voor land- of natuurbouw of voor het realiseren van constructies in de ondergrond te onderzoeken.

Het onderzoek kan direct in het veld worden uitgevoerd, maar kan ook een combinatie van veld- en laboratoriumonderzoek zijn.

Het domein bodem- en grondonderzoek omvat vijf registratieobjecten:

  • booronderzoek
  • wandonderzoek
  • geotechnisch sondeeronderzoek
  • geo-elektrisch onderzoek
  • seismisch onderzoek

De vijf registratieobjecten staan op zichzelf en hebben eigen locaties.

Voor de wet valt het booronderzoek overigens onder het begrip verkenning. Een verkenning is in de wet gedefinieerd als een waarneming van de opbouw van de ondergrond op een punt, langs een lijn of in een vlak. Booronderzoek is een verkenning op een punt.

3.2 Boor- en wandonderzoek

In het vlakke Nederland is de ondergrond bijna overal aan het oog onttrokken. De traditionele manier om informatie over de ondergrond in te winnen is door eerst een gat te maken en vervolgens te onderzoeken wat er in het gat te zien is of wat er uit het gat is gekomen. Onderzoekstechnieken waarvoor het niet nodig is eerst een gat te maken zijn tegen het midden van de twintigste eeuw beschikbaar gekomen, maar ook vandaag de dag begint veel onderzoek nog met het maken van een gat. We maken daarbij onderscheid tussen booronderzoek en wandonderzoek.

Booronderzoek omvat de vormen van onderzoek die ermee beginnen dat de ondergrond door boren wordt ontsloten. In verreweg de meeste gevallen wordt geboord om monsters uit de ondergrond naar boven te halen en die monsters te onderzoeken. In bepaalde gevallen komt het voor dat er onderzoek gedaan wordt aan het gat dat door boren is ontstaan en dat gebeurt door een meetapparaat in het gat neer te laten.
Boren kan tot op grote diepte worden uitgevoerd en het onderzoek levert indirecte gegevens. De monsters die uit het geboorde gat naar boven worden gehaald zijn in veel gevallen geroerd en dat wil zeggen dat de oorspronkelijke opbouw van de ondergrond niet meer te herkennen is. Het steken van monsters en het maken van kernen levert ongeroerde monsters en die hebben een hogere kwaliteit, maar zijn wel duurder.

Wandonderzoek vereist dat er op de plaats van het onderzoek een verticale wand is blootgelegd die het bovenste deel van de ondergrond ontsluit. In bijna alle gevallen moet er eerst worden gegraven, omdat natuurlijke ontsluitingen nu eenmaal zeldzaam zijn in Nederland. Wel is er soms al een wand voorhanden die eerder door de mens is gemaakt, bijvoorbeeld in een groeve, aan de rand van een weg- of leidingtracé of in een slootkant.
In een wand is de opbouw van de ondergrond direct zichtbaar en de plekken waar monsters voor verder onderzoek genomen moeten worden kunnen precies worden bepaald. Wandonderzoek levert dan ook naar verhouding hoogwaardige gegevens, maar het onderzoek beperkt zich natuurlijk wel tot het bovenste deel van de ondergrond. Het prepareren van de wand kost wel veel meer tijd dan het zetten van een ondiepe boring.

3.3 Verscheidenheid aan vakgebieden

Wat voor soort informatie boor- en wandonderzoek opleveren wordt bepaald door het doel van het onderzoek. Omdat boren en graven nu eenmaal de manieren zijn om de ondergrond te ontsluiten, is er een veelheid aan doelen ontstaan en is de variatie in onderzoek groot. Die verscheidenheid vraagt om ordening. Een belangrijke factor voor het ordenen van de informatie is het vakgebied waarbinnen het onderzoek wordt uitgevoerd en dan met name de vertaling daarvan naar toepassingsgebied. Zo houdt de geotechniek zich bezig met bouwen op of in de grond, of met grond, en de cultuurtechniek met het in cultuur brengen van het land of het ervoor zorgen dat het in cultuur gehouden kan worden. In de vakgebieden bodemkunde en geologie staat boor- en wandonderzoek traditioneel in het teken van kartering of modellering, activiteiten die erop gericht zijn een kader te scheppen voor de andere vormen van onderzoek. Het vakgebied van de toegepaste geologie heeft een meer generiek karakter en wordt voor allerlei verkenningen uitgevoerd, waaronder geohydrologische verkenningen.
Deze vijf vakgebieden dekken de disciplines die voor een goede ordening van de informatie van het boor- en wandonderzoek in de basisregistratie ondergrond nodig zijn. De vijf vakgebieden dekken niet alle bestaande disciplines. Er zijn zeker drie toepassingsgebieden die buiten beschouwing worden gehouden. Dat zijn het booronderzoek dat voor mijnbouwdoeleinden wordt verricht, het archeologisch onderzoek en het onderzoek dat erop gericht is de kwaliteit van de bodem vanuit milieukundig perspectief te bepalen. Mijnbouw kent een wettelijk kader en vormt in de basisregistratie ondergrond een apart registratiedomein en daarin heeft het desbetreffende booronderzoek zijn eigen plaats. Archeologisch en milieukundig onderzoek vallen vooralsnog buiten het bereik van de basisregistratie ondergrond. Het booronderzoek in de basisregistratie ondergrond omvat alle vijf genoemde vakgebieden. Voor wandonderzoek valt alleen het bodemkundig onderzoek binnen het bereik van de basisregistratie. De onderliggende overweging is dat wandonderzoek vanuit geologie, toegepaste geologie, geotechniek of cultuurtechniek zelden wordt uitgevoerd en dat de informatie die eruit voortkomt niet op een systematische manier wordt vastgelegd.

In het vakgebied zit overigens vaak al opgesloten tot welke diepte het onderzoek reikt en of het onderzoek zich tot het land beperkt of ook op zee wordt uitgevoerd. Het vakgebied bepaalt ook welke deelonderzoeken het onderzoek kan omvatten, wat globaal het karakter is van die deelonderzoeken en welke aspecten en eigenschappen van de ondergrond er onderzocht worden, en met welke methodieken.

Noot

3.4 Begrippenkader voor boor- en wandonderzoek

Boor- en wandonderzoek levert informatie over het deel van de ondergrond dat op een bepaalde locatie is doorboord of ontsloten. Welk deel van de ondergrond dat is wordt tot op zekere hoogte bepaald door het vakgebied. Omdat er allerlei vakgebieden samenkomen in de basisregistratie ondergrond is een gemeenschappelijk begrippenkader nodig om voor iedereen duidelijk te kunnen maken over welk deel van de ondergrond het eigenlijk gaat ( Figuur 2 ).

Figuur class="fig-title"> De begrippen die in de basisregistratie ondergrond gebruikt worden voor de indeling van de ruimte.

Voor de basisregistratie omvat de ondergrond alles wat zich onder het oppervlak van de vaste aarde bevindt. Als we ons beperken tot de bovenste kilometers - het deel dat nog met boren wordt bereikt- bestaat de ondergrond van Nederland gewoonlijk uit relatief los materiaal bovenin en relatief vast materiaal onderin. In de basisregistratie ondergrond gebruiken we dat verschil om uitdrukking te geven aan de begrippen die we ook in de gewone spreektaal gebruiken grond, resp. gesteente.

Het begrip bodem wordt gebruikt voor het bovenste deel van de ondergrond en dat op een nogal losse manier. Het begrip wordt vaak strikter gedefinieerd bijvoorbeeld door het te beperken tot de bovenste 120 cm van de ondergrond of tot het deel waarin bodemvormende processen spelen, maar die striktheid is vooralsnog niet handig gebleken.

Het oppervlak dat de vaste aarde begrenst is een belangrijk element in het begrippenkader. Daar waar het oppervlak niet met water bedekt is, begint de ondergrond bij het maaiveld ( Figuur 3 ). Daar waar de aarde bedekt is met water, begint de ondergrond bij de bodem van het waterlichaam, de waterbodem . Het grensvlak fungeert als nulpunt voor de diepte. In de terminologie van de basisregistratie is het lokaal verticaal referentiepunt het punt waar een boring of wand het grensvlak snijdt. De afstand tot het referentievlak - NAP op land - wordt verschuiving genoemd ( Figuur 3 ).

Figuur class="fig-title"> Het nulpunt voor de diepte, het lokaal verticaal referentiepunt, is in een boring het punt waar de boring het maaiveld (1) of de waterbodem (2) snijdt en is in een wand het punt waar de zgn. beschrijflijn het maaiveld snijdt. Wanden worden nooit gerealiseerd onder water waar de waterbodem als nulpunt fungeert. De afstand tussen het verticaal referentiepunt en het verticaal referentievlak, NAP in dit geval, is de verschuiving.

Binnen bepaalde vakgebieden wordt in het onderzoek ook aandacht gegeven aan materiaal dat op de ondergrond ligt. In de bodemkunde en toegepaste geologie kan de laag strooisel die lokaal, met name in bossen, op het maaiveld ligt worden onderzocht (zie Figuur 2 ). In de geotechniek en geologie wordt soms de laag slib, een mengsel van water en sediment, die lokaal op de waterbodem ligt in het onderzoek meegenomen ( Figuur 3 ).

3.5 Registratieobject booronderzoek

In de basisregistratie ondergrond is booronderzoek een registratieobject en daarmee een informatieobject. Een registratieobject is een afbeelding van de werkelijkheid en niet de werkelijkheid zelf. In de werkelijkheid wordt booronderzoek bijna altijd projectmatig uitgevoerd. Een dergelijk project omvat vrijwel altijd een aantal boringen, maakt vaak weer deel uit van een project waarin ook andere technieken worden gebruikt, en strekt zich over een kleiner of groter gebied uit. Voor de basisregistratie ondergrond is het object booronderzoek altijd aan een specifieke locatie gebonden, een punt op de kaart.

Een registratieobject is de belangrijkste eenheid van informatie in de basisregistratie ondergrond. Een registratieobject bestaat uit delen (entiteiten), en de delen hebben eigenschappen (attributen). Om het booronderzoek als informatieobject te kunnen definiëren, wordt vanuit een bepaalde benadering gedacht.

In het denken over wat het object booronderzoek is en hoe de informatie van dat object moet worden gemodelleerd staat het begrip onderzoek centraal. Bij het begrip onderzoek moet men in essentie aan een activiteit, een proces of een aaneenschakeling van activiteiten of processen denken. Het onderzoek koppelt een resultaat aan een object van onderzoek en in het geval van de basisregistratie ondergrond is dat een deel van de ondergrond.
Waarom onderzoek een centrale plaats in het denken inneemt, behoeft wel enige toelichting omdat men in eerste instantie zou kunnen denken dat het resultaat van het onderzoek centraal moet staan omdat dat de informatie is waar het allemaal om draait. Inderdaad gaat het uiteindelijk om het resultaat van het onderzoek, dat is immers de informatie die men wil gebruiken. Maar de reden dat het onderzoek in de modellering centraal wordt gesteld, is dat wat een booronderzoek uniek maakt niet het resultaat of het object van onderzoek is, maar dat er op een bepaald moment onderzoek is gedaan. Het is de factor tijd die het onderzoek uniek maakt.

Omdat onderzoek een aaneenschakeling van activiteiten is, kan het resultaat door een groot aantal factoren worden beïnvloed. Hergebruik van informatie is het doel van iedere basisregistratie en om dat mogelijk te maken, moeten met het resultaat de gegevens worden vastgelegd die het onderzoek als proces beschrijven. Uitgangspunt voor de definitie is dan ook dat de gegevens over het proces voldoende informatie moeten bevatten om een gebruiker in staat te stellen te beoordelen of het resultaat geschikt is voor het doel dat hij beoogt.

Om het proces te kunnen vatten zijn de eerste vragen: waarmee begon het proces dat tot booronderzoek heeft geleid en waarmee eindigde het?
Voor de basisregistratie ondergrond begint de geschiedenis bij het uitvoeren van een opdracht tot onderzoek en eindigt de geschiedenis op het moment dat alle gegevens uit het onderzoek correct in de basisregistratie ondergrond zelf zijn vastgelegd. Gegevens over de opdracht tot het uitvoeren van booronderzoek worden niet opgenomen. Wel wordt er bij de registratie in de BRO impliciet informatie over de opdracht vastgelegd omdat gespecificeerd wordt binnen welk kader de gegevens zijn ingewonnen.

Uitvoering van de opdracht begint ermee dat de uitvoerende instantie naar een bepaalde locatie gaat om daar te gaan boren. Voorafgaand aan het boren kunnen ter plekke allerlei voorbereidende werkzaamheden worden uitgevoerd. Het enige dat voor de registratie telt, is of die werkzaamheden van invloed zijn geweest op de toestand van de ondergrond of op de bemonstering.
Om te boren wordt bepaalde apparatuur gebruikt. Met welke apparatuur geboord wordt hangt helemaal af van het doel van het onderzoek, de beoogde einddiepte en de plaats waar geboord wordt. Het kan een eenvoudige handboor zijn, maar ook een grote boorinstallatie met allerlei randapparatuur en voorzieningen voor het opvangen van boormateriaal. Met de hand boren kost minuten, maar mechanisch boren kan ook dagen in beslag nemen.

Het feitelijk onderzoek bestaat uit een of meer deelonderzoeken: (1) het beschrijven van boormonsters, (2) het analyseren van monsters, veelal in een laboratorium, (3) het maken van foto’s van boormonsters en (4) het uitvoeren van metingen in het boorgat ( Figuur 4 ).

Figuur class="fig-title"> De deelonderzoeken van booronderzoek.

Ieder deelonderzoek levert een resultaat en de registratie is zo ingericht dat de resultaten per deelonderzoek in de registratie ondergrond kunnen worden opgenomen.

Het deelonderzoek dat bijna altijd wordt uitgevoerd is het beschrijven van de boormonsters en dat levert als resultaat een beschrijving van de opbouw van de ondergrond vanuit de invalshoek van het betreffende vakgebied. De ondergrond wordt beschreven als opgebouwd uit lagen en van die lagen worden allerlei kenmerken beschreven.
Wanneer het onderzoek ook het uitvoeren van onderzoek in het laboratorium omvat worden samenstelling of eigenschappen van het materiaal nader bepaald. Bij het uitvoeren van metingen in het boorgat vindt eigenlijk hetzelfde plaats, maar dat gebeurt met een sonde die quasi-continu metingen doet terwijl de sonde haar weg door het boorgat aflegt.

Het proces zoals beschreven geldt voor booronderzoek in het algemeen. Per vakgebied verschilt de invulling waarbij de belangrijkste verschillen vooral in de deelonderzoeken tot uitdrukking komen.

3.5.1 Standaardisatie van booronderzoek

De catalogus van booronderzoek komt gefaseerd tot stand. De achtergrond daarvan is de grote verscheidenheid aan booronderzoek. Die maakt dat het standaardisatieproces dat aan de gegevensdefinitie ten grondslag ligt, een dimensie kent die bij veel andere registratieobjecten ontbreekt. Bij booronderzoek moet de informatie namelijk niet alleen binnen een vakgebied worden gestandaardiseerd, maar ook over alle vakgebieden heen.
In de praktijk betekent dit dat er een algemeen geldend kader moet worden ontwikkeld dat voor ieder van de vakgebieden specifiek wordt ingevuld. Het lastige is dat het algemene kader pas goed kan worden neergezet wanneer de standaardisatie voor ieder van de specifieke vakgebieden is doorlopen, en dat is nog niet het geval.

3.6 Basisgegevens

In de basisregistratie ondergrond wordt, waar het om onderzoek gaat, geprobeerd een strikt onderscheid te maken tussen basisgegevens en niet-basisgegevens. Basisgegevens zijn in de kern waarnemingen en metingen die door iedere vakbekwame persoon kunnen worden gedaan. Basisgegevens zijn onderling vergelijkbaar en hebben een algemene gebruikswaarde.
De tweede categorie gegevens omvat gegevens die voortkomen uit basisgegevens. De verscheidenheid daarin is eigenlijk onbegrensd. Het kan gaan om gegevens die voortkomen uit een combinatie van gelijksoortige basisgegevens uit verschillende bronnen, om gegevens die voorkomen uit de combinatie van basisgegevens met andersoortige basisgegevens, om gegevens die voortkomen uit de combinatie van basisgegevens en bijzondere kennis en alle denkbare combinaties van combinaties. Voor deze categorie worden termen gebruikt als synthese, model en interpretatie.

Het onderscheid tussen basisgegevens en niet-basisgegevens ligt ten grondslag aan het gegevensmodel van de basisregistratie ondergrond. En dat betekent dat een registratieobject of betrekking heeft op basisgegevens of op niet-basisgegevens.

Booronderzoek heeft altijd betrekking op basisgegevens met één uitzondering. In de bodemkunde is de modellering van waterretentie- en waterdoorlatendheidskarakteristieken onlosmakelijk verbonden met het uitvoeren van standaard hydrofysische boormonsteranalyse. Om aansluiting op de praktijk te houden is die modellering in het bodemkundig booronderzoek opgenomen.

In de werkpraktijk wordt gewoonlijk geen onderscheid gemaakt tussen basisgegevens en niet-basisgegevens. De opdrachtnemer verwerkt de ingewonnen basisgegevens en levert aan de opdrachtgever een geïntegreerd resultaat dat binnen de context van een specifieke opdracht goed kan worden begrepen. Dit betekent dat de informatie die de opdrachtgever geleverd krijgt naar haar aard verschilt van de informatie in de registratie ondergrond.

4. Geologisch booronderzoek

4.1 Inleiding

De catalogus voor het geologisch booronderzoek beschrijft de gegevens die in de registratie ondergrond zijn opgenomen van het booronderzoek dat vanuit het vakgebied van de geologie is uitgevoerd. De catalogus beschrijft de algemene gegevens van dit booronderzoek samen met de gedetailleerde uitwerking van de gegevens van de boormonsterbeschrijving, en van de gegevens die voortkomen uit het analyseren van boormonsters, en kent een aantal beperkingen. De boormonsterbeschrijving omvat alleen de gegevens die onder de standaard boorbeschrijvingsmethode die binnen de Geologische Dienst Nederland wordt gebruikt worden vastgelegd en de beschrijving van gesteente is nog niet opgenomen. Verder beperkt deze versie zich tot onderzoek dat onder kwaliteitsregime IMBRO valt. Het kwaliteitsregime IMBRO/A, dat bedoeld is voor historische gegevens, beperkt zich tot de beschrijvingen die onder de standaard boorbeschrijvingsmethode (SBB), archeologische standaard boorbeschrijvingsmethode (ASB) en de NEN 5104 zijn vastgelegd. De eisen voor IMBRO/A voor andere historische gegevens, worden in een volgende versie opgenomen.

Een booronderzoek is in de basisregistratie ondergrond het geheel van gegevens dat betrekking heeft op een specifiek booronderzoek dat op een specifiek moment en op een specifieke locatie in Nederland en onder een bepaalde opdracht is uitgevoerd. Booronderzoek levert een grote verscheidenheid aan gegevens en dat vraagt om ordening van informatie. Het belangrijkste gegeven om het onderzoek in te delen is het vakgebied.
Voor de gegevens die onder de basisregistratie ondergrond vallen, wordt een indeling in vijf verschillende vakgebieden gehanteerd. Naast geologie zijn dat toegepaste geologie, bodemkunde, cultuurtechniek en geotechniek. De catalogus voor het registratieobject komt in delen tot stand. Eerst wordt voor ieder vakgebied een catalogus gemaakt. Wanneer de vijf catalogi gereed zijn wordt een nieuwe catalogus gemaakt die alle vakgebieden omvat en waarin de ongewenste verschillen zijn weggenomen. Die catalogus geeft een samenhangende beschrijving van het registratieobject booronderzoek.

4.1.1 Geologisch booronderzoek

De indeling van het booronderzoek naar vakgebied is bedoeld om categorieën van gegevens te onderscheiden zodat per categorie een catalogus kan worden gemaakt. Het ene vakgebied is breder dan het andere. De categorie die met geologisch booronderzoek wordt aangeduid is betrekkelijk smal. Het onderzoek heeft een specialistisch karakter en dekt met name de gegevens die ingewonnen worden met als doel ze te gebruiken voor het maken en verbeteren van modellen die de opbouw van de ondergrond in termen van hydrogeologische en geologische eenheden beschrijven. Dat is het typisch geologisch booronderzoek. In de praktijk wordt onderzoek dat voor andere doelen wordt uitgevoerd ook tot het geologisch booronderzoek gerekend als het qua methodiek en gegevensinhoud met dit type overeenkomt.
Het specialistische karakter van het onderzoek komt onder meer naar voren in de eigen manier van het beschrijven van boormonsters. Die beschrijving is erop gericht gegevens vast te leggen die het mogelijk maken natuurlijke eenheden te identificeren. Daartoe wordt de samenstelling van het materiaal in detail vastgelegd en er wordt bijvoorbeeld gelet op allerlei aspecten die informatie in zich dragen over de omstandigheden waaronder het materiaal is gevormd en over de herkomst en de ouderdom ervan. Dat soort gegevens is nodig voor het maken van interpretaties die weer gebruikt worden voor het maken van de modellen. De interpretaties en de modellen vallen in de systematiek van de basisregistratie niet onder het booronderzoek. Modellen vormen een apart registratiedomein en alleen bepaalde landelijke modellen worden in de basisregistratie opgenomen. De modellen waarvoor de gegevens worden ingewonnen hebben een definiërend karakter en leveren de kaders voor praktisch alle vormen van onderzoek aan de ondergrond, waaronder booronderzoek vanuit andere vakgebieden.

Geologisch booronderzoek wordt zowel op land als op zee uitgevoerd en kan tot duizenden meters diepte onder maaiveld of waterbodem reiken. Op grote diepte bestaat de ondergrond niet langer uit grond maar uit gesteente. Geologisch onderzoek richt zich vooral op de natuurlijke ondergrond, maar ook de grondlichamen die door de mens zijn neergelegd worden in het onderzoek meegenomen.

De indeling naar vakgebied heeft haar beperkingen. In de werkelijkheid komt het voor dat booronderzoek een multidisciplinair karakter heeft en vanuit een combinatie van vakgebieden wordt uitgevoerd. Wanneer het om multidisciplinair onderzoek gaat dat een combinatie is van vakgebieden die onder de reikwijdte van de basisregistratie vallen, zullen de bijzondere eisen die ervoor gelden worden vastgelegd in de catalogus die voor het booronderzoek in zijn geheel gaat gelden.
Archeologisch en milieukundig booronderzoek vallen echter buiten het bereik van de basisregistratie ondergrond. noot Wanneer geologisch onderzoek wordt gecombineerd met archeologisch of milieukundig onderzoek wordt alleen het geologische deel van het onderzoek in de basisregistratie ondergrond opgenomen. In zo’n geval wordt wel gepreciseerd dat slechts een deel van de resultaten is geregistreerd.

Noot

4.1.2 Boren

Booronderzoek omvat vormen van onderzoek die ermee beginnen dat de ondergrond door boren wordt ontsloten. Wat onder boren moet worden verstaan is in verreweg de meeste gevallen triviaal, het is het maken van een gat met behulp van een apparaat dat we een boor noemen. In de definities wordt duidelijk dat er ook andere manieren zijn om een gat in de ondergrond te maken en die worden gemakshalve toch tot het boren gerekend. Er worden echter ook gaten in de ondergrond gemaakt met afwijkende methoden die buiten het bereik van deze catalogus vallen. Dat zijn allemaal methoden die op water worden gebruikt en die tot doel hebben een hap uit de waterbodem te nemen. Apparaten die daarvoor gebruikt worden zijn bijvoorbeeld de boxcorer en de Van Veen-bodemhapper. Onderzoek dat gebaseerd is op dergelijke technieken valt helemaal buiten het bereik van de basisregistratie ondergrond en de reden daarvoor is dat de resultaten een zeer geringe waarde voor hergebruik hebben, omdat de diepte van het bemonsterde interval niet goed bepaald is en de waterbodem binnen korte tijd kan veranderen.

4.1.3 Kwaliteit van de monsters

De gegevens over de opbouw en de eigenschappen van de ondergrond die uit booronderzoek voortkomen, zijn gebaseerd op monsters die uit de ondergrond genomen zijn. Voor het hergebruik van de gegevens is het van belang te weten in welke mate de monsters waarop de waarnemingen en metingen zijn gebaseerd representatief geacht kunnen worden voor de situatie in-situ. Anders gezegd, voor hergebruik is het van belang de kwaliteit van de monsters vast te leggen.

De kwaliteit van de monsters is van een groot aantal factoren afhankelijk: hoe er geboord is, hoe de monsters genomen zijn, met wat voor apparaat, hoe de monsters boven de grond zijn behandeld, getransporteerd en opgeslagen. De gegevens over het boren, bemonsteren en de relevante specificaties van het apparaat zijn in deze catalogus opgenomen. Die gegevens bepalen het maximaal te bereiken kwaliteitsniveau. Om die kwaliteit in het verdere proces te kunnen behouden, zijn binnen het werkveld van de geotechniek procedures opgesteld en die worden ook in het geologisch werkveld gevolgd. Monsters worden ingedeeld in 5 klassen op basis van de NEN-EN-ISO 22475 en voor iedere klasse is vastgelegd hoe de monsters behandeld moeten worden vanaf het moment dat ze boven de grond zijn gekomen. De classificatie geeft aan in welke mate de oorspronkelijke toestand van de grond bewaard is gebleven. Geroerde monsters, dat wil zeggen monsters waarin de oorspronkelijke samenhang van de grond al door het boren verloren is gegaan, vormen één klasse. De andere klassen hebben betrekking op ongeroerde monsters, monsters waarin de oorspronkelijke samenhang van de grond in enige mate bewaard is gebleven. In hoeverre de kwaliteit op het moment dat de monsters worden beschreven of geanalyseerd afwijkt van de initiële kwaliteit, wordt vastgelegd als onderdeel van het onderzoek.

4.1.4 Deelonderzoeken

Geologisch booronderzoek omvat gewoonlijk drie van de vier deelonderzoeken die in booronderzoek kunnen worden onderscheiden en dat zijn de boormonsterbeschrijving , de boormonsterfotografie en, de boormonsteranalyse . Het vierde deelonderzoek, de boorgatlogging , het onderzoek waarin het boorgat wordt bemeten, wordt niet zo vaak uitgevoerd. Van de vier deelonderzoeken zijn er twee in deze versie van de catalogus opgenomen, de boormonsterbeschrijving en de boormonsteranalyse ( Figuur 5 ).
In de boormonsterbeschrijving wordt het materiaal dat uit de ondergrond naar boven is gehaald, beschreven op een manier die inzicht geeft in de opbouw van de ondergrond en de globale eigenschappen ervan. De boormonsterbeschrijving is het onderzoek dat traditioneel de grondslag levert voor (hydro)geologische modellen. In het laboratorium worden allerlei proeven uitgevoerd om de samenstelling en een grote verscheidenheid aan eigenschappen nauwkeurig te bepalen. De verscheidenheid aan bepalingen is groot en iedere bepaling vraagt een eigen definitie. Dat vergt tijd en om die reden wordt de standaardisatie van boormonsteranalyse in fasen gerealiseerd.

Deelonderzoeken
Figuur class="fig-title"> Geologisch booronderzoek in deze versie van de catalogus; boormonsterfotografie en boorgatlogging zijn nog buiten scope.

4.1.5 Methode van beschrijven

Voor 2017 hadden boormonsterbeschrijvingen in de vakgebieden geologie, toegepaste geologie en de geotechniek een gemeenschappelijke grondslag en dat was de NEN 5104. Voor de geotechniek is internationaal inmiddels een nieuwe norm van kracht geworden en in 2019 is daarvan een Nederlandse invulling gemaakt (NEN-EN-ISO 14688). De nieuwe norm is op een andere leest geschoeid dan de oude. In de beschrijving van grond onder NEN 5104 staat de samenstelling van grond centraal en in de beschrijving onder NEN-EN-ISO 14688 het gedrag van grond. Dit verschil in benadering maakt de beschrijvingen minder geschikt voor de geologen die de landelijke (hydro)geologische modellen maken. Voor dat doel moet juist de samenstelling van de grond in de beschrijving centraal staan. De geologen van de Geologische Dienst Nederland die de landelijke modellen maakt, blijven zich daarom baseren op een eigen, op de NEN 5104 gebaseerde, methode: de Standaard Boor Beschrijvingsmethode (SBB).
Met het van kracht worden van de nieuwe norm zijn de al bestaande verschillen tussen geologisch en geotechnisch booronderzoek groter geworden. Dat geldt ook voor het verschil tussen geologisch en toegepast geologisch onderzoek. Toegepast geologisch booronderzoek zal aansluiten op de NEN-EN-ISO 14688.
De SBB kent verschillende kwaliteitsniveaus en die staan voor verschillen in expertiseniveau en monsterkwaliteit. Het expertiseniveau van de beschrijver bepaalt tot in welk detail de grond wordt beschreven en de kwaliteit van de monsters bepaalt welke aspecten worden beschreven. Van geroerde monsters worden met name de samenstelling en de kleur van de grond beschreven. De beschrijving van ongeroerde monsters is gericht op het herkennen van de lagen waaruit de ondergrond is opgebouwd. Van een laag worden allerlei aspecten vastgelegd die inzicht geven in de omstandigheden waaronder de laag is gevormd. De opdracht bepaalt het kwaliteitsniveau.
In de basisregistratie ondergrond kunnen niet alleen beschrijvingen die onder SBB zijn gemaakt worden geregistreerd, maar ook oude beschrijvingen die onder de ASB of de NEN 5104 zijn gemaakt kunnen onder het kwaliteitsregime IMBRO/A worden geregistreerd. Zowel onder de ASB als de NEN 5104 worden minder gegevens vastgelegd. Daarnaast werd bij oude beschrijvingen geen strikt onderscheid gemaakt tussen gegevens die uit het beschrijven en de gegevens die uit het meten voortkomen. Met als gevolg dat niet altijd duidelijk is waarop de gegevens van een oude beschrijving berusten. Bij beschrijvingen die onder NEN 5104 tot stand zijn gekomen, zijn eventueel extra aspecten beschreven die geen onderdeel uitmaken van de procedure. Deze set booronderzoeken beslaat een breed spectrum in de mate van detail van beschrijven.

4.2 Belangrijkste entiteiten

4.2.1 Booronderzoek

Deze entiteit draagt de naam van het registratieobject zelf en bevat de gegevens die het booronderzoek identificeren en allerlei administratieve gegevens die betrekking hebben op onder meer de herkomst van het onderzoek in de registratie. Zo geeft de entiteit informatie over het doel waarvoor het onderzoek is uitgevoerd (kader inwinning), en de grondslag voor de verplichting tot aanlevering (kader aanlevering).

Booronderzoek begint eigenlijk altijd met activiteiten in het veld en die worden in bepaalde gevallen gevolgd door activiteiten binnenshuis, veelal in een laboratorium. Er is maar een geval waarin er geen werkzaamheden in het veld worden uitgevoerd en dat is wanneer booronderzoek gebruik maakt van de resultaten uit eerder veldwerk of uit veldwerk dat voor een andere opdrachtgever is uitgevoerd.noot

Noot

4.2.2 Registratiegeschiedenis

De registratiegeschiedenis van een booronderzoek geeft de essentie van de geschiedenis van het object in de registratie ondergrond, de zgn. formele geschiedenis. De registratiegeschiedenis vertelt bijvoorbeeld wanneer voor het eerst gegevens van het object zijn geregistreerd en of er na registratie correcties zijn doorgevoerd.

4.2.3 Rapportagegeschiedenis

De bronhouder beslist of hij de resultaten van een booronderzoek in delen of in hun geheel gerapporteerd wil krijgen. Wanneer een rapport dat onder de wettelijke verplichtingen valt door de bronhouder is geaccepteerd, wordt het ter registratie aan de landelijke voorziening aangeboden. De rapportagegeschiedenis geeft de essentie van het verloop van de rapportage en vormt de zgn. materiële geschiedenis van het object booronderzoek.

4.2.4 Boring

De kernactiviteit in het veld is het maken van het gat, de boring. Voor het onderzoek is het van het grootste belang de gegevens vast te leggen die van invloed zijn op de uiteindelijke resultaten van het onderzoek. Daarnaast betekent boren dat men de toestand van de ondergrond verandert. Om de gevolgen van die ingreep later te kunnen beoordelen is het van belang te weten hoe men de ondergrond heeft achtergelaten.
Aan het maken van een boorgat kunnen voorbereidende werkzaamheden zijn voorafgegaan. Het weggraven van materiaal is een bijzondere vorm van voorbereiding omdat daaruit ook gegevens over de opbouw van de ondergrond kunnen voortkomen. Wanneer het weggegraven materiaal globaal is beschreven wordt dat apart vastgelegd (Weggegraven laag) en niet als onderdeel van het deelonderzoek Boormonsterbeschrijving.
Bij het boren gebruikt men een bepaalde techniek om het apparaat dat men gekozen heeft de grond in te drijven. Bij onderzoek dat zich tot geringe diepte beperkt boort men vaak met de hand, voor ander onderzoek gebeurt dat veelal mechanisch. Tijdens het boren kan men herhaaldelijk van techniek wisselen, en voor een goed begrip van de onderzoeksresultaten is het van belang te weten welk deel van de ondergrond met welke techniek is doorboord (Geboord interval).
Het doel van het boren is dat er monsters uit de ondergrond worden gehaald. Dat kan op allerlei manieren gebeuren en tijdens het boren kan men herhaaldelijk van manier wisselen (Bemonsterd interval).
Tijdens het boren kan men constateren dat er in bepaalde intervallen sporen van verontreiniging voorkomen (Verontreinigd interval) en dat wordt dan vastgelegd om latere gebruikers te kunnen informeren.
Wanneer men ten slotte klaar is met boren kan het ontstane gat op een bepaalde manier worden afgewerkt. Dat kan weer per diepte-interval verschillen (Afgewerkt interval).

4.2.5 Bemonsteringsapparaat

In het geval men monsters gestoken of gekernd heeft worden ook specificaties vastgelegd van het apparaat dat daarvoor gebruikt is. In Figuur 6 en Figuur 7 wordt geïllustreerd wat de belangrijkste kenmerken zijn.

Bemonsteringsapparaat
Figuur class="fig-title"> Het bemonsteringsapparaat: (a) een apparaat met een haakse steekmond, (b) een apparaat waarvan de steekmond een hoek (α) maakt met de verticaal en (c) een apparaat als b maar dan voorzien van een passieve zuiger. De letter l geeft de lengte van de container aan, d 1 de doorgangsdiameter en d 2 de diameter van de steekmond. De diameter van de container is gelijk aan de doorgangsdiameter.
Bemonsteringsapparaat2
Figuur class="fig-title"> Het bemonsteringsapparaat: (a) een apparaat met een afschroefbare steekmond en een vanger en (b) eenzelfde apparaat maar dan met een variabele diameter en een container die voorzien is van een liner. De letter l geeft de lengte van de container aan, d 1 de doorgangsdiameter, d 2 de diameter van de steekmond en d 3 de diameter van de container.

4.2.6 Terreintoestand

Voor, tijdens of direct na het boren kunnen in het veld waarnemingen worden gedaan die deel uitmaken van het booronderzoek. Die waarnemingen hebben betrekking op de toestand van het terrein. Dat begrip wordt in nogal ruime zin opgevat en dekt alle gegevens die vastgelegd worden om een goed begrip te krijgen van de ruimtelijke context waarbinnen het onderzoek is uitgevoerd.

4.2.7 Sliblaag

Bij boren op water kan er op de waterbodem een laag slib blijken te liggen. Wanneer dat voor het onderzoek relevant geacht is, worden enkele kenmerken daarvan vastgelegd.

4.2.8 Boormonsterbeschrijving

Boormonsterbeschrijving is het deelonderzoek dat betrekking heeft op het beschrijven van de monsters met als doel een of meer boorprofielen te maken. Een boormonsterbeschrijving onder SBB 6 versie 2022 resulteert in maximaal twee boorprofielen.
Bij historische beschrijvingen van grond die onder voorgaande versies van de SBB, de ASB of de NEN 5104 tot stand zijn gekomen, is altijd sprake van één boorprofiel.

4.2.9 Boorprofiel

Een boorprofiel is het resultaat van de boormonsterbeschrijving en beschrijft de laagopbouw van het deel van de ondergrond dat bemonsterd is.
Een boorprofiel heeft een bepaalde beschrijfkwaliteit en dat wil zeggen dat de kwaliteit van de monsters waarop de beschrijving gebaseerd is en de mate van detail in de beschrijving over het hele profiel vergelijkbaar zijn. Onder NEN 5104 heeft dat begrip eigenlijk geen onderscheidende waarde, omdat er altijd maar een profiel is. De kwaliteit daarvan wordt niet gespecificeerd omdat gewoonlijk niet meer te achterhalen is waarop de gegevens precies zijn gebaseerd. Onder de SBB heeft het begrip beschrijfkwaliteit wel onderscheidende waarde. Een geval waarin een boormonsterbeschrijving twee boorprofielen oplevert is wanneer op een bepaalde plaats een boring is gezet die op twee manieren bemonsterd is ( Figuur 8 ).

Boorprofiel
Figuur class="fig-title"> Uit een boring komen geroerde en ongeroerde monsters en in de beschrijving worden dan twee boorprofielen gemaakt. In deze versie van de catalogus is de beschrijving van gesteente overigens buiten scope.

Over het hele boortraject zijn monsters met een relatief lage kwaliteit, geroerde monsters, genomen. Daarnaast zijn van bepaalde dieptes monsters met een hoge kwaliteit, ongeroerde monsters, verkregen. Het verschil in kwaliteit is zo groot dat de monsters apart beschreven moeten worden. In het eerste geval ontstaat een continu profiel, in het tweede een discontinu profiel.

Het uitgangspunt is dat het boorprofiel alle met een bepaalde kwaliteit bemonsterde intervallen dekt en dat de bemonsterde intervallen compleet zijn beschreven. Het kan echter zijn dat dit niet gelukt is, bijvoorbeeld omdat er per ongeluk een monster verdwenen is. De intervallen die niet beschreven konden worden, worden expliciet in het profiel opgenomen (Niet-beschreven interval) en de reden waarom het niet beschreven is wordt vastgelegd.

4.2.10 Laag

De belangrijkste entiteiten in een boorprofiel zijn de lagen. Een laag bestaat uit grond of uit bijzonder materiaal, dat is materiaal dat niet als grond of gesteente wordt beschouwd (of uit gesteente, maar dat valt nog buiten het bereik van de catalogus). Een laag die uit bijzonder materiaal bestaat wordt summier beschreven, een laag die uit grond bestaat wordt uitvoerig beschreven. Een laag heeft een boven- en ondergrens en is van natuurlijke of menselijke (antropogeen) oorsprong.

Wat een laag in een geologisch boorprofiel voorstelt, hangt echter af van de kwaliteit van de monsters.
Onder NEN 5104 is niet vastgelegd op welke wijze de grenzen van lagen zijn bepaald. Ook zijn er geen beperkingen gesteld aan de laagdikte. Veiligheidshalve zou men de lagen in een boorprofiel dat is beschreven onder NEN 5104 altijd moeten beschouwen als beschrijfeenheden.
In een boorprofiel dat betrekking heeft op geroerde monsters, is de laag een bemonsteringseenheid en vertegenwoordigt iedere laag een monster. Zo’n laag wordt beschreven als een lithologisch homogeen geheel en heeft een soort grond (Grond).
In een boorprofiel dat betrekking heeft op ongeroerde monsters, is de laag idealiter een geheel dat onder bepaalde omstandigheden is gevormd, een genetische eenheid. De ideale situatie doet zich alleen voor wanneer er sprake is van een continu profiel waarin alle grenzen zichtbaar zijn. Wanneer dat niet het geval is, zoals verbeeld in Figuur 8 , is een deel van de grenzen door de bemonstering bepaald.

Lagen die genetische eenheden zijn, bestaan op allerlei schalen, maar in de beschrijfpraktijk ligt de dikte vaak in het bereik van een decimeter tot een meter. De minimale dikte is voor de beschrijving vastgesteld op 2 millimeter; een maximale dikte is niet vastgelegd.
Een laag die een genetische eenheid is, kan in andere aspecten dan de samenstelling van de grond van aangrenzende lagen verschillen en hoeft in lithologisch opzicht geen homogeen geheel te zijn. Er zijn verschillende mogelijkheden om een dergelijke laag te beschrijven.

In het meest voorkomende geval ( Figuur 9 a) is de laag een lithologisch homogeen geheel of kan de laag als zodanig worden beschreven. Zo’n laag kan structuurloos zijn of een bepaalde structuur hebben en bestaat uit een soort grond die in detail wordt beschreven. In een dergelijke laag kunnen een of enkele laagjes voorkomen die uit een afwijkende grondsoort bestaan, maar die worden alleen globaal beschreven.
In het tweede geval ( Figuur 9 b), dat overigens niet zo vaak voorkomt, is de laag een regelmatige afwisseling van dunne laagjes die uit verschillende soorten grond bestaan. Een dergelijke laag heet heterogeen gelaagd en de grond wordt per type laagje ( Laagje ) in detail beschreven.
In het derde, zeer sporadisch voorkomende geval ( Figuur 9 c) bestaat de laag uit verschillende soorten grond die grillige lichamen vormen. De structuur van een dergelijke laag wordt omschreven als onregelmatig vervormd en de grond wordt per deel ( Laagdeel ) in detail beschreven.

Lagen
Figuur class="fig-title"> De lichtgekleurde laag stelt een eenheid voor die uit een andere grondsoort bestaat dan de aangrenzende lagen. In het eerste geval (a) wordt de laag als een homogeen geheel beschreven met daarin een afwijkend laagje. In het tweede geval (b) wordt de laag beschreven als opgebouwd uit laagjes die in grondsoort verschillen. In het derde geval (c) wordt de laag beschreven als opgebouwd uit laagdelen die in grondsoort verschillen.

4.2.11 Grond

Onder SBB 6 versie 2022 wordt van grond altijd de grondsoort, de kleur, de hoeveelheid glauconiet en het al dan niet voorkomen van sporen van beworteling vastgelegd. Welke kenmerken er verder worden vastgelegd hangt af van de beschrijfkwaliteit, de kwaliteit van de monsters en de grondsoort. Om de gegevens beter bruikbaar te maken voor de geotechniek wordt naast de geologische naam van de grondsoort, ook de geotechnische naam volgens NEN-EN-ISO 14688 vastgelegd.
Wanneer de grond bestanddelen bevat die niet als een normaal onderdeel van grond gelden, wordt het voorkomen ervan beschreven (Bijzonder bestanddeel) en hetzelfde geldt voor brokjes van een andere grondsoort (Brokje). Welke kenmerken er verder worden vastgelegd hangt af van de grondsoort en de beschrijfkwaliteit, en dat laatste wil zeggen: de combinatie van expertiseniveau en kwaliteit van de monsters.
Onder NEN 5104 wordt altijd de grondsoort vastgelegd en afhankelijk van de grondsoort ook het gehalte aan grind en organische stof. Wat er verder wordt vastgelegd is onder NEN 5104 niet gespecificeerd.

4.2.12 Grindfractie

Het deel van de grond dat uit grind (minerale korrels die in grootte variëren van 2 tot 63 mm) bestaat wordt apart beschreven. Het gaat daarbij onder meer om de vorm (hoekigheid, sfericiteit), de kleur (bontheid) en de grootte van de korrels (bijv. grindmediaanklasse). Specialisten benoemen ook nog de herkomst van het grind en het soort minerale korrels (Grindbestanddeel).

4.2.13 Zandfractie

Het deel van de grond dat uit zand (minerale korrels die in grootte variëren van 0,063 tot 2 mm) bestaat wordt apart beschreven. Het gaat daarbij onder meer om de vorm (hoekigheid), de kleur (bontheid) en de grootte van de korrels (bijv. zandmediaanklasse). Specialisten benoemen ook nog de verdeling van de korrels naar kleur (Zandbestanddeel).

4.2.14 Schelpenfractie

Het deel van de grond dat uit schelpmateriaal bestaat wordt apart beschreven. In alle gevallen worden de relatieve hoeveelheden gruis, fragmenten en hele schelpen bepaald en wordt het voorkomen van een aantal kenmerkende schelpensoorten vastgelegd (Schelpenbestanddeel). Van ongeroerde monsters wordt ook het voorkomen van schelpdoubletten beschreven. Andere kenmerken worden alleen door beschrijvers met bijzondere expertise beschreven.

4.2.15 Organische fractie

Het deel van de grond dat uit organisch materiaal bestaat wordt apart beschreven. Standaard wordt benoemd of het houtige of niet-houtige plantenresten betreft. De specialisten benoemen ook de verschillende soorten plantenresten (Organisch bestanddeel). Wanneer het organisch materiaal veen bevat, wordt ook het soort veen benoemd (soort veen).

4.2.16 Afwijkend laagje, insluitsel, sedimentlens en vlek

Bij de beschrijving van grond van ongeroerde monsters wordt niet alleen op het voorkomen van brokjes van andere grondsoorten gelet. Andere grondsoorten kunnen ook voorkomen in de vorm van laagjes (Afwijkend laagje), als lenzen die sedimentair van oorsprong zijn (Sedimentlens) of als grillig verlopende lichamen die door de verstoring van dunne laagjes zijn ontstaan (Insluitsel).
Wanneer de grond gevlekt is wordt het voorkomen van de vlekken beschreven (Vlek).

4.2.17 Munsellkleur en dierlijk fossiel

Beschrijvers met een bijzondere expertise leggen het voorkomen van de fossiele resten van bepaalde dierlijke organismen (Dierlijk fossiel) vast bij de uitgebreide beschrijving. De kleur van de grond volgens de systematiek van Munsell (Munsellkleur) wordt ook bij de uitgebreide beschrijving vastgelegd.

4.2.18 Fractieverdeling

Beschrijvers met een bijzondere expertise leggen de fractieverdeling vast van grondsoorten die in een van de volgende categorieën vallen: organische gronden, schelprijke gronden, grindrijke minerale gronden en grindarme minerale gronden. Zij beschouwen de grond als een mengsel van zes fracties: organische stof, schelpmateriaal, grind, zand, silt en lutum; de laatste vier fracties bij elkaar worden de minerale fractie genoemd. De manier waarop de aandelen van de fracties worden berekend volgt uit de stapsgewijze benadering die in de driehoeksystematiek van NEN 5104 opgesloten ligt. Het resultaat van de berekening vraagt enige toelichting, omdat het totaal van de fracties niet altijd optelt tot 100 procent en omdat er voor iedere categorie eigen regels gelden.
Een voorbeeld in Figuur 10 moeten een en ander verduidelijken. Voor organische gronden geldt het totaal van de massa’s van de fracties organische stof, zand, silt en lutum als 100 procent. Het aandeel schelpmateriaal en het aandeel grind worden anders berekend. Van schelpmateriaal wordt het aandeel in het volume van de grond zonder meenemen van de organische stof geschat. Van grind wordt het aandeel in de massa van de vier minerale fracties geschat. In Figuur 10 is per categorie grond aangegeven of de fractieverdeling wordt bepaald en zo ja, hoe die wordt bepaald.

Fractieverdeling
Figuur class="fig-title"> Er worden zes categorieën grond onderscheiden. Van zeer grove minerale gronden en bijzondere gronden wordt geen fractieverdeling bepaald, van de andere wel. Per categorie grond is in kleur aangegeven welke fracties tot 100 procent optellen. Voor verdere toelichting zie de tekst.

4.2.19 Post-sedimentaire discontinuïteit

De laagopbouw kan verstoord zijn doordat discontinuïteiten de lagen doorsnijden. Wanneer de laagopbouw ondanks de verstoring nog goed te beschrijven is, worden naast de lagen ook de kenmerken van de discontinuïteit vastgelegd. De zogenaamde post-sedimentaire discontinuïteit is van menselijke (antropogeen) of natuurlijke oorsprong, zoals breuken, krimpscheuren en ijswiggen. Als door verstoring de beschrijving van de laagopbouw praktisch onmogelijk is, wordt het verstoorde interval niet beschreven. In dat geval beveelt de procedure aan een foto van het verstoorde interval te maken.

4.2.20 Boormonsteranalyse

Boormonsteranalyse is het deelonderzoek dat betrekking heeft op het doen van metingen aan boormonsters. De metingen worden in een laboratorium uitgevoerd. De catalogus dekt een deel van de bepalingen die in standaard geologisch booronderzoek uitgevoerd worden en dat zijn altijd bepalingen aan grond en bijzonder materiaal.

In standaard geologisch onderzoek worden de hydrofysische eigenschappen, eigenschappen die op de samenstelling van het materiaal betrekking hebben en de chemische eigenschappen bepaald. Van de chemische eigenschappen zijn alleen het organisch koolstofgehalte en zwavelgehalte binnen scope van deze versie van de catalogus.

4.2.21 Onderzocht interval

In de boormonsteranalyse worden aan een of meer intervallen bepalingen gedaan, de onderzochte intervallen. De kwaliteit van het monster en de beschikbare hoeveelheid materiaal bepalen in eerste instantie wat er allemaal van een interval kan worden bepaald. De beperking in hoeveelheid materiaal betekent dat bepaalde bepalingen elkaar in de praktijk uitsluiten en dat bepalingen die wel gecombineerd kunnen worden elkaar veelal in een strikte volgorde moeten opvolgen.

In sommige gevallen vereist een bepaling een niet verstoord monster. Het deel dat moet worden geanalyseerd, het proefstuk, wordt uit het monster genomen en de rest wordt beschreven. Wanneer de volledige doorsnede van het monster wordt gebruikt, blijft er een gat in het monster achter dat niet beschreven kan worden (zie Figuur 11 ). Het proefstuk gaat onbeschreven de bepaling in en het materiaal wordt na uitvoering van de bepaling beschreven door degene die de bepaling heeft uitgevoerd. De kwaliteit van het materiaal is dan ingrijpend veranderd en niet langer vergelijkbaar met dat van de niet onderzochte intervallen. Daarom wordt de beschrijving van het materiaal waaruit het proefstuk bestaat, als onderdeel van de boormonsteranalyse vastgelegd en niet opgenomen in de boormonsterbeschrijving.

Onderzocht interval
Figuur class="fig-title"> In het bovenste interval wordt een ring gestoken uit een niet verstoord boormonster en het materiaal in de ring vormt het proefstuk dat wordt onderzocht, daarnaast wordt uit hetzelfde interval materiaal genomen om te onderzoeken op andere eigenschappen; er blijft voldoende materiaal over om het materiaal op normale wijze te beschrijven.
In het middelste geval wordt alleen materiaal genomen om te onderzoeken op eigenschappen; er blijft voldoende materiaal over om het materiaal op normale wijze te beschrijven.
In het onderste interval word een ring gestoken uit een niet verstoord boormonster; er blijft onvoldoende materiaal over en het materiaal kan niet op de normale wijze worden beschreven en blijft buiten de boormonsterbeschrijving. In bepaalde gevallen worden de boven- en onderkant afgesneden, de zogenaamde afsnijdsels, en worden gebruikt voor aanvullende bepalingen.

Welke bepalingen er zijn uitgevoerd, wordt voor ieder onderzocht interval vastgelegd. Het gaat om hydrofysische eigenschappen, eigenschappen die op de samenstelling van het materiaal betrekking hebben of chemische eigenschappen.

Iedere bepaling die als onderdeel van de boormonsteranalyse wordt uitgevoerd, is aan een bepaalde procedure onderworpen en wordt volgens een bepaalde methode uitgevoerd. Wanneer er in de uitvoering keuzen worden gemaakt die voor de gebruiker van de gegevens relevant kan zijn, worden die vastgelegd. Datzelfde geldt voor de eventuele bijzonderheden die zich tijdens de uitvoering voordoen of die men na afloop constateert door het materiaal te bekijken.

4.2.22 Onderzocht materiaal

Het materiaal waaruit een proefstuk bestaat dat de volledige doorsnede van een niet verstoord boormonster omvat, wordt pas na afloop van de bepaling beschreven (zie Figuur 11 ). Het resultaat wordt apart vastgelegd en alleen de aspecten die na afloop van de bepaling nog als representatief voor het oorspronkelijk monster kunnen worden beschouwd, worden beschreven. In het uitzonderlijke geval dat het interval uit bijzonder materiaal bestaat, wordt alleen de naam van het materiaal vastgelegd.

4.2.23 Bepaling van de korrelgrootteverdeling

Voor de korrelgrootteverdeling wordt de samenstelling van het materiaal bepaald vanuit het perspectief dat grond een mengsel van minerale deeltjes van verschillende grootte is. De deeltjes worden korrels genoemd. Volgens een bepaalde methode, of combinatie van methoden, wordt het aandeel van de gekozen groottefracties in het totale mengsel bepaald. De fracties bij elkaar vormen een aaneensluitende reeks die het groottebereik volledig dekt.

Standaard wordt laserdiffractie gebruikt en wordt het materiaal kleiner dan 2 mm nader onderscheiden in standaard fracties. Wanneer het materiaal uit grind of grover materiaal bestaat wordt aan hetzelfde onderzocht een tweede bepaling van de korrelgrootteverdeling uitgevoerd om het materiaal groter dan 2 mm nader te onderscheiden in standaard fracties. Dit gebeurt door middel van droog zeven. Het materiaal kleiner dan 2 mm wordt in dit geval wat grover onderverdeeld.
Voorafgaand aan de bepaling wordt standaard organische stof verwijderd en in de meeste gevallen ook koolzure kalk. Als voorbehandeling worden in het materiaal kleiner dan 2 mm samengeklonterde korreltjes van elkaar los gemaakt (dispersie).
De metingen worden altijd omgerekend naar een percentage van de totale massa. In alle gevallen wordt in het resultaat onderscheid gemaakt tussen de fractie kleiner dan 63 µm, de fractie tussen 63 µm en 2mm en de fractie groter dan 2 mm.
De korrelgrootteverdeling wordt in eerste instantie gebruikt om het materiaal te classificeren.

4.2.24 Bepaling van het kalkgehalte

Het gehalte aan kalk wordt bepaald door het aanwezige calciumcarbonaat (koolzure kalk) op een bepaalde manier te verwijderen en het verlies aan massa te meten.
Het kalkgehalte is een basisparameter die primair gebruikt wordt om de grond te classificeren.

4.2.25 Bepaling van het organischestofgehalte

Het gehalte aan organische stof wordt bepaald door het organisch materiaal op een bepaalde manier te verwijderen en het verlies aan massa te meten. Bij de berekening van het gehalte kan het nodig zijn te corrigeren voor het verlies van water dat aan klei is gebonden (lutumcorrectie) of aan ijzeroxiden (vrij ijzercorrectie).
Het organische stofgehalte is een basisparameter die primair gebruikt wordt om de grond te classificeren.

4.2.26 Bepaling van het organisch koolstofgehalte

Het gehalte aan organisch koolstof wordt bepaald door het organisch materiaal volgens een bepaalde methode te oxideren. Het gehalte aan organisch koolstof kan worden berekend door de hoeveelheid CO2 die vrijkomt te bepalen volgens een bepaalde methode.

4.2.27 Bepaling van het zwavelgehalte

Het gehalte aan zwavel wordt bepaald door het zwavel in het materiaal volgens een bepaalde methode te oxideren. Het gehalte aan zwavel kan worden berekend door de hoeveelheid SO2 die vrijkomt te bepalen volgens een bepaalde methode.

4.2.28 Bepaling van de verzadigde waterdoorlatendheid

De waterdoorlatendheid van met waterverzadigde grond is de snelheid waarmee water door grond stroomt. Binnen geologisch booronderzoek wordt de verzadigde waterdoorlatendheid bepaald volgens de falling head methode of de aangepaste falling head methode voor minder cohesief materiaal. De standaard falling head methode wordt gebruikt voor cohesieve grond en de aangepaste falling head methode voor onvoldoende cohesief materiaal.
Bij beide methoden verzadigd men eerst het proefstuk en laat men water van een bepaalde soort (gebruikt medium) door de grond stromen, en daarvan wordt vastgelegd of de daarin aanwezige gassen eruit verwijderd zijn (water ontgast). Men laat het water meestal van boven naar onder door het proefstuk stromen. De variabelen die van invloed zijn op het resultaat worden vastgelegd (verzadigingsmethode, temperatuur, maximale gradiënt).

Het proefstuk wordt altijd met een ring uit een niet verstoord boormonster gestoken, waarbij wordt vastgelegd of de doorlatendheid verticaal is gemeten (verticaal bepaald). Bij de falling head methode kiest men in het laboratorium of de poreuze stenen in de proefstelling nat of droog moeten zijn en of de steekring een waterafstotende laag moet krijgen en legt men het proefstuk een bepaalde belasting op. Bij de aangepaste falling head methode voor onvoldoende cohesieve grond legt men geen belasting op. Het resultaat van de bepaling is de verzadigde waterdoorlatendheid bij de opgelegde belasting.

4.2.29 Bepaling van het watergehalte

Het watergehalte wordt bepaald door het in het materiaal aanwezige water op een bepaalde manier te verwijderen, het massaverlies te meten en het resultaat uit te drukken in de verhouding tussen de hoeveelheid water en de hoeveelheid droge stof. Het is van belang te weten of er voorafgaand aan de bepaling materiaal verwijderd is. Temperatuur en droogtijd zijn van belang en voor de aanwezigheid van zouten in het poriënwater wordt een bepaalde correctie doorgevoerd.
Het watergehalte is een parameter die altijd samen met andere gegevens gebruikt wordt in berekeningen.

4.2.30 Bepaling van de volumieke massa

De volumieke massa, de massa per eenheid van volume, wordt bepaald door de massa en het volume op een bepaalde manier te meten.
Het gegeven is een parameter die altijd samen met andere gegevens gebruikt wordt in berekeningen.

4.2.31 Bepaling van de droge volumieke massa

De droge volumieke massa, de massa per eenheid van volume, wordt bepaald door de massa van het droge materiaal en het volume op een bepaalde manier te meten.
Het gegeven is een basisparameter die altijd samen met andere gegevens gebruikt wordt in berekeningen.

4.2.32 Bepaling van de volumieke massa vaste delen

De volumieke massa van de vaste delen wordt bepaald door de massa en het volume van gedroogd materiaal te meten. Zo nodig wordt het materiaal vergruisd en worden de korrels van elkaar los gemaakt zodat het volume van de ruimte tussen de korrels nauwkeurig kan worden bepaald. Dat volume wordt bepaald door die ruimte met vloeistof te vullen.
Het gegeven is een basisparameter die altijd samen met andere gegevens gebruikt wordt in berekeningen.

4.3 INSPIRE

Het doel van de Europese kaderrichtlijn INSPIRE is het harmoniseren en openbaar maken van ruimtelijke gegevens van overheidsorganisaties ten behoeve van het milieubeleid. Het registratieobject booronderzoek valt wat het geologisch onderzoek betreft onder het INSPIRE-thema Geology, en om die reden moeten de gegevens in het registratieobject geschikt gemaakt worden voor uitwisseling volgens de INSPIRE-standaard. Dit wordt geïmplementeerd middels een mapping van het gegevensmodel van het Geologisch booronderzoek op het gegevensmodel van het INSPIRE-thema. De inhoud van deze mapping is geen onderdeel van deze catalogus.

5. Opbouw van de gegevensdefinitie

Dit onderdeel is niet normatief.

5.1 De gegevensdefinitie

De gegevensdefinitie vormt het hart van de catalogus en geeft een beschrijving van alle gegevens van het registratieobject. Eerst wordt de definitie van het registratieobject gegeven inclusief de plaatjes van het zgn. domeinmodel, en vervolgens de definities van de entiteiten waaruit het object is opgebouwd met de eigenschappen van die entiteiten, de attributen. De entiteiten worden op volgorde van de nummers in het domeinmodel behandeld. De volgende aspecten van de gegevens worden vastgelegd:

  • De Nederlandse naam van het gegeven.
  • Of het gegeven van het type entiteit of het type attribuut is, met in het laatste geval van welke entiteit het een attribuut is.
  • Eventueel de herkomst van het gegeven, in het uitzonderlijke geval de herkomst anders is dan de BRO.
  • De definitie van het gegeven.
  • Eventueel de herkomst van de definitie, in het uitzonderlijke geval de definitie een andere herkomst heeft dan de BRO.
  • De kardinaliteit van een attribuut, en dat geeft aan hoe vaak het attribuut voorkomt.
  • De aanduiding of een attribuut al dan niet authentiek is (juridische status).
  • De naam van het domein voor de waarden van het attribuut, met afhankelijk van het type domein nadere informatie over de waarden.
  • Eventueel de naam van het domein van het attribuut voor IMBRO/A, wanneer het uitzonderlijke geval zich voordoet dat er voor IMBRO/A een ander domein geldt dan voor IMBRO.
  • Eventueel de regels die in aanvulling op de kardinaliteit en de bepalingen van het domein gelden en door de basisregistratie ondergrond in controles zijn opgenomen, bijvoorbeeld om de consistentie van de inhoud van een brondocument vast te stellen.
  • Eventueel de regels die voor IMBRO/A gelden, wanneer het uitzonderlijke geval zich voordoet dat er voor IMBRO/A aanvullende regels gelden.
  • Eventueel de aanduiding dat de waarde van het attribuut mag ontbreken, wanneer het uitzonderlijke geval zich voordoet dat de waarde van het attribuut mag ontbreken.
  • Van attributen waarvan de waarde mag ontbreken de omschrijving van de reden waarom de waarde mag ontbreken.
  • Eventueel de aanduiding dat het gegeven wordt afgeleid door de basisregistratie ondergrond, in het uitzonderlijke geval het gegeven wordt afgeleid.
  • Eventueel een toelichting om aanvullende informatie te geven over de betekenis van het gegeven of de reden waarom het is opgenomen.
  • Van attributen van objecten met een materiële geschiedenis de aanduiding of het attribuut al dan niet een materiële geschiedenis kan hebben.

De gegevensdefinitie dekt de beide kwaliteitsregimes die worden onderscheiden, IMBRO en IMBRO/A. Het kwaliteitsregime IMBRO is leidend en bij het opstellen van de gegevensdefinitie is geprobeerd de verschillen tussen de twee regimes zo klein mogelijk te houden. Het streven is een object altijd in termen van dezelfde gegevens te beschrijven en voor IMBRO/A alleen aanvullende regels te formuleren en extra waarden toe te staan. Bij uitzondering kan het echter nodig zijn gebleken voor IMBRO/A aparte entiteiten, attributen of domeinen te definiëren.

5.2 Domeinen

Domeinen

Een domein beschrijft welke waarden mogelijk zijn voor een attribuut (zie bijv. Aantal of Code).

Sommige domeinen zijn samengesteld uit twee of meer elementen die in samenhang betekenisvol zijn. Een voorbeeld van een samengesteld domein dat in de BRO bestaat is Datuminterval. Datuminterval bestaat uit twee elementen, beide van het domein Datum (jaar, maand en dag), namelijk een begindatum en een einddatum.

Bij een attribuut kunnen ook twee of meer domeinen mogelijk zijn. Voor dit attribuut geldt dat verschillende domeinen valide zijn, er kan echter bij aanlevering van de gegevens altijd maar één van de domeinen gekozen worden.
In de gegevensdefinitie worden in dat geval een attribuut gemodelleerd waarvan het domein dat de mogelijke waarde beschrijft een keuze is tussen twee of meer domeinen. Dit maakt het mogelijk waar in het domeinmodel normaal gesproken maar één mogelijkheid bestaat, een opsomming te geven van meerdere mogelijke domeinen, waarbij altijd precies één van deze mogelijkheden wordt gebruikt. Een voorbeeld van een dergelijke keuze domein is het domein Organisatie.

De domeinen die in de gegevensdefinitie worden gebruikt worden hieronder toegelicht.

5.2.1 Aantal

Het domein Aantal wordt gebruikt voor een telbare hoeveelheid. Het is een natuurlijk getal met een bepaalde maximale lengte.
Het domein wordt volledig gespecificeerd door met de aanduiding aantal ook de maximale lengte mee te (Aantal N). Gewoonlijk wordt de waardeverzameling verder ingeperkt door een bereik te specificeren. In het domeinmodel wordt volstaan met de algemene aanduiding Aantal.

5.2.2 Code

Een code is een opeenvolging van cijfers, van letters of van cijfers en letters met een bepaalde opbouw en met een specifieke betekenis. Een code heeft gewoonlijk een betekenis die ook buiten de basisregistratie ondergrond geldt. Een code wordt uitgegeven door een verantwoordelijke instantie. Om de opbouw van een code weer te geven wordt gebruik gemaakt van de letters C en N. De letter C staat voor character (Eng.) en duidt een letter aan, de letter N staat voor number (Eng.) en duidt een cijfer aan. Een code heeft een bepaalde naam.
Het domein wordt volledig gespecificeerd door met de naam van de code ook de opbouw mee te geven. Uit de definitie van het attribuut zelf moet blijken wat de specifieke betekenis is van de code. In het domeinmodel wordt het domein aangeduid met zijn naam.

5.2.3 Gemeten waarden

Meetwaarden worden gebruikt voor grootheden. De waarde van een grootheid is een getal met een bepaalde opbouw en een bepaalde eenheid. Voor de waarde van grootheden worden twee domeinen gebruikt. Een voor een waarde waarvan de nauwkeurigheid altijd hetzelfde is (Meetwaarde) en een voor een waarde waarvan de nauwkeurigheid varieert (Meetwaarde in machten) en dat is het geval wanneer de nauwkeurigheid voor kleine getallen anders is dan de nauwkeurigheid voor grote getallen omdat een ander apparaat of methode is gebruikt.

De basisregistratie ondergrond gebruikt voor de eenheden de codes uit het UCUM (Unified Code for Units of Measure)-systeem. In bijzondere gevallen is de eenheid dimensieloos.

5.2.3.1 Meetwaarde

Het domein Meetwaarde wordt gebruikt wanneer de nauwkeurigheid van de waarde altijd hetzelfde is.
Het is een rationaal getal met een bepaalde opbouw. Het aantal cijfers voor het scheidingsteken is variabel maar begrensd. Het aantal cijfers achter het scheidingsteken ligt vast.

Het domein wordt volledig gespecificeerd door met de aanduiding meetwaarde ook de opbouw (Meetwaarde N.N) en de eenheid mee te geven. Gewoonlijk wordt de waardeverzameling verder ingeperkt door een bereik te specificeren. In het domeinmodel wordt volstaan met de algemene aanduiding Meetwaarde.

5.2.3.2 Meetwaarde in machten

Het domein Meetwaarde in machten wordt gebruikt wanneer de waarde een heel groot bereik heeft en de nauwkeurigheid voor kleine getallen anders is dan voor grote getallen. In dat geval wordt de meetwaarde uitgedrukt in machten. In de basisregistratie ondergrond wordt de meetwaarde in machten altijd uitgedrukt in een macht van tien. De notatie voor de meetwaarde in machten is (m . 10e). De m staat voor mantisse en is een meetwaarde, en de e staat voor de exponent.

De mantisse (m) is een rationaal getal met een bepaalde opbouw. Het aantal cijfers voor het scheidingsteken is in de basisregistratie ondergrond altijd 1. Het aantal cijfers achter het scheidingsteken ligt vast.
De meetwaarde wordt uitgedrukt in machten van tien (10e). De exponent (e) is in de basisregistratie ondergrond altijd een geheel getal.

Het domein wordt volledig gespecificeerd door met de aanduiding meetwaarde in machten ook de opbouw (meetwaarde 1.N in machten), de eenheid en het bereik van de machten mee te geven. Het bereik van de machten is vastgelegd in het waardebereik. De waardeverzameling wordt gewoonlijk verder ingeperkt door een bereik te specificeren. In het domeinmodel wordt volstaan met de algemene aanduiding Meetwaarde in machten.

Inname van gemeten waarden

In de praktijk is het moeilijk een meetwaarde zonder verandering van het ene systeem aan het andere door te geven. De basisregistratie ondergrond hanteert de definities binnen het systeem en bij uitgifte strikt om te borgen dat een meetwaarde zonder verandering kan worden doorgegeven.

Bij het vastleggen van eigenschappen is het niet altijd nodig getallen zo strikt te definiëren als de basisregistratie vraagt. De uitvoerders weten wel wat een getal zou moeten voorstellen en kunnen bijvoorbeeld accepteren dat een meetwaarde er een decimale nul bij krijgt of dat een getal een onbepaald aantal decimalen heeft. Om de uitvoeringspraktijk niet nodeloos te frustreren door getallen die niet aan de strikte definitie voldoen af te wijzen, hanteert de basisregistratie ondergrond bij het innemen van meetwaarden de volgende praktische regels:

  • Er zijn meer cijfers achter het scheidingsteken aanwezig dan gespecificeerd: het getal wordt afgekapt op het aantal dat in de gegevensdefinitie is gespecificeerd.
  • Er zijn minder cijfers achter het scheidingsteken aanwezig dan gespecificeerd: het getal wordt aangevuld met nullen tot het aantal dat in de gegevensdefinitie is gespecificeerd.
  • Er is geen scheidingsteken aanwezig: het scheidingsteken wordt toegevoegd en het getal wordt aangevuld met nullen tot het aantal dat in de gegevensdefinitie is gespecificeerd.
  • Het getal voor het scheidingsteken begint met een of meer nullen: de nullen worden genegeerd.
  • Er zijn meer cijfers vóór het scheidingsteken aanwezig dan gespecificeerd: de waarde wordt geweigerd.
  • Er is een scheidingsteken bij de exponent van de meetwaarde in machten aanwezig: de waarde wordt geweigerd.

5.2.4 Nummer

Het domein Nummer wordt gebruikt om de plaats in een reeks aan te geven. Het is een opeenvolging van cijfers met een bepaalde maximale lengte. Een nummer heeft geen rekenkundige betekenis, maar heeft een betekenisvolle volgorde.
Het domein wordt volledig gespecificeerd door met de aanduiding nummer ook de maximale lengte mee te geven (Nummer N). Eventueel wordt de waardeverzameling verder ingeperkt door een bereik te specificeren. In het domeinmodel wordt volstaan met de algemene aanduiding Nummer.

5.2.5 Tekst

Het domein Tekst bestaat uit een stuk tekst van een bepaalde maximale lengte. De tekst mag alleen bestaan uit de tekens die voorkomen in de MES-1 set. De MES-1 set omvat 335 tekens en wordt gebruikt binnen de landen van de Europese Unie die een Latijns schrift kennen.
Het domein wordt volledig gespecificeerd door met de aanduiding tekst ook de maximale lengte mee te (Tekst N). In het domeinmodel wordt volstaan met de algemene aanduiding Tekst.

5.2.6 Tijdstip

Voor gegevens die over tijdstippen gaan worden twee domeinen gebruikt. Een voor een tijdstip tot op de seconde nauwkeurig (DatumTijd) en een voor een tijdstip tot op de dag nauwkeurig (Datum).

In ieder domein gaat het om de datum gemeten volgens de Gregoriaanse kalender. Bij het domein DatumTijd wordt de tijd gemeten volgens UTC en moet de tijdzone worden meegegeven. UTC is de mondiaal geaccepteerde standaardtijd en de opvolger van GMT (Greenwich Mean Time); de drie letters staan voor Coordinated Universal Time. Door de tijdzone mee te geven kan lokale tijd worden omgezet naar UTC.

De opbouw van de twee domeinen volgt dezelfde conventies, conform ISO 8601. Het eerste element in de opbouw staat voor het jaar, dan volgt de maand, enz., en het laatste element staat voor de tijdzone. Om de verschillende elementen aan te geven worden letters gebruikt: jaar (J), maand (M), dag (D), uur (U), minuut (M)en seconde (S), gevolgd door de tijdzone. Het aantal letters geeft de lengte aan.

Voor de meest uitgebreide variant van de opbouw, die van DatumTijd, wordt dit JJJJ-MM-DDTUU:MM:SS+UU:MM. De T is het teken dat de datum en het tijdstip op die datum scheidt. De + is het scheidingteken tussen het tijdstip en de tijdzone. Zoals uit de opbouw blijkt wordt de tijdzone in uren en minuten gegeven. De meeste tijdzones zijn overigens uitgedrukt in gehele uren (UU:00). In Nederland geldt Centraal Europese Tijd (UTC+1:00) of Centraal Europese Zomertijd (UTC+2.00).

5.2.6.1 Datum

Het domein Datum wordt gebruikt om een datum volgens de Gregoriaanse kalender tot op de dag nauwkeurig aan te geven. De opbouw is JJJJ-MM-DD.
Bij het domein Datum is het voldoende de naam te geven, omdat de opbouw altijd hetzelfde is. Gewoonlijk wordt de waardeverzameling verder ingeperkt door een bereik te specificeren.

5.2.6.2 DatumTijd

Het domein DatumTijd wordt gebruikt om een tijdstip volgens de Gregoriaanse kalender tot op de seconde nauwkeurig aan te geven. De opbouw is JJJJ-MM-DDTUU:MM:SS+UU:MM.
Bij het domein DatumTijd is het voldoende de naam te geven, omdat de opbouw altijd hetzelfde is. Gewoonlijk wordt de waardeverzameling verder ingeperkt door een bereik te specificeren.

5.2.6.3 OnvolledigeDatum

Voor gegevens die onder het kwaliteitsregime IMBRO/A aangeleverd worden, geldt een derde domein met vier keuzemogelijkheden.

  • De datum tot op de dag nauwkeurig, met als opbouw JJJJ-MM-DD
  • De datum tot op de maand nauwkeurig, met als opbouw JJJJ-MM
  • De datum tot op het jaar nauwkeurig, met als opbouw JJJJ
  • Geen datum bekend, met als vaste waarde onbekend.

De keuze die gemaakt wordt is gebaseerd op de beschikbaarheid van gegevens. De gebruiker moet ervan uit gaan dat de informatie zo nauwkeurig mogelijk is opgenomen. Bij het domein OnvolledigeDatum is het voldoende de naam te geven, omdat de vier keuzen en de opbouw altijd hetzelfde zijn.

5.2.7 Waardelijsten

Een waardelijst is een lijst van de waarden die het attribuut mag hebben. Er zijn twee typen waardelijsten, waardelijsten die in de toekomst kunnen worden uitgebreid en waardelijsten die niet kunnen worden uitgebreid. Een waardelijst heeft een bepaalde naam en een specifieke inhoud.

5.2.7.1 Waardelijst niet-uitbreidbaar

Een niet-uitbreidbare waardelijst wordt gebruikt wanneer uitbreiding niet mogelijk is. Alle waarden van de lijst staan vast.
Bij een niet-uitbreidbare waardelijst is het voldoende de naam te geven, omdat de inhoud altijd hetzelfde is. In de basisregistratie ondergrond worden drie niet-uitbreidbare waardelijsten gebruikt.

IndicatieJaNee
Waarde
ja
nee
IndicatieJaNeeOnbekend
Waarde
ja
nee
onbekend
Kwaliteitsregime
Waarde
IMBRO
IMBRO/A
5.2.7.2 Waardelijst uitbreidbaar

Een uitbreidbare waardelijst wordt gebruikt wanneer uitbreiding mogelijk moet zijn. Iedere waarde van de lijst heeft een specifieke betekenis (omschrijving) en geldt voor een bepaald kwaliteitsregime, IMBRO en/of IMBRO/A. Eventueel worden andere aspecten van de waarde vastgelegd.
Bij een uitbreidbare waardelijst wordt de naam van de lijst geven. gegeven. De inhoud van de lijst is in een apart hoofdstuk van de gegevensdefinitie opgenomen.

5.2.8 Coördinatenpaar

Het domein Coördinatenpaar wordt gebruikt om de positie van een punt op het aardoppervlak vast te leggen. De positie wordt bepaald in een specifiek referentiestelsel en uitgedrukt in twee coördinaten. Ieder van de coördinaten heeft een meetwaarde en de notatie voor het paar is (coördinaat 1, coördinaat 2).
In de basisregistratie ondergrond worden drie referentiestelsels voor horizontale posities gebruikt. Het referentiestelsel bepaalt hoe de tweedimensionale ruimte wordt beschreven en daarmee wat de coördinaten voorstellen en wat de karakteristiek van de twee meetwaarden is.
Voor het referentiestelsel RD zijn de coördinaten cartesisch en is de notatie (x,y). De eerste coördinaat (x) heeft betrekking op de positie op een west-oost georiënteerde as, de tweede coördinaat (y) op een zuid-noord georiënteerde as. Een positie oostelijk van de oorsprong, resp. noordelijk van de oorsprong heeft een positieve waarde.
Voor WGS84 (ongeprojecteerd) en ETRS89 (ongeprojecteerd) zijn de coördinaten geografisch en is de notatie (φ,λ). De eerste coördinaat heeft betrekking op de geografische breedte, de tweede op de geografische lengte. Een positie oostelijk van de Greenwichmeridiaan, resp. noordelijk van de evenaar heeft een positieve waarde.
Bij het domein Coördinatenpaar is het voldoende de naam te geven, omdat de opbouw altijd hetzelfde is.

Coördinatenpaar voor RD (x,y)
Domein
NaamMeetwaarde 6.3
Eenheidm (meter)
Waardebereik x-7000 tot 289000
Waardebereik y289000 tot 629000
Coördinatenpaar voor WGS84 (φ,λ)
Domein
NaamMeetwaarde 2.9
Eenheid° (graden, decimaal)
Waardebereik φ51.3 tot 56
Waardebereik λ2.4 tot 6.8
Coördinatenpaar voor ETRS89 (φ,λ)
Domein
NaamMeetwaarde 2.9
Eenheid° (graden, decimaal)
Waardebereik φ50.6 tot 56
Waardebereik λ2.4 tot 7.4

5.2.9 Organisatie

Het domein Organisatie wordt gebruikt om de organisaties die een rol hebben in de basisregistratie ondergrond te identificeren. De invulling van het domein hangt af van waar de organisatie gevestigd is en voor de basisregistratie ondergrond gaat het daarbij om Nederland of een andere lidstaat van de Europese Unie.

In het geval de organisatie in Nederland gevestigd is, wordt het domein ingevuld met het gegeven dat een onderneming of de maatschappelijke activiteit van een rechtspersoon in het Handelsregister identificeert, het KvK-nummer. Het KvK-nummer is van het type code en de opbouw is NNNNNNNN.

Voor organisaties buiten Nederland wordt het domein ingevuld met het equivalent van het KvK-nummer in een handelsregister van een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland, het EuropeesHandelsnummer. Het Europees handelsnummer, de zogenaamde EUID, is geïntroduceerd ten behoeve van de koppeling van handelsregisters. De code is gebaseerd op ISO 6523 en is opgebouwd uit een landcode, registeridentificatiecode, inschrijvingsnummer en controlegetal. De landcode is de 2-letterige code van ISO3166, de registeridentificatiecode is de identificatie van het nationale register omdat in sommige landen meerdere handelsregisters bestaan en het inschrijvingsnummer is het nummer waaronder de onderneming is ingeschreven in het betreffende register. Het controlegetal ter voorkomen van identificatiefouten wordt nog niet gebruikt. De opbouw per element is variabel en daarom is het Europees Handelsnummer in de BRO als domein Tekst 40 opgenomen.

Bij het domein Organisatie is het voldoende de naam te geven, omdat de twee keuzen en de opbouw altijd hetzelfde zijn.

5.3 Entiteiten van het type meetreeks

Een meetreeks is een type entiteit met een vaste ordening. Het wordt gebruikt om het verloop van een bepaalde eigenschap of eigenschappen vast te leggen die het gevolg is van de verandering van een bepaalde variabele, de zogenaamde onafhankelijke variabele. In de basisregistratie ondergrond is er altijd 1 onafhankelijke variabele, en dat is meestal de tijd maar kan ook een andere variabele zijn.

De meetreeks is een verzameling gemeten waarden van bepaalde eigenschappen in een bepaalde volgorde. Alle eigenschappen van de meetreeks worden volledig gespecificeerd. De eerste eigenschap is de onafhankelijke variabele op basis waarvan de metingen elkaar in oplopende volgorde opvolgen. Daarna volgen de afhankelijke variabelen.
Een meetreeks heeft een bepaalde naam. Alleen in het domeinmodel is de meetreeks aangeduid als Meetreeks.

5.4 Het domeinmodel

Het domeinmodel geeft een overzicht van de gegevens van het registratieobject en laat de onderlinge samenhang zien. Modellering van informatie kent verschillende invalshoeken. In de catalogus is het inhoudelijke perspectief gekozen omdat dat de meeste waarde heeft voor de mensen die de informatie moeten begrijpen. Een dergelijk model wordt in de basisregistratie ondergrond een domeinmodel genoemd. Uit het domeinmodel wordt een technisch model afgeleid dat meeweegt dat informatiesystemen efficiënt met elkaar moeten kunnen spreken. Voor het domeinmodel wordt de UML-notatie gebruikt. Met kennis van de gebruikte symbolen is het gemakkelijk te lezen.

Het domeinmodel kent een aantal vaste elementen die bij ieder registratieobject terugkomen. Een begrip van deze elementen vergroot de leesbaarheid van het domeinmodel en de catalogus. De elementen zijn: entiteiten, attributen, gegevensgroepen en relaties. Een entiteit is een onderscheidend geheel van eigenschappen die gezamenlijk betekenis hebben. Een entiteit heeft altijd een naam en een definitie. In het domeinmodel zijn de entiteiten te herkennen aan het begrip Objecttype.

In de entiteiten staan de namen opgesomd van de attributen, de eigenschappen van de entiteiten, met daarachter de naam van de bijbehorende waardenverzameling (domein) en de kardinaliteit. Bij attributen is de kardinaliteit alleen opgenomen wanneer die ongelijk is aan 1. Overigens moet de kardinaliteit altijd in samenhang met de regels die in de definitie van het gegeven zijn opgenomen worden begrepen. De kardinaliteit en de regels bepalen samen of een gegeven al dan niet aanwezig is. De figuren laten ook zien welke attributen alleen aan de dataleverancier en de bronhouder worden uitgeleverd. In het domeinmodel zijn de attributen te herkennen aan het begrip Attribuutsoort.

Soms zijn een aantal attributen gegroepeerd in een groep, aangeduid als gegevensgroep. Het blijven attributen van de entiteit, maar de inhoudelijke definiëring van de gegevensgroep staat elders. Gegevensgroepen kunnen bij meerdere entiteiten terugkomen.

Het domeinmodel laat daarnaast ook zien hoe entiteiten aan elkaar gerelateerd zijn. Een beschrijving van deze relatie is opgenomen bij de bron-entiteit van de relatie. Een relatie heeft altijd een richting en in de meeste gevallen loopt deze van bron naar doel. In het plaatje van een domeinmodel heeft de relatie een naam en een kardinaliteit. Om de leesbaarheid te vergroten staat de kardinaliteit bij de doelentiteit.

Bovenstaand voorbeeld is te lezen als: de entiteit Bepaling bevat één of meerdere metingen. Een meting bestaat uit een meetwaarde en meetconfiguratie-gegevens. De meetconfiguratie bestaat uit twee parameters.

5.5 Verplichte gegevens, verplichte waarden

De kardinaliteit en de regels bepalen samen of een gegevenal dan niet aanwezig is. Voor een goed begrip van degegevensdefinitie is dat nog niet zorgvuldig genoeggeformuleerd. In de praktijk van gegevensuitwisseling is hetnamelijk mogelijk een attribuut op te nemen zonder waarde.Verbijzonderd voor attributen is de juiste formulering daaromdat de kardinaliteit en de regels samen bepalen of een attribuutal dan niet aanwezig is en of een attribuut al dan niet eenwaarde heeft.

Uitgangspunt is dat een attribuut dat aanwezig is een waardeheeft. Een attribuut wordt alleen bij uitzondering zonder waardein de berichten opgenomen. Het onderstaande overzicht geeftde vier mogelijkheden die voorkomen.

  • De kardinaliteit= [1] en er is geen aanvullende regel opgenomen. Dit betekent dat het gegeven altijd aanwezig is en altijd een waarde heeft.
  • De kardinaliteit= [1] en er is een aanvullende regel opgenomen die aangeeft waarom een waarde toch mag ontbreken. Dit betekent dat het gegeven altijd aanwezig is maar bij uitzondering en om een specifieke reden geen waarde kan hebben.
  • De kardinaliteit= [0..1] en er zijn 1 of meer aanvullende regels opgenomen. Dit betekent dat de regels bepalen of het gegeven wel of niet voorkomt en bepalen of het gegeven wel of geen waarde heeft.
  • De kardinaliteit= [0..1] en er is geen aanvullende regel opgenomen. Dit betekent dat het gegeven alleen aanwezig is als het een waarde heeft.

Voor de kardinaliteiten [0..*] en [1..*] geldt in essentie hetzelfde.

6. Gegevensdefinitie

6.1 Registratieobject

NaamBooronderzoek
CodeBHR
Definitie

Het geheel van gegevens dat betrekking heeft op een booronderzoek dat vanuit een bepaaldeopdracht is uitgevoerd door op een bepaald moment op een bepaalde locatie in Nederlandof zijn Exclusieve Economische Zone een boring uit te voeren en de monsters die daarmeeuit de ondergrond zijn verkregen te beschrijven en/of te onderzoeken en/of in hetboorgat zelf metingen aan de ondergrond uit te voeren.

Populatie

De populatie booronderzoeken in de registratie ondergrond omvat alle onderzoeken metuitzondering van onderzoek dat onder het regime van de Mijnbouwwet valt en onderzoekdat met het oog op de beoordeling van de bodemmilieukwaliteit of vanuit de archeologiewordt uitgevoerd. Ieder object heeft ter identificatie een eigen BRO-ID.
De huidige gegevensdefinitie beschrijft het geologisch booronderzoek voor beschrijvingendie onder de standaard boorbeschrijvingsmethode boor beschrijvingsmethode (SBB) zijn vastgelegd en beperkt zich verder tot de boormonsterbeschrijving en boormonsteranalyse van grond.
Het kwaliteitsregime IMBRO/A, dat bedoeld is voor historische gegevens, beperkt zichtot de beschrijvingen die onder de standaard boorbeschrijvingsmethode, de boor Beschrijvingsmethode (SBB), archeologische standaard boorbeschrijvingsmethode en de (ASB), NEN 5104 en Berendsen en Stouthamer zijn vastgelegd.

6.2 Het domeinmodel

Diagram: Domeinmodel geologisch booronderzoek - Algemeen deel - overzicht
" width="1643"
Boormonsteranalyse Boormonsterbeschrijving Sliblaag Afgewerkt interval Verontreinigd interval Bemonsterd interval Geboord interval Weggegraven laag Boring Booronderzoek

Domeinmodel geologisch booronderzoek - Algemeen deel

Diagram: Domeinmodel geologisch booronderzoek - Boormonsterbeschrijving - overzicht
" width="1237"
Post-sedimentaire discontinuïteit Niet beschreven interval Laag Boorprofiel Boormonsterbeschrijving

Domeinmodel geologisch booronderzoek - Boormonsterbeschrijving

Diagram: Domeinmodel geologisch booronderzoek - Boormonsteranalyse - overzicht
" width="2067"
Bepaling kalkgehalte Bepaling volumieke massa vaste delen Bepaling droge volumieke massa Bepaling volumieke massa Bepaling watergehalte Bepaling verzadigde waterdoorlatendheid Bepaling organisch koolstofgehalte Bepaling organischestofgehalte Bepaling zwavelgehalte Bepaling korrelgrootteverdeling Onderzocht interval Boormonsteranalyse

Domeinmodel geologisch booronderzoek - Boormonsteranalyse

6.3 Entiteittypen en attributen

6.3.1 Booronderzoek

Diagram: Booronderzoek - detail
Terreintoestand Gestandaardiseerde locatie Aangeleverde verticale positie Aangeleverde locatie Rapportagegeschiedenis Registratiegeschiedenis Boormonsteranalyse Boormonsterbeschrijving Sliblaag Boring Booronderzoek

Type gegevenEntiteit
Definitie

De gegevens die het booronderzoek identificeren en inzicht geven in de geschiedenisvan het object voorafgaand aan opname in de registratie ondergrond.

6.3.1.1 BRO-ID
Type gegevenAttribuut van Booronderzoek
Definitie

De identificatie van een booronderzoek in de registratie ondergrond.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamRegistratieobjectcode
TypeCode
OpbouwBHRNNNNNNNNNNNN
Toelichting

De basisregistratie ondergrond kent bij registratie automatisch de juiste waarde aanhet object toe.

IdentificerendJa
6.3.1.2 bronhouder
Type gegevenAttribuut van Booronderzoek
Definitie

Het KvK-nummer van de maatschappelijke activiteit van de publiekrechtelijke rechtspersoondie bronhouder is van de gegevens in de basisregistratie ondergrond.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamKvK-nummer
Type Code
Opbouw
Regels

De organisatie moet bekend zijn binnen de basisregistratie ondergrond als bronhoudervan booronderzoek.

Toelichting

Het gegeven is door de dataleverancier bij de overdracht meegegeven in het geval dedataleverancier niet de bronhouder is.

6.3.1.3 object-ID bronhouder
Type gegevenAttribuut van Booronderzoek
Definitie

De identificatie die door of voor de bronhouder is gebruikt om het object in de eigenadministratie te kunnen vinden.

Juridische statusNiet-authentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamTekst 200
Toelichting

Het gegeven wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder. Hetis in de registratie opgenomen om de communicatie tussen de registerbeheerder en debronhouder of dataleverancier te vergemakkelijken.

6.3.1.4 dataleverancier
Type gegevenAttribuut van Booronderzoek
Definitie

Het KvK-nummer van de onderneming of de maatschappelijke activiteit van de rechtspersoondie het object aan de basisregistratie ondergrond heeft aangeleverd, of het equivalentdaarvan in een handelsregister van een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland.

Juridische statusNiet-authentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamOrganisatie
Regels

De organisatie moet bekend zijn binnen de basisregistratie ondergrond als dataleveranciervan booronderzoek.

Toelichting

Het gegeven is door de dataleverancier bij de overdracht meegegeven. Het wordt alleenuitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder.

6.3.1.5 kwaliteitsregime
Type gegevenAttribuut van Booronderzoek
Definitie

De aanduiding van de kwaliteitseis waaraan de gegevens van het object voldoen.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamKwaliteitsregime
TypeWaardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

Het gegeven is door de dataleverancier bij de overdracht meegegeven.

6.3.1.6 kader aanlevering
Type gegevenAttribuut van Booronderzoek
Definitie

De rechtsgrond op basis waarvan, of bij afwezigheid daarvan, de activiteit naar aanleidingwaarvan, het betreffende gegeven is aangeleverd aan de basisregistratie ondergrond.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamKaderAanlevering
TypeWaardelijst uitbreidbaar
Toelichting

De wetgever stipuleert dat het gegeven moet zijn vastgelegd om inzicht te geven inde relatie met de taken van een bestuursorgaan. Het gegeven geeft inzicht in de maatschappelijkebetekenis van de informatie.

6.3.1.7 kader inwinning
Type gegevenAttribuut van Booronderzoek
Definitie

Het doel waarvoor het onderzoek is uitgevoerd.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamKaderInwinning
TypeWaardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Onderzoek wordt normaliter projectmatig uitgevoerd, zelfs als het direct gebondenis aan een publieke taak. Het gegeven beschrijft het hogere doel van het project waarvoorhet onderzoek is uitgevoerd of preciseert de taak.

6.3.1.8 vakgebied
Type gegevenAttribuut van Booronderzoek
Definitie

De discipline waarbinnen het booronderzoek is uitgevoerd.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamVakgebied
TypeWaardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het vakgebied is een gegeven dat dient om een categorie van booronderzoek in de registratieondergrond te identificeren. Het gegeven bepaalt hoe het onderzoek is uitgevoerd enwelke gegevens en categorieën van gegevens vastgelegd kunnen zijn. Onder geologischonderzoek wordt geologisch specialistisch onderzoek verstaan dat nauw verbonden ismet het doel modellen die de opbouw van de ondergrond in termen van (hydro)geologischeeenheden beschrijven te maken en te verbeteren. Naast geologisch booronderzoek wordengeologisch toegepast booronderzoek, geotechnisch booronderzoek, bodemkundig booronderzoeken cultuurtechnisch booronderzoek onderscheiden.
In de uitvoeringspraktijk komt het voor dat in een booronderzoek gegevens worden vastgelegddie onder een van de vijf vakgebieden vallen en gegevens die eigenlijk in het domeinvan de milieukunde of de archeologie thuishoren. Omdat die disciplines buiten hetbereik van de basisregistratie ondergrond liggen, zijn die extra gegevens niet gedefinieerd.Geologisch booronderzoek met een dergelijk multidisciplinair karakter wordt in debasisregistratie ondergrond opgenomen maar zonder die extra gegevens. Om gebruikersduidelijk te maken dat de onderzoeksresultaten niet volledig geregistreerd zijn wordtals waarde voor het vakgebied niet de waarde geologie vermeld, maar een waarde als geologieArcheologie.

6.3.1.9 rapportagedatum onderzoek
Type gegevenAttribuut van Booronderzoek
Definitie

De datum waarop de uitvoerder van het booronderzoek alle gegevens van het booronderzoekaan de bronhouder heeft overgedragen of in het geval van historische gegevens de datumwaarop alle gegevens zijn vastgesteld.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamDatum
Naam IMBRO/AOnvolledigeDatum
Waardebereik1 januari 1877 tot heden
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut registratiestatus van de entiteit Registratiegeschiedenis gelijk is aan voltooid.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

De rapportagedatum onderzoek mag niet liggen na het tijdstip voltooiing registratie van de entiteit Registratiegeschiedenis.

Toelichting

Het gegeven is alleen aanwezig wanneer alle deelonderzoeken zijn gerapporteerd enhet onderzoek is afgesloten.
IMBRO/A Hoewel het grootste deel van de historische gegevens nog buiten het bereik van dezeversie van de catalogus vallen, is wel al met zekerheid vast te stellen dat de eerstbekende datum waarop een onderzoek kan zijn afgerond in 1877 ligt.

6.3.1.10 kaderstellende procedure
Type gegevenAttribuut van Booronderzoek
Definitie

De procedure die de uitvoering van projecten waarbinnen het booronderzoek wordt uitgevoerdreguleert en daarmee de kaders bepaalt voor de uitvoering van het booronderzoek.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamKaderstellendeProcedure
TypeWaardelijst uitbreidbaar
Toelichting

De procedure beschrijft de manier van werken, de passende hulpmiddelen en de eisenwaaraan de uitvoering moet voldoen. Procedures zijn in het algemeen vastgelegd ineen norm, protocol of richtlijn. Dat kan overigens een richtlijn zijn die de uitvoerdervoor zichzelf gebruikt. Het gegeven is opgenomen omdat het inzicht biedt in de kwaliteitvan het werk.

6.3.1.11 terreintoestand bepaald
Type gegevenAttribuut van Booronderzoek
Definitie

De aanduiding die aangeeft of in het onderzoek gegevens over de toestand van het terreinzijn vastgelegd die van betekenis zijn voor de beoordeling van de resultaten.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamIndicatieJaNee
TypeWaardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut lokaal verticaal referentiepunt van de entiteit Aangeleverde verticale positie gelijk is aan maaiveld.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens mag het attribuut ontbreken wanneer de waarde van attribuutlokaal verticaal referentiepunt gelijk is aan maaiveld.

Toelichting

IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is zelden informatieover de toestand van het terrein vastgelegd.

6.3.1.12 uitvoerder onderzoek
Type gegevenAttribuut van Booronderzoek
Definitie

Het KvK-nummer van de onderneming of de maatschappelijke activiteit van de rechtspersoondie voor de bronhouder geldt als verantwoordelijk voor de uitvoering van het booronderzoek,of het equivalent daarvan in een handelsregister van een andere lidstaat van de EuropeseUnie dan Nederland.

Juridische statusNiet-authentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamOrganisatie
Regels

De organisatie moet bekend zijn binnen de basisregistratie ondergrond als uitvoerdervan booronderzoek.

Toelichting

Het gegeven wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder.

6.3.1.13 NITG-code
Type gegevenAttribuut van Booronderzoek
Definitie

De identificatie die het booronderzoek in de registratie DINO had.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamNITGcode NITGCode
Type Code
Opbouw CNNCNNNN of CCNNNNNN
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut kwaliteitsregime gelijk is aan IMBRO.

Toelichting

IMBRO/A Dit gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A, en is alleen aanwezig wanneer het booronderzoekvoor opname in de BRO geregistreerd was in de registratie DINO. Het NITG-nummer De NITG-code is de algemeen gebruikte identificatie die een booronderzoek voor invoering van de basisregistratie ondergrond had. De NITG-code kan gelijk zijn aan het object-ID bronhouder. Andersdan het object-ID bronhouder wordt de NITG-code standaard uitgeleverd.
De NITG-code bestaat uit de letter B, dan volgt de aanduiding van het kaartblad (op land) of het bloknummer (op zee), en dan een volgnummer.
Het gegeven is opgenomen om historische verwijzingen naar het booronderzoek te kunnenduiden.

id="detail_attribute_Model_Booronderzoek_UUcode"> class="header-wrapper">
6.3.1.14 UU-code
Type gegeven Attribuut van Booronderzoek
Definitie

De identificatie die het booronderzoek in de registratie bij de Universiteit Utrecht had.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
Naam Tekst 11
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut kwaliteitsregime gelijk is aan IMBRO .

Regels IMBRO/A

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer het attribuut NITG - code aanwezig is.

Toelichting

IMBRO/A Dit gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A, en is alleen aanwezig wanneer het booronderzoek voor opname in de BRO geregistreerd was in de registratie bij de Universiteit Utrecht. De code begint met de letters UU en dan volgen 9 cijfers (4 voor de aanduiding van het jaar, 2 voor de aanduiding van de groep en 3 voor het volgnummer).
Het gegeven is opgenomen om historische verwijzingen naar het booronderzoek te kunnen duiden.

6.3.1.15 registratiegeschiedenis
Type gegevenGegevensgroep van Booronderzoek
Definitie

De geschiedenis van het booronderzoek in de registratie ondergrond.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
GegevensgroeptypeRegistratiegeschiedenis
id="detail_d497772e4277"> class="header-wrapper">
6.3.1.15 6.3.1.16 rapportagegeschiedenis
Type gegevenGegevensgroep van Booronderzoek
Definitie

De geschiedenis van de rapportage van het booronderzoek aan de bronhouder.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
GegevensgroeptypeRapportagegeschiedenis
id="detail_d497772e4481"> class="header-wrapper">
6.3.1.16 6.3.1.17 aangeleverde locatie
Type gegevenGegevensgroep van Booronderzoek
Definitie

De plaats van het booronderzoek op het aardoppervlak, zoals die is aangeleverd aande basisregistratie ondergrond.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
GegevensgroeptypeAangeleverde locatie
id="detail_d497772e4684"> class="header-wrapper">
6.3.1.17 6.3.1.18 aangeleverde verticale positie
Type gegevenGegevensgroep van Booronderzoek
Definitie

De positie van het beginpunt van het booronderzoek in het verticale vlak, zoals dieis aangeleverd aan de basisregistratie ondergrond.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
GegevensgroeptypeAangeleverde verticale positie
id="detail_d497772e4887"> class="header-wrapper">
6.3.1.18 6.3.1.19 gestandaardiseerde locatie
Type gegevenGegevensgroep van Booronderzoek
Definitie

De plaats van het booronderzoek op het aardoppervlak zoals die door de basisregistratieondergrond is getransformeerd.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
GegevensgroeptypeGestandaardiseerde locatie
Toelichting

De locatie van het booronderzoek is gedefinieerd als een punt.

id="detail_d497772e5131"> class="header-wrapper">
6.3.1.19 6.3.1.20 terreintoestand
Type gegevenGegevensgroep van Booronderzoek
Definitie

De toestand van het terrein tijdens het boren.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
GegevensgroeptypeTerreintoestand
6.3.1.20 6.3.1.21 boring
Type gegevenAssociatie van Booronderzoek
Definitie

De boring die is uitgevoerd als onderdeel van het booronderzoek.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Relatiesoort naambestaat uit
Relatierol naamboring
BronBooronderzoek
DoelBoring
6.3.1.21 6.3.1.22 boormonsterbeschrijving
Type gegevenAssociatie van Booronderzoek
Definitie

De boormonsterbeschrijving als deelonderzoek van het booronderzoek.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
Relatiesoort naambestaat uit
Relatierol naamboormonsterbeschrijving
BronBooronderzoek
DoelBoormonsterbeschrijving
6.3.1.22 6.3.1.23 boormonsteranalyse
Type gegevenAssociatie van Booronderzoek
Definitie

De boormonsteranalyse als deelonderzoek van het booronderzoek.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
Relatiesoort naambestaat uit
Relatierol naamboormonsteranalyse
BronBooronderzoek
DoelBoormonsteranalyse
6.3.1.23 6.3.1.24 sliblaag
Type gegevenAssociatie van Booronderzoek
Definitie

De beschrijving van de sliblaag als onderdeel van het booronderzoek.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
Relatiesoort naambestaat uit
Relatierol naamsliblaag
BronBooronderzoek
DoelSliblaag

6.3.2 Registratiegeschiedenis

Diagram: Registratiegeschiedenis - detail
Registratiegeschiedenis

Type gegevenEntiteit
Definitie

De gegevens die de geschiedenis van het object in de registratie ondergrond markeren.

Toelichting

De gegevens staan niet in een brondocument, maar worden automatisch door de basisregistratieondergrond gegenereerd.

6.3.2.1 tijdstip registratie object
Type gegevenAttribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De datum en het tijdstip waarop voor het eerst gegevens van het object in de registratieondergrond zijn opgenomen.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamDatumTijd
6.3.2.2 registratiestatus
Type gegevenAttribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De actuele fase van registratie waarin het object zich bevindt.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamRegistratiestatus
TypeWaardelijst uitbreidbaar
6.3.2.3 tijdstip laatste aanvulling
Type gegevenAttribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De datum en het tijdstip waarop de laatste aanvulling op de gegevens in de registratieondergrond is doorgevoerd.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamDatumTijd
Toelichting

Het gegeven is alleen aanwezig wanneer na de registratie van een eerste deelonderzoekeen ander deelonderzoek is vastgelegd.

6.3.2.4 tijdstip voltooiing registratie
Type gegevenAttribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De datum en het tijdstip waarop alle gegevens van het object in de registratie ondergrondzijn opgenomen.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamDatumTijd
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut registratiestatus gelijk is aan voltooid.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Het gegeven is alleen aanwezig als alle aan te leveren gegevens zijn geregistreerd.Na dit tijdstip kunnen geen nieuwe gegevens meer ter registratie worden aangeboden.Wel kunnen fouten in de registratie worden verbeterd.

6.3.2.5 gecorrigeerd
Type gegevenAttribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De aanduiding die aangeeft of er een verbetering in de gegevens van het object inde registratie ondergrond heeft plaatsgevonden.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamIndicatieJaNee
TypeWaardelijst niet uitbreidbaar
6.3.2.6 tijdstip laatste correctie
Type gegevenAttribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De datum en het tijdstip waarop de laatste verbetering in de gegevens van het objectis doorgevoerd.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamDatumTijd
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut gecorrigeerd gelijk is aan ja.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.2.7 in onderzoek
Type gegevenAttribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De aanduiding die aangeeft of het object door de registerbeheerder in onderzoek isgenomen.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamIndicatieJaNee
TypeWaardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

Wanneer een object in onderzoek is genomen betekent dit dat er bij de registerbeheerdergerede twijfel bestaat over de juistheid van de geregistreerde gegevens en dat ereen onderzoek is gestart om vast te stellen wat de juiste gegevens zijn. Normalitergaat hieraan een melding van derden vooraf.

6.3.2.8 in onderzoek sinds
Type gegevenAttribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De datum en het tijdstip waarop de registerbeheerder het object in onderzoek heeftgenomen.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamDatumTijd
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut in onderzoek gelijk is aan ja.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.2.9 uit registratie genomen
Type gegevenAttribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de gegevens van het object door de registerbeheerderuit registratie zijn genomen.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamIndicatieJaNee
TypeWaardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

Wanneer de registerbeheerder een object uit registratie heeft genomen, zijn de gegevensniet langer beschikbaar voor andere afnemers dan bronhouder en dataleverancier.
De registerbeheerder zal een object alleen bij hoge uitzondering uit registratie nemenen alleen na akkoord van de bronhouder. Aan de beslissing gaat een proces van zorgvuldigeafweging vooraf en dat komt tot uitdrukking in de regel dat een object slechts eenkeer uit registratie kan worden genomen.

6.3.2.10 tijdstip uit registratie genomen
Type gegevenAttribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De datum en het tijdstip waarop het object uit registratie is genomen.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamDatumTijd
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut uit registratie genomen gelijk is aan ja.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.2.11 weer in registratie genomen
Type gegevenAttribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De aanduiding die aangeeft of het object in de registratie ondergrond is opgenomen,nadat het eerder uit registratie was genomen.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamIndicatieJaNee
TypeWaardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

De registerbeheerder kan een object eenmalig uit registratie nemen, en die actie kanhij eenmalig ongedaan maken. Ook hiervoor geldt dat akkoord van de bronhouder vereistis.

6.3.2.12 tijdstip weer in registratie genomen
Type gegevenAttribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De datum en het tijdstip waarop het object in de registratie ondergrond is opgenomen,nadat het uit registratie was genomen.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamDatumTijd
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut weer in registratie genomen gelijk is aan ja.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.3 Rapportagegeschiedenis

Diagram: Rapportagegeschiedenis - detail
Gebeurtenis Rapportagegeschiedenis

Type gegevenEntiteit
Definitie

Het geheel van gebeurtenissen dat beschrijft wanneer rapporten van het onderzoek aande bronhouder zijn overgedragen.

Toelichting

De gegevens staan niet in een brondocument, maar worden automatisch door de basisregistratieondergrond gegenereerd.
De resultaten van het booronderzoek worden in een keer of in delen gerapporteerd.Wanneer een deelrapport dat onder de wettelijke verplichtingen valt door de bronhouderis geaccepteerd, wordt het ter registratie aan de landelijke voorziening aangeboden.De rapportagegeschiedenis geeft de essentie van het verloop van de rapportage en vormtde zgn. materiële geschiedenis van het registratieobject booronderzoek.

id="detail_d497772e7738"> class="header-wrapper">
6.3.3.1 gebeurtenis
Type gegevenGegevensgroep van Rapportagegeschiedenis
Definitie

De overdracht van een rapport van het onderzoek aan de bronhouder.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1..*
GegevensgroeptypeGebeurtenis

6.3.4 Gebeurtenis

Diagram: Gebeurtenis - detail
Gebeurtenis

Type gegevenEntiteit
Definitie

De gegevens die beschrijven wanneer een rapport van het onderzoek aan de bronhouderis overgedragen.

6.3.4.1 datum
Type gegevenAttribuut van Gebeurtenis
Definitie

De datum waarop de gebeurtenis heeft plaatsgevonden.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamDatum
Naam IMBRO/AOnvolledigeDatum
Waardebereik1 januari 1877 tot heden
Regels

De datum mag niet liggen na het tijdstip registratie object van de entiteit Registratiegeschiedenis.

Is afgeleidJa
Toelichting

De basisregistratie ondergrond leidt bij het registreren de juiste waarde af uit degegevens in het brondocument. De datum is gelijk aan de rapportagedatum van het deelonderzoekof de deelonderzoeken die worden overgedragen.

6.3.4.2 naam
Type gegevenAttribuut van Gebeurtenis
Definitie

De benaming van de gebeurtenis.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamNaamGebeurtenis
TypeWaardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het gegeven staat niet in een brondocument, maar wordt automatisch door de basisregistratieondergrond gegenereerd.

6.3.5 Aangeleverde locatie

Diagram: Aangeleverde locatie - detail
Aangeleverde locatie

Type gegevenEntiteit
Definitie

De gegevens over de plaats van het booronderzoek op het aardoppervlak, zoals die zijnaangeleverd aan de basisregistratie ondergrond.

Toelichting

De locatie van booronderzoek is gedefinieerd als een punt.

6.3.5.1 coördinaten
Type gegevenAttribuut van Aangeleverde locatie
Definitie

De coördinaten die zijn aangeleverd.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamCoördinatenpaar
Regels

De locatie moet liggen in Nederland of zijn Exclusieve Economische Zone.

6.3.5.2 referentiestelsel
Type gegevenAttribuut van Aangeleverde locatie
Definitie

Het referentiestelsel van de aangeleverde coördinaten.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamReferentiestelsel
TypeWaardelijst uitbreidbaar
Regels

De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan ETRS89 of RD wanneer de locatie aan de landzijde van de UNCLOS-basislijn ligt.
De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan ETRS89 of WGS84 wanneer de locatie aan de zeezijde van de UNCLOS-basislijn ligt.

6.3.5.3 datum locatiebepaling
Type gegevenAttribuut van Aangeleverde locatie
Definitie

De datum waarop de plaats van het booronderzoek op het aardoppervlak is bepaald.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamDatum
Naam IMBRO/AOnvolledigeDatum
Waardebereik1 januari 1877 tot heden
Regels

De datum locatiebepaling mag niet liggen na het tijdstip registratie object van de entiteit Registratiegeschiedenis.

6.3.5.4 methode locatiebepaling
Type gegevenAttribuut van Aangeleverde locatie
Definitie

De werkwijze die is gevolgd voor de bepaling van de plaats van het booronderzoek ophet aardoppervlak.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamMethodeLocatiebepaling
TypeWaardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het gegeven geeft inzicht in de nauwkeurigheid waarmee de plaats van het booronderzoekop het aardoppervlak is bepaald.

6.3.5.5 uitvoerder locatiebepaling
Type gegevenAttribuut van Aangeleverde locatie
Definitie

Het KvK-nummer van de onderneming of de maatschappelijke activiteit van de rechtspersoondie voor de bronhouder geldt als verantwoordelijk voor de uitvoering van de plaatsbepaling,of het equivalent daarvan in een handelsregister van een andere lidstaat van de EuropeseUnie dan Nederland.

Juridische statusNiet-authentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamOrganisatie
Regels

De organisatie moet bekend zijn binnen de basisregistratie ondergrond als uitvoerdervan booronderzoek.

Toelichting

Het gegeven wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder.

6.3.6 Aangeleverde verticale positie

Diagram: Aangeleverde verticale positie - detail
Aangeleverde verticale positie

Type gegevenEntiteit
Definitie

De gegevens over de positie van het beginpunt van het booronderzoek in het verticalevlak, zoals aangeleverd aan de basisregistratie ondergrond.

6.3.6.1 lokaal verticaal referentiepunt
Type gegevenAttribuut van Aangeleverde verticale positie
Definitie

Het punt dat in het booronderzoek is gebruikt als nulpunt voor de diepte.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamLokaalVerticaalReferentiepunt
TypeWaardelijst uitbreidbaar
Regels

De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan waterbodem wanneer de locatie aan de zeezijde van de UNCLOS-basislijn ligt.

Toelichting

Het domein bevat begrippen die naar een oppervlak verwijzen. Het lokaal verticaalreferentiepunt geldt als het punt waar het onderzoek aan de ondergrond begonnen is.De laag slib die plaatselijk op de waterbodem ligt, wordt niet tot de ondergrond gerekenden ligt boven het lokaal verticaal referentiepunt.

6.3.6.2 verschuiving
Type gegevenAttribuut van Aangeleverde verticale positie
Definitie

De verticale positie van het lokaal verticaal referentiepunt t.o.v. het verticaalreferentievlak.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamMeetwaarde3.3
Eenheidm (meter)
Mogelijk geen waardeJa
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

Toelichting

De waarde kan positief of negatief zijn. Als de waarde positief is, ligt het lokaalverticaal referentiepunt boven het verticaal referentievlak. Met behulp van de verschuivingkan een diepte omgerekend worden naar een positie ten opzichte van het verticaal referentievlak.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht kan de verschuivingniet bepaald zijn.

6.3.6.3 waterdiepte
Type gegevenAttribuut van Aangeleverde verticale positie
Definitie

De positie van de waterbodem ten opzichte van het wateroppervlak op het moment vanverticale positiebepaling.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamMeetwaarde3.3
Eenheidm (meter)
Waardebereik0 tot 100
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut lokaal verticaal referentiepunt gelijk is aan waterbodem.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens mag het attribuut ontbreken wanneer de waarde van het attribuutlokaal verticaal referentiepunt gelijk is aan waterbodem.

Toelichting

Het gegeven geldt op het moment van verticale positiebepaling. Er wordt geen rekeninggehouden met de veranderlijkheid die het gevolg is van getijden. Het gegeven heeftvooral betekenis op land. Het geeft extra informatie over de omstandigheden op plaatsenop land waar de waterdiepte veranderlijk is, bijvoorbeeld in uiterwaarden. De waterdieptemoet beschouwd worden als indicatief.

6.3.6.4 verticaal referentievlak
Type gegevenAttribuut van Aangeleverde verticale positie
Definitie

Het referentieniveau voor de verticale positie van het lokaal verticaal referentiepunt.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamVerticaalReferentievlak
TypeWaardelijst uitbreidbaar
Regels

De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan NAP wanneer de locatie aan de landzijde van de UNCLOS-basislijn ligt.
De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan LAT of MSL wanneer de locatie aan de zeezijde van de UNCLOS-lijn ligt.

6.3.6.5 datum verticale positiebepaling
Type gegevenAttribuut van Aangeleverde verticale positie
Definitie

De datum waarop de verticale positie van het lokaal verticaal referentiepunt is bepaald.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamDatum
Naam IMBRO/AOnvolledigeDatum
Waardebereik1 januari 1877 tot heden
Regels

De datum verticale positiebepaling mag niet liggen na het tijdstip registratie object van de entiteit Registratiegeschiedenis.

Mogelijk geen waardeJa
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken wanneer de waarde van het attribuutverschuiving ontbreekt.

Toelichting

Het gegeven is van belang in verband met mogelijke veranderingen in de positie vanhet maaiveld of de waterbodem.In het geval de positie is bepaald op basis van het AHN geldt als datum 1 januarivan het jaar waarin de gebruikte versie van het AHN voor het gebied waarin de locatieligt, is vastgesteld.

6.3.6.6 methode verticale positiebepaling
Type gegevenAttribuut van Aangeleverde verticale positie
Definitie

De werkwijze die is gevolgd voor de bepaling van de verticale positie van het lokaalverticaal referentiepunt.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamMethodeVerticalePositiebepaling
TypeWaardelijst uitbreidbaar
Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens moet de waarde van het attribuut gelijk zijn aan geen wanneer de waarde van het attribuut verschuiving ontbreekt.

Toelichting

Het gegeven geeft inzicht in de nauwkeurigheid waarmee de verticale positie is bepaald.

6.3.6.7 uitvoerder verticale positiebepaling
Type gegevenAttribuut van Aangeleverde verticale positie
Definitie

Het KvK-nummer van de onderneming of de maatschappelijke activiteit van de rechtspersoondie voor de bronhouder geldt als verantwoordelijk voor de uitvoering van de bepalingvan de verticale positie, of het equivalent daarvan in een handelsregister van eenandere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland.

Juridische statusNiet-authentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamOrganisatie
Regels

De organisatie moet bekend zijn binnen de basisregistratie ondergrond als uitvoerdervan booronderzoek.

Toelichting

Het gegeven wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder.

6.3.7 Gestandaardiseerde locatie

Diagram: Gestandaardiseerde locatie - detail
Gestandaardiseerde locatie

Type gegevenEntiteit
Definitie

De gegevens over de plaats van het registratieobject op het aardoppervlak zoals diedoor de basisregistratie ondergrond zijn getransformeerd.

Toelichting

De gegevens staan niet in een brondocument. De gestandaardiseerde locatie wordt doorde basisregistratie ondergrond berekend ten behoeve van afnemers. Het maakt het mogelijkalle gegevens in de registratie ondergrond in een en hetzelfde referentiestelsel teontsluiten.

6.3.7.1 coördinaten
Type gegevenAttribuut van Gestandaardiseerde locatie
Definitie

De coördinaten in het standaard referentiestelsel.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamCoördinatenpaar
Is afgeleidJa
6.3.7.2 referentiestelsel
Type gegevenAttribuut van Gestandaardiseerde locatie
Definitie

Het referentiestelsel van de gestandaardiseerde coördinaten.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamReferentiestelsel
TypeWaardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het standaard referentiestelsel is ETRS89 (European Terrestrial Reference System 1989).

6.3.7.3 coördinaattransformatie
Type gegevenAttribuut van Gestandaardiseerde locatie
Definitie

De methode die de basisregistratie ondergrond heeft gebruikt voor het omzetten vande aangeleverde coördinaten.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
Naam Coördinaattransformatie
Type Waardelijst uitbreidbaar

6.3.8 Terreintoestand

Diagram: Terreintoestand - detail
Terreintoestand

Type gegevenEntiteit
Definitie

De gegevens over de toestand van het terrein tijdens het boren die relevant zijn voorhet onderzoek.

Regels

De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut terreintoestand bepaald van de entiteit Booronderzoek gelijk is aan ja.
De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.
Ten minste één van de volgende attributen moet aanwezig zijn: bodemgebruik, ligging op grondlichaam, landschapselement, hydrologische omstandigheid, actueel proces of tijdelijke verandering.

6.3.8.1 bodemgebruik
Type gegevenAttribuut van Terreintoestand
Definitie

Het doel waarvoor de bodem waarop de locatie van het booronderzoek ligt in gebruikis.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamBodemgebruik
TypeWaardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Bij bodemgebruik wordt onderscheid gemaakt tussen bodemgebruik in landelijk gebieden dat is agrarisch gebruik en natuur, en bodemgebruik in niet-landelijk (stedelijk)gebied.

6.3.8.2 ligging op grondlichaam
Type gegevenAttribuut van Terreintoestand
Definitie

De omschrijving van de plaats van de boring op een grondlichaam.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamLiggingOpGrondlichaam
TypeWaardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Wanneer door mensen een grondlichaam als een dijk of wal op het aardoppervlak is neergelegd,is een nadere precisering van de plaats op het grondlichaam relevant, omdat die deeigenschappen van de ondergrond beïnvloedt.

6.3.8.3 landschapselement
Type gegevenAttribuut van Terreintoestand
Definitie

De omschrijving van een onderdeel van het landschap dat de vorm van het landschapter plaatse van het onderzoek preciseert.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamLandschapselement
TypeWaardelijst uitbreidbaar
Toelichting

De vorm van het landschap is in veel gevallen al volledig vastgelegd in de geomorfologischekaart. Bij uitzondering of voor bepaalde doeleinden is voor een goed begrip van deopbouw van de bodem meer detailinformatie nodig over het landschap waar het terreinin ligt.

6.3.8.4 hydrologische omstandigheid
Type gegevenAttribuut van Terreintoestand
Definitie

De karakterisering van de vochtigheid van het terrein vanuit het oogpunt van plantengroei.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamHydrologischeOmstandigheid
TypeWaardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het is van belang te weten hoe vochtig het deel van de bodem is waarin de plantenwortelen en of het om zoet of zout water gaat.

6.3.8.5 actueel proces
Type gegevenAttribuut van Terreintoestand
Definitie

De naam van een exogeen proces dat in het terrein zichtbaar actief is.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamActueelProces
TypeWaardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Er kunnen processen in het gebied spelen die het landschap, de positie van het maaivelden de opbouw van de bodem in korte tijd kunnen veranderen. In korte tijd betekentbinnen enkele uren of enkele dagen.

6.3.8.6 tijdelijke verandering
Type gegevenAttribuut van Terreintoestand
Definitie

Een tijdelijke verandering in de gegeven toestand van het terrein.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamTijdelijkeVerandering
TypeWaardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het is goede praktijk dat de uitvoerder van het booronderzoek bijzonderheden overde toestand van het terrein zoals hij die aantreft vastlegt. Omdat niet alle veranderingenvoor hem zichtbaar zullen zijn, wordt ervan uitgegaan dat de opdrachtgever de uitvoerderinformeert over de omstandigheden die voor het onderzoek van belang zijn.

6.3.9 Boring

Diagram: Boring - detail
Afgewerkt interval Verontreinigd interval Bemonsterd interval Geboord interval Weggegraven laag Boring

Type gegevenEntiteit
Definitie

De gegevens over het geheel van activiteiten, voor zover relevant voor het onderzoek,dat tot doel heeft door boren een gat in de ondergrond te maken om monsters uit deondergrond te nemen en/of metingen aan de ondergrond te doen.

6.3.9.1 startdatum boring
Type gegevenAttribuut van Boring
Definitie

De datum waarop het boren is begonnen.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamDatum
Naam IMBRO/AOnvolledigeDatum
Waardebereik1 januari 1605 tot heden
Regels

De startdatum boring mag niet liggen na het tijdstip registratie object van de entiteit Registratiegeschiedenis.

Toelichting

IMBRO/A ]Hoewel Hoewel een groot deel historische gegevens nog buiten het bereik van deze versie van de catalogus vallen, is wel al met zekerheid vast te stellen dat de oudst bekendedatum van boren in 1605 ligt.

6.3.9.2 einddatum boring
Type gegevenAttribuut van Boring
Definitie

De datum waarop het boren is beëindigd.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamDatum
Naam IMBRO/AOnvolledigeDatum
Waardebereik1 januari 1605 tot heden
Regels

De einddatum boring mag niet liggen na het tijdstip registratie object van de entiteit Registratiegeschiedenis.
De einddatum boring mag niet liggen voor de startdatum boring.

Toelichting

IMBRO/A Hoewel een groot deel historische gegevens nog buiten het bereik van deze versievan de catalogus vallen, is wel al met zekerheid vast te stellen dat de oudst bekendedatum van boren in 1605 ligt.

6.3.9.3 voorbereiding
Type gegevenAttribuut van Boring
Definitie

De voorbereidende werkzaamheden die binnen het onderzoek voorafgaand aan het borenzijn uitgevoerd en de eigenschappen van de ondergrond kunnen beïnvloeden.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamVoorbereiding
TypeWaardelijst uitbreidbaar
Mogelijk geen waardeJa
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

Toelichting

IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is zelden vastgelegdwelke voorbereidende werkzaamheden zijn uitgevoerd.

6.3.9.4 einddiepte voorbereiding
Type gegevenAttribuut van Boring
Definitie

De diepte tot waar de voorbereidende werkzaamheden reiken.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamMeetwaarde2.2
Eenheidm (meter)
Waardebereik0 tot 30
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut voorbereiding gelijk is aan geen.
Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens mag het attribuut ook niet aanwezig zijn wanneer de waarde vanhet attribuut voorbereiding ontbreekt.

6.3.9.5 traject weggegraven
Type gegevenAttribuut van Boring
Definitie

De aanduiding die aangeeft of het bovenste deel van de ondergrond voorafgaand aan,eventueel na onderbreking van, het boren is weggegraven.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamIndicatieJaNee
TypeWaardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

Wanneer het bovenste deel van de ondergrond wordt weggegraven hangt het van de aardvan de opdracht en de situatie ter plaatse af wat er in het onderzoek met de weggegravenondergrond gebeurt. Het kan zijn dat de grond zonder verder te beschrijven wordt verwijderd,het kan zijn dat de grond ter plekke informeel wordt beschreven en het kan zijn datde grond ter plekke formeel wordt beschreven. In het laatste geval wordt het beschrijvenbeschouwd als onderdeel van het deelonderzoek boormonsterbeschrijving en wordt deinformatie vastgelegd als ware het traject geboord. In het tweede geval wordt hetbeschrijven als een op zichzelf staande activiteit beschouwd waarvan het resultaatsummier wordt vastgelegd als weggegraven lagen. In het eerste geval wordt er geeninformatie vastgelegd. Wanneer de grond wordt beschreven voor geologisch booronderzoekwordt deze vrijwel altijd formeel beschreven.
In het geval het bovenste deel van de ondergrond uit asfalt bestaat en deze laag nietkan worden weggegraven, maar door middel van kernen wordt verwijderd, wordt het verwijderenvan het asfalt beschouwd als weggraven. Het verwijderde materiaal wordt als weggegravenlaag vastgelegd, of verder niet beschreven.

6.3.9.6 einddiepte graven
Type gegevenAttribuut van Boring
Definitie

De diepte tot waar het materiaal uit de ondergrond is weggegraven.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamMeetwaarde2.2
Eenheidm (meter)
Waardebereik0 tot 30
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut traject weggegraven gelijk is aan ja.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.9.7 gesteente aangeboord
Type gegevenAttribuut van Boring
Definitie

De aanduiding die aangeeft of het gesteente is aangeboord en is bemonsterd.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamIndicatieJaNee
TypeWaardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

Wanneer de ondergrond niet uit grond maar uit gesteente bestaat, worden in het onderzoekandere gegevens vastgelegd dan gewoonlijk het geval is.

In deze versie van de catalogus is het beschrijven van gesteente niet opgenomen.

6.3.9.8 boorprocedure
Type gegevenAttribuut van Boring
Definitie

De procedure die aangeeft onder welke afspraken het boren is uitgevoerd.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1..2
Domein
NaamBoorprocedure
TypeWaardelijst uitbreidbaar
Toelichting

De procedure beschrijft de manier van werken, de passende hulpmiddelen en de eisenwaaraan de uitvoering moet voldoen. Procedures zijn in het algemeen vastgelegd ineen norm, protocol of richtlijn. Dat kan overigens een richtlijn zijn die de uitvoerdervoor zichzelf gebruikt. Het gegeven is opgenomen omdat het inzicht biedt in de kwaliteitvan het werk. Het gebruik van procedures varieert van vakgebied tot vakgebied.
Voor handboren en mechanisch boren bestaan aparte procedures, die allebei worden vastgelegd.

6.3.9.9 einddiepte boren
Type gegevenAttribuut van Boring
Definitie

De diepte waarop het boren is geëindigd.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamMeetwaarde4.2
Eenheidm (meter)
Waardebereik vanaf 0
Toelichting

IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is de einddieptein bijna alle gevallen afgeleid uit de boormonsterbeschrijving.

6.3.9.10 stopcriterium
Type gegevenAttribuut van Boring
Definitie

De reden waarom de uitvoerder van de boring met boren is opgehouden.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamStopcriteriumVeld
TypeWaardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het gegeven geeft aan of het beoogde einddoel is gehaald of dat het boren is gestoptomdat er bepaalde problemen waren. De aard van het eventuele probleem kan informatiegeven over de opbouw van de ondergrond.

6.3.9.11 tijdelijke verbuizing aangebracht
Type gegevenAttribuut van Boring
Definitie

De aanduiding die aangeeft of tijdens het boren verbuizing in het boorgat is aangebracht.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamIndicatieJaNee
TypeWaardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut boortechniek van de entiteit Geboord interval in ten minste één van de geboorde intervallen gelijk is aan handDraaien, mechanischDraaienOnverbuisd, mechanischGrijpen, mechanischSpuitenOnverbuisd of mechanischSpuitenDraaien.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens mag het attribuut ontbreken wanneer de waarde van het attribuutboortechniek van de entiteit Geboord interval in ten minste één van de geboorde intervallen gelijk is aan handDraaien, mechanischDraaienOnverbuisd, mechanischGrijpen, mechanischSpuitenOnverbuisd of mechanischSpuitenDraaien.

Toelichting

Bij bepaalde boortechnieken, de zgn. onverbuisde technieken, is tijdens het borensprake van een geheel of gedeeltelijk open gat. Het kan nodig zijn het boren te onderbrekenen tijdelijk verbuizing aan te brengen om het geboorde gat in stand te houden zodatmen verder kan boren. De verbuizing kan van invloed zijn op de bemonstering en hettijdens het boren doen van metingen.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is dit gegevenzelden vastgelegd.

6.3.9.12 einddiepte tijdelijke verbuizing
Type gegevenAttribuut van Boring
Definitie

De diepte tot waar tijdelijke verbuizing is aangebracht.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamMeetwaarde3.2
Eenheidm (meter)
Waardebereik vanaf 0
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut tijdelijke verbuizing aangebracht gelijk is aan ja.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.9.13 spoelingtoeslag gebruikt
Type gegevenAttribuut van Boring
Definitie

De aanduiding die aangeeft of tijdens het boren spoeling met toeslag is gebruikt.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamIndicatieJaNee
Naam IMBRO/AIndicatieJaNeeOnbekend
TypeWaardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut boortechniek van de entiteit Geboord interval in ten minste één van de geboorde intervallen gelijk is aan mechanischDraaienOnverbuisd, mechanischGrijpen, mechanischSpuitenOnverbuisd of mechanischSpuitenDraaien.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Regels IMBRO/A

Naast de IMBRO waarden moet het attribuut ook aanwezig zijn wanneer de waarde vanhet attribuut boortechniek van de entiteit Geboord interval in ten minste één van de geboorde intervallen gelijk is aan mechanischDraaienOnverbuisdDeelsDrukkenHameren.

Toelichting

Bij bepaalde boortechnieken, de zgn. onverbuisde technieken, is tijdens het borensprake van een geheel of gedeeltelijk open gat. Het kan nodig zijn tijdens het borenspoeling te gebruiken om in het gat voldoende tegendruk op te bouwen. In dat gevalvoegt men een bepaalde toeslag toe aan het werkwater om een vloeistof met voldoendemassa samen te stellen.
In de toekomst zal spoeling mogelijk ook gebruikt gaan worden bij andere boortechnieken.

6.3.9.14 spoelingtoeslag
Type gegevenAttribuut van Boring
Definitie

De specificatie van het materiaal dat aan het werkwater is toegevoegd om de spoelingvoldoende massa te geven.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamSpoelingtoeslag
TypeWaardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut spoeling gebruikt gelijk is aan ja.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.9.15 grondwaterstand
Type gegevenAttribuut van Boring
Definitie

De diepte in het gat tot waar het grondwater na de uitvoering van de werkzaamhedenreikt.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamMeetwaarde3.2
Eenheidm (meter)
Waardebereik vanaf 0
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut lokaal verticaal referentiepunt van de entiteit Aangeleverde verticale positie gelijk is aan waterbodem.

Toelichting

Het is goede praktijk de grondwaterstand te bepalen, maar aan een eventueel ontbrekenvan het gegeven kan geen bijzondere betekenis worden gegeven.

Het gegeven wordt pas vastgelegd wanneer de uitvoerder van oordeel is dat de grondwaterstandzich weer hersteld heeft; de diepte moet beschouwd worden als indicatief.

6.3.9.16 bemonsteringsprocedure
Type gegevenAttribuut van Boring
Definitie

De procedure die aangeeft onder welke afspraken het bemonsteren is uitgevoerd.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamBemonsteringsprocedure
TypeWaardelijst uitbreidbaar
Toelichting

De procedure beschrijft de manier van werken, de passende hulpmiddelen en de eisenwaaraan de uitvoering moet voldoen. Procedures zijn in het algemeen vastgelegd ineen norm, protocol of richtlijn. Dat kan overigens een richtlijn zijn die de uitvoerdervoor zichzelf gebruikt. Het gegeven is opgenomen omdat het inzicht biedt in de kwaliteitvan het werk.

Het gebruik van procedures varieert van vakgebied tot vakgebied.

6.3.9.17 einddiepte bemonstering
Type gegevenAttribuut van Boring
Definitie

De diepte tot waar is bemonsterd.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamMeetwaarde4.2
Eenheidm (meter)
Waardebereik vanaf 0
Regels

De waarde van het attribuut mag niet groter zijn dan de waarde van het attribuut einddiepte boren.

Mogelijk geen waardeJa
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

Toelichting

IMBRO/A Het gegeven heeft onder meer als doel de samenhang van de informatie te borgen. Onderzoekonder IMBRO/A vertoont te weinig samenhang om dit gegeven betekenis te laten hebben.Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is dit gegevenzelden vastgelegd.

6.3.9.18 ondergrond verontreinigd
Type gegevenAttribuut van Boring
Definitie

De aanduiding die aangeeft of er tijdens het boren verontreiniging van de ondergrondis geconstateerd.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamIndicatieJaNee
TypeWaardelijst niet uitbreidbaar
Mogelijk geen waardeJa
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

Toelichting

Het gegeven geeft aan of de eigenschappen van de ondergrond onbedoeld door de mensveranderd zijn. Het gegeven heeft betrekking op een waarneming en krijgt alleen dewaarde ja, wanneer de uitvoerder geconstateerd heeft dat de ondergrond verontreinigd is.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is dit gegevenzelden vastgelegd.

6.3.9.19 gat afgewerkt
Type gegevenAttribuut van Boring
Definitie

De aanduiding die aangeeft of het gat na afloop van de boor- en eventuele graafwerkzaamhedenis afgewerkt.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamIndicatieJaNee
Naam IMBRO/AIndicatieJaNeeOnbekend
TypeWaardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

De afwerking geeft inzicht in hoe de ondergrond is achtergelaten na afloop van dewerkzaamheden in het veld.

6.3.9.20 uitvoerder boring
Type gegevenAttribuut van Boring
Definitie

Het KvK-nummer van de onderneming of de maatschappelijke activiteit van de rechtspersoondie voor de bronhouder geldt als verantwoordelijk voor de uitvoering van de boringen het eventueel leveren van monsters, of het equivalent daarvan in een handelsregistervan een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland.

Juridische statusNiet-authentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamOrganisatie
Regels

De organisatie moet bekend zijn binnen de basisregistratie ondergrond als uitvoerdervan booronderzoek.

Toelichting

Het gegeven wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder.

6.3.9.21 weggegraven laag
Type gegevenAssociatie van Boring
Definitie

De summiere beschrijving van een laag die is weggegraven als voorbereiding op hetboren.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..*
Relatiesoort naambestaat uit
Relatierol naamweggegraven laag
BronBoring
DoelWeggegraven laag
6.3.9.22 geboord interval
Type gegevenAssociatie van Boring
Definitie

Het geboorde interval van de boring.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1..*
Relatiesoort naamheeft
Relatierol naamgeboord interval
BronBoring
DoelGeboord interval
6.3.9.23 bemonsterd interval
Type gegevenAssociatie van Boring
Definitie

Het bemonsterde interval van de boring.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1..*
Relatiesoort naamheeft
Relatierol naambemonsterd interval
BronBoring
DoelBemonsterd interval
6.3.9.24 verontreinigd interval
Type gegevenAssociatie van Boring
Definitie

De identificatie van het verontreinigd interval geconstateerd tijdens het boren.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..*
Relatiesoort naambestaat uit
Relatierol naamverontreinigd interval
BronBoring
DoelVerontreinigd interval
6.3.9.25 afgewerkt interval
Type gegevenAssociatie van Boring
Definitie

Het afgewerkte interval van de boring.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..*
Relatiesoort naamheeft
Relatierol naamafgewerkt interval
BronBoring
DoelAfgewerkt interval

6.3.10 Weggegraven laag

Diagram: Weggegraven laag - detail
Weggegraven laag

Type gegevenEntiteit
Definitie

Een deel van de weggegraven ondergrond dat summier als laag is beschreven.

Toelichting

Het gegeven is aanwezig wanneer in het onderzoek is vastgesteld dat het voldoendeis het weggegraven deel van de ondergrond summier te beschrijven. Het weggegraventraject wordt in zijn geheel en als een opeenvolging van lagen beschreven en dat wilzeggen dat de lagen precies op elkaar aansluiten. De weggegraven lagen staan los vanhet boorprofiel.

6.3.10.1 bovengrens
Type gegevenAttribuut van Weggegraven laag
Definitie

De diepte van de bovenkant van de laag.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamMeetwaarde2.2
Eenheidm (meter)
Waardebereik0 tot 30
Regels

De bovengrens van de bovenste weggegraven laag moet gelijk zijn aan 0.
De weggegraven lagen moeten precies op elkaar aansluiten.

6.3.10.2 ondergrens
Type gegevenAttribuut van Weggegraven laag
Definitie

De diepte van de onderkant van de laag.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamMeetwaarde2.2
Eenheidm (meter)
Waardebereik0 tot 30
Regels

De ondergrens moet groter zijn dan de bovengrens van de weggegraven laag.
De ondergrens van de onderste weggegraven laag moet gelijk zijn aan de waarde van het attribuuteinddiepte graven van de entiteit Boring.

6.3.10.3 weggegraven materiaal
Type gegevenAttribuut van Weggegraven laag
Definitie

De omschrijving van het materiaal waaruit de weggegraven laag bestaat.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamWeggegravenMateriaal
TypeWaardelijst uitbreidbaar

6.3.11 Geboord interval

Diagram: Geboord interval - detail
Geboord interval

Type gegevenEntiteit
Definitie

Het diepte-interval dat met een bepaalde boortechniek en een bepaalde diameter isgeboord.

Toelichting

Op een en dezelfde diepte kunnen verschillende boortechnieken gebruikt worden. Erkan bijvoorbeeld eerst mechanisch gedrukt worden waarbij monsters op diepte wordenuitgestoken, waarna het interval wordt uitgeboord door mechanisch te draaien. Ookkan op een en dezelfde diepte een bepaalde boortechniek herhaaldelijk worden toegepast,waarbij de diameter steeds toeneemt. Als gevolg kunnen geboorde intervallen overlappen.

6.3.11.1 begindiepte
Type gegevenAttribuut van Geboord interval
Definitie

De diepte waarop begonnen is met een bepaalde boortechniek een gat met een bepaaldediameter te maken.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamMeetwaarde3.2 4.2
Eenheidm (meter)
Waardebereik vanaf 0
Regels

De begindiepte van het bovenste geboord interval moet gelijk zijn aan 0 wanneer de waarde van het attribuut traject weggegraven van de entiteit Boring gelijk is aan nee.
De begindiepte van het bovenste geboord interval moet groter zijn dan 0 wanneer de waarde van het attribuut traject weggegraven van de entiteit Boring gelijk is aan ja.

Toelichting

Normaliter is de begindiepte van het bovenste geboord interval gelijk aan 0. Wanneermateriaal is weggegraven en deze niet of summier is beschreven is de waarde groterdan 0.

6.3.11.2 einddiepte
Type gegevenAttribuut van Geboord interval
Definitie

De diepte waarop gestopt is met een bepaalde boortechniek een gat met een bepaaldediameter te maken.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamMeetwaarde3.2 4.2
Eenheidm (meter)
Waardebereik vanaf 0
Regels

De einddiepte moet groter zijn dan de begindiepte van het geboord interval.
De einddiepte van het onderste geboord interval moet gelijk zijn aan de waarde van het attribuuteinddiepte boren van de entiteit Boring.

6.3.11.3 boortechniek
Type gegevenAttribuut van Geboord interval
Definitie

De techniek die gebruikt is om over een bepaald diepte-interval een gat met een bepaaldediameter in de ondergrond te maken.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamBoortechniek
TypeWaardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Bij de classificatie van boortechnieken wordt gekeken naar de manier waarop het gebruikteapparaat de grond in is gedreven.

6.3.11.4 geboorde diameter
Type gegevenAttribuut van Geboord interval
Definitie

De diameter van het geboorde gat.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamMeetwaarde4.0
Eenheidmm (millimeter)
Waardebereik20 tot 3000
Mogelijk geen waardeJa
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

Toelichting

Het gaat om de diameter van het gat dat door boren is ontstaan. Het uiteindelijk gatkan groter zijn doordat de wand afbrokkelt of gedeeltelijk instort.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht kan de geboordediameter niet bekend zijn.

6.3.12 Bemonsterd interval

Diagram: Bemonsterd interval - detail
Bemonsteringsapparaat Bemonsterd interval

Type gegevenEntiteit
Definitie

Een diepte-interval dat volgens een bepaalde bemonsteringsmethode en afhankelijk vande methode met een bepaald apparaat is bemonsterd.

Toelichting

In het geval het bovenste deel van de ondergrond is weggegraven en in het onderzoekis vastgesteld dat het net zo beschreven moet worden als de monsters uit de geboordeintervallen, wordt het weggegraven deel als een bemonsterd interval beschreven.

6.3.12.1 begindiepte
Type gegevenAttribuut van Bemonsterd interval
Definitie

De diepte waarop het bemonsterde interval begint.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamMeetwaarde3.2 4.2
Eenheidm (meter)
Waardebereik vanaf 0
6.3.12.2 einddiepte
Type gegevenAttribuut van Bemonsterd interval
Definitie

De diepte waarop het bemonsterde interval eindigt.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamMeetwaarde3.2 4.2
Eenheidm (meter)
Waardebereik vanaf 0
Regels

De einddiepte moet groter zijn dan de begindiepte van het bemonsterd interval.
De einddiepte van het onderste bemonsterd interval mag niet groter zijn dan de waarde van het attribuuteinddiepte boren van de entiteit Boring.

6.3.12.3 voorbehandeling
Type gegevenAttribuut van Bemonsterd interval
Definitie

De werkzaamheden die tijdens het boren zijn uitgevoerd om een bepaald diepte-intervalte prepareren ten behoeve van de bemonstering.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamVoorbehandeling
TypeWaardelijst uitbreidbaar
6.3.12.4 bemonsteringsmethode
Type gegevenAttribuut van Bemonsterd interval
Definitie

De manier waarop de monsters uit de ondergrond zijn genomen.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamBemonsteringsmethode
TypeWaardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Bij de classificatie van bemonsteren wordt gekeken naar de manier waarop het materiaaluit de ondergrond naar boven is gehaald.

6.3.12.5 bemonsteringskwaliteit
Type gegevenAttribuut van Bemonsterd interval
Definitie

De aanduiding die aangeeft wat de beoogde monsterkwaliteit is geweest.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamBemonsteringskwaliteit
TypeWaardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Idealiter zou men de ondergrond altijd in-situ willen onderzoeken, maar in de praktijkonderzoekt men monsters uit de ondergrond en dat betekent dat er onvermijdelijk sprakeis van een zekere mate van verstoring. De mate van verstoring wordt primair bepaalddoor de keuze van boortechniek, bemonsteringsmethode en bemonsteringsapparaat. Omdatook de samenstelling van de grond van invloed is, kan het nodig blijken de keuze aante passen als de grondsoort anders blijkt te zijn dan gedacht.
De bemonsteringskwaliteit geeft aan binnen welke grenzen de primaire mate van verstoringligt. Er wordt in de norm NEN-EN-ISO 22475 een indeling in vijf klassen gehanteerden voor iedere klasse is vastgelegd hoe de monsters behandeld moeten worden wanneerzij eenmaal boven de grond zijn gekomen. De laagste eisen gelden voor monsters waarvande samenhang al volledig is verstoord wanneer ze boven de grond komen. In de dagelijksespraak worden die monsters geroerde monsters genoemd. De vier andere klassen beschrijven de eisen die gelden voor het behandelenvan ongeroerde monsters.
De reden het gegeven vast te leggen is dat niet alle in het veld genomen monstersaltijd als onderdeel van het booronderzoek worden geanalyseerd.

6.3.12.6 georienteerd gestoken
Type gegevenAttribuut van Bemonsterd interval
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de oriëntatie van het monster is vastgelegd.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamIndicatieJaNee
TypeWaardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut bemonsteringsmethode gelijk is aan opDiepteUitsteken.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens mag het attribuut ontbreken wanneer de waarde van het attribuutbemonsteringsmethode gelijk is aan opDiepteUitsteken.

Toelichting

Voor bepaalde vormen van boormonsteranalyse is het nodig de bemonstering zo uit tevoeren dat de oriëntatie van de structuur van de ondergrond behouden blijft.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is dit gegevenzelden vastgelegd.

id="detail_d497772e21660"> class="header-wrapper">
6.3.12.7 bemonsteringsapparaat
Type gegevenGegevensgroep van Bemonsterd interval
Definitie

Het apparaat dat gebruikt is voor het steken of kernen.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
GegevensgroeptypeBemonsteringsapparaat

6.3.13 Bemonsteringsapparaat

Diagram: Bemonsteringsapparaat - detail
Bemonsteringsapparaat

Type gegevenEntiteit
Definitie

De specificaties van het apparaat dat gebruikt is voor het steken of kernen.

Regels

De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut bemonsteringsmethode van de entiteit Bemonsterd interval gelijk is aan opDiepteKernen of opDiepteUitsteken.
De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens mag de entiteit ontbreken wanneer de waarde van het attribuutbemonsteringsmethode gelijk is aan opDiepteKernen of opDiepteUitsteken.

Toelichting

Wanneer er geroerde monsters zijn genomen geeft de methode van bemonstering voldoendeinformatie over de kwaliteit van de monsters, maar wanneer de bemonstering erop gerichtis ongeroerde monsters van relatief hoge kwaliteit te nemen, is het van belang ookde specificaties van het gebruikte apparaat vast te leggen.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht zijn zeldenspecificaties van het bemonsteringsapparaat vastgelegd.

6.3.13.1 apparaattype
Type gegevenAttribuut van Bemonsteringsapparaat
Definitie

Het apparaat dat gebruikt is voor het nemen van kernen en steekmonsters getypeerdnaar de onderdelen die de kwaliteit van de bemonstering beïnvloeden.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamApparaattype
TypeWaardelijst uitbreidbaar
6.3.13.2 containerdiameter
Type gegevenAttribuut van Bemonsteringsapparaat
Definitie

De inwendige diameter van het deel van het apparaat waarin het monster wordt opgevangen.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamMeetwaarde3.0
Eenheidmm (millimeter)
Waardebereik30 tot 410
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut apparaattype gelijk is aan guts.
Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.13.3 containerlengte
Type gegevenAttribuut van Bemonsteringsapparaat
Definitie

De lengte van het deel van het apparaat waarin het monster wordt opgevangen.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamMeetwaarde2.2
Eenheidm (meter)
Waardebereik0.05 tot 40
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut apparaattype gelijk is aan guts.
Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.13.4 doorgangsdiameter
Type gegevenAttribuut van Bemonsteringsapparaat
Definitie

De kleinste diameter van de doorgang voor het monster aan de onderzijde van het apparaat,bij volledig openstaande vanger.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamMeetwaarde3.0
Eenheidmm (millimeter)
Waardebereik20 tot 400
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut apparaattype gelijk is aan guts.
Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.13.5 kous gebruikt
Type gegevenAttribuut van Bemonsteringsapparaat
Definitie

De aanduiding die aangeeft of het deel van het apparaat waarin het monster wordt opgevangenvan binnen bekleed is met een kous.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamIndicatieJaNee
TypeWaardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut apparaattype gelijk is aan guts.
Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.13.6 haakse steekmond
Type gegevenAttribuut van Bemonsteringsapparaat
Definitie

De aanduiding die aangeeft of het apparaat een haakse steekmond heeft.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamIndicatieJaNee
TypeWaardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut apparaattype gelijk is aan steekbus, steekbusDLDS of steekbusMetLiner.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.13.7 steekmondapex
Type gegevenAttribuut van Bemonsteringsapparaat
Definitie

De hoek die de snijrand maakt met de lengteas van het apparaat.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamMeetwaarde2.0
Eenheid° (graden)
Waardebereik5 tot 45
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut haakse steekmond gelijk is aan nee.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.13.8 steekmonddiameter
Type gegevenAttribuut van Bemonsteringsapparaat
Definitie

De grootste uitwendige diameter van de steekmond.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamMeetwaarde3.0
Eenheidmm (millimeter)
Waardebereik50 tot 510
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut apparaattype gelijk is aan steekbus, steekbusDLDS of steekbusMetLiner.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.13.9 steunvloeistof gebruikt
Type gegevenAttribuut van Bemonsteringsapparaat
Definitie

De aanduiding die aangeeft of er in een core-barrel of steekbus een vloeistof is gebruiktom de bemonstering te vergemakkelijken.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamIndicatieJaNee
TypeWaardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut apparaattype gelijk is aan corebarrelSingleTube, corebarrelDoubleTube, corebarrelTripleTube of steekbus.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Een steunvloeistof verlaagt de wrijving in het apparaat tijdens bemonstering en zorgtvoor horizontale stabiliteit na bemonstering. Wanneer het apparaat een Begemann-steekbusis, wordt altijd een steunvloeistof gebruikt. Bij andere typen steekapparaten is datnooit het geval.

6.3.13.10 voorzien van vanger
Type gegevenAttribuut van Bemonsteringsapparaat
Definitie

De aanduiding die aangeeft of het apparaat voorzien is van een onderdeel dat moetvoorkomen dat het monster uit het apparaat valt; het onderdeel wordt een monster-of een kernvanger genoemd.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamIndicatieJaNee
TypeWaardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut apparaattype gelijk is aan guts.
Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.13.11 voorzien van zuiger
Type gegevenAttribuut van Bemonsteringsapparaat
Definitie

De aanduiding die aangeeft of het apparaat aan de bovenzijde voorzien is van een passievezuiger.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamIndicatieJaNee
TypeWaardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut apparaattype gelijk is aan guts.
Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Een zuiger dient om de bemonstering te vergemakkelijken en helpt het monster in hetapparaat te houden en beperkt het risico op verstoring. De zuiger staat tijdens monsternameop een vaste positie.

6.3.14 Verontreinigd interval

Diagram: Verontreinigd interval - detail
Verontreinigd interval

Type gegevenEntiteit
Definitie

Een diepte-interval dat is verontreinigd.

Regels

De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut ondergrond verontreinigd van de entiteit Boring gelijk is aan ja.
De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

De verontreinigde intervallen mogen elkaar niet overlappen.

Toelichting

Het gegeven wordt vastgelegd omdat het in de boormonsteranalyse belangrijk is te wetenop welke diepte de eigenschappen van de ondergrond onbedoeld door de mens veranderdzijn.

6.3.14.1 begindiepte
Type gegevenAttribuut van Verontreinigd interval
Definitie

De diepte vanaf waar de verontreiniging is geconstateerd.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamMeetwaarde3.2 4.2
Eenheidm (meter)
Waardebereik vanaf 0
6.3.14.2 einddiepte
Type gegevenAttribuut van Verontreinigd interval
Definitie

De diepte tot waar de verontreiniging is geconstateerd.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamMeetwaarde3.2 4.2
Eenheidm (meter)
Waardebereik vanaf 0
Regels

De einddiepte moet groter zijn dan de begindiepte van het verontreinigd interval.
De einddiepte van het onderste verontreinigd interval mag niet groter zijn dan de waarde van hetattribuut einddiepte boren van de entiteit Boring.

6.3.15 Afgewerkt interval

Diagram: Afgewerkt interval - detail
Afgewerkt interval

Type gegevenEntiteit
Definitie

Een diepte-interval dat na het boren op een bepaalde manier is afgewerkt.

Regels

De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut gat afgewerkt van de entiteit Boring gelijk is aan ja.
De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Het gegeven wordt vastgelegd omdat het belangrijk is te weten hoe de ondergrond isachtergelaten. Dat belang komt bijvoorbeeld naar voren wanneer zich ergens problemenvoordoen die verband kunnen houden met eerdere ingrepen in de ondergrond.

6.3.15.1 begindiepte
Type gegevenAttribuut van Afgewerkt interval
Definitie

De diepte vanaf waar het gat op een bepaalde manier is afgewerkt.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamMeetwaarde3.2 4.2
Eenheidm (meter)
Waardebereik vanaf 0
6.3.15.2 einddiepte
Type gegevenAttribuut van Afgewerkt interval
Definitie

De diepte tot waar het gat op een bepaalde manier is afgewerkt.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamMeetwaarde3.2 4.2
Eenheidm (meter)
Waardebereik vanaf 0
6.3.15.3 permanente verbuizing aanwezig
Type gegevenAttribuut van Afgewerkt interval
Definitie

De aanduiding die aangeeft of er na het voltooien van de werkzaamheden buizen in deondergrond zijn achtergelaten die de wand van het geboorde gat afsluiten.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamIndicatieJaNee
TypeWaardelijst niet uitbreidbaar
Mogelijk geen waardeJa
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

Toelichting

De wand van het geboorde gat kan over bepaalde trajecten worden verbuisd, maar erkunnen ook per ongeluk buizen in het gat zijn achtergebleven. Redenen om het gat verbuisdachter te laten zijn bijvoorbeeld voorkomen dat in de ondergrond al aanwezige verontreinigingzich kan verspreiden, of beschermen van het boorgat en de daarin aanwezige constructiestegen instorting of corrosie.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is zelden informatieover permanente verbuizing vastgelegd.

6.3.15.4 diameter permanente verbuizing
Type gegevenAttribuut van Afgewerkt interval
Definitie

De buitendiameter van de permanente verbuizing.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamMeetwaarde4.0
Eenheidmm (millimeter)
Waardebereik50 tot 1200
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut permanente verbuizing aanwezig gelijk is aan ja.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.15.5 materiaal permanente verbuizing
Type gegevenAttribuut van Afgewerkt interval
Definitie

Het materiaal waaruit de op de gegeven diepte achtergebleven buizen bestaan.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamBuismateriaal
TypeWaardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut permanente verbuizing aanwezig gelijk is aan ja.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.15.6 aanvulmateriaal
Type gegevenAttribuut van Afgewerkt interval
Definitie

Het materiaal waarmee de ruimte die door het boren op een bepaalde diepte in de ondergrondis ontstaan geheel of gedeeltelijk is opgevuld.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamAanvulmateriaal
TypeWaardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het is goede praktijk het boorgat zo achter te laten dat de opbouw van de ondergrondvoor wat betreft het waterkerend en waterdoorlatend vermogen zo goed mogelijk is hersteld.De materialen zijn in categorieën geplaatst die in dat aspect inzicht geven.

6.3.15.7 aanvulmateriaal gewassen
Type gegevenAttribuut van Afgewerkt interval
Definitie

De aanduiding die in het geval zand of grind gebruikt is als aanvulmateriaal aangeeftof de fijne grond is uitgespoeld.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamIndicatieJaNee
TypeWaardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut aanvulmateriaal gelijk is aan zand, zandGrof, zandMiddelgrof, zandMiddelgrofGrof, grind, grindZand, grindZandGrof of grindZandOngezeefd.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens mag het attribuut ontbreken wanneer de waarde van het attribuutaanvulmateriaal gelijk is aan zand, zandGrof, zandMiddelgrof, zandMiddelgrofGrof, grind, grindZand, grindZandGrof of grindZandOngezeefd.

Toelichting

IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is dit gegevenzelden vastgelegd.

6.3.15.8 aanvulmateriaal met certificaat
Type gegevenAttribuut van Afgewerkt interval
Definitie

De aanduiding die aangeeft of het aanvulmateriaal een productcertificaat heeft.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamIndicatieJaNee
TypeWaardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut aanvulmateriaal gelijk is aan geen, verwijderdMateriaal of wegverhardingsmateriaal.
Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens mag het attribuut ontbreken wanneer de waarde van het attribuutaanvulmateriaal niet gelijk is aan geen, verwijderdMateriaal of wegverhardingsmateriaal.

Toelichting

De huidige certificaten zijn de productcertificaten voor zand en grind voor drinkwaterproductieen voor filterzand voor milieukundig grondwateronderzoek.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is dit gegevenzelden vastgelegd.

6.3.16 Sliblaag

Diagram: Sliblaag - detail
Sliblaag

Type gegevenEntiteit
Definitie

Het interval op de overgang tussen water en bodem waarin het materiaal uit een mengselvan water en grond bestaat dat te slap is om het grond te noemen.

Regels

De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut lokaal verticaal referentiepunt van de entiteit Aangeleverde verticale positie gelijk is aan maaiveld.

Toelichting

Bij boren op water is op sommige plaatsen niet direct duidelijk waar de waterbodembegint doordat water en ondergrond geleidelijk in elkaar overgaan.
Het overgangsbereik wordt de sliblaag genoemd. Het materiaal waaruit de sliblaag bestaatis zo slap dat het tussen de vingers doorloopt. Bij belasting vloeit het materiaalweg. Het materiaal wordt slib genoemd, maar opgemerkt wordt dat die term ook gebruiktwordt voor andere materialen, bijvoorbeeld voor het restproduct van baggerwerkzaamheden.De dikte van de sliblaag kan zelden nauwkeurig worden bepaald en datzelfde geldt voorde positie van de waterbodem.
Het gegeven is aanwezig wanneer in het onderzoek gegevens over de sliblaag zijn vastgelegd.

6.3.16.1 dikte
Type gegevenAttribuut van Sliblaag
Definitie

De dikte van de sliblaag.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamMeetwaarde2.2
Eenheidm (meter)
Waardebereik0 tot 20
6.3.16.2 kleur
Type gegevenAttribuut van Sliblaag
Definitie

De kleur van de sliblaag.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamKleur
TypeWaardelijst uitbreidbaar
Mogelijk geen waardeJa
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

Toelichting

IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht kan de kleurniet bepaald zijn.

6.3.16.3 methode positiebepaling bovenkant
Type gegevenAttribuut van Sliblaag
Definitie

De werkwijze die is gevolgd voor de bepaling van de bovenkant van de sliblaag.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamMethodePositiebepalingSliblaag
TypeWaardelijst uitbreidbaar
Mogelijk geen waardeJa
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

Toelichting

De dikte van de sliblaag wordt bepaald door de bovenkant en de onderkant van de laagten opzichte van het wateroppervlak te bepalen. In veel gevallen wordt voor de positiebepalingvan de bovenkant een andere methode gebruikt dan voor de positiebepaling van de onderkant.Het gegeven geeft inzicht in de nauwkeurigheid waarmee de dikte van de sliblaag isbepaald.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is zelden vastgelegdhoe de bovenkant en de onderkant van de sliblaag is bepaald.

6.3.16.4 methode positiebepaling onderkant
Type gegevenAttribuut van Sliblaag
Definitie

De werkwijze die is gevolgd voor de bepaling van de onderkant van de sliblaag.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamMethodePositiebepalingSliblaag
TypeWaardelijst uitbreidbaar
Mogelijk geen waardeJa
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

6.3.17 Boormonsterbeschrijving

Diagram: Boormonsterbeschrijving - detail
Boorprofiel Boormonsterbeschrijving

Type gegevenEntiteit
Definitie

Het deel van het booronderzoek dat betrekking heeft op het beschrijven van de monstersen het verwerken van de resultaten tot een samenvattende beschrijving van de opbouwvan de ondergrond.

6.3.17.1 rapportagedatum beschrijving
Type gegevenAttribuut van Boormonsterbeschrijving
Definitie

De datum waarop de uitvoerder van de beschrijving alle gegevens van de boormonsterbeschrijvingaan de bronhouder heeft overgedragen, of in het geval van historische gegevens dedatum waarop alle gegevens zijn vastgesteld.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamDatum
Naam IMBRO/AOnvolledigeDatum
Waardebereik1 januari 1877 tot heden
Toelichting

IMBRO/A Hoewel het grootste deel van de historische gegevens nog buiten het bereik van dezeversie van de catalogus vallen, is wel al met zekerheid vast te stellen dat de eerstbekende datum waarop een onderzoek kan zijn afgerond in 1877 ligt.

6.3.17.2 beschrijfprocedure
Type gegevenAttribuut van Boormonsterbeschrijving
Definitie

De procedure die aangeeft onder welke afspraken de monsters zijn beschreven.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamBeschrijfprocedure
TypeWaardelijst uitbreidbaar
Toelichting

De procedure beschrijft volgens welk stelsel van afspraken de monsters beschrevenzijn en welke aspecten worden beschreven. Procedures zijn in het algemeen vastgelegdin een norm, protocol of richtlijn. Dat kan overigens een richtlijn zijn die de uitvoerdervoor zichzelf gebruikt. Het gegeven is opgenomen omdat het inzicht biedt in de kwaliteitvan het werk. Het gebruik van procedures varieert van vakgebied tot vakgebied en voorgrond gelden andere afspraken dan voor gesteente.
Voor booronderzoek dat onder kwaliteitsregime IMBRO valt, is de boormonsterbeschrijvingaltijd onder de Standaard Boor Beschrijvingsmethode 6 tot stand gekomen.
IMBRO/A Een geologische boormonsterbeschrijving die voor de invoering van de Standaard BoorBeschrijvingsmethode 6 tot stand is gekomen, valt per definitie onder booronderzoekmet kwaliteitsregime IMBRO/A.
Bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 of onder Berendsen en Stouthamer tot stand is gekomen, zijn eventueel extra aspecten beschreven die geen onderdeel uitmaken van de NEN 5104. Het is niet bekend volgens welke procedure deze aspecten zijn beschreven.

6.3.17.3 hulpmiddel
Type gegevenAttribuut van Boormonsterbeschrijving
Definitie

Een extra hulpmiddel dat voor het beschrijven van de monsters is gebruikt.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamHulpmiddel
TypeWaardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het gegeven wordt alleen vastgelegd bij de uitgebreide beschrijving en alleen wanneerer in aanvulling op de procedure extra hulpmiddelen zijn gebruikt. De hulpmiddelenworden gebruikt om eigenschappen van de zandfractie op een meer betrouwbare wijzete bepalen.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht zijn de hulpmiddelenniet methodisch vastgelegd, en worden om die reden onder IMBRO/A expliciet vastgelegd.
Bij archiefgegevens zijn de gebruikte hulpmiddelen niet altijd en niet volledig vastgelegd.Aan het eventueel ontbreken van het gegeven kan geen bijzondere betekenis worden gegeven.

6.3.17.4 uitvoerder beschrijving
Type gegevenAttribuut van Boormonsterbeschrijving
Definitie

Het KvK-nummer van de onderneming of de maatschappelijke activiteit van de rechtspersoondie voor de bronhouder geldt als verantwoordelijk voor de uitvoering van de boormonsterbeschrijving,of het equivalent daarvan in een handelsregister van een andere lidstaat van de EuropeseUnie dan Nederland.

Juridische statusNiet-authentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamOrganisatie
Regels

De organisatie moet bekend zijn binnen de basisregistratie ondergrond als uitvoerdervan booronderzoek.

Toelichting

Het gegeven wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder.

6.3.17.5 boorprofiel
Type gegevenAssociatie van Boormonsterbeschrijving
Definitie

Het boorprofiel als resultaat van de boormonsterbeschrijving.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1..2
Relatiesoort naambestaat uit
Relatierol naamboorprofiel
BronBoormonsterbeschrijving
DoelBoorprofiel

6.3.18 Boorprofiel

Diagram: Boorprofiel - detail
Post-sedimentaire discontinuïteit Niet beschreven interval Laag Boorprofiel

Type gegevenEntiteit
Definitie

De opbouw van de ondergrond beschreven in een mate van detail die past bij de kwaliteitvan de monsters.

Toelichting

Het resultaat van de boormonsterbeschrijving omvat een of twee boorprofielen. Wanneerer twee profielen zijn, verschillen die onderling in kwaliteit en dat wil zeggen inde mate van detail waarin de ondergrond is beschreven. Boorprofielen kunnen elkaargedeeltelijk overlappen en dat betekent dat er in het betreffende diepte-intervalop twee verschillende manieren bemonsterd is en de respectieve monsters een anderebeschrijfkwaliteit vergen. Overlap treedt alleen op in geboorde trajecten. Wanneereen bepaald traject zowel geboord als weggegraven is, worden de monsters die uit hetweggraven traject zijn voortgekomen genegeerd. Een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104, de ASB of onder Berendsen en Stouthamer tot stand is gekomen heeft altijd maar één profiel.

6.3.18.1 beschrijfkwaliteit
Type gegevenAttribuut van Boorprofiel
Definitie

De aanduiding voor de mate van detail waarmee de opbouw van de ondergrond in het boorprofielis beschreven.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamBeschrijfkwaliteit
TypeWaardelijst uitbreidbaar
Regels

De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan geologischStandaardGeroerd , geologischStandaardOngeroerd , geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd wanneer de waarde van het attribuut beschrijfprocedure van de entiteit Boormonsterbeschrijving gelijk is aan GDN_SBB6v2022 , en dat is onder IMBRO altijd het geval.

Regels IMBRO/A
  • De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief wanneer de waarde van het attribuut beschrijfprocedure van de entiteit Boormonsterbeschrijving gelijk is GDN_SBB4v1995, GDN_SBB5v1999, GDN_SBB5.1v2000, GDN_SBB5.2v2005 of GDN_SBB5.3v2008.
  • De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan archeologischStandaardArchief wanneer de waarde van het attribuut beschrijfprocedure van de entiteit Boormonsterbeschrijving gelijk is SIKB_ASB1.1v2008.
  • De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan geologischNEN5104Archief wanneer de waarde van het attribuut beschrijfprocedure van de entiteit Boormonsterbeschrijving gelijk is NEN5104plusOnbekend.
  • De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan fysischGeografischStandaardArchief wanneer de waarde van het attribuut beschrijfprocedure van de entiteit Boormonsterbeschrijving gelijk is UU_BerendsenStouthamerV2001 .
Toelichting

Het gegeven geeft de mate van detail van de beschrijving aan en of de monsters waaropde beschrijving is gebaseerd al dan niet van een hoge kwaliteit zijn. Voor wat betreftdat laatste is het criterium of de bemonstering tot doel heeft gehad om monsters uitde ondergrond naar boven te halen waarvan de gelaagdheid intact is gebleven op hetmoment van beschrijven, oftewel ongeroerde monstername.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht heeft het begripbeschrijfkwaliteit alleen onderscheidende waarde in de mate van detail van de beschrijving.Om die reden is voor archiefgegevens het gegeven kwaliteit beschreven monsters opgenomen.
Onder NEN 5104 5104, ASB en Berendsen en Stouthamer heeft het begrip beschrijfkwaliteit ook geen onderscheidende waarde in de mate van detail van de beschrijving. De waarde geologischNEN5104Archief beslaat een breed spectrum, van zeer summiere beschrijvingen tot uitgebreide beschrijvingen.

6.3.18.2 kwaliteit beschreven monsters
Type gegevenAttribuut van Boorprofiel
Definitie

De aanduiding die aangeeft wat de kwaliteit van de boormonsters waarop de beschrijvingis gebaseerd, is geweest.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamKwaliteitBeschrevenMonsters
TypeWaardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief , fysischGeografischStandaardArchief, geologischNEN5104Archief , geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief , en dat is onder IMBRO/A altijd het geval. .
Toelichting

IMBRO/A Het criterium is of de bemonstering tot doel heeft gehad om monsters uit de ondergrondnaar boven te halen waarvan de gelaagdheid intact is gebleven op het moment van beschrijven,oftewel ongeroerde monstername.
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht zijn geen specifiekeeisen gesteld aan de beschrijving van ongeroerde monsters en is de kwaliteit van debeschreven monsters achteraf bepaald op basis van de boortechniek en bemonsteringsmethode.Dit gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A.

6.3.18.3 continu bemonsterd
Type gegevenAttribuut van Boorprofiel
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de bemonstering tot doel heeft gehad het hele trajectin de ondergrond met een bepaalde kwaliteit te bemonsteren, opdat het boorprofielhet dieptebereik volledig kan dekken.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamIndicatieJaNee
Naam IMBRO/AIndicatieJaNeeOnbekend
TypeWaardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

Het gegeven vormt voor booronderzoek dat onder kwaliteitsregime IMBRO valt, een brugtussen bemonstering en beschrijving. Wanneer de boring, eventueel inclusief het weggegraventraject, van maaiveld tot einddiepte is bemonsterd en de monsters voldoende in kwaliteitovereenstemmen, kan de ondergrond over het gehele traject worden beschreven als eenaaneensluitende opeenvolging van lagen. Het is goede praktijk dat bij geroerde monstershet gehele traject is bemonsterd en beschreven. Door omstandigheden kan het voorkomendat bepaalde intervallen niet beschreven worden. Bij continue bemonstering is hetboorprofiel in dat geval een aaneensluitende opvolging van lagen en niet-beschrevenintervallen.
IMBRO/A Voor booronderzoek dat onder IMBRO/A valt is de samenhang niet zo goed geborgd. Eenboormonsterbeschrijving die voor de invoering van de Standaard Boor Beschrijvingsmethode6 tot stand is gekomen en is aangeleverd in het kader van archiefoverdracht heeftéén boorprofiel. Het gehele traject wordt beschouwd als continu bemonsterd (waardeis ja) en beschreven als een aaneensluitende opvolging van lagen en eventueel niet-beschrevenintervallen.

6.3.18.4 beschrijflocatie
Type gegevenAttribuut van Boorprofiel
Definitie

De plek waar de beschrijving waarop het boorprofiel is gebaseerd is gemaakt.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamBeschrijflocatie
TypeWaardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het is bij mechanische boortechnieken gebruikelijk in het veld alleen de geroerdemonsters te beschrijven en de ongeroerde monsters in het laboratorium. Beschrijvenin het veld heeft als nadeel dat de omstandigheden niet ideaal zijn, bijvoorbeeldvanwege het weer, maar als voordeel dat de monsters veldvochtig zijn en niet verstoorddoor de handelingen die nodig zijn om de monsters in het laboratorium te krijgen.De nadelen van een beschrijving in het veld wegen zwaarder dan de voordelen wanneereen hoge kwaliteit monsters vereist is. Om die monsters zonder kwaliteitsverlies vanuithet veld aan het laboratorium over te dragen worden de procedures gevolgd die voorhet vakgebied geotechniek zijn opgesteld. De procedures laten de uitvoerder vrij tebesluiten alle monsters in het lab te beschrijven.

6.3.18.5 beschreven materiaal
Type gegevenAttribuut van Boorprofiel
Definitie

De omschrijving van het materiaal dat is beschreven in het profiel.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamBeschrevenMateriaal
TypeWaardelijst uitbreidbaar
6.3.18.6 monstervochtigheid
Type gegevenAttribuut van Boorprofiel
Definitie

De vochtigheidstoestand van het materiaal op het moment van beschrijven.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamMonstervochtigheid
TypeWaardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het gegeven is bedoeld voor grondmonsters die in het laboratorium zijn beschreven,omdat die vocht kunnen hebben verloren.

6.3.18.7 gemiddeld hoogste grondwaterstand
Type gegevenAttribuut van Boorprofiel
Definitie

De gemiddeld hoogste grondwaterstand bepaald in het profiel.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamMeetwaarde2.2
Eenheidm (meter)
Waardebereik vanaf 0
Regels
  • De waarde van het attribuut mag niet groter zijn dan de waarde van het attribuut einddiepte boren van de entiteit Boring.
Toelichting

De diepte van het niveau wordt geschat op basis van aspecten als kleur, de aanwezigheidvan ijzervlekken of concreties. De terreintoestand en het al dan niet aanwezig zijnvan bepaalde planten kunnen bijdragen aan de bepaling. Het kan voorkomen dat de gemiddeldhoogste grondwaterstand niet is waargenomen. Gewoonlijk betekent dit ook dat de hoogstegrondwaterstand niet is bereikt maar in bijzondere gevallen, zoals wanneer de grondrecent is opgebracht, kan het zijn dat de stand van het grondwater nog niet tot waarneembareveranderingen in de grond heeft geleid. Het kan ook voorkomen dat het interval waarinde gemiddeld hoogste grondwaterstand zich bevindt niet is beschreven of niet is bemonsterd.Wanneer het gegeven niet is waargenomen ontbreekt het gegeven.
IMBRO/A Aan het eventueel ontbreken van het gegeven bij archiefgegevens kan geen bijzonderebetekenis worden gegeven.

6.3.18.8 gemiddeld laagste grondwaterstand
Type gegevenAttribuut van Boorprofiel
Definitie

De gemiddelde laagste grondwaterstand bepaald in het profiel.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamMeetwaarde2.2
Eenheidm (meter)
Waardebereik vanaf 0
Regels
  • De waarde van het attribuut mag niet kleiner zijn dan de waarde van het attribuutgemiddeld hoogste grondwaterstand.
  • De waarde van het attribuut mag niet groter zijn dan de waarde van het attribuut einddiepte boren van de entiteit Boring.
Toelichting

De diepte van het niveau wordt geschat op basis van aspecten als kleur, de aanwezigheidvan ijzervlekken of concreties. De terreintoestand en het al dan niet aanwezig zijnvan bepaalde planten kunnen bijdragen aan de bepaling. Het kan voorkomen dat de gemiddeldlaagste grondwaterstand niet is waargenomen. Gewoonlijk betekent dit ook dat de laagstegrondwaterstand niet is bereikt maar in bijzondere gevallen, zoals wanneer de grondrecent is opgebracht, kan het zijn dat de stand van het grondwater nog niet tot waarneembareveranderingen in de grond heeft geleid. Het kan ook voorkomen dat het interval waarinde gemiddeld laagste grondwaterstand zich bevindt niet is beschreven of niet is bemonsterd.Wanneer het gegeven niet is waargenomen ontbreekt het gegeven.
IMBRO/A Aan het eventueel ontbreken van het gegeven bij archiefgegevens kan geen bijzonderebetekenis worden gegeven.

6.3.18.9 laag
Type gegevenAssociatie van Boorprofiel
Definitie

De laag als onderdeel van het boorprofiel.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1..*
Relatiesoort naambestaat uit
Relatierol naamlaag
BronBoorprofiel
DoelLaag
6.3.18.10 niet beschreven interval
Type gegevenAssociatie van Boorprofiel
Definitie

Het interval dat niet is beschreven als onderdeel van het boorprofiel.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..*
Relatiesoort naambestaat uit
Relatierol naamniet beschreven interval
BronBoorprofiel
DoelNiet beschreven interval
6.3.18.11 post-sedimentaire discontinuïteit
Type gegevenAssociatie van Boorprofiel
Definitie

De post-sedimentaire discontinuïteit als onderdeel van het boorprofiel.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..*
Relatiesoort naambestaat uit
Relatierol naampost-sedimentaire discontinuïteit
BronBoorprofiel
DoelPost-sedimentaire discontinuïteit

6.3.19 Laag

Diagram: Laag - detail
Grond Laagje Archeologisch bestanddeel Laagdeel Laag

Type gegevenEntiteit
Definitie

Een interval in het boorprofiel dat als een laag met een bepaalde inhoud beschrevenis.

Regels

Exact één van de volgende gegevens moet aanwezig zijn: het attribuut bijzonder materiaal, de entiteit Laagdeel, de entiteit Laagje of de entiteit Grond.

Toelichting

De ondergrond wordt beschouwd als opgebouwd uit lagen en dat zijn homogene eenhedendie zich vooral in horizontale richting uitstrekken en in verticale richting duidelijkbegrensd zijn. Een laag bestaat in deze versie van de catalogus uit grond of uit bijzondermateriaal; lagen die uit gesteente bestaan vallen buiten het bereik.

Het criterium op basis waarvan een laag in een boorprofiel wordt begrensd varieert.In een boorprofiel dat het resultaat is van de beschrijving van geroerde monsters,vallen de grenzen samen met grenzen tussen monsters en is de laag een beschrijfeenheid.In een boorprofiel dat het resultaat is van de beschrijving van ongeroerde monsters,markeren de grenzen veranderingen in materiaal of structuur en is de laag een genetischeeenheid, een eenheid die op een bepaalde manier is ontstaan. Lagen aan of nabij maaiveld,kunnen gevormd zijn door de mens, en heten dan antropogeen. Niet-antropogene lagenzijn gewoonlijk lagen waarvan het materiaal onder gelijke omstandigheden is afgezet.Een uitzondering daarop zijn lagen die gedefinieerd zijn op grond van structuur diena afzetting van het materiaal is ontstaan; die lagen heten post-sedimentair.

6.3.19.1 bovengrens
Type gegevenAttribuut van Laag
Definitie

De diepte van de bovenkant van de laag.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamMeetwaarde4.3
Eenheidm (meter)
Waardebereik vanaf 0
Regels
  • De lagen en niet-beschreven intervallen van een Boorprofiel moeten precies op elkaaraansluiten wanneer de waarde van het attribuut continu bemonsterd van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan ja.
  • De lagen en niet-beschreven intervallen van een Boorprofiel mogen elkaar niet overlappenwanneer de waarde van het attribuut continu bemonsterd van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan nee.
6.3.19.2 bepaling bovengrens
Type gegevenAttribuut van Laag
Definitie

De manier waarop de bovengrens van de laag is bepaald, met in het geval de grens opeen in de monsters waargenomen verandering is gebaseerd een aanduiding van hoe scherpde grens is.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamGrensbepaling
TypeWaardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Wanneer de bovengrens samenvalt met het maaiveld of de waterbodem, geldt die als waargenomen.

6.3.19.3 ondergrens
Type gegevenAttribuut van Laag
Definitie

De diepte van de onderkant van de laag.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamMeetwaarde4.3
Eenheidm (meter)
Waardebereik vanaf 0
Regels
  • De ondergrens moet groter zijn dan de bovengrens van de laag.
  • De ondergrens van de onderste laag mag niet groter zijn dan de waarde van het attribuut einddiepte bemonstering van de entiteit Boring.
Regels IMBRO/A

De ondergrens van de onderste laag mag niet groter zijn dan de waarde van het attribuut einddiepte boren van de entiteit Boring wanneer de waarde van het attribuut einddiepte bemonstering van de entiteit Boring ontbreekt.

6.3.19.4 bepaling ondergrens
Type gegevenAttribuut van Laag
Definitie

De manier waarop de ondergrens van de laag is bepaald, met in het geval de grens opeen in de monsters waargenomen verandering is gebaseerd een aanduiding van hoe scherpde grens is.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamGrensbepaling
TypeWaardelijst uitbreidbaar
6.3.19.5 antropogeen
Type gegevenAttribuut van Laag
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de laag bestaat uit materiaal dat door de mens is neergelegdof uit natuurlijke grond waarvan de samenhang door de mens volledig is verstoord.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamIndicatieJaNee
Naam IMBRO/AIndicatieJaNeeOnbekend
TypeWaardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

Het gegeven heeft betrekking op een waarneming en krijgt alleen de waarde ja, wanneer de beschrijver geconstateerd heeft dat de laag antropogeen is.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is dit gegevenniet expliciet vastgelegd. Het gegeven heeft alleen de waarde ja gekregen wanneer dat kon worden afgeleid. Bij archiefgegevens zijn antropogene lagendie uit natuurlijk grond bestaan vaak minder uitgebreid beschreven.

6.3.19.6 type ingreep
Type gegevenAttribuut van Laag
Definitie

De omschrijving van de wijze waarop een antropogene laag is ontstaan.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamTypeIngreep
TypeWaardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut antropogeen niet gelijk is aan ja.
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardOngeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd en de waarde van het attribuut antropogeen gelijk is aan ja.
Toelichting

Menselijk ingrijpen leidt tot veranderingen in de samenstelling en de eigenschappenvan de ondergrond. Het is van belang het menselijk ingrijpen te typeren om ten minsteeen globaal beeld te geven van de aard van de verandering.
Bij het beschrijven van geroerde monsters, wordt het gegeven alleen vastgelegd wanneerde waarde bepaald kan worden. De uitvoerder beoordeelt zelf wanneer dat het gevalis.

6.3.19.7 bijzonder materiaal
Type gegevenAttribuut van Laag
Definitie

De naam van het materiaal waaruit een laag waarvan de inhoud niet als grond of gesteentewordt beschouwd, bestaat.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamBijzonderMateriaal
TypeWaardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Een laag bestaat uit bijzonder materiaal wanneer meer dan de helft van het volumeuit bijzonder materiaal bestaat. Dat materiaal kan zowel natuurlijk als antropogeenvan aard zijn. Een laag die uit bijzonder materiaal bestaat wordt minder uitgebreidbeschreven dan een laag die uit grond of gesteente bestaat.

6.3.19.8 post-sedimentair
Type gegevenAttribuut van Laag
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de laag die niet-antropogeen is een eenheid is die gedefinieerdis op grond van structuur die na afzetting van het materiaal is ontstaan.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamIndicatieJaNee
TypeWaardelijst niet uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer het attribuut bijzonder materiaal aanwezig is.
  • Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief , fysischGeografischStandaardArchief , geologischNEN5104Archief , geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief , en dat is onder IMBRO/A altijd het geval. .
Toelichting

Na afzetting kan de laagopbouw van sedimenten veranderen door processen die op degrond inwerken. Het gegeven geeft aan of door het optreden van een dergelijk veranderingeen interval is ontstaan dat als een aparte laag wordt onderscheiden.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is dit gegevenniet vastgelegd.

6.3.19.9 horizontcode
Type gegevenAttribuut van Laag
Definitie

De code van de horizont waarvan de laag deel uitmaakt volgens de Nederlandse bodemkundigeclassificatie.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamHorizontcode
TypeWaardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer het attribuut bijzonder materiaal aanwezig is.
Toelichting

Een laag kan deel uitmaken van een bodemhorizont of daarmee samenvallen. Het gegevenwordt alleen vastgelegd wanneer dat in de context van het onderzoek relevant is.

6.3.19.10 beworteld
Type gegevenAttribuut van Laag
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de laag wortels of resten van wortels bevat.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamIndicatieJaNee
Naam IMBRO/AIndicatieJaNeeOnbekend
TypeWaardelijst niet uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer het attribuut bijzonder materiaal aanwezig is.
  • Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.
Toelichting

Het kan hier gaan om levende zowel als dode wortels.

6.3.19.11 menselijk spoor
Type gegevenAttribuut van Laag
Definitie

Een verstoring van de opbouw van de laag die herkend wordt als het gevolg van de aanwezigheidvan de mens.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamMenselijkSpoor
TypeWaardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut antropogeen gelijk is aan ja.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief , fysischGeografischStandaardArchief , geologischNEN5104Archief , geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief , en dat is onder IMBRO/A altijd het geval. .
Toelichting

Het gegeven geeft, in het geval de opbouw van een laag enigszins is verstoord doorde aanwezigheid van de mens, wat de aard van de verstoring is. Het gaat om de verstoringvan natuurlijke lagen, omdat het gegeven alleen in dat geval toegevoegde waarde heeft.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is het gegevenniet vastgelegd.

6.3.19.12 genetische typering
Type gegevenAttribuut van Laag
Definitie

De typering van de eenheid naar wording, voor zover dat voor een goed begrip relevantis.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamGenetischeTypering
TypeWaardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het gegeven wordt alleen vastgelegd wanneer een laag onder bepaalde omstandighedenis gevormd. Het kan gebruikers direct inzicht geven in de plaats van de eenheid ineen geologisch model. Het gegeven heeft eerder een interpretatief dan een beschrijvendkarakter, maar het niveau van interpretatie is zo globaal dat iedere beschrijver inhet vakgebied geacht wordt over de noodzakelijke kennis te beschikken. Ook zijn dezegegevens het beste direct bij de beschrijving van boormonsters vast te leggen in plaatsvan achteraf op basis van alleen de boormonsterbeschrijving.Bij de standaard beschrijving wordt een kortere lijst gebruikt dan bij de uitgebreidebeschrijving.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is het gegevenniet altijd vastgelegd.

6.3.19.13 interne structuur intact
Type gegevenAttribuut van Laag
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de interne opbouw van de laag intact is.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamIndicatieJaNee
TypeWaardelijst niet uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer het attribuut bijzonder materiaal niet aanwezig is en de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardOngeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.
Toelichting

Het gegeven heeft alleen betekenis als het om natuurlijke lagen gaat. Het al dan nietintact zijn bepaalt of gegevens over de interne opbouw van een laag voorhanden zijnen dat soort gegevens geeft nadere informatie over het ontstaan van de laag.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is dit gegevenniet vastgelegd.

6.3.19.14 gebioturbeerd
Type gegevenAttribuut van Laag
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de laag vergraven is door organismen die in het milieuvan afzetting leefden.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamIndicatieJaNee
TypeWaardelijst niet uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut interne structuur intact gelijk is aan ja en de waarde van het attribuut post-sedimentair gelijk is aan nee.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.
Regels IMBRO/A
  • Voor IMBRO/A gegevens mag het attribuut aanwezig zijn wanneer het attribuut interne structuur intact ontbreekt en het attribuut post-sedimentair ontbreekt.
Toelichting

Het gegeven kan gebruikers inzicht geven in de omstandigheden waaronder de laag isgevormd.

6.3.19.15 scheefstaand
Type gegevenAttribuut van Laag
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de laag scheef staat, terwijl die oorspronkelijk wel(sub-)horizontaal is afgezet.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamIndicatieJaNee
TypeWaardelijst niet uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut interne structuur intact gelijk is aan ja.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.
Toelichting

Lagen in de ondergrond liggen niet altijd horizontaal. Onder bepaalde omstandighedenworden lagen onder een hoek afgezet en na afzetting kunnen lagen zijn scheefgestelddoordat ze onder druk zijn komen te staan. Het gegeven moet in die context wordenbegrepen.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is dit gegevenniet vastgelegd.

6.3.19.16 structuur
Type gegevenAttribuut van Laag
Definitie

De interne opbouw van een laag.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..3
Domein
NaamStructuur
TypeWaardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut interne structuur intact gelijk is aan ja.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.
Regels IMBRO/A
  • Voor IMBRO/A gegevens mag het attribuut aanwezig zijn wanneer het attribuut interne structuur intact ontbreekt.
Toelichting

Het gegeven geeft inzicht in de omstandigheden waaronder de laag is gevormd. In hetgeval van sedimentaire lagen wordt de interne opbouw bepaald door de processen dietot afzetting hebben geleid. In het geval van post-sedimentaire lagen zijn processendie vanaf het aardoppervlak op de grond inwerken bepalend.

6.3.19.17 verticale trend
Type gegevenAttribuut van Laag
Definitie

Een in de laag waarneembare geleidelijke verticale verandering in de grootte van dekorrels en daarmee vergelijkbare elementen of de samenstelling van het materiaal.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..3
Domein
NaamVerticaleTrend
TypeWaardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut interne structuur intact gelijk is aan ja en de waarde van het attribuut post-sedimentair gelijk is aan nee.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.
Regels IMBRO/A
  • Voor IMBRO/A gegevens mag het attribuut aanwezig zijn wanneer het attribuut interne structuur intact ontbreekt en het attribuut post-sedimentair ontbreekt.
Toelichting

Het gegeven geeft inzicht in de omstandigheden waaronder de laag is gevormd.
IMBRO/A Bij archiefgegevens is naast de geleidelijke verticale verandering ook een afwijkingaan de bovenkant of onderkant van de laag in de grootte van de korrels en daarmeevergelijkbare elementen of de samenstelling van het materiaal als verticale trendvastgelegd.

id="detail_d497772e35042"> class="header-wrapper">
6.3.19.18 archeologisch bestanddeel
Type gegevenGegevensgroep van Laag
Definitie

Een deel van de grond dat niet tot de bijzondere bestanddelen wordt gerekend en herkendwordt als de rest van een door de mens gemaakt voorwerp of als een spoor van menselijkeactiviteit.

Juridische statusNiet-authentiek
Kardinaliteit0..5
GegevensgroeptypeArcheologisch bestanddeel
id="detail_d497772e35227"> class="header-wrapper">
6.3.19.19 laagdeel
Type gegevenGegevensgroep van Laag
Definitie

Van een laag die niet uit lagen bestaat die in grondsoort verschillen, maar uit anders,meer grillig, gevormde delen die in grondsoort verschillen, een deel dat uit dezelfdegrondsoort bestaat.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..4
GegevensgroeptypeLaagdeel
id="detail_d497772e35412"> class="header-wrapper">
6.3.19.20 laagje
Type gegevenGegevensgroep van Laag
Definitie

Van een laag die een min of meer regelmatige afwisseling van grondsoorten omvat, hetdeel dat uit laagjes van dezelfde grondsoort bestaat.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..4
GegevensgroeptypeLaagje
id="detail_d497772e35597"> class="header-wrapper">
6.3.19.21 grond
Type gegevenGegevensgroep van Laag
Definitie

De grond waar de laag uit bestaat.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
GegevensgroeptypeGrond

6.3.20 Archeologisch bestanddeel

Diagram: Archeologisch bestanddeel - detail
Archeologisch bestanddeel

Type gegevenEntiteit
Definitie

De gegevens over een deel van de grond dat niet tot de bijzondere bestanddelen wordtgerekend en herkend wordt als de rest van een door de mens gemaakt voorwerp of alseen spoor van menselijke activiteit.

Toelichting

De procedure schrijft voor dat de beschrijver onderscheid probeert te maken tussenantropogene bestanddelen die wel en antropogene bestanddelen die geen betekenis hebbenvanuit een archeologisch perspectief. Wanneer ongeroerde monsters archeologisch interessantebestanddelen bevatten kan dat gebruikt als criterium voor het bepalen van laaggrenzen.Omdat een precieze duiding van wat archeologische betekenis heeft niet binnen de expertisevan geologische beschrijvers valt, zijn de gegevens niet authentiek.
IMBRO/A Het beschrijven van archeologische bestanddelen maakt geen onderdeel uit van de beschrijfprocedures NEN 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief) en Berendsen en Stouthamer (beschrijfkwaliteit fysischGeografischStandaardArchief ). Het gegeven kan eventueel als extra aspect zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 of Berendsen en Stouthamer tot stand is gekomen.

6.3.20.1 soort bestanddeel
Type gegevenAttribuut van Archeologisch bestanddeel
Definitie

Een categorie van bestanddelen die vanuit archeologisch oogpunt interessant is.

Juridische statusNiet-authentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamSoortArcheologischBestanddeel
TypeWaardelijst uitbreidbaar
6.3.20.2 percentageklasse
Type gegevenAttribuut van Archeologisch bestanddeel
Definitie

Het procentuele aandeel in het volume van de grond, uitgedrukt in een klasse.

Juridische statusNiet-authentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamVolumePercentageklasse
TypeWaardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan fysischGeografischStandaardArchief of geologischNEN5104Archief .
Toelichting

IMBRO/A Het beschrijven van archeologische bestanddelen maakt geen onderdeel uit van de beschrijfprocedure beschrijfprocedures NEN 5104. Wanneer archeologische bestanddelen 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief) en Berendsen en Stouthamer (beschrijfkwaliteit fysischGeografischStandaardArchief ). Het gegeven kan eventueel als extra aspect zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 of Berendsen en Stouthamer tot stand is gekomen (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief ), gekomen. In dat geval is niet bekend hoe (volgens welke procedure) het aandeel is bepaald. In dat geval bepaald en wordt de archiefklasse in plaats van de percentageklasse vastgelegd.

6.3.20.3 archiefklasse
Type gegevenAttribuut van Archeologisch bestanddeel
Definitie

Het aandeel in de grond, uitgedrukt in een klasse.

Juridische statusNiet-authentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamArchiefklasse
TypeWaardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan fysischGeografischStandaardArchief of geologischNEN5104Archief .
Toelichting

IMBRO/A Dit gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A, en alleen bij gegevens waarvan niet bekendis hoe het aandeel is uitgedrukt. Dat is het geval wanneer het beschrijven van hetbestanddeel geen onderdeel uit maakt van de beschrijfprocedure of wanneer niet bekendis onder welke beschrijfprocedure de boormonsterbeschrijving tot stand is gekomen.
Het beschrijven van archeologische bestanddelen maakt geen onderdeel uit van de procedure beschrijfprocedures NEN 5104. Wanneer archeologische bestanddelen 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief) en Berendsen en Stouthamer (beschrijfkwaliteit fysischGeografischStandaardArchief ). Het gegeven kan eventueel als extra aspect zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 of Berendsen en Stouthamer tot stand is gekomen (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief ), gekomen. In dat geval is niet bekend hoe (volgens welke procedure) het aandeel is bepaald. In dat geval bepaald en wordt de archiefklasse in plaats van de percentageklasse vastgelegd. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.

6.3.21 Laagdeel

Diagram: Laagdeel - detail
Grond Laagdeel

Type gegevenEntiteit
Definitie

Van een laag die niet uit lagen bestaat die in grondsoort verschillen, maar uit anders,meer grillig, gevormde delen die in grondsoort verschillen, de gegevens over een deeldat uit dezelfde grondsoort bestaat.

Regels
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer het attribuut bijzonder materiaal aanwezig is.
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut interne structuur intact niet gelijk is aan ja.
Toelichting

Sommige lagen worden door syn- of post-sedimentaire processen dermate verstoord datze niet goed als laag of lagen beschreven kunnen worden. Voorbeelden zijn sterk gekryoturbeerdeof doorgraven intervallen waarin twee of meer soorten grond een grillige samenhangvertonen. Ook zeer grillige inspoelingslagen kunnen op deze wijze in twee of meerlaagdelen beschreven worden.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht zijn onregelmatigvervormde lagen niet als laagdelen beschreven en is dit gegeven niet vastgelegd.

6.3.21.1 laagaandeel
Type gegevenAttribuut van Laagdeel
Definitie

Het aandeel in het volume van de laag.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamMeetwaarde2.0
Eenheid% (procent)
Waardebereik vanaf 0
Regels
  • De som van de laagaandelen moet gelijk zijn aan 100.
Toelichting

Het aandeel wordt geschat.

id="detail_d497772e37045"> class="header-wrapper">
6.3.21.2 grond
Type gegevenGegevensgroep van Laagdeel
Definitie

De grond waar het laagdeel uit bestaat.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
GegevensgroeptypeGrond

6.3.22 Laagje

Diagram: Laagje - detail
Grond Laagje

Type gegevenEntiteit
Definitie

Van een laag die een min of meer regelmatige afwisseling van grondsoorten omvat, degegevens over het deel dat uit laagjes van dezelfde grondsoort bestaat.

Regels
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer het attribuut bijzonder materiaal aanwezig is.
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd of geologischUitgebreidGeroerd.
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardOngeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en de waarde van het attribuut interne structuur intact gelijk is aan nee.
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardOngeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd , en het attribuut interne structuur intact ontbreekt.
Regels IMBRO/A
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief.
Toelichting

Wanneer een laag is beschreven als een afwisseling van twee of meer laagjes die in grondsoort van elkaar verschillen, geeft dat aan dat de laag is gevormd in een milieu van afzetting waarin de omstandigheden met regelmaat veranderen, zoals in een getijdegebied.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht zijn van de heterogeen gelaagde lagen die als laagjes zijn beschreven twee typen laagjes beschreven.Het laagje met het kleinste aandeel is vaak minder uitgebreid beschreven.
Het beschrijven van laagjes maakt geen onderdeel uit van de Archeologische StandaardBoorbeschrijvingsmethode (beschrijfkwaliteit (ASB, beschrijfkwaliteit archeologischStandaardArchief ), ) en niet van de beschrijfprocedure beschrijfprocedures NEN 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief ). ) en Berendsen en Stouthamer (beschrijfkwaliteit fysischGeografischStandaardArchief) . Het gegeven kan eventueel als extra aspect zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 of Berendsen en Stouthamer tot stand is gekomen. In dat geval is niet bekend hoe (volgens welke procedure) de laagjes zijn beschreven.

6.3.22.1 laagaandeel
Type gegevenAttribuut van Laagje
Definitie

Het aandeel in het volume van de laag.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamMeetwaarde2.0
Eenheid% (procent)
Waardebereik vanaf 0
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardOngeroerd, of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
  • De som van de laagaandelen moet gelijk zijn aan 100.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan fysischGeografischStandaardArchief of geologischNEN5104Archief .
  • Voor IMBRO/A-gegevens mag de som van de laagaandelen niet groter zijn dan 100 wanneerde waarde van het attribuut laagaandeel in ten minste één van de laagjes ontbreekt.
Toelichting

Het aandeel wordt geschat.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is het aandeelbijna altijd uitgedrukt in een klasse (laagaandeelklasse of laagaandeelklasse archief wanneer niet bekend is hoe het aandeel is bepaald) en niet als meetwaarde.

6.3.22.2 laagaandeelklasse
Type gegevenAttribuut van Laagje
Definitie

Het aandeel in het volume van de laag, uitgedrukt in een klasse.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamLaagaandeelklasse
TypeWaardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardOngeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief, en het attribuut laagaandeel ontbreekt.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief, en het attribuut laagaandeel aanwezig is.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan fysischGeografischStandaardArchief of geologischNEN5104Archief .
Toelichting

IMBRO/A Dit gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A. Bij een boormonsterbeschrijving die onderSBB (beschrijfkwaliteit de Standaard Boor Beschrijvingsmethode (SBB, beschrijfkwaliteit geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief ) tot stand is gekomen, is het aandeel uitgedrukt in een klasse ( laagaandeelklasse ) of als meetwaarde ( laagaandeel ).
Het beschrijven van laagjes maakt geen onderdeel uit van de beschrijfprocedure beschrijfprocedures NEN 5104. Wanneer laagjes 5104 en Berendsen en Stouthamer. Het gegeven kan eventueel als extra aspect zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 of Berendsen en Stouthamer tot stand is gekomen (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief ), gekomen. In dat geval is niet bekend hoe (volgens welke procedure) het aandeel is bepaald. In dat geval bepaald en wordt de laagaandeelklasse archief in plaats van de laagaandeelklasse vastgelegd. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.

6.3.22.3 laagaandeelklasse archief
Type gegevenAttribuut van Laagje
Definitie

Het aandeel in de laag, uitgedrukt in een klasse.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamArchiefklasse
TypeWaardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardOngeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
Toelichting

IMBRO/A Dit gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A, en alleen bij gegevens waarvan niet bekendis hoe het aandeel is bepaald. Dat is het geval wanneer het beschrijven van laagjesgeen onderdeel uit maakt van de beschrijfprocedure of wanneer niet bekend is onderwelke beschrijfprocedure de boormonsterbeschrijving tot stand is gekomen.
Het beschrijven van laagjes maakt geen onderdeel uit van de procedure beschrijfprocedures NEN 5104. Wanneer laagjes 5104 en Berendsen en Stouthamer. Het gegeven kan eventueel als extra aspect zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 of Berendsen en Stouthamer tot stand is gekomen (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief ), gekomen. In dat geval is niet bekend hoe (volgens welke procedure) het aandeel is bepaald. In dat geval bepaald en wordt de laagaandeelklasse archief in plaats van de laagaandeelklasse vastgelegd. Het aandeel moet beschouwd worden als indicatief.

6.3.22.4 laagdikteklasse
Type gegevenAttribuut van Laagje
Definitie

De voor het laagje kenmerkende dikte, uitgedrukt in een klasse.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamLaagdikteklasse
TypeWaardelijst uitbreidbaar
Regels IMBRO/A
  • De waarde van het attribuut mag niet gelijk zijn aan ergDunGelamineerd , dunGelamineerd , dikGelamineerd , ergDunGelaagd en dunGelaagd wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan fysischGeografischStandaardArchief, geologischNEN5104Archief , geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief , en dat is onder IMBRO/A altijd het geval. .
Toelichting

IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is een andereindeling gehanteerd.

6.3.22.5 genetische typering
Type gegevenAttribuut van Laagje
Definitie

De typering van de eenheid naar wording, voor zover dat voor een goed begrip relevantis.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamGenetischeTypering
TypeWaardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het gegeven wordt alleen vastgelegd wanneer een laag onder bepaalde omstandighedenis gevormd. Het kan gebruikers direct inzicht geven in de plaats van de eenheid ineen geologisch model. Het gegeven heeft eerder een interpretatief dan een beschrijvendkarakter, maar het niveau van interpretatie is zo globaal dat iedere beschrijver inhet vakgebied geacht wordt over de noodzakelijke kennis te beschikken. Ook zijn dezegegevens het beste direct bij de beschrijving van boormonsters vast te leggen in plaatsvan achteraf op basis van alleen de boormonsterbeschrijving.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is de genetischetypering meestal vastgelegd op het niveau van de Laag.

id="detail_d497772e38727"> class="header-wrapper">
6.3.22.6 grond
Type gegevenGegevensgroep van Laagje
Definitie

De grond waar het laagje uit bestaat.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
GegevensgroeptypeGrond

6.3.23 Grond

Diagram: Grond - detail
Fractieverdeling Dierlijk fossiel Sedimentlens Insluitsel Vlek Munsellkleur Organische fractie Schelpenfractie Zandfractie Brokje Afwijkend laagje Bijzonder bestanddeel Grindfractie Grond

Type gegevenEntiteit
Definitie

De gegevens over de grond waar de eenheid uit bestaat.

6.3.23.1 geologische grondsoort
Type gegevenAttribuut van Grond
Definitie

De naam van de grondsoort vanuit geologisch perspectief.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamGeologischeGrondsoort
TypeWaardelijst uitbreidbaar
Identificerend gegevenWaarde
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief , fysischGeografischStandaardArchief , geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief .
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief.
  • De waarde van het attribuut mag niet gelijk zijn aan keienNietGespecificeerd , keitjesNietGespecificeerd , grindNietGespecificeerd , schelpen , siltigeSchelpen , zwakZandigeSchelpen , matigZandigeSchelpen , sterkZandigeSchelpen , uiterstZandigeSchelpen , schelpenNietGespecificeerd , veenNietGespecificeerd , bruinkoolNietGespecificeerd , detritusNietGespecificeerd , gyttjaNietGespecificeerd , kleiNietGespecificeerd , leemNietGespecificeerd , zandNietGespecificeerd , wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd , geologischStandaardOngeroerd , geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd .
Toelichting

Voor de geoloog staat bij het benoemen van de grondsoort de samenstelling van hetmateriaal centraal. De gebruikte classificatie is een in de Standaard Boor BeschrijvingsmethodeSBB 6 beschreven uitbreiding van de driehoeksystematiek die de basis vormt van detot 2019 algemeen gebruikte norm NEN 5104.
IMBRO/A Voor de invoering van de Standaard Boor Beschrijvingsmethode 6 werden schelprijkegronden op een andere manier geclassificeerd (geologische grondsoort schelpen); het aandeel schelpen werd bepaald zonder het schelpgruis (stukjes schelp kleinerdan 2 mm) mee te nemen.
Vanaf Standaard Boor Beschrijvingsmethode 6 worden schelprijke gronden geclassificeerdop basis van het aandeel schelpmateriaal, inclusief het schelpgruis.
Bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen is de grondsoortvolgens NEN 5104 geclassificeerd. In dat geval is de grondsoort NEN5104 in plaats van de geologische grondsoort vastgelegd. Bij een boormonsterbeschrijving die onder Berendsen en Stouthamer tot stand is gekomen is de grondsoort volgens Berendsen en Stouthamer geclassificeerd ( grondsoort Berendsen en Stouthamer) . De geologische grondsoort is achteraf afgeleid om de gegevens beter bruikbaar te maken voor toepassing in de geologie.

6.3.23.2 geotechnische grondsoort
Type gegevenAttribuut van Grond
Definitie

De naam van de grondsoort vanuit geotechnisch perspectief.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamGeotechnischeGrondsoort
TypeWaardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut mag niet moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut geologische beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd , geologischStandaardOngeroerd , geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd (dat is onder IMBRO altijd het geval), en de waarde van het attribuut geologische grondsoort gelijk is aan keien , keienMetGrind , keienMetZand , keienMetSilt , keienMetKlei , keitjes , keitjesMetGrind , keitjesMetZand , keitjesMetSilt of keitjesMetKlei of gelijk is aan een waarde uit de categorie schelprijke grindrijke minerale grond , organische grond of bijzondere grindarme minerale grond is. . Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd , geologischStandaardOngeroerd , geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd (dat is onder IMBRO altijd het geval), en de waarde van het attribuut geologische grondsoort gelijk is aan blokken of gelijk is aan een waarde uit de categorie schelprijke grond of bijzondere grond .
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief , fysischGeografischStandaardArchief , geologischNEN5104Archief , geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief , en dat is onder IMBRO/A altijd het geval. .
Toelichting

De namen van grondsoorten zijn het resultaat van de afspraken die zijn vastgelegdin de beschrijfprocedure NEN-EN-ISO 14688-1:2019+NEN 8990:2020 nl en zijn bepaaldvolgens het stroomschema opgenomen in NEN 8990:2020 nl. Het gegeven wordt vastgelegdom de gegevens beter bruikbaar te maken voor toepassing in de geotechniek. Voor degeotechnicus staat bij het benoemen van de grondsoort niet de samenstelling, maarhet gedrag centraal.
Schelprijke gronden, vulkanisch as, diatomiet, dy, ijzeroer, kalkgyttja (bijzonderegronden) en blokken worden vanuit geotechnisch perspectief niet als grondsoort benoemt.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais dit gegeven niet vastgelegd.

6.3.23.3 grondsoort NEN5104
Type gegevenAttribuut van Grond
Definitie

De naam van de grondsoort volgens de systematiek die gebaseerd is op NEN 5104.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamGrondsoortNEN5104
TypeWaardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief , fysischGeografischStandaardArchief , geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief .
Toelichting

IMBRO/A Dit gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A, en alleen bij gegevens die zijn beschrevenonder NEN 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief).
De lijst met grondsoorten is gebaseerd op de classificatie volgens NEN 5104, maaris uitgebreid om beter aan te sluiten bij de geologische praktijk. Grondsoorten diein eerste instantie als veen geclassificeerd zouden moeten worden, worden nader gespecificeerd(veen, bruinkool, detritus, dy en gyttja). Schelpen (groter dan 2 mm) zijn volgensNEN 5104 onderdeel van de grindfractie, en schelpgruis (kleiner dan 2 mm) onderdeelvan de zandfractie. Voor aansluiting met de geologische praktijk is de grondsoortSchelpen toegevoegd. Tot slot zijn grondsoorten toegevoegd waarvan de bijmengselsniet zijn bepaald.
In de omschrijving is een beschrijving van de grondsoort opgenomen. Voor de classificatieen precieze definitie wordt verwezen naar de norm NEN 5104.

6.3.23.4 grondsoort Berendsen en Stouthamer
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

De naam van de grondsoort volgens de systematiek die is beschreven in Berendsen en Stouthamer.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
Naam GrondsoortBerendsenStouthamer
Type Waardelijst uitbreidbaar
Identificerend gegeven Waarde
Regels
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd , geologischStandaardOngeroerd , geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd , en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan fysischGeografischStandaardArchief.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief , geologischNEN5104Archief , geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief .
Toelichting

IMBRO/A Dit gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A, en alleen bij gegevens die zijn beschreven onder Berendsen en Stouthamer (beschrijfkwaliteit fysischGeografischStandaardArchief) . De lijst met grondsoorten is gebaseerd op de classificatie volgens Berendsen en Stouthamer (Universiteit Utrecht). Deze is gebaseerd op de classificaties van Verbraeck (Rijks Geologische Dienst) en van De Bakker en Schelling (StiBoKa). Bij de waarden is een beschrijving van de grondsoort opgenomen. Voor de classificatie en precieze definitie wordt verwezen naar de Berendsen en Stouthamer.

6.3.23.4 6.3.23.5 grindgehalteklasse
Type gegevenAttribuut van Grond
Definitie

Het gehalte aan grind uitgedrukt in een klasse.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamGrindgehalteklasse
TypeWaardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd , geologischStandaardOngeroerd , geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd , en de waarde van het attribuut geologische grondsoort gelijk is aan een waarde uit de categorie schelprijke grond , organische grond , grindarme minerale grond of bijzondere grond is.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd , geologischStandaardOngeroerd , geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd , en de waarde van het attribuut geologische grondsoort gelijk is aan een waarde uit de categorie zeer grove grond of grindrijke minerale grond .
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief , geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief , en de waarde van het attribuut geologische grondsoort gelijk is aan een waarde uit de categorie schelprijke grond , organische grond , grindarme minerale grond of bijzondere grond is.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief , geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief , en de waarde van het attribuut geologische grondsoort gelijk is aan een waarde uit de categorie zeer grove grond of grindrijke minerale grond .
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief, en de waarde van het attribuut grondsoort NEN5104 niet gelijk is aan blokken , keienNietGespecificeerd , keitjesNietGespecificeerd , grindNietGespecificeerd , siltigGrind , zandigGrind , zwakZandigGrind , matigZandigGrind , sterkZandigGrind of uiterstZandigGrind.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief, en de waarde van het attribuut grondsoort NEN5104 gelijk is aan blokken , keienNietGespecificeerd , keitjesNietGespecificeerd , grindNietGespecificeerd , siltigGrind , zandigGrind , zwakZandigGrind , matigZandigGrind , sterkZandigGrind of uiterstZandigGrind. Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan fysischGeografischStandaardArchief en de waarde van het attribuut grondsoort Berendsen en Stouthamer gelijk is aan een waarde uit de categorie schelprijke grond , organische grond , grindarme minerale grond of bijzondere grond is. Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan fysischGeografischStandaardArchief , en de waarde van het attribuut grondsoort Berendsen en Stouthamer gelijk is aan een waarde uit de categorie zeer grove grond of grindrijke minerale grond . De waarde van het attribuut mag niet gelijk zijn aan ietsGrindhoudendVerbraeck, matigGrindhoudendVerbraeck of sterkGrindhoudendVerbraeck wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief , geologischNEN5104Archief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief . De waarde van het attribuut mag niet gelijk zijn aan zwakGrindig, matigGrindig, sterkGrindig of grindig wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan fysischGeografischStandaardArchief .
Toelichting

Het gehalte aan grind wordt altijd geschat. Het gegeven wordt apart vastgelegd wanneerhet gehalte minder is dan 30 % (grindarme grond). Daarboven bepaalt het gehalte denaam van de grondsoort.
IMBRO/A Bij een boormonsterbeschrijving die onder Berendsen en Stouthamer tot stand is gekomen is een andere indeling gehanteerd en wordt het gegeven apart vastgelegd wanneer het gehalte minder is dan 50 % (in plaats van 30 %). Daarboven bepaalt het gehalte de naam van de grondsoort. Volgens NEN 5104 en Berendsen en Stouthamer worden schelpen (fragmenten en hele schelpen) beschreven als onderdeel van de grindfractie. Wanneer de grindfractie is beschreven bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 of onder Berendsen en Stouthamer (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief en fysischGeografischStandaardArchief ) tot stand is gekomen zal dit in de praktijk meestal alleen grind zijn.

6.3.23.5 6.3.23.6 glimmergehalteklasse
Type gegevenAttribuut van Grond
Definitie

Het aandeel glimmer in het volume van de grond, uitgedrukt in een percentageklasse.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamGlimmergehalteklasse
TypeWaardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief archeologischStandaardArchief, fysischGeografischStandaardArchief of geologischNEN5104Archief.
Toelichting

IMBRO/A Het beschrijven van glimmers maakt geen onderdeel uit van de Archeologische StandaardBoorbeschrijvingsmethode (ASB, beschrijfkwaliteit archeologischStandaardArchief ), ) en niet van de beschrijfprocedure beschrijfprocedures NEN 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief ). ) en Berendsen en Stouthamer (beschrijfkwaliteit fysischGeografischStandaardArchief) . Het gegeven kan eventueel als extra aspect zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen. In dat geval is niet bekend hoe (volgenswelke procedure) het aandeel is bepaald, bepaald en wordt de glimmergehalteklasse archief in plaats van de glimmergehalteklasse vastgelegd. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.

6.3.23.6 6.3.23.7 glimmergehalteklasse archief
Type gegevenAttribuut van Grond
Definitie

Het aandeel glimmer in de grond, uitgedrukt in een klasse.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamArchiefklasse
TypeWaardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, fysischGeografischStandaardArchief , geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief .
  • De waarde van het attribuut mag niet gelijk zijn aan onbekend wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief , en dat is onder IMBRO/A altijd het geval. .
Toelichting

IMBRO/A Dit gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A, en alleen bij gegevens waarvan niet bekendis hoe het aandeel is uitgedrukt. Dat is het geval wanneer het beschrijven van hetbestanddeel geen onderdeel uit maakt van de beschrijfprocedure of wanneer niet bekendis onder welke beschrijfprocedure de boormonsterbeschrijving tot stand is gekomen.
Het beschrijven van glimmers maakt geen onderdeel uit van de procedure beschrijfprocedure NEN 5104. Wanneer glimmers Het gegeven kan eventueel als extra aspect zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief ) gekomen. In dat geval is niet bekend hoe (volgens welke procedure) het aandeel is bepaald. bepaald en wordt de glimmergehalteklasse archief in plaats van de glimmergehalteklasse vastgelegd. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.

6.3.23.7 6.3.23.8 organischestofgehalteklasse
Type gegevenAttribuut van Grond
Definitie

Het gehalte aan organische stof uitgedrukt in een klasse volgens NEN-EN-ISO 14688-1.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamOrganischestofgehalteklasse
TypeWaardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut geotechnischegrondsoort gelijk is aan detritus, zwakZandigeDetritus, sterkZandigeDetritus, siltigeDetritus, kleiigeDetritus, humus, zwakZandigeHumus, sterkZandigeHumus, siltigeHumus, kleiigeHumus, veen, zwakZandigVeen, sterkZandigVeen, siltigVeen, kleiigVeen, bruinkool of gyttja.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer het attribuut geotechnische grondsoort ontbreekt.
  • Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.
Regels IMBRO/A

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief , fysischGeografischStandaardArchief, geologischNEN5104Archief , geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief , en dat is onder IMBRO/A altijd het geval. .

Toelichting

Het aandeel organische stof wordt volgens NEN-EN-ISO 14688-1 bepaald op basis vanwaarneembare en voelbare eigenschappen. De organischestofgehalteklasse wordt nietbepaald als de grond is geclassificeerd als organische grond en de primaire fractieuit veen, humus, detritus, bruinkool of gyttja bestaat.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is dit gegevenniet vastgelegd.

6.3.23.8 6.3.23.9 organischestofgehalteklasse NEN5104
Type gegevenAttribuut van Grond
Definitie

Het gehalte aan organisch materiaal volgens NEN 5104 uitgedrukt in een klasse.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamOrganischestofgehalteklasseNEN5104
TypeWaardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd , geologischStandaardOngeroerd , geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd , en de waarde van het attribuut geologische grondsoort gelijk is aan een waarde uit de categorie zeer grove grond , grindrijke minerale grond , schelprijke gr o nd, grindarme minerale grond of bijzondere grond .
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd , geologischStandaardOngeroerd , geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd , en de waarde van het attribuut geologische grondsoort gelijk is aan een waarde uit de categorie organische grond .
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan gelijk is aan archeologischStandaardArchief , geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief , en de waarde van het attribuut geologische grondsoort gelijk is aan een waarde uit de categorie zeer grove grond , grindrijke minerale grond , schelprijke gr o nd, grindarme minerale grond of bijzondere grond .
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief , geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief , en de waarde van het attribuut geologische grondsoort gelijk is aan een waarde uit de categorie organische grond .
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut grondsoort NEN 5104 niet gelijk is aan veenNietGespecificeerd, mineraalrijkVeen, mineraalarmVeen, kleiigVeen, zwakKleiigVeen, sterkKleiigVeen, zandigVeen, zwakZandigVeen, sterkZandigVeen, bruinkoolNietGespecificeerd, mineraalrijkeBruinkool, mineraalarmeBruinkool, kleiigeBruinkool, zwakKleiigeBruinkool, sterkKleiigeBruinkool, zandigeBruinkool, zwakZandigeBruinkool, sterkZandigeBruinkool, detritusNietGespecificeerd, mineraalrijkeDetritus, mineraalarmeDetritus, kleiigeDetritus, zwakKleiigeDetritus, sterkKleiigeDetritus, zandigeDetritus, zwakZandigeDetritus, sterkZandigeDetritus, gyttjaNietGespecificeerd, mineraalrijkeGyttja, mineraalarmeGyttja, kleiigeGyttja, zwakKleiigeGyttja, sterkKleiigeGyttja, zandigeGyttja, zwakZandigeGyttja, sterkZandigeGyttja of dy.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut grondsoort NEN 5104 gelijk is aan veenNietGespecificeerd, mineraalrijkVeen, mineraalarmVeen, kleiigVeen, zwakKleiigVeen, sterkKleiigVeen, zandigVeen, zwakZandigVeen, sterkZandigVeen, bruinkoolNietGespecificeerd, mineraalrijkeBruinkool, mineraalarmeBruinkool, kleiigeBruinkool, zwakKleiigeBruinkool, sterkKleiigeBruinkool, zandigeBruinkool, zwakZandigeBruinkool, sterkZandigeBruinkool, detritusNietGespecificeerd, mineraalrijkeDetritus, mineraalarmeDetritus, kleiigeDetritus, zwakKleiigeDetritus, sterkKleiigeDetritus, zandigeDetritus, zwakZandigeDetritus, sterkZandigeDetritus, gyttjaNietGespecificeerd, mineraalrijkeGyttja, mineraalarmeGyttja, kleiigeGyttja, zwakKleiigeGyttja, sterkKleiigeGyttja, zandigeGyttja, zwakZandigeGyttja, sterkZandigeGyttja of dy.
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan fysischGeografischStandaardArchief , en de waarde van het attribuut grondsoort Berendsen en Stouthamer gelijk is aan een waarde uit de categorie zeer grove grond , grindrijke minerale grond , schelprijke gr o nd, grindarme minerale grond of bijzondere grond .
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan fysischGeografischStandaardArchief , en de waarde van het attribuut grondsoort Berendsen en Stouthamer gelijk is aan een waarde uit de categorie organische grond .
Toelichting

In de NEN 5104 classificatie wordt het begrip organische stof gebruikt, maar opgemerkt wordt dat de term is gedefinieerd als organisch materiaal.Het gehalte aan organisch materiaal wordt altijd geschat. Het gegeven wordt apartvastgelegd wanneer het gehalte onder een bepaald percentage ligt. Daarboven bepaalthet gehalte de naam van de grondsoort.
De NEN 5104 classificatie wordt ook toegepast in de Standaard Boor Beschrijvingsmethode (SBB, beschrijfkwaliteit geologischStandaardGeroerd , geologischStandaardOngeroerd , geologischUitgebreidGeroerd , geologischUitgebreidOngeroerd , geologischStandaardArchief en geologischUitgebreidArchief ), de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASB, beschrijfkwaliteit archeologischStandaardArchief ) en de beschrijfprocedure Berendsen en Stouthamer (beschrijfkwaliteit fysischGeografischStandaardArchief ).

6.3.23.9 6.3.23.10 schelpmateriaalgehalteklasse
Type gegevenAttribuut van Grond
Definitie

Het aandeel schelpmateriaal in het volume van de grond, uitgedrukt in een percentageklasse.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamVolumePercentageklasse
TypeWaardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd , geologischStandaardOngeroerd , geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd , en de geologische grondsoort een waarde uit de categorie zeer grove grond , grindrijke minerale grond , organische grond , grindarme minerale grond of bijzondere grond is.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd , geologischStandaardOngeroerd , geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd , en de geologische grondsoort een waarde uit de categorie schelprijke grond is.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief , geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief , en de geologische grondsoort een waarde uit de categorie zeer grove grond , grindrijke minerale grond , organische grond , grindarme minerale grond of bijzondere grond is.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief , geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief , en de geologische grondsoort een waarde uit de categorie schelprijke grond is.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan fysischGeografischStandaardArchief of geologischNEN5104Archief .
Toelichting

Schelpmateriaal bestaat uit gruis, fragmenten en hele schelpen. Het gegeven wordtniet vastgelegd wanneer de naam van de grondsoort al duidelijk maakt dat de grondschelpmateriaal bevat.
IMBRO/A Het beschrijven van schelpen maakt geen onderdeel uit van de beschrijfprocedure beschrijfprocedures NEN 5104. Wanneer het aandeel schelpen is 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief ) en Berendsen en Stouthamer (beschrijfkwaliteit fysischGeografischStandaardArchief ). Het gegeven kan eventueel als extra aspect zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 of Berendsen en Stouthamer tot stand is gekomen (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief ), gekomen. In dat geval is niet bekend hoe (volgens welke procedure) het aandeel is bepaald. In dat geval bepaald en wordt de schelpmateriaalgehalteklasse archief in plaats van de schelpmateriaalgehalteklasse vastgelegd.

6.3.23.10 6.3.23.11 schelpmateriaalgehalteklasse archief
Type gegevenAttribuut van Grond
Definitie

Het aandeel schelpmateriaal in de grond, uitgedrukt in een klasse.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamArchiefklasse
TypeWaardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief en de waarde van het attribuut grondsoort NEN5104 is niet gelijk aan schelpenNietGespecificeerd , siltigeSchelpen , zandigeSchelpen , zwakZandigeSchelpen , matigZandigeSchelpen , sterkZandigeSchelpen of uiterstZandigeSchelpen . De waarde van het attribuut mag niet gelijk zijn aan onbekend wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan fysischGeografischStandaardArchief of geologischNEN5104Archief .
Toelichting

IMBRO/A Het is niet bekend of het schelpmateriaal inclusief of exclusief schelpgruis betreft.Dit gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A, en alleen bij gegevens waarvan niet bekendis hoe het aandeel is uitgedrukt. Dat is het geval wanneer het beschrijven van hetbestanddeel geen onderdeel uit maakt van de beschrijfprocedure of wanneer niet bekendis onder welke beschrijfprocedure de boormonsterbeschrijving tot stand is gekomen.
Het beschrijven van schelpen maakt geen onderdeel uit van de procedure beschrijfprocedures NEN 5104. Wanneer schelpen 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief ) en Berendsen en Stouthamer (beschrijfkwaliteit fysischGeografischStandaardArchief ). Het gegeven kan eventueel als extra aspect zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 of Berendsen en Stouthamer tot stand is gekomen (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief ) gekomen. In dat geval is niet bekend hoe (volgens welke procedure) het aandeel is bepaald. bepaald en wordt de schelpmateriaalgehalteklasse archief in plaats van de schelpmateriaalgehalteklasse vastgelegd. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.

6.3.23.11 6.3.23.12 zeer grove fractie gehalteklasse
Type gegevenAttribuut van Grond
Definitie

Het aandeel korrels die groter zijn dan 63 millimeter in de massa van de grond, uitgedruktin een percentageklasse.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..2
Domein
NaamZeerGroveFractieGehalteklasse
TypeWaardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan fysischGeografischStandaardArchief of geologischNEN5104Archief.
Toelichting

Bij zeer grove gronden maakt de naam van de grondsoort al duidelijk dat de grond zeergrof materiaal bevat en wordt alleen de tweede fractie vastgelegd.
In het geval er geen zeer grof materiaal in de opgeboorde grond aanwezig is wordtde waarde geenZeerGroveFractie vastgelegd.
IMBRO/A Het beschrijven van de zeer grove fractie maakt geen onderdeel uit van de beschrijfprocedure beschrijfprocedures NEN 5104. Wanneer de zeer grove fractie is 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief) en Berendsen en Stouthamer (beschrijfkwaliteit fysischGeografischStandaardArchief ). Het gegeven kan eventueel als extra aspect zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief ), gekomen. In dat geval is niet bekend hoe (volgens welke procedure) het aandeel is bepaald. In dat geval bepaald en wordt de zeer grove fractie gehalteklasse archief in plaats van de zeer grove fractie gehalteklasse vastgelegd. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.

6.3.23.12 6.3.23.13 zeer grove fractie gehalteklasse archief
Type gegevenAttribuut van Grond
Definitie

Het aandeel korrels die groter zijn dan 63 millimeter in de grond, uitgedrukt in eenklasse.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..2
Domein
NaamZeerGroveFractieGehalteklasseArchief
TypeWaardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief , fysischGeografischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief .
Toelichting

IMBRO/A Dit gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A, en alleen bij gegevens waarvan niet bekendis hoe het aandeel is uitgedrukt. Dat is het geval wanneer het beschrijven van hetbestanddeel geen onderdeel uit maakt van de beschrijfprocedure of wanneer niet bekendis onder welke beschrijfprocedure de boormonsterbeschrijving tot stand is gekomen. Het beschrijven van zeer grof materiaal maakt geen onderdeel uit van de procedureNEN 5104. Wanneer de zeer grove fractie is 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief) en Berendsen en Stouthamer (beschrijfkwaliteit fysischGeografischStandaardArchief ). Het gegeven kan eventueel als extra aspect zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen gekomen. In dat geval is niet bekend hoe (volgens welke procedure) het aandeel is bepaald. bepaald en wordt de zeer grove fractie gehalteklasse archief in plaats van de zeer grove fractie gehalteklasse vastgelegd. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.

6.3.23.13 6.3.23.14 glauconietgehalteklasse
Type gegevenAttribuut van Grond
Definitie

Het deel van het volume van de grond dat uit glauconiet bestaat, uitgedrukt in eenpercentageklasse.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamVolumePercentageklasse
TypeWaardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief , fysischGeografischStandaardArchief of geologischNEN5104Archief.
Toelichting

IMBRO/A Het beschrijven van glauconiet maakt geen onderdeel uit van de Archeologische StandaardBoorbeschrijvingsmethode (beschrijfkwaliteit (ASB, beschrijfkwaliteit archeologischStandaardArchief ), ) en niet van de beschrijfprocedure beschrijfprocedures NEN 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief ) en Berendsen en Stouthamer (beschrijfkwaliteit fysischGeografischStandaardArchief ). Het gegeven kan eventueel als extra aspect zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen. In dat geval is niet bekend hoe (volgenswelke procedure) het aandeel is bepaald en wordt de glaucietgehalteklasse archief in plaats van de glaucietgehalteklasse vastgelegd.

6.3.23.14 6.3.23.15 glauconietgehalteklasse archief
Type gegevenAttribuut van Grond
Definitie

Het deel van de grond dat uit glauconiet bestaat, uitgedrukt in een klasse.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamArchiefklasse
TypeWaardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, fysischGeografischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief .
  • De waarde van het attribuut mag niet gelijk zijn aan onbekend wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief , en dat is onder IMBRO/A altijd het geval. .
Toelichting

IMBRO/A Dit gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A, en alleen bij gegevens waarvan niet bekendis hoe het aandeel is uitgedrukt. Dat is het geval wanneer het beschrijven van hetbestanddeel geen onderdeel uit maakt van de beschrijfprocedure of wanneer niet bekendis onder welke beschrijfprocedure de boormonsterbeschrijving tot stand is gekomen.
Het beschrijven van glauconiet maakt geen onderdeel uit van de procedure beschrijfprocedures NEN 5104. Wanneer glauconiet is 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief) en Berendsen en Stouthamer (beschrijfkwaliteit fysischGeografischStandaardArchief ). Het gegeven kan eventueel als extra aspect zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen gekomen. In dat geval is niet bekend hoe (volgens welke procedure) het aandeel is bepaald. bepaald en wordt de glaucietgehalteklasse archief in plaats van de glaucietgehalteklasse vastgelegd. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.

6.3.23.15 6.3.23.16 kalkgehalteklasse
Type gegevenAttribuut van Grond
Definitie

Het gehalte aan koolzure kalk uitgedrukt in een klasse.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamKalkgehalteklasse
TypeWaardelijst uitbreidbaar
Regels
  • De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan kalkloos , zwakKalkhoudend , kalkhoudend of kalkrijk , wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd , geologischStandaardOngeroerd , geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd .
Regels IMBRO/A
  • De waarde van het attribuut mag niet moet gelijk zijn aan kalkloos kalkloosNEN5104 , zwakKalkhoudend kalkarmNEN5104 , kalkhoudend kalkrijkNEN5104 , en kalkAandeelOnbekend of kalkrijk onbekend , wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief , geologischNEN5104Archief , geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief .
  • De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan geenKalkBerendsenStouthamer , en dat is onder IMBRO/A altijd weinigKalkBerendsenStouthamer veelKalkBerendsenStouthamer of onbekend , wanneer de waarde van het geval. attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan fysischGeografischStandaardArchief .
Toelichting

Het kalkgehalte wordt geschat naar de mate van opbruisen met verdund zoutzuur (10% HCl). Het gegeven wordt altijd vastgelegd, ook wanneer de grond uit schelpmateriaalof kalk bestaat.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais een andere indeling gehanteerd.

6.3.23.16 6.3.23.17 kleur
Type gegevenAttribuut van Grond
Definitie

De kleur van de grond.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit1
Domein
NaamKleur
TypeWaardelijst uitbreidbaar
Toelichting

De kleur wordt beschreven aan de hand van drie aspecten, dat zijn de hoofdkleur, tweedekleur en intensiteit. Het bepalen van kleur kent een zekere mate van subjectiviteitwanneer dat gebeurt zonder gebruik te maken van hulpmiddelen en dat is het geval bijde standaardmanier van beschrijven. Bij de uitgebreide manier wordt gebruikt gemaaktvan een kleurenkaart. Om de namen van kleuren een meer objectieve basis te geven,is de vertaling naar de codes van de Munsell kleurenkaarten voor grond en gesteenteopgenomen in de waardelijst (Munsell Soil Color Chart en Munsell Rock Color Chart).
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht zijn de tweedekleur en intensiteit vaak niet beschreven, en is er geen gebruik gemaakt van een kleurenkaart.In enkele gevallen gaat het om een combinatie van twee kleuren.

6.3.23.17 6.3.23.18 gevlekt
Type gegevenAttribuut van Grond
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de grond vlekken vertoont.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamIndicatieJaNee
TypeWaardelijst niet uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardOngeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd of geologischUitgebreidGeroerd.
Toelichting

Het voorkomen van vlekken is een aanwijzing voor verandering van de chemische samenstellingvan de grond na afzetting van het sediment.

6.3.23.18 6.3.23.19 consistentie fijne grond
Type gegevenAttribuut van Grond
Definitie

De stijfheid van fijne grond uitgedrukt in een klasse.

Juridische statusAuthentiek
Kardinaliteit0..1
Domein
NaamConsistentieFijneGrond
TypeWaardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardOngeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd en de waarde van het attribuut geologische grondsoort gelijk is aan zwakSiltigeKlei , matigSiltigeKlei , sterkSiltigeKlei , uiterstSiltigeKlei , zwakZandigeKlei , matigZandigeKlei , sterkZandigeKlei , zwakZandigeLeem of sterkZandigeLeem . Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd , geologischStandaardOngeroerd , geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd , en de waarde van het attribuut geologische grondsoort niet gelijk is aan zwakSiltigeKlei , matigSiltigeKlei , sterkSiltigeKlei , uiterstSiltigeKlei , zwakZandigeKlei , matigZandigeKlei , sterkZandigeKlei , zwakZandigeLeem of sterkZandigeLeem .
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief , geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief , en de waarde van het attribuut geologische grondsoort niet gelijk is aan zwakSiltigeKlei , matigSiltigeKlei , sterkSiltigeKlei , uiterstSiltigeKlei , zwakZandigeKlei , matigZandigeKlei , sterkZandigeKlei , zwakZandigeLeem of sterkZandigeLeem .
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief, en de waarde van het attribuut grondsoort NEN5104 niet gelijk is aan kleiNietGespecificeerd , siltigeKlei , zwakSiltigeKlei , matigSiltigeKlei , sterkSiltigeKlei , uiterstSiltigeKlei , zandigeKlei , zwakZandigeKlei , matigZandigeKlei , sterkZandigeKlei , leemNietGespecificeerd , zwakZandigeLeem of sterkZandigeLeem .
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel
      gelijk is aan fysischGeografischStandaardArchief , en de waarde van het attribuut grondsoort Berendsen en Stouthamer niet gelijk is aan lichteKlei , lichteZandigeLeem , matigZwareKlei , zandigeLeem , zeerZwareKlei , zwareZandigeLeem , venigeKlei , lichteSiltigeLeem , siltigeLeem of zwareSiltigeLeem .
    • De waarde van het attribuut mag niet gelijk zijn aan zeerSlap , slap , stevig , stijf en zeerStijf wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief , fysischGeografischStandaardArchief, geologischNEN5104Archief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief , en dat is onder IMBRO/A altijd het geval. .
  • Toelichting

    Bij het beschrijven van geroerde monsters, wordt het gegeven alleen vastgelegd wanneerde waarde bepaald kan worden. De uitvoerder beoordeelt zelf wanneer dat het gevalis.
    IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais een andere indeling gehanteerd.

    6.3.23.19 6.3.23.20 consistentie organische grond
    Type gegevenAttribuut van Grond
    Definitie

    De stijfheid van organische grond uitgedrukt in een klasse.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamConsistentieOrganischeGrond
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels
    • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardOngeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd en de geologische grondsoort een waarde uit de categorie organische grond is. Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd , geologischStandaardOngeroerd , geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en de geologische grondsoort een waarde uit de categorie zeer grove grond , grindrijke minerale grond , schelprijke grond , grindarme minerale grond of bijzondere grond is.
    Regels IMBRO/A
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief , geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief , en de geologische grondsoort een waarde uit de categorie zeer grove grond , grindrijke minerale grond , schelprijke grond , grindarme minerale grond of bijzondere grond is.
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief, en de waarde van het attribuut grondsoort NEN5104 niet gelijk is aan veenNietGespecificeerd , mineraalrijkVeen, mineraalarmVeen , kleiigVeen , zwakKleiigVeen , sterkKleiigVeen , zandigVeen , zwakZandigVeen , sterkZandigVeen , bruinkoolNietGespecificeerd , mineraalarmeBruinkool , kleiigeBruinkool , zwakKleiigeBruinkool , sterkKleiigeBruinkool , zandigeBruinkool , zwakZandigeBruinkool , sterkZandigeBruinkool , detritusNietGespecificeerd , mineraalarmeDetritus , kleiigeDetritus , zwakKleiigeDetritus , sterkKleiigeDetritus , zandigeDetritus , zwakZandigeDetritus , sterkZandigeDetritus , gyttjaNietGespecificeerd , mineraalarmeGyttja , kleiigeGyttja , zwakKleiigeGyttja , sterkKleiigeGyttja , zandigeGyttja , zwakZandigeGyttja , sterkZandigeGyttja of dy .
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan fysischGeografischStandaardArchief , en de waarde van het attribuut grondsoort Berendsen en Stouthamer een waarde uit de categorie zeer grove grond , grindrijke minerale grond , schelprijke grond , grindarme minerale grond of bijzondere grond is.
    Toelichting

    Bruinkool heeft altijd de waarde vast. Bij het beschrijven van geroerde monsters, wordt het gegeven alleen vastgelegd wanneerde waarde bepaald kan worden. De uitvoerder beoordeelt zelf wanneer dat het gevalis.

    6.3.23.20 6.3.23.21 sedimentair fenomeen
    Type gegevenAttribuut van Grond
    Definitie

    Een verschijnsel dat specifieke informatie geeft over de omstandigheden waaronderde laag is gevormd.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamSedimentairFenomeen
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd of geologischUitgebreidGeroerd.
    Regels IMBRO/A
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief , fysischGeografischStandaardArchief, geologischNEN5104Archief , geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief , en dat is onder IMBRO/A altijd het geval. .
    Toelichting

    Het gegeven wordt alleen vastgelegd bij de beschrijving van ongeroerde monsters.
    IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is dit gegevenniet vastgelegd.

    6.3.23.21 6.3.23.22 textuur organische grond
    Type gegevenAttribuut van Grond
    Definitie

    De mate van vezeligheid van organische grond uitgedrukt in een klasse.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamTextuurOrganischeGrond
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd , geologischStandaardOngeroerd , geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd , en de waarde van het attribuut geologische grondsoort niet gelijk is aan mineraalarmVeen , zwakKleiigVeen , sterkKleiigVeen , zwakZandigVeen , sterkZandigVeen , mineraalarmeDetritus , zwakKleiigeDetritus , sterkKleiigeDetritus , zwakZandigeDetritus of sterkZandigeDetritus .
    Regels IMBRO/A
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief , geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief , en de waarde van het attribuut geologische grondsoort niet gelijk is aan mineraalarmVeen , zwakKleiigVeen , sterkKleiigVeen , zwakZandigVeen , sterkZandigVeen , mineraalarmeDetritus , zwakKleiigeDetritus , sterkKleiigeDetritus , zwakZandigeDetritus of sterkZandigeDetritus .
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief, en de waarde van het attribuut grondsoort NEN5104 niet gelijk is aan veenNietGespecificeerd , mineraalrijkVeen, mineraalrijkVeen, mineraalarmVeen , kleiigVeen , zwakKleiigVeen , sterkKleiigVeen , zandigVeen , zwakZandigVeen , sterkZandigVeen , detritusNietGespecificeerd , mineraalrijkeDetritus , mineraalarmeDetritus , kleiigeDetritus , zwakKleiigeDetritus , sterkKleiigeDetritus , zandigeDetritus , zwakZandigeDetritus of sterkZandigeDetritus.
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan fysischGeografischStandaardArchief, en de waarde van het attribuut grondsoort Berendsen en Stouthamer niet gelijk is aan mineraalarmVeen , kleiigVeen of zandigVeen.
    • De waarde van het attribuut mag niet gelijk zijn aan amorf , pseudoVezelig , pseudoVezeligFijn , pseudoVezeligGrof , vezelig , vezeligFijn en vezeligGrof , wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief , fysischGeografischStandaardArchief, geologischNEN5104Archief , geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief , en dat is onder IMBRO/A altijd het geval. .
    Toelichting

    De textuur wordt bepaald voor veen en detritus. Bruinkool bestaat uit een vast mengselvan vezels en amorfe massa en gyttja is per definitie amorf. Bij het beschrijven vanveen en detritus, wordt het gegeven alleen vastgelegd wanneer de waarde bepaald kanworden. De uitvoerder beoordeelt zelf wanneer dat het geval is.
    IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais het gegeven niet altijd vastgelegd, en is een andere indeling gehanteerd.

    id="detail_d497772e46396"> class="header-wrapper">
    6.3.23.22 6.3.23.23 bijzonder bestanddeel
    Type gegevenGegevensgroep van Grond
    Definitie

    De gegevens over het bestanddeel van de grond dat uit materiaal bestaat dat van natureniet of niet algemeen voorkomt, of dat een verbijzondering is van een algemeen voorkomendbestanddeel van grond.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..*
    GegevensgroeptypeBijzonder bestanddeel
    id="detail_d497772e46581"> class="header-wrapper">
    6.3.23.23 6.3.23.24 afwijkend laagje
    Type gegevenGegevensgroep van Grond
    Definitie

    Van een laag die in hoofdzaak uit een bepaalde grondsoort bestaat maar waarin eenof meer laagjes van een ander natuurlijk materiaal voorkomen, een deel dat uit laagjesvan een ander materiaal en met een bepaalde dikte bestaat.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..4
    GegevensgroeptypeAfwijkend laagje
    id="detail_d497772e46766"> class="header-wrapper">
    6.3.23.24 6.3.23.25 brokje
    Type gegevenGegevensgroep van Grond
    Definitie

    Een voorkomen in grond van brokjes van een afwijkende grondsoort.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..3
    GegevensgroeptypeBrokje
    id="detail_d497772e46951"> class="header-wrapper">
    6.3.23.25 6.3.23.26 grindfractie
    Type gegevenGegevensgroep van Grond
    Definitie

    Het deel van de grond dat uit grind bestaat.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    GegevensgroeptypeGrindfractie
    id="detail_d497772e47136"> class="header-wrapper">
    6.3.23.26 6.3.23.27 zandfractie
    Type gegevenGegevensgroep van Grond
    Definitie

    Het deel van de grond dat uit zand bestaat.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    GegevensgroeptypeZandfractie
    id="detail_d497772e47321"> class="header-wrapper">
    6.3.23.27 6.3.23.28 schelpenfractie
    Type gegevenGegevensgroep van Grond
    Definitie

    Het deel van de grond dat uit schelpmateriaal bestaat.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    GegevensgroeptypeSchelpenfractie
    id="detail_d497772e47506"> class="header-wrapper">
    6.3.23.28 6.3.23.29 schelpenfractie archief
    Type gegevenGegevensgroep van Grond
    Definitie

    Het deel van de grond dat uit schelpmateriaal bestaat.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    GegevensgroeptypeSchelpenfractie archief
    id="detail_d497772e47691"> class="header-wrapper">
    6.3.23.29 6.3.23.30 organische fractie
    Type gegevenGegevensgroep van Grond
    Definitie

    Het deel van de grond dat uit organisch materiaal bestaat.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    GegevensgroeptypeOrganische fractie
    id="detail_d497772e47876"> class="header-wrapper">
    6.3.23.30 6.3.23.31 munsellkleur
    Type gegevenGegevensgroep van Grond
    Definitie

    De kleur volgens het Munsell-systeem.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    GegevensgroeptypeMunsellkleur
    id="detail_d497772e48061"> class="header-wrapper">
    6.3.23.31 6.3.23.32 vlek
    Type gegevenGegevensgroep van Grond
    Definitie

    De gegevens van de vlekken die een bepaalde kleur hebben.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..3
    GegevensgroeptypeVlek
    id="detail_d497772e48246"> class="header-wrapper">
    6.3.23.32 6.3.23.33 insluitsel
    Type gegevenGegevensgroep van Grond
    Definitie

    Een of meer geïsoleerde, veelal grillig gevormde en onduidelijk begrensde voorkomensvan een afwijkende grondsoort die herkend worden als ontstaan uit vervorming van eerderafgezet sediment.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..3
    GegevensgroeptypeInsluitsel
    id="detail_d497772e48432"> class="header-wrapper">
    6.3.23.33 6.3.23.34 sedimentlens
    Type gegevenGegevensgroep van Grond
    Definitie

    Een of meer geïsoleerde, duidelijk begrensde, lensvormige voorkomens van een afwijkendegrondsoort, die herkend worden als in deeltjes afgezet.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..4
    GegevensgroeptypeSedimentlens
    id="detail_d497772e48617"> class="header-wrapper">
    6.3.23.34 6.3.23.35 dierlijk fossiel
    Type gegevenGegevensgroep van Grond
    Definitie

    Een voorkomen van een bepaalde categorie van fossiele overblijfselen van dieren.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..*
    GegevensgroeptypeDierlijk fossiel
    id="detail_d497772e48802"> class="header-wrapper">
    6.3.23.35 6.3.23.36 fractieverdeling
    Type gegevenGegevensgroep van Grond
    Definitie

    De samenstelling van de grond beschreven volgens de driehoeksystematiek als een mengselvan organische stof, schelpmateriaal en vier minerale fracties, te weten grind, zand,silt en lutum.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    GegevensgroeptypeFractieverdeling

    6.3.24 Bijzonder bestanddeel

    Diagram: Bijzonder bestanddeel - detail
    Bijzonder bestanddeel

    Type gegevenEntiteit
    Definitie

    De gegevens over een deel van de grond dat uit materiaal bestaat dat van nature nietof niet algemeen voorkomt, of dat een verbijzondering is van een algemeen voorkomendbestanddeel van grond.

    Toelichting

    Het ontbreken van het gegeven betekent dat er geen bijzondere bestanddelen aanwezigzijn.
    IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is het gegevenbij de standaard beschrijving (beschrijfkwaliteit geologischStandaardArchief ), bij niet altijd vastgelegd. Bij de uitgebreide beschrijving van natuurlijke homogene grondlagen volgens de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (beschrijfkwaliteit Boor Beschrijvingsmethode (SBB, beschrijfkwaliteit archeologischStandaardArchief geologischUitgebreidArchief ), bij ) betekent het ontbreken van het gegeven dat er geen brokjes aanwezig zijn. Bij de beschrijving volgens NEN 5104 (beschrijfkwaliteit andere beschrijfkwaliteiten ( archeologischStandaardArchief , fysischGeografischStandaardArchief, geologischNEN5104Archief en geologischStandaardArchief ) en bij de beschrijving van antropogene grondlagen en heterogeen gelaagde lagen die als laagjes zijn beschreven niet altijd vastgelegd. In deze gevallen beschreven, kan geen bijzondere betekenis worden gegeven aan het eventueel ontbreken van het gegeven. Bij de beschrijving volgens de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASB, beschrijfkwaliteit archeologischStandaardArchief ) is een kortere lijst gebruikt dan bij de beschrijving volgens de Standaard Boor Beschrijvingsmethode (SBB, beschrijfkwaliteit geologischStandaardArchief en geologischUitgebreidArchief ).

    6.3.24.1 soort bestanddeel
    Type gegevenAttribuut van Bijzonder bestanddeel
    Definitie

    De naam van het bijzondere bestanddeel.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamSoortBijzonderBestanddeel
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Toelichting

    Bij de standaard beschrijving wordt een kortere lijst gebruikt dan bij de uitgebreidebeschrijving.

    6.3.24.2 percentageklasse
    Type gegevenAttribuut van Bijzonder bestanddeel
    Definitie

    Het procentuele aandeel in het volume van de grond, uitgedrukt in een klasse.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamVolumePercentageklasse
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels
    • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
    Regels IMBRO/A
    • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan fysischGeografischStandaardArchief of geologischNEN5104Archief .
    Toelichting

    IMBRO/A Wanneer bijzondere bestanddelen zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving dieonder NEN 5104 tot stand is gekomen (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief ) of bij een beschrijving die onder Berendsen en Stouthamer tot stand is gekomen (beschrijfkwaliteit fysischGeografischStandaardArchief ), is niet bekend hoe het aandeel is bepaald. In dat geval wordt de archiefklasse in plaats van de percentageklasse vastgelegd.

    6.3.24.3 archiefklasse
    Type gegevenAttribuut van Bijzonder bestanddeel
    Definitie

    Het aandeel in het volume van de grond, uitgedrukt in een klasse.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamArchiefklasse
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
    Regels IMBRO/A
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
    • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan fysischGeografischStandaardArchief of geologischNEN5104Archief .
    Toelichting

    IMBRO/A Dit gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A, en alleen bij gegevens waarvan niet bekendis hoe het aandeel is uitgedrukt. Wanneer bijzondere bestanddelen zijn vastgelegdbij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 of onder Berendsen en Stouthamer tot stand is gekomen (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief en fysischGeografischStandaardArchief ), is niet bekend hoe het aandeel is bepaald. In dat geval wordt de archiefklasse in plaats van de percentageklasse vastgelegd. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.

    6.3.25 Afwijkend laagje

    Diagram: Afwijkend laagje - detail
    Afwijkend laagje

    Type gegevenEntiteit
    Definitie

    Van een laag die in hoofdzaak uit een bepaalde grondsoort bestaat maar waarin eenof meer laagjes van een ander natuurlijk materiaal voorkomen, de gegevens over eendeel dat uit laagjes van een ander materiaal en met een bepaalde dikte bestaat.

    Regels
    • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd of geologischUitgebreidGeroerd.
    Regels IMBRO/A
    • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut kwaliteit beschreven monsters gelijk is aan geroerd.
    Toelichting

    Het gegeven wordt alleen vastgelegd bij de beschrijving van ongeroerde monsters. Eenafwijkend laagje verschilt altijd qua grondsoort van de laag. Afwijkende laagjes verschillenonderling in grondsoort, in laagdikte of in beide.
    IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht zijn afwijkendelaagjes niet altijd vastgelegd. Aan het eventueel ontbreken van het gegeven bij archiefgegevenskan geen bijzondere betekenis worden gegeven.

    6.3.25.1 soort grond
    Type gegevenAttribuut van Afwijkend laagje
    Definitie

    Het soort grond waaruit de eenheid bestaat, grof getypeerd.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamSoortGrond
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    6.3.25.2 soort gesteente
    Type gegevenAttribuut van Afwijkend laagje
    Definitie

    Het soort gesteente waaruit de eenheid bestaat, grof getypeerd.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamSoortGesteente
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels
    • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer het attribuut soort grond ontbreekt.
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.
    6.3.25.3 laagaandeel
    Type gegevenAttribuut van Afwijkend laagje
    Definitie

    Het aandeel in het volume van de laag.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.0
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0
    Regels
    • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardOngeroerd, of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
    Regels IMBRO/A
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaard archeologischStandaardArchief , fysischGeografischStandaardArchief of geologischNEN5104Archief .
    Toelichting

    Het aandeel wordt geschat.
    IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is het aandeelbijna altijd uitgedrukt in een klasse (laagaandeelklasse of laagaandeelklasse archief wanneer niet bekend is hoe het aandeel is bepaald) en niet als meetwaarde.

    6.3.25.4 laagaandeelklasse
    Type gegevenAttribuut van Afwijkend laagje
    Definitie

    Het aandeel in het volume van de laag, uitgedrukt in een klasse.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamLaagaandeelklasse
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardOngeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
    Regels IMBRO/A
    • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief, en het attribuut laagaandeel ontbreekt.
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief, en het attribuut laagaandeel aanwezig is.
    • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief.
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan fysischGeografischStandaardArchief of geologischNEN5104Archief .
    Toelichting

    IMBRO/A Dit gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A. Bij een boormonsterbeschrijving die onderSBB (beschrijfkwaliteit de Standaard Boor Beschrijvingsmethode (SBB, beschrijfkwaliteit geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief ) tot stand is gekomen, is het aandeel uitgedrukt in een klasse ( laagaandeelklasse ) of als meetwaarde ( laagaandeel ). Bij een boormonsterbeschrijving die onder ASB (beschrijfkwaliteit de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASB, beschrijfkwaliteit archeologischStandaardArchief ) tot stand is gekomen, is het aandeel uitgedrukt in een klasse ( laagaandeelklasse ).
    Het beschrijven van afwijkende laagjes maakt geen onderdeel uit van de beschrijfprocedure beschrijfprocedures NEN 5104. Wanneer afwijkende laagjes 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief) en Berendsen en Stouthamer (beschrijfkwaliteit fysischGeografischStandaardArchief ). Het gegeven kan eventueel als extra aspect zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 of Berendsen en Stouthamer tot stand is gekomen (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief ), gekomen. In dat geval is niet bekend hoe (volgens welke procedure) het aandeel is bepaald. In dat geval bepaald en wordt de laagaandeelklasse archief in plaats van de laagaandeelklasse vastgelegd.

    6.3.25.5 laagaandeelklasse archief
    Type gegevenAttribuut van Afwijkend laagje
    Definitie

    Het aandeel in de laag, uitgedrukt in een klasse.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamArchiefklasse
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardOngeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
    Regels IMBRO/A
    • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteitvan de entiteit Boorprofiel gelijk is aan fysischGeografischStandaardArchief of geologischNEN5104Archief .
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
    Toelichting

    IMBRO/A Dit gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A, en alleen bij gegevens waarvan niet bekendis hoe het aandeel is bepaald. Dat is het geval wanneer het beschrijven van laagjesgeen onderdeel uit maakt van de beschrijfprocedure of wanneer niet bekend is onderwelke beschrijfprocedure de boormonsterbeschrijving tot stand is gekomen.
    Het beschrijven van afwijkende laagjes maakt geen onderdeel uit van de procedure beschrijfprocedures NEN 5104. Wanneer laagjes 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief) en Berendsen en Stouthamer (beschrijfkwaliteit fysischGeografischStandaardArchief ). Het gegeven kan eventueel als extra aspect zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 of Berendsen en Stouthamer tot stand is gekomen (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief ), gekomen. In dat geval is niet bekend hoe (volgens welke procedure) het aandeel is bepaald. In dat geval bepaald en wordt de laagaandeelklasse archief in plaats van de laagaandeelklasse vastgelegd. Het aandeel moet beschouwd worden als indicatief.

    6.3.25.6 laagdikteklasse
    Type gegevenAttribuut van Afwijkend laagje
    Definitie

    De voor het laagje kenmerkende dikte, uitgedrukt in een klasse.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamLaagdikteklasse
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels IMBRO/A
    • De waarde van het attribuut mag niet gelijk zijn aan ergDunGelamineerd , dunGelamineerd , dikGelamineerd , ergDunGelaagd en dunGelaagd wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief , fysischGeografischStandaardArchief, geologischNEN5104Archief , geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief , en dat is onder IMBRO/A altijd het geval. .
    Toelichting

    IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is een andereindeling gehanteerd.

    6.3.25.7 kleur
    Type gegevenAttribuut van Afwijkend laagje
    Definitie

    De kleur van het materiaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamKleur
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels IMBRO/A
    • De waarde van het attribuut mag niet gelijk zijn aan onbekend wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief , geologischNEN5104Archief, fysischGeografischStandaardArchief , geologischNEN5104Archief , geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief , en dat is onder IMBRO/A altijd het geval. .
    Toelichting

    De kleur wordt vastgelegd wanneer het een onderscheidend kenmerk is.
    IMBRO/A Aan het eventueel ontbreken van het gegeven bij archiefgegevens kan geen bijzonderebetekenis worden gegeven.

    6.3.25.8 genetische typering
    Type gegevenAttribuut van Afwijkend laagje
    Definitie

    De typering van de eenheid naar wording, voor zover dat voor een goed begrip relevantis.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamGenetischeTypering
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Toelichting

    Het gegeven wordt alleen vastgelegd wanneer een laag onder bepaalde omstandighedenis gevormd. Het kan gebruikers direct inzicht geven in de plaats van de eenheid ineen geologisch model. Het gegeven heeft eerder een interpretatief dan een beschrijvendkarakter, maar het niveau van interpretatie is zo globaal dat iedere beschrijver inhet vakgebied geacht wordt over de noodzakelijke kennis te beschikken. Ook zijn dezegegevens het beste direct bij de beschrijving van boormonsters vast te leggen in plaatsvan achteraf op basis van alleen de boormonsterbeschrijving.

    6.3.25.9 verkit
    Type gegevenAttribuut van Afwijkend laagje
    Definitie

    De aanduiding die aangeeft of het materiaal verkit is.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamIndicatieJaNee
    TypeWaardelijst niet uitbreidbaar
    Toelichting

    Het gegeven wordt alleen vastgelegd wanneer dat in de context van het onderzoek relevantis.

    6.3.26 Brokje

    Diagram: Brokje - detail
    Brokje

    Type gegevenEntiteit
    Definitie

    De gegevens over een voorkomen in grond van brokjes van een afwijkende grondsoort.

    Regels IMBRO/A
    • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan fysischGeografischStandaardArchief .
    Toelichting

    Hoe het voorkomen van brokjes van afwijkende grondsoorten moet worden geïnterpreteerdhangt af van de kwaliteit van de beschreven monsters. Wanneer het om ongeroerde monstersgaat, mag men ervan uitgaan dat het een in-situ eigenschap van de grond is en datde brokjes als zodanig getransporteerd en afgezet zijn. In geroerde monsters zal hetvoorkomen van brokjes eerder de expressie zijn van vermenging van lagen die in samenstellingvan de grond verschillen.
    Het ontbreken van het gegeven betekent dat er geen brokjes aanwezig zijn.
    IMBRO/A Het beschrijven van brokjes maakt geen onderdeel uit van de beschrijfprocedures NEN 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief) en Berendsen en Stouthamer (beschrijfkwaliteit fysischGeografischStandaardArchief ). Het gegeven kan eventueel als extra aspect zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen. In dat geval is niet bekend hoe (volgens welke procedure) de brokjes zijn beschreven.
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is het gegeven bij de standaard beschrijving (beschrijfkwaliteit geologischStandaardArchief ), bij niet altijd vastgelegd. Bij de uitgebreide beschrijving van natuurlijke homogene grondlagen volgens de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (beschrijfkwaliteit Boor Beschrijvingsmethode (SBB, beschrijfkwaliteit archeologischStandaardArchief geologischUitgebreidArchief ), bij ) betekent het ontbreken van het gegeven dat er geen brokjes aanwezig zijn. Bij de beschrijving volgens NEN 5104 (beschrijfkwaliteit andere beschrijfkwaliteiten ( archeologischStandaardArchief , geologischNEN5104Archief en geologischStandaardArchief ) en bij de beschrijving van antropogene grondlagen en heterogeen gelaagde lagen die als laagjes zijn beschreven niet altijd vastgelegd. In deze gevallen beschreven, kan geen bijzondere betekenis worden gegeven aan het eventueel ontbreken van het gegeven.
    Bij de beschrijving volgens de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASB) (ASB, beschrijfkwaliteit archeologischStandaardArchief ) zijn alleen de zand-, klei- en veenbrokjes beschreven.

    6.3.26.1 soort grond
    Type gegevenAttribuut van Brokje
    Definitie

    Het soort grond waaruit de eenheid bestaat, grof getypeerd.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamSoortGrond
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    6.3.26.2 grootteklasse
    Type gegevenAttribuut van Brokje
    Definitie

    De grootte van een brokje uitgedrukt in een klasse.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamGrootteklasseBrokje
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels
    • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardOngeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd.
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.
    Toelichting

    In geroerde monsters zijn de afmetingen van brokjes van geen betekenis, in ongeroerdemonsters kunnen zij voor de expert van betekenis zijn bij het bepalen van de omstandighedenwaaronder de laag is gevormd.
    De grootte van een brokje wordt bepaald aan de hand van de een-na-langste as.
    IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is dit gegevenniet vastgelegd.

    6.3.26.3 percentageklasse
    Type gegevenAttribuut van Brokje
    Definitie

    Het procentuele aandeel in het volume van de grond, uitgedrukt in een klasse.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamVolumePercentageklasse
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels
    • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
    Regels IMBRO/A
    • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief.
    Toelichting

    IMBRO/A Het beschrijven van brokjes maakt geen onderdeel uit van de beschrijfprocedure NEN5104. Wanneer brokjes zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN5104 tot stand is gekomen (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief), is niet bekend hoe het aandeel is bepaald. In dat geval wordt de archiefklasse in plaats van de percentageklasse vastgelegd.

    6.3.26.4 archiefklasse
    Type gegevenAttribuut van Brokje
    Definitie

    Het aandeel in het volume van de grond, uitgedrukt in een klasse.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamArchiefklasse
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
    Regels IMBRO/A
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
    • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief.
    Toelichting

    IMBRO/A Dit gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A, en alleen bij gegevens waarvan niet bekendis hoe het aandeel is uitgedrukt. Dat is het geval wanneer het beschrijven van hetbestanddeel geen onderdeel uit maakt van de beschrijfprocedure of wanneer niet bekendis onder welke beschrijfprocedure de boormonsterbeschrijving tot stand is gekomen.Het beschrijven van brokjes maakt geen onderdeel uit van de procedure NEN 5104. Wanneerbrokjes zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot standis gekomen (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief), is niet bekend hoe het aandeel is bepaald. In dat geval wordt de archiefklasse in plaats van de percentageklasse vastgelegd. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.

    6.3.26.5 kleur
    Type gegevenAttribuut van Brokje
    Definitie

    De kleur van het materiaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamKleur
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels IMBRO/A
    • De waarde van het attribuut mag niet gelijk zijn aan onbekend wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief , geologischNEN5104Archief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief , en dat is onder IMBRO/A altijd het geval. .
    6.3.26.6 genetische typering
    Type gegevenAttribuut van Brokje
    Definitie

    De typering van de eenheid naar wording, voor zover dat voor een goed begrip relevantis.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamGenetischeTypering
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    6.3.26.7 verkit
    Type gegevenAttribuut van Brokje
    Definitie

    De aanduiding die aangeeft of het materiaal verkit is.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamIndicatieJaNee
    TypeWaardelijst niet uitbreidbaar

    6.3.27 Grindfractie

    Diagram: Grindfractie - detail
    Grindbestanddeel Grindfractie

    Type gegevenEntiteit
    Definitie

    De gegevens over het deel van de grond dat uit grind bestaat.

    Regels
    • De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd (dat is onder IMBRO altijd het geval), en de waarde van het attribuut geologische grondsoort van de entiteit Grond gelijk is aan keienMetGrind, keitjesMetGrind, siltigGrind, zwakZandigGrind, matigZandigGrind, sterkZandigGrind of uiterstZandigGrind.
    • De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd (dat is onder IMBRO altijd het geval), en de waarde van het attribuut grindgehalteklasse van de entiteit Grond gelijk is aan zwakGrindig, matigGrindig of sterkGrindig.
    • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd (dat is onder IMBRO altijd het geval), en de waarde van het attribuut geologische grondsoort van de entiteit Grond gelijk is aan blokken, keien, keienMetZand, keienMetSilt, keienMetKlei, keitjes, keitjesMetZand, keitjesMetSilt, keitjesMetKlei, asVulkanisch, diatomiet, dy, ijzeroer of kalkgyttja.
    • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd (dat is onder IMBRO altijd het geval), en de waarde van het attribuut grindgehalteklasse van de entiteit Grond gelijk is aan nietGrindig.
    Regels IMBRO/A
    • De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief en de waarde van het attribuut geologische grondsoort van de entiteit Grond gelijk is aan siltigGrind, zwakZandigGrind, matigZandigGrind, sterkZandigGrind of uiterstZandigGrind, en de waarde van het attribuut antropogeen van de entiteit Laag gelijk is aan nee of onbekend, en de entiteit Laagje niet aanwezig is.
    • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief en de waarde van het attribuut geologische grondsoort van de entiteit Grond gelijk is aan blokken, keienNietGespecificeerd, keien, keienMetZand, keienMetSilt, keienMetKlei, keitjesNietGespecificeerd, keitjes, keitjesMetZand, keitjesMetSilt, keitjesMetKlei, asVulkanisch, diatomiet, dy, ijzeroer of kalkgyttja.
    • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief en de waarde van het attribuut grondsoort NEN5104 van de entiteit Grond gelijk is aan blokken , keien keienNietGespecificeerd en of keitjes keitjesNietGespecificeerd .
    • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief en de waarde van het attribuut grindgehalteklasse van de entiteit Grond gelijk is aan nietGrindig of onbekend.
    • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief en de waarde van het attribuut grindgehalteklasse van de entiteit Grond gelijk is aan nietGrindig, grindig, zwakGrindig, matigGrindig,sterkGrindig of onbekend.
    • De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan fysischGeografischStandaardArchief , en de waarde van het attribuut grondsoort Berendsen en Stouthamer van de entiteit Grond gelijk is aan zwakZandigGrind , matigZandigGrind , sterkZandigGrind of grindNietGespecificeerd .
    • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan fysischGeografischStandaardArchief, en de waarde van het attribuut grindgehalteklasse van de entiteit Grond gelijk is aan nietGrindig of onbekend .
    Toelichting

    De grindfractie wordt vastgelegd bij grind en bij grindhoudende gronden.
    IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de grindfractie niet altijd vastgelegd, en zelden volledig beschreven. Bij eenboormonsterbeschrijving die onder SBB (beschrijfkwaliteit de Standaard Boor Beschrijvingsmethode (SBB, beschrijfkwaliteit geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief ) tot stand is gekomen, kan de grindfractie ontbreken bij keienMetGrind , keitjesMetGrind , grindNietGespecificieerd , bij grindhoudende lagen (grindgehalteklasse grindig , zwakGrindig , matigGrindig of sterkGrindig ), bij antropogene grondlagen en bij heterogeen gelaagde lagen die als laagjes zijn beschreven.
    Bij een boormonsterbeschrijving die onder beschrijfprocedure NEN 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief ) tot stand is gekomen, kan de grindfractie ontbreken. Volgens NEN 5104 worden schelpen (fragmenten en hele schelpen) beschreven als onderdeel van de grindfractie. Wanneer de grindfractie is beschreven bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen zal dit in de praktijk meestal alleen grind zijn.
    Bij een boormonsterbeschrijving die onder de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode(ASB, beschrijfkwaliteit archeologischStandaardArchief) tot stand is gekomen is de grindfractie eventueel alleen bij beschreven bij grinden(en niet bij grindhoudende lagen). Onder de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASB) ASB is alleen de grindmediaan(klasse) vastgelegd.
    Bij een boormonsterbeschrijving die onder Berendsen en Stouthamer (beschrijfkwaliteit fysischGeografischStandaardArchief ) tot stand is gekomen is de grindfractie altijd beschreven bij grinden, en eventueel bij grindhoudende lagen. Onder Berendsen en Stouthamer is alleen de grindmediaan(klasse) vastgelegd.
    Volgens de beschrijfprocedures NEN 5104 en Berendsen en Stouthamer worden schelpen (fragmenten en hele schelpen) gerekend tot de grindfractie. In de praktijk geldt voor boormonsterbeschrijvingen die onder NEN 5104 en Berendsen en Stouthamer tot stand zijn gekomen, dat de beschreven grindfractie meestal alleen daadwerkelijk grind betreft.

    6.3.27.1 grindmediaanklasse
    Type gegevenAttribuut van Grindfractie
    Definitie

    De mediane korrelgrootte in de massa van de grindfractie, uitgedrukt in een klasse.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamGrindmediaanklasse
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Identificerend gegevenWaarde
    Regels
    • De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan fijn , middelgrof en grof , wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd , geologischStandaardOngeroerd , geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd .
    Regels IMBRO/A
    • De waarde van het attribuut mag niet moet gelijk zijn aan fijn fijnNEN5104 , middelgrof matigGrofNEN5104 , zeerGrofNEN5104 en of grof onbekend , wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan a archeologischStandaardArchief rcheologischStandaardArchief , geologischNEN5104Archief , geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief .
    • De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan zeerFijnVerbraeck, fijnVerbraeck, grofVerbraeck of onbekend , en dat is onder IMBRO/A altijd wanneer de waarde van het geval. attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan fysischGeografischStandaardArchief .
    Toelichting

    IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is een andereindeling gehanteerd.

    6.3.27.2 hoekigheid
    Type gegevenAttribuut van Grindfractie
    Definitie

    De hoekigheid van de gemiddelde korrel uitgedrukt in een klasse.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamHoekigheid
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels
    • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
    Regels IMBRO/A
    • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief . of fysischGeografischStandaardArchief.
    • De waarde van het attribuut mag niet gelijk zijn aan onbekend wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief.
    Toelichting

    De indeling is naar Powers, 1953 en Hillen & Kruse, 1981. Het gegeven geeft inzichtin het afzettingsmilieu en de herkomst van het materiaal.
    IMBRO/A Het beschrijven van de hoekigheid van de korrel maakt geen onderdeel uit van de ArcheologischeStandaard Boorbeschrijvingsmethode (beschrijfkwaliteit (ASB, beschrijfkwaliteit archeologischStandaardArchief ), ) en niet van de beschrijfprocedure beschrijfprocedures NEN 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief ) en Berendsen en Stouthamer (beschrijfkwaliteit fysischGeografischStandaardArchief ). Het gegeven kan eventueel als extra aspect zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen. In dat geval is niet bekend hoe (volgens welke procedure) de hoekigheid is bepaald.

    6.3.27.3 fijn grind gehalteklasse
    Type gegevenAttribuut van Grindfractie
    Definitie

    Het aandeel fijn grind in de massa van de grindfractie, uitgedrukt in een percentageklasse.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamMassaPercentageklasse
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels
    • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
    Regels IMBRO/A
    • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief of fysischGeografischStandaardArchief .
    Toelichting

    IMBRO/A Het gegeven is onder de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASB) en onder Berendsen en Stouthamer, niet vastgelegd.

    6.3.27.4 matig grof grind gehalteklasse
    Type gegevenAttribuut van Grindfractie
    Definitie

    Het aandeel matig grof grind in de massa van de grindfractie, uitgedrukt in een percentageklasse.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamMassaPercentageklasse
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels
    • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
    Regels IMBRO/A
    • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief of fysischGeografischStandaardArchief .
    Toelichting

    IMBRO/A Het gegeven is onder de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASB) en onder Berendsen en Stouthamer, niet vastgelegd.

    6.3.27.5 zeer grof grind gehalteklasse
    Type gegevenAttribuut van Grindfractie
    Definitie

    Het aandeel zeer grof grind in de massa van de grindfractie, uitgedrukt in een percentageklasse.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamMassaPercentageklasse
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels
    • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
    Regels IMBRO/A
    • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief . of fysischGeografischStandaardArchief.
    Toelichting

    IMBRO/A Het gegeven is onder de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASB) en onder Berendsen en Stouthamer, niet vastgelegd.

    6.3.27.6 windkanters aanwezig
    Type gegevenAttribuut van Grindfractie
    Definitie

    De aanduiding die aangeeft of windkanters voorkomen.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamIndicatieJaNee
    Naam IMBRO/AIndicatieJaNeeOnbekend
    TypeWaardelijst niet uitbreidbaar
    Regels
    • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
    Regels IMBRO/A
    • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief of fysischGeografischStandaardArchief .
    • De waarde van het attribuut mag niet gelijk zijn aan onbekend wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief.
    Toelichting

    Windkanters zijn grinden die gedurende lange tijd zijn blootgesteld aan winderosieen daardoor een zeer herkenbare hoekige vorm hebben gekregen. Dit is onafhankelijkvan het soort grind, en indicatief voor koude klimatologische omstandigheden. Vaakzijn windkanters gepatineerd.
    IMBRO/A De aanduiding van windkanters maakt geen onderdeel uit van de Archeologische StandaardBoorbeschrijvingsmethode (beschrijfkwaliteit (ASB, beschrijfkwaliteit archeologischStandaardArchief ), ) en niet van de beschrijfprocedure beschrijfprocedures NEN 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief ) en Berendsen en Stouthamer (beschrijfkwaliteit fysischGeografischStandaardArchief ). Het gegeven kan eventueel als extra aspect zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen.

    6.3.27.7 sfericiteit
    Type gegevenAttribuut van Grindfractie
    Definitie

    De mate van bolrondheid van de gemiddelde korrel ingedeeld op grond van de verhoudingtussen de drie dimensies.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamSfericiteit
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels
    • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.
    Toelichting

    IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais dit gegeven niet vastgelegd.

    6.3.27.8 bontheid
    Type gegevenAttribuut van Grindfractie
    Definitie

    Het aandeel kleurige korrels in het volume van de grindfractie, uitgedrukt in eenpercentageklasse.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamBontheid
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels
    • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
    Regels IMBRO/A
    • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief of fysischGeografischStandaardArchief .
    • De waarde van het attribuut mag niet gelijk zijn aan onbekend wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief.
    Toelichting

    Kleurige korrels zijn doorschijnend, wit, licht- tot donkergrijs of zwart.
    IMBRO/A Het beschrijven van de bontheid van de korrels maakt geen onderdeel uit van de ArcheologischeStandaard Boorbeschrijvingsmethode (beschrijfkwaliteit (ASB, beschrijfkwaliteit archeologischStandaardArchief ), ) en niet van de beschrijfprocedure beschrijfprocedures NEN 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief ). ) en Berendsen en Stouthamer. Het gegeven kan eventueel als extra aspect zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen. In dat geval is niet bekend hoe (volgens welke procedure) de bontheid is bepaald en zijn de niet nader gedefinieerde waarden nietBontArchief , matigBontArchief en zeerBontArchief gebruikt.

    6.3.27.9 geschatte mediaan
    Type gegevenAttribuut van Grindfractie
    Definitie

    De geschatte mediane korrelgrootte in de massa van de grindfractie.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.0
    Eenheidmm (millimeter)
    Waardebereik2 tot 63
    Regels
    • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd.
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd of geologischStandaardOngeroerd.
    6.3.27.10 grindherkomst
    Type gegevenAttribuut van Grindfractie
    Definitie

    De omschrijving van het systeem dat het grind heeft aangevoerd.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamGrindherkomst
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels
    • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd.
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd of geologischStandaardOngeroerd.
    Regels IMBRO/A
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief of fysischGeografischStandaardArchief .
    Toelichting

    IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is zelden informatieover de herkomst van het grind vastgelegd. Het gegeven is onder de ArcheologischeStandaard Boorbeschrijvingsmethode (ASB) en onder Berendsen en Stouthamer, niet vastgelegd.

    id="detail_d497772e56633"> class="header-wrapper">
    6.3.27.11 grindbestanddeel
    Type gegevenGegevensgroep van Grindfractie
    Definitie

    Een deel van het grind dat uit korrels van een bepaalde categorie bestaat.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..*
    GegevensgroeptypeGrindbestanddeel

    6.3.28 Grindbestanddeel

    Diagram: Grindbestanddeel - detail
    Grindbestanddeel

    Type gegevenEntiteit
    Definitie

    De gegevens over een deel van het grind dat uit korrels van een bepaalde categoriebestaat.

    Regels
    • De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
    Regels IMBRO/A
    • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief.
    Toelichting

    IMBRO/A Aan het eventueel ontbreken van het gegeven bij archiefgegevens kan geen bijzonderebetekenis worden gegeven. Het gegeven is onder de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode(ASB) niet vastgelegd.

    6.3.28.1 soort grind
    Type gegevenAttribuut van Grindbestanddeel
    Definitie

    De op basis van gesteente of mineraal onderscheiden categorie grindkorrels.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamSoortGrind
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Toelichting

    De samenstelling van de grindfractie wordt bij uitgebreide beschrijvingen in detailbeschreven. Bij standaardbeschrijvingen wordt gewoonlijk een kortere lijst gebruikten worden bepaalde categorieën niet onderverdeeld. Het staat de uitvoerder echtervrij bij standaardbeschrijvingen dezelfde lijst te gebruiken als bij uitgebreide beschrijvingen.

    6.3.28.2 fractieaandeel
    Type gegevenAttribuut van Grindbestanddeel
    Definitie

    Het aandeel in de massa van de fractie, uitgedrukt in een percentageklasse.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamMassaPercentageklasse
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels
    • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
    Regels IMBRO/A
    • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief of fysischGeografischStandaardArchief .
    Toelichting

    IMBRO/A Het beschrijven van grindbestanddelen maakt geen onderdeel uit van de beschrijfprocedure beschrijfprocedures NEN 5104. Wanneer grindbestanddelen 5104 en Berendsen en Stouthamer. Het gegeven kan eventueel als extra aspect zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief ), ) of Berendsen en Stouthamer (beschrijfkwaliteit fysischGeografischStandaardArchief ) tot stand is gekomen. In dat geval is niet bekend hoe (volgens welke procedure) het aandeel is bepaald. In dat geval bepaald en wordt het de fractieaandeel archief in plaats van het de fractieaandeel vastgelegd.

    6.3.28.3 fractieaandeel archief
    Type gegevenAttribuut van Grindbestanddeel
    Definitie

    Het aandeel in de grond, uitgedrukt in een klasse.

    Juridische statusNiet-authentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamArchiefklasse
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
    Regels IMBRO/A
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
    • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief of fysischGeografischStandaardArchief .
    Toelichting

    IMBRO/A Dit gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A, en alleen bij gegevens waarvan niet bekendis hoe het aandeel is uitgedrukt. Dat is het geval wanneer het beschrijven van hetbestanddeel geen onderdeel uit maakt van de beschrijfprocedure of wanneer niet bekendis onder welke beschrijfprocedure de boormonsterbeschrijving tot stand is gekomen.
    Het beschrijven van grindbestanddelen maakt geen onderdeel uit van de procedure beschrijfprocedures NEN 5104. Wanneer grindbestanddelen 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief) en Berendsen en Stouthamer (beschrijfkwaliteit fysischGeografischStandaardArchief ). Het gegeven kan eventueel als extra aspect zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief ), ) of Berendsen en Stouthamer (beschrijfkwaliteit fysischGeografischStandaardArchief ) tot stand is gekomen. In dat geval is niet bekend hoe (volgens welke procedure) het aandeel is bepaald. In dat geval bepaald en wordt het de fractieaandeel archief in plaats van het de fractieaandeel vastgelegd. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.

    6.3.29 Zandfractie

    Diagram: Zandfractie - detail
    Zandbestanddeel Zandfractie

    Type gegevenEntiteit
    Definitie

    De gegevens over het deel van de grond dat uit zand bestaat.

    Regels
    • De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd , geologischStandaardOngeroerd , geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd (dat is onder IMBRO/A IMBRO altijd het geval), en de waarde van het attribuut geologische grondsoort van de entiteit Grond gelijk is aan keienMetZand , keitjesMetZand , zand , kleiigZand , zwakSiltigZand , matigSiltigZand , sterkSiltigZand of uiterstSiltigZand .
    • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd , geologischStandaardOngeroerd , geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd (dat is onder IMBRO/A IMBRO altijd het geval), en de waarde van het attribuut geologische grondsoort van de entiteit Grond niet gelijk is aan keienMetZand , keitjesMetZand , zand , kleiigZand , zwakSiltigZand , matigSiltigZand , sterkSiltigZand of uiterstSiltigZand .
    Regels IMBRO/A
    • De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief, en de waarde van het attribuut geologische grondsoort van de entiteit Grond gelijk is aan zand, kleiigZand, zwakSiltigZand, matigSiltigZand, sterkSiltigZand of uiterstSiltigZand, en de waarde van het attribuut antropogeen van de entiteit Laag gelijk is aan nee of onbekend, en de entiteit Laagje niet aanwezig is.
    • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief en de waarde van het attribuut geologische grondsoort van de entiteit Grond niet gelijk is aan zandNietGespecificeerd, zand, kleiigZand, zwakSiltigZand, matigSiltigZand, sterkSiltigZand of uiterstSiltigZand.
    • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief en de waarde van het attribuut grondsoort NEN5104 van de entiteit Grond niet gelijk is aan zandNietGespecificeerd, kleiigZand, siltigZand, zwakSiltigZand, matigSiltigZand, sterkSiltigZand of uiterstSiltigZand.
    • De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan
      fysischGeografischStandaardArchief en de waarde van het attribuut grondsoort Berendsen en Stouthamer van de entiteit Grond gelijk is aan leemarmZand , zwakLemigZand , lemigZand , sterkLemigZand , zeerSterkLemigZand , venigZand of zandNietGespecificeerd .
    • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan
      fysischGeografischStandaardArchief en de waarde van het attribuut grondsoort Berendsen en Stouthamer van de entiteit Grond niet gelijk is aan leemarmZand , zwakLemigZand , lemigZand , sterkLemigZand , zeerSterkLemigZand , venigZand of zandNietGespecificeerd .
    Toelichting

    De zandfractie wordt vastgelegd bij zand en bij keien en keitjes met zand.
    IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de zandfractie niet altijd vastgelegd, en zelden volledig beschreven. Bij een boormonsterbeschrijving die onder SBB (beschrijfkwaliteit de Standaard Boor Beschrijvingsmethode (SBB, beschrijfkwaliteit geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief ) tot stand is gekomen, kan de zandfractie ontbreken bij keienMetZand , keitjesMetZand , zandNietGespecificieerd , bij antropogene grondlagen en bij heterogeen gelaagde lagen die als laagjes zijn beschreven. Bij een boormonsterbeschrijvingen die onder de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASB, beschrijfkwaliteit archeologischStandaardArchief ) of tot stand is gekomen, kan de zandfractie ontbreken. Bij beschrijvingen volgens de ASB is alleen de zandmediaan(klasse) vastgelegd. Bij een boormonsterbeschrijvingen die onder beschrijfprocedure NEN 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief ) tot stand is gekomen, kan de zandfractie ook ontbreken. Bij beschrijvingen volgens ontbreken bij zand en is de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASB) zandfractie niet vasgelegd bij keien en keitjes met zand. Bij een boormonsterbeschrijvingen die onder beschrijfprocedure Berendsen en Stouthamer (beschrijfkwaliteit fysischGeografischStandaardArchief ) is alleen de zandmediaan(klasse) vastgelegd. zandfractie niet vasgelegd bij keien en keitjes met zand.
    Bij beschrijvingen die onder NEN 5104 of onder Berendsen en Stouthamer tot stand zijn gekomen behoort schelpengruis tot de zandfractie.

    6.3.29.1 donkere mineralen gehalteklasse
    Type gegevenAttribuut van Zandfractie
    Definitie

    Het aandeel donkere mineralen in het volume van de zandfractie, uitgedrukt in eenpercentageklasse.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamVolumePercentageklasse
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels
    • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
    Regels IMBRO/A
    • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief archeologischStandaardArchief, fysischGeografischStandaardArchief of geologischNEN5104Archief .
    Toelichting

    Donkere mineralen zijn (bijna) zwart met soms een groenige waas, mat tot glanzend,niet transparant en lijken qua korrelvorm vaak op glauconietkorrels. Een groot deelvan deze mineralen zijn verweerde glauconietkorrels, waardoor ze hun groenige uiterlijkverloren hebben en zwart zijn geworden. Ze onderscheiden zich van de zwarte zandkorrelsdie als Zandbestanddeel worden vastgelegd.
    IMBRO/A Bij een boormonsterbeschrijving die is aangeleverd onder IMBRO/A en tot is gekomenonder SBB (beschrijfkwaliteit de Standaard Boor Beschrijvingsmethode (SBB, beschrijfkwaliteit geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief ), is het aandeel geschat in het volume van de grond.
    Het beschrijven van de donkere mineralen maakt geen onderdeel uit van de ArcheologischeStandaard Boorbeschrijvingsmethode (ASB, beschrijfkwaliteit archeologischStandaardArchief ), ) en maakt geen onderdeel uit niet van de beschrijfprocedure beschrijfprocedures NEN 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief ). Wanneer donkere mineralen ) en Berendsen en Stouthamer (beschrijfkwaliteit fysischGeografischStandaardArchief) . Het gegeven kan eventueel als extra aspect zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen, gekomen. In dat geval is niet bekend hoe (volgens welke procedure) het aandeel is bepaald. In dat geval bepaald en wordt de donkere mineralen gehalteklasse archief in plaats van de donkere mineralen gehalteklasse vastgelegd. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.

    6.3.29.2 donkere mineralen gehalteklasse archief
    Type gegevenAttribuut van Zandfractie
    Definitie

    Het aandeel donkere mineralen in de zandfractie, uitgedrukt in een klasse.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamArchiefklasse
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
    Regels IMBRO/A
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, fysischGeografischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
    • De waarde van het attribuut mag niet gelijk zijn aan onbekend wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief , en dat is onder IMBRO/A altijd het geval. .
    Toelichting

    IMBRO/A Dit gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A, en alleen bij gegevens waarvan niet bekendis hoe het aandeel is uitgedrukt. Dat is het geval wanneer het beschrijven van hetbestanddeel geen onderdeel uit maakt van de beschrijfprocedure of wanneer niet bekendis onder welke beschrijfprocedure de boormonsterbeschrijving tot stand is gekomen.
    Het beschrijven van de donkere mineralen in de zandfractie maakt geen onderdeel uit van de procedure Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASB, beschrijfkwaliteit archeologischStandaardArchief ) en niet van de beschrijfprocedures NEN 5104. Wanneer donkere mineralen 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief ) en Berendsen en Stouthamer (beschrijfkwaliteit fysischGeografischStandaardArchief) . Het gegeven kan eventueel als extra aspect zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief ), gekomen. In dat geval is niet bekend hoe (volgens welke procedure) het aandeel is bepaald. bepaald en wordt de donkere mineralen gehalteklasse archief in plaats van de donkere mineralen gehalteklasse vastgelegd. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.

    6.3.29.3 hoekigheid
    Type gegevenAttribuut van Zandfractie
    Definitie

    De hoekigheid van de gemiddelde korrel uitgedrukt in een klasse.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamHoekigheid
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels
    • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
    Regels IMBRO/A
    • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief.
    • De waarde van het attribuut mag niet gelijk zijn aan onbekend wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief of fysischGeografischStandaardArchief .
    Toelichting

    De indeling is naar Powers, 1953 en Hillen & Kruse, 1981. Het gegeven geeft inzichtin het afzettingsmilieu en de herkomst van het materiaal.
    IMBRO/A Het beschrijven van de hoekigheid van de korrel maakt geen onderdeel uit van de ArcheologischeStandaard Boorbeschrijvingsmethode (beschrijfkwaliteit (ASB, beschrijfkwaliteit archeologischStandaardArchief ), ) en niet van de beschrijfprocedure beschrijfprocedures NEN 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief ). ) en Berendsen en Stouthamer (beschrijfkwaliteit fysischGeografischStandaardArchief) . Het gegeven kan eventueel als extra aspect zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 of onder Berendsen en Stouthamer tot stand is gekomen.

    6.3.29.4 zandmediaanklasse
    Type gegevenAttribuut van Zandfractie
    Definitie

    De mediane korrelgrootte in de massa van de zandfractie, uitgedrukt in een klasse.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamZandmediaanklasse
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels
    • De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan fijn63tot105um , fijn105tot150um , fijn150tot200um , middelgrof200tot300um , middelgrof300tot420um , middelgrof420tot630um en grof630tot2000um , wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd , geologischStandaardOngeroerd , geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd .
    Regels IMBRO/A
    • De waarde van het attribuut mag niet moet gelijk zijn aan fijn63tot105um uiterstFijnNEN5104 , fijn105tot150um zeerFijnNEN5104 , fijn150tot200um matigFijnNEN5104 , middelgrof200tot300um matigGrofNEN5104 , middelgrof300tot420um zeerGrofNEN5104 , middelgrof420tot630um uiterstGrofNEN5104 en of grof630tot2000um onbekend , wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief , geologischNEN5104Archief , geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief .
    • De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan uiterstFijnVerbraeck , en dat is onder IMBRO/A altijd zeerFijnVerbraeck , matigFijnVerbraeck , matigGrofVerbraeck , grofTotZeerGrofVerbraeck of onbekend wanneer de waarde van het geval. attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan fysischGeografischStandaardArchief .
    Toelichting

    IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is een andereindeling gehanteerd.

    6.3.29.5 zandspreiding
    Type gegevenAttribuut van Zandfractie
    Definitie

    De mate van variatie in de grootte van de zandkorrels uitgedrukt in een klasse.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamZandspreiding
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels
    • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
    Regels IMBRO/A
    • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief.
    • De waarde van het attribuut mag niet gelijk zijn aan onbekend wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan fysischGeografischStandaardArchief .
    Toelichting

    IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is een andereindeling gehanteerd. Het gegeven is onder de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode(ASB) niet vastgelegd.

    6.3.29.6 bontheid
    Type gegevenAttribuut van Zandfractie
    Definitie

    Het aandeel kleurige korrels in het volume van de zandfractie, uitgedrukt in een percentageklasse.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamBontheid
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels
    • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
    Regels IMBRO/A
    • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief.
    • De waarde van het attribuut mag niet gelijk zijn aan onbekend wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief of fysischGeografischStandaardArchief .
    Toelichting

    Kleurige korrels zijn doorschijnend, wit, licht- tot donkergrijs of zwart.
    IMBRO/A Het beschrijven van de bontheid van de korrels maakt geen onderdeel uit van de ArcheologischeStandaard Boorbeschrijvingsmethode (beschrijfkwaliteit (ASB, beschrijfkwaliteit archeologischStandaardArchief ), ) en niet van de beschrijfprocedure beschrijfprocedures NEN 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief ) en Berendsen en Stouthamer (beschrijfkwaliteit fysischGeografischStandaardArchief ). Het gegeven kan eventueel als extra aspect zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 of onder Berendsen en Stouthamer tot stand is gekomen. In dat geval zijn de niet nader gedefinieerde waarden nietBontArchief , matigBontArchief en zeerBontArchief gebruikt.

    6.3.29.7 gehalteklasse afwijkend grof
    Type gegevenAttribuut van Zandfractie
    Definitie

    Het aandeel korrels die groter zijn dan 1 millimeter in het volume van de zandfractie,uitgedrukt in een percentageklasse.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamVolumePercentageklasse
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels
    • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
    Regels IMBRO/A
    • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief , fysischGeografischStandaardArchief of geologischNEN5104Archief.
    Toelichting

    In de zandfractie kunnen korrels voorkomen die veel grover zijn dan de rest. Wanneerdie grove korrels minder dan 30 % van de zandfractie uitmaken, wordt het gehalte hiergegeven; de grove korrels liggen dan verspreid in een matrix van veel fijnere korrels.Wanneer de grove korrels meer dan 30 % van de zandfractie uitmaken, wordt dat doorhet gegeven zandspreiding gedekt en krijgt het de waarde tweetoppig.
    IMBRO/A Het beschrijven van de hoeveelheid afwijkend grove korrels maakt geen onderdeel uitvan de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode - ASB (beschrijfkwaliteit (ASB, beschrijfkwaliteit archeologischStandaardArchief ), ) en maakt geen onderdeel uit niet van de beschrijfprocedure beschrijfprocedures NEN 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief ). Wanneer het gehalte afwijkend grove korrels is ) en Berendsen en Stouthamer (beschrijfkwaliteit fysischGeografischStandaardArchief) . Het gegeven kan eventueel als extra aspect zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen, gekomen. In dat geval is niet bekend hoe (volgens welke procedure) het aandeel is bepaald. In dat geval bepaald en wordt de gehalteklasse afwijkend grof archief in plaats van de gehalteklasse afwijkend grof vastgelegd.

    6.3.29.8 gehalteklasse afwijkend grof archief
    Type gegevenAttribuut van Zandfractie
    Definitie

    Het aandeel korrels die groter zijn dan 1 millimeter in de zandfractie, uitgedruktin een klasse.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamArchiefklasse
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
    Regels IMBRO/A
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, fysischGeografischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
    • De waarde van het attribuut mag niet gelijk zijn aan onbekend wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief , en dat is onder IMBRO/A altijd het geval. .
    Toelichting

    IMBRO/A Dit gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A, en alleen bij gegevens waarvan niet bekendis hoe het aandeel is uitgedrukt. Dat is het geval wanneer het beschrijven van hetbestanddeel geen onderdeel uit maakt van de beschrijfprocedure of wanneer niet bekendis onder welke beschrijfprocedure de boormonsterbeschrijving tot stand is gekomen.
    Het beschrijven van de hoeveelheid afwijkend grove korrels maakt geen onderdeel uitvan de procedure Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASB, beschrijfkwaliteit archeologischStandaardArchief ) en niet van de beschrijfprocedures NEN 5104. Wanneer het gehalte afwijkend grove korrels is 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief ) en Berendsen en Stouthamer (beschrijfkwaliteit fysischGeografischStandaardArchief) . Het gegeven kan eventueel als extra aspect zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief ), gekomen. In dat geval is niet bekend hoe (volgens welke procedure) het aandeel is bepaald. bepaald en wordt de gehalteklasse afwijkend grof archief in plaats van de gehalteklasse afwijkend grof vastgelegd. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.

    6.3.29.9 granuulgehalteklasse
    Type gegevenAttribuut van Zandfractie
    Definitie

    Het aandeel korrels met een diameter rond de 2 millimeter in het volume van de zandfractie,uitgedrukt in een percentageklasse.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamVolumePercentageklasse
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
    Regels IMBRO/A
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief archeologischStandaardArchief, fysischGeografischStandaardArchief of geologischNEN5104Archief.
    • De waarde van het attribuut mag niet gelijk zijn aan onbekend wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief , en dat is onder IMBRO/A altijd het geval. .
    Toelichting

    IMBRO/A Dit gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A. Vanaf Standaard Boor Beschrijvingsmethode6 worden zandkorrels die groter zijn dan 1 millimeter vast gelegd als gehalteklasse afwijkend grof.
    Bij een boormonsterbeschrijving die is aangeleverd onder IMBRO/A en tot is gekomenonder SBB (beschrijfkwaliteit de Standaard Boor Beschrijvingsmethode (SBB, beschrijfkwaliteit geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief ), is het aandeel in de praktijk meestal geschat in het volume van de grond.
    Het beschrijven van granuul maakt geen onderdeel uit van de Archeologische StandaardBoorbeschrijvingsmethode - ASB (beschrijfkwaliteit (ASB, beschrijfkwaliteit archeologischStandaardArchief ), ) en maakt geen onderdeel uit niet van de beschrijfprocedure beschrijfprocedures NEN 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief ) en Berendsen en Stouthamer (beschrijfkwaliteit fysischGeografischStandaardArchief ). Wanneer granuul is Het gegeven kan eventueel als extra aspect zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen, gekomen. In dat geval is niet bekend hoe (volgens welke procedure) het aandeel is bepaald. In dat geval bepaald en wordt de granuulgehalteklasse archief in plaats van de granuulgehalteklasse vastgelegd.

    6.3.29.10 granuulgehalteklasse archief
    Type gegevenAttribuut van Zandfractie
    Definitie

    Het aandeel korrels met een diameter rond de 2 millimeter in het volume van de zandfractie,uitgedrukt in een percentageklasse.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamArchiefklasse
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
    Regels IMBRO/A
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief , fysischGeografischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief .
    • De waarde van het attribuut mag niet gelijk zijn aan onbekend wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief , en dat is onder IMBRO/A altijd het geval. .
    Toelichting

    IMBRO/A Het beschrijven van granuul maakt geen onderdeel uit van de Archeologische StandaardBoorbeschrijvingsmethode (beschrijfkwaliteit (ASB, beschrijfkwaliteit archeologischStandaardArchief ), ) en niet van de beschrijfprocedure beschrijfprocedures NEN 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief ) en Berendsen en Stouthamer (beschrijfkwaliteit fysischGeografischStandaardArchief ). Het gegeven kan eventueel als extra aspect zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen. In dat geval is niet bekend hoe (volgenswelke procedure) granuul het aandeel is beschreven. bepaald en wordt de granuulgehalteklasse archief in plaats van de granuulgehalteklasse vastgelegd. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.

    6.3.29.11 geschatte mediaan
    Type gegevenAttribuut van Zandfractie
    Definitie

    De geschatte mediane korrelgrootte in de massa van de zandfractie.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamMeetwaarde4.0
    Eenheidµm (micrometer)
    Waardebereik63 tot 2000
    Regels
    • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd.
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd of geologischStandaardOngeroerd.
    id="detail_d497772e61551"> class="header-wrapper">
    6.3.29.12 zandbestanddeel
    Type gegevenGegevensgroep van Zandfractie
    Definitie

    Een deel van het zand dat uit korrels van een bepaalde categorie bestaat.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..*
    GegevensgroeptypeZandbestanddeel

    6.3.30 Zandbestanddeel

    Diagram: Zandbestanddeel - detail
    Zandbestanddeel

    Type gegevenEntiteit
    Definitie

    De gegevens over een deel van het zand dat uit korrels van een bepaalde categoriebestaat.

    Regels
    • De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd.
    • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd of geologischStandaardOngeroerd.
    Regels IMBRO/A
    • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief.
    Toelichting

    IMBRO/A Aan het eventueel ontbreken van het gegeven bij archiefgegevens kan geen bijzonderebetekenis worden gegeven. Witte en transparante korrels werden zelden vastgelegd.Het gegeven is onder de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASB) nietvastgelegd.

    6.3.30.1 korrelkleur
    Type gegevenAttribuut van Zandbestanddeel
    Definitie

    De op basis van kleur onderscheiden categorie zandkorrels.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamKorrelkleur
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    6.3.30.2 percentageklasse
    Type gegevenAttribuut van Zandbestanddeel
    Definitie

    Het procentuele aandeel in het volume van de zandfractie, uitgedrukt in een klasse.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamVolumePercentageklasse
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels
    • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
    Regels IMBRO/A
    • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan fysischGeografischStandaardArchief of geologischNEN5104Archief .
    Toelichting

    IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is het aandeelin de praktijk meestal geschat in het volume van de grond.
    Het beschrijven van zandbestanddelen maakt geen onderdeel uit van de beschrijfprocedure beschrijfprocedures NEN 5104. Wanneer zandbestanddelen 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief ) en Berendsen en Stouthamer (beschrijfkwaliteit fysischGeografischStandaardArchief ). Het gegeven kan eventueel als extra aspect zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 of onder Berendsen en Stouthamer tot stand is gekomen (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief ), gekomen. In dat geval is niet bekend hoe (volgens welke procedure) het aandeel is bepaald. In dat geval bepaald en wordt de archiefklasse in plaats van de percentageklasse vastgelegd.

    6.3.30.3 archiefklasse
    Type gegevenAttribuut van Zandbestanddeel
    Definitie

    Het aandeel in de grond, uitgedrukt in een klasse.

    Juridische statusNiet-authentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamArchiefklasse
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
    Regels IMBRO/A
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
    • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan fysischGeografischStandaardArchief of geologischNEN5104Archief .
    Toelichting

    IMBRO/A Dit gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A, en alleen bij gegevens waarvan niet bekendis hoe het aandeel is uitgedrukt. Dat is het geval wanneer het beschrijven van hetbestanddeel geen onderdeel uit maakt van de beschrijfprocedure of wanneer niet bekendis onder welke beschrijfprocedure de boormonsterbeschrijving tot stand is gekomen.
    Het beschrijven van zandbestanddelen maakt geen onderdeel uit van de procedure beschrijfprocedures NEN 5104. Wanneer zandbestanddelen 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief) en Berendsen en Stouthamer (beschrijfkwaliteit fysischGeografischStandaardArchief ). Het gegeven kan eventueel als extra aspect zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 of Berendsen en Stouthamer tot stand is gekomen (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief ), gekomen. In dat geval is niet bekend hoe (volgens welke procedure) het aandeel is bepaald. In dat geval bepaald en wordt de archiefklasse in plaats van de percentageklasse vastgelegd. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.

    6.3.31 Schelpenfractie

    Diagram: Schelpenfractie - detail
    Schelpenbestanddeel Schelpenfractie

    Type gegevenEntiteit
    Definitie

    De gegevens over het deel van de grond dat uit schelpmateriaal bestaat.

    Regels
    • De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd , geologischStandaardOngeroerd , geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd (dat is onder IMBRO/A IMBRO altijd het geval), en de waarde van het attribuut geologische grondsoort gelijk is aan een waarde uit de categorie schelprijke grond .
    • De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd , geologischStandaardOngeroerd , geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd (dat is onder IMBRO/A IMBRO altijd het geval), en de waarde van het attribuut schelpmateriaalgehalteklasse van de entiteit Grond gelijk is aan spoorTot1 , weinig1tot10 of veel10tot30 .
    • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd , geologischStandaardOngeroerd , geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd (dat is onder IMBRO/A IMBRO altijd het geval), en de waarde van het attribuut geologische grondsoort gelijk is aan een waarde uit de categorie zeer grove grond , grindrijke minerale grond , organische grond , grindarme minerale grond of bijzondere grond .
    • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd , geologischStandaardOngeroerd , geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd (dat is onder IMBRO/A IMBRO altijd het geval), en de waarde van het attribuut schelpmateriaalgehalteklasse van de entiteit Grond gelijk is aan geen .
    Regels IMBRO/A
    • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief en de waarde van het attribuut geologische grondsoort van de entiteit Grond is niet gelijk aan een waarde uit de categorie zeer grove grond, grindrijke minerale grond, organische grond, grindarme minerale grond of bijzondere grond.
    • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologieStandaardArchief archeologischStandaardArchief , fysischGeografischStandaardArchief of geologischNEN5104Archief.
    • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief en de waarde van het attribuut schelpmateriaalgehalteklasse van de entiteit Grond is gelijk aan geen of onbekend.
    Toelichting

    IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de schelpenfractie niet altijd en niet altijd volledig vastgelegd. Bij een boormonsterbeschrijvingdie onder SBB (beschrijfkwaliteit de Standaard Boor Beschrijvingsmethode (SBB, beschrijfkwaliteit geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief ) tot stand is gekomen, kan de schelpenfractie ontbreken.
    Het beschrijven van de schelpenfractie maakt geen onderdeel uit van de ArcheologischeStandaard Boorbeschrijvingsmethode (beschrijfkwaliteit (ASB, beschrijfkwaliteit archeologischStandaardArchief ), ) en niet van de beschrijfprocedure beschrijfprocedures NEN 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief ) en Berendsen en Stouthamer (beschrijfkwaliteit fysischGeografischStandaardArchief ). Het gegeven kan eventueel als extra aspect zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen. In dat geval is niet bekend hoe (volgenswelke procedure) de schelpenfractie is beschreven, en wordt de Schelpenfractie archief in plaats van de Schelpenfractie vastgelegd.

    6.3.31.1 gehalteklasse gruis
    Type gegevenAttribuut van Schelpenfractie
    Definitie

    Het aandeel schelpmateriaal dat uit gruis bestaat in het volume van de schelpenfractie,uitgedrukt in een percentageklasse.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamVolumePercentageklasse
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels
    • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
    Toelichting

    Gruis zijn stukjes schelp die kleiner zijn dan 2 millimeter.
    IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is het aandeelin de praktijk meestal geschat in het volume van de grond. Bij archiefgegevens ishet aandeel gruis soms uitgedrukt in een klasse schelpresten (gehalteklasse resten) die bestaat uit schelpgruis en schelpfragmenten. Alleen in dat geval ontbreekt hetgegeven.

    6.3.31.2 gehalteklasse fragmenten
    Type gegevenAttribuut van Schelpenfractie
    Definitie

    Het aandeel schelpmateriaal dat uit fragmenten bestaat in het volume van de schelpenfractie,uitgedrukt in een percentageklasse.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamVolumePercentageklasse
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels
    • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
    Regels IMBRO/A
    • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief, en het attribuut gehalteklasse gruis aanwezig is.
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief, en het attribuut gehalteklasse gruis ontbreekt.
    Toelichting

    Fragmenten zijn stukjes schelp die groter zijn dan of gelijk aan 2 millimeter.
    IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is het aandeelin de praktijk meestal geschat in het volume van de grond. Bij archiefgegevens ishet aandeel fragmenten soms uitgedrukt in een klasse schelpresten (gehalteklasse resten) die bestaat uit schelpgruis en schelpfragmenten. Alleen in dat geval ontbreekt hetgegeven.

    6.3.31.3 gehalteklasse resten
    Type gegevenAttribuut van Schelpenfractie
    Definitie

    Het aandeel schelpmateriaal dat uit gruis en fragmenten bestaat in het volume vande schelpenfractie, uitgedrukt in een percentageklasse.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamVolumePercentageklasse
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
    Regels IMBRO/A
    • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief, en het attribuut gehalteklasse gruis ontbreekt.
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief, en het attribuut gehalteklasse gruis aanwezig is.
    Toelichting

    IMBRO/A Dit gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A. Voor gegevens die zijn aangeleverd inhet kader van archiefoverdracht is het aandeel schelpfragmenten en het aandeel schelpgruissoms uitgedrukt in een klasse schelpresten. Bij archiefgegevens is het aandeel inde praktijk meestal geschat in het volume van de grond.

    6.3.31.4 gehalteklasse heel
    Type gegevenAttribuut van Schelpenfractie
    Definitie

    Het aandeel schelpmateriaal dat uit hele schelpen bestaat in het volume van de schelpenfractie,uitgedrukt in een percentageklasse.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamVolumePercentageklasse
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Toelichting

    IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is het aandeelin de praktijk meestal geschat in het volume van de grond.

    6.3.31.5 doubletten
    Type gegevenAttribuut van Schelpenfractie
    Definitie

    De aanduiding die aangeeft of er tweekleppige schelpen voorkomen die nog een geheelvormen.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamIndicatieJaNee
    TypeWaardelijst niet uitbreidbaar
    Regels
    • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardOngeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd.
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd of geologischUitgebreidGeroerd.
    Toelichting

    Doubletten, tweekleppige schelpen waarvan de twee helften nog aan elkaar zitten, vallenbij transport snel uiteen. De aanwezigheid van doubletten is daarom een indicatievoor beperkte verplaatsing van de schelpresten.

    6.3.31.6 gehalteklasse dikwandig
    Type gegevenAttribuut van Schelpenfractie
    Definitie

    Het aandeel schelpen met een dikke wand in het volume van de schelpenfractie, uitgedruktin een percentageklasse.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamVolumePercentageklasse
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels
    • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd.
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd of geologischStandaardOngeroerd.
    Regels IMBRO/A
    • De waarde van het attribuut mag niet gelijk zijn aan onbekend wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief , en dat is onder IMBRO/A altijd het geval. .
    Toelichting

    Schelpen of schelpfragmenten kunnen dikwandig (2 millimeter of dikker) of dunwandig(dunner dan 1 millimeter) zijn. Het gegeven geeft informatie over de omstandighedenwaaronder het sediment is gevormd.
    IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is het aandeelin de praktijk meestal geschat in het volume van de grond.

    6.3.31.7 gehalteklasse dunwandig
    Type gegevenAttribuut van Schelpenfractie
    Definitie

    Het aandeel schelpen met een dunne wand in het volume van de schelpenfractie, uitgedruktin een percentageklasse.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamVolumePercentageklasse
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels
    • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd.
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd of geologischStandaardOngeroerd.
    Regels IMBRO/A

    De waarde van het attribuut mag niet gelijk zijn aan onbekend wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief , en dat is onder IMBRO/A altijd het geval. .

    Toelichting

    Schelpen of schelpfragmenten kunnen dikwandig (2 millimeter of dikker) of dunwandig(dunner dan 1 millimeter) zijn. Het gegeven geeft informatie over de omstandighedenwaaronder het sediment is gevormd.
    IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is het aandeelin de praktijk meestal geschat in het volume van de grond.

    6.3.31.8 in-situ
    Type gegevenAttribuut van Schelpenfractie
    Definitie

    De aanduiding die aangeeft of er schelpen voorkomen in levenspositie.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamIndicatieJaNee
    TypeWaardelijst niet uitbreidbaar
    Regels
    • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischUitgebreidOngeroerd.
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.
    Toelichting

    Het gegeven geeft nadere informatie over de omstandigheden waaronder de laag is gevormd.
    IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is dit gegevenniet vastgelegd.

    6.3.31.9 mate van verwering
    Type gegevenAttribuut van Schelpenfractie
    Definitie

    De mate van chemische verwering uitgedrukt in een klasse.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamMateVerwering
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels
    • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd.
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd of geologischStandaardOngeroerd.
    id="detail_d497772e65237"> class="header-wrapper">
    6.3.31.10 schelpenbestanddeel
    Type gegevenGegevensgroep van Schelpenfractie
    Definitie

    Een deel van het schelpmateriaal dat herkend wordt als bestaand uit de resten vaneen bepaalde categorie schelpen.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..*
    GegevensgroeptypeSchelpenbestanddeel

    6.3.32 Schelpenfractie archief

    Diagram: Schelpenfractie archief - detail
    Schelpenbestanddeel Schelpenfractie archief

    Type gegevenEntiteit
    Definitie

    De gegevens over het deel van de grond dat uit schelpmateriaal bestaat.

    Regels
    • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
    • Tenminste één van de attributen of de gegevensgroep schelpenbestanddeel moet aanwezig zijn.
    Regels IMBRO/A
    • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologieStandaardArchief, archeologischStandaardArchief, fysischGeografischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
    • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief en de waarde van het attribuut grondsoort NEN5104 van de entiteit Grond is niet gelijk aan schelpenNietGespecificeerd, siltigeSchelpen, zandigeSchelpen, zwakZandigeSchelpen, matigZandigeSchelpen, sterkZandigeSchelpen of uiterstZandigeSchelpen.
    • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief en de waarde van het attribuut schelpmateriaalgehalteklasse archief van de entiteit Grond is gelijk aan geen of onbekend.
    Toelichting

    IMBRO/A Dit gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A, en alleen bij gegevens waarvan niet bekendis hoe de fractie is beschreven. Dat is het geval wanneer het beschrijven van de fractiegeen onderdeel uit maakt van de beschrijfprocedure of wanneer niet bekend is onderwelke beschrijfprocedure de boormonsterbeschrijving tot stand is gekomen.
    Het beschrijven van schelpenfractie maakt geen onderdeel uit van de procedure beschrijfprocedures NEN 5104. Wanneer de 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief ) en Berendsen en Stouthamer (beschrijfkwaliteit fysischGeografischStandaardArchief ). De schelpenfractie is kan eventueel als extra aspect zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief ), gekomen. In dat geval is niet bekend hoe (volgens welke procedure) de fractie is bepaald. In dat geval bepaald en wordt de Schelpenfractie archief in plaats van de Schelpenfractie vastgelegd. De beschrijving moet beschouwd worden als indicatief.

    6.3.32.1 gehalteklasse gruis
    Type gegevenAttribuut van Schelpenfractie archief
    Definitie

    Het aandeel schelpmateriaal dat uit gruis bestaat, uitgedrukt in een klasse.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamArchiefklasse
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels IMBRO/A

    De waarde van het attribuut mag niet gelijk zijn aan onbekend wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief , en dat is onder IMBRO/A altijd het geval. .

    Toelichting

    IMBRO/A Gruis zijn stukjes schelp die kleiner zijn dan 2 millimeter. Het beschrijven vande schelpenfractie maakt geen onderdeel uit van de procedure NEN 5104. Wanneer dehoeveelheid schelpgruis is vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN5104 tot stand is gekomen beschrijfkwaliteit (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief ), niet bekend hoe het aandeel is bepaald. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is het aandeelin de praktijk meestal geschat in het volume van de grond.

    6.3.32.2 gehalteklasse fragmenten
    Type gegevenAttribuut van Schelpenfractie archief
    Definitie

    Het aandeel schelpmateriaal dat uit fragmenten bestaat, uitgedrukt in een klasse.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamArchiefklasse
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels IMBRO/A

    De waarde van het attribuut mag niet gelijk zijn aan onbekend wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief , en dat is onder IMBRO/A altijd het geval. .

    Toelichting

    IMBRO/A Fragmenten zijn stukjes schelp die groter zijn dan 2 millimeter. Het beschrijvenvan de schelpenfractie maakt geen onderdeel uit van de procedure NEN 5104. Wanneerde hoeveelheid schelpfragmenten is vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving dieonder NEN 5104 tot stand is gekomen beschrijfkwaliteit (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief ), niet bekend hoe het aandeel is bepaald. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is het aandeelin de praktijk meestal geschat in het volume van de grond.

    6.3.32.3 gehalteklasse resten
    Type gegevenAttribuut van Schelpenfractie archief
    Definitie

    Het aandeel schelpmateriaal dat uit gruis en fragmenten bestaat, uitgedrukt in eenklasse.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamArchiefklasse
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels IMBRO/A

    De waarde van het attribuut mag niet gelijk zijn aan onbekend wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief , en dat is onder IMBRO/A altijd het geval. .

    Toelichting

    IMBRO/A Het beschrijven van de schelpenfractie maakt geen onderdeel uit van de procedureNEN 5104. Wanneer de hoeveelheid schelpresten is vastgelegd bij een boormonsterbeschrijvingdie onder NEN 5104 tot stand is gekomen beschrijfkwaliteit (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief ), niet bekend hoe het aandeel is bepaald. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is het aandeelin de praktijk meestal geschat in het volume van de grond.

    6.3.32.4 gehalteklasse heel
    Type gegevenAttribuut van Schelpenfractie archief
    Definitie

    Het aandeel schelpmateriaal dat uit hele schelpen bestaat, uitgedrukt in een klasse.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamArchiefklasse
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels IMBRO/A

    De waarde van het attribuut mag niet gelijk zijn aan onbekend wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief , en dat is onder IMBRO/A altijd het geval. .

    Toelichting

    IMBRO/A Het beschrijven van de schelpenfractie maakt geen onderdeel uit van de procedureNEN 5104. Wanneer de hoeveelheid hele schelpen is vastgelegd bij een boormonsterbeschrijvingdie onder NEN 5104 tot stand is gekomen beschrijfkwaliteit (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief ), niet bekend hoe het aandeel is bepaald. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is het aandeelin de praktijk meestal geschat in het volume van de grond.

    6.3.32.5 doubletten
    Type gegevenAttribuut van Schelpenfractie archief
    Definitie

    De aanduiding die aangeeft of er tweekleppige schelpen voorkomen die nog een geheelvormen.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamIndicatieJaNee
    TypeWaardelijst niet uitbreidbaar
    Toelichting

    IMBRO/A Doubletten, tweekleppige schelpen waarvan de twee helften nog aan elkaar zitten,vallen bij transport snel uiteen. De aanwezigheid van doubletten is daarom een indicatievoor beperkte verplaatsing van de schelpresten.

    6.3.32.6 gehalteklasse dikwandig
    Type gegevenAttribuut van Schelpenfractie archief
    Definitie

    Het aandeel schelpen met een dikke wand, uitgedrukt in een klasse.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamArchiefklasse
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels IMBRO/A

    De waarde van het attribuut mag niet gelijk zijn aan onbekend wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief , en dat is onder IMBRO/A altijd het geval. .

    Toelichting

    IMBRO/A Schelpen of schelpfragmenten kunnen dikwandig (2 millimeter of dikker) of dunwandig(dunner dan 1 millimeter) zijn. Het gegeven geeft informatie over de omstandighedenwaaronder het sediment is gevormd.
    Het beschrijven van de schelpenfractie maakt geen onderdeel uit van de procedure NEN5104. Wanneer de hoeveelheid dikwandige schelpen is vastgelegd bij een boormonsterbeschrijvingdie onder NEN 5104 tot stand is gekomen beschrijfkwaliteit (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief ), niet bekend hoe het aandeel is bepaald. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is het aandeelin de praktijk meestal geschat in het volume van de grond.

    6.3.32.7 gehalteklasse dunwandig
    Type gegevenAttribuut van Schelpenfractie archief
    Definitie

    Het aandeel schelpen met een dunne wand, uitgedrukt in een klasse.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamArchiefklasse
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels IMBRO/A

    De waarde van het attribuut mag niet gelijk zijn aan onbekend wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief , en dat is onder IMBRO/A altijd het geval. .

    Toelichting

    IMBRO/A Schelpen of schelpfragmenten kunnen dikwandig (2 millimeter of dikker) of dunwandig(dunner dan 1 millimeter) zijn. Het gegeven geeft informatie over de omstandighedenwaaronder het sediment is gevormd.
    Het beschrijven van de schelpenfractie maakt geen onderdeel uit van de procedure NEN5104. Wanneer de hoeveelheid dunwandige schelpen is vastgelegd bij een boormonsterbeschrijvingdie onder NEN 5104 tot stand is gekomen beschrijfkwaliteit (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief ), niet bekend hoe het aandeel is bepaald. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is het aandeelin de praktijk meestal geschat in het volume van de grond.

    6.3.32.8 mate van verwering
    Type gegevenAttribuut van Schelpenfractie archief
    Definitie

    De mate van chemische verwering uitgedrukt in een klasse.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamMateVerwering
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels IMBRO/A

    De waarde van het attribuut mag niet gelijk zijn aan onbekend wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief, en dat is onder IMBRO/A altijd het geval.

    id="detail_d497772e67404"> class="header-wrapper">
    6.3.32.9 schelpenbestanddeel
    Type gegevenGegevensgroep van Schelpenfractie archief
    Definitie

    Een deel van het schelpmateriaal dat herkend wordt als bestaand uit de resten vaneen bepaalde categorie schelpen.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..*
    GegevensgroeptypeSchelpenbestanddeel

    6.3.33 Schelpenbestanddeel

    Diagram: Schelpenbestanddeel - detail
    Schelpenbestanddeel

    Type gegevenEntiteit
    Definitie

    De gegevens over een deel van het schelpmateriaal dat herkend wordt als bestaand uitde resten van een bepaalde categorie schelpen.

    Toelichting

    De samenstelling van de schelpenfractie wordt beschreven door de tien meest karakteristieketaxa te benoemen en per taxon het procentuele aandeel in dat geheel, de associatie,vast te leggen. Het ontbreken van het gegeven betekent dat het materiaal zo sterkis gefragmenteerd dat determinatie niet mogelijk is.
    IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is het schelpenaandeelniet altijd en niet altijd volledig vastgelegd. Aan het eventueel ontbreken van hetgegeven bij archiefgegevens kan geen bijzondere betekenis worden gegeven.

    6.3.33.1 soort schelp
    Type gegevenAttribuut van Schelpenbestanddeel
    Definitie

    De taxonomische naam van de categorie schelpen.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamSoortSchelp
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Toelichting

    De categorie kan betrekking hebben op een soort of subsoort, maar ook op een geslachtof een hiërarchisch hogere taxonomische eenheid.
    Bij de standaard beschrijving wordt een veel kortere lijst gebruikt dan bij de uitgebreidebeschrijving.

    6.3.33.2 associatieaandeel
    Type gegevenAttribuut van Schelpenbestanddeel
    Definitie

    Het aandeel in de associatie.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamMeetwaarde3.0
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik0 tot 100
    Regels
    • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
    Regels IMBRO/A
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief , geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief , en dat is onder IMBRO/A altijd het geval. .
    Toelichting

    Het aandeel wordt bepaald door het aantal herkenbare fragmenten en hele exemplarente tellen. De associatie wordt samengesteld uit de in de lijst opgenomen categorieën.De lijst die voor de beschrijfkwaliteiten geologischStandaardGeroerd en geologischStandaardOngeroerd wordt gebruikt is veel korter dan die voor geologischUitgebreidGeroerd en geologischUitgebreidOngeroerd.
    IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is het aandeeluitgedrukt in een klasse (associatieaandeelklasse of associatieaandeelklasse archief) en niet als meetwaarde, en om die reden is dit gegeven niet vastgelegd.

    6.3.33.3 associatieaandeelklasse
    Type gegevenAttribuut van Schelpenbestanddeel
    Definitie

    Het aandeel in de associatie, uitgedrukt in een klasse.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamAssociatieaandeelklasse
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
    Regels IMBRO/A
    • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief.
    Toelichting

    IMBRO/A Dit gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A.
    Het beschrijven van schelpenbestanddelen maakt geen onderdeel uit van de procedureNEN 5104. Wanneer schelpenbestanddelen zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijvingdie onder NEN 5104 tot stand is gekomen (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief), is niet bekend hoe het aandeel is bepaald. In dat geval wordt de associatieaandeelklasse archief in plaats van de associatieaandeelklasse vastgelegd.

    6.3.33.4 associatieaandeelklasse archief
    Type gegevenAttribuut van Schelpenbestanddeel
    Definitie

    Het aandeel in de associatie, uitgedrukt in een klasse.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamArchiefklasse
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
    Regels IMBRO/A
    • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief.
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
    Toelichting

    IMBRO/A Dit gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A, en alleen bij gegevens waarvan niet bekendis hoe het aandeel is uitgedrukt. Dat is het geval wanneer het beschrijven van hetbestanddeel geen onderdeel uit maakt van de beschrijfprocedure of wanneer niet bekendis onder welke beschrijfprocedure de boormonsterbeschrijving tot stand is gekomen.
    Het beschrijven van schelpenbestanddelen maakt geen onderdeel uit van de procedureNEN 5104. Wanneer schelpenbestanddelen zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijvingdie onder NEN 5104 tot stand is gekomen (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief), is niet bekend hoe het aandeel is bepaald. In dat geval wordt de associatieaandeelklasse archief in plaats van de associatieaandeelklasse vastgelegd. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.

    6.3.34 Organische fractie

    Diagram: Organische fractie - detail
    Organisch bestanddeel Organische fractie

    Type gegevenEntiteit
    Definitie

    De gegevens over het deel van de grond dat uit organisch materiaal bestaat.

    Regels
    • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut organischestofgehalteklasseNEN5104 van de entiteit Grond gelijk is aan nietHumeus.
    • Ten minste één van de volgende gegevens moet aanwezig zijn: soort veen of Organisch bestanddeel .
    Regels IMBRO/A
    • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut organischestofgehalteklasseNEN5104 van de entiteit Grond gelijk is aan onbekend.
    Toelichting

    De organische fractie wordt vastgelegd bij organische en bij humeuze gronden.
    Wanneer het organische materiaal geen duidelijke plantenstructuur meer heeft omdathet al grotendeels is verteerd is het veelal niet mogelijk de organische fractie tebeschrijven. In dat geval ontbreekt het gegeven. Dit geldt ook bij de beschrijvingvan monsters waarvan de samenhang van de grond te veel is verstoord (geroerde monsters).
    IMBRO/A Aan het eventueel ontbreken van het gegeven bij archiefgegevens kan geen bijzonderebetekenis worden gegeven.

    6.3.34.1 soort veen
    Type gegevenAttribuut van Organische fractie
    Definitie

    Een nadere typering van het als veen omschreven bestanddeel van grond.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamSoortVeen
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Toelichting

    Het gegeven heeft eerder een interpretatief dan een beschrijvend karakter, maar hetniveau van interpretatie is zo globaal dat iedere beschrijver in het vakgebied geachtwordt over de noodzakelijke kennis te beschikken.Het gegeven wordt alleen vastgelegd wanneer de waarde bepaald kan worden. De uitvoerderbeoordeelt zelf wanneer dat het geval is.

    id="detail_d497772e69341"> class="header-wrapper">
    6.3.34.2 organisch bestanddeel
    Type gegevenGegevensgroep van Organische fractie
    Definitie

    Een deel van het organisch materiaal dat uit de resten van een bepaalde categorieplanten bestaat.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..*
    GegevensgroeptypeOrganisch bestanddeel

    6.3.35 Organisch bestanddeel

    Diagram: Organisch bestanddeel - detail
    Organisch bestanddeel

    Type gegevenEntiteit
    Definitie

    De gegevens over een deel van het organisch materiaal dat uit de resten van een bepaaldecategorie planten bestaat.

    Regels IMBRO/A
    • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief.
    Toelichting

    De samenstelling van het veen beschreven voor zover die uit determineerbare plantenrestenbestaat.
    Bij de standaard beschrijving wordt alleen vastgelegd of de plantenresten houtig ofniet-houtig zijn. In het geval er geen onderscheid gemaakt kan worden tussen houtigen niet-houtig omdat de plantenresten al grotendeels zijn verteerd, wordt de waardedetritus vastgelegd. Bij de uitgebreide beschrijving wordt een langere lijst gebruikt danbij de standaard beschrijving.
    IMBRO/A Het gegeven is onder beschrijven van organische bestanddelen maakt geen onderdeel uit van de de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASB) en niet vastgelegd. van beschrijfprocedures NEN 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief) en Berendsen en Stouthamer (beschrijfkwaliteit fysischGeografischStandaardArchief ). Het gegeven kan eventueel als extra aspect zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 of Berendsen en Stouthamer tot stand is gekomen.

    6.3.35.1 soort plantenrest
    Type gegevenAttribuut van Organisch bestanddeel
    Definitie

    De categorie plantenresten.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamSoortPlantenrest
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    6.3.35.2 percentageklasse
    Type gegevenAttribuut van Organisch bestanddeel
    Definitie

    Het procentuele aandeel in het volume van de organische fractie, uitgedrukt in eenklasse.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamVolumePercentageklasse
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels
    • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
    Regels IMBRO/A
    • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan fysischGeografischStandaardArchief of geologischNEN5104Archief .
    Toelichting

    IMBRO/A Het beschrijven van organische bestanddelen maakt geen onderdeel uit van de beschrijfprocedure beschrijfprocedures NEN 5104. Wanneer 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief ) en Berendsen en Stouthamer (beschrijfkwaliteit fysischGeografischStandaardArchief ). Het beschrijven van organische bestanddelen maakt geen onderdeel uit van de beschrijfprocedures NEN 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief) en Berendsen en Stouthamer (beschrijfkwaliteit fysischGeografischStandaardArchief ). Het gegeven kan eventueel als extra aspect zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 of Berendsen en Stouthamer tot stand is gekomen (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief ), gekomen. In dat geval is niet bekend hoe (volgens welke procedure) het aandeel is bepaald. In dat geval bepaald en wordt de archiefklasse in plaats van de percentageklasse vastgelegd.

    6.3.35.3 archiefklasse
    Type gegevenAttribuut van Organisch bestanddeel
    Definitie

    Het aandeel in de grond, uitgedrukt in een klasse.

    Juridische statusNiet-authentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamArchiefklasse
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
    Regels IMBRO/A
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
    • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan fysischGeografischStandaardArchief of geologischNEN5104Archief .
    Toelichting

    IMBRO/A Dit gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A, en alleen bij gegevens waarvan niet bekendis hoe het aandeel is uitgedrukt. Dat is het geval wanneer het beschrijven van hetbestanddeel geen onderdeel uit maakt van de beschrijfprocedure of wanneer niet bekendis onder welke beschrijfprocedure de boormonsterbeschrijving tot stand is gekomen.
    Het beschrijven van organische bestanddelen maakt geen onderdeel uit van de procedure beschrijfprocedures NEN 5104. Wanneer organische bestanddelen 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief) en Berendsen en Stouthamer (beschrijfkwaliteit fysischGeografischStandaardArchief ). Het gegeven kan eventueel als extra aspect zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 of Berendsen en Stouthamer tot stand is gekomen (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief ), gekomen. In dat geval is niet bekend hoe (volgens welke procedure) het aandeel is bepaald. In dat geval bepaald en wordt de archiefklasse in plaats van de percentageklasse vastgelegd. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.

    6.3.36 Munsellkleur

    Diagram: Munsellkleur - detail
    Munsellkleur

    Type gegevenEntiteit
    Definitie

    De gegevens die de kleur volgens het Munsell-systeem beschrijven.

    Regels
    • De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischUitgebreidOngeroerd en geologischUitgebreidGeroerd.
    • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardOngeroerd en of geologischStandaardGeroerd .
    Regels IMBRO/A
    • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan fysischGeografischStandaardArchief .
    Toelichting

    Het Munsell-systeem baseert zich op een bij benadering bolvormige kleurenruimte enclassificeert kleur aan de hand van drie aspecten. Dat zijn in het Engels hue (hoofdkleur),chroma (zuiverheid) en value (witheid). De hue geeft de plaats van de kleur op eencirkel die de kleuren van de regenboog beschrijft. De chroma geeft de zuiverheid vande kleur en is de afstand in het horizontale vlak van de plaats op de cirkel tot hetmiddelpunt, en de value geeft de mate van witheid en wordt bepaald langs de verticaleas. De systematiek is ontworpen door Albert H. Munsell en dateert uit het begin vande 20ste eeuw. Sinds de jaren 1930 is het bij het United States Department of Agriculture(USDA) als standaard in gebruik. In de jaren 1980 is het geleidelijk in gebruik genomenin geologische beschrijvingen in Nederland, met name in onderzoek op zee. Sinds eindjaren 1990 wordt het systeem bij de Geologische Dienst Nederland standaard gebruiktbij het maken van een uitgebreide beschrijving van ongeroerde monsters en vanaf StandaardBoor Beschrijvingsmethode 6 ook bij het maken van een uitgebreide beschrijving vangeroerde monsters. De meeste codes komen uit het systeem dat de kleur van grond beschrijft;waar dat systeem niet toereikend is voor het beschrijven van grond in de ondergrondvan Nederland, worden codes gebruikt uit het systeem voor gesteente.
    IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de Munsellkleur niet altijd vastgelegd. Bij vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder SBB (beschrijfkwaliteit de Standaard Boor Beschrijvingsmethode (SBB, beschrijfkwaliteit geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief ) of onder de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASB, beschrijfkwaliteit archeologischStandaardArchief ) tot stand is gekomen is gekomen. Het beschrijven van de Munsellkleur niet altijd vastgelegd. kleur volgens het Munsell-systeem maakt geen onderdeel uit van de beschrijfprocedures NEN 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief) en Berendsen en Stouthamer (beschrijfkwaliteit fysischGeografischStandaardArchief ). Het gegeven kan eventueel als extra aspect zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen. In dat geval is niet bekend hoe (volgens welke procedure) de Munsellkleur is bepaald.

    6.3.36.1 munsell hoofdkleur
    Type gegevenAttribuut van Munsellkleur
    Definitie

    De kleur uitgedrukt in de code die de plaats op de kleurcirkel aangeeft.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMunsellHoofdkleur
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Toelichting

    De munsell hoofdkleur is een samengesteld gegeven: een of meer letters geven de globaleplaats op de cirkel, een getal geeft een nadere precisering van de plaats.

    6.3.36.2 munsell witheid
    Type gegevenAttribuut van Munsellkleur
    Definitie

    De mate van witheid uitgedrukt in een getal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMunsellWitheid
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    6.3.36.3 munsell zuiverheid
    Type gegevenAttribuut van Munsellkleur
    Definitie

    De mate van zuiverheid uitgedrukt in een getal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamMunsellZuiverheid
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut munsell hoofdkleur gelijk is aan N.
    • Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

    6.3.37 Vlek

    Diagram: Vlek - detail
    Vlek

    Type gegevenEntiteit
    Definitie

    De gegevens van de vlekken die een bepaalde kleur hebben.

    Regels
    • De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut gevlekt van de entiteit Grond gelijk is aan ja.
    • De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.
    Toelichting

    Het voorkomen van vlekken is een aanwijzing voor verandering van de chemische samenstellingof gesteldheid van de grond na afzetting van het sediment.

    6.3.37.1 kleur
    Type gegevenAttribuut van Vlek
    Definitie

    De kleur van de vlekken.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamVlekkleur
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    6.3.37.2 bedekkingsgraad
    Type gegevenAttribuut van Vlek
    Definitie

    Het deel van het oppervlak dat door de vlekken in beslag wordt genomen, uitgedruktin een klasse.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamBedekkingsgraadVlek
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels IMBRO/A
    • De waarde van het attribuut mag niet gelijk zijn aan weinigTot2 , matig2tot20 en veel20tot50 , wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief , fysischGeografischStandaardArchief, geologischNEN5104Archief , geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief , en dat is onder IMBRO/A altijd het geval. .
    Toelichting

    IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is een andereindeling gehanteerd.

    6.3.37.3 in banden
    Type gegevenAttribuut van Vlek
    Definitie

    De aanduiding die aangeeft of de vlekken in banden voorkomen.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamIndicatieJaNee
    Naam IMBRO/AIndicatieJaNeeOnbekend
    TypeWaardelijst niet uitbreidbaar

    6.3.38 Insluitsel

    Diagram: Insluitsel - detail
    Insluitsel

    Type gegevenEntiteit
    Definitie

    De gegevens over een of meer geïsoleerde, veelal grillig gevormde en onduidelijk begrensdevoorkomens van een afwijkende grondsoort die herkend worden als ontstaan uit vervormingvan eerder afgezet sediment.

    Regels
    • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd of geologischUitgebreidGeroerd.
    Regels IMBRO/A
    • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief of fysischGeografischStandaardArchief .
    • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut kwaliteit beschreven monsters gelijk is aan geroerd.
    Toelichting

    Het gegeven wordt alleen vastgelegd bij de beschrijving van ongeroerde monsters. Insluitselsvariëren in grootte van enkele millimeters tot enkele decimeters.
    IMBRO/A Het beschrijven van insluitsels maakt geen onderdeel uit van de Archeologische StandaardBoorbeschrijvingsmethode (beschrijfkwaliteit (ASB, beschrijfkwaliteit archeologischStandaardArchief ), ) en niet van de beschrijfprocedure beschrijfprocedures NEN 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief ). ) en Berendsen en Stouthamer (beschrijfkwaliteit fysischGeografischStandaardArchief) . Het gegeven kan eventueel als extra aspect zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen. In dat geval is niet bekend hoe (volgenswelke procedure) de insluitsels zijn beschreven. De beschrijving moet beschouwd worden als indicatief.
    Aan het eventueel ontbreken van het gegeven bij archiefgegevens kan geen bijzonderebetekenis worden gegeven.

    6.3.38.1 soort grond
    Type gegevenAttribuut van Insluitsel
    Definitie

    Het soort grond waaruit de eenheid bestaat, grof getypeerd.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamSoortGrond
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    6.3.38.2 percentageklasse
    Type gegevenAttribuut van Insluitsel
    Definitie

    Het procentuele aandeel in het volume van de grond, uitgedrukt in een klasse.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamVolumePercentageklasse
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels
    • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardOngeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
    Regels IMBRO/A
    • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief.
    Toelichting

    IMBRO/A Het beschrijven van insluitsels maakt geen onderdeel uit van de beschrijfprocedureNEN 5104. Wanneer insluitsels zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving dieonder NEN 5104 tot stand is gekomen (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief), is niet bekend hoe het aandeel is bepaald. In dat geval wordt de archiefklasse in plaats van de percentageklasse vastgelegd.

    6.3.38.3 archiefklasse
    Type gegevenAttribuut van Insluitsel
    Definitie

    Het aandeel in de grond, uitgedrukt in een klasse.

    Juridische statusNiet-authentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamArchiefklasse
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
    Regels IMBRO/A
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
    • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief.
    Toelichting

    IMBRO/A Dit gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A, en alleen bij gegevens waarvan niet bekendis hoe het aandeel is uitgedrukt. Dat is het geval wanneer het beschrijven van hetbestanddeel geen onderdeel uit maakt van de beschrijfprocedure of wanneer niet bekendis onder welke beschrijfprocedure de boormonsterbeschrijving tot stand is gekomen.
    Het beschrijven van insluitsels maakt geen onderdeel uit van de procedure NEN 5104.Wanneer insluitsels zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN5104 tot stand is gekomen (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief), is niet bekend hoe het aandeel is bepaald. In dat geval wordt de archiefklasse in plaats van de percentageklasse vastgelegd. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.

    6.3.38.4 kleur
    Type gegevenAttribuut van Insluitsel
    Definitie

    De kleur van het materiaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamKleur
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels IMBRO/A

    De waarde van het attribuut mag niet gelijk zijn aan onbekend wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief , en dat is onder IMBRO/A altijd het geval. .

    6.3.38.5 genetische typering
    Type gegevenAttribuut van Insluitsel
    Definitie

    De typering van de eenheid naar wording, voor zover dat voor een goed begrip relevantis.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamGenetischeTypering
    TypeWaardelijst uitbreidbaar

    6.3.39 Sedimentlens

    Diagram: Sedimentlens - detail
    Sedimentlens

    Type gegevenEntiteit
    Definitie

    De gegevens over een of meer geïsoleerde, duidelijk begrensde, lensvormige voorkomensvan een afwijkende grondsoort, die herkend worden als in deeltjes afgezet.

    Regels
    • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd of geologischUitgebreidGeroerd.
    Regels IMBRO/A
    • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief . of fysischGeografischStandaardArchief.
    • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut kwaliteit beschreven monsters gelijk is aan geroerd.
    Toelichting

    Het gegeven wordt alleen vastgelegd bij de beschrijving van ongeroerde monsters. Lenzenvariëren in grootte van enkele millimeters tot enkele centimeters. Er is voor gekozende lensvormige voorkomens van fijnkorrelig materiaal en zand die typisch zijn voorflaser- en linsengelaagdheid niet als Sedimentlens te beschrijven maar als een sedimentairestructuur.
    IMBRO/A Het beschrijven van sedimentlenzen maakt geen onderdeel uit van de ArcheologischeStandaard Boorbeschrijvingsmethode (beschrijfkwaliteit (ASB, beschrijfkwaliteit archeologischStandaardArchief ), ) en niet van de beschrijfprocedure beschrijfprocedures NEN 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief ). ) en Berendsen en Stouthamer (beschrijfkwaliteit fysischGeografischStandaardArchief) . Het gegeven kan eventueel als extra aspect zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen. In dat geval is niet bekend hoe (volgenswelke procedure) de sedimentlenzen zijn beschreven.
    Aan het eventueel ontbreken van het gegeven bij archiefgegevens kan geen bijzonderebetekenis worden gegeven.

    6.3.39.1 soort grond
    Type gegevenAttribuut van Sedimentlens
    Definitie

    Het soort grond waaruit de eenheid bestaat.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamSoortGrond
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    6.3.39.2 percentageklasse
    Type gegevenAttribuut van Sedimentlens
    Definitie

    Het procentuele aandeel in het volume van de grond, uitgedrukt in een klasse.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamVolumePercentageklasse
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels
    • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardOngeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
    Regels IMBRO/A
    • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief.
    Toelichting

    IMBRO/A Het beschrijven van sedimentlenzen maakt geen onderdeel uit van de beschrijfprocedureNEN 5104. Wanneer sedimentlenzen zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving dieonder NEN 5104 tot stand is gekomen (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief), is niet bekend hoe het aandeel is bepaald. In dat geval wordt de archiefklasse in plaats van de percentageklasse vastgelegd.

    6.3.39.3 archiefklasse
    Type gegevenAttribuut van Sedimentlens
    Definitie

    Het aandeel in de grond, uitgedrukt in een klasse.

    Juridische statusNiet-authentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamArchiefklasse
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
    Regels IMBRO/A
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
    • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief.
    Toelichting

    IMBRO/A Dit gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A, en alleen bij gegevens waarvan niet bekendis hoe het aandeel is uitgedrukt. Dat is het geval wanneer het beschrijven van hetbestanddeel geen onderdeel uit maakt van de beschrijfprocedure of wanneer niet bekendis onder welke beschrijfprocedure de boormonsterbeschrijving tot stand is gekomen.
    Het beschrijven van sedimentlenzen maakt geen onderdeel uit van de procedure NEN 5104.Wanneer sedimentlenzen zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN5104 tot stand is gekomen (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief), is niet bekend hoe het aandeel is bepaald. In dat geval wordt de archiefklasse in plaats van de percentageklasse vastgelegd. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.

    6.3.39.4 kleur
    Type gegevenAttribuut van Sedimentlens
    Definitie

    De kleur van het materiaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamKleur
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels IMBRO/A

    De waarde van het attribuut mag niet gelijk zijn aan onbekend wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief , en dat is onder IMBRO/A altijd het geval. .

    6.3.39.5 genetische typering
    Type gegevenAttribuut van Sedimentlens
    Definitie

    De typering van de eenheid naar wording, voor zover dat voor een goed begrip relevantis.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamGenetischeTypering
    TypeWaardelijst uitbreidbaar

    6.3.40 Dierlijk fossiel

    Diagram: Dierlijk fossiel - detail
    Dierlijk fossiel

    Type gegevenEntiteit
    Definitie

    De gegevens over een voorkomen van een bepaalde categorie van fossiele overblijfselenvan dieren.

    Regels
    • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd of geologischStandaardOngeroerd.
    Regels IMBRO/A
    • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief . of fysischGeografischStandaardArchief.
    Toelichting

    Het gegeven wordt alleen vastgelegd bij de uitgebreide beschrijving.
    IMBRO/A Het beschrijven van dierlijke fossielen maakt geen onderdeel uit van de ArcheologischeStandaard Boorbeschrijvingsmethode (beschrijfkwaliteit (ASB, beschrijfkwaliteit archeologischStandaardArchief ), ) en niet van de beschrijfprocedure beschrijfprocedures NEN 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief ). ) en Berendsen en Stouthamer (beschrijfkwaliteit fysischGeografischStandaardArchief) . Het gegeven kan eventueel als extra aspect zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen. In dat geval is niet bekend hoe (volgenswelke procedure) de dierlijke fossielen zijn beschreven.
    Aan het eventueel ontbreken van het gegeven bij archiefgegevens kan geen bijzonderebetekenis worden gegeven.

    6.3.40.1 soort dierfossiel
    Type gegevenAttribuut van Dierlijk fossiel
    Definitie

    Een categorie van fossiele overblijfselen van dieren.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamSoortDierfossiel
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    6.3.40.2 percentageklasse
    Type gegevenAttribuut van Dierlijk fossiel
    Definitie

    Het procentuele aandeel in het volume van de grond, uitgedrukt in een klasse.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamVolumePercentageklasse
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels
    • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
    Regels IMBRO/A
    • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief.
    Toelichting

    IMBRO/A Het beschrijven van dierlijke fossielen maakt geen onderdeel uit van de beschrijfprocedureNEN 5104. Wanneer dierlijke fossielen zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijvingdie onder NEN 5104 tot stand is gekomen (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief), is niet bekend hoe het aandeel is bepaald. In dat geval wordt de archiefklasse in plaats van de percentageklasse vastgelegd.

    6.3.40.3 archiefklasse
    Type gegevenAttribuut van Dierlijk fossiel
    Definitie

    Het aandeel in de grond, uitgedrukt in een klasse.

    Juridische statusNiet-authentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamArchiefklasse
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
    Regels IMBRO/A
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
    • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief.
    Toelichting

    IMBRO/A Dit gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A, en alleen bij gegevens waarvan niet bekendis hoe het aandeel is uitgedrukt. Dat is het geval wanneer het beschrijven van hetbestanddeel geen onderdeel uit maakt van de beschrijfprocedure of wanneer niet bekendis onder welke beschrijfprocedure de boormonsterbeschrijving tot stand is gekomen.
    Het beschrijven van dierlijke fossielen geen onderdeel uit van de procedure NEN 5104.Wanneer dierlijke fossielen zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onderNEN 5104 tot stand is gekomen (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief), is niet bekend hoe het aandeel is bepaald. In dat geval wordt de archiefklasse in plaats van de percentageklasse vastgelegd. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.

    6.3.41 Fractieverdeling

    Diagram: Fractieverdeling - detail
    Verdeling fijne fractie schelprijke grond archief Verdeling fijne fractie grindarme minerale grond Verdeling fijne fractie organische grond Verdeling fijne fractie grindrijke minerale grond Verdeling fijne fractie schelprijke grond Fractieverdeling

    Type gegevenEntiteit
    Definitie

    De gegevens die de samenstelling van de grond beschrijven volgens de driehoeksystematiekals een mengsel van organische stof, schelpmateriaal en vier minerale fracties, teweten grind, zand, silt en lutum.

    Regels
    • De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd en de waarde van het attribuut geologische grondsoort van de entiteit Grond gelijk is aan een waarde uit de categorie grindrijke minerale grond, schelprijke grond, organische grond of grindarme minerale grond.
    • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd of geologischStandaardOngeroerd.
    • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en de waarde van het attribuut geologische grondsoort van de entiteit Grond een waarde is uit de categorie zeer grove grond of bijzondere grond .
    Regels IMBRO/A
    • De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischUitgebreidArchief en de waarde van het attribuut geologische grondsoort van de entiteit Grond gelijk is aan een waarde uit de categorie grindrijke minerale grond, schelprijke grond, organische grond of grindarme minerale grond, en de waarde van het attribuut antropogeen van de entiteit Laag gelijk is aan nee of onbekend, en de entiteit Laagje niet aanwezig is.
    • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief , geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief, en de waarde van het attribuut geologische grondsoort van de entiteit Grond een waarde is uit de categorie zeer grove grond of bijzondere grond .
    • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief, en de waarde van het attribuut grondsoort NEN5104 gelijk is aan blokken , keienNietGespecificeerd , keitjesNietGespecificeerd , grondNietGespecificeerd , grondNietGespecificeerdZandig , grondNietGespecificeerdKleiig of grondNietGespecificeerdSiltig .
    • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan fysischGeografischStandaardArchief .
    Toelichting

    In de geologische boormonsterbeschrijving worden zes categorieën grond onderscheiden:zeer grove minerale gronden, grindrijke minerale gronden, schelprijke gronden, organischegronden, grindarme minerale gronden en een restcategorie met bijzondere gronden. Grondis bijna altijd een mengsel van fracties die wat betreft materiaal of korrelgroottevan elkaar verschillen. Het mengsel wordt nader beschreven, behalve als het om decategorieën zeer grove minerale gronden en bijzondere gronden gaat. Dat gebeurt doorde grond te beschouwen als een mengsel van zes fracties en dat zijn grind, zand, silt,lutum, schelpmateriaal en organische stof. Van ieder van de fracties wordt door expertshet aandeel geschat. Over welk totaal het aandeel wordt bepaald verschilt per categorieen soms per fractie.
    IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de fractieverdeling altijd vastgelegd bij de uitgebreide beschrijving (beschrijfkwaliteitgeologischUitgebreidArchief), alleen bij antropogene grondlagen en heterogeen gelaagde lagen die als laagjeszijn beschreven kan dit gegeven ontbreken. De fractieverdeling is niet altijd en nietaltijd volledig vastgelegd bij de standaard beschrijving (beschrijfkwaliteit geologischStandaardArchief).Het beschrijven van de fractieverdeling maakt geen onderdeel uit van de ArcheologischeStandaard Boorbeschrijvingsmethode (ASB, beschrijfkwaliteit archeologischStandaardArchief ), ) en niet van de beschrijfprocedure beschrijfprocedures NEN 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief geologischNEN5104Archief) en Berendsen en Stouthamer (beschrijfkwaliteit fysischGeografischStandaardArchief ). Het gegeven kan eventueel als extra aspect zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 of de ASB tot stand is gekomen. In dat geval is niet bekend hoe (volgens welke procedure) de fractieverdeling is bepaald.

    6.3.41.1 fractieverdeling volledig
    Type gegevenAttribuut van Fractieverdeling
    Definitie

    De aanduiding die aangeeft of de fractieverdeling volledig is.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamIndicatieJaNee
    TypeWaardelijst niet uitbreidbaar
    Regels
    • De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan ja wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
    Regels IMBRO/A
    • De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan ja wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischUitgebreidArchief, en de waarde van het attribuut antropogeen van de entiteit Laag is gelijk aan nee of onbekend, en de entiteit Laagje is niet aanwezig.
    Toelichting

    IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is de fractieverdelingaltijd volledig beschreven bij de uitgebreide beschrijving (beschrijfkwaliteit geologischUitgebreidArchief). Alleen bij antropogene grondlagen en heterogeen gelaagde lagen die als laagjeszijn beschreven kan de fractieverdeling onvolledig zijn. Bij de standaard beschrijving(beschrijfkwaliteit geologischStandaardArchief) en bij beschrijvingen die onder de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode(ASB, beschrijfkwaliteit archeologischStandaardArchief) en de beschrijfprocedure NEN 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief) tot stand zijn gekomen, is de fractieverdeling niet altijd volledig beschreven.

    6.3.41.2 geschat massa-aandeel organische stof
    Type gegevenAttribuut van Fractieverdeling
    Definitie

    Het geschatte aandeel organisch materiaal in de massa van de grond onder uitsluitingvan de fracties schelpmateriaal en grind.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde3.0
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik0 tot 100
    Regels IMBRO/A
    • De waarde moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling volledig gelijk is aan ja .
    Mogelijk geen waardeJa
    Reden geen waarde

    Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling niet volledig gelijk is aan nee . is.

    Toelichting

    Het gegeven wordt bepaald van alle gronden waarvan de fractieverdeling wordt beschreven.
    In de Standaard Boorbeschrijvingsmethode Boor Beschrijvingsmethode (SBB) wordt het begrip organische stof gebruikt, maar opgemerkt wordt dat de term is gedefinieerd als organisch materiaal.

    6.3.41.3 geschat massa-aandeel schelpmateriaal
    Type gegevenAttribuut van Fractieverdeling
    Definitie

    Het geschatte aandeel schelpmateriaal in de massa van de grond onder uitsluiting vande fracties organische stof en grind.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamMeetwaarde3.0
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik0 tot 100
    Regels IMBRO/A
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief , geologischNEN5104Archief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief , en dat is onder IMBRO/A altijd het geval. .
    Toelichting

    Schelpmateriaal bestaat uit gruis, fragmenten en hele schelpen. Het gegeven werd voorde invoering van de Standaard Boor Beschrijvingsmethode 6 systematisch vastgelegd.Het gegeven past eigenlijk niet in de systematiek die voor het vastleggen van de fractieverdelingvolgens de Standaard Boor Beschrijvingsmethode 6 wordt gehanteerd, maar kan door deuitvoerder vastgelegd worden om de aansluiting op oudere methodes te borgen.
    IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is dit gegevenniet vastgelegd. Voor de invoering van de Standaard Boor Beschrijvingsmethode 6 werdhet aandeel schelpen (fragmenten en hele schelpen) vastgelegd.

    6.3.41.4 geschat volumeaandeel schelpmateriaal
    Type gegevenAttribuut van Fractieverdeling
    Definitie

    Het geschatte aandeel schelpmateriaal in het volume van de grond onder uitsluitingvan de fractie organische stof.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamMeetwaarde3.0
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik0 tot 100
    Regels
    • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd , en dat is onder IMBRO altijd het geval. .
    Regels IMBRO/A
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischNEN5104Archief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief, en dat is onder IMBRO/A altijd het geval.
    Toelichting

    Schelpmateriaal bestaat uit gruis, fragmenten en hele schelpen. Het gegeven wordtbepaald van alle gronden waarvan de fractieverdeling wordt beschreven.
    IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is dit gegevenniet vastgelegd.

    6.3.41.5 geschat massa-aandeel schelpen
    Type gegevenAttribuut van Fractieverdeling
    Definitie

    Het geschatte aandeel schelpen in de massa van de grond onder uitsluiting van de fractiesorganische stof en grind.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamMeetwaarde3.0
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik0 tot 100
    Regels
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
    Regels IMBRO/A
    • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief , geologischNEN5104Archief , geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief , en dat is onder IMBRO/A altijd .
    • De waarde moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het geval. attribuut fractieverdeling volledig gelijk is aan ja .
    Mogelijk geen waardeJa
    Reden geen waarde

    Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling niet volledig gelijk is aan nee . is.

    Toelichting

    IMBRO/A Schelpen bestaan uit fragmenten en hele schelpen. Het gegeven komt alleen voor onderIMBRO/A. Vanaf Standaard Boor Beschrijvingsmethode 6 wordt het aandeel schelpmateriaal(gruis, fragmenten en hele schelpen) vastgelegd.

    6.3.41.6 geschat massa-aandeel grind
    Type gegevenAttribuut van Fractieverdeling
    Definitie

    Het geschatte aandeel grind in de massa van de vier minerale fracties.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamMeetwaarde3.0
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik0 tot 100
    Regels
    • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en de waarde van het attribuut geologische grondsoort van de entiteit Grond is gelijk aan een waarde uit de categorie grindrijke minerale grond, organische grond of grindarme minerale grond.
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en de waarde van het attribuut geologische grondsoort van de entiteit Grond is gelijk aan een waarde uit de categorie schelprijke grond.
    Regels IMBRO/A
    • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief , geologischNEN5104Archief , geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief geologischUitgebreidArchief. ,
    • De waarde moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling volledig gelijk is aan ja .
    Mogelijk geen waardeJa
    Reden geen waarde

    Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling niet volledig gelijk is aan nee . is.

    Toelichting

    Voor minerale en organische gronden wordt de massa van de vier minerale fracties op100 % gesteld. Voor schelprijke gronden wordt het aandeel grind anders bepaald.
    IMBRO/A Voor schelprijke gronden die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdrachtis dit gegeven wel vastgelegd. Voor de invoering van de Standaard Boor Beschrijvingsmethode6 werd de fractieverdeling van schelprijke gronden op een andere manier bepaald.

    6.3.41.7 geschat volumeaandeel grind
    Type gegevenAttribuut van Fractieverdeling
    Definitie

    Het geschat aandeel grind in het volume van de vijf fracties die in schelprijke grondworden onderscheiden te weten de vier minerale fracties plus het schelpmateriaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.0
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik0 tot 70
    Regels
    • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en de waarde van het attribuut geologische grondsoort van de entiteit Grond is gelijk aan een waarde uit de categorie schelprijke grond.
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en de waarde van het attribuut geologische grondsoort van de entiteit Grond is gelijk aan een waarde uit de categorie grindrijke minerale grond, organische grond of grindarme minerale grond.
    Regels IMBRO/A
    • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief , geologischNEN5104Archief , geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief , en dat is onder IMBRO/A altijd het geval. .
    Toelichting

    Schelprijke gronden zijn gronden die voor ten minste dertig procent uit schelpmateriaalbestaan. Voor de fractieverdeling van schelprijke gronden wordt de bijdrage van organischestof aan het mengsel genegeerd, en het geheel van de minerale fracties plus schelpmateriaalop honderd procent gesteld.
    IMBRO/A Voor de invoering van de Standaard Boor Beschrijvingsmethode 6 werd de fractieverdelingvan schelprijke gronden op een andere manier bepaald. Voor gegevens die zijn aangeleverdin het kader van archiefoverdracht is dit gegeven niet vastgelegd.

    id="detail_d497772e77632"> class="header-wrapper">
    6.3.41.8 verdeling fijne fractie grindrijke minerale grond
    Type gegevenGegevensgroep van Fractieverdeling
    Definitie

    De samenstelling van de fijne fractie van het minerale deel van grindrijke mineralegrond.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    GegevensgroeptypeVerdeling fijne fractie grindrijke minerale grond
    id="detail_d497772e77817"> class="header-wrapper">
    6.3.41.9 verdeling fijne fractie schelprijke grond
    Type gegevenGegevensgroep van Fractieverdeling
    Definitie

    De samenstelling van de fijne fractie van het minerale deel van schelprijke grond.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    GegevensgroeptypeVerdeling fijne fractie schelprijke grond
    id="detail_d497772e78002"> class="header-wrapper">
    6.3.41.10 verdeling fijne fractie schelprijke grond archief
    Type gegevenGegevensgroep van Fractieverdeling
    Definitie

    De samenstelling van de fijne fractie van het minerale deel van schelprijke grond.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    GegevensgroeptypeVerdeling fijne fractie schelprijke grond archief
    id="detail_d497772e78187"> class="header-wrapper">
    6.3.41.11 verdeling fijne fractie organische grond
    Type gegevenGegevensgroep van Fractieverdeling
    Definitie

    De samenstelling van de fijne fractie van het minerale deel van organische grond.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    GegevensgroeptypeVerdeling fijne fractie organische grond
    id="detail_d497772e78372"> class="header-wrapper">
    6.3.41.12 verdeling fijne fractie grindarme minerale grond
    Type gegevenGegevensgroep van Fractieverdeling
    Definitie

    De samenstelling van de fijne fractie van het minerale deel van grindarme mineralegrond.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    GegevensgroeptypeVerdeling fijne fractie grindarme minerale grond

    6.3.42 Verdeling fijne fractie grindrijke minerale grond

    Diagram: Verdeling fijne fractie grindige minerale grond - detail
    Verdeling fijne fractie grindrijke minerale grond

    Type gegevenEntiteit
    Definitie

    De samenstelling van de fijne fractie van het minerale deel van grindrijke mineralegrond.

    Regels
    • De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en de waarde van het attribuut geologische grondsoort van de entiteit Grond is gelijk aan een waarde uit de categorie grindrijke minerale grond.
    • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en de waarde van het attribuut geologische grondsoort van de entiteit Grond is gelijk aan een waarde uit de categorie schelprijke grond, organische grond of grindarme minerale grond.
    • De som van het geschat massa-aandeel zand, geschat massa-aandeel silt, geschat massa-aandeel lutum en het geschat massa-aandeel grind van de entiteit Fractieverdeling moet gelijk zijn aan 100 wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling volledig van de entiteit Fractieverdeling gelijk is aan ja, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
    Regels IMBRO/A
    • De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief, en de waarde van het attribuut geologische grondsoort is gelijk aan een waarde uit de categorie grindrijke minerale grond is.
    • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief, en de waarde van het attribuut geologische grondsoort is gelijk aan een waarde uit de categorie schelprijke grond, organische grond of grindarme minerale grond.
    • De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief, en de waarde van het attribuut grondsoortNEN5104 gelijk is aan grindNietGespecificeerd, siltigGrind, zandigGrind, zwakZandigGrind, matigZandigGrind, sterkZandigGrind of uiterstZandigGrind.
    • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief, en de waarde van het attribuut grondsoort NEN5104 niet gelijk is aan grindNietGespecificeerd, siltigGrind, zandigGrind, zwakZandigGrind, matigZandigGrind, sterkZandigGrind of uiterstZandigGrind.
    • De som van het geschat massa-aandeel zand, geschat massa-aandeel silt, geschat massa-aandeel lutum en het geschat massa-aandeel grind van de entiteit Fractieverdeling mag niet groter zijn dan 100 wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling volledig van de entiteit Fractieverdeling gelijk is aan nee.
    • De som van het geschat massa-aandeel zand, geschat massa-aandeel silt, geschat massa-aandeel lutum en het geschat massa-aandeel grind van de entiteit Fractieverdeling moet groter zijn dan 0 wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling volledig van de entiteit Fractieverdeling gelijk is aan nee.
    Toelichting

    De fijne fractie van het minerale bestanddeel van grond omvat de zand-, silt en lutumfracties.Van grindrijke grond worden de aandelen in de massa geschat en wordt het geheel vande vier minerale fracties op 100 % gesteld. Omdat grindrijke minerale grond voor tenminste 30 % uit grind bestaat, bedraagt de bijdrage van de fijne fracties altijd minderdan 70 %.
    IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is de fractieverdelingniet altijd volledig vastgelegd.

    6.3.42.1 geschat massa-aandeel zand
    Type gegevenAttribuut van Verdeling fijne fractie grindrijke minerale grond
    Definitie

    Het geschat aandeel zand in de massa van het geheel van vier minerale fracties, teweten grind, zand, silt en lutum.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.0
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik0 tot 70
    Regels IMBRO/A
    • De waarde moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling volledig gelijk is aan ja .
    Mogelijk geen waardeJa
    Reden geen waarde

    Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling niet volledig gelijk is aan nee . is.

    6.3.42.2 geschat massa-aandeel silt
    Type gegevenAttribuut van Verdeling fijne fractie grindrijke minerale grond
    Definitie

    Het geschat aandeel silt in de massa van het geheel van vier minerale fracties, teweten grind, zand, silt en lutum.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.0
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik0 tot 70
    Regels IMBRO/A
    • De waarde moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling volledig gelijk is aan ja .
    Mogelijk geen waardeJa
    Reden geen waarde

    Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling niet volledig gelijk is aan nee . is.

    6.3.42.3 geschat massa-aandeel lutum
    Type gegevenAttribuut van Verdeling fijne fractie grindrijke minerale grond
    Definitie

    Het geschat aandeel lutum in de massa van het geheel van vier minerale fracties, teweten grind, zand, silt en lutum.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.0
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik0 tot 70
    Regels IMBRO/A
    • De waarde moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling volledig gelijk is aan ja .
    Mogelijk geen waardeJa
    Reden geen waarde

    Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling niet volledig gelijk is aan nee . is.

    6.3.43 Verdeling fijne fractie schelprijke grond

    Diagram: Verdeling fijne fractie schelprijke grond - detail
    Verdeling fijne fractie schelprijke grond

    Type gegevenEntiteit
    Definitie

    De samenstelling van de fijne fractie van het minerale deel van schelprijke grond.

    Regels
    • De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en de waarde van het attribuut geologische grondsoort van de entiteit Grond is gelijk aan een waarde uit de categorie schelprijke grond.
    • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en de waarde van het attribuut geologische grondsoort van de entiteit Grond is gelijk aan een waarde uit de categorie grindrijke minerale grond, organische grond of grindarme minerale grond.
    • De som van het geschat volumeaandeel zand, geschat volumeaandeel silt, geschat volumeaandeel lutum en geschat volumeaandeel schelpmateriaal van de entiteit Fractieverdeling en geschat volumeaandeel grind van de entiteit Fractieverdeling moet gelijk zijn aan 100 wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling volledig van de entiteit Fractieverdeling gelijk is aan ja, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
    Regels IMBRO/A
    • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief , geologischNEN5104Archief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief , en dat is onder IMBRO/A altijd het geval. .
    Toelichting

    De fijne fractie van het minerale bestanddeel van grond omvat de zand-, silt en lutumfracties.Van schelprijke gronden worden de aandelen in het volume geschat en wordt het geheelvan de minerale fracties plus schelpmateriaal op 100 % gesteld.
    IMBRO/A Voor de invoering van de Standaard Boor Beschrijvingsmethode 6 werd de fractieverdelingvan schelprijke gronden op een andere manier bepaald. Voor gegevens die zijn aangeleverdin het kader van archiefoverdracht is dit gegeven niet vastgelegd.

    6.3.43.1 geschat volumeaandeel zand
    Type gegevenAttribuut van Verdeling fijne fractie schelprijke grond
    Definitie

    Het geschat aandeel zand in het volume van de vijf fracties die in schelprijke grondworden onderscheiden te weten lutum, silt, zand, grind en schelpmateriaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.0
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik0 tot 70
    6.3.43.2 geschat volumeaandeel silt
    Type gegevenAttribuut van Verdeling fijne fractie schelprijke grond
    Definitie

    Het geschat aandeel silt in het volume van de vijf fracties die in schelprijke grondworden onderscheiden te weten lutum, silt, zand, grind en schelpmateriaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.0
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik0 tot 70
    6.3.43.3 geschat volumeaandeel lutum
    Type gegevenAttribuut van Verdeling fijne fractie schelprijke grond
    Definitie

    Het geschat aandeel lutum in het volume van de vijf fracties die in schelprijke grondworden onderscheiden te weten lutum, silt, zand, grind en schelpmateriaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.0
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik0 tot 70

    6.3.44 Verdeling fijne fractie schelprijke grond archief

    Diagram: Archiefverdeling fijne fractie schelprijke grond - detail
    Verdeling fijne fractie schelprijke grond archief

    Type gegevenEntiteit
    Definitie

    De samenstelling van de fijne fractie van het minerale deel van schelprijke grond.

    Regels
    • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
    Regels IMBRO/A
    • De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief, en de waarde van het attribuut geologische grondsoort is gelijk aan een waarde uit de categorie schelprijke grond is.
    • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief, en de waarde van het attribuut geologische grondsoort is gelijk aan een waarde uit de categorie grindrijke minerale grond, organische grond of grindarme minerale grond.
    • De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief, en de waarde van het attribuut grondsoortNEN5104 gelijk is aan schelpenNietGespecificeerd, siltigeSchelpen, zandigeSchelpen, zwakZandigeSchelpen, matigZandigeSchelpen, sterkZandigeSchelpen of uiterstZandigeSchelpen.
    • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief, en de waarde van het attribuut grondsoort NEN5104 niet gelijk is aan schelpenNietGespecificeerd, siltigeSchelpen, zandigeSchelpen, zwakZandigeSchelpen, matigZandigeSchelpen, sterkZandigeSchelpen of uiterstZandigeSchelpen.
    • De som van het geschat massa-aandeel zand, geschat massa-aandeel silt, geschat massa-aandeel lutum en geschat massa-aandeel schelpen van de entiteit Fractieverdeling en geschat massa-aandeel grind van de entiteit Fractieverdeling moet gelijk zijn aan 100 wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling volledig van de entiteit Fractieverdeling gelijk is aan ja.
    • De som van het geschat massa-aandeel zand, geschat massa-aandeel silt, geschat massa-aandeel lutum en geschat massa-aandeel schelpen van de entiteit Fractieverdeling en geschat massa-aandeel grind van de entiteit Fractieverdeling mag niet groter zijn dan 100 wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling volledig van de entiteit Fractieverdeling gelijk is aan nee.
    • De som van het geschat massa-aandeel zand, geschat massa-aandeel silt, geschat massa-aandeel lutum en geschat massa-aandeel schelpen van de entiteit Fractieverdeling en geschat massa-aandeel grind van de entiteit Fractieverdeling moet groter zijn dan 0 wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling volledig van de entiteit Fractieverdeling gelijk is aan nee.
    Toelichting

    IMBRO/A Het gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A. Vanaf Standaard Boor Beschrijvingsmethode6 wordt de fractieverdeling van schelprijke gronden op een andere manier bepaald.
    De fijne fractie van het minerale bestanddeel van grond omvat de zand-, silt en lutumfracties.Van schelprijke gronden werden in het verleden de aandelen in de massa geschat enwordt het geheel van de minerale fracties plus schelpen op 100 % gesteld.

    6.3.44.1 geschat massa-aandeel zand
    Type gegevenAttribuut van Verdeling fijne fractie schelprijke grond archief
    Definitie

    Het geschat aandeel zand in de massa van het geheel van de vier fracties, lutum, silt,zand en schelpen.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.0
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik0 tot 70
    Regels IMBRO/A
    • De waarde moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling volledig gelijk is aan ja .
    Mogelijk geen waardeJa
    Reden geen waarde

    Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling niet volledig gelijk is aan nee . is.

    6.3.44.2 geschat massa-aandeel silt
    Type gegevenAttribuut van Verdeling fijne fractie schelprijke grond archief
    Definitie

    Het geschat aandeel silt in de massa van het geheel van de vier fracties, lutum, silt,zand en schelpen.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.0
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik0 tot 70
    Regels IMBRO/A
    • De waarde moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling volledig gelijk is aan ja .
    Mogelijk geen waardeJa
    Reden geen waarde

    Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling niet volledig gelijk is aan nee . is.

    6.3.44.3 geschat massa-aandeel lutum
    Type gegevenAttribuut van Verdeling fijne fractie schelprijke grond archief
    Definitie

    Het geschat aandeel lutum in de massa van het geheel van de vier fracties, lutum,silt, zand en schelpen.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.0
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik0 tot 70
    Regels IMBRO/A
    • De waarde moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling volledig gelijk is aan ja .
    Mogelijk geen waardeJa
    Reden geen waarde

    Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling niet volledig gelijk is aan nee . is.

    6.3.45 Verdeling fijne fractie organische grond

    Diagram: Verdeling fijne fractie organische grond - detail
    Verdeling fijne fractie organische grond

    Type gegevenEntiteit
    Definitie

    De samenstelling van de fijne fractie van het minerale deel van organische grond.

    Regels
    • De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en de waarde van het attribuut geologische grondsoort van de entiteit Grond is gelijk aan een waarde uit de categorie organische grond.
    • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en de waarde van het attribuut geologische grondsoort van de entiteit Grond is gelijk aan een waarde uit de categorie grindrijke minerale grond, schelprijke grond of grindarme minerale grond.
    • De som van het geschat massa-aandeel zand, geschat massa-aandeel silt, geschat massa-aandeel lutum en het geschat massa-aandeel organische stof van de entiteit Fractieverdeling moet gelijk zijn aan 100, wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling volledig van de entiteit Fractieverdeling gelijk is aan ja, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
    Regels IMBRO/A
    • De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief, en de waarde van het attribuut geologische grondsoort is gelijk aan een waarde uit de categorie organische grond is.
    • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief, en de waarde van het attribuut geologische grondsoort is gelijk aan een waarde uit de categorie grindrijke minerale grond, schelprijkegrond of grindarme minerale grond.
    • De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief, en de waarde van het attribuut grondsoortNEN5104 gelijk is aan veenNietGespecificeerd, mineraalrijkVeen, mineraalarmVeen, kleiigVeen, zwakKleiigVeen, sterkKleiigVeen, zandigVeen, zwakZandigVeen, sterkZandigVeen, bruinkoolNietGespecificeerd, mineraalrijkeBruinkool, mineraalarmeBruinkool, kleiigeBruinkool, zwakKleiigeBruinkool, sterkKleiigeBruinkool, zandigeBruinkool, zwakZandigeBruinkool, sterkZandigeBruinkool, detritusNietGespecificeerd, mineraalrijkeDetritus, mineraalarmeDetritus, kleiigeDetritus, zwakKleiigeDetritus, sterkKleiigeDetritus, zandigeDetritus, zwakZandigeDetritus, sterkZandigeDetritus, gyttjaNietGespecificeerd, mineraalrijkeGyttja, mineraalarmeGyttja, kleiigeGyttja, zwakKleiigeGyttja, sterkKleiigeGyttja, zandigeGyttja, zwakZandigeGyttja, sterkZandigeGyttja of dy.
    • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief, en de waarde van het attribuut grondsoort NEN5104 niet gelijk is aan veenNietGespecificeerd, mineraalrijkVeen, mineraalarmVeen, kleiigVeen, zwakKleiigVeen, sterkKleiigVeen, zandigVeen, zwakZandigVeen, sterkZandigVeen, bruinkoolNietGespecificeerd, mineraalrijkeBruinkool, mineraalarmeBruinkool, kleiigeBruinkool, zwakKleiigeBruinkool, sterkKleiigeBruinkool, zandigeBruinkool, zwakZandigeBruinkool, sterkZandigeBruinkool, detritusNietGespecificeerd, mineraalrijkeDetritus, mineraalarmeDetritus, kleiigeDetritus, zwakKleiigeDetritus, sterkKleiigeDetritus, zandigeDetritus, zwakZandigeDetritus, sterkZandigeDetritus, gyttjaNietGespecificeerd, mineraalrijkeGyttja, mineraalarmeGyttja, kleiigeGyttja, zwakKleiigeGyttja, sterkKleiigeGyttja, zandigeGyttja, zwakZandigeGyttja, sterkZandigeGyttja of dy.
    • De som van het geschat massa-aandeel zand, geschat massa-aandeel silt, geschat massa-aandeel lutum en het geschat massa-aandeel organische stof van de entiteit Fractieverdeling mag niet groter zijn dan 100, wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling volledig van de entiteit Fractieverdeling gelijk is aan nee.
    • De som van het geschat massa-aandeel zand, geschat massa-aandeel silt, geschat massa-aandeel lutum en het geschat massa-aandeel organische stof van de entiteit Fractieverdeling moet groter zijn dan 0, wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling volledig van de entiteit Fractieverdeling gelijk is aan nee.
    Toelichting

    De fijne fractie van het minerale bestanddeel van grond omvat de zand-, silt en lutumfracties.Van organische grond worden de aandelen in de massa geschat en wordt het geheel vande drie fijne minerale fracties plus organische stof op 100 % gesteld.
    IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is de fractieverdelingniet altijd volledig vastgelegd.

    6.3.45.1 geschat massa-aandeel zand
    Type gegevenAttribuut van Verdeling fijne fractie organische grond
    Definitie

    Het geschat aandeel zand in de massa van het geheel van de drie fijne minerale fractiesplus organische stof.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.0
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik0 tot 85
    Regels IMBRO/A
    • De waarde moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling volledig gelijk is aan ja .
    Mogelijk geen waardeJa
    Reden geen waarde

    Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling niet volledig gelijk is aan nee . is.

    6.3.45.2 geschat massa-aandeel silt
    Type gegevenAttribuut van Verdeling fijne fractie organische grond
    Definitie

    Het geschat aandeel silt in de massa van het geheel van de drie fijne minerale fractiesplus organische stof.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.0
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik0 tot 85
    Regels IMBRO/A
    • De waarde moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling volledig gelijk is aan ja .
    Mogelijk geen waardeJa
    Reden geen waarde

    Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling niet volledig gelijk is aan nee . is.

    6.3.45.3 geschat massa-aandeel lutum
    Type gegevenAttribuut van Verdeling fijne fractie organische grond
    Definitie

    Het geschat aandeel lutum in de massa van het geheel van de drie fijne minerale fractiesplus organische stof.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.0
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik0 tot 70
    Regels IMBRO/A
    • De waarde moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling volledig gelijk is aan ja .
    Mogelijk geen waardeJa
    Reden geen waarde

    Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling niet volledig gelijk is aan nee . is.

    6.3.46 Verdeling fijne fractie grindarme minerale grond

    Diagram: Verdeling fijne fractie niet-grindige minerale grond - detail
    Verdeling fijne fractie grindarme minerale grond

    Type gegevenEntiteit
    Definitie

    De samenstelling van de fijne fractie van het minerale deel van grindarme mineralegrond.

    Regels
    • De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en de waarde van het attribuut geologische grondsoort van de entiteit Grond is gelijk aan een waarde uit de categorie grindarme minerale grond.
    • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd , en de waarde van het attribuut geologische grondsoort van de entiteit Grond is gelijk aan een waarde uit de categorie grindrijke minerale grond , schelprijke grond of organische minerale grond .
    • De som van het geschat massa-aandeel zand, geschat massa-aandeel silt en geschat massa-aandeel lutum moet gelijk zijn aan 100, wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling volledig van de entiteit Fractieverdeling gelijk is aan ja, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
    Regels IMBRO/A
    • De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief, en de waarde van het attribuut geologische grondsoort is gelijk aan een waarde uit de categorie grindarme minerale grond is.
    • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief, en de waarde van het attribuut geologische grondsoort is gelijk aan een waarde uit de categorie grindrijke minerale grond, schelprijke grond of organische grond.
    • De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief, en de waarde van het attribuut grondsoortNEN5104 gelijk is aan kleiNietGespecificeerd, siltigeKlei, zwakSiltigeKlei, matigSiltigeKlei, sterkSiltigeKlei, uiterstSiltigeKlei, zandigeKlei, zwakZandigeKlei, matigZandigeKlei, sterkZandigeKlei, leemNietGespecificeerd, zwakZandigeLeem, sterkZandigeLeem, zandNietGespecificeerd, kleiigZand, siltigZand, zwakSiltigZand, matigSiltigZand, sterkSiltigZand of uiterstSiltigZand.
    • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief, en de waarde van het attribuut grondsoort NEN5104 niet gelijk is aan kleiNietGespecificeerd, siltigeKlei, zwakSiltigeKlei, matigSiltigeKlei, sterkSiltigeKlei, uiterstSiltigeKlei, zandigeKlei, zwakZandigeKlei, matigZandigeKlei, sterkZandigeKlei, leemNietGespecificeerd, zwakZandigeLeem, sterkZandigeLeem, zandNietGespecificeerd, kleiigZand, siltigZand, zwakSiltigZand, matigSiltigZand, sterkSiltigZand of uiterstSiltigZand.
    • De som van het geschat massa-aandeel zand, geschat massa-aandeel silt en geschat massa-aandeel lutum mag niet groter zijn dan 100, wanneer wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling volledig van de entiteit Fractieverdeling gelijk is aan nee.
    • De som van het geschat massa-aandeel zand, geschat massa-aandeel silt en geschat massa-aandeel lutum moet groter zijn dan 0 wanneer wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling volledig van de entiteit Fractieverdeling gelijk is aan nee.
    Toelichting

    IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht kan de verdelingfijne fractie ontbreken bij antropogene grondlagen en heterogeen gelaagde lagen dieals laagjes zijn beschreven. Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdrachtis de fractieverdeling niet altijd volledig vastgelegd.

    6.3.46.1 geschat massa-aandeel zand
    Type gegevenAttribuut van Verdeling fijne fractie grindarme minerale grond
    Definitie

    Het geschat aandeel zand in de massa van het geheel van de drie fijne minerale fracties.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde3.0
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik0 tot 100
    Regels IMBRO/A
    • De waarde moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling volledig gelijk is aan ja .
    Mogelijk geen waardeJa
    Reden geen waarde

    Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling niet volledig gelijk is aan nee . is.

    6.3.46.2 geschat massa-aandeel silt
    Type gegevenAttribuut van Verdeling fijne fractie grindarme minerale grond
    Definitie

    Het geschat aandeel silt in de massa van het geheel van de drie fijne minerale fracties.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde3.0
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik0 tot 100
    Regels IMBRO/A
    • De waarde moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling volledig gelijk is aan ja .
    Mogelijk geen waardeJa
    Reden geen waarde

    Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling niet volledig gelijk is aan nee . is.

    6.3.46.3 geschat massa-aandeel lutum
    Type gegevenAttribuut van Verdeling fijne fractie grindarme minerale grond
    Definitie

    Het geschat aandeel lutum in de massa van het geheel van de drie fijne minerale fracties.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde3.0
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik0 tot 100
    Regels IMBRO/A
    • De waarde moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling volledig gelijk is aan ja .
    Mogelijk geen waardeJa
    Reden geen waarde

    Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling niet volledig gelijk is aan nee . is.

    6.3.47 Niet beschreven interval

    Diagram: Niet beschreven interval - detail
    Niet beschreven interval

    Type gegevenEntiteit
    Definitie

    Een interval dat is bemonsterd en om een bepaalde reden niet is beschreven.

    Toelichting

    Het uitgangspunt is dat alle op vergelijkbare wijze bemonsterde intervallen als laagin het profiel zijn opgenomen en beschreven. Wanneer een bemonsterd interval nietis beschreven wordt de reden daarvan vastgelegd.

    6.3.47.1 begindiepte
    Type gegevenAttribuut van Niet beschreven interval
    Definitie

    De diepte waarop het interval dat niet beschreven is begint.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde4.2
    Eenheidm (meter)
    Waardebereik vanaf 0
    Toelichting

    Wanneer het hele traject is bemonsterd om het dieptebereik volledig te beschrijven(continu bemonsterd is gelijk aan ja) is het boorprofiel beschreven als een opeenvolgingvan lagen en niet beschreven intervallen en die sluiten precies op elkaar aan.

    6.3.47.2 einddiepte
    Type gegevenAttribuut van Niet beschreven interval
    Definitie

    De diepte waarop het interval dat niet beschreven is eindigt.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde4.2
    Eenheidm (meter)
    Waardebereik vanaf 0
    Regels
    • De einddiepte moet groter zijn dan de begindiepte van het niet beschreven interval.
    • De einddiepte van het onderste niet beschreven interval mag niet groter zijn dan de waarde vanhet attribuut einddiepte bemonstering van de entiteit Boring.
    6.3.47.3 reden niet beschreven
    Type gegevenAttribuut van Niet beschreven interval
    Definitie

    De reden waarom het interval niet is beschreven.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamRedenNietBeschreven
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Toelichting

    Een van de redenen waarom een interval niet is beschreven, is dat een beschrijvingniet in standaardtermen te vatten is, omdat de samenhang van de lagen te zeer verstoordis door een post-sedimentaire discontinuïteit. In dat geval wordt aanbevolen een fotovan het interval te maken en die in de registratie te doen opnemen.

    6.3.48 Post-sedimentaire discontinuïteit

    Diagram: Post-sedimentaire discontinuïteit - detail
    Post-sedimentaire discontinuïteit

    Type gegevenEntiteit
    Definitie

    Een vlak, plaatvormig lichaam of een samenstel van vlakken dat de laagopbouw verstoort.

    Regels
    • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd of geologischUitgebreidGeroerd.
    Regels IMBRO/A
    • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut kwaliteit beschreven monsters gelijk is aan geroerd.
    • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan fysischGeografischStandaardArchief .
    Toelichting

    Het gegeven wordt alleen vastgelegd bij de beschrijving van ongeroerde monsters. Sedimentairediscontinuïteiten bepalen de laagopbouw van de ondergrond, post-sedimentaire discontinuïteitenverstoren de laagopbouw. Dergelijke verstoringen zijn op de schaal van modellen tebeschouwen als vlakken. In ongeroerde monsters kan een verstoring zich in allerleihoedanigheden voordoen: als een vlak, als een dun plaatvormige lichaam dat door tweevlakken wordt begrensd, of als een willekeurige combinatie van beide typen. In grondwordt een verstoring als een vlak beschreven, in gesteente verschilt de beschrijvingnaar gelang de verschijningsvorm. Verstoringen kunnen van natuurlijke, maar ook vanantropogene aard zijn. Een aansprekend voorbeeld van een natuurlijke verstoring iseen breuk. Een breuk kan het gevolg van krimp, (ijs)belasting, tektonische spanningenof afschuiving zijn.
    De mate van verstoring bepaalt hoe men een discontinuïteit het best kan omschrijven.Indien de verstoring gering is en het profiel nog altijd als een opeenvolging vanlagen kan worden beschreven, worden de positie en de aard van de discontinuïteit vastgelegd.Wanneer de verstoring zo ernstig is dat er op een diepte meer dan een laag zou moetenworden beschreven, schiet het begrippenapparaat te kort en wordt aangegeven dat hetbetreffende interval niet kan worden beschreven met als reden mechanische verstoring.
    IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is dit gegevenniet expliciet vastgelegd. Het gegeven is alleen aanwezig wanneer dat kon worden afgeleid. Post-sedimentaire discontinuïteiten zijn onder Berendsen en Stouthamer (beschrijfkwaliteit fysischGeografischStandaardArchief ) niet vastgelegd.

    6.3.48.1 begindiepte
    Type gegevenAttribuut van Post-sedimentaire discontinuïteit
    Definitie

    De diepte waarop de discontinuïteit begint.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde4.3
    Eenheidm (meter)
    Waardebereik vanaf 0
    6.3.48.2 einddiepte
    Type gegevenAttribuut van Post-sedimentaire discontinuïteit
    Definitie

    De diepte waarop de discontinuïteit eindigt.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde4.3
    Eenheidm (meter)
    Waardebereik vanaf 0
    Regels
    • De einddiepte moet groter zijn dan de begindiepte van de post-sedimentaire discontinuïteit.
    • De einddiepte mag niet groter zijn dan de waarde van het attribuut einddiepte bemonstering van de entiteit Boring.
    Regels IMBRO/A
    • De einddiepte mag niet groter zijn dan de waarde van het attribuut einddiepte boren van de entiteit Boring wanneer de waarde van het attribuut einddiepte bemonstering van de entiteit Boring ontbreekt.
    6.3.48.3 type discontinuïteit
    Type gegevenAttribuut van Post-sedimentaire discontinuïteit
    Definitie

    De typering van het vlak dat de laagopbouw verstoort naar oorsprong.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    Naam TypeDiscontinuïteit
    Type Waardelijst uitbreidbaar

    6.3.49 Boormonsteranalyse

    Diagram: Boormonsteranalyse - detail
    Onderzocht interval Boormonsteranalyse

    Type gegevenEntiteit
    Definitie

    Het deel van het booronderzoek dat betrekking heeft op het uitvoeren van metingenaan boormonsters.

    6.3.49.1 rapportagedatum analyse
    Type gegevenAttribuut van Boormonsteranalyse
    Definitie

    De datum waarop de uitvoerder van de analyse alle gegevens van de boormonsteranalyseaan de bronhouder heeft overgedragen.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamDatum
    Waardebereik1 januari 2020 tot heden
    Toelichting

    IMBRO/A Historische gegevens van de boormonsteranalyse vallen buiten het bereik van dezeversie van de catalogus.

    6.3.49.2 analyseprocedure
    Type gegevenAttribuut van Boormonsteranalyse
    Definitie

    De richtlijn die aangeeft onder welke algemene afspraken de boormonsteranalyse isuitgevoerd.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamAnalyseprocedure
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Toelichting

    In de praktijkrichtlijn zijn (worden) afspraken opgenomen die aangeven hoe monstersbehandeld worden en algemene afspraken die aanvullend zijn op de internationale bepalingsprocedures.
    De praktijkrichtlijn van de Geologische Dienst Nederland is er nog niet en is naarverwachting gereed in 2023.

    6.3.49.3 uitvoerder analyse
    Type gegevenAttribuut van Boormonsteranalyse
    Definitie

    Het KvK-nummer van de onderneming of de maatschappelijke activiteit van de rechtspersoondie voor de bronhouder geldt als verantwoordelijk voor de uitvoering van de boormonsteranalyse,of het equivalent daarvan in een handelsregister van een andere lidstaat van de EuropeseUnie dan Nederland.

    Juridische statusNiet-authentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamOrganisatie
    Regels

    De organisatie moet bekend zijn binnen de basisregistratie ondergrond als uitvoerdervan booronderzoek.

    Toelichting

    Het gegeven wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder.

    6.3.49.4 onderzocht interval
    Type gegevenAssociatie van Boormonsteranalyse
    Definitie

    Het interval dat is onderzocht als onderdeel van de boormonsteranalyse.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1..*
    Relatiesoort naambestaat uit
    Relatierol naamonderzocht interval
    BronBoormonsteranalyse
    DoelOnderzocht interval

    6.3.50 Onderzocht interval

    Diagram: Onderzocht interval - detail
    Onderzocht materiaal Bepaling organisch koolstofgehalte Bepaling verzadigde waterdoorlatendheid Bepaling volumieke massa Bepaling kalkgehalte Bepaling organischestofgehalte Bepaling zwavelgehalte Bepaling watergehalte Bepaling volumieke massa vaste delen Bepaling droge volumieke massa Bepaling korrelgrootteverdeling Onderzocht interval

    Type gegevenEntiteit
    Definitie

    Het diepte-interval waarop de bepalingen betrekking hebben.

    Toelichting

    Aan een interval kunnen verschillende bepalingen zijn gedaan. Onderzochte intervallenkunnen overlappen, bijvoorbeeld wanneer de fysische eigenschappen worden bepaald opeen interval van 2 cm en de samenstellingseigenschappen worden bepaald van een groterinterval dat geheel of ten dele overlapt met het eerste.

    6.3.50.1 begindiepte
    Type gegevenAttribuut van Onderzocht interval
    Definitie

    De diepte waarop het interval dat is onderzocht begint.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde4.3
    Eenheidm (meter)
    Waardebereik vanaf 0
    6.3.50.2 einddiepte
    Type gegevenAttribuut van Onderzocht interval
    Definitie

    De diepte waarop het interval dat is onderzocht eindigt.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde4.3
    Eenheidm (meter)
    Waardebereik vanaf 0
    Regels

    De einddiepte moet groter zijn dan de begindiepte van het Onderzocht interval.
    De einddiepte mag niet groter zijn dan de waarde van het attribuut einddiepte bemonstering van de entiteit Boring.

    6.3.50.3 monsterkwaliteit
    Type gegevenAttribuut van Onderzocht interval
    Definitie

    De classificatie die aangeeft in hoeverre de toestand van het monster aan het beginvan de bepaling(en) representatief geacht kan worden voor de toestand van het deelvan de ondergrond waaruit het afkomstig is.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMonsterkwaliteit
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Toelichting

    De kwaliteit van de monsters wordt in aanleg bepaald door de boortechniek, de bemonsteringsmethodeen de eigenschappen van het bemonsteringsapparaat, en kan na monstername negatiefworden beïnvloed door de manier waarop en de omstandigheden waaronder de monstersbehandeld, bewaard en getransporteerd zijn.

    6.3.50.4 bepaalde samenstellingseigenschappen
    Type gegevenAttribuut van Onderzocht interval
    Definitie

    De aanduiding die aangeeft van welke samenstellingseigenschappen van het materiaalwaaruit het onderzochte interval bestaat de waarde is bepaald.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamBepaaldeSamenstellingseigenschappen
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Toelichting

    Standaard is de korrelgrootteverdeling bepaald met het organisch stofgehalte en kalkgehalte(standaard). Vaak zijn ook het organisch koolstofgehalte en zwavelgehalte bepaald (standaardMetChemie). Andere chemische parameters zijn vooralsnog buiten scope. De bepaling van de korrelgrootteverdelingontbreekt wanneer de bepaling niet is gelukt en dat is het geval bij sterk organischmateriaal (zonderKorrelverdeling).
    In zeer uitzonderlijke gevallen kan het voorkomen dat bij de bepaling van het kalkgehalte,organische stof gehalte, organisch koolstofgehalte of zwavelgehalte iets misgaat inde uitvoering en alleen in dat geval ontbreken die bepalingen.

    6.3.50.5 bepaalde hydrofysische eigenschappen
    Type gegevenAttribuut van Onderzocht interval
    Definitie

    De aanduiding die aangeeft van welke hydrofysische eigenschappen van het materiaalwaaruit het onderzochte interval bestaat de waarde is bepaald.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamBepaaldeHydrofysischeEigenschappen
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Toelichting

    Standaard is de waterdoorlatendheid bepaald met de droge volumieke massa en volumiekemassa (standaard) of de volumieke massa vaste delen (uitgebreid). In uitzonderlijke gevallen slaagt de bepaling van de waterdoorlatendheid niet (waterdoorlatendheidMislukt).

    6.3.50.6 watergehalte bepaald
    Type gegevenAttribuut van Onderzocht interval
    Definitie

    De aanduiding die aangeeft of het watergehalte van het materiaal waaruit het onderzochteinterval bestaat is bepaald.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamIndicatieJaNee
    TypeWaardelijst niet uitbreidbaar
    Toelichting

    Het watergehalte is een parameter die altijd samen met andere gegevens gebruikt wordtin berekeningen.

    6.3.50.7 volumieke massa bepaald
    Type gegevenAttribuut van Onderzocht interval
    Definitie

    De aanduiding die aangeeft of de volumieke massa van het materiaal waaruit het onderzochteinterval bestaat is bepaald.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamIndicatieJaNee
    TypeWaardelijst niet uitbreidbaar
    Toelichting

    De volumieke massa is een parameter die altijd samen met andere gegevens gebruiktwordt in berekeningen.

    6.3.50.8 beschreven
    Type gegevenAttribuut van Onderzocht interval
    Definitie

    De aanduiding die aangeeft of het materiaal waaruit het onderzochte interval bestaatals onderdeel van de bepaling is beschreven.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamIndicatieJaNee
    TypeWaardelijst niet uitbreidbaar
    Toelichting

    Wanneer een bepaling een proefstuk uit een niet verstoord boormonster vereist en praktischde volledige doorsnede van een boormonster omvat, kan het materiaal niet voorafgaandaan de bepaling worden beschreven. Het wordt dan na afloop van de bepaling alsnogbeschreven. Maar, omdat bepaalde eigenschappen tijdens de proef veranderd zijn, kunnenalleen de onveranderlijke eigenschappen worden beschreven. Daarmee heeft de beschrijvingvan het interval niet dezelfde kwaliteit als normaal beschreven intervallen. Om diereden worden de gegevens buiten het deelonderzoek boormonsterbeschrijving gehoudenen als onderdeel van de bepaling vastgelegd. In het boorprofiel is het interval opgenomenals een Niet beschreven interval met als reden proefstukUitgenomen.
    Overigens moet in het werkveld procedureel nog worden vastgelegd wat 'praktisch devolledige doorsnede' inhoudt.

    id="detail_d497772e90192"> class="header-wrapper">
    6.3.50.9 onderzocht materiaal
    Type gegevenGegevensgroep van Onderzocht interval
    Definitie

    De gegevens die het onderzochte materiaal beschrijven.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    GegevensgroeptypeOnderzocht materiaal
    6.3.50.10 bepaling korrelgrootteverdeling
    Type gegevenAssociatie van Onderzocht interval
    Definitie

    De bepaling van de korrelgrootteverdeling die is uitgevoerd aan het onderzocht interval.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..2
    Relatiesoort naamheeft
    Relatierol naambepaling korrelgrootteverdeling
    BronOnderzocht interval
    DoelBepaling korrelgrootteverdeling
    6.3.50.11 bepaling kalkgehalte
    Type gegevenAssociatie van Onderzocht interval
    Definitie

    De bepaling van het kalkgehalte die is uitgevoerd aan een onderzocht interval.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Relatiesoort naamheeft
    Relatierol naambepaling kalkgehalte
    BronOnderzocht interval
    DoelBepaling kalkgehalte
    6.3.50.12 bepaling organischestofgehalte
    Type gegevenAssociatie van Onderzocht interval
    Definitie

    De bepaling van het gehalte organische stof die is uitgevoerd aan het onderzocht interval.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Relatiesoort naamheeft
    Relatierol naambepaling organischestofgehalte
    BronOnderzocht interval
    DoelBepaling organischestofgehalte
    6.3.50.13 bepaling organisch koolstofgehalte
    Type gegevenAssociatie van Onderzocht interval
    Definitie

    De bepaling van het organisch koolstofgehalte die is uitgevoerd aan het onderzochtinterval.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Relatiesoort naamheeft
    Relatierol naambepaling organisch koolstofgehalte
    BronOnderzocht interval
    DoelBepaling organisch koolstofgehalte
    6.3.50.14 bepaling zwavelgehalte
    Type gegevenAssociatie van Onderzocht interval
    Definitie

    De bepaling van het zwavelgehalte die is uitgevoerd aan het onderzocht interval.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Relatiesoort naamheeft
    Relatierol naambepaling zwavelgehalte
    BronOnderzocht interval
    DoelBepaling zwavelgehalte
    6.3.50.15 bepaling verzadigde waterdoorlatendheid
    Type gegevenAssociatie van Onderzocht interval
    Definitie

    De bepaling van de verzadigde waterdoorlatendheid die is uitgevoerd aan het onderzochtinterval.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Relatiesoort naamheeft
    Relatierol naambepaling verzadigde waterdoorlatendheid
    BronOnderzocht interval
    DoelBepaling verzadigde waterdoorlatendheid
    6.3.50.16 bepaling watergehalte
    Type gegevenAssociatie van Onderzocht interval
    Definitie

    De bepaling watergehalte die is uitgevoerd aan het onderzocht interval.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Relatiesoort naamheeft
    Relatierol naambepaling watergehalte
    BronOnderzocht interval
    DoelBepaling watergehalte
    6.3.50.17 bepaling volumieke massa
    Type gegevenAssociatie van Onderzocht interval
    Definitie

    De bepaling volumieke massa die is uitgevoerd aan het onderzocht interval.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Relatiesoort naamheeft
    Relatierol naambepaling volumieke massa
    BronOnderzocht interval
    DoelBepaling volumieke massa
    6.3.50.18 bepaling droge volumieke massa
    Type gegevenAssociatie van Onderzocht interval
    Definitie

    De bepaling droge volumieke massa die is uitgevoerd aan het onderzocht interval.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Relatiesoort naamheeft
    Relatierol naambepaling droge volumieke massa
    BronOnderzocht interval
    DoelBepaling droge volumieke massa
    6.3.50.19 bepaling volumieke massa vaste delen
    Type gegevenAssociatie van Onderzocht interval
    Definitie

    De bepaling volumieke massa vaste delen die is uitgevoerd aan het onderzocht interval.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Relatiesoort naamheeft
    Relatierol naambepaling volumieke massa vaste delen
    BronOnderzocht interval
    DoelBepaling volumieke massa vaste delen

    6.3.51 Onderzocht materiaal

    Diagram: Onderzocht materiaal - detail
    Afwijkend materiaal Onderzocht materiaal

    Type gegevenEntiteit
    Definitie

    De gegevens die het onderzochte materiaal beschrijven.

    Regels

    De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschreven van de entiteit Onderzocht interval gelijk is aan ja.
    De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

    Toelichting

    De aard van het materiaal beperkt zich tot grond en bijzonder materiaal.

    6.3.51.1 bijzonder materiaal
    Type gegevenAttribuut van Onderzocht materiaal
    Definitie

    De naam van het materiaal dat niet als grond wordt beschouwd.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamBijzonderMateriaal
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Toelichting

    Het is bijzonder materiaal wanneer meer dan de helft van het volume uit bijzondermateriaal bestaat. Dat materiaal kan zowel natuurlijk als antropogeen van aard zijn.
    Van bijzonder materiaal wordt alleen de naam vastgelegd.

    6.3.51.2 geologische grondsoort
    Type gegevenAttribuut van Onderzocht materiaal
    Definitie

    De naam van de grondsoort vanuit geologisch perspectief.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamGeologischeGrondsoort
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Identificerend gegevenWaarde
    Regels

    Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer het attribuut bijzonder materiaal aanwezig is.
    Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

    Toelichting

    De namen van grondsoorten zijn het resultaat van de afspraken die zijn vastgelegdin de beschrijfprocedure Standaard Boor Beschrijvingsmethode SBB 6 versie 2022.

    6.3.51.3 geotechnische grondsoort
    Type gegevenAttribuut van Onderzocht materiaal
    Definitie

    De naam van de grondsoort vanuit geotechnisch perspectief.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamGeotechnischeGrondsoort
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels

    Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer het attribuut geologische grondsoort ontbreekt.
    Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de geologische grondsoort een waarde uit de categorie schelprijke grond of bijzondere grond is.
    Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut geologische grondsoort gelijk is aan blokken.
    Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

    Toelichting

    De namen van grondsoorten zijn het resultaat van de afspraken die zijn vastgelegdin de beschrijfprocedure NEN-EN-ISO 14688-1:2019+NEN 8990:2020 nl en zijn bepaaldvolgens het stroomschema opgenomen in NEN 8990:2020 nl. Het gegeven wordt vastgelegdom de gegevens beter bruikbaar te maken voor toepassing in de geotechniek. Voor degeotechnicus staat bij het benoemen van de grondsoort niet de samenstelling, maarhet gedrag centraal.
    Schelprijke gronden, vulkanisch as, diatomiet, dy, ijzeroer, kalkgyttja (bijzonderegronden) en blokken worden vanuit geotechnisch perspectief niet als grondsoort benoemt.

    6.3.51.4 grindgehalteklasse
    Type gegevenAttribuut van Onderzocht materiaal
    Definitie

    Het gehalte aan grind uitgedrukt in een klasse.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamGrindgehalteklasse
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels

    Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de geologische grondsoort een waarde uit de categorie schelprijke grond, organische grond, grindarme minerale grond of bijzondere grond is.
    Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

    Toelichting

    Het gehalte aan grind wordt altijd geschat. Het gegeven wordt apart vastgelegd wanneerhet gehalte minder is dan 30 % (grindarme grond). Daarboven bepaalt het gehalte denaam van de grondsoort.

    6.3.51.5 organischestofgehalteklasse
    Type gegevenAttribuut van Onderzocht materiaal
    Definitie

    Het gehalte aan organische stof uitgedrukt in een klasse volgens NEN-EN-ISO 14688-1.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamOrganischestofgehalteklasse
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels

    Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer het attribuut geotechnische grondsoort ontbreekt.
    Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut geotechnische grondsoort gelijk is aan detritus, zwakZandigeDetritus, sterkZandigeDetritus, siltigeDetritus, kleiigeDetritus, humus, zwakZandigeHumus, sterkZandigeHumus, siltigeHumus, kleiigeHumus, veen, zwakZandigVeen, sterkZandigVeen, siltigVeen, kleiigVeen, bruinkool of gyttja.
    Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

    Toelichting

    Het aandeel organische stof wordt volgens NEN-EN-ISO 14688-1 bepaald op basis vanwaarneembare en voelbare eigenschappen. De organischestofgehalteklasse wordt nietbepaald als de grond vanuit geotechnisch perspectief is geclassificeerd als organischegrond en de primaire fractie uit veen, humus, detritus, bruinkool of gyttja bestaat.

    6.3.51.6 organischestofgehalteklasse NEN5104
    Type gegevenAttribuut van Onderzocht materiaal
    Definitie

    Het gehalte aan organische stof volgens NEN 5104 uitgedrukt in een klasse.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamOrganischestofgehalteklasseNEN5104
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels

    Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer het attribuut geologische grondsoort ontbreekt.
    Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de geologische grondsoort een waarde uit de categorie organische grond is.
    Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

    Toelichting

    In de NEN 5104 classificatie wordt het gehalte aan organische stof altijd geschat.Het gegeven wordt apart vastgelegd wanneer het gehalte onder een bepaald percentageligt. Daarboven bepaalt het gehalte de naam van de grondsoort.

    6.3.51.7 schelpmateriaalgehalteklasse
    Type gegevenAttribuut van Onderzocht materiaal
    Definitie

    Het deel van het volume van de grond dat uit schelpmateriaal bestaat, uitgedrukt ineen percentageklasse.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamVolumePercentageklasse
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels

    Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer het attribuut geologische grondsoort ontbreekt.
    Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de geologische grondsoort een waarde uit de categorie schelprijke grond is.
    Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

    Toelichting

    Het gegeven wordt niet vastgelegd wanneer de grond een schelprijke grond is.

    6.3.51.8 kalkgehalteklasse
    Type gegevenAttribuut van Onderzocht materiaal
    Definitie

    Het gehalte aan koolzure kalk uitgedrukt in een klasse.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamKalkgehalteklasse
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels

    Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer het attribuut geologische grondsoort ontbreekt.
    Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

    Toelichting

    Het kalkgehalte wordt geschat naar de mate van opbruisen met verdund zoutzuur (10% HCl).
    Het gegeven wordt altijd vastgelegd, ook wanneer de grond uit schelpmateriaal of kalkbestaat.

    6.3.51.9 bijzonder bestanddeel
    Type gegevenAttribuut van Onderzocht materiaal
    Definitie

    Een bestanddeel dat uit materiaal bestaat dat van nature niet of niet algemeen voorkomt,of dat een verbijzondering is van een algemeen voorkomend bestanddeel van grond.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..*
    Domein
    NaamSoortBijzonderBestanddeel
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels

    Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer het attribuut geologische grondsoort ontbreekt.

    Toelichting

    Bijzondere bestanddelen hebben een natuurlijke of een antropogene herkomst.
    Bij de beschrijving van het onderzocht materiaal wordt de kortere lijst van de standaardbeschrijving gebruikt.

    6.3.51.10 zandmediaanklasse
    Type gegevenAttribuut van Onderzocht materiaal
    Definitie

    De mediane korrelgrootte van de zandfractie uitgedrukt in een klasse.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamZandmediaanklasse
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels

    Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut geologische grondsoort gelijk is aan keienMetZand, keitjesMetZand, zand, kleiigZand, zwakSiltigZand, matigSiltigZand, sterkSiltigZand of uiterstSiltigZand.
    Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

    6.3.51.11 gehalteklasse schelpgruis
    Type gegevenAttribuut van Onderzocht materiaal
    Definitie

    Het deel van het volume van het schelpmateriaal dat uit gruis bestaat.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamVolumePercentageklasse
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels

    Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de geologische grondsoort een waarde uit de categorie schelprijke grond is.
    Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut schelpmateriaalgehalteklasse gelijk is aan spoorTot1, weinig1tot10 of veel10tot30.
    Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

    Toelichting

    Gruis zijn stukjes schelp die kleiner zijn dan 2 millimeter.

    6.3.51.12 gehalteklasse schelpfragmenten
    Type gegevenAttribuut van Onderzocht materiaal
    Definitie

    Het deel van het volume van het schelpmateriaal dat uit fragmenten bestaat.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamVolumePercentageklasse
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels

    Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de geologische grondsoort een waarde uit de categorie schelprijke grond is.
    Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut schelpmateriaalgehalteklasse gelijk is aan spoorTot1, weinig1tot10 of veel10tot30.
    Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

    Toelichting

    Fragmenten zijn stukjes schelp die groter zijn dan 2 millimeter.

    6.3.51.13 gehalteklasse schelpen heel
    Type gegevenAttribuut van Onderzocht materiaal
    Definitie

    Het deel van het volume van het schelpmateriaal dat uit hele schelpen bestaat.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamVolumePercentageklasse
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels

    Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de geologische grondsoort een waarde uit de categorie schelprijke grond is.
    Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut schelpmateriaalgehalteklasse gelijk is aan spoorTot1, weinig1tot10 of veel10tot30.
    Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

    id="detail_d497772e93259"> class="header-wrapper">
    6.3.51.14 afwijkend materiaal
    Type gegevenGegevensgroep van Onderzocht materiaal
    Definitie

    Een voorkomen in grond van een afwijkende grondsoort of van een soort gesteente.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..5
    GegevensgroeptypeAfwijkend materiaal

    6.3.52 Afwijkend materiaal

    Diagram: Afwijkend materiaal - detail
    Afwijkend materiaal

    Type gegevenEntiteit
    Definitie

    De gegevens over een voorkomen in grond van een afwijkende grondsoort of van een soortgesteente.

    Regels

    De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer het attribuut bijzonder materiaal aanwezig is.

    6.3.52.1 vorm voorkomen
    Type gegevenAttribuut van Afwijkend materiaal
    Definitie

    De vorm van het voorkomen.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamVormVoorkomen
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Toelichting

    In grond komen brokjes, afwijkende laagjes en sedimentlenzen voor. De afwijkende laagjeszijn getypeerd naar dikte en de brokjes naar lengte.

    6.3.52.2 soort grond
    Type gegevenAttribuut van Afwijkend materiaal
    Definitie

    Het soort grond waaruit de eenheid bestaat, grof getypeerd.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamSoortGrond
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Toelichting

    Afwijkend materiaal bestaat uit grond of gesteente.

    6.3.52.3 soort gesteente
    Type gegevenAttribuut van Afwijkend materiaal
    Definitie

    Het soort gesteente waaruit de eenheid bestaat, grof getypeerd.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamSoortGesteente
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels

    Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer het attribuut soort grond ontbreekt.
    Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

    6.3.52.4 percentageklasse
    Type gegevenAttribuut van Afwijkend materiaal
    Definitie

    Het procentuele aandeel in het volume, uitgedrukt in een klasse.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamVolumePercentageklasse
    TypeWaardelijst uitbreidbaar

    6.3.53 Bepaling korrelgrootteverdeling

    Diagram: Bepaling korrelgrootteverdeling - detail
    Basis korrelgrootteverdeling Bepaling korrelgrootteverdeling

    Type gegevenEntiteit
    Definitie

    Het volgens een bepaalde methode bepalen van het aandeel van bepaalde korrelgroottefractiesin de droge massa van het materiaal.

    Regels

    De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut bepaalde samenstellingseigenschappen van de entiteit Onderzocht interval gelijk is aan standaard of standaardMetChemie.
    De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

    Toelichting

    Voor de korrelgrootteverdeling wordt grond gezien als een mengsel van minerale deeltjesvan verschillende grootte. De minerale deeltjes worden korrels genoemd.
    Standaard wordt aan 1 onderzocht interval 1 korrelgrootteverdeling bepaald waarbijhet materiaal kleiner dan 2 mm wordt onderverdeeld. Bij grind en grover materiaalwordt een tweede korrelgrootteverdeling bepaald aan het zelfde onderzocht intervalwaarbij ook het materiaal groter dan 2 mm wordt onderverdeeld.
    Het materiaal wordt uit het onderzocht interval geschept. Bij de standaard bepalingwordt bij het uitscheppen het grofste grind en grover materiaal gemeden. Het organischestof wordt verwijderd en normaliter wordt de koolzure kalk verwijderd. Het materiaalwordt vervolgens op een bepaalde manier verdeeld in fracties.
    De bepaling wordt uitgevoerd aan grond en aan bijzonder materiaal en de monsterkwaliteitkan alle waarden hebben. De bepaling korrelgrootteverdeling is een zogenaamde classificatieproefdie is opgenomen in de NEN-EN-ISO 14688-2.

    6.3.53.1 bepalingsprocedure
    Type gegevenAttribuut van Bepaling korrelgrootteverdeling
    Definitie

    De procedure die aangeeft onder welke afspraken de bepaling is uitgevoerd.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamBepalingsprocedure
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels

    De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan ISO17892d4v2016 of ISO13320v2009.

    Toelichting

    De korrelgrootteverdeling wordt standaard bepaald met laserdiffractie en die wordtuitgevoerd conform ISO 13320. Wanneer de korrelgrootteverdeling wordt bepaald doormiddel van zeven of een combinatie van zeven en pipeteren wordt de bepaling uitgevoerdconform ISO 17892-4.

    6.3.53.2 bepalingsmethode
    Type gegevenAttribuut van Bepaling korrelgrootteverdeling
    Definitie

    De manier waarop de korrelgrootteverdeling is bepaald.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamBepalingsmethode
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels

    De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan droogZevenLaser wanneer de waarde van het attribuut bepalingsprocedure gelijk is aan ISO13320v2009.
    De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan droogZeven of natDroogZevenPipet wanneer de waarde van het attribuut bepalingsprocedure gelijk is aan ISO17892d4v2016.

    Toelichting

    Standaard wordt de korrelgrootteverdeling bepaald door middel van laserdiffractie(droogZevenLaser). Niet-cohesief materiaal wordt vooraf 24 uur in een oven gedroogd, standaard op70 °C en nat materiaal op 60 °C. Cohesief materiaal wordt niet vooraf gedroogd. Hetmateriaal wordt vervolgens droog gezeefd over de 2 mm-zeef. Het materiaal kleinerdan 2 mm wordt gehomogeniseerd, het organische stof wordt verwijderd en normaliterwordt de koolzure kalk verwijderd. Tenslotte worden samengeklonterde korreltjes vanelkaar los gemaakt (dispersie). Het materiaal kleiner dan 2 mm wordt door middel vanlaserdiffractie verdeeld in fracties. Het gemeten lichtpatroon wordt met behulp vaneen optisch model omgerekend naar een percentage van de totale droge massa. Het materiaalgroter dan 2 mm wordt gedroogd op 105/110 °C en gewogen.
    Wanneer het materiaal van het onderzocht interval uit grind of grover materiaal bestaatwordt aan hetzelfde onderzocht interval een tweede korrelgrootteverdeling bepaaldom het materiaal groter dan 2 mm onder te verdelen. Dit gebeurt door middel van drogezeving (droogZeven). Het materiaal wordt eerst 24 uur gedroogd, standaard op 70 °C en nat materiaalop 60 °C. Het materiaal wordt gehomogeniseerd, het organische stof wordt verwijderden normaliter wordt de koolzure kalk verwijderd. Ten slotte wordt samengeklonterdmateriaal met de hand losgemaakt. Het materiaal wordt vervolgens middels droge zevingverdeeld in fracties. De droge massa van iedere fractie wordt bepaald en het resultaatwordt omgerekend naar een percentage van de totale droge massa.
    Binnen geologisch booronderzoek wordt in zeer uitzonderlijke gevallen een tweede bepalinguitgevoerd voor de verdeling van de korrels kleiner dan 2 mm met behulp van de pipeten zeving (natDroogZevenPipet). Het materiaal wordt na de voorbehandeling nat gezeefd over de 63µm-zeef. De fractie63 µm tot 2 mm wordt verder onderverdeeld door het droge materiaal te zeven. De fijnefractie wordt verder onderverdeeld op basis van de bezinksnelheid van de korrels endie wordt bepaald met behulp van een pipet.

    6.3.53.3 fractieverdeling
    Type gegevenAttribuut van Bepaling korrelgrootteverdeling
    Definitie

    De fractieverdeling die is gebruikt.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamFractieverdelingLab
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels

    De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan standaardStandaardBasis wanneer de waarde van het attribuut bepalingsmethode gelijk is aan droogZevenLaser.
    De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan basisBeperktStandaard wanneer de waarde van het attribuut bepalingsmethode gelijk is aan droogZeven.
    De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan minimaalMinimaalBasis wanneer de waarde van het attribuut bepalingsmethode gelijk is aan natDroogZevenPipet.

    Toelichting

    Er wordt altijd een verdeling in drie klassen bepaald: het aandeel van de korrelskleiner dan 63 µm, het aandeel van de korrels tussen de 63 µm en 2 mm en het aandeelvan de korrels groter dan 2 mm. Dit is de basiskorrelgrootteverdeling. Bij de standaardverdeling worden de fractie kleiner dan 63 µm en de fractie tussende 63 µm en 2 mm op een standaard manier onderverdeeld (standaardStandaardBasis). Wanneer grind of grover materiaal wordt gezeefd wordt de fractie 63 µm tot 2 mmop een beperkte manier en de fractie groter dan 2 mm op een standaard manier onderverdeeld(basisBeperktStandaard). In een uitzonderlijk geval worden de fractie kleiner dan 63 µm en de fractie tussende 63 µm en 2 mm op de minimale manier onderverdeeld (minimaalMinimaalBasis).

    6.3.53.4 verwijderingsmethode organische stof
    Type gegevenAttribuut van Bepaling korrelgrootteverdeling
    Definitie

    De manier waarop het organische stof voorafgaand aan de bepaling uit het te onderzoekenmateriaal is verwijderd.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamVerwijderingsmethodeOrganischeStof
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Toelichting

    Standaard wordt voorafgaand aan de bepaling van de korrelgrootteverdeling het organischestof verwijderd met H2O2 (15 %). Het kan voorkomen dat de behandeling een paar keer uitgevoerd moet worden.Wanneer het materiaal van het onderzocht interval uit grind of grover materiaal bestaaten het materiaal groter dan 2 mm wordt onderverdeeld, wordt het organische stof handmatigverwijderd.
    Standaard wordt het gehalte organische stof bepaald middels de Bepaling organischestofgehalte.

    6.3.53.5 verwijderingsmethode kalk
    Type gegevenAttribuut van Bepaling korrelgrootteverdeling
    Definitie

    De manier waarop koolzure kalk voorafgaand aan de bepaling uit het te onderzoekenmateriaal is verwijderd.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamVerwijderingsmethodeKalk
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Toelichting

    Normaliter wordt voorafgaand aan de bepaling van de korrelgrootteverdeling de koolzurekalk verwijderd met HCl (0,5 M). Het kan voorkomen dat de behandeling een paar keeruitgevoerd moet worden. Wanneer het materiaal van het onderzocht interval uit grindof grover materiaal bestaat en het materiaal groter dan 2 mm wordt onderverdeeld,wordt de kalk handmatig verwijderd.
    Standaard wordt het kalkgehalte bepaald middels de Bepaling kalkgehalte.

    6.3.53.6 verwijderd materiaal
    Type gegevenAttribuut van Bepaling korrelgrootteverdeling
    Definitie

    De aanduiding die aangeeft welke bestanddelen voorafgaand aan de bepaling uit hette onderzoeken materiaal zijn verwijderd.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1..3
    Domein
    NaamVerwijderdMateriaal
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Toelichting

    In geologisch booronderzoek worden standaard geen bestanddelen verwijderd (de waardegeen).

    6.3.53.7 massa droog materiaal
    Type gegevenAttribuut van Bepaling korrelgrootteverdeling
    Definitie

    De massa van het droge materiaal waarvan de korrelgrootteverdeling is bepaald.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamMeetwaarde5.1
    Eenheidg (gram)
    Waardebereik vanaf 0
    Regels

    Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut bepalingsmethode gelijk is aan droogZeven.
    Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

    Toelichting

    De massa van het droge materiaal, na droging op 105/110 °C en na verwijdering vanorganische stof en koolzure kalk.
    Wanneer de massa van het onderzochte materiaal kleiner is dan de procedure voorschrijft,en dat is afhankelijk van de samenstelling van het materiaal wordt dat vastgelegdals bijzonderheiduitvoering (waarde massaProefstuk). In dat geval is het resultaat minder betrouwbaar en wordt ook de massa van hetonderzochte materiaal vastgelegd.

    6.3.53.8 dispersiemethode
    Type gegevenAttribuut van Bepaling korrelgrootteverdeling
    Definitie

    De manier waarop samengeklonterde korrels van elkaar zijn losgemaakt.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamDispersiemethode
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels

    Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut bepalingsmethodegelijk is aan droogZeven.
    Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

    6.3.53.9 rekenwaarde volumieke massa korrels
    Type gegevenAttribuut van Bepaling korrelgrootteverdeling
    Definitie

    De volumieke massa van de korrels van de fijne fractie die is gebruikt om de diametervan de korrels uit de bezinksnelheid te berekenen.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamMeetwaarde1.4
    Eenheidg/cm3 (gram/kubieke centimeter)
    Waardebereik0 tot 5
    Regels

    Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut bepalingsmethode gelijk is aan natDroogZevenPipet.
    Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

    6.3.53.10 herkomst rekenwaarde
    Type gegevenAttribuut van Bepaling korrelgrootteverdeling
    Definitie

    De manier waarop de volumieke massa van de korrels van de fijne fractie is bepaald.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamHerkomstRekenwaarde
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels

    Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer het attribuut rekenwaarde volumieke massa korrels aanwezig is.
    Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

    Toelichting

    Voor het juiste gebruik van het resultaat is het van belang te weten of de waardevan de volumieke massa die is gebruikt om de diameter van de korrels te bepalen isgebaseerd op een aanname, afleiding of op basis van een gemeten waarde.

    6.3.53.11 toegepast optisch model
    Type gegevenAttribuut van Bepaling korrelgrootteverdeling
    Definitie

    De manier waarop de meetresultaten van laserdiffractie zijn vertaald naar de korrelgrootteverdeling.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamToegepastOptischModel
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels

    Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut bepalingsmethode gelijk is aan droogZevenLaser.
    Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

    Toelichting

    Laserdiffractie is een optische meetmethode waarbij het lichtpatroon dat ontstaatdoor de verstrooiing en buiging van het licht door de deeltjes in het materiaal (0tot 2 mm) wordt gemeten. Met behulp van een optisch model wordt het gemeten patroonomgerekend naar de korrelgrootteverdeling.

    6.3.53.12 bijzonderheid uitvoering
    Type gegevenAttribuut van Bepaling korrelgrootteverdeling
    Definitie

    Een bijzonderheid die zich tijdens de uitvoering van de bepaling heeft voorgedaanen die van invloed kan zijn op de resultaten.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..2
    Domein
    NaamBijzonderheidUitvoering
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Toelichting

    Tijdens de uitvoering kunnen zich kleine problemen voordoen waardoor de uitvoerderde bepaling niet helemaal op de ideale wijze kan uitvoeren. Het kan voorkomen datde massa van het proefstuk kleiner is dan de procedure voorschrijft. Het kan voorkomendat de bepaling is uitgevoerd op het materiaal waarvan eerst de hydrofysische eigenschappenzijn bepaald waardoor materiaal verloren is gegaan of dat er tijdens het zeven materiaalverloren is gegaan. De bepaling is hierdoor minder nauwkeurig. Wanneer een dergelijkesituatie zich voordoet en het probleem van invloed kan zijn op het resultaat, legtde uitvoerder het als bijzonderheid vast.

    6.3.53.13 bijzonderheid materiaal
    Type gegevenAttribuut van Bepaling korrelgrootteverdeling
    Definitie

    Een bijzonderheid die bij de bepaling is geconstateerd door het onderzochte materiaalte bekijken, en die van invloed kan zijn op de resultaten van de bepaling.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..5
    Domein
    NaamBijzonderheidMateriaal
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Toelichting

    Tijdens de uitvoering kunnen er bijzonderheden worden geconstateerd die extra informatieover de aard van het onderzochte materiaal geven. Het materiaal kan door droging inde oven desintegreren of van kleur veranderen en dat kan wijzen op een bijzonderesamenstelling. In de huidige praktijk legt de uitvoerder eventuele bijzonderhedenaltijd vast.

    id="detail_d497772e96995"> class="header-wrapper">
    6.3.53.14 basis korrelgrootteverdeling
    Type gegevenGegevensgroep van Bepaling korrelgrootteverdeling
    Definitie

    De verdeling in drie fracties, die de basis voor iedere verdere indeling is.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    GegevensgroeptypeBasis korrelgrootteverdeling

    6.3.54 Basis korrelgrootteverdeling

    Diagram: Basis korrelgrootteverdeling - detail
    Standaardverdeling fractie groter2mm Beperkte verdeling fractie 63umtot2mm Minimale verdeling fractie 63umtot2mm Minimale verdeling fractie kleiner63um Standaardverdeling fractie kleiner63um Standaardverdeling fractie 63umtot2mm Basis korrelgrootteverdeling

    Type gegevenEntiteit
    Definitie

    De gegevens die de verdeling in drie fracties, die de basis voor iedere verdere indelingis, beschrijven.

    Regels

    De som van alle fracties moet gelijk zijn aan 100.

    Toelichting

    De manier waarop de verdeling van de fracties exact op 100 % komt, is vastgelegd inde analyseprocedure praktijkrichtlijn Geologische Dienst Nederland.

    6.3.54.1 fractie kleiner63um
    Type gegevenAttribuut van Basis korrelgrootteverdeling
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter kleiner dan 63 µm in de massa van hetdroge materiaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde3.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik0 tot 100
    6.3.54.2 fractie 63umTot2mm
    Type gegevenAttribuut van Basis korrelgrootteverdeling
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter van 63 µm tot 2 mm in de massa van hetdroge materiaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde3.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik0 tot 100
    6.3.54.3 fractie groter2mm
    Type gegevenAttribuut van Basis korrelgrootteverdeling
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter van 2 mm en groter in de massa van hetdroge materiaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde3.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik0 tot 100
    id="detail_d497772e97934"> class="header-wrapper">
    6.3.54.4 standaardverdeling fractie kleiner63um
    Type gegevenGegevensgroep van Basis korrelgrootteverdeling
    Definitie

    De fractie kleiner dan 63 µm verdeeld in de fracties die voor de standaard indelinggelden.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    GegevensgroeptypeStandaardverdeling fractie kleiner63um
    id="detail_d497772e98137"> class="header-wrapper">
    6.3.54.5 minimale verdeling fractie kleiner63um
    Type gegevenGegevensgroep van Basis korrelgrootteverdeling
    Definitie

    De fractie kleiner dan 63 µm verdeeld in de fracties die minimaal worden onderscheiden.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    GegevensgroeptypeMinimale verdeling fractie kleiner63um
    id="detail_d497772e98340"> class="header-wrapper">
    6.3.54.6 standaardverdeling fractie 63umtot2mm
    Type gegevenGegevensgroep van Basis korrelgrootteverdeling
    Definitie

    De fractie 63 µm tot 2mm verdeeld in de fracties die minimaal worden onderscheiden.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    GegevensgroeptypeStandaardverdeling fractie 63umtot2mm
    id="detail_d497772e98543"> class="header-wrapper">
    6.3.54.7 minimale verdeling fractie 63umtot2mm
    Type gegevenGegevensgroep van Basis korrelgrootteverdeling
    Definitie

    De fractie 63 µm tot 2 mm verdeeld in de fracties die standaard worden onderscheiden.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    GegevensgroeptypeMinimale verdeling fractie 63umtot2mm
    id="detail_d497772e98746"> class="header-wrapper">
    6.3.54.8 beperkte verdeling fractie 63umtot2mm
    Type gegevenGegevensgroep van Basis korrelgrootteverdeling
    Definitie

    De fractie 63 µm tot 2 mm verdeeld in de fracties die voor de beperkte indeling gelden.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    GegevensgroeptypeBeperkte verdeling fractie 63umtot2mm
    id="detail_d497772e98949"> class="header-wrapper">
    6.3.54.9 standaardverdeling fractie groter2mm
    Type gegevenGegevensgroep van Basis korrelgrootteverdeling
    Definitie

    De fractie groter dan 2 mm verdeeld in de fracties die standaard worden onderscheiden.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    GegevensgroeptypeStandaardverdeling fractie groter2mm

    6.3.55 Standaardverdeling fractie kleiner63um

    Diagram: Standaardverdeling fractie kleiner63um - detail
    Standaardverdeling fractie kleiner63um

    Type gegevenEntiteit
    Definitie

    De gegevens van de fractie kleiner dan 63 µm verdeeld in de fracties die voor de standaardindeling gelden.

    Regels

    De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling van de entiteit Bepaling korrelgrootteverdeling gelijk is aan standaardStandaardBasis.
    De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

    De som van alle fracties moet gelijk zijn aan de waarde van het attribuut fractie kleiner63um van de entiteit Basis korrelgrootteverdeling.

    6.3.55.1 fractie 0tot0.2um
    Type gegevenAttribuut van Standaardverdeling fractie kleiner63um
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter kleiner dan 0,2 µm in de massa van hetmateriaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0
    6.3.55.2 fractie 0.2tot0.5um
    Type gegevenAttribuut van Standaardverdeling fractie kleiner63um
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter van 0,2 tot 0,5 µm in de massa van hetmateriaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0
    6.3.55.3 fractie 0.5tot1um
    Type gegevenAttribuut van Standaardverdeling fractie kleiner63um
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter van 0,5 tot 1 µm in de massa van het materiaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0
    6.3.55.4 fractie 1tot2um
    Type gegevenAttribuut van Standaardverdeling fractie kleiner63um
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter van 1 tot 2 µm in de massa van het materiaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0
    6.3.55.5 fractie 2tot4um
    Type gegevenAttribuut van Standaardverdeling fractie kleiner63um
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter van 2 tot 4 µm in de massa van het materiaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0
    6.3.55.6 fractie 4tot8um
    Type gegevenAttribuut van Standaardverdeling fractie kleiner63um
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter van 4 tot 8 µm in de massa van het materiaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0
    6.3.55.7 fractie 8tot16um
    Type gegevenAttribuut van Standaardverdeling fractie kleiner63um
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter van 8 tot 16 µm in de massa van het materiaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0
    6.3.55.8 fractie 16tot25um
    Type gegevenAttribuut van Standaardverdeling fractie kleiner63um
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter van 16 tot 25 µm in de massa van het materiaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0
    6.3.55.9 fractie 25tot32um
    Type gegevenAttribuut van Standaardverdeling fractie kleiner63um
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter van 25 tot 32 µm in de massa van het materiaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0
    6.3.55.10 fractie 32tot50um
    Type gegevenAttribuut van Standaardverdeling fractie kleiner63um
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter van 32 tot 50 µm in de massa van het materiaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0
    6.3.55.11 fractie 50tot63um
    Type gegevenAttribuut van Standaardverdeling fractie kleiner63um
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter van 50 tot 63 µm in de massa van het materiaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0

    6.3.56 Minimale verdeling fractie kleiner63um

    Diagram: Minimale verdeling fractie kleiner63um - detail
    Minimale verdeling fractie kleiner63um

    Type gegevenEntiteit
    Definitie

    De gegevens van de fractie kleiner dan 63 µm verdeeld in de fracties die minimaalworden onderscheiden.

    Regels

    De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling van de entiteit Bepaling korrelgrootteverdeling gelijk is aan minimaalMinimaalBasis.
    De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.
    De som van alle fracties moet gelijk zijn aan de waarde van het attribuut fractie kleiner63um van de entiteit Basis korrelgrootteverdeling.

    6.3.56.1 fractie 0tot2um
    Type gegevenAttribuut van Minimale verdeling fractie kleiner63um
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter kleiner dan 2 µm in de massa van het materiaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0
    6.3.56.2 fractie 2tot4um
    Type gegevenAttribuut van Minimale verdeling fractie kleiner63um
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter van 2 tot 4 µm in de massa van het materiaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0
    6.3.56.3 fractie 4tot8um
    Type gegevenAttribuut van Minimale verdeling fractie kleiner63um
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter van 4 tot 8 µm in de massa van het materiaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0
    6.3.56.4 fractie 8tot16um
    Type gegevenAttribuut van Minimale verdeling fractie kleiner63um
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter van 8 tot 16 µm in de massa van het materiaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0
    6.3.56.5 fractie 16tot32um
    Type gegevenAttribuut van Minimale verdeling fractie kleiner63um
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter van 16 tot 32 µm in de massa van het materiaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0
    6.3.56.6 fractie 32tot50um
    Type gegevenAttribuut van Minimale verdeling fractie kleiner63um
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter van 32 tot 50 µm in de massa van het materiaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0
    6.3.56.7 fractie 50tot63um
    Type gegevenAttribuut van Minimale verdeling fractie kleiner63um
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter van 50 tot 63 µm in de massa van het materiaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0

    6.3.57 Standaardverdeling fractie 63umtot2mm

    Diagram: Standaardverdeling fractie groter63um - detail
    Standaardverdeling fractie 63umtot2mm

    Type gegevenEntiteit
    Definitie

    De gegevens van de fractie 63 µm tot 2 mm verdeeld in de fracties die standaard wordenonderscheiden.

    Regels

    De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling van de entiteit Bepaling korrelgrootteverdeling gelijk is aan standaardStandaardBasis.
    De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

    De som van alle fracties moet gelijk zijn aan de waarde van het attribuut fractie 63umTot2mm van de entiteit Basis korrelgrootteverdeling.

    6.3.57.1 fractie 63tot75um
    Type gegevenAttribuut van Standaardverdeling fractie 63umtot2mm
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter van 63 tot 75 µm in de massa van het materiaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0
    6.3.57.2 fractie 75tot90um
    Type gegevenAttribuut van Standaardverdeling fractie 63umtot2mm
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter van 75 tot 90 µm in de massa van het materiaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0
    6.3.57.3 fractie 90tot105um
    Type gegevenAttribuut van Standaardverdeling fractie 63umtot2mm
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter van 90 tot 105 µm in de massa van hetmateriaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0
    6.3.57.4 fractie 105tot125um
    Type gegevenAttribuut van Standaardverdeling fractie 63umtot2mm
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter van 105 tot 125 µm in de massa van hetmateriaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0
    6.3.57.5 fractie 125tot150um
    Type gegevenAttribuut van Standaardverdeling fractie 63umtot2mm
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter van 125 tot 150 µm in de massa van hetmateriaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0
    6.3.57.6 fractie 150tot180um
    Type gegevenAttribuut van Standaardverdeling fractie 63umtot2mm
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter van 150 tot 180 µm in de massa van hetmateriaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0
    6.3.57.7 fractie 180tot200um
    Type gegevenAttribuut van Standaardverdeling fractie 63umtot2mm
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter van 180 tot 200 µm in de massa van hetmateriaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0
    6.3.57.8 fractie 200tot210um
    Type gegevenAttribuut van Standaardverdeling fractie 63umtot2mm
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter van 200 tot 210 µm in de massa van hetmateriaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0
    6.3.57.9 fractie 210tot250um
    Type gegevenAttribuut van Standaardverdeling fractie 63umtot2mm
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter van 210 tot 250 µm in de massa van hetmateriaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0
    6.3.57.10 fractie 250tot300um
    Type gegevenAttribuut van Standaardverdeling fractie 63umtot2mm
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter van 250 tot 300 µm in de massa van hetmateriaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0
    6.3.57.11 fractie 300tot355um
    Type gegevenAttribuut van Standaardverdeling fractie 63umtot2mm
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter van 300 tot 355 µm in de massa van hetmateriaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0
    6.3.57.12 fractie 355tot420um
    Type gegevenAttribuut van Standaardverdeling fractie 63umtot2mm
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter van 355 tot 420 µm in de massa van hetmateriaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0
    6.3.57.13 fractie 420tot500um
    Type gegevenAttribuut van Standaardverdeling fractie 63umtot2mm
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter van 420 tot 500 µm in de massa van hetmateriaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0
    6.3.57.14 fractie 500tot600um
    Type gegevenAttribuut van Standaardverdeling fractie 63umtot2mm
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter van 500 tot 600 µm in de massa van hetmateriaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0
    6.3.57.15 fractie 600tot630um
    Type gegevenAttribuut van Standaardverdeling fractie 63umtot2mm
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter van 600 tot 630 µm in de massa van hetmateriaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0
    6.3.57.16 fractie 630tot710um
    Type gegevenAttribuut van Standaardverdeling fractie 63umtot2mm
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter van 630 tot 710 µm in de massa van hetmateriaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0
    6.3.57.17 fractie 710tot850um
    Type gegevenAttribuut van Standaardverdeling fractie 63umtot2mm
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter van 710 tot 850 µm in de massa van hetmateriaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0
    6.3.57.18 fractie 850tot1000um
    Type gegevenAttribuut van Standaardverdeling fractie 63umtot2mm
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter van 850 tot 1000 µm in de massa van hetmateriaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0
    6.3.57.19 fractie 1000tot1200um
    Type gegevenAttribuut van Standaardverdeling fractie 63umtot2mm
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter van 1000 tot 1200 µm in de massa van hetmateriaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0
    6.3.57.20 fractie 1200tot1400um
    Type gegevenAttribuut van Standaardverdeling fractie 63umtot2mm
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter van 1200 tot 1400 µm in de massa van hetmateriaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0
    6.3.57.21 fractie 1400tot1700um
    Type gegevenAttribuut van Standaardverdeling fractie 63umtot2mm
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter van 1400 tot 1700 µm in de massa van hetmateriaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0
    6.3.57.22 fractie 1700umtot2mm
    Type gegevenAttribuut van Standaardverdeling fractie 63umtot2mm
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter van 1700 µm tot 2 mm in de massa van hetmateriaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0

    6.3.58 Minimale verdeling fractie 63umtot2mm

    Diagram: Minimale verdeling fractie groter63um - detail
    Minimale verdeling fractie 63umtot2mm

    Type gegevenEntiteit
    Definitie

    De gegevens van de fractie 63 µm tot 2mm verdeeld in de fracties die minimaal wordenonderscheiden.

    Regels

    De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling van de entiteit Bepaling korrelgrootteverdeling gelijk is aan minimaalMinimaalBasis.
    De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.
    De som van alle fracties moet gelijk zijn aan de waarde van het attribuut fractie 63umTot2mm van de entiteit Basis korrelgrootteverdeling.

    6.3.58.1 fractie 63tot90um
    Type gegevenAttribuut van Minimale verdeling fractie 63umtot2mm
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter van 63 tot 90 µm in de massa van het materiaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0
    6.3.58.2 fractie 90tot105um
    Type gegevenAttribuut van Minimale verdeling fractie 63umtot2mm
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter van 90 tot 105 µm in de massa van hetmateriaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0
    6.3.58.3 fractie 105tot125um
    Type gegevenAttribuut van Minimale verdeling fractie 63umtot2mm
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter van 105 tot 125 µm in de massa van hetmateriaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0
    6.3.58.4 fractie 125tot150um
    Type gegevenAttribuut van Minimale verdeling fractie 63umtot2mm
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter van 125 tot 150 µm in de massa van hetmateriaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0
    6.3.58.5 fractie 150tot180um
    Type gegevenAttribuut van Minimale verdeling fractie 63umtot2mm
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter van 150 tot 180 µm in de massa van hetmateriaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0
    6.3.58.6 fractie 180tot200um
    Type gegevenAttribuut van Minimale verdeling fractie 63umtot2mm
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter van 180 tot 200 µm in de massa van hetmateriaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0
    6.3.58.7 fractie 200tot210um
    Type gegevenAttribuut van Minimale verdeling fractie 63umtot2mm
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter van 200 tot 210 µm in de massa van hetmateriaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0
    6.3.58.8 fractie 210tot250um
    Type gegevenAttribuut van Minimale verdeling fractie 63umtot2mm
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter van 210 tot 250 µm in de massa van hetmateriaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0
    6.3.58.9 fractie 250tot300um
    Type gegevenAttribuut van Minimale verdeling fractie 63umtot2mm
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter van 250 tot 300 µm in de massa van hetmateriaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0
    6.3.58.10 fractie 300tot355um
    Type gegevenAttribuut van Minimale verdeling fractie 63umtot2mm
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter van 300 tot 355 µm in de massa van hetmateriaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0
    6.3.58.11 fractie 355tot420um
    Type gegevenAttribuut van Minimale verdeling fractie 63umtot2mm
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter van 355 tot 420 µm in de massa van hetmateriaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0
    6.3.58.12 fractie 420tot500um
    Type gegevenAttribuut van Minimale verdeling fractie 63umtot2mm
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter van 420 tot 500 µm in de massa van hetmateriaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0
    6.3.58.13 fractie 500tot600um
    Type gegevenAttribuut van Minimale verdeling fractie 63umtot2mm
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter van 500 tot 600 µm in de massa van hetmateriaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0
    6.3.58.14 fractie 600tot630um
    Type gegevenAttribuut van Minimale verdeling fractie 63umtot2mm
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter van 600 tot 630 µm in de massa van hetmateriaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0
    6.3.58.15 fractie 630tot710um
    Type gegevenAttribuut van Minimale verdeling fractie 63umtot2mm
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter van 630 tot 710 µm in de massa van hetmateriaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0
    6.3.58.16 fractie 710tot1000um
    Type gegevenAttribuut van Minimale verdeling fractie 63umtot2mm
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter van 710 tot 1000 µm in de massa van hetmateriaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0
    6.3.58.17 fractie 1000tot1400um
    Type gegevenAttribuut van Minimale verdeling fractie 63umtot2mm
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter van 1000 tot 1400 µm in de massa van hetmateriaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0
    6.3.58.18 fractie 1400umtot2mm
    Type gegevenAttribuut van Minimale verdeling fractie 63umtot2mm
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter van 1400 µm tot 2 mm in de massa van hetmateriaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0

    6.3.59 Beperkte verdeling fractie 63umtot2mm

    Diagram: beperkte verdeling fractie groter63um - detail
    Beperkte verdeling fractie 63umtot2mm

    Type gegevenEntiteit
    Definitie

    De gegevens van de fractie 63 µm tot 2 mm verdeeld in de fracties die voor de beperkteindeling gelden.

    Regels

    De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling van de entiteit Bepaling korrelgrootteverdeling gelijk is aan basisBeperktStandaard.
    De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.
    De som van alle fracties moet gelijk zijn aan de waarde van het attribuut fractie 63umTot2mm van de entiteit Basis korrelgrootteverdeling.

    6.3.59.1 fractie 63tot300um
    Type gegevenAttribuut van Beperkte verdeling fractie 63umtot2mm
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter van 63 tot 300 µm in de massa van hetmateriaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0
    6.3.59.2 fractie 300tot420um
    Type gegevenAttribuut van Beperkte verdeling fractie 63umtot2mm
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter van 300 tot 420 µm in de massa van hetmateriaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0
    6.3.59.3 fractie 420tot600um
    Type gegevenAttribuut van Beperkte verdeling fractie 63umtot2mm
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter van 420 tot 600 µm in de massa van hetmateriaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0
    6.3.59.4 fractie 600tot630um
    Type gegevenAttribuut van Beperkte verdeling fractie 63umtot2mm
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter van 600 tot 630 µm in de massa van hetmateriaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0
    6.3.59.5 fractie 630tot1000um
    Type gegevenAttribuut van Beperkte verdeling fractie 63umtot2mm
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter van 630 tot 1000 µm in de massa van hetmateriaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0
    6.3.59.6 fractie 1000tot1200um
    Type gegevenAttribuut van Beperkte verdeling fractie 63umtot2mm
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter van 1000 tot 1200 µm in de massa van hetmateriaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0
    6.3.59.7 fractie 1200tot1400um
    Type gegevenAttribuut van Beperkte verdeling fractie 63umtot2mm
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter van 1200 tot 1400 µm in de massa van hetmateriaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0
    6.3.59.8 fractie 1400umtot2mm
    Type gegevenAttribuut van Beperkte verdeling fractie 63umtot2mm
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter van 1400 µm tot 2 mm in de massa van hetmateriaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0

    6.3.60 Standaardverdeling fractie groter2mm

    Diagram: Standaardverdeling fractie groter63um - detail
    Standaardverdeling fractie groter2mm

    Type gegevenEntiteit
    Definitie

    De gegevens van de fractie groter dan 2 mm verdeeld in de fracties die standaard wordenonderscheiden.

    Regels

    De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling van de entiteit Bepaling korrelgrootteverdeling gelijk is aan basisBeperktStandaard.
    De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.
    De som van alle fracties moet gelijk zijn aan de waarde van het attribuut fractie groter2mm van de entiteit Basis korrelgrootteverdeling.

    6.3.60.1 fractie 2tot5.6mm
    Type gegevenAttribuut van Standaardverdeling fractie groter2mm
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter van 2 tot 5,6 mm in de massa van het materiaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0
    6.3.60.2 fractie 5.6tot6.3mm
    Type gegevenAttribuut van Standaardverdeling fractie groter2mm
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter van 5,6 tot 6,3 mm in de massa van hetmateriaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0
    6.3.60.3 fractie 6.3tot10mm
    Type gegevenAttribuut van Standaardverdeling fractie groter2mm
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter van 6,3 tot 10 mm in de massa van hetmateriaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0
    6.3.60.4 fractie 10tot16mm
    Type gegevenAttribuut van Standaardverdeling fractie groter2mm
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter van 10 tot 16 mm in de massa van het materiaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0
    6.3.60.5 fractie 16tot20mm
    Type gegevenAttribuut van Standaardverdeling fractie groter2mm
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter van 16 tot 20 mm in de massa van het materiaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0
    6.3.60.6 fractie 20tot37.5mm
    Type gegevenAttribuut van Standaardverdeling fractie groter2mm
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter van 20 tot 37,5 mm in de massa van hetmateriaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0
    6.3.60.7 fractie 37.5tot63mm
    Type gegevenAttribuut van Standaardverdeling fractie groter2mm
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter van 37,5 tot 63 mm in de massa van hetmateriaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0
    6.3.60.8 fractie groter63mm
    Type gegevenAttribuut van Standaardverdeling fractie groter2mm
    Definitie

    Het aandeel van de korrels met een diameter groter dan 63 mm in de massa van het materiaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik vanaf 0

    6.3.61 Bepaling kalkgehalte

    Diagram: Bepaling kalkgehalte - detail
    Massaverlies kalkgehalte Bepaling kalkgehalte

    Type gegevenEntiteit
    Definitie

    Het volgens een bepaalde methode bepalen van het aandeel kalkgehalte in de massa vanhet materiaal.

    Regels

    De entiteit mag aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut bepaalde samenstellingseigenschappen van de entiteit Onderzocht interval gelijk is aan standaard, standaardMetChemie, zonderKorrelverdeling of zonderKorrelverdelingMetChemie.De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut bepaalde samenstellingseigenschappen van de entiteit Onderzocht interval gelijk is aan geen.

    Toelichting

    De bepaling wordt uitgevoerd op het materiaal kleiner dan 2 mm. Niet-cohesief materiaalwordt vooraf 24 uur in een oven gedroogd, standaard op 70 °C en nat materiaal op 60°C. Cohesief materiaal wordt niet vooraf gedroogd. Het materiaal wordt vervolgensdroog gezeefd over de 2 mm-zeef. Het materiaal kleiner dan 2 mm wordt gehomogeniseerd.Het materiaal groter dan 2 mm wordt buiten beschouwing gelaten. Vervolgens wordt hetmateriaal gedroogd op 105 °C. Het gehalte koolzure kalk wordt berekend uit het massaverliesdat het gevolg is van de verwijdering van het kalk uit het materiaal. De bepalingwordt uitgevoerd aan grond en de monsterkwaliteit kan alle waarden hebben. De bepalingkalkgehalte is een zogenaamde classificatieproef die is opgenomen in de NEN-EN-ISO14688-2.

    6.3.61.1 bepalingsprocedure
    Type gegevenAttribuut van Bepaling kalkgehalte
    Definitie

    De procedure die aangeeft onder welke afspraken de bepaling is uitgevoerd.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamBepalingsprocedure
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels

    De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan ISO14688d2v2019NEN8990v2020.

    Toelichting

    De bepaling van het kalkgehalte wordt uitgevoerd conform NEN-EN-ISO 14688-2 en isop onderdelen wat specifieker. Dat is opgenomen in de GDN praktijkrichtlijn voor geologischboormonsteranalyse (analyseprocedure). Bij de Geologische Dienst Nederland wordt het kalkgehalte op 800 °C bepaald envindt verhitting getrapt plaats.

    6.3.61.2 bepalingsmethode
    Type gegevenAttribuut van Bepaling kalkgehalte
    Definitie

    De manier waarop het kalkgehalte bepaald is.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamBepalingsmethode
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels

    De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan getraptVerhitten800.

    Toelichting

    Het kalkgehalte wordt berekend uit het massaverlies dat het gevolg is van de omzettingvan koolzure kalk in calciumoxide bij verhitting van gedroogd materiaal op 800 °C.Binnen geologisch booronderzoek wordt er na het verhitten op 800 °C ook nog op 1000°C verhit.

    6.3.61.3 droogtijd
    Type gegevenAttribuut van Bepaling kalkgehalte
    Definitie

    De lengte van de periode gedurende welke het materiaal is gedroogd.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamDroogtijd
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Toelichting

    Standaard wordt het materiaal op een bepaalde temperatuur gedroogd tot de massa vanhet materiaal niet meer afneemt na 5 minuten drogen (stabieleMassa5minuten).

    6.3.61.4 bijzonderheid uitvoering
    Type gegevenAttribuut van Bepaling kalkgehalte
    Definitie

    Een bijzonderheid die zich tijdens de uitvoering van de bepaling heeft voorgedaanen die van invloed kan zijn op de resultaten.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..2
    Domein
    NaamBijzonderheidUitvoering
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Toelichting

    Tijdens de uitvoering kunnen zich kleine problemen voordoen waardoor de uitvoerderde bepaling niet helemaal op de ideale wijze kan uitvoeren. Het kan voorkomen datde massa van het proefstuk kleiner is dan de procedure voorschrijft of het kan voorkomendat de bepaling is uitgevoerd op het materiaal waarvan eerst de hydrofysische eigenschappenzijn bepaald. Ook kan het voorkomen dat het proefstuk na droging op 60 °C meer dan3 % water bevat, bijvoorbeeld bij extreem vochtige of organische gronden. Wanneereen dergelijke situatie zich voordoet en het probleem van invloed kan zijn op hetresultaat, legt de uitvoerder het als bijzonderheid vast.

    6.3.61.5 bijzonderheid materiaal
    Type gegevenAttribuut van Bepaling kalkgehalte
    Definitie

    Een bijzonderheid die bij de bepaling is geconstateerd door het onderzochte materiaalte bekijken, en die van invloed kan zijn op de resultaten van de bepaling.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..5
    Domein
    NaamBijzonderheidMateriaal
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Toelichting

    Tijdens de uitvoering kunnen er bijzonderheden worden geconstateerd die extra informatieover de aard van het onderzochte materiaal geven. Het materiaal kan door droging desintegrerenof van kleur veranderen. In de huidige praktijk legt de uitvoerder eventuele bijzonderhedenaltijd vast.

    6.3.61.6 kalkgehalte
    Type gegevenAttribuut van Bepaling kalkgehalte
    Definitie

    Het aandeel koolzure kalk in de massa van het droge materiaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde3.2
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik0 tot 100
    id="detail_d497772e114565"> class="header-wrapper">
    6.3.61.7 massaverlies kalkgehalte
    Type gegevenGegevensgroep van Bepaling kalkgehalte
    Definitie

    Het verlies van massa van het materiaal bij verschillende temperaturen.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    GegevensgroeptypeMassaverlies kalkgehalte

    6.3.62 Massaverlies kalkgehalte

    Diagram: Massaverlies kalkgehalte - detail
    Massaverlies kalkgehalte

    Type gegevenEntiteit
    Definitie

    De gegevens die het verlies van massa van het materiaal bij verschillende temperaturenbeschrijven.

    Toelichting

    Het kalkgehalte wordt berekend uit het massaverlies dat het gevolg is van verwijderingvan het kalk door het te verbranden. Voor experts is het belangrijk om te weten hoeveelkalk bij iedere temperatuursstap is verbrand.

    6.3.62.1 massa105gradenCelsius
    Type gegevenAttribuut van Massaverlies kalkgehalte
    Definitie

    De massa van het materiaal bij 105 graden Celsius.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde3.2
    Eenheidg (gram)
    Waardebereik0 tot 100
    Toelichting

    De massa van het materiaal bij 105 °C wordt het droge materiaal genoemd.

    6.3.62.2 massa800gradenCelsius
    Type gegevenAttribuut van Massaverlies kalkgehalte
    Definitie

    De massa van het materiaal bij 800 graden Celsius.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde3.2
    Eenheidg (gram)
    Waardebereik0 tot 100
    Toelichting

    Dit geeft voor de expert extra informatie over hoeveel kalk bij deze temperatuur isverbrand. Standaard wordt er vanuit gegaan dat al het kalk is verbrand.

    6.3.62.3 massa1000gradenCelsius
    Type gegevenAttribuut van Massaverlies kalkgehalte
    Definitie

    De massa van het materiaal bij 1000 graden Celsius.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde3.2
    Eenheidg (gram)
    Waardebereik0 tot 100
    Toelichting

    Dit geeft voor de expert extra informatie over dat er mogelijk nog kalk of anderestoffen bij deze temperatuur zijn verbrand.

    6.3.63 Bepaling organischestofgehalte

    Diagram: Bepaling organischestofgehalte - detail
    Massaverlies organischestofgehalte Bepaling organischestofgehalte

    Type gegevenEntiteit
    Definitie

    Het volgens een bepaalde methode bepalen van het aandeel organische stof in de massavan het materiaal.

    Regels

    De entiteit mag aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut bepaalde samenstellingseigenschappen van de entiteit Onderzocht interval gelijk is aan standaard, standaardMetChemie, zonderKorrelverdeling of zonderKorrelverdelingMetChemie.De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut bepaalde samenstellingseigenschappen van de entiteit Onderzocht interval gelijk is aan geen.

    Toelichting

    De bepaling wordt uitgevoerd op het materiaal kleiner dan 2 mm. Niet-cohesief materiaalwordt vooraf 24 uur in een oven gedroogd, standaard op 70 °C en nat materiaal op 60°C. Cohesief materiaal wordt niet vooraf gedroogd. Het materiaal wordt vervolgensdroog gezeefd over de 2 mm-zeef. Het materiaal kleiner dan 2 mm wordt gehomogeniseerd.Het materiaal groter dan 2 mm wordt buiten beschouwing gelaten. Vervolgens wordt hetmateriaal gedroogd op 105 °C. Het gehalte aan organische stof wordt berekend uit hetmassaverlies dat het gevolg is van de verwijdering van de organische stof uit hetmateriaal. De bepaling wordt uitgevoerd aan grond en de monsterkwaliteit kan allewaarden hebben. De bepaling organischestofgehalte is een zogenaamde classificatieproefdie is opgenomen in de NEN-EN-ISO 14688-2.

    6.3.63.1 bepalingsprocedure
    Type gegevenAttribuut van Bepaling organischestofgehalte
    Definitie

    De procedure die aangeeft onder welke afspraken de bepaling is uitgevoerd.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamBepalingsprocedure
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels

    De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan ISO14688d2v2019NEN8990v2020.

    Toelichting

    De bepaling van het organischestofgehalte wordt uitgevoerd conform NEN-EN-ISO 14688-2en is op onderdelen wat specifieker. Dat is opgenomen in de GDN praktijkrichtlijnvoor geologisch boormonsteranalsye (analyseprocedure). Bij de Geologische Dienst Nederland wordt het organischestofgehalte op 550 °C bepaalden vindt verhitting getrapt plaats.

    6.3.63.2 bepalingsmethode
    Type gegevenAttribuut van Bepaling organischestofgehalte
    Definitie

    De manier waarop het organischestofgehalte bepaald is.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamBepalingsmethode
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels

    De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan getraptVerhitten550.

    Toelichting

    Het gehalte organische stof wordt berekend uit het massaverlies dat het gevolg isvan de verwijdering van de organische stof. De organische stof wordt verwijderd doorhet te verbranden.

    6.3.63.3 droogtijd
    Type gegevenAttribuut van Bepaling organischestofgehalte
    Definitie

    De lengte van de periode gedurende welke het materiaal is gedroogd.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamDroogtijd
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Toelichting

    Standaard wordt het materiaal op een bepaalde temperatuur gedroogd tot de massa vanhet materiaal niet meer afneemt na 5 minuten drogen (stabieleMassa5minuten).

    6.3.63.4 lutumcorrectie toegepast
    Type gegevenAttribuut van Bepaling organischestofgehalte
    Definitie

    De aanduiding die aangeeft of de meetresultaten zijn gecorrigeerd voor het verliesvan water dat aan korrels kleiner dan 2 µm gebonden is.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamIndicatieJaNee
    TypeWaardelijst niet uitbreidbaar
    Toelichting

    De meetresultaten kunnen zijn gecorrigeerd voor het verlies van water dat door kleideeltjeswordt vastgehouden. De correctie is gebaseerd op het aandeel van de fractie 0-8 µmzoals bepaald in de korrelgrootteverdeling met laserdiffractie. Deze fractie wordtrepresentatief geacht voor de lutumfractie (0-2 µm). Er wordt nooit gecorrigeerd meteen lutumfractie die volgens een andere methode is bepaald. In de huidige praktijkwordt de lutumcorrectie bepaald door te corrigeren het percentage lutum volgens eenbepaalde methode. Lutumcorrectie wordt standaard toegepast binnen het geologischebooronderzoek. Wanneer het materiaal meer dan 95 % organische stof bevat wordt decorrectie meestal niet toegepast.

    6.3.63.5 vrij ijzer correctie toegepast
    Type gegevenAttribuut van Bepaling organischestofgehalte
    Definitie

    De aanduiding die aangeeft of het meetresultaat is gecorrigeerd voor het verlies aanwater dat aan vrij ijzer is gebonden.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamIndicatieJaNee
    TypeWaardelijst niet uitbreidbaar
    Toelichting

    Het organischestofgehalte kan gecorrigeerd zijn voor de hoeveelheid water die in devorm van ijzeroxiden in de grond voorkomt. Dat is zelden nodig en kan gekozen wordenwanneer vermoed wordt dat de grond meer dan 3 % vrij ijzer bevat. Het voorkomen vanveel vrij ijzer betekent dat het uitgangsmateriaal een niet te verwaarlozen hoeveelheidwater bevat die pas tijdens het verhitten verdampt.

    6.3.63.6 vrij ijzer gehalte
    Type gegevenAttribuut van Bepaling organischestofgehalte
    Definitie

    Het aandeel vrij ijzer in de massa van het materiaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.2
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik0 tot 70
    Regels

    Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut vrij ijzer correctie toegepast gelijk is aan ja.
    Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

    Toelichting

    De bepaling van het gehalte aan vrij ijzer is uitgevoerd conform de NEN-EN-ISO 12782-2uit 2012

    6.3.63.7 bijzonderheid uitvoering
    Type gegevenAttribuut van Bepaling organischestofgehalte
    Definitie

    Een bijzonderheid die zich tijdens de uitvoering van de bepaling heeft voorgedaanen die van invloed kan zijn op de resultaten.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..2
    Domein
    NaamBijzonderheidUitvoering
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Toelichting

    Tijdens de uitvoering kunnen zich kleine problemen voordoen waardoor de uitvoerderde bepaling niet helemaal op de ideale wijze kan uitvoeren. Het kan voorkomen datde massa van het proefstuk kleiner is dan de procedure voorschrijft of het kan voorkomendat de bepaling is uitgevoerd op het materiaal waarvan eerst de hydrofysische eigenschappenzijn bepaald. Ook kan het voorkomen dat het proefstuk na droging op 60 °C meer dan3 % water bevat, bijvoorbeeld bij extreem vochtige of organische gronden. Wanneereen dergelijke situatie zich voordoet en het probleem van invloed kan zijn op hetresultaat, legt de uitvoerder het als bijzonderheid vast.

    6.3.63.8 bijzonderheid materiaal
    Type gegevenAttribuut van Bepaling organischestofgehalte
    Definitie

    Een bijzonderheid die bij de bepaling is geconstateerd door het onderzochte materiaalte bekijken, en die van invloed kan zijn op de resultaten van de bepaling.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..5
    Domein
    NaamBijzonderheidMateriaal
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Toelichting

    Tijdens de uitvoering kunnen er bijzonderheden worden geconstateerd die extra informatieover de aard van het onderzochte materiaal geven. Het materiaal kan door droging desintegrerenof van kleur veranderen. In de huidige praktijk legt de uitvoerder eventuele bijzonderhedenaltijd vast.

    6.3.63.9 organischestofgehalte
    Type gegevenAttribuut van Bepaling organischestofgehalte
    Definitie

    Het aandeel organische stof in de massa van het droge materiaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde3.2
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik0 tot 100
    id="detail_d497772e117297"> class="header-wrapper">
    6.3.63.10 massaverlies organischestofgehalte
    Type gegevenGegevensgroep van Bepaling organischestofgehalte
    Definitie

    Het verlies van massa van het materiaal bij verschillende temperaturen.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    GegevensgroeptypeMassaverlies organischestofgehalte

    6.3.64 Massaverlies organischestofgehalte

    Diagram: Massaverlies organischestofgehalte - detail
    Massaverlies organischestofgehalte

    Type gegevenEntiteit
    Definitie

    De gegevens die het verlies van massa van het materiaal bij verschillende temperaturenbeschrijven.

    Toelichting

    Het organischestofgehalte wordt berekend uit het massaverlies dat het gevolg is vanverwijdering van het organische stof door het te verbranden. Voor experts is het belangrijkom te weten hoeveel organische stof bij iedere temperatuursstap is verbrand.

    6.3.64.1 massa105gradenCelsius
    Type gegevenAttribuut van Massaverlies organischestofgehalte
    Definitie

    De massa van het materiaal bij 105 graden Celsius.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde3.2
    Eenheidg (gram)
    Waardebereik0 tot 100
    Toelichting

    De massa van het materiaal bij 105 °C wordt het droge materiaal genoemd.

    6.3.64.2 massa450gradenCelsius
    Type gegevenAttribuut van Massaverlies organischestofgehalte
    Definitie

    De massa van het materiaal bij 450 graden Celsius.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde3.2
    Eenheidg (gram)
    Waardebereik0 tot 100
    Toelichting

    Dit geeft voor de expert extra informatie over hoeveel organische stof bij 450 °Cis verbrand. Bij deze temperatuur zijn de gemakkelijk te verbranden delen organischmateriaal reeds verbrand.

    6.3.64.3 massa550gradenCelsius
    Type gegevenAttribuut van Massaverlies organischestofgehalte
    Definitie

    De massa van het materiaal bij 550 graden Celsius.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde3.2
    Eenheidg (gram)
    Waardebereik0 tot 100
    Toelichting

    Dit geeft voor de expert extra informatie over de hoeveel organische stof die bij550 °C is verbrand. Bij deze temperatuur zijn moeilijker te verbranden organischestoffen verbrand.

    6.3.65 Bepaling organisch koolstofgehalte

    Diagram: Bepaling organisch koolstofgehalte - detail
    Bepaling organisch koolstofgehalte

    Type gegevenEntiteit
    Definitie

    Het volgens een bepaalde methode bepalen van het aandeel organische koolstof in demassa van het droge materiaal.

    Regels

    De entiteit mag aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut bepaalde samenstellingseigenschappen van de entiteit Onderzocht interval gelijk is aan standaardMetChemie of zonderKorrelverdelingMetChemie.De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut bepaalde samenstellingseigenschappen van de entiteit Onderzocht interval gelijk is aan standaard, zonderKorrelverdeling of geen.

    Toelichting

    De grond wordt vooraf gedroogd bij 105 °C, gehomogeniseerd en vervolgens wordt hetmateriaal op 2 mm gezeefd. Het organische materiaal groter dan 2 mm wordt verzamelden na fijnmaken aan het materiaal kleiner dan 2 mm toegevoegd. De bepaling wordt uitgevoerdop het materiaal dat kleiner is dan 2 mm. Het organische koolstofgehalte wordt bepaalddoor koolstofverbindingen door oxidatie om te zetten in CO2. Er wordt alleen gebruik gemaakt van droge oxidatiemethoden. De bepaling wordt uitgevoerdaan grond en bijzonder materiaal en de monsterkwaliteit kan alle waarden hebben.

    6.3.65.1 bepalingsprocedure
    Type gegevenAttribuut van Bepaling organisch koolstofgehalte
    Definitie

    De procedure die aangeeft onder welke afspraken de bepaling is uitgevoerd.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamBepalingsprocedure
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels

    De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan EN15936v2012.

    Toelichting

    Het organisch koolstofgehalte wordt op een indirecte manier bepaald, methode A inde NEN-EN-15936. In afwijking van de procedure wordt het organische materiaal omgezetdoor te verhitten op 500 °C in plaats door te verwijderen met zuur.

    6.3.65.2 bepalingsmethode
    Type gegevenAttribuut van Bepaling organisch koolstofgehalte
    Definitie

    De manier waarop het organische koolstofgehalte is bepaald.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamBepalingsmethode
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels

    De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan verhittenCO2indirectMeten.

    Toelichting

    Het organische koolstofgehalte wordt altijd indirect berekend door het verschil tussenhet gehalte aan anorganische koolstof en het gehalte aan koolstof te bepalen.

    6.3.65.3 bijzonderheid uitvoering
    Type gegevenAttribuut van Bepaling organisch koolstofgehalte
    Definitie

    Een bijzonderheid die zich tijdens de uitvoering van de bepaling heeft voorgedaanen die van invloed kan zijn op de resultaten.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..2
    Domein
    NaamBijzonderheidUitvoering
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Toelichting

    Tijdens de uitvoering kunnen zich kleine problemen voordoen waardoor de uitvoerderde bepaling niet helemaal op de ideale wijze kan uitvoeren. Het kan voorkomen datde massa van het proefstuk kleiner is dan de procedure voorschrijft of het kan voorkomendat de bepaling is uitgevoerd op het materiaal waarvan eerst de hydrofysische eigenschappenzijn bepaald. Wanneer een dergelijke situatie zich voordoet en het probleem van invloedkan zijn op het resultaat, legt de uitvoerder het als bijzonderheid vast.

    6.3.65.4 bijzonderheid materiaal
    Type gegevenAttribuut van Bepaling organisch koolstofgehalte
    Definitie

    Een bijzonderheid die bij de bepaling is geconstateerd door het onderzochte materiaalte bekijken, en die van invloed kan zijn op de resultaten van de bepaling.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..5
    Domein
    NaamBijzonderheidMateriaal
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Toelichting

    Tijdens de uitvoering kunnen er bijzonderheden worden geconstateerd die extra informatieover de aard van het onderzochte materiaal geven. Het materiaal kan door droging desintegrerenof van kleur veranderen. In de huidige praktijk legt de uitvoerder eventuele bijzonderhedenaltijd vast.

    6.3.65.5 detectielimiet
    Type gegevenAttribuut van Bepaling organisch koolstofgehalte
    Definitie

    De laagste waarde waarbij het organische koolstofgehalte bepaald kan worden.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.2
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik0 tot 65
    Toelichting

    De detectielimiet wordt door de uitvoerder vastgesteld na uitvoering van de bepaling.Hoe dichter de waarde van het organisch koolstofgehalte bij de detectielimiet is hoegroter de meetonnauwkeurigheid. Het komt sporadisch voor dat het organisch koolstofgehalteonder de detectielimiet zit.

    6.3.65.6 organisch koolstofgehalte
    Type gegevenAttribuut van Bepaling organisch koolstofgehalte
    Definitie

    Het aandeel organische koolstof in de massa van het droge materiaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.2
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik0 tot 65

    6.3.66 Bepaling zwavelgehalte

    Diagram: Bepaling zwavelgehalte - detail
    Bepaling zwavelgehalte

    Type gegevenEntiteit
    Definitie

    Het volgens een bepaalde methode bepalen van het aandeel zwavel in de massa van hetdroge materiaal.

    Regels

    De entiteit mag aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut bepaalde samenstellingseigenschappen van de entiteit Onderzocht interval gelijk is aan standaardMetChemie of zonderKorrelverdelingMetChemie.De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut bepaalde samenstellingseigenschappen van de entiteit Onderzocht interval gelijk is aan standaard, zonderKorrelverdeling of geen.

    Toelichting

    De grond wordt vooraf gedroogd bij 105 °C, gehomogeniseerd en vervolgens wordt hetmateriaal op 2 mm gezeefd. Het organische materiaal groter dan 2 mm wordt verzamelden na fijnmaken aan het materiaal kleiner dan 2 mm toegevoegd. De bepaling wordt uitgevoerdop het materiaal dat kleiner is dan 2 mm. Het zwavel gehalte wordt bepaald door zwavelverbindingendoor oxidatie om te zetten in SO2. Er wordt alleen gebruik gemaakt van droge oxidatiemethoden. De bepaling wordt uitgevoerdaan grond en bijzonder materiaal en de monsterkwaliteit kan alle waarden hebben.

    6.3.66.1 bepalingsprocedure
    Type gegevenAttribuut van Bepaling zwavelgehalte
    Definitie

    De procedure die aangeeft onder welke afspraken de bepaling is uitgevoerd.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamBepalingsprocedure
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels

    De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan ISO15178v2000.

    6.3.66.2 bepalingsmethode
    Type gegevenAttribuut van Bepaling zwavelgehalte
    Definitie

    De manier waarop het zwavelgehalte is bepaald.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamBepalingsmethode
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels

    De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan verhittenSO2meten.

    6.3.66.3 bijzonderheid uitvoering
    Type gegevenAttribuut van Bepaling zwavelgehalte
    Definitie

    Een bijzonderheid die zich tijdens de uitvoering van de bepaling heeft voorgedaanen die van invloed kan zijn op de resultaten.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..2
    Domein
    NaamBijzonderheidUitvoering
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Toelichting

    Tijdens de uitvoering kunnen zich kleine problemen voordoen waardoor de uitvoerderde bepaling niet helemaal op de ideale wijze kan uitvoeren. Het kan voorkomen datde massa van het proefstuk kleiner is dan de procedure voorschrijft of het kan voorkomendat de bepaling is uitgevoerd op het materiaal waarvan eerst de hydrofysische eigenschappenzijn bepaald. Wanneer een dergelijke situatie zich voordoet en het probleem van invloedkan zijn op het resultaat, legt de uitvoerder het als bijzonderheid vast.

    6.3.66.4 bijzonderheid materiaal
    Type gegevenAttribuut van Bepaling zwavelgehalte
    Definitie

    Een bijzonderheid die bij de bepaling is geconstateerd door het onderzochte materiaalte bekijken, en die van invloed kan zijn op de resultaten van de bepaling.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..5
    Domein
    NaamBijzonderheidMateriaal
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Toelichting

    Tijdens de uitvoering kunnen er bijzonderheden worden geconstateerd die extra informatieover de aard van het onderzochte materiaal geven. Het materiaal kan door droging desintegrerenof van kleur veranderen. In de huidige praktijk legt de uitvoerder eventuele bijzonderhedenaltijd vast.

    6.3.66.5 detectielimiet
    Type gegevenAttribuut van Bepaling zwavelgehalte
    Definitie

    De laagste waarde waarbij het zwavelgehalte bepaald kan worden.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.2
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik0 tot 15
    Toelichting

    De detectielimiet wordt door de uitvoerder vastgesteld na uitvoering van de bepaling.Hoe dichter de waarde van het zwavelgehalte bij de detectielimiet is hoe groter demeetonnauwkeurigheid. Het komt sporadisch voor dat het organisch koolstofgehalte onderde detectielimiet zit.

    6.3.66.6 zwavelgehalte
    Type gegevenAttribuut van Bepaling zwavelgehalte
    Definitie

    Het aandeel zwavel in de massa van het droge materiaal.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.2
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik0 tot 15

    6.3.67 Bepaling verzadigde waterdoorlatendheid

    Diagram: Bepaling verzadigde waterdoorlatendheid - detail
    Verzadigde waterdoorlatendheid bij bepaalde belasting Bepaling verzadigde waterdoorlatendheid

    Type gegevenEntiteit
    Definitie

    Het volgens een bepaalde methode bepalen van de snelheid waarmee water door de metwaterverzadigde grond stroomt.

    Regels

    De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut bepaalde hydrofysische eigenschappen van de entiteit Onderzocht interval gelijk is aan standaard of uitgebreid.De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

    Toelichting

    De verzadigde waterdoorlatendheid wordt gemeten door een hydraulische gradiënt overhet proefstuk aan te leggen en er water doorheen te laten stromen. De tijd die nodigis om een bepaalde hoeveelheid water door de grond te laten stromen, wordt gemeten.De condities waaronder de doorlatendheid wordt bepaald zijn per methode anders. Deverzadigde waterdoorlatendheid wordt uit de meetgegevens berekend met de wet van Darcy.Onafhankelijk van de methode kiest men een bepaald soort water en daarvan wordt vastgelegdof opgeloste gassen zijn verwijderd. Het water stroomt meestal van boven naar onderdoor het proefstuk tijdens het uitvoeren van de bepaling.
    De bepaling wordt uitgevoerd aan grond en bijzonder materiaal en vereist een proefstukuit een niet verstoord boormonster met monsterkwaliteit QM1, QM2 of QM3. Wanneer hetproefstuk uit een niet-verstoord boormonster de volledige doorsnede van het monsteromvat, wordt het materiaal na afloop van de bepaling beschreven (onderzocht materiaal). Wanneer niet het gehele monster wordt gebruikt voor de bepaling, is er voldoendemateriaal over om te beschrijven. In dat geval is het materiaal beschreven als onderdeelvan de boormonsterbeschrijving.

    6.3.67.1 bepalingsprocedure
    Type gegevenAttribuut van Bepaling verzadigde waterdoorlatendheid
    Definitie

    De procedure die aangeeft onder welke afspraken de bepaling is uitgevoerd.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamBepalingsprocedure
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels

    De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan ISO17892d11v2019 of GDNpraktijkrichtlijnv2023_waterdoorlatendheid.

    6.3.67.2 bepalingsmethode
    Type gegevenAttribuut van Bepaling verzadigde waterdoorlatendheid
    Definitie

    De manier waarop de verzadigde waterdoorlatendheid is bepaald.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamBepalingsmethode
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels

    De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan fallingHeadOnvoldoendeCohesief of fallingHead.

    Toelichting

    In de ISO 17892-11 worden drie methodes beschreven: de constant head, de falling headen de flexible wall methode. De falling head methode wordt gebruikt voor cohesievegrond. In het geologische booronderzoek is tevens een falling head methode voor onvoldoende-cohesievegrond in gebruik. De constant head methode wordt in het geologische booronderzoeksinds enkele jaren toegepast op heterogene monsters, maar is nog niet opgenomen indeze versie van de catalogus. De flexible wall methode is buiten scope.In het geologische booronderzoek wordt de hydraulische gradiënt eenmalig aangelegden op basis van 5 tijdsmetingen bepaald hoeveelheid tijd er nodig is om een bepaaldehoeveelheid water door de grond te laten stromen. Deze 5 metingen worden gebruiktom een lineaire regressie uit te voeren en het resultaat hiervan wordt vastgelegdals de verzadigde waterdoorlatendheid.

    6.3.67.3 verticaal bepaald
    Type gegevenAttribuut van Bepaling verzadigde waterdoorlatendheid
    Definitie

    De aanduiding die aangeeft of de bepaling verticaal is uitgevoerd.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamIndicatieJaNee
    TypeWaardelijst niet uitbreidbaar
    Toelichting

    De waterdoorlatendheid van de ondergrond is niet in alle richtingen hetzelfde. Inhet algemeen is de horizontale doorlatendheid groter dan de verticale doorlatendheid.Van proefstukken uit een niet verstoord boormonster kent men de oriëntatie en afhankelijkvan de opdracht wordt de horizontale of de verticale doorlatendheid bepaald. Met deoriëntatie wordt bedoeld of het proefstuk haaks ten opzicht van het aardoppervlak(verticaal) of parallel ten opzichte van het aardoppervlak (horizontaal) gestokenis.

    6.3.67.4 verzadigingsmethode
    Type gegevenAttribuut van Bepaling verzadigde waterdoorlatendheid
    Definitie

    De manier waarop het proefstuk is verzadigd.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamVerzadigingsmethode
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels

    De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan waterverzadigen wanneer de waarde van het attribuut bepalingsmethode gelijk is aan fallingHeadOnvoldoendeCohesief.De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan onderBelasting wanneer de waarde van het attribuut bepalingsmethode gelijk is aan fallingHead.

    Toelichting

    Er zijn twee manieren van verzadigen van het proefstuk. Bij de falling head methodevoor onvoldoende cohesief materiaal wordt het proefstuk in een bad geplaatst en krijgthet proefstuk de gelegenheid om van onderaf water op te nemen (waterverzadigen). Dit duurt 4 tot 10 dagen. De aanname is dat het proefstuk volledig verzadigd is.Bij de standaard falling head methode voor cohesief materiaal wordt het proefstukeerst onder druk gezet en krijgt het proefstuk de gelegenheid om te consolideren,consolidatie duurt 1 dag. Vervolgens krijgt het proefstuk de gelegenheid om van onderafwater op te nemen. Dit duurt 1 tot 3 dagen. De verzadigingsgraad kan achteraf wordenberekend of ingeschat met behulp van het watergehalte na afloop.

    6.3.67.5 gebruikt medium
    Type gegevenAttribuut van Bepaling verzadigde waterdoorlatendheid
    Definitie

    De vloeistof die in de bepaling is gebruikt.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamGebruiktMedium
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Toelichting

    Het gebruikt medium is in deze bepaling het soort water dat tijdens het waterverzadigenin het proefstuk is opgenomen en dat men door de grond laat stromen.
    Standaard wordt ontlucht leidingwater gebruikt. Voor monsters die zijn genomen inbrak of zoutwater gebieden wordt water gemaakt, zogenaamd SAR-13 water.

    6.3.67.6 water ontgast
    Type gegevenAttribuut van Bepaling verzadigde waterdoorlatendheid
    Definitie

    De aanduiding die aangeeft of het gebruikte water is ontgast.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamIndicatieJaNee
    TypeWaardelijst niet uitbreidbaar
    Toelichting

    In geologisch booronderzoek is het water waarmee het proefstuk is waterverzadigd standaardontgast.

    6.3.67.7 volumieke massa water
    Type gegevenAttribuut van Bepaling verzadigde waterdoorlatendheid
    Definitie

    De volumieke massa van het gebruikte water.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamMeetwaarde1.3
    Eenheidg/cm3 (gram/kubieke centimeter)
    Waardebereik0 tot 5
    Regels

    Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut gebruikt medium gelijk is aan SAR13water.
    Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

    Toelichting

    Bij het berekenen van de verzadigde waterdoorlatendheid wordt een standaardwaardevoor de volumieke massa van water gebruikt. De volumieke massa van water is afhankelijkvan het zoutgehalte. Bij gebruik van SAR13-water wordt de volumieke massa van hetgebruikte water vastgelegd.

    6.3.67.8 poreuze stenen nat
    Type gegevenAttribuut van Bepaling verzadigde waterdoorlatendheid
    Definitie

    De aanduiding die aangeeft of natte poreuze stenen zijn gebruikt.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamIndicatieJaNee
    TypeWaardelijst niet uitbreidbaar
    Regels

    Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut verzadigingsmethode gelijk is aan onderBelasting.
    Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

    Toelichting

    Bij de standaard falling head methode wordt de bepaling normaliter uitgevoerd metporeuze stenen die oppervlakkig nat zijn gemaakt. Wanneer men verwacht dat het materiaaldoor opname van water zal gaan zwellen, worden droge stenen gebruikt. Bij droge stenenduurt het langer voordat het gehele proefstuk is verzadigd voor aanvang van de proef.

    6.3.67.9 verticale rek
    Type gegevenAttribuut van Bepaling verzadigde waterdoorlatendheid
    Definitie

    Het quotiënt van het verschil tussen de beginhoogte van het proefstuk en de hoogteaan het eind van de consolidatie, en de beginhoogte.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamMeetwaarde1.2
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik0 tot 1
    Regels

    Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut bepalingsmethode gelijk is aan fallingHead.
    Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

    Toelichting

    Normaliter vervormt het proefstuk tijdens de verzadiging niet. Wanneer het proefstuktijdens de verzadiging gaat zwellen wordt dit vastgelegd.
    De verticale rek wordt uitgedrukt in procenten.

    6.3.67.10 zwel geconstateerd
    Type gegevenAttribuut van Bepaling verzadigde waterdoorlatendheid
    Definitie

    De indicatie die aangeeft of tijdens de bepaling zwel is geconstateerd.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamIndicatieJaNee
    TypeWaardelijst niet uitbreidbaar
    Regels

    Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut bepalingsmethode gelijk is aan fallingHead.
    Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

    Toelichting

    Normaliter vervormt het proefstuk tijdens het waterverzadigen niet. Wanneer het proefstuktijdens het waterverzadigen gaat zwellen wordt dit vastgelegd.

    6.3.67.11 ring waterafstotend
    Type gegevenAttribuut van Bepaling verzadigde waterdoorlatendheid
    Definitie

    De aanduiding die aangeeft of er in de steekring een waterafstotende laag is aangebracht.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamIndicatieJaNee
    TypeWaardelijst niet uitbreidbaar
    Regels

    Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut bepalingsmethode gelijk is aan fallingHead.
    Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

    Toelichting

    Bij toepassing van de falling head methode kan er aan de binnenkant van de steekringeen waterafstotende laag worden aangebracht om lekkage van water tussen de randenvan het monster en de steekring te voorkomen. De laag vermindert ook de wrijving bijhet uitsteken. Veel gebruikte waterafstotende media zijn naaimachine-olie en vaseline.Dit is niet nodig bij de fallinghead methode voor onvoldoende cohesief materiaal,omdat daarbij het uitsteken gebeurd met een door de Geologische Dienst Nederland ontworpenapparaat.

    6.3.67.12 stroming neerwaarts
    Type gegevenAttribuut van Bepaling verzadigde waterdoorlatendheid
    Definitie

    De aanduiding die aangeeft of de stroming van boven naar onder is gericht.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamIndicatieJaNee
    TypeWaardelijst niet uitbreidbaar
    Toelichting

    In geologisch booronderzoek is de stroming standaard opwaarts. In de bodemkunde isde stroming standaard neerwaarts.

    6.3.67.13 temperatuur
    Type gegevenAttribuut van Bepaling verzadigde waterdoorlatendheid
    Definitie

    De temperatuur waaronder de bepaling is uitgevoerd.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheid°C (graden Celsius)
    Waardebereik5 tot 30
    Toelichting

    De waterdoorlatendheid varieert met de viscositeit van het water en die is weer afhankelijkvan de temperatuur. De resultaten worden nooit omgerekend naar een andere temperatuur.

    6.3.67.14 bijzonderheid uitvoering
    Type gegevenAttribuut van Bepaling verzadigde waterdoorlatendheid
    Definitie

    Een bijzonderheid die zich tijdens de uitvoering van de bepaling heeft voorgedaanen die van invloed kan zijn op de resultaten.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..2
    Domein
    NaamBijzonderheidUitvoering
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Toelichting

    Tijdens de uitvoering kunnen zich bijzonderheden voordoen waardoor de uitvoerderde bepaling niet helemaal op de ideale wijze kan uitvoeren. Het kan voorkomen datde poreuze steen tijdens de uitvoering is gebroken. Wanneer een dergelijke situatiezich voordoet en het probleem van invloed kan zijn op het resultaat, legt de uitvoerderhet als bijzonderheid vast.

    6.3.67.15 bijzonderheid materiaal
    Type gegevenAttribuut van Bepaling verzadigde waterdoorlatendheid
    Definitie

    Een bijzonderheid die tijdens de bepaling is geconstateerd door het onderzochte materiaalte bekijken, en die van invloed kan zijn op de resultaten van de bepaling.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..5
    Domein
    NaamBijzonderheidMateriaal
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Toelichting

    Tijdens de uitvoering kunnen er bijzonderheden worden geconstateerd die extra informatieover de aard van het onderzochte materiaal geven. In het proefstuk kunnen insluitsels,wormgaten of wortelgangen voorkomen, het materiaal kan gescheurd, gelaagd of geaggregeerdzijn. In de huidige praktijk legt de uitvoerder eventuele bijzonderheden altijd vast.

    6.3.67.16 maximale gradiënt
    Type gegevenAttribuut van Bepaling verzadigde waterdoorlatendheid
    Definitie

    De maximale hydraulische gradiënt tijdens de bepaling.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheidcm/cm (centimeter per centimeter)
    Waardebereik0 tot 50
    Toelichting

    Tijdens de bepaling moeten laminaire stromingscondities heersen om te voorkomen dater deeltjes in het proefstuk worden getransporteerd. Hoe groter de doorlatendheidvan de grond, des te makkelijk worden deeltjes getransporteerd en des te lager demaximaal toegestane gradiënt. De uitvoerder bepaalt van te voren de maximale gradiënten die is afhankelijk van het te onderzoeken materiaal.

    6.3.67.17 watergehalte na afloop
    Type gegevenAttribuut van Bepaling verzadigde waterdoorlatendheid
    Definitie

    De verhouding tussen de hoeveelheid water en de hoeveelheid droge stof uitgedruktin massaprocenten na afloop van de bepaling.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamMeetwaarde4.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik0 tot 2000
    Regels

    Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut bepalingsmethode gelijk is aan fallingHead.
    Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

    Toelichting

    Bij de falling head methode wordt het watergehalte na afloop van de bepaling bepaald.Wanneer de volumieke massa vaste delen van het onderzochte interval bepaald is, kanworden vastgesteld in welke mate het proefstuk verzadigd was. Wanneer dat niet bepaaldis, moeten aannames worden gedaan over de mate van verzadiging. Het watergehalte isbepaald volgens de daarvoor geldende procedure door droging van het materiaal op 105of 110 °C met een droogtijd van 16 tot 24 uur.

    id="detail_d497772e124213"> class="header-wrapper">
    6.3.67.18 verzadigde waterdoorlatendheid bij bepaalde belasting
    Type gegevenGegevensgroep van Bepaling verzadigde waterdoorlatendheid
    Definitie

    De snelheid waarmee water door de met waterverzadigde grond stroomt bij een bepaaldebelasting.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    GegevensgroeptypeVerzadigde waterdoorlatendheid bij bepaalde belasting

    6.3.68 Verzadigde waterdoorlatendheid bij bepaalde belasting

    Diagram: Verzadigde waterdoorlatendheid bij bepaalde belasting - detail
    Verzadigde waterdoorlatendheid bij bepaalde belasting

    Type gegevenEntiteit
    Definitie

    De gegevens die de snelheid waarmee water door de met waterverzadigde grond stroomtbij een bepaalde belasting beschrijven.

    Toelichting

    Bij bepaling volgens de falling head methode wordt de verzadigde waterdoorlatendheideen keer gemeten bij een bepaalde belasting.

    6.3.68.1 belasting
    Type gegevenAttribuut van Verzadigde waterdoorlatendheid bij bepaalde belasting
    Definitie

    De hoeveelheid druk die op het proefstuk is aangebracht.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde5.1
    EenheidkPa (kilopascal)
    Waardebereik0 tot 15000
    Toelichting

    De druk die wordt opgelegd volgt uit de opdracht. In het geologisch booronderzoekwil men een druk die overeenkomt met de druk op de in-situ diepte. Bij het bepalenvan de verzadigde waterdoorlatendheid bij onvoldoende cohesief materiaal, is de aannamedat de in situ situatie voldoende wordt nagebootst door een druk van 0 kilopascalte nemen.
    Het symbool voor de verzadigde waterdoorlatendheid is p.

    6.3.68.2 verzadigde waterdoorlatendheid
    Type gegevenAttribuut van Verzadigde waterdoorlatendheid bij bepaalde belasting
    Definitie

    De snelheid waarmee water door de met waterverzadigde grond stroomt.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde3.2
    Eenheidm/d (meter per 24 uur)
    Waardebereik0.05 tot 150
    Toelichting

    De verzadigde waterdoorlatendheid is altijd bij de temperatuur de gemeten temperatuurweergegeven.Het symbool voor de verzadigde waterdoorlatendheid is k.

    6.3.69 Bepaling watergehalte

    Diagram: Bepaling watergehalte - detail
    Bepaling watergehalte

    Type gegevenEntiteit
    Definitie

    Het volgens een bepaalde methode bepalen van de verhouding tussen de hoeveelheid wateren de hoeveelheid droge stof in het materiaal.

    Regels

    De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut watergehalte bepaald van de entiteit Onderzocht interval gelijk is aan ja.
    De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

    Toelichting

    De bepaling wordt uitgevoerd aan grond en aan bijzonder materiaal en de monsterkwaliteitkan alle waarden hebben.
    Het watergehalte is een parameter die altijd samen met andere gegevens gebruikt wordtin berekeningen.
    Het materiaal waaruit het onderzocht interval bestaat wordt vooraf gehomogeniseerd,eventueel worden bepaalde bestanddelen verwijderd. De hoeveelheid water wordt berekenduit het massaverlies dat het gevolg is van de verwijdering van het water uit het materiaal.De bepaling watergehalte is een zogenaamde classificatieproef die is opgenomen inde NEN-EN-ISO 14688-2.

    6.3.69.1 bepalingsprocedure
    Type gegevenAttribuut van Bepaling watergehalte
    Definitie

    De procedure die aangeeft onder welke afspraken de bepaling is uitgevoerd.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamBepalingsprocedure
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels

    De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan ISO17892d1v2014.

    6.3.69.2 bepalingsmethode
    Type gegevenAttribuut van Bepaling watergehalte
    Definitie

    De manier waarop het watergehalte is bepaald.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamBepalingsmethode
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels

    De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan drogenOven.

    Toelichting

    Binnen geologisch booronderzoek wordt het materiaal altijd in de oven gedroogd.

    6.3.69.3 monstervochtigheid
    Type gegevenAttribuut van Bepaling watergehalte
    Definitie

    De vochtigheidstoestand van het materiaal voorafgaand aan de bepaling.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMonstervochtigheid
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Toelichting

    De vochtigheidstoestand is de toestand van het materiaal bij opening van de monstercontainer.
    Volledig uitgedroogd materiaal wordt niet gebruikt voor de bepaling.

    6.3.69.4 verwijderd materiaal
    Type gegevenAttribuut van Bepaling watergehalte
    Definitie

    De aanduiding die aangeeft welke bestanddelen voorafgaand aan de bepaling uit hette onderzoeken materiaal zijn verwijderd.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1..3
    Domein
    NaamVerwijderdMateriaal
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Toelichting

    Afhankelijk van de opdracht kunnen bepaalde bestanddelen vooraf worden verwijderd.Die bestanddelen worden gespecificeerd. Verwijdering gebeurt handmatig en enkel grovebestanddelen worden verwijderd. In het geval er geen bestanddelen worden verwijderdwordt de waarde geen vastgelegd.

    6.3.69.5 droogtemperatuur
    Type gegevenAttribuut van Bepaling watergehalte
    Definitie

    De temperatuur waarop het materiaal is gedroogd.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamDroogtemperatuur
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Toelichting

    De droogtemperatuur is in deze bepaling de temperatuur van de oven. In de huidigepraktijk wordt het materiaal standaard gedroogd bij 105 °C. Om er zeker van te zijndat het overal in de oven 105 °C is wordt de oven ook wel op 110 °C ingesteld.

    6.3.69.6 droogtijd
    Type gegevenAttribuut van Bepaling watergehalte
    Definitie

    De lengte van de periode gedurende welke het materiaal is gedroogd.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamDroogtijd
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Toelichting

    Meestal wordt het materiaal gedurende een bepaalde tijd gedroogd en neemt men aandat al het water dan is verdampt. In sommige gevallen wordt het materiaal gedroogdtot de massa van het materiaal na een uur drogen niet meer verandert (stabieleMassa1uur). In dat geval weet men zeker dat al het water is verdampt.

    6.3.69.7 zoutcorrectiemethode
    Type gegevenAttribuut van Bepaling watergehalte
    Definitie

    De manier waarop het watergehalte is gecorrigeerd voor het gehalte aan opgeloste zouten.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamZoutcorrectiemethode
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Toelichting

    Poriënwater kan zouten bevatten. Bij het bepalen van het watergehalte wordt het waterverdampt en gaan de opgeloste zouten deel uitmaken van de massa van de droge stof.Voor het juiste gebruik van het gegeven is het van belang te weten of het watergehalteis gecorrigeerd voor het gehalte aan opgeloste zouten en of dat is gebeurd op basisvan een aanname of op basis van een gemeten zoutgehalte.

    6.3.69.8 bijzonderheid uitvoering
    Type gegevenAttribuut van Bepaling watergehalte
    Definitie

    Een bijzonderheid die zich tijdens de uitvoering van de bepaling heeft voorgedaanen die van invloed kan zijn op de resultaten.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..2
    Domein
    NaamBijzonderheidUitvoering
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Toelichting

    Tijdens de uitvoering kunnen zich kleine problemen voordoen waardoor de uitvoerderde bepaling niet helemaal op de ideale wijze kan uitvoeren. Het kan voorkomen datde massa van het proefstuk kleiner is dan de procedure voorschrijft. Wanneer een dergelijkesituatie zich voordoet en het probleem van invloed kan zijn op het resultaat, legtde uitvoerder het als bijzonderheid vast.

    6.3.69.9 bijzonderheid materiaal
    Type gegevenAttribuut van Bepaling watergehalte
    Definitie

    Een bijzonderheid die bij de bepaling is geconstateerd door het onderzochte materiaalte bekijken, en die van invloed kan zijn op de resultaten van de bepaling.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..5
    Domein
    NaamBijzonderheidMateriaal
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Toelichting

    Tijdens de uitvoering kunnen er bijzonderheden worden geconstateerd die extra informatieover de aard van het onderzochte materiaal geven. Het materiaal kan door droging inde oven desintegreren of van kleur veranderen. In de huidige praktijk legt de uitvoerdereventuele bijzonderheden altijd vast.

    6.3.69.10 watergehalte
    Type gegevenAttribuut van Bepaling watergehalte
    Definitie

    De verhouding tussen de hoeveelheid water en de hoeveelheid droge stof uitgedruktin massaprocenten.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde4.1
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik0 tot 2000
    Toelichting

    Het watergehalte (in het Engels watercontent) wordt aangeduid met het symbool w.

    6.3.70 Bepaling volumieke massa

    Diagram: Bepaling volumieke massa - detail
    Bepaling volumieke massa

    Type gegevenEntiteit
    Definitie

    Het volgens een bepaalde methode bepalen van de massa van het materiaal per eenheidvan volume.

    Regels

    De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut volumieke massa bepaald van de entiteit Onderzocht interval gelijk is aan ja.
    De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

    Toelichting

    Binnen geologisch booronderzoek wordt de volumieke massa van een waterverzadigd volumesamen met de droge volumieke massa gebruikt om het volume van de waterverzadigde poriënte berekenen. Het proefstuk krijgt daarom eerst de gelegenheid om water op te nemen(waterverzadiging).
    De bepaling wordt gewoonlijk uitgevoerd aan cohesieve grond, en dat wil zeggen gronddie samenhang vertoont doordat het een zekere consistentie heeft, met monsterkwaliteitQM1, QM2 en QM3 en aan bijzonder materiaal. De volumieke massa wordt berekend uithet volume en de massa van het materiaal.
    De bepaling volumieke massa is een zogenaamde classificatieproef die is opgenomenin de NEN-EN-ISO 14688-2.

    6.3.70.1 bepalingsprocedure
    Type gegevenAttribuut van Bepaling volumieke massa
    Definitie

    De procedure die aangeeft onder welke afspraken de bepaling is uitgevoerd.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamBepalingsprocedure
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels

    De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan ISO17892d2v2014.

    6.3.70.2 bepalingsmethode
    Type gegevenAttribuut van Bepaling volumieke massa
    Definitie

    De manier waarop de volumieke massa is bepaald.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamBepalingsmethode
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels

    De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan volumeVoorbepaald.

    Toelichting

    De volumieke massa wordt berekend uit metingen van het volume en de massa. De metingenvallen altijd onder de lineaire meetmethode in de ISO 17892-2.

    6.3.70.3 monstervochtigheid
    Type gegevenAttribuut van Bepaling volumieke massa
    Definitie

    De vochtigheidstoestand van het materiaal voorafgaand aan de bepaling.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMonstervochtigheid
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Toelichting

    De vochtigheidstoestand is de toestand van het materiaal bij opening van de monstercontainer.
    Volledig uitgedroogd materiaal wordt niet in behandeling genomen omdat de kans grootis dat door de verdamping van water het volume van het monster is gewijzigd.

    6.3.70.4 volume proefstuk
    Type gegevenAttribuut van Bepaling volumieke massa
    Definitie

    Het volume van het proefstuk.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheidcm3 (kubieke centimeter)
    Waardebereik0 tot 50
    Toelichting

    Wanneer het volume van het proefstuk kleiner is dan de procedure voorschrijft en datis 50 cm3, wordt dat vastgelegd als bijzonderheiduitvoering (waarde volumeProefstuk). In dat geval is het resultaat minder betrouwbaar en wordt ook het volume van hetproefstuk vast gelegd.
    Het volume (in het Engels volume) wordt aangeduid met het symbool V.

    6.3.70.5 onder belasting
    Type gegevenAttribuut van Bepaling volumieke massa
    Definitie

    De aanduiding die aangeeft of er tijdens de bepaling druk op het proefstuk is uitgeoefend.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamIndicatieJaNee
    TypeWaardelijst niet uitbreidbaar
    Toelichting

    Door het onder druk zetten van het proefstuk wordt het materiaal samengedrukt. Dekans is groot dat door het samendrukken het volume van het proefstuk wijzigt.

    6.3.70.6 verticale rek
    Type gegevenAttribuut van Bepaling volumieke massa
    Definitie

    Het quotiënt van het verschil tussen de beginhoogte van het proefstuk en de hoogteaan het eind van de consolidatie, en de beginhoogte.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamMeetwaarde1.2
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik0 tot 1
    Regels

    Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut onder belasting gelijk is aan ja.
    Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

    Toelichting

    Wanneer het proefstuk onder druk is gezet, verandert de hoogte van het proefstuk.De hoogteverandering wordt vastgelegd als verticale rek en dat wordt aangeduid methet symbool ɛv. De beginhoogte van het proefstuk is de hoogte van de ring.
    De verticale rek wordt uitgedrukt in procenten.

    6.3.70.7 waterverzadigd
    Type gegevenAttribuut van Bepaling volumieke massa
    Definitie

    De aanduiding die aangeeft of het proefstuk vooraf de gelegenheid heeft gekregen omwater op te nemen.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamIndicatieJaNee
    TypeWaardelijst niet uitbreidbaar
    Toelichting

    Binnen geologisch booronderzoek wordt het proefstuk altijd eerst waterverzadigd.

    6.3.70.8 zwel geconstateerd
    Type gegevenAttribuut van Bepaling volumieke massa
    Definitie

    De aanduiding die aangeeft of tijdens de bepaling zwel is geconstateerd.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamIndicatieJaNee
    TypeWaardelijst niet uitbreidbaar
    Regels

    Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut waterverzadigd gelijk is aan ja.
    Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

    Toelichting

    Door toevoeging van water kan het gebeuren dat het materiaal gaat zwellen. Dat isongewenst. De kans is groot dat door zwel het volume van het proefstuk is gewijzigd.
    Normaliter gaat het proefstuk niet zwellen. Wanneer het wel gebeurt wordt dit vastgelegd.

    6.3.70.9 bijzonderheid uitvoering
    Type gegevenAttribuut van Bepaling volumieke massa
    Definitie

    Een bijzonderheid die zich tijdens de uitvoering van de bepaling heeft voorgedaanen die van invloed kan zijn op de resultaten.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..2
    Domein
    NaamBijzonderheidUitvoering
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Toelichting

    Tijdens de uitvoering kunnen zich kleine problemen voordoen waardoor de uitvoerderde bepaling niet helemaal op de ideale wijze kan uitvoeren. Het kan voorkomen dathet volume van het proefstuk kleiner is dan de procedure voorschrijft of dat er tijdenshet waterverzadigen water is weggelekt. Wanneer een dergelijke situatie zich voordoeten het probleem van invloed kan zijn op het resultaat, legt de uitvoerder het alsbijzonderheid vast.

    6.3.70.10 bijzonderheid materiaal
    Type gegevenAttribuut van Bepaling volumieke massa
    Definitie

    Een bijzonderheid die bij de bepaling is geconstateerd door het onderzochte materiaalte bekijken, en die van invloed kan zijn op de resultaten van de bepaling.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..5
    Domein
    NaamBijzonderheidMateriaal
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Toelichting

    Tijdens de uitvoering kunnen er bijzonderheden worden geconstateerd die extra informatieover de aard van het onderzochte materiaal geven. In het proefstuk kunnen insluitingen,wormgaten of wortelgangen voorkomen en het materiaal kan gescheurd zijn.
    In de huidige praktijk legt de uitvoerder eventuele bijzonderheden altijd vast.

    6.3.70.11 volumieke massa
    Type gegevenAttribuut van Bepaling volumieke massa
    Definitie

    De massa van het materiaal per eenheid van volume.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde1.3
    Eenheidg/cm3 (gram/kubieke centimeter)
    Waardebereik0 tot 5
    Toelichting

    De volumieke massa van het geheel aan materialen en dat zijn de vaste delen, luchten het poriënwater.
    De volumieke massa (in het Engels bulk density) wordt aangeduid met het symbool ρ.

    6.3.71 Bepaling droge volumieke massa

    Diagram: Bepaling droge volumieke massa - detail
    Bepaling droge volumieke massa

    Type gegevenEntiteit
    Definitie

    Het volgens een bepaalde methode bepalen van de massa van het droge materiaal pereenheid van volume.

    Toelichting

    De bepaling wordt uitgevoerd aan grond en aan bijzonder materiaal en de monsterkwaliteitkan alle waarden hebben.
    De droge volumieke massa is een basisparameter die altijd samen met andere gegevensgebruikt wordt in berekeningen. In geologisch booronderzoek wordt de droge volumiekemassa gebruikt om de porositeit de bereken.
    De droge volumieke massa wordt berekend uit het volume en de massa van het droge materiaal.
    De bepaling droge volumieke massa is een zogenaamde classificatieproef die is opgenomenin de NEN-EN-ISO 14688-2.

    6.3.71.1 bepalingsprocedure
    Type gegevenAttribuut van Bepaling droge volumieke massa
    Definitie

    De procedure die aangeeft onder welke afspraken de bepaling is uitgevoerd.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamBepalingsprocedure
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels

    De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan ISO17892d2v2014.

    Toelichting

    In de procedure NEN-EN-ISO 17892-2 wordt verwezen naar NEN-EN-ISO 17892-1 voor deprocedure voor het drogen van het materiaal (bepalen van het watergehalte).

    6.3.71.2 bepalingsmethode
    Type gegevenAttribuut van Bepaling droge volumieke massa
    Definitie

    De manier waarop de droge volumieke massa is bepaald.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamBepalingsmethode
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels

    De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan drogenOvenVolumeVoorbepaald.

    Toelichting

    De droge volumieke massa wordt berekend uit het volume en de massa van het droge materiaal.De droge volumieke massa wordt bepaald van een proefstuk met een bekend volume.
    De metingen vallen in de ISO 17892-2 altijd onder de lineaire meetmethode.

    6.3.71.3 monstervochtigheid
    Type gegevenAttribuut van Bepaling droge volumieke massa
    Definitie

    De vochtigheidstoestand van het materiaal voorafgaand aan de bepaling.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMonstervochtigheid
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Toelichting

    De vochtigheidstoestand is de toestand van het materiaal bij opening van de monstercontainer.
    Volledig uitgedroogd materiaal wordt niet gebruikt voor de bepaling. De kans is grootdat door de verdamping van water het volume van het proefstuk is gewijzigd.

    6.3.71.4 volume proefstuk
    Type gegevenAttribuut van Bepaling droge volumieke massa
    Definitie

    Het volume van het proefstuk.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamMeetwaarde2.1
    Eenheidcm3 (kubieke centimeter)
    Waardebereik0 tot 50
    Toelichting

    Wanneer het volume van het proefstuk kleiner is dan de procedure voorschrijft en datis 50 cm3, wordt dat vastgelegd als bijzonderheiduitvoering (waarde volumeProefstuk). In dat geval is het resultaat minder betrouwbaar en wordt ook het volume van hetproefstuk vast gelegd.
    Het volume (in het Engels volume) wordt aangeduid met het symbool V.

    6.3.71.5 onder belasting
    Type gegevenAttribuut van Bepaling droge volumieke massa
    Definitie

    De aanduiding die aangeeft of er tijdens de bepaling druk op het proefstuk is uitgeoefend.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamIndicatieJaNee
    TypeWaardelijst niet uitbreidbaar
    Toelichting

    Door het onder druk zetten van het proefstuk wordt het materiaal samengedrukt. Dekans is groot dat door het samendrukken het volume van het proefstuk wijzigt.

    6.3.71.6 verticale rek
    Type gegevenAttribuut van Bepaling droge volumieke massa
    Definitie

    Het quotiënt van het verschil tussen de beginhoogte van het proefstuk en de hoogteaan het eind van de consolidatie, en de beginhoogte.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamMeetwaarde1.2
    Eenheid% (procent)
    Waardebereik0 tot 1
    Regels

    Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut onder belasting gelijk is aan ja.
    Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

    Toelichting

    Wanneer het proefstuk onder druk is gezet, verandert de hoogte van het proefstuk.De hoogteverandering wordt vastgelegd als verticale rek en dat wordt aangeduid methet symbool ɛv. De beginhoogte van het proefstuk is de hoogte van de ring.

    6.3.71.7 waterverzadigd
    Type gegevenAttribuut van Bepaling droge volumieke massa
    Definitie

    De aanduiding die aangeeft of het proefstuk vooraf de gelegenheid heeft gekregen omwater op te nemen.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamIndicatieJaNee
    TypeWaardelijst niet uitbreidbaar
    Toelichting

    Binnen geologisch booronderzoek wordt het proefstuk altijd eerst waterverzadigd.

    6.3.71.8 zwel geconstateerd
    Type gegevenAttribuut van Bepaling droge volumieke massa
    Definitie

    De aanduiding die aangeeft of tijdens de bepaling zwel is geconstateerd.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..1
    Domein
    NaamIndicatieJaNee
    TypeWaardelijst niet uitbreidbaar
    Regels

    Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut waterverzadigd gelijk is aan ja.
    Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

    Toelichting

    Door toevoeging van water kan het gebeuren dat het materiaal gaat zwellen. Dat isongewenst. De kans is groot dat door zwel het volume van het proefstuk is gewijzigd.
    Normaliter gaat het proefstuk niet zwellen. Wanneer het wel gebeurt wordt dit vastgelegd.

    6.3.71.9 droogtemperatuur
    Type gegevenAttribuut van Bepaling droge volumieke massa
    Definitie

    De temperatuur waarop het materiaal is gedroogd.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamDroogtemperatuur
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Toelichting

    De droogtemperatuur is in deze bepaling de temperatuur van de oven. In de huidigepraktijk wordt het materiaal standaard gedroogd bij 105 °C. Om er zeker van te zijndat het overal in de oven 105 °C is wordt de oven ook wel op 110 °C ingesteld.

    6.3.71.10 droogtijd
    Type gegevenAttribuut van Bepaling droge volumieke massa
    Definitie

    De lengte van de periode gedurende welke het materiaal is gedroogd.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamDroogtijd
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Toelichting

    Meestal wordt het materiaal gedurende een bepaalde tijd gedroogd en neemt men aandat al het water dan is verdampt. In sommige gevallen wordt het materiaal gedroogdtot de massa van het materiaal na een uur drogen niet meer verandert (stabieleMassa1uur). In dat geval weet men zeker dat al het water is verdampt.

    6.3.71.11 zoutcorrectiemethode
    Type gegevenAttribuut van Bepaling droge volumieke massa
    Definitie

    De manier waarop de droge volumieke massa is gecorrigeerd voor het gehalte aan opgelostezouten.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamZoutcorrectiemethode
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Toelichting

    In geologisch booronderzoek wordt het proefstuk vooraf waterverzadigd. Het water kanzouten bevatten. Bij het drogen van het materiaal verdampt het water en gaan de opgelostezouten deel uitmaken van de massa van de droge stof.
    Voor het juiste gebruik van het gegeven is het van belang te weten of de massa vanhet droge materiaal is gecorrigeerd voor het gehalte aan opgeloste zouten en of datis gebeurd op basis van een aanname of op basis van een gemeten zoutgehalte.

    6.3.71.12 bijzonderheid uitvoering
    Type gegevenAttribuut van Bepaling droge volumieke massa
    Definitie

    Een bijzonderheid die zich tijdens de uitvoering van de bepaling heeft voorgedaanen die van invloed kan zijn op de resultaten.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..2
    Domein
    NaamBijzonderheidUitvoering
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Toelichting

    Tijdens de uitvoering kunnen zich kleine problemen voordoen waardoor de uitvoerderde bepaling niet helemaal op de ideale wijze kan uitvoeren. Het kan voorkomen dathet volume van het proefstuk kleiner is dan de procedure voorschrijft. Wanneer eendergelijke situatie zich voordoet en het probleem van invloed kan zijn op het resultaat,legt de uitvoerder het als bijzonderheid vast.

    6.3.71.13 bijzonderheid materiaal
    Type gegevenAttribuut van Bepaling droge volumieke massa
    Definitie

    Een bijzonderheid die bij de bepaling is geconstateerd door het onderzochte materiaalte bekijken, en die van invloed kan zijn op de resultaten van de bepaling.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..5
    Domein
    NaamBijzonderheidMateriaal
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Toelichting

    Tijdens de uitvoering kunnen er bijzonderheden worden geconstateerd die extra informatieover de aard van het onderzochte materiaal geven. In het proefstuk kunnen insluitingen,wormgaten of wortelgangen voorkomen, het materiaal kan geaggregeerd zijn en het materiaalkan door droging in de oven desintegreren of van kleur veranderen.
    In de huidige praktijk legt de uitvoerder eventuele bijzonderheden altijd vast.

    6.3.71.14 droge volumieke massa
    Type gegevenAttribuut van Bepaling droge volumieke massa
    Definitie

    De massa van het droge materiaal per eenheid volume.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde1.3
    Eenheidg/cm3 (gram/kubieke centimeter)
    Waardebereik0 tot 5
    Toelichting

    In de bodemkunde wordt voor het begrip droge volumieke massa het begrip droge bulkdichtheidgebruikt. De twee termen zijn synoniem.
    De droge volumieke massa (in het Engels dry density) wordt aangeduid met het symbool ρd.

    6.3.72 Bepaling volumieke massa vaste delen

    Diagram: Bepaling volumieke massa vaste delen - detail
    Bepaling volumieke massa vaste delen

    Type gegevenEntiteit
    Definitie

    Het volgens een bepaalde methode bepalen van de massa van de vaste delen van het materiaalper eenheid van volume.

    Toelichting

    De bepaling wordt uitgevoerd aan grond of bijzonder materiaal. De monsterkwaliteitkan alle waarden hebben.
    De volumieke massa vaste delen is een basisparameter die altijd samen met andere gegevensgebruikt wordt in berekeningen. In geologisch booronderzoek wordt de volumieke massavaste delen gebruikt om de porositeit, het quotiënt van het volume van de poriën enhet volume van het materiaal, te bereken. Het gegeven wordt ook gebruikt om bijv.de verzadigingsgraad te kunnen bepalen.
    De volumieke massa vaste delen wordt berekend uit het volume en de massa van de vastedelen van het materiaal.
    De bepaling volumieke massa vaste delen is een zogenaamde classificatieproef die isopgenomen in de NEN-EN-ISO 14688-2 als dichtheid gronddeeltjes.

    6.3.72.1 bepalingsprocedure
    Type gegevenAttribuut van Bepaling volumieke massa vaste delen
    Definitie

    De procedure die aangeeft onder welke afspraken de bepaling is uitgevoerd.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamBepalingsprocedure
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels

    De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan ISO17892d3v2016.

    Toelichting

    De metingen worden altijd uitgevoerd aan gedroogd materiaal conform 17892-3.

    6.3.72.2 bepalingsmethode
    Type gegevenAttribuut van Bepaling volumieke massa vaste delen
    Definitie

    De manier waarop de volumieke massa van de vaste delen is bepaald.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamBepalingsmethode
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Regels

    De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan pyknometerVloeistof.

    Toelichting

    De volumieke massa van de vaste delen wordt berekend uit metingen van het volume ende massa van de vaste delen van het materiaal. In geologisch booronderzoek wordende metingen altijd uitgevoerd met een vloeistof gevulde pyknometer conform ISO 17892-3.Afhankelijk van het gebruikte medium is de bepaling meer of minder nauwkeurig.
    Het materiaal wordt vooraf gehomogeniseerd en gedroogd, eventueel worden bepaaldebestanddelen verwijderd, wordt het materiaal losgemaakt en worden de grove delen (groterdan 4 mm) vergruisd.
    De meting wordt herhaald tot de voorgeschreven betrouwbaarheid is bereikt.

    6.3.72.3 verwijderd materiaal
    Type gegevenAttribuut van Bepaling volumieke massa vaste delen
    Definitie

    De aanduiding die aangeeft welke bestanddelen voorafgaand aan de bepaling uit hette onderzoeken materiaal zijn verwijderd.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1..3
    Domein
    NaamVerwijderdMateriaal
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Toelichting

    Afhankelijk van de opdracht kunnen bepaalde bestanddelen vooraf worden verwijderd.Die bestanddelen worden gespecificeerd. Verwijdering gebeurt handmatig en enkel grovebestanddelen worden verwijderd. In het geval er geen bestanddelen worden verwijderdwordt de waarde geen vastgelegd.

    6.3.72.4 gebruikt medium
    Type gegevenAttribuut van Bepaling volumieke massa vaste delen
    Definitie

    De vloeistof die of het gas dat in de bepaling is gebruikt.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamGebruiktMedium
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Toelichting

    Het gebruikt medium is in deze bepaling de vloeistof waarmee de pyknometer is gevuld.De nauwkeurigheid van de bepaling is afhankelijk van het gebruikt medium. Hoe kleinerde poriën zijn die de vloeistof kan bereiken, hoe nauwkeuriger het volume kan wordenbepaald.
    Bij gebruik van de vloeistofpyknometer wordt voor niet organisch materiaal standaardgezuiverd water gebruikt. Water is niet geschikt voor organisch materiaal omdat organischestof gaat drijven op water. Voor organisch materiaal is butanol, hexaan of spiritusgeschikt.

    6.3.72.5 inhoud monsterhouder
    Type gegevenAttribuut van Bepaling volumieke massa vaste delen
    Definitie

    De grootte van de ruimte in het apparaat waarin het materiaal is geplaatst.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamInhoudMonsterhouder
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Toelichting

    Bij een vloeistofpyknometer wordt het materiaal in de pyknometer geplaatst en is depyknometer de monsterhouder.
    Normaliter is de houder voor ten minste 75% gevuld met materiaal en volstaat een monsterhoudervan 50 ml. Voor materiaal met een lage volumieke massa van de vaste delen, zoals veenis een houder van 100 ml nodig.

    6.3.72.6 bijzonderheid uitvoering
    Type gegevenAttribuut van Bepaling volumieke massa vaste delen
    Definitie

    Een bijzonderheid die zich tijdens de uitvoering van de bepaling heeft voorgedaanen die van invloed kan zijn op de resultaten.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..2
    Domein
    NaamBijzonderheidUitvoering
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Toelichting

    Tijdens de uitvoering kunnen zich kleine problemen voordoen waardoor de uitvoerderde bepaling niet helemaal op de ideale wijze kan uitvoeren. Het kan voorkomen datde massa van het proefstuk kleiner is dan de procedure voorschrijft. Wanneer een dergelijkesituatie zich voordoet en het probleem van invloed kan zijn op het resultaat, legtde uitvoerder het als bijzonderheid vast.

    6.3.72.7 bijzonderheid materiaal
    Type gegevenAttribuut van Bepaling volumieke massa vaste delen
    Definitie

    Een bijzonderheid die bij de bepaling is geconstateerd door het onderzochte materiaalte bekijken, en die van invloed kan zijn op de resultaten van de bepaling.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit0..5
    Domein
    NaamBijzonderheidMateriaal
    TypeWaardelijst uitbreidbaar
    Toelichting

    Tijdens de uitvoering kunnen er bijzonderheden worden geconstateerd die extra informatieover de aard van het onderzochte materiaal geven. Het materiaal kan door droging inde oven desintegreren of van kleur veranderen.
    In de huidige praktijk legt de uitvoerder eventuele bijzonderheden altijd vast.

    6.3.72.8 volumieke massa vaste delen
    Type gegevenAttribuut van Bepaling volumieke massa vaste delen
    Definitie

    De massa van de vaste delen van het materiaal per eenheid volume.

    Juridische statusAuthentiek
    Kardinaliteit1
    Domein
    NaamMeetwaarde1.4
    Eenheidg/cm3 (gram/kubieke centimeter)
    Waardebereik0 tot 5
    Toelichting

    De volumieke massa vaste delen (in het Engels density of solid particles) wordt aangeduid met het symbool ρs.

    7. Uitbreidbare waardelijsten

    7.1 GeologischeGrondsoort

    De lijst met de grondsoorten vanuit geologisch perspectief.

    1. Waarde (identificerend): De naam van de geologische grondsoort.
    2. Categorie : De categorie waarin de geologische grondsoort valt.
    3. IMBRO: De aanduiding die aangeeft of de waarde onder IMBRO geldig is.
    4. IMBROA: De aanduiding die aangeeft of de waarde onder IMBRO/A geldig is.
    5. Omschrijving : De omschrijving van de geologische grondsoort.
    WaardeCategorieIMBROIMBROAOmschrijving
    blokkenzeer grove grondvvEen zeer grove grond, grond die voor meer dan 50 % van de massa uit de zeer grovefractie (groter dan 63 mm) bestaat, en waarvan de zeer grove fractie voor meer dan50 % uit blokken (groter dan 630 mm) bestaat.
    keienzeer grove grondvvEen zeer grove grond, grond die voor meer dan 50 % van de massa uit de zeer grovefractie (groter dan 63 mm) bestaat, en waarvan de zeer grove fractie voor meer dan50 % uit keien bestaat. De rest van de grond, als de zeer grove fractie wordt uitgesloten,bevat geen waarneembare bijmenging.
    keienMetGrindzeer grove grondvvEen zeer grove grond, grond die voor meer dan 50 % van de massa uit de zeer grovefractie (groter dan 63 mm) bestaat, en waarvan de zeer grove fractie voor meer dan50 % uit keien bestaat. De rest van de grond, als de zeer grove fractie wordt uitgesloten,bestaat vooral uit grind.
    keienMetZandzeer grove grondvvEen zeer grove grond, grond die voor meer dan 50 % van de massa uit de zeer grovefractie (groter dan 63 mm) bestaat, en waarvan de zeer grove fractie voor meer dan50 % uit keien bestaat. De rest van de grond, als de zeer grove fractie wordt uitgesloten,bestaat vooral uit zand.
    keienMetSiltzeer grove grondvvEen zeer grove grond, grond die voor meer dan 50 % van de massa uit de zeer grovefractie (groter dan 63 mm) bestaat, en waarvan de zeer grove fractie voor meer dan50 % uit keien bestaat. De rest van de grond, als de zeer grove fractie wordt uitgesloten,bestaat vooral uit silt.
    keienMetKleizeer grove grondvvEen zeer grove grond, grond die voor meer dan 50 % van de massa uit de zeer grovefractie (groter dan 63 mm) bestaat, en waarvan de zeer grove fractie voor meer dan50 % uit keien bestaat. De rest van de grond, als de zeer grove fractie wordt uitgesloten,bestaat vooral uit klei.
    keitjeszeer grove grondvvEen zeer grove grond, grond die voor meer dan 50 % van de massa uit de zeer grovefractie (groter dan 63 mm) bestaat, en waarvan de zeer grove fractie voor meer dan50 % uit keitjes bestaat. De rest van de grond, als de zeer grove fractie wordt uitgesloten,bevat geen waarneembare bijmenging.
    keitjesMetGrindzeer grove grondvvEen zeer grove grond, grond die voor meer dan 50 % van de massa uit de zeer grovefractie (groter dan 63 mm) bestaat, en waarvan de zeer grove fractie voor meer dan50 % uit keitjes bestaat. De rest van de grond, als de zeer grove fractie wordt uitgesloten,bestaat vooral uit grind.
    keitjesMetZandzeer grove grondvvEen zeer grove grond, grond die voor meer dan 50 % van de massa uit de zeer grovefractie (groter dan 63 mm) bestaat, en waarvan de zeer grove fractie voor meer dan50 % uit keitjes bestaat. De rest van de grond, als de zeer grove fractie wordt uitgesloten,bestaat vooral uit zand.
    keitjesMetSiltzeer grove grondvvEen zeer grove grond, grond die voor meer dan 50 % van de massa uit de zeer grovefractie (groter dan 63 mm) bestaat, en waarvan de zeer grove fractie voor meer dan50 % uit keitjes bestaat. De rest van de grond, als de zeer grove fractie wordt uitgesloten,bestaat vooral uit silt.
    keitjesMetKleizeer grove grondvvEen zeer grove grond, grond die voor meer dan 50 % van de massa uit de zeer grovefractie (groter dan 63 mm) bestaat, en waarvan de zeer grove fractie voor meer dan50 % uit keitjes bestaat. De rest van de grond, als de zeer grove fractie wordt uitgesloten,bestaat vooral uit klei.
    siltigGrindgrindrijke minerale grondvvEen grindrijke grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat, waarvan de mineralefractie (grind, zand, lutum, silt) voor minimaal 30 % van de massa uit grind bestaat,voor minder dan 50 % uit zand en voor meer dan 20 % uit silt plus lutum bestaat. Daarnaastkan er organische stof aanwezig zijn.
    zwakZandigGrindgrindrijke minerale grondvvEen grindrijke grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat, waarvan de mineralefractie (grind, zand, lutum, silt) voor minimaal 70 % van de massa uit grind bestaat,voor maximaal 10 % uit zand en voor minder dan of gelijk aan 20 % uit silt plus lutumbestaat. Daarnaast kan er organische stof aanwezig zijn.
    matigZandigGrindgrindrijke minerale grondvvEen grindrijke grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat, waarvan de mineralefractie (grind, zand, lutum, silt) voor minimaal 50 % van de massa uit grind bestaat,voor meer dan 10 en minder dan 30 % uit zand en voor minder dan of gelijk aan 20 %uit silt plus lutum bestaat. Daarnaast kan er organisch stof aanwezig zijn.
    sterkZandigGrindgrindrijke minerale grondvvEen grindrijke grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat, waarvan de mineralefractie (grind, zand, lutum, silt) voor minimaal 30 % van de massa uit grind bestaat,voor minimaal 30 en minder dan 50 % uit zand en voor minder dan of gelijk aan 20 %uit silt plus lutum bestaat. Daarnaast kan er organisch stof aanwezig zijn.
    uiterstZandigGrindgrindrijke minerale grondvvEen grindrijke grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat, waarvan de mineralefractie (grind, zand, lutum, silt) voor minimaal 30 % van de massa uit grind bestaat,voor meer dan 50 % uit zand en voor minder dan of gelijk aan 20 % uit silt plus lutumbestaat. Daarnaast kan er organisch stof aanwezig zijn.
    schelpmateriaalschelprijke grondvvEen schelprijke grond, grond die voor 100 % van het volume uit schelpmateriaal bestaat.Daarnaast kan er organisch stof aanwezig zijn.
    siltigSchelpmateriaalschelprijke grondvvEen schelprijke grond, grond die voor minimaal 30 % van het volume uit schelpmateriaalbestaat, voor minder dan 50 % uit zand plus grind en voor meer dan 20 % uit silt pluslutum bestaat. Daarnaast kan er organische stof aanwezig zijn.
    zwakZandigSchelpmateriaalschelprijke grondvvEen schelprijke grond, grond die voor minimaal 70 % van het volume uit schelpmateriaalbestaat, voormaximaal 10 % uit zand plus grind en voor minder dan of gelijk aan 20% uit silt plus lutum bestaat. Daarnaast kan er organische stof aanwezig zijn.
    matigZandigSchelpmateriaalschelprijke grondvvEen schelprijke grond, grond die voor meer dan 50 % van het volume uit schelpmateriaalbestaat, voor meer dan 10 en minder dan 30 % uit zand plus grind en voor minder danof gelijk aan 20 % uit silt plus lutum bestaat. Daarnaast kan er organische stof aanwezigzijn.
    sterkZandigSchelpmateriaalschelprijke grondvvEen schelprijke grond, grond die voor minimaal 30 % van het volume uit schelpmateriaalbestaat, voor minimaal 30 en maximaal 50 % uit zand plus grind en voor minder danof gelijk aan 20 % uit silt plus lutum bestaat. Daarnaast kan er organische stof aanwezigzijn.
    uiterstZandigSchelpmateriaalschelprijke grondvvEen schelprijke grond, grond die voor minimaal 30 % van het volume uit schelpmateriaalbestaat, voor meer dan 50 % uit zand plus grind en voor minder dan of gelijk aan 20% uit silt plus lutum bestaat. Daarnaast kan er organische stof aanwezig zijn.
    mineraalarmVeenorganische grondvvEen organische grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat en waarvan de mineralefractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat,en als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor meer dan 35 % van de massa uitorganische stof die overwegend vezelig is en samenhang vertoont, voor maximaal 30% uit lutum en voor maximaal 65 % uit silt plus zand bestaat.
    zwakKleiigVeenorganische grondvvEen organische grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat en waarvan de mineralefractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat,en als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor 25 tot 70 % van de massa uitorganische stof die overwegend vezelig is en samenhang vertoont, voor minder dan 70% uit silt plus zand en voor tussen 5 en 55 % uit lutum bestaat.
    sterkKleiigVeenorganische grondvvEen organische grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat en waarvan de mineralefractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat,en als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor 15 tot 45 % van de massa uitorganische stof die overwegend vezelig is en samenhang vertoont, voor minder dan 77,5% uit silt plus zand en voor tussen 7 en 70 % uit lutum bestaat.
    zwakZandigVeenorganische grondvvEen organische grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat en waarvan de mineralefractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat,en als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor 22,5 tot 40 % van de massa uitorganische stof die overwegend vezelig is en samenhang vertoont, voor tussen 55 en77,5 % uit silt plus zand en voor minder dan 5 % uit lutum bestaat.
    sterkZandigVeenorganische grondvvEen organische grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat en waarvan de mineralefractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat,en als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor 15 tot 25 % van de massa uitorganische stof die overwegend vezelig is en samenhang vertoont, voor tussen 70 en85 % uit silt plus zand en voor minder dan 7 % uit lutum bestaat.
    mineraalarmeBruinkoolorganische grondvvEen organische grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat en waarvan de mineralefractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat,en als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor meer dan 35 % van de massa uitorganische stof die soms vezelig is en samenhang vertoont en ingekoold is, voor maximaal30 % uit lutum en voor maximaal 65 % uit silt plus zand bestaat.
    zwakKleiigeBruinkoolorganische grondvvEen organische grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat en waarvan de mineralefractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat,en als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor 25 tot 70 % van de massa uitorganische stof die soms vezelig is en samenhang vertoont en ingekoold is, voor minderdan 70 % uit silt plus zand en voor tussen 5 en 55 % uit lutum bestaat.
    sterkKleiigeBruinkoolorganische grondvvEen organische grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat en waarvan de mineralefractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat,en als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor 15 tot 45 % van de massa uitorganische stof die soms vezelig is en samenhang vertoont en ingekoold is, voor minderdan 77,5 % uit silt plus zand en voor tussen 7 en 70 % uit lutum bestaat.
    zwakZandigeBruinkoolorganische grondvvEen organische grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat en waarvan de mineralefractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat,en als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor 22,5 tot 40 % van de massa uitorganische stof die soms vezelig is en samenhang vertoont en ingekoold is, voor tussen55 en 77,5 % uit silt plus zand en voor minder dan 5 % uit lutum bestaat.
    sterkZandigeBruinkoolorganische grondvvEen organische grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat en waarvan de mineralefractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat,en als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor 15 tot 25 % van de massa uitorganische stof die soms vezelig is en samenhang vertoont en ingekoold is, voor tussen70 en 85 % uit silt plus zand en voor minder dan 7 % uit lutum bestaat.
    mineraalarmeGyttjaorganische grondvvEen organische grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat en waarvan de mineralefractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat,en als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor meer dan 35 % van de massa uitorganische stof die overwegend fijnkorrelig is en samenhang vertoont, voor maximaal30 % uit lutum en voor maximaal 65 % uit silt plus zand bestaat.
    zwakKleiigeGyttjaorganische grondvvEen organische grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat en waarvan de mineralefractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat,en als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor 25 tot 70 % van de massa uitorganische stof die overwegend fijnkorrelig is en samenhang vertoont, voor minderdan 70 % uit silt plus zand en voor tussen 5 en 55 % uit lutum bestaat.
    sterkKleiigeGyttjaorganische grondvvEen organische grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat en waarvan de mineralefractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat,en als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor 15 tot 45 % van de massa uitorganische stof die overwegend fijnkorrelig is en samenhang vertoont, voor minderdan 77,5 % uit silt plus zand en voor tussen 7 en 70 % uit lutum bestaat.
    zwakZandigeGyttjaorganische grondvvEen organische grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat en waarvan de mineralefractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat,en als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor 22,5 tot 40 % van de massa uitorganische stof die overwegend fijnkorrelig is en samenhang vertoont, voor tussen55 en 77,5 % uit silt plus zand en voor minder dan 5 % uit lutum bestaat.
    sterkZandigeGyttjaorganische grondvvEen organische grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat en waarvan de mineralefractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat,en als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor 15 tot 25 % van de massa uitorganische stof die overwegend fijnkorrelig is en samenhang vertoont, voor tussen70 en 85 % uit silt plus zand en voor minder dan 7 % uit lutum bestaat.
    mineraalarmeDetritusorganische grondvvEen organische grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat en waarvan de mineralefractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat,en als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor meer dan 35 % van de massa uitorganische stof die vezelig is en geen samenhang vertoont, voor maximaal 30 % uitlutum en voor maximaal 65 % uit silt plus zand bestaat.
    zwakKleiigeDetritusorganische grondvvEen organische grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat en waarvan de mineralefractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat,en als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor 25 tot 70 % van de massa uitorganische stof die vezelig is en geen samenhang vertoont, voor minder dan 70 % uitsilt plus zand en voor tussen 5 en 55 % uit lutum bestaat.
    sterkKleiigeDetritusorganische grondvvEen organische grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat en waarvan de mineralefractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat,en als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor 15 tot 45 % van de massa uitorganische stof die vezelig is en geen samenhang vertoont, voor minder dan 77,5 %uit silt plus zand en voor tussen 7 en 70 % uit lutum bestaat.
    zwakZandigeDetritusorganische grondvvEen organische grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat en waarvan de mineralefractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat,en als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor 22,5 tot 40 % van de massa uitorganische stof die vezelig is en geen samenhang vertoont, voor tussen 55 en 77,5% uit silt plus zand en voor minder dan 5 % uit lutum bestaat.
    sterkZandigeDetritusorganische grondvvEen organische grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat en waarvan de mineralefractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat,en als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor 15 tot 25 % van de massa uitorganische stof die vezelig is en geen samenhang vertoont, voor tussen 70 en 85 %uit silt plus zand en voor minder dan 7 % uit lutum bestaat.
    zwakSiltigeKleigrindarme minerale grondvvEen grindarme minerale grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat, waarvan deminerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uitgrind bestaat en weinig organische stof bevat, en als die drie bestanddelen wordenuitgesloten, de fijne minerale fractie (zand, silt, lutum) voor meer dan 50 % vande massa uit lutum bestaat.
    matigSiltigeKleigrindarme minerale grondvvEen grindarme minerale grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat, waarvan deminerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uitgrind bestaat en weinig organische stof bevat, en als die drie bestanddelen wordenuitgesloten, de fijne minerale fractie (zand, silt, lutum) voor meer dan 35 tot maximaal50 % van de massa uit lutum bestaat.
    sterkSiltigeKleigrindarme minerale grondvvEen grindarme minerale grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat, waarvan deminerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uitgrind bestaat en weinig organische stof bevat, en als die drie bestanddelen wordenuitgesloten, de fijne minerale fractie (zand, silt, lutum) voor meer dan 25 tot maximaal35 % van de massa uit lutum bestaat.
    uiterstSiltigeKleigrindarme minerale grondvvEen grindarme minerale grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat, waarvan deminerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uitgrind bestaat en weinig organische stof bevat, en als die drie bestanddelen wordenuitgesloten, de fijne minerale fractie (zand, silt, lutum) voor tussen 8 en 25 % vande massa uit lutum, voor tussen 25 en 75 % uit silt en voor minder dan 50 % uit zandbestaat, maar waarvan de precieze verhouding tussen de hoeveelheden zand, silt enlutum niet goed in woorden is uit te drukken.
    zwakZandigeKleigrindarme minerale grondvvEen grindarme minerale grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat, waarvan deminerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uitgrind bestaat en weinig organische stof bevat, en als die drie bestanddelen wordenuitgesloten, de fijne minerale fractie (zand, silt, lutum) voor meer dan 17,5 totmaximaal 25 % van de massa uit lutum, voor 50 % of meer uit zand en voor de rest uitsilt bestaat.
    matigZandigeKleigrindarme minerale grondvvEen grindarme minerale grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat, waarvan deminerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uitgrind bestaat en weinig organische stof bevat, en als die drie bestanddelen wordenuitgesloten, de fijne minerale fractie (zand, silt, lutum) voor meer dan 12 tot maximaal17,5 % van de massa uit lutum, voor 50 % of meer uit zand en voor de rest uit siltbestaat.
    sterkZandigeKleigrindarme minerale grondvvEen grindarme minerale grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat, waarvan deminerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uitgrind bestaat en weinig organische stof bevat, en als die drie bestanddelen wordenuitgesloten, de fijne minerale fractie (zand, silt, lutum) voor meer dan 8 tot maximaal12 % van de massa uit lutum, voor 50 % of meer uit zand en voor de rest uit silt bestaat.
    zwakZandigeLeemgrindarme minerale grondvvEen grindarme minerale grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat, waarvan deminerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uitgrind bestaat en weinig organische stof bevat, en als die drie bestanddelen wordenuitgesloten, de fijne minerale fractie (zand, silt, lutum) voor meer dan 65 % uitsilt, voor maximaal 25 % uit lutum en voor minder dan 15 % uit zand bestaat, maarwaarvan de precieze verhouding tussen de hoeveelheden zand, silt en lutum niet goedin woorden is uit te drukken.
    sterkZandigeLeemgrindarme minerale grondvvEen grindarme minerale grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat, waarvan deminerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uitgrind bestaat en weinig organische stof bevat, en als die drie bestanddelen wordenuitgesloten, de fijne minerale fractie (zand, silt, lutum) voor meer dan 42 % uitsilt, voor maximaal 20 % uit lutum en voor minimaal 15 en minder dan 50 % uit zandbestaat, maar waarvan de precieze verhouding tussen de hoeveelheden zand, silt enlutum niet goed in woorden is uit te drukken.
    zandgrindarme minerale grondvvEen grindarme minerale grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat, waarvan deminerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uitgrind bestaat en weinig organische stof bevat, en als die drie bestanddelen wordenuitgesloten, de fijne minerale fractie (zand, silt, lutum) voor 100 % uit zand bestaat.
    kleiigZandgrindarme minerale grondvvEen grindarme minerale grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat, waarvan deminerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uitgrind bestaat en weinig organische stof bevat, en als die drie bestanddelen wordenuitgesloten, de fijne minerale fractie (zand, silt, lutum) voor minimaal 82,5 % vande massa uit zand, voor meer dan 5 tot maximaal 8 % uit lutum en voor de rest uitsilt bestaat.
    zwakSiltigZandgrindarme minerale grondvvEen grindarme minerale grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat, waarvan deminerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uitgrind bestaat en weinig organische stof bevat, en als die drie bestanddelen wordenuitgesloten, de fijne minerale fractie (zand, silt, lutum) voor minimaal 90 % vande massa uit zand, voor maximaal 5 % uit lutum en voor de rest uit silt bestaat.
    matigSiltigZandgrindarme minerale grondvvEen grindarme minerale grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat, waarvan deminerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uitgrind bestaat en weinig organische stof bevat, en als die drie bestanddelen wordenuitgesloten, de fijne minerale fractie (zand, silt, lutum) voor minimaal 82,5 en minderdan 90 % van de massa uit zand, voor maximaal 5 % uit lutum en voor de rest uit siltbestaat.
    sterkSiltigZandgrindarme minerale grondvvEen grindarme minerale grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat, waarvan deminerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uitgrind bestaat en weinig organische stof bevat, en als die drie bestanddelen wordenuitgesloten, de fijne minerale fractie (zand, silt, lutum) voor minimaal 67,5 en minderdan 82,5 % van de massa uit zand, voor maximaal 8 % uit lutum en voor de rest uitsilt bestaat.
    uiterstSiltigZandgrindarme minerale grondvvEen grindarme minerale grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat, waarvan deminerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uitgrind bestaat en weinig organische stof bevat, en als die drie bestanddelen wordenuitgesloten, de fijne minerale fractie (zand, silt, lutum) voor minimaal 50 en minderdan 67,5 % van de massa uit zand, voor maximaal 8 % uit lutum en voor de rest uitsilt bestaat.
    asVulkanischbijzondere grondvvEen bijzondere grond, grond die uit vulkanisch materiaal met een korrelgrootte kleinerdan 4 mm bestaat.
    diatomietbijzondere grondvvEen bijzondere grond, grond die vrijwel volledig uit de kiezelskeletjes van diatomeeënbestaat, wittig en veelal dun gelaagd of gelamineerd is.
    dybijzondere grondvvEen bijzondere grond, grond die vrijwel volledig uit organische stof bestaat, amorfen zwartig is en een geleiachtige consistentie heeft.
    ijzeroerbijzondere grondvvEen bijzondere grond, grond die vrijwel volledig uit ijzeroer bestaat, geelbruin totbruinrood is en zeer samenhangend is.
    kalkgyttjabijzondere grondvvEen bijzondere grond, grond die vrijwel volledig uit kalk bestaat, wittig tot geligis en een pasta-achtige consistentie heeft.
    keienNietGespecificeerdzeer grove grondvEen zeer grove grond, grond die voor meer dan 50 % van de massa uit de zeer grovefractie (groter dan 63 mm) bestaat, en waarvan de zeer grove fractie voor meer dan50 % uit keitjes bestaat.
    keitjesNietGespecificeerdzeer grove grondvEen zeer grove grond, grond die voor meer dan 50 % van de massa uit de zeer grovefractie (groter dan 63 mm) bestaat, en waarvan de zeer grove fractie voor meer dan50 % uit keitjes bestaat.
    grindNietGespecificeerdgrindrijke minerale grondvEen grindrijke grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat, waarvan de mineralefractie (grind, zand, lutum, silt) voor minimaal 30 % van de massa uit grind bestaaten weinig organische stof bevat.
    schelpenschelprijke grondvEen schelprijke grond, grond die voor 100 % van de niet-organische massa uit schelpenen schelpfragmenten (groter dan of gelijk aan 2 mm) bestaat. Daarnaast kan er organischmateriaal aanwezig zijn.
    siltigeSchelpenschelprijke grondvEen schelprijke grond, grond die voor minimaal 30 % van de massa uit schelpen en schelpfragmenten(groter dan of gelijk aan 2 mm) bestaat, voor minder dan 50 % uit zand en voor meerdan 20 % uit silt plus lutum bestaat. Daarnaast kan er organisch materiaal aanwezigzijn.
    zwakZandigeSchelpenschelprijke grondvEen schelprijke grond, grond die voor minimaal 30 % van de massa uit schelpen en schelpfragmenten(groter dan of gelijk aan 2 mm) bestaat, voor maximaal 10 % uit zand en voor minderdan of gelijk aan 20 % uit silt plus lutum bestaat. Daarnaast kan er organisch materiaalaanwezig zijn.
    matigZandigeSchelpenschelprijke grondvEen schelprijke grond, grond die voor minimaal 30 % van de massa uit schelpen en schelpfragmenten(groter dan of gelijk aan 2 mm) bestaat, voor meer dan 10 tot maximaal 30 % uit zanden voor minder dan of gelijk aan 20 % uit silt plus lutum bestaat. Daarnaast kan erorganisch materiaal aanwezig zijn.
    sterkZandigeSchelpenschelprijke grondvEen schelprijke grond, grond die voor minimaal 30 % van de massa uit schelpen en schelpfragmenten(groter dan of gelijk aan 2 mm) bestaat, voor meer dan 30 tot maximaal 50 % uit zanden voor minder dan of gelijk aan 20 % uit silt plus lutum bestaat. Daarnaast kan erorganisch materiaal aanwezig zijn.
    uiterstZandigeSchelpenschelprijke grondvEen schelprijke grond, grond die voor minimaal 30 % van de massa uit schelpen en schelpfragmenten(groter dan of gelijk aan 2 mm) bestaat, voor meer dan 50 % uit zand en voor minderdan of gelijk aan 20 % uit silt plus lutum bestaat. Daarnaast kan er organisch materiaalaanwezig zijn.
    schelpenNietGespecificeerdschelprijke grondvEen schelprijke grond, grond die voor minimaal 30 % van de massa uit schelpen en schelpfragmenten(groter dan of gelijk aan 2 mm) bestaat en niet veel organische stof bevat.
    veenNietGespecificeerdorganische grondvEen organische grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat en waarvan de mineralefractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat,en als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor meer dan 15 % van de massa uitorganische stof die vezelig is en samenhang vertoont bestaat.
    bruinkoolNietGespecificeerdorganische grondvEen organische grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat en waarvan de mineralefractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat,en als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor meer dan 15 % van de massa uitorganische stof die vezelig is en samenhang vertoont en ingekoold is bestaat.
    detritusNietGespecificeerdorganische grondvEen organische grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat en waarvan de mineralefractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat,en als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor meer dan 15 % van de massa uitorganische stof die vezelig is en geen samenhang vertoont bestaat.
    gyttjaNietGespecificeerdorganische grondvEen organische grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat en waarvan de mineralefractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat,en als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor meer dan 15 % van de massa uitorganische stof die fijnkorrelig is en samenhang vertoont bestaat.
    kleiNietGespecificeerdgrindarme minerale grondvEen grindarme minerale grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat, waarvan deminerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uitgrind bestaat en weinig organische stof bevat, en als die drie bestanddelen wordenuitgesloten, voor meer dan 8 % van de massa uit lutum bestaat.
    leemNietGespecificeerdgrindarme minerale grondvEen grindarme minerale grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat, waarvan deminerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uitgrind bestaat en weinig organische stof bevat, en waarvan de precieze verhouding tussende hoeveelheden zand, lutum en silt niet goed in woorden is uit te drukken.
    zandNietGespecificeerdgrindarme minerale grondvEen grindarme minerale grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat, waarvan deminerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uitgrind bestaat en weinig organische stof bevat, en als die drie bestanddelen wordenuitgesloten, voor meer dan 50 % van de massa uit zand en minder dan of gelijk aan8% uit lutum bestaat.

    7.2 Grindmediaanklasse

    De lijst voor de classificatie van de mediaan van de grindfractie.

    1. Waarde (identificerend): De naam van de grindmediaanklasse.
    2. Bereik: Het bereik van de waarde.
    3. IMBRO: De aanduiding die aangeeft of de waarde onder IMBRO geldig is.
    4. IMBROA: De aanduiding die aangeeft of de waarde onder IMBRO/A geldig is.
    5. Omschrijving: De omschrijving van de grindmediaanklasse.
    WaardeBereikIMBROIMBROAOmschrijving
    fijn2 - 6,3 mmvvDe grindmediaan is groter dan 2 mm en kleiner dan of gelijk aan 6,3 mm. Een klasseonder de NEN-EN-ISO 14688 procedure.
    middelgrof6,3 - 20 mmvvDe grindmediaan is groter dan 6,3 mm en kleiner dan of gelijk aan 20 mm. Een klasseonder de NEN-EN-ISO 14688 procedure.
    grof20 - 63 mmvvDe grindmediaan is groter dan 20 mm en kleiner dan of gelijk aan 63 mm. Een klasseonder de NEN-EN-ISO 14688 procedure.
    fijnNEN51042 - 5,6 mmvDe grindmediaan is gelijk aan of groter dan 2 mm en kleiner dan 5,6 mm. Een klasseonder de NEN 5104 procedure.
    matigGrofNEN51045,6 - 16 mmvDe grindmediaan is gelijk aan of groter dan 5,6 mm en kleiner dan 16 mm. Een klasseonder de NEN 5104 procedure.
    zeerGrofNEN510416 - 63 mmvDe grindmediaan is gelijk aan of groter dan 16 mm en kleiner dan 63 mm. Een klasseonder de NEN 5104 procedure.
    zeerFijnVerbraeck 2 - 5 mm v De grindmediaan is gelijk aan of groter dan 2 mm en kleiner dan 5 mm. Een klasse naar de indeling van Verbraeck.
    fijnVerbraeck 5 - 16 mm v De grindmediaan is gelijk aan of groter dan 5 mm en kleiner dan 16 mm. Een klasse naar de indeling van Verbraeck.
    grofVerbraeck 16 - 64 mm v De grindmediaan is gelijk aan of groter dan 16 mm en kleiner dan 64 mm. Een klasse naar de indeling van Verbraeck.
    onbekendn.v.t.vDe mediaan van de grindfractie is niet bekend.

    7.3 GrondsoortBerendsenStouthamer

    De lijst voor de classificatie van de grondsoort gebaseerd op de systematiek van Berendsen en Stouthamer.

    1. Waarde (identificerend): De naam van de grondsoort.
    2. Categorie : De categorie waarin de grondsoort valt.
    3. IMBRO : De aanduiding die aangeeft of de waarde onder IMBRO geldig is.
    4. IMBROA : De aanduiding die aangeeft of de waarde onder IMBRO/A geldig is.
    5. Omschrijving : De omschrijving van de grondsoort.
    Waarde Categorie IMBRO IMBROA Omschrijving
    stenen zeer grove grond v Grond die voor meer dan 50 % van de massa uit stenen (diameter 64 tot 100 mm) bestaat.
    keien zeer grove grond v Grond die voor meer dan 50 % van de massa uit keien (diameter 100 tot 500 mm) bestaat.
    blokken zeer grove grond v Grond die voor meer dan 50 % van de massa uit blokken (diameter groter dan 500 mm) bestaat.
    sterkZandigGrind grindrijke minerale grond v Grond die voor 50 tot 80 % van de massa uit grind bestaat, waarvan in het resterende gedeelte het aandeel zand groter is dan het aandeel silt plus lutum en die niet veel organische stof bevat.
    matigZandigGrind grindrijke minerale grond v Grond die voor 80 tot 90 % van de massa uit grind bestaat, waarvan in het resterende gedeelte het aandeel zand groter is dan het aandeel silt plus lutum en die niet veel organische stof bevat.
    zwakZandigGrind grindrijke minerale grond v Grond die voor meer dan 90 % van massa uit grind bestaat, waarvan in het resterende gedeelte het aandeel zand groter is dan het aandeel silt plus lutum en die niet veel organische stof bevat.
    grindNietGespecificeerd grindrijke minerale grond v Grond die voor meer dan 50 % van de massa uit grind bestaat, waarvan het aandeel silt plus lutum en zand niet bekend is en die niet veel organische stof bevat.
    mineraalarmVeen organische grond v Grond die voor meer dan 35 % uit organisch materiaal, minder dan 30 % uit lutum en voor minder dan 65 % uit silt plus zand bestaat.
    zandigVeen organische grond v Grond die voor 22,5 tot 40 % uit organisch materiaal, minder dan 7 % uit lutum en 53 tot 77,5 % uit silt plus zand bestaat.
    kleiigVeen organische grond v Grond die voor 25 tot 70 % uit organisch materiaal, 7 % tot 55 % uit lutum en minder dan 70 % uit silt + zand bestaat.
    venigZand organische grond v Grond die voor 70 tot 85 % uit silt + zand, 15 tot 25 % uit organisch materiaal en minder dan 7 % uit lutum bestaat.
    venigeKlei organische grond v Grond die voor 7 tot 70 % uit lutum, minder dan 77,5 % uit silt + zand en 15 tot 45 % uit organisch materiaal bestaat.
    zeerZwareKlei grindarme minerale grond v Grond die minder dan 50 % grind en minder dan 30 % organisch materiaal bevat en waarvan de massa, als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor meer dan 50 % uit lutum bestaat.
    matigZwareKlei grindarme minerale grond v Grond die minder dan 50 % grind en minder dan 30 % organisch materiaal bevat en waarvan de massa, als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor 35 tot 50 % uit lutum bestaat.
    lichteKlei grindarme minerale grond v Grond die minder dan 50 % grind en minder dan 30 % organisch materiaal bevat en waarvan de massa, als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor 25 tot 35 % uit lutum, minder dan 70 % uit silt en minder dan 75 % uit zand bestaat.
    zwareZavel grindarme minerale grond v Grond die minder dan 50 % grind en minder dan30 % organisch materiaal bevat en waarvan de massa, als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor 12,5 tot 82,5 % uit zand, 17,5 tot 25 % uit lutum en minder dan 62,5 % uit silt bestaat.
    matigLichteZavel grindarme minerale grond v Grond die minder dan 50 % grind en minder dan 30 % organisch materiaal bevat en waarvan de massa, als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor 30 tot 88 % uit zand, 12 tot 17,5 % uit lutum en minder dan 52,5 % uit silt bestaat.
    zeerLichteZavel grindarme minerale grond v Grond die minder dan 50 % grind en minder dan 30 % organisch materiaal bevat en waarvan de massa, als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor 40 tot 92 % uit zand, 8 tot 12 % uit lutum en minder dan 40 % uit silt bestaat.
    zeerSterkLemigZand grindarme minerale grond v Grond die minder dan 50 % grind en minder dan 30 % organisch materiaal bevat en waarvan de massa, als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor 50 tot 67,5 % uit zand en minder dan 8 % uit lutum bestaat.
    sterkLemigZand grindarme minerale grond v Grond die minder dan 50 % grind en minder dan 30 % organisch materiaal bevat en waarvan de massa, als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor 67,5 tot 82,5 % uit zand en minder dan 8 % uit lutum bestaat.
    zwakLemigZand grindarme minerale grond v Grond die minder dan 50 % grind en minder dan 30 % organisch materiaal bevat en waarvan de massa, als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor 82,5 tot 90 % uit zand en minder dan 8 % uit lutum bestaat.
    leemarmZand grindarme minerale grond v Grond die minder dan 50 % grind en minder dan 30 % organisch materiaal bevat en waarvan de massa, als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor meer dan 90 % uit zand en minder dan 8 % uit lutum bestaat.
    lemigZand grindarme minerale grond v Grond die minder dan 50 % grind en minder dan 30 % organisch materiaal bevat en waarvan de massa, als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor 50 tot 90 % uit zand en minder dan 8 % uit lutum bestaat.
    zandNietGespecificeerd grindarme minerale grond v Grond die minder dan 50 % grind en minder dan 30 % organisch materiaal bevat en waarvan de massa, als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor meer dan 50 % uit zand, minder dan 8 % uit lutum en minder dan 50 % uit silt bestaat.
    zwareSiltigeLeem grindarme minerale grond v Grond die minder dan 50 % grind en minder dan 30 % organisch materiaal bevat en waarvan de massa, als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor 62 tot 88 % uit silt, 12 tot 30 % uit lutum en minder dan 15 % uit zand bestaat.
    lichteSiltigeLeem grindarme minerale grond v Grond die minder dan 50 % grind en minder dan 30 % organisch materiaal bevat en waarvan de massa, als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor meer dan 72 % uit silt, minder dan 12 % uit lutum en minder dan 15% uit zand bestaat.
    siltigeLeem grindarme minerale grond v Grond die minder dan 50 % grind en minder dan 30 % organisch materiaal bevat en waarvan de massa, als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor meer dan 62 % uit silt, minder dan 30 % uit lutum en minder dan 15 % uit zand bestaat
    zwareZandigeLeem grindarme minerale grond v Grond die minder dan 50 % grind en minder dan 30 % organisch materiaal bevat en waarvan de massa, als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor 42 tot 77 % uit silt, 15 tot 50 % uit zand en 8 tot 23 % uit lutum bestaat.
    lichteZandigeLeem grindarme minerale grond v Grond die minder dan 50 % grind en minder dan 30 % organisch materiaal bevat en waarvan de massa, als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor 42 tot 85 % uit silt, 15 tot 50 % uit zand en minder dan 8 % uit lutum bestaat.
    zandigeLeem grindarme minerale grond v Grond die minder dan 50 % grind en minder dan 30 % organisch materiaal bevat en waarvan de massa, als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor meer dan 42 % uit silt, minder dan 23 % uit lutum en 15 tot 50 % uit zand bestaat, maar waarvan de precieze verhouding tussen de hoeveelheden zand, silt en lutum niet goed in woorden is uit te drukken.

    7.3 7.4 Aanvulmateriaal

    De lijst met de materialen waarmee het boorgat na het boren is opgevuld.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    bentoniet

    Een mengsel van water en bentoniet.

    geen

    Er is geen materiaal gebruikt. Het gat is mogelijk vanzelf volgelopen met materiaaldat uit het gat of van het maaiveld afkomstig is.

    grind

    Grind dat gezeefd is en uit korrels bestaat met een grootte die tussen 2 en 6,3 mmligt.

    grindZand

    Een mengsel van zand en grind dat gezeefd is en uit korrels bestaat met een groottedie tussen 63 µm en 6,3 mm ligt.

    grindZandGrof

    Een mengsel van zand en grind dat gezeefd is en uit korrels bestaat met een groottedie tussen 0,63 en 6,3 mm ligt.

    grindZandOngezeefd

    Een mengsel van zand en grind dat niet gezeefd is. Deze categorie omvat onder meermateriaal dat wordt aangeduid met termen als metselzand en ophoogzand.

    grout

    Een mengsel van cement en water zonder toeslag.

    groutBentoniet

    Een mengsel van cement en water met als toeslag bentoniet.

    kleiZwelklasse1

    Korrels die bestaan uit klei met een zwelvermogen van minimaal 80 % in zout water(NaCl 10.000 mg/l) en met een doorlatendheid die kleiner is dan 10-9 m/s. Aan ditmateriaal is geen detecteerbare stof toegevoegd. Het materiaal is vergelijkbaar metMikolit-B en wordt gebruikt onder omstandigheden die hoge eisen stellen aan het waterkerendvermogen.

    kleiZwelklasse1Detecteerbaar

    Korrels die bestaan uit klei met een zwelvermogen van minimaal 80 % in zout water(NaCl 10.000 mg/l) en met een doorlatendheid die kleiner is dan 10-9 m/s. Aan ditmateriaal is een detecteerbare stof toegevoegd. Het materiaal is vergelijkbaar metMikolit-B en wordt gebruikt onder omstandigheden die hoge eisen stellen aan het waterkerendvermogen.

    kleiZwelklasse2

    Korrels die bestaan die bestaan uit klei met een zwelvermogen van minimaal 30 % inzout water (NaCl 10.000 mg/l) en met een doorlatendheid die kleiner is dan 10-9 m/s.Aan dit materiaal is geen detecteerbare stof toegevoegd. Het materiaal is vergelijkbaarmet Mikolit-300 en wordt gebruikt onder omstandigheden die standaard eisen stellenaan het waterkerend vermogen.

    kleiZwelklasse2Detecteerbaar

    Korrels die bestaan uit klei met een zwelvermogen van minimaal 30 % in zout water(NaCl 10.000 mg/l) en met een doorlatendheid die kleiner is dan 10-9 m/s. Aan ditmateriaal is een detecteerbare stof toegevoegd. Het materiaal is vergelijkbaar metMikolit-300 en wordt gebruikt onder omstandigheden die standaard eisen stellen aanhet waterkerend vermogen.

    kleiZwelklasse3

    Korrels die bestaan uit klei met een zwelvermogen van minimaal 30 % in demi wateren met een doorlatendheid die kleiner is dan 10-9 m/s. Aan dit materiaal is geen detecteerbarestof toegevoegd. Het materiaal is vergelijkbaar met Mikolit-00 en wordt gebruikt onderomstandigheden die lage eisen stellen aan het waterkerend vermogen.

    kleiZwelklasse3Detecteerbaar

    Korrels die bestaan uit klei met een zwelvermogen van minimaal 30 % in demi wateren met een doorlatendheid die kleiner is dan 10-9 m/s. Aan dit materiaal is een detecteerbarestof toegevoegd. Het materiaal is vergelijkbaar met Mikolit-00 en wordt gebruikt onderomstandigheden die lage eisen stellen aan het waterkerend vermogen.

    kleiZwelklasseOnbekend

    Korrels die bestaan uit klei met een onbekend zwelvermogen. Aan dit materiaal is geendetecteerbare stof toegevoegd.

    kleiZwelklasseOnbekendDetecteerbaar

    Korrels die bestaan uit klei met een onbekend zwelvermogen, met een toevoeging vaneen detecteerbare stof.

    verwijderdMateriaal

    Het gat is opgevuld met de opgeboorde grond of de weggegraven ondergrond.

    wegverhardingsmateriaal

    Materiaal dat gebruikt is voor het verharden van wegen en erven; voorbeelden zijnasfalt, betonklinkers, klinkers, steenslag en tegels.

    zand

    Zand dat gezeefd is en uit korrels bestaat met een grootte die tussen 63 µm en 2 mmligt.

    zandMiddelgrof

    Zand dat gezeefd is en uit korrels bestaat met een grootte die tussen 0,2 en 0,63mm ligt.

    zandMiddelgrofGrof

    Zand dat gezeefd is en uit korrels bestaat met een grootte die tussen 0,2 en 2 mmligt.

    zandGrof

    Zand dat gezeefd is en uit korrels bestaat met een grootte die tussen 0,63 en 2 mmligt.

    7.4 7.5 ActueelProces

    De lijst met de exogene processen die in het terrein actief zijn.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    geulverlegging

    Er komen lateraal migrerende geulen voor.

    geulvorming

    Er vindt vorming of verdieping van geulen plaats door uitschuring van de waterbodem.

    piping

    Water stroomt onder een dijk of ander grondlichaam door om binnendijks aan het oppervlakte komen.

    scheurvorming

    De (kleiige of venige) bovengrond is dermate uitgedroogd dat er scheurvorming optreedt,meestal in een polygoon-patroon.

    verstuiving

    Er vindt verstuiving plaats wanneer het hard waait (levend stuifzand).

    7.5 7.6 Analyseprocedure

    De lijst met de procedures voor de uitvoering van de geologische boormonsteranalyse.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    geen

    De boormonsteranalyse is niet volgens een praktijkrichtlijn uitgevoerd.

    GDNpraktijkrichtlijnv2023

    De boormonsteranalyse is uitgevoerd conform de praktijkrichtlijn van de GeologischeDienst Nederland, versie 2023.

    7.6 7.7 Apparaattype

    De lijst met de apparaten waarmee is gestoken of gekernd.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    corebarrelDoubleTube

    Een apparaat dat bestaat uit een buitenbuis en een binnenbuis. De buitenbuis is directmet de boorbeitel verbonden en aan de bovenzijde open. De binnenbuis is stationairen dient om het monster op te vangen; de binnenbuis is aan de bovenzijde open en aande onderzijde voorzien van een kernvanger.

    corebarrelSingleTube

    Een apparaat dat bestaat uit een enkele buis die direct met de boorbeitel verbondenis. De buis dient om het monster op te vangen en is aan de bovenzijde open en aande onderzijde voorzien van een kernvanger.

    corebarrelTripleTube

    Een apparaat dat bestaat uit een buitenbuis met twee binnenbuizen. De buitenbuis isdirect met de boorbeitel verbonden en aan de bovenzijde open. De binnenbuizen zijnstationair en dienen om het monster op te vangen. De buitenste van de twee is aande bovenzijde open en aan de onderzijde voorzien van een kernvanger en dient ter beschermingvan de binnenste buis waarin het monster werkelijk wordt opgevangen.

    guts

    Een apparaat dat bestaat uit een buis om het monster op te vangen die aan bovenzijdeopen is en aan de onderzijde voorzien is van een steekmond en die in de langsrichtinggedeeltelijk open is.

    sherbrooke

    Een apparaat dat bestaat uit een open constructie van buizen en ringen met een grotediameter die aan de onderzijde voorzien is van messen die bij monstername het monsterafsnijden en daarna voorkomen dat het monster eruit valt.

    steekbus

    Een apparaat dat bestaat uit een holle buis die aan de bovenzijde open is en aan deonderzijde voorzien is van een steekmond; de buis dient om het monster op te vangenen is in de lengterichting dicht; de steekmond kan voorzien zijn van een kernvanger,maar heeft nooit messen die het monster afsnijden.

    steekbusDLDS

    Een apparaat dat bestaat uit een holle buis met een grote diameter die aan de bovenzijdeopen is en aan de onderzijde voorzien is van een steekmond; de buis dient om het monsterop te vangen en is in de lengterichting dicht; de steekmond is van messen voorziendie bij monstername het monster afsnijden en daarna voorkomen dat het monster eruitvalt.

    steekbusMetLiner

    Een apparaat dat bestaat uit twee precies in elkaar passende buizen die aan de bovenzijdeopen in de lengterichting dicht zijn. De binnenbuis (liner) dient om het monster opte vangen. De buitenbuis is de onderzijde voorzien van een steekmond; de steekmondkan voorzien zijn van een kernvanger, maar heeft nooit messen die het monster afsnijden.

    7.7 7.8 Archiefklasse

    De lijst voor de indicatieve klassen voor het aandeel van het bestanddeel.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    geen

    Het bestanddeel komt niet voor.

    spoorArchief

    Er komt een spoor van het bestanddeel voor. Het is niet bekend hoe het aandeel isbepaald, en wat het aandeel precies betekent. De hoeveelheid moet beschouwd wordenals indicatief.

    weinigArchief

    Het bestanddeel komt weinig voor. Het is niet bekend hoe het aandeel is bepaald, enwat het aandeel precies betekent. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.

    veelArchief

    Het bestanddeel komt veel voor. Het is niet bekend hoe het aandeel is bepaald, enwat het aandeel precies betekent. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.

    zeerVeelArchief

    Het bestanddeel komt zeer veel voor. Het is niet bekend hoe het aandeel is bepaald,en wat het aandeel precies betekent. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.

    uiterstVeelArchief

    Het bestanddeel komt uiterst veel voor. Het is niet bekend hoe het aandeel is bepaald,en wat het aandeel precies betekent. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.

    merendeelsArchief

    Het bestanddeel komt merendeels voor. Het is niet bekend hoe het aandeel is bepaald,en wat het aandeel precies betekent. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.

    grotendeelsArchief

    Het bestanddeel komt grotendeels voor. Het is niet bekend hoe het aandeel is bepaald,en wat het aandeel precies betekent. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.

    bijnaVolledigArchief

    Het bestanddeel komt bijna volledig voor. Het is niet bekend hoe het aandeel is bepaald,en wat het aandeel precies betekent. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.

    aandeelOnbekend

    Het bestanddeel is aanwezig, maar het aandeel is niet bekend.

    onbekend

    Het is niet bekend of het bestanddeel aanwezig is.

    7.8 7.9 Associatieaandeelklasse

    De lijst voor de classificatie van het aandeel in de associatie.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    spoorTot1

    Er komt een spoor van het bestanddeel voor, en dat betekent dat het aandeel in deassociatie minder dan 1 % is.

    weinig1tot25

    Het bestanddeel komt weinig voor, en dat betekent dat het aandeel in de associatieminimaal 1 en minder dan 25 % is.

    veel25tot50

    Het bestanddeel komt weinig voor, en dat betekent dat het aandeel in de associatieminimaal 25 en minder dan 50 % is.

    zeerVeel50tot75

    Het bestanddeel komt weinig voor, en dat betekent dat het aandeel in de associatieminimaal 50 en minder dan 75 % is.

    uiterstVeelMinstens75

    Het bestanddeel komt weinig voor, en dat betekent dat het aandeel in de associatieminstens 75 % is.

    aandeelOnbekend

    Het bestanddeel is aanwezig, maar het aandeel in de associatie is niet bekend.

    7.9 7.10 BedekkingsgraadVlek

    De lijst voor de classificatie van het deel van het oppervlak dat door vlekken vaneen bepaalde kleur in beslag wordt genomen.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    weinigTot2

    De vlekken beslaan tot 2 % van het oppervlak.

    matig2tot20

    De vlekken beslaan 2 tot 20 % van het oppervlak.

    veel20tot50

    De vlekken beslaan 20 tot 50 % van het oppervlak.

    spoorSBBarchief

    De vlekken beslaan minder dan 1 % van het oppervlak. Een klasse gebruikt onder deStandaard Boor Beschrijvingsmethode tot versie 6.

    weinigSBBarchief

    De vlekken beslaan minimaal 1 tot minder dan 10 % van het oppervlak. Een klasse gebruiktonder de Standaard Boor Beschrijvingsmethode tot versie 6.

    veelSBBarchief

    De vlekken beslaan minimaal 10 tot minder dan 50 % van het oppervlak. Een klasse gebruiktonder de Standaard Boor Beschrijvingsmethode tot versie 6.

    spoorArchief

    De vlekken beslaan een spoor van het oppervlak. Het is niet bekend hoe het aandeelis bepaald, en wat het aandeel precies betekent. Het aandeel moet beschouwd wordenals indicatief.

    weinigArchief

    De vlekken beslaan weinig van het oppervlak. Het is niet bekend hoe het aandeel isbepaald, en wat het aandeel precies betekent. Het aandeel moet beschouwd worden alsindicatief.

    veelArchief

    De vlekken beslaan veel van het oppervlak. Het is niet bekend hoe het aandeel is bepaald,en wat het aandeel precies betekent. Het aandeel moet beschouwd worden als indicatief.

    aandeelOnbekend

    Vlekken zijn aanwezig, maar het deel dat door de vlekken van een bepaalde kleur inbeslag wordt genomen is niet bekend.

    7.10 7.11 Bemonsteringskwaliteit

    De lijst met de kwaliteitsniveaus van de boormonsters die de bemonstering heeft beoogdop te leveren.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    klasseA

    De bemonstering is erop gericht monsters te verkrijgen waarin de gelaagdheid, textuur(interne structuur en monstervochtigheid), consistentie en spanningstoestand behoudenblijft (verandering door monstername reversibel).
    Direct na bemonstering zijn de monsters luchtdicht verpakt om oxidatie zo veel mogelijkte voorkomen. De monsters zijn opgeslagen en getransporteerd in afgesloten monstercontainersvan voldoende sterkte om beschadiging en vochtverlies te voorkomen. De monstercontainerszijn op locatie, tijdens transport en in het laboratorium opgeslagen in een omgevingwaar de temperatuur tussen 5 en 25 graden Celsius mag variëren. De monstercontainerszijn tijdens transport beschermd tegen trillingen en schokken.

    klasseB

    De bemonstering is erop gericht monsters te verkrijgen waarin de gelaagdheid, textuur(interne structuur en monstervochtigheid) en de consistentie behouden blijft.
    Direct na bemonstering zijn de monsters luchtdicht verpakt om oxidatie zo veel mogelijkte voorkomen. De monsters zijn opgeslagen en getransporteerd in afgesloten monstercontainersvan voldoende sterkte om beschadiging en vochtverlies te voorkomen. De monstercontainerszijn beschermd tegen trillingen en schokken en extreme temperatuur.

    klasseC

    De bemonstering is erop gericht monsters te verkrijgen waarin de gelaagdheid, textuur(interne structuur en monstervochtigheid) behouden blijft.
    Direct na bemonstering zijn de monsters luchtdicht verpakt om oxidatie zo veel mogelijkte voorkomen. De monsters zijn opgeslagen en getransporteerd in afgesloten monstercontainersvan voldoende sterkte om beschadiging en vochtverlies te voorkomen.

    klasseD

    De bemonstering is erop gericht monsters te verkrijgen waarin de gelaagdheid behoudenblijft.
    Direct na bemonstering zijn de monsters luchtdicht verpakt om oxidatie zo veel mogelijkte voorkomen. De monsters kunnen in PVC of metalen monstercontainers e.d. zijn verzamelden opgeslagen.

    klasseE

    De bemonstering is erop gericht een goede indruk te krijgen van de samenstelling vande ondergrond.
    Er gelden geen bijzondere eisen. De monsters kunnen in monsterbakken, zakken, pottene.d. verzameld en opgeslagen zijn.

    deelsOngeroerd

    Een niet nader gespecificeerd deel van de monsters is ongeroerd. Dat houdt in datde kwaliteit daarvan tenminste vergelijkbaar is met klasse D onder IMBRO.

    geroerd

    De monsters zijn geroerd. Dat houdt in dat de kwaliteit vergelijkbaar is met klasseE onder IMBRO.

    onbekend

    De bemonsteringskwaliteit is niet bekend.

    ongeroerd

    De monsters zijn ongeroerd. Dat houdt in dat de kwaliteit tenminste vergelijkbaaris met klasse D onder IMBRO.

    7.11 7.12 Bemonsteringsmethode

    De lijst met de methoden voor het uit de ondergrond nemen van boormonsters.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    graven

    Manier van bemonsteren waarbij een deel van de ondergrond mechanisch of met de handwordt weggegraven en in een graafbak of op een schep naar boven wordt gehaald. Levertnormaliter monsters op met bemonsteringskwaliteit klasse E.

    opAfstandDroog

    Manier van bemonsteren waarbij het materiaal op diepte wordt losgeroerd, de losgemaaktegrond door schroefwerking naar boven wordt gehaald of met behulp van perslucht wordtlosgemaakt en naar boven gehaald en aan het oppervlak bemonsterd wordt. Een van demethoden die gebruikt worden bij boren met een avegaar. Levert normaliter monstersmet bemonsteringskwaliteit klasse E.

    opAfstandNat

    Manier van bemonsteren waarbij het materiaal op diepte wordt losgeroerd of losgespoten,het losgemaakte materiaal op een niet nader omschreven manier naar boven wordt gespoelden aan het oppervlak bemonsterd wordt door vloeistof en materiaal van elkaar te scheiden.De methode wordt gebruikt bij gebruik van de geodoff en bij rotary drilling. De methodeis niet bedoeld voor luchtliften, zuigboren en straightflushboren, want daarbij wordtde manier waarop het materiaal naar boven wordt gespoeld nader omschreven. Levertnormaliter monsters op met bemonsteringskwaliteit klasse E.

    opAfstandNatBinnendoor

    Manier van bemonsteren waarbij het materiaal op diepte wordt losgeroerd of losgespoten,het losgemaakte materiaal via de holle boorstangen naar boven wordt gespoeld en aanhet oppervlak bemonsterd wordt door vloeistof en materiaal van elkaar te scheiden.De methode wordt gebruikt bij luchtliften, counterflushboren en mechanisch zuigboren.Levert normaliter monsters op met bemonsteringskwaliteit klasse E.

    opAfstandNatBuitenlangs

    Manier van bemonsteren waarbij het materiaal op diepte wordt losgeroerd of losgespoten,het losgemaakte materiaal via de ruimte tussen de boorstangen en de wand van het gatnaar boven wordt gespoeld en aan het oppervlak bemonsterd wordt door vloeistof enmateriaal van elkaar te scheiden. De methode wordt gebruikt bij straightflushborenen spuitboren. Levert normaliter monsters op met bemonsteringskwaliteit klasse E.

    opDiepteGrijpen

    Manier van bemonsteren waarbij het materiaal op diepte met een grijper wordt uitgenomen.De methode wordt gebruikt bij het grijperboren. Levert normaliter monsters op metbemonsteringskwaliteit klasse D of E. Welke klasse van toepassing is wordt mede bepaalddoor de cohesie en de vochtigheid van de grond.

    opDiepteKernen

    Manier van bemonsteren waarbij een kolom materiaal op diepte met een speciale boorbeitelof met draaiende spuiters wordt vrijgeboord, in een container wordt opgevangen, wordtlosgetrokken of losgesneden en naar boven wordt gehaald. De methode wordt gebruiktbij kernboren, rotary core drilling en bij gebruik van de Sherbrooke sampler. Levertnormaliter monsters op met bemonsteringskwaliteit klasse A, B, C of D. Welke klassevan toepassing is wordt bepaald door het type bemonsteringsapparaat, de boortechniek,de cohesie en de vochtigheid van de grond.

    opDiepteLosroeren

    Manier van bemonsteren waarbij het materiaal op diepte wordt losgeroerd, in het apparaatwordt opgevangen en met het apparaat naar boven wordt gehaald. De methode wordt gebruiktbij boren met het bucketsysteem, draaiend boren met de hand, pulsboren en bij de VanderStaay-booren de handbediende zuigerboor. Levert normaliter monsters op met bemonsteringskwaliteitklasse E tot D. Welke klasse van toepassing is wordt bepaald door de boortechnieken de cohesie en de vochtigheid van het materiaal.

    opDiepteUitsteken

    Manier van bemonsteren waarbij een kolom materiaal op diepte wordt uitgestoken, ineen container wordt opgevangen, wordt losgetrokken of losgesneden en in de containernaar boven wordt gehaald. De methode wordt gebruikt bij het Ackermann-apparaat, deVanderStaay-boor, Aqualock sampler, Beeker-monsternemer, het Begemann-steekapparaat,Dachnovski-apparaat, de dropcorer, DLDS, folie-sampler, grondkolomcilinder, gutsboor,monsterringsteker, MOSTAP, pistoncorer, (veen)profielsteker, ramgutsboor, sonischboren, de spitsmuismonstersteker, steekbuis, trilflip, het VanderHorst-steekapparaat,de vibrocorer, window sampler en de Zenkovitchboor. Levert monsters op met bemonsteringskwaliteitklasse A, B, C of D. Welke klasse van toepassing is wordt bepaald door het type bemonsteringsapparaat,de boortechniek, de cohesie en de vochtigheid van het materiaal.

    onbekend

    Het is niet bekend welke manier is toegepast.

    onbekendDeelsOpDiepteUitsteken

    Er zijn twee manieren van bemonsteren toegepast. Voor een deel van het interval iseen kolom grond op diepte uitgestoken en in een container opgevangen (opDiepteUitsteken).Het is onbekend welke andere manier is toegepast.

    opAfstandDroogDeelsOpDiepteUitsteken

    Er zijn twee manieren van bemonsteren toegepast. Het materiaal is op diepte losgeroerden de losgemaakte grond is door schroefwerking naar boven gehaald (opAfstandDroog).Voor een deel van het interval is een kolom materiaal op diepte uitgestoken en ineen container opgevangen (opDiepteUitsteken). Dit is bijvoorbeeld het geval bij borenmet een holle avegaar waarbij ook monsters zijn gestoken.

    opAfstandNatDeelsOpDiepteKernen

    Er zijn twee manieren van bemonsteren toegepast. Het materiaal is op diepte losgeroerdof losgespoten en de grond is naar boven gespoeld op een niet nader omschreven manier:omvat de IMBRO-waarden opAfstandNat, op AfstandNatBinnendoor en op afstandNatBuitenlangs). Voor een deel van het interval is een kolom materiaal op diepte met een specialeboorbeitel of met draaiende spuiters vrijgeboord en in een container opgevangen (opDiepteKernen).Dit is bijvoorbeeld het geval bij straightflushboren waarbij ook is gekernd.

    opAfstandNatDeelsOpDiepteUitsteken

    Er zijn twee manieren van bemonsteren toegepast. Het materiaal is op diepte losgeroerdof losgespoten en de grond is naar boven gespoeld (opAfstandNat). Voor een deel vanhet interval is een kolom materiaal op diepte uitgestoken en in een container opgevangen(opDiepteUitsteken). Dit is bijvoorbeeld het geval bij straightflushboren waarbijook monsters zijn gestoken.

    opAfstandOnbekend

    Manier van bemonsteren waarbij het materiaal op diepte wordt losgeroerd of losgespotenen niet bekend is hoe de losgemaakte grond naar boven is gehaald (droog of nat).

    opDiepteOnbekend

    Manier van bemonsteren waarbij het materiaal op diepte is losgemaakt en opgevangenen niet bekend is hoe het opgevangen materiaal naar boven is gehaald.

    7.12 7.13 Bemonsteringsprocedure

    De lijst met de procedures voor bemonstering.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    ISO22475d1v2006

    NEN-EN-ISO 22475-1:2006 Methoden voor monsterneming en grondwatermeting - Deel 1:Technische grondslagen voor de uitvoering. Een internationale norm geaccepteerd doorNederland en Europa.

    ISO22475d1v2021

    NEN-EN-ISO 22475-1:2021 Methoden voor monsterneming en grondwatermeting - Deel 1:Technische grondslagen voor de uitvoering. Een internationale norm geaccepteerd doorNederland en Europa.

    onbekend

    Het is niet bekend onder welke afspraken het bemonsteren is uitgevoerd.

    7.13 7.14 BepaaldeHydrofysischeEigenschappen

    De lijst met de categorieën van hydrofysische eigenschappen die van het materiaalzijn bepaald.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    geen

    Er zijn geen hydrofysische eigenschappen bepaald.

    standaard

    De verzadigde waterdoorlatendheid, de droge volumieke massa en de volumieke massazijn bepaald, en de volumieke massa vaste delen is niet bepaald.
    Dit vereist een interval met een minimum lengte van 2 cm. De vereiste monsterkwaliteitis QM1, QM2 of QM3.

    uitgebreid

    De verzadigde waterdoorlatendheid, de droge volumieke massa en de volumieke massavaste delen zijn bepaald.
    Dit vereist een interval met een minimum lengte van 2 cm. De vereiste monsterkwaliteitis QM1, QM2 of QM3.

    waterdoorlatendheidMislukt

    De bepaling van de verzadigde waterdoorlatendheid is niet geslaagd. De droge volumiekemassa, de volumieke massa en/of de volumieke massa vaste delen is bepaald.
    Dit vereist een interval met een minimum lengte van 2 cm. De monsterkwaliteit is gelijkaan QM1, QM2 of QM3.

    7.14 7.15 BepaaldeSamenstellingseigenschappen

    De lijst met de categorieën van samenstellingseigenschappen die van het materiaalzijn bepaald.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    geen

    Er zijn geen samenstellingseigenschappen bepaald.

    standaard

    Van het onderzocht interval zijn de standaard samenstellingseigenschappen bepaalden dat zijn de korrelgrootteverdeling, het kalkgehalte en organische stof gehalte.Het organisch koolstofgehalte en zwavelgehalte zijn niet bepaald.
    In zeer uitzonderlijke gevallen kan het voorkomen dat bij de bepaling van het organischestof gehalte of kalkgehalte iets misgaat in de uitvoering en alleen in dat geval ontbrekendie bepalingen.
    De bepaling van de standaard samenstellingseigenschappen vereist een interval meteen minimum lengte van 1 cm. De monsterkwaliteit stelt geen beperkingen.

    standaardMetChemie

    Van het onderzocht interval zijn de standaard samenstellingseigenschappen en chemischeeigenschappen bepaald en dat zijn de korrelgrootteverdeling, het kalkgehalte, organischestof gehalte, organisch koolstofgehalte en zwavelgehalte.
    In zeer uitzonderlijke gevallen kan het voorkomen dat bij de bepaling van het kalkgehalte,organische stof gehalte, organisch koolstofgehalte of zwavelgehalte iets misgaat inde uitvoering en alleen in dat geval ontbreken die bepalingen.
    De bepaling van de standaard samenstellingseigenschappen en chemische eigenschappenvereist een interval met een minimum lengte van 1 cm. De monsterkwaliteit stelt geenbeperkingen.

    zonderKorrelverdeling

    Van het onderzocht interval zijn het organische stof gehalte en kalkgehalte bepaald.Het organisch koolstofgehalte en zwavelgehalte zijn niet bepaald. De bepaling vande korrelgrootteverdeling ontbreekt omdat de bepaling niet is gelukt en dat is hetgeval bij sterk organisch materiaal.
    Dit vereist een interval met een minimum lengte van 1 cm. De monsterkwaliteit steltgeen beperkingen.

    zonderKorrelverdelingMetChemie

    Van het onderzocht interval zijn het organische stof gehalte, kalkgehalte, organischkoolstofgehalte en zwavelgehalte bepaald. De bepaling van de korrelgrootteverdelingontbreekt omdat de bepaling niet is gelukt en dat is het geval bij sterk organischmateriaal.
    Dit vereist een interval met een minimum lengte van 1 cm. De monsterkwaliteit steltgeen beperkingen.

    7.15 7.16 Bepalingsmethode

    De lijst met de methoden die voor de bepalingen in de geologische monsteranalyse wordentoegepast.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    droogZeven

    Methode voor het bepalen van de korrelgrootteverdeling. Voor het bepalen van de verdelingvan de fractie groter dan 63 µm is droge zeving gebruikt. Deze methode wordt gebruiktwanneer het materiaal uit het onderzocht interval uit grind of grover materiaal bestaat.

    droogZevenLaser

    Methode voor het bepalen van de korrelgrootteverdeling. Het materiaal is droog gezeefdover de 2mm-zeef. De verdeling van de korrels kleiner dan 2 mm is bepaald door middelvan laserdiffractie. De korrels groter dan 2 mm zijn niet nader onderverdeeld.

    drogenOven

    Methode voor het bepalen van het watergehalte. Het materiaal wordt gedroogd in eenoven waardoor het water verdampt. Uit het massaverlies wordt het watergehalte berekend.

    drogenOvenVolumeVoorbepaald

    Methode voor het bepalen van de droge volumieke massa. Het materiaal is met een ringuit een monster gestoken en dat is vervolgens geheel pas gemaakt. Massa en inhoudvan de steekring zijn heel nauwkeurig bekend. Vervolgens is het materiaal gedroogdin een oven waardoor het water verdampt, en is de massa van de volle steekring meteen balans bepaald.
    Uit de massa en het bekend volume is de droge volumieke massa berekend.

    fallingHead

    Methode voor het bepalen van de waterdoorlatendheid van verzadigde cohesieve grond.Het proefstuk wordt onder een bepaalde druk in de opstelling geplaatst en van onderafverzadigd. Er wordt een hydraulische gradiënt aangelegd tussen de bovenkant van hetproefstuk en de onderkant en die neemt tijdens de proef af. De tijd die nodig is omeen bepaald volume water door het monster te laten stromen wordt gemeten. De verzadigdewaterdoorlatendheid wordt berekend met de wet van Darcy.

    fallingHeadOnvoldoendeCohesief

    Methode voor het bepalen van de waterdoorlatendheid van verzadigde onvoldoende cohesievegrond. Het proefstuk wordt volledig verzadigd. Er wordt een hydraulische gradiëntaangelegd tussen de bovenkant van het proefstuk en de onderkant en die neemt tijdensde proef af. De tijd die nodig is om een bepaald volume water door het monster telaten stromen wordt gemeten. Tijdens de meting wordt de opstelling afgedekt zodater geen verdamping kan optreden. De verzadigde waterdoorlatendheid wordt berekendmet de wet van Darcy.

    getraptVerhitten550

    Methode voor het bepalen van het organischestofgehalte. Het materiaal wordt getraptverhit van 105 °C naar 450 °C en vervolgens naar 550 °C, waardoor de organische stofverbrandt. Uit het massaverlies is het gehalte berekend.

    getraptVerhitten800

    Methode voor het bepalen van het kalkgehalte. Het materiaal wordt getrapt verhit van550 °C naar 800 °C waardoor de koolzure kalk wordt omgezet in calciumoxide. Uit hetmassaverlies is het gehalte berekend. Vervolgens wordt er nog verhit naar 1000 °C.

    natDroogZevenPipet

    Methode voor het bepalen van de korrelgrootteverdeling. Het materiaal is nat gezeefdover de 63 µm-zeef. De verdeling van de korrels kleiner dan 63 µm is bepaald doormiddel van pipetteren. De verdeling van de korrels groter dan 63 µm is bepaald doormiddel van droge zeving.

    pyknometerVloeistof

    Methode voor het bepalen van de volumieke massa vaste delen. De volumieke massa vande vaste delen is bepaald met een met vloeistof gevulde pyknometer. De massa is bepaaldmet een balans. Het volume is berekend uit het volumeverschil van de vloeistof inde pyknometer.

    verhittenCO2indirectMeten

    Methode voor het bepalen van het organische koolstofgehalte. Het materiaal wordt intweeën gedeeld. Het eerste deel wordt bij een temperatuur van ten minste 500 °C verhitwaarbij de aanwezige organische koolstof wordt omgezet in CO2. Vervolgens wordt het materiaal bij een temperatuur van ten minste 1400 °C verhitwaarbij het anorganische koolstof wordt omgezet in CO2.Het tweede proefstuk wordt direct verhit bij een temperatuur van 1400 °C, waarbijal het koolstof wordt omgezet in CO2. De hoeveelheid CO2 wordt gemeten en daaruit wordt het gehalte aan koolstof en anorganisch koolstof berekend.Uit het verschil van deze beide gehaltes wordt het aandeel organische koolstof berekend.

    verhittenSO2meten

    Methode voor het bepalen van het zwavelgehalte. Het materiaal wordt bij een temperatuurvan 1400°C verhit waarbij het aanwezige zwavel wordt omgezet in SO2. De hoeveelheid SO2 wordt gemeten en daaruit wordt het gehalte aan zwavel berekend.

    volumeVoorbepaald

    Methode voor het bepalen van de volumieke massa. De volumieke massa is bepaald vanhet materiaal dat met een ring uit een monster is gestoken en dat vervolgens geheelpas is gemaakt. Massa en inhoud van de steekring zijn heel nauwkeurig bekend. De massavan de volle steekring is met een balans bepaald.

    7.16 7.17 Bepalingsprocedure

    De lijst met de procedures die voor de bepalingen in de geologische monsteranalyseworden toegepast.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    GDNpraktijkrichtlijnv2023_waterdoorlatendheid

    Praktijkrichtlijn Geologische Dienst Nederland, versie 2023 beschrijft in het deel waterdoorlatendheid de procedure voor het bepalenvan de verzadigde waterdoorlatendheid.

    EN15936v2012

    NEN-EN 15936:2012 Slib, behandeld biologisch afval, bodem en afval – Bepaling van de totale organischekoolstof (TOC) door droge verbranding beschrijft de procedure voor het bepalen van het organisch koolstofgehalte.
    Een Europese norm geaccepteerd door Nederland.

    ISO13320v2009

    NEN-ISO 13320:2009 Analyse van de deeltjesgrootteverdeling - Methoden met laserdiffractie beschrijft de procedure voor het bepalen van de korrelgrootteverdeling door middelvan laserdiffractie.
    Een internationale norm geaccepteerd door Nederland.

    ISO14688d2v2019NEN8990v2020

    NEN-EN-ISO 14688-2:2019+NEN 8990:2020 Geotechnisch onderzoek en beproeving - Identificatie en classificatie van grond -Deel 2: Grondslagen voor een classificatie + NEN 8991:2020 Geotechnisch onderzoeken beproeving – Identificatie en classificatie van grond – Nederlandse aanvullingop NEN-EN-ISO 14688-2 beschrijft de zogenaamde classificatieproeven. De uitwerking van de bepaling vanhet organischestofgehalte en het kalkgehalte zijn in de Nederlandse bijlage opgenomen.

    ISO15178v2000

    ISO 15178:2000 Soil quality - Determination of total sulfur by dry combustion beschrijft de procedure voor het bepalen van het zwavelgehalte.

    ISO17892d1v2014

    NEN-EN-ISO 17892-1:2014 Geotechnisch onderzoek en beproeving - Beproeving van grond in het laboratorium -Deel 1: Bepaling van het watergehalte beschrijft de procedure voor het bepalen van het watergehalte door middel van drogen.
    Een internationale norm geaccepteerd door Europa en Nederland.

    ISO17892d2v2014

    NEN-EN-ISO 17892-2:2014 Geotechnisch onderzoek en beproeving - Beproeving van grond in het laboratorium -Deel 2: Bepaling van de dichtheid van fijn korrelige grond beschrijft de procedure voor het bepalen van de volumieke massa en de droge volumiekemassa.
    Een internationale norm geaccepteerd door Europa en Nederland.

    ISO17892d3v2016

    NEN-EN-ISO 17892-3:2016 Geotechnisch onderzoek en beproeving - Beproeving van grond in het laboratorium -Deel 3: Bepaling van de dichtheid van gronddeeltjes beschrijft de procedure voor het bepalen van volumieke massa van de vaste delen metde gas- en vloeistofpyknometer.
    Een internationale norm geaccepteerd door Europa en Nederland.

    ISO17892d4v2016

    NEN-EN-ISO 17892-4:2016 Geotechnisch onderzoek en beproeving - Beproeving van grond in het laboratorium -Deel 4: Bepaling van de korrelgrootte verdeling beschrijft de procedure voor het bepalen van de korrelgrootteverdeling van fractiesdoor middel van natte zeving over de 63µm-zeef, droge zeving voor fracties groterdan 63 µm en voor de fracties kleiner dan 63 µm met de hydrometer en de pipetmethode.
    Een internationale norm geaccepteerd door Europa en Nederland.

    ISO17892d11v2019

    NEN-EN 15936:2012 Slib, behandeld biologisch afval, bodem en afval - Bepaling van de totale organischekoolstof door droge verbranding en beschrijft de procedure voor het bepalen van het organische koolstofgehalte.

    7.17 7.18 BeschrevenMateriaal

    De lijst met de materialen waaruit de lagen in een boorprofiel bestaan.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    grond

    Het boorprofiel omvat alleen lagen die beschreven zijn als grond of bijzonder materiaal.

    7.18 7.19 Beschrijfkwaliteit

    De lijst met de kwaliteitsniveaus van de geologische boorprofielen.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    geologischStandaardGeroerd

    De grond is beschreven volgens de eisen in SBB6:2022 gesteld aan een standaard geologischebeschrijving van geroerde boormonsters.

    geologischStandaardOngeroerd

    De grond is beschreven volgens de eisen in SBB6:2022 gesteld aan een standaard geologischebeschrijving die is gemaakt van ongeroerde boormonsters.

    geologischUitgebreidGeroerd

    De grond is beschreven volgens de eisen in SBB6:2022 gesteld aan een uitgebreide geologischebeschrijving van geroerde boormonsters.

    geologischUitgebreidOngeroerd

    De grond is beschreven volgens de eisen in SBB6:2022 gesteld aan een uitgebreide geologischebeschrijving die is gemaakt van ongeroerde boormonsters.

    archeologischStandaardArchief

    De grond is op een standaard manier beschreven volgens de Archeologische StandaardBoorbeschrijvingsmethode (ASB) tot en met versie 1.1, voor zowel geroerde als ongeroerdeboormonsters.

    fysischGeografischStandaardArchief

    De grond is op een standaard manier beschreven volgens de procedure 'Berendsen en Stouthamer', met eventueel extra aspecten die geen onderdeel uitmaken van de procedure. De grond is geclassificeerd volgens deze methode. Wanneer de grond niet geclassificeerd kan worden is het bijzonder materiaal. Er zijn eventueel extra aspecten beschreven die geen onderdeel uitmaken van de procedure, het is niet bekend volgens welke procedure deze aspecten zijn beschreven. Met verschillen in monsterkwaliteit is bij de beschrijving niet consequent rekening gehouden.

    geologischNEN5104Archief

    De grond is beschreven op basis van NEN 5104, met eventueel extra aspecten die geenonderdeel uitmaken van de procedure. Met verschillen in monsterkwaliteit is bij debeschrijving niet consequent rekening gehouden.GeologischNEN5104Archief beslaat een breed spectrum in de mate van detail.

    geologischStandaardArchief

    De grond is op een standaard manier beschreven volgens de Standaard Boor Beschrijvingsmethode(SBB) tot en met versie 5.3, voor zowel geroerde als ongeroerde boormonsters.

    geologischUitgebreidArchief

    De grond is op een uitgebreide manier beschreven volgens de Standaard Boor Beschrijvingsmethode(SBB) tot en met versie 5.3, voor zowel geroerde als ongeroerde boormonsters.

    7.19 7.20 Beschrijflocatie

    De lijst met de plekken waar het beschrijven van boormonsters wordt uitgevoerd.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    lab

    De monsters zijn beschreven in een beschrijfruimte.

    veld

    De monsters zijn beschreven in het veld, direct na monstername.

    veldlab

    De monsters zijn beschreven in een container aan boord van een schip of een daarmeevergelijkbare ruimte, direct na monstername.

    onbekend

    De plek waar de monsters zijn beschreven is niet bekend.

    7.20 7.21 Beschrijfprocedure

    De lijst met de procedures voor geologische boormonsterbeschrijving.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    GDN_SBB6v2022

    Standaard Boor Beschrijvingsmethode 6 versie 2022. Een door de Geologische DienstNederland vastgestelde procedure voor de beschrijving van boormonsters.

    GDN_SBB4v1995

    Standaard Boor Beschrijvingsmethode 4 uit 1995. Een door een voorganger van de GeologischeDienst Nederland vastgestelde procedure voor de beschrijving van boormonsters. Hierondervallen ook voorgaande versies vanaf 1990.

    GDN_SBB5v1999

    Standaard Boor Beschrijvingsmethode 5 uit 1999. Een door een voorganger van de GeologischeDienst Nederland vastgestelde procedure voor de beschrijving van boormonsters.

    GDN_SBB5.1v2000

    Standaard Boor Beschrijvingsmethode 5.1 uit 2000. Een door een voorganger van de GeologischeDienst Nederland vastgestelde procedure voor de beschrijving van boormonsters.

    GDN_SBB5.2v2005

    Standaard Boor Beschrijvingsmethode 5.2 uit 2005. Een door een voorganger van de GeologischeDienst Nederland vastgestelde procedure voor de beschrijving van boormonsters.

    GDN_SBB5.3v2008

    Standaard Boor Beschrijvingsmethode 5.3 uit 2008. Een door een voorganger van de GeologischeDienst Nederland vastgestelde procedure voor de beschrijving van boormonsters.

    NEN5104plusOnbekend

    NEN 5104 Geotechniek Classificatie van onverharde grondmonsters uit 1989 beschrijft de procedure voor het beschrijven van grondmonsters voor geotechniek.
    De grond is geclassificeerd volgens NEN 5104. Wanneer de grond niet geclassificeerdkan worden is het bijzonder materiaal. Er zijn eventueel extra aspecten beschrevendie geen onderdeel uitmaken van de procedure, het is niet bekend volgens welke proceduredeze aspecten zijn beschreven.
    De NEN 5104 kent geen strikt onderscheid tussen beschrijven, analyseren en interpreterenen daardoor kan het resultaat een synthetisch karakter hebben.

    SIKB_ASB1.1v2008

    Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode versie 1.1 uit 2008. Op basis vande Standaard Boor Beschrijvingsmethode versie 5.2. Een in opdracht van het SIKB vastgesteldeprocedure voor de beschrijving van boormonsters. Hieronder vallen ook voorgaande versiesvanaf 2005.

    UU_BerendsenStouthamerV2001

    In Berendsen en Stouthamer 2001 (Palaeogeographic development of the Rhine-Meuse delta, the Netherlands) is de procedure beschreven voor het beschrijven van grondmonsters voor geologisch onderzoek, vanuit een fysisch-geografisch perspectief. De procedure is gebaseerd op de classificaties van Verbraeck en van De Bakker en Schelling. Onder deze procedure vallen de boormonsterbeschrijvingen die tussen 1991 en 2023 zijn gemaakt. Met terugwerkende kracht zijn boormonsterbeschrijvingen die tussen 1959 en 1990 onder eerdere varianten van de procedure zijn gemaakt, volgens een vastgelegde conversieprocedure, aan de dataset toegevoegd.

    7.21 7.22 BijzonderheidMateriaal

    De lijst met de bijzonderheden van het onderzochte materiaal die tijdens bepalingenin geologische monsteranalyse zijn geconstateerd.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    aggregatie

    Het onderzochte materiaal is nadat het uit de ondergrond is genomen, bijvoorbeelddoor droging, enigszins geaggregeerd (verkit). Er zijn brokjes aanwezig die meestal,maar niet altijd eenvoudig verpulverd kunnen worden.

    desintegratie

    Het onderzochte materiaal is na droging in de oven op 105 of 110 °C gedesintegreerd.Dit kan wijzen op een bijzondere samenstelling van het materiaal.

    gelaagd

    Het onderzochte materiaal is gelaagd.

    gescheurd

    Het onderzochte materiaal is gescheurd.

    insluiting

    In het onderzochte materiaal komen 1 of meer insluitingen voor, bijvoorbeeld een grindkorrel,schelp, een stukje puin, hout of een klei- of leemkluit.

    verkleuring

    Het onderzochte materiaal is na droging in de oven op 105 of 110 °C van kleur veranderd.Dit kan wijzen op een bijzondere samenstelling van het materiaal.

    wormgat

    In het onderzochte materiaal komen 1 of meer wormgaten voor.

    wortelgang

    In het onderzochte materiaal komen 1 of meer wortelgangen voor.

    7.22 7.23 BijzonderheidUitvoering

    De lijst met de bijzonderheden die zich tijdens de uitvoering van bepalingen in degeologische monsteranalyse hebben voorgedaan.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    massaProefstuk

    De massa van het proefstuk is kleiner dan de procedure voorschrijft.

    materiaalVerloren

    Er is een correctie op de verdeling van de fractie groter dan 63 µm toegepast omdattijdens het zeven een klein deel (niet meer dan 1 %) van het materiaal verloren isgegaan.

    onvoldoendeDroog

    Het watergehalte van het proefstuk is na droging op 60 °C groter dan 3 %. Er bestaatde kans dat het materiaal bij 105 °C niet volledig droog is.

    sequentieelUitgevoerd

    De bepaling is na een andere bepaling op hetzelfde materiaal uitgevoerd. Het kan zijndat er materiaal verloren is gegaan. De bepaling is hierdoor minder nauwkeurig.

    volumeProefstuk

    Het volume van het proefstuk is kleiner dan de procedure voorschrijft.

    waterWeggelekt

    Er is water uit het proefstuk gelekt na verzadiging.

    7.23 7.24 BijzonderMateriaal

    De lijst met de materialen waaruit een laag die geen grond- of gesteentelaag is bestaat.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    betonOngebroken

    Antropogeen materiaal: beton dat niet als puin wordt geclassificeerd, bijvoorbeeldeen betonplaat.

    breuksteen

    Antropogeen materiaal: stenen van natuurlijk materiaal die gebruikt zijn als ballastof stortsteen.

    geotextiel

    Antropogeen materiaal: textiel en folies die gebruikt worden in grondverbetering enmeestal uit kunststof bestaan.

    houtGebruikt

    Antropogeen materiaal: hout of houtig materiaal dat door de mens gebruikt is. Voorbeeldenzijn rijsmatten, funderingspalen, beschoeiingen, scheepswrakken.

    houtskool

    Antropogeen materiaal: door verbranding verkoolde resten van hout, meestal gebrokenstukjes.

    huisvuil

    Antropogeen materiaal: niet nader omschreven huishoudelijk afval.

    kalkGemaakt

    Antropogeen materiaal: op kalk gebaseerd materiaal van menselijke makelij zoals geblustekalk of als hulpstof herkenbare kalk.

    mijnsteen

    Antropogeen materiaal: stenen van natuurlijk materiaal die het bijproduct zijn vanmijnbouw.

    ophoogmateriaalLichtKunststof

    Antropogeen materiaal: ophoogmateriaal met een laag soortelijk gewicht dat vooraluit plastics en soortgelijke kunststoffen bestaat, met als voorbeeld geëxpandeerdpolystyreen.

    ophoogmateriaalLichtStenig

    Antropogeen materiaal: ophoogmateriaal met een laag soortelijk gewicht dat uit stenigmateriaal van menselijke makelij bestaat. Voorbeelden zijn bims, geëxpandeerde kleikorrels,flugsand, schuimbeton en schuimglas.

    plantenrestenHoutig

    Natuurlijk materiaal: de houtige, onverteerde resten van planten, zoals stammen, takkenen houtige wortels.

    plantenrestenNietHoutig

    Natuurlijk materiaal: de niet-houtige, onverteerde resten van planten, zoals worteltjes,rietstengels en bladeren.

    puin

    Antropogeen materiaal: bouw- en sloopafval, veelal een mengsel van stenige materialendie door de mens gemaakt of bewerkt zijn; soilmix, een mengsel van de grond ter plaatsemet een materiaal als cement of waterglas, wordt ook hiertoe gerekend.

    soilmix

    Antropogeen materiaal: een mengsel van de grond ter plaatse met een materiaal alscement of waterglas; wordt bijvoorbeeld als grondverbetering gebruikt voor grondkeringen.

    verbrandingsresten

    Antropogeen bestanddeel: minerale verbrandingsresten met een diameter die varieertvan kleiner dan 63 µm tot groter dan 2 mm.

    verbrandingsrestenFijn

    Antropogeen materiaal: minerale verbrandingsresten met een diameter vergelijkbaarmet die van silt en lutum (kleiner dan 63 µm).

    verbrandingsrestenMiddelgrof

    Antropogeen materiaal: minerale verbrandingsresten met een diameter vergelijkbaarmet die zand (0,063 tot 2 mm).

    verbrandingsrestenGrof

    Antropogeen materiaal: minerale verbrandingsresten met een diameter groter dan 2 mm.

    wegverhardingsmateriaal

    Antropogeen materiaal: materiaal dat gebruikt is voor het verharden van wegen en erven.Voorbeelden zijn asfalt, betonklinkers, klinkers, steenslag en tegels.

    zwerfkeiVerweerd

    Natuurlijk materiaal: een zo verweerde zwerfkei dat het materiaal volledig vergruisdis en doorboord kan worden.

    plantenresten

    Natuurlijk materiaal: de onverteerde resten van planten, zoals stammen, takken, wortels,rietstengels en bladeren.

    7.24 7.25 Bodemgebruik

    De lijst met de waarden voor bodemgebruik.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    akkerBollen

    Terrein in landelijk gebied in gebruik voor akkerbouw of vollegrondstuinbouw en welvoor bloembollen.

    akkerNietBollen

    Terrein in landelijk gebied in gebruik voor akkerbouw of vollegrondstuinbouw, maarniet voor bloembollen.

    boomgaard

    Terrein in landelijk gebied in gebruik als boomgaard.

    bos

    Terrein in landelijk gebied dat bedekt is met bos.

    gebruikInTransitie

    Terrein dat niet-verhard is en nog niet werkelijk in gebruik is omdat men het gebruikvan het terrein aan het veranderen is.

    geenBodemgebruik

    Terrein met verhard oppervlak.

    glastuinbouw

    Terrein in landelijk gebied in gebruik voor tuinbouw onder glas.

    grasland

    Terrein of een kleiner stuk grond (grasland, wegberm, dijk) in landelijk gebied datvoor korte of lange tijd met gras begroeid is.

    natuurGeenVegetatie

    Terrein in landelijk gebied dat in gebruik is als natuurterrein zonder vegetatie,bijvoorbeeld stranden, wadplaten of stuifzandgebieden.

    natuurKorteVegetatie

    Terrein in landelijk gebied dat in gebruik is als natuurterrein en begroeid is metheide, riet of andere korte vegetatie.

    nietLandelijkBomen

    Terrein in niet-landelijk gebied dat overwegend met bomen is begroeid (plantsoenen,singels, begraafplaatsen, volkstuinen en campings).

    nietLandelijkGras

    Terrein in niet-landelijk gebied dat overwegend met gras is begroeid (bijv. parken,golfbanen, sportparken, grasstroken en een grasveld bij zwembaden).

    7.25 7.26 Bontheid

    De lijst voor de classificatie van het aandeel kleurige korrels in de zand- en degrindfractie.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    nietBont

    De fractie bestaat voor meer dan 99 % van het volume uit korrels die doorschijnend,wit, licht- tot donkergrijs of zwart zijn.

    matigBont

    De fractie bestaat voor minimaal 90 en minder dan 99 % van het volume uit korrelsdie doorschijnend, wit, licht- tot donkergrijs of zwart zijn.

    zeerBont

    De fractie bestaat voor minder dan 90 % van het volume uit korrels die doorschijnend,wit, licht- tot donkergrijs of zwart zijn.

    nietBontArchief

    De fractie is niet bont. Het is niet bekend hoe de bontheid is bepaald, en wat hetprecies betekent. De aanduiding moet beschouwd worden als indicatief.

    matigBontArchief

    De fractie is matig bont. Het is niet bekend hoe de bontheid is bepaald, en wat hetprecies betekent. De aanduiding moet beschouwd worden als indicatief.

    zeerBontArchief

    De fractie is zeer bont. Het is niet bekend hoe de bontheid is bepaald, en wat hetprecies betekent. De aanduiding moet beschouwd worden als indicatief.

    onbekend

    Het aandeel kleurige korrels is niet bekend.

    7.26 7.27 Boorprocedure

    De lijst met de procedures voor boren.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    bedrijfSpecifiek

    Er is een door de uitvoerder van de boring voor het eigen bedrijf opgestelde proceduregevolgd.

    SIKB2001vanafV6.0

    SIKB protocol 2001 Plaatsen van handboringen en peilbuizen, maken van boorbeschrijvingen,nemen van grondmonsters en waterpassen. Versie 6.0 en opvolgende versies die geenrelevante wijzigingen voor (de gegevens van) het booronderzoek bevatten.

    SIKB2101vanafV3.3

    SIKB protocol 2101 Mechanisch boren. Versie 3.3 en opvolgende versies die geen relevantewijzigingen voor (de gegevens van) het booronderzoek bevatten.

    onbekend

    Het is niet bekend onder welke afspraken het boren is uitgevoerd.

    7.27 7.28 Boortechniek

    De lijst met de technieken voor het maken van een gat in de ondergrond.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    handDraaien

    De techniek waarbij een apparaat met de hand wordt bediend en door draaien dieperde grond in wordt gedreven. Tijdens het boren is er sprake van een open gat. Om hetgeboorde gat bij verder boren in stand te houden kan verbuizing worden aangebracht.Voorbeelden van apparaten die gebruikt worden zijn de verschillende typen edelmanboren,de grindboor, de lepelboor, de riversideboor, de spiraalboor en de keienvanger.

    handDrukken

    De techniek waarbij een apparaat zonder zuiger met de hand wordt bediend en door drukkendieper de grond in wordt gedreven. De gebruikte apparaten worden gewoonlijk steekapparatengenoemd en voorbeelden zijn de gutsboor, het VanderHorst-steekapparaat, het Dachnovski-apparaat,de profielsteker, de veenprofielsteker, de monsterringsteker, de folie-sampler, desteekbuis, de Beeker-monsternemer en de grondkolomcilinder.

    handDrukkenZuiger

    De techniek waarbij een apparaat dat voorzien is van een zuiger met de hand wordtbediend en door drukken dieper de grond in wordt gedreven. Voorbeelden van apparatendie gebruikt worden zijn het Livingstone-apparaat, de zuigerboor en de VanderStaay-boor.

    handHameren

    De techniek waarbij een apparaat met de hand wordt bediend en een hamer wordt gebruiktom het dieper de grond in te drijven; de hamer kan met de hand bediend worden of elektrischworden aangedreven. Voorbeelden van apparaten die gebruikt worden zijn de gutsbooren bepaalde steekapparaten (Dachnovski-apparaat, monsterringsteker, folie-sampler,de steekbuis en grondkolomcilinder).

    handPulsen

    De techniek waarbij een apparaat met de hand wordt bediend en een buis met een terugslagklepdieper de grond in wordt gedreven door deze herhaaldelijk te laten vallen. De buismet terugslagklep wordt de puls genoemd. Bij pulsen is het geboorde traject altijdmaar voor een klein gedeelte open en wordt het grootste deel van het gat beschermddoor een buis die tijdens het boren naar beneden wordt gedrukt. Aanvullende maatregelenom het geboorde gat in stand te houden om verder te kunnen boren zijn niet nodig.

    mechanischDraaienOnverbuisd

    De techniek waarbij een apparaat mechanisch wordt aangedreven en door draaien dieperde grond in wordt gedreven. Tijdens het boren is er sprake van een volledig open gat,behalve in het deel van het traject waarin tijdens de voorbereiding tijdelijke verbuizingis gezet. Om het geboorde gat bij verder boren in stand te houden kan (aanvullende)verbuizing worden aangebracht of spoeling worden gebruikt. Voorbeelden zijn borenmet de avegaar, het bucketsysteem, luchtliftsysteem, rotary drillingsysteem, straightflushsysteemen de zuigboor.

    mechanischDraaienVerbuisd

    De techniek waarbij een apparaat mechanisch wordt aangedreven en door draaien dieperde grond in wordt gedreven. De draaiende boorkop zit onderaan een buis die preciesin het gat past. De buis zorgt ervoor dat het gat tijdens het boren in stand wordtgehouden. Het voorbeeld is counterflushboren.

    mechanischDrukken

    De techniek waarbij een apparaat mechanisch wordt aangedreven en door continu drukkendieper de grond in wordt gedreven. Voorbeelden van apparaten die gebruikt worden zijnhet Ackermann-apparaat, het Begemann-steekapparaat, de DLDS, de MOSTAP en de spitsmuismonstersteker.Ook een gutsboor wordt gedrukt wanneer de aard van de ondergrond dat toestaat.

    mechanischGrijpen

    De techniek waarbij een mechanisch bediende grijper wordt gebruikt om het gat dieperte maken. Tijdens het boren is er sprake van een volledig open gat. Om het geboordegat bij verder boren in stand te houden kan verbuizing worden aangebracht of spoelingworden gebruikt. Wanneer er slechts een oppervlakkig gat wordt gemaakt wordt dit nietals een vorm van boren beschouwd. Een voorbeeld is het grijperboorsysteem.

    mechanischHameren

    De techniek waarbij een apparaat mechanisch wordt aangedreven en een hamer wordt gebruiktom het de grond in te drijven. Voorbeelden zijn de ramgutsboor, de window sampleren het Ackermann-apparaat; een gutsboor wordt gehamerd wanneer de aard van de ondergronddat vereist.

    mechanischPulsen

    De techniek waarbij een apparaat mechanisch wordt aangedreven en een buis met eenterugslagklep dieper de grond in wordt gedreven door deze herhaaldelijk te laten vallen.De buis met terugslagklep wordt de puls genoemd en deze techniek is de meest gebruiktein de wereld van de geotechniek. Bij pulsen is het geboorde traject altijd maar vooreen klein gedeelte open en wordt het grootste deel van het gat beschermd door eenbuis die tijdens het boren naar beneden wordt gedrukt. Aanvullende maatregelen omhet geboorde gat in stand te houden om dieper te kunnen boren zijn niet nodig.

    mechanischSpuitenDraaien

    De techniek waarbij een apparaat mechanisch wordt aangedreven en door een combinatievan spuiten en draaien dieper de grond in wordt gedreven. Tijdens het boren is ersprake van een volledig open gat. Om het geboorde gat in stand te houden kan verbuizingworden aangebracht of spoeling worden gebruikt. Het voorbeeld is boren met gebruikvan de Sherbrooke sampler.

    mechanischSpuitenOnverbuisd

    De techniek waarbij met een mechanisch bediend apparaat een gat wordt gemaakt doorde grond los te spuiten. Tijdens het boren is er sprake van een volledig open gat.Om het geboorde gat bij verder boren in stand te houden kan verbuizing worden aangebracht.Voorbeelden van apparaten die gebruikt worden zijn een slang aangesloten op een compressoren een spuitlans.

    mechanischSpuitenVerbuisd

    De techniek waarbij een apparaat mechanisch wordt aangedreven en dieper de grond inwordt gedreven door te hameren en de grond los te spuiten. De boorkop zit onderaaneen buis die ervoor zorgt dat het gat tijdens het boren in stand wordt gehouden. Hetvoorbeeld is ro-flushboren.

    mechanischTrillen

    De techniek waarbij een apparaat mechanisch wordt aangedreven en door hoogfrequenttrillen dieper de grond in wordt gedreven. Het trillen kan gecombineerd worden metdrukken of draaien. Voorbeelden zijn (roterend) sonisch boren, vibrocoring en borenmet de trilflip, geodoff, de Zenkovitch-boor en de Aqualocksampler.

    mechanischVallen

    De techniek waarbij het apparaat mechanisch wordt aangedreven en een buis de grondin wordt gedreven door deze van geringe hoogte in een keer in de waterbodem te latenvallen. Voorbeelden zijn de dropcorer en de pistoncorer.

    mechanischVerdringen

    De techniek waarbij een apparaat mechanisch wordt aangedreven en door draaien, hameren,drukken of trillen de grond in wordt gedreven zonder eigenlijk materiaal naar bovente halen. Het voorbeeld is verdringend (roterend) sonisch boren.

    handDrukkenHameren

    Er is een handbediend apparaat gebruikt dat met een hamer of door continu te drukkendieper de grond in wordt gedreven.

    handOnbekend

    Er is een apparaat gebruikt dat met de hand dieper de grond in wordt gedreven. Hetis niet bekend hoe dat is gebeurd, mogelijk zijn er verschillende technieken gebruikt.

    mechanischDraaienOnverbuisdDeelsDrukkenHameren

    Er zijn twee technieken gebruik: de techniek waarbij een apparaat mechanisch wordtaangedreven en door draaien dieper de grond in wordt gedreven en een techniek waarbijeen apparaat mechanisch met een hamer of door continu te drukken dieper de grond inwordt gedreven. Dekt onder meer het gebruik van een standaard avegaar in combinatiemet een of ander steekapparaat.

    mechanischOnbekendDeelsDrukkenHameren

    Er zijn twee technieken gebruikt: een techniek waarbij een apparaat mechanisch dieperde grond in wordt gedreven en een techniek waarbij een apparaat mechanisch met eenhamer of door continu te drukken dieper de grond in wordt gedreven.

    onbekend

    Het is niet bekend welke techniek is gebruikt.

    onbekendDeelsDrukkenHameren

    Er zijn twee technieken gebruikt: een op geen enkele wijze gespecificeerde technieken een techniek waarbij een apparaat mechanisch met een hamer of door continu te drukkendieper de grond in wordt gedreven.

    onbekendPulsen

    Een techniek waarbij een puls dieper de grond in wordt gedreven door deze herhaaldelijkte laten vallen.

    7.28 7.29 Buismateriaal

    De lijst met de materialen waaruit de buizen die in het boorgat zijn achtergeblevenbestaan.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    pe

    De buis bestaat uit polyethyleen, waarbij onbekend is of het high density of low densitypolyethyleen betreft.

    peHighDensity

    De buis bestaat uit high density polyethyleen.

    peLowDensity

    De buis bestaat uit low density polyethyleen.

    pePvc

    De buis bestaat uit polyethyleen en pvc, waarbij onbekend is of het high density oflow density polyethyleen betreft.

    staal

    De buis bestaat uit staal, waarbij onbekend is welk type staal het betreft.

    staalGegalvaniseerd

    De buis bestaat uit gegalvaniseerd staal.

    staalRoestvrij

    De buis bestaat uit roestvrij staal.

    7.29 7.30 ConsistentieFijneGrond

    De lijst voor de classificatie van de stijfheid van fijne grond.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    zeerSlap

    Grond waar een vinger gemakkelijk tot 25 mm in kan worden gedrukt en die tussen devingers door loopt wanneer de hand wordt samengeknepen. Een klasse onder de NEN-EN-ISO14688 procedure.

    slap

    Grond waar een vinger tot 10 mm kan worden gedrukt en die met lichte druk van de vingerskan worden verkneed. Een klasse onder de NEN-EN-ISO 14688 procedure.

    stevig

    Grond die met de duim gemakkelijk kan worden ingedrukt en niet met de vingers kanworden verkneed, maar wel tot 3 mm dikke strengen kan worden uitgerold zonder te brekenof te verkruimelen. Een klasse onder de NEN-EN-ISO 14688 procedure.

    stijf

    Grond waar met de duim een ondiepe voor in kan worden gemaakt en die verkruimelt enbreekt wanneer de grond tot 3 mm dikke strengen wordt uitgerold, maar nog vochtiggenoeg is om weer tot een bol te worden gekneed. Een klasse onder de NEN-EN-ISO 14688procedure.

    zeerStijf

    Grond waar nog net een kerf in kan worden gemaakt met de nagel van de duim. De grondkan niet meer worden vervormd en verkruimelt onder druk. Vaak is deze grond uitgedroogd.De grond heeft meestal een lichte kleur. Een klasse onder de NEN-EN-ISO 14688 procedure.

    zeerSlapNEN5104

    Grond die zonder knijpen tussen de vingers door loopt. Een klasse uit de indelingvan De Bakker & Schelling (1966), gebruikt onder de Standaard Boor Beschrijvingsmethodetot en met versie 5.3.

    slapNEN5104

    Grond die bij knijpen zeer gemakkelijk tussen de vingers door loopt. Een klasse uitde indeling van De Bakker & Schelling (1966), gebruikt onder de Standaard Boor Beschrijvingsmethodetot en met versie 5.3.

    matigSlapNEN5104

    Grond die bij knijpen nog goed tussen de vingers door loopt. Een klasse uit de indelingvan De Bakker & Schelling (1966), gebruikt onder de Standaard Boor Beschrijvingsmethodetot en met versie 5.3.

    matigStevigNEN5104

    Grond die met stevig knijpen nog juist tussen de vingers door te krijgen is. Een klasseuit de indeling van De Bakker & Schelling (1966), gebruikt onder de Standaard BoorBeschrijvingsmethode tot en met versie 5.3.

    stevigNEN5104

    Grond die niet tussen de vingers door te krijgen is. Een klasse uit de indeling vanDe Bakker & Schelling (1966), gebruikt onder de Standaard Boor Beschrijvingsmethodetot en met versie 5.3.

    zeerStevigNEN5104

    Grond met de duimnagel in te drukken is. Een klasse uit de indeling van Karim & deRuyter (1993), gebruikt onder de Standaard Boor Beschrijvingsmethode tot en met versie5.3.

    hardNEN5104

    Grond waar met een mes in kan worden gesneden. Een klasse uit de indeling van Karim& de Ruyter (1993), gebruikt onder de Standaard Boor Beschrijvingsmethode tot en metversie 5.3.

    zeerHardNEN5104

    Grond waar met een mes met moeite in kan worden gesneden. Een klasse uit de indelingvan Karim & de Ruyter (1993), gebruikt onder de Standaard Boor Beschrijvingsmethodetot en met versie 5.3.

    7.30 7.31 ConsistentieOrganischeGrond

    De lijst voor de classificatie van de stijfheid van organische grond.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    zeerSlap

    De grond loopt zonder knijpen tussen de vingers door.

    slap

    De grond loopt met knijpen zeer gemakkelijk tussen de vingers door.

    matigSlap

    De grond loopt met knijpen nog goed tussen de vingers door.

    matigStevig

    De grond is met stevig knijpen nog juist tussen de vingers door te krijgen.

    stevig

    De grond is ook met stevig knijpen niet tussen de vingers door te krijgen.

    vast

    De grond is nog met de nagel in te drukken.

    7.31 7.32 Coördinaattransformatie

    De lijst met de methoden waarmee de coördinaten zijn omgezet.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    7parameterTransformatie

    De gegevens zijn getransformeerd van WGS84 naar ETRS89, gebruikmakend van de 7-parametertransformatie. De transformatieparameters zijn afkomstig van de Dienst der Hydrografieen zijn tijdsafhankelijk. Voor elk jaar is een parameterset beschikbaar voor de berekeningvan coördinaten in ETRS89 in Nederland, waarna een transformatieprocedure naar dejuiste dag volgt.

    7parameterTransformatie1989

    De gegevens zijn getransformeerd van WGS84 naar ETRS89, gebruikmakend van de 7-parametertransformatie. De transformatieparameters zijn afkomstig van de Dienst der Hydrografieen zijn tijdsafhankelijk. Bij transformatie is gebruik gemaakt van de parameterset1989.0.

    nietGetransformeerd

    De gegevens zijn aangeleverd in ETRS89; transformatie was niet nodig.

    RDNAPTRANS2008

    De gegevens zijn getransformeerd van RD naar ETRS89, gebruikmakend van de transformatieRDNAPTRANS™, versie 2008. RDNAPTRANS™ is de officiële transformatie tussen RD/NAPen ETRS89 afkomstig van het Kadaster.

    RDNAPTRANS2018

    De gegevens zijn getransformeerd van RD naar ETRS89, gebruikmakend van de transformatieRDNAPTRANS™, versie 2018. RDNAPTRANS™ is de officiële transformatie tussen RD/NAPen ETRS89 afkomstig van het Kadaster, Rijkswaterstaat en de Dienst der Hydrografievan de Koninklijke Marine in het samenwerkingsverband NSGI (Nederlandse SamenwerkingGeodetische Infrastructuur).

    RDNAPTRANS2008MV0

    De gegevens zijn getransformeerd van RD naar ETRS89, gebruikmakend van de TransformatieRDNAPTRANS™, versie 2008. De verticale positie van het aardoppervlak is onbekend,bij transformatie is uitgegaan van 0 m NAP. RDNAPTRANS™ is de officiële transformatietussen RD/NAP en ETRS89 afkomstig van het Kadaster.

    RDNAPTRANS2018MV0

    De gegevens zijn getransformeerd van RD naar ETRS89, gebruikmakend van de TransformatieRDNAPTRANS™, versie 2018. De verticale positie van het aardoppervlak is onbekend,bij transformatie is uitgegaan van 0 m NAP. RDNAPTRANS™ is de officiële transformatietussen RD/NAP en ETRS89 afkomstig van het Kadaster.

    7.32 7.33 Dispersiemethode

    De lijst met de methoden voor het losmaken van samengeklonterde korrels.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    metUltrasoonbad

    Samenklonterende korrels zijn losgemaakt door het materiaal in een ultrasoonbad gevuldmet water en een dispersiemiddel los te trillen.

    roeren

    Samenklonterende korrels zijn losgemaakt door het materiaal in water zonder een dispersiemiddellos te roeren.

    roerenDispersiemiddel

    Samenklonterende korrels zijn losgemaakt door het materiaal in water met een dispersiemiddellos te roeren.

    7.33 7.34 Droogtemperatuur

    De lijst met de temperaturen waarbij het materiaal is gedroogd.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    105graden

    Het materiaal is gedroogd bij een temperatuur van 105 °C.

    110graden

    Het materiaal is gedroogd bij een temperatuur van 110 °C.

    7.34 7.35 Droogtijd

    De lijst met de duur van de periode waarin het materiaal is gedroogd.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    16tot24uur

    Het materiaal is tussen de 16 en 24 uur gedroogd.

    24uurEnLanger

    Het materiaal is langer dan 24 uur gedroogd.

    stabieleMassa1uur

    Het materiaal is gedroogd tot het materiaal een stabiele massa heeft en dat is wanneerde massa van het materiaal niet meer dan 0,1 % veranderd na 1 uur drogen.

    stabieleMassa5minuten

    Het materiaal is gedroogd tot het materiaal een stabiele massa heeft en dat is wanneerde massa van het materiaal niet meer dan 0,5 % veranderd na 5 minuten drogen.

    7.35 7.36 FractieverdelingLab

    De lijst voor de classificatie van de fracties die voor de bepaling van korrelgrootteverdelingin de geologie is gebruikt.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    basisBeperktStandaard

    De fractie kleiner dan 63 µm is niet onderverdeeld, de fractie 63 µm tot 2mm is opde beperkte manier onderverdeeld en de fractie groter dan 2 mm is op de standaardmanier onderverdeeld.

    minimaalMinimaalBasis

    De fractie kleiner dan 63 µm is op de minimale manier onderverdeeld, de fractie 63µm tot 2 mm is op de minimale manier onderverdeeld en de fractie groter dan 2 mm isniet onderverdeeld.

    standaardStandaardBasis

    De fractie kleiner dan 63 µm is op de standaard manier onderverdeeld, de fractie 63µm tot 2 mm is op de standaard manier onderverdeeld en de fractie groter dan 2 mmis niet onderverdeeld.

    7.36 7.37 GebruiktMedium

    De lijst met de vloeistoffen en de gassen die in bepalingen zijn gebruikt.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    butanol

    In de bepaling is de vloeistof butanol gebruikt.

    gezuiverdWater

    In de bepaling is leidingwater gebruikt dat door destillatie, demineralisatie of ionisatiegezuiverd is van alle zouten en mineralen.

    hexaan

    In de bepaling is de vloeistof hexaan gebruikt.

    leidingwater

    In de bepaling is water gebruikt dat bestemd is voor menselijke consumptie en vialeidingen wordt getransporteerd.

    SAR13water

    In de bepaling is zogenaamd SAR-water gebruikt met SAR waarde (sodium adsorption ratio)13. De SAR waarde geeft de verhouding tussen natrium en calcium plus magnesium.

    spiritus

    In de bepaling is de vloeistof spiritus gebruikt.

    7.37 7.38 GenetischeTypering

    De lijst met de waarden voor de geologische typering van de wording van lagen en laagjes.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    begravenBodem

    Een bodem die na vorming begraven is geraakt door sedimentatie. De waarde is alleenvan toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    bekkenopvulling

    Regelmatig parallel gelaagde opeenvolging afgezet in een meer. Opeenvolging bestaatmeestal uit een afwisseling van klei en leem, of fijn en grof zand, soms met fijngrind. Omvat ook warven. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    deflatieNiveau

    Een laag uiterst grof zand, grind, keitjes of keien met door de wind gefacetteerdeen gepolijste zijden die de top vormt van een minder grove laag.

    dekzand

    Meestal fijn, goed gesorteerd, afgerond zand, door de wind over grote gebieden afgezetin de koude, droge omstandigheden aan het eind van de laatste ijstijd, al dan nietlokaal verspoeld. Komt in heel Nederland voor: in Oost- en Zuid-Nederland aan de oppervlakte,elders onder holocene veen- of kleilagen.

    geulbasis

    Slecht gesorteerd, heterogeen en grofkorrelig laagje dat een scherpe ondergrens heeften naar boven toe geleidelijk overgaat in fijnkorreliger materiaal. Kan ook andergrover materiaal bevatten, zoals klei- en leembrokken, houtresten en schelpfragmenten.

    gliede

    Een laag die uit doppleriet bestaat en die op een zandpakket ligt. Doppleriet heeftde consistentie en structuur van zwarte schoensmeer en ontstaat wanneer veen oxideerten de humuszuren als stroperige zwarte brij naar beneden sijpelen en samenklonteren.De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    hellingmateriaal

    Grond die door hellingprocessen verplaatst is en bestaat uit een mengsel van lokaalhoger gelegen grond en grond die al deel uitmaakte van de helling. De waarde is alleenvan toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    ingestovenZand

    Dunne laag (meestal minder dan 1 cm) zwak siltig zand in een veenpakket.

    keileem

    Sterk zandige leem of klei, vaak met grind. Samenstelling buitengewoon heterogeenmet een vrij groot aandeel van alle korrelgroottefracties (lutum, silt, zand en grind).De zandfractie is zeer slecht gesorteerd en bevat korrels uit de hele zandfractie.Kleur (donker) bruingrijs, groengrijs of roestbruin. Kalkloos tot kalkrijk, bevatsoms ingewalste zandlenzen en/of opgenomen ouder materiaal (bijvoorbeeld potkleibandjesof brokjes). In Oost-Nederland kan het glauconiet en/of glauconiethoudende leem- ofkleibrokjes bevatten door opgenomen Tertiair materiaal. Grindassociatie glaciaal.Komt voor in Noord- en Midden-Nederland. Meestal afgezet onder het landijs in hetSaalien, al zijn er voorbeelden uit het Elsterien bekend; in dat geval is de grindassociatieniet duidelijk glaciaal.

    keizand

    Zwak tot uiterst siltig zand, meestal met grind. Samenstelling buitengewoon heterogeenmet een groter aandeel van alle korrelgroottefracties (lutum, silt, zand en grind).De zandfractie is zeer slecht gesorteerd en bevat korrels uit de hele zandfractie.Kleur beige/geel of roestbruin; als er meer fijne fractie aanwezig is ook bruin- ofgroengrijs. Kalkloos tot kalkrijk, bevat soms ingewalste zandlenzen en/of opgenomenouder materiaal (bijvoorbeeld potkleibandjes of brokjes). Grindassociatie glaciaal.Komt voor in Noord- en Midden-Nederland. Meestal afgezet onder het landijs in hetSaalien of als uitspoelingsrest van keileem. Er zijn voorbeelden bekend uit het Elsterien,die bestaan uit zeer slecht gesorteerd zwak siltig grof zand, meestal met grind; indit geval is de grindassociatie niet duidelijk glaciaal. De waarde is alleen van toepassingbij de uitgebreide beschrijving.

    laklaag

    Een donkergrijs tot zwart niveau in lichtgrijze fluviatiele komklei die het resultaatis van terrestrische of subaquatische neerslag van organische zuren. De waarde isalleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    loess

    Leem die door de wind is afgezet en in het algemeen voor meer dan 75 % bestaat uitkwartskorrels uit de siltfractie (korrelgrootte tussen 2 en 63 µm). Komt vooral voorin Zuid-Limburg en ligt vaak rechtstreeks op grindlagen die door de Maas zijn afgezet.Kan verspoeld voorkomen en grote diktes bereiken in dolines en als hellingmateriaal.

    meerbodem

    Fijn en overwegend organisch sediment dat afgezet is in een kalme meest fluviatielesetting, bijvoorbeeld in een meer, verlaten rivierarm of pingoruïne.

    mudDrape

    Fijnkorrelig laagje dat de morfologie van het onderliggende laagje volgt

    oplichtingsLaag

    Ingespoelde laag afgezet bij het horizontaal inscheuren van een veenpakket bij vloedof overstroming wat leidt tot het oplichten van het bovenste veenpakket. Dit ingespoeldemateriaal wordt tussen de twee veenlagen afgezet, de grens met het boven- en onderliggendeveenpakket is zeer scherp. Het materiaal kan zandig of kleiig zijn; in het laatstegeval wordt er wel gesproken over klapklei. Diktes variëren van enkele millimeterstot meer dan 10 cm.

    potklei

    Zwak tot matig siltig of zandige klei, stevig tot (zeer) hard, veelal kalkrijk englimmerhoudend. Kleur licht- tot donkergrijs, of donkerbruin tot zwart. Sedimentendie afgezet zijn in diepe sub-glaciale smeltwatergeulen, direct na het afsmelten vanhet Elsterien landijs. Hoge tot zeer hoge lutum percentages zijn kenmerkend, in enkelegevallen oplopend tot 60 %. Kenmerkend is de sterke wisseling in dikte over korteafstanden. Komt alleen in Noord-Nederland voor.

    verweerdGesteente

    Grond die het product is van verwering van onderliggend intact gesteente. Gekenmerktdoor naast elkaar voorkomen van brokken onverweerd gesteente en volledig verweerdmateriaal, dat als klei, silt, zand of grind wordt beschreven. De waarde is alleenvan toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    7.38 7.39 GeotechnischeGrondsoort

    De lijst voor de geotechnische beschrijving van de grondsoort gebaseerd op de systematiekvan NEN-EN-ISO 14688-1:2019+NEN 8990:2020 nl.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    keien

    Zeer grove minerale grond, waarvan de zeer grove fractie voor meer dan 50 % uit keienbestaat, zonder waarneembare andere bijmenging.

    keienMetGrind

    Zeer grove minerale grond, waarvan de zeer grove fractie voor meer dan 50 % uit keienbestaat, en die voor de rest vooral uit grind bestaat.

    keienMetZand

    Zeer grove minerale grond, waarvan de zeer grove fractie voor meer dan 50 % uit keienbestaat, en die voor de rest vooral uit zand bestaat.

    keienMetSilt

    Zeer grove minerale grond, waarvan de zeer grove fractie voor meer dan 50 % uit keienbestaat met daartussen fijn materiaal dat zich gedraagt als silt.

    keienMetKlei

    Zeer grove minerale grond, waarvan de zeer grove fractie voor meer dan 50 % uit keienbestaat met daartussen fijn materiaal dat zich gedraagt als klei.

    keitjes

    Zeer grove minerale grond, waarvan de zeer grove fractie voor meer dan 50 % uit keitjesbestaat, zonder waarneembare andere bijmenging.

    keitjesMetGrind

    Zeer grove minerale grond, waarvan de zeer grove fractie voor meer dan 50 % uit keitjesbestaat, en die voor de rest vooral uit grind bestaat.

    keitjesMetZand

    Zeer grove minerale grond, waarvan de zeer grove fractie voor meer dan 50 % uit keitjesbestaat, en die voor de rest vooral uit zand bestaat.

    keitjesMetSilt

    Zeer grove minerale grond, waarvan de zeer grove fractie voor meer dan 50 % uit keitjesbestaat met daartussen fijn materiaal dat zich gedraagt als silt.

    keitjesMetKlei

    Zeer Grove minerale grond, waarvan de zeer grove fractie voor meer dan 50 % uit keitjesbestaat met daartussen fijn materiaal dat zich gedraagt als klei.

    grind

    Grove minerale grond, waarvan de grove fractie bestaat uit grind zonder waarneembarebijmenging.

    grindMetKeien

    Grove minerale grond, waarvan de grove fractie voor meer dan 50 % uit grind bestaat,en die voor de rest vooral uit keien bestaat.

    grindMetKeitjes

    Grove minerale grond, waarvan de grove fractie voor meer dan 50 % uit grind bestaat,en die voor de rest vooral uit keitjes bestaat.

    zwakZandigGrind

    Grove minerale grond, waarvan de grove fractie voor meer dan 50 % uit grind bestaaten voor 5 tot 20 % uit zand bestaat.

    sterkZandigGrind

    Grove minerale grond, waarvan de grove fractie voor meer dan 50 % uit grind en voormeer dan 20 % uit zand bestaat.

    siltigGrind

    Grove minerale grond, waarvan de grove fractie bestaat uit grind met daartussen fijnmateriaal dat zich gedraagt als silt.

    kleiigGrind

    Grove minerale grond, waarvan de grove fractie voor meer dan 50 % uit grind bestaatmet daartussen fijn materiaal dat zich gedraagt als klei.

    zand

    Grove minerale grond, waarvan de grove fractie uit zand bestaat, zonder waarneembarebijmenging.

    zandMetKeien

    Grove minerale grond, waarvan de grove fractie voor meer dan 50 % uit zand bestaat,en die voor de rest vooral uit keien bestaat.

    zandMetKeitjes

    Grove minerale grond, waarvan de grove fractie voor meer dan 50 % uit zand bestaat,en die voor de rest vooral uit keitjes bestaat.

    zwakGrindigZand

    Grove minerale grond, waarvan de grove fractie voor meer dan 50 % uit zand bestaat,en die voor 5 tot 20 % uit grind bestaat.

    sterkGrindigZand

    Grove minerale grond, waarvan de grove fractie voor meer dan 50 % uit zand bestaat,en die voor meer dan 20 % uit grind bestaat.

    siltigZand

    Grove minerale grond, waarvan de grove fractie voor meer dan 50 % uit zand bestaat,en die verder uit fijn materiaal bestaat, dat zich gedraagt als silt.

    siltigZandMetGrind

    Grove minerale grond, waarvan de grove fractie voor meer dan 50 % uit zand bestaat,en die verder bestaat uit fijn materiaal dat zich gedraagt als silt, en die grindbevat.

    kleiigZand

    Grove minerale grond, waarvan de grove fractie voor meer dan 50 % uit zand bestaat,en die verder uit fijn materiaal bestaat, dat zich gedraagt als klei.

    kleiigZandMetGrind

    Grove minerale grond, waarvan de grove fractie voor meer dan 50 % uit zand bestaat,en die verder bestaat uit fijn materiaal dat zich gedraagt als klei, en die grindbevat.

    silt

    Fijne minerale grond die zich gedraagt als silt, geen grind of zeer grof materiaalen geen zichtbaar of voelbaar zand (bij uitsmeren over de hand) bevat.

    siltMetKeien

    Fijne minerale grond die zich gedraagt als silt en keien bevat.

    siltMetKeitjes

    Fijne minerale grond die zich gedraagt als silt en keitjes bevat.

    zwakGrindigSilt

    Fijne minerale grond die zich gedraagt als silt en enkele grindkorrels bevat.

    sterkGrindigSilt

    Fijne minerale grond die zich gedraagt als silt en veel grindkorrels bevat.

    zwakZandigSilt

    Fijne minerale grond die zich gedraagt als silt, zichtbaar en nauwelijks voelbaarzand en geen grind of zeer grof materiaal bevat.

    zwakZandigSiltMetGrind

    Fijne minerale grond grond die zich gedraagt als silt, zichtbaar en nauwelijks voelbaarzand en grind bevat.

    sterkZandigSilt

    Fijne minerale grond die zich gedraagt als silt, goed zichtbaar en duidelijk voelbaarzand en geen grind of zeer grof materiaal bevat.

    sterkZandigSiltMetGrind

    Fijne minerale grond die zich gedraagt als silt, goed zichtbaar en duidelijk voelbaarzand en grind bevat.

    klei

    Fijne minerale grond die zich gedraagt als klei, geen grind of zeer grof materiaalen geen zichtbaar of voelbaar zand bevat.

    kleiMetKeien

    Fijne minerale grond die zich gedraagt als klei en keien bevat.

    kleiMetKeitjes

    Fijne minerale grond die zich gedraagt als klei en keitjes bevat.

    zwakGrindigeKlei

    Fijne minerale grond die zich gedraagt als klei, enkele grindkorrels en geen zichtbaarof voelbaar zand bevat.

    sterkGrindigeKlei

    Fijne minerale grond die zich gedraagt als klei, veel grindkorrels en geen zichtbaarof voelbaar zand bevat.

    zwakZandigeKlei

    Fijne minerale grond die zich gedraagt als klei, zichtbaar en nauwelijks voelbaarzand en geen grind of grover materiaal bevat.

    zwakZandigeKleiMetGrind

    Fijne minerale grond die zich gedraagt als klei, zichtbaar en nauwelijks voelbaarzand en grind bevat.

    sterkZandigeKlei

    Fijne minerale grond die zich gedraagt als klei, goed zichtbaar en duidelijk voelbaarzand en geen grind of grover materiaal bevat.

    sterkZandigeKleiMetGrind

    Fijne minerale grond die zich gedraagt als klei, goed zichtbaar en duidelijk voelbaarzand en grind bevat.

    detritus

    Organische grond die uit detritus bestaat, een organisch materiaal met nauwelijksenige treksterkte, dat uit gebroken vezels bestaat en weinig samenhang vertoont.

    zwakZandigeDetritus

    Organische grond die uit detritus bestaat en zichtbaar en nauwelijks voelbaar zandbevat.

    sterkZandigeDetritus

    Organische grond die uit detritus bestaat en goed zichtbaar en goed voelbaar zandbevat.

    siltigeDetritus

    Organische grond die uit detritus bestaat en waarneembaar silt bevat.

    kleiigeDetritus

    Organische grond die uit detritus bestaat en waarneembaar klei bevat.

    humus

    Organische grond die uit humus bestaat, een gehomogeniseerd mengsel zonder treksterktedat hoofdzakelijk bestaat uit de niet-makkelijk afbreekbare resten van de bovengrondsedelen van planten.

    zwakZandigeHumus

    Organische grond die uit humus bestaat en zichtbaar en nauwelijks voelbaar zand bevat.

    sterkZandigeHumus

    Organische grond die uit humus bestaat en goed zichtbaar en goed voelbaar zand bevat.

    siltigeHumus

    Organische grond die uit humus bestaat en waarneembaar silt bevat.

    kleiigeHumus

    Organische grond die uit humus bestaat en waarneembaar klei bevat.

    veen

    Organische grond die uit veen bestaat, een vezelig en samenhangend organisch materiaalmet enige treksterkte dat bestaat uit de nog gedeeltelijk als zodanig herkenbare delenvan planten.

    zwakZandigVeen

    Organische grond die uit veen bestaat en zichtbaar en nauwelijks voelbaar nauwelijksvoelbaar zand bevat.

    sterkZandigVeen

    Organische grond die uit veen bestaat en goed zichtbaar en goed voelbaar zand bevat.

    siltigVeen

    Organische grond die uit veen bestaat en waarneembaar silt bevat.

    kleiigVeen

    Organische grond die uit veen bestaat en waarneembaar klei bevat.

    bruinkool

    Organische grond die compact is en een hoge treksterkte heeft.

    gyttja

    Organische grond die amorf is, stroef aanvoelt en een pasta-achtige consistentie heeft.

    7.39 7.40 Glimmergehalteklasse

    De lijst voor de classificatie van het aandeel glimmers in het volume van de grond.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    glimmersGeen

    Glimmers - dunne, plaatvormige sedimentdeeltjes met een goed herkenbaar glimmend oppervlak- komen niet voor.

    glimmerSpoor

    Glimmers - dunne, plaatvormige sedimentdeeltjes met een goed herkenbaar glimmend oppervlak- zijn aanwezig en maken minder dan 0,1 % van het volume uit.

    glimmerWeinig

    Glimmers - dunne, plaatvormige sedimentdeeltjes met een goed herkenbaar glimmend oppervlak- maken minimaal 0,1 en minder dan 1 % van het volume uit.

    glimmerVeel

    Glimmers - dunne, plaatvormige sedimentdeeltjes met een goed herkenbaar glimmend oppervlak- maken minstens 1 % van het volume uit.

    onbekend

    Het is niet bekend of glimmers aanwezig zijn.

    7.40 7.41 Grensbepaling

    De lijst met de methoden voor het bepalen van de grenzen van lagen.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    afgeleid

    De grens is gebaseerd op een verandering die niet waargenomen is in de monsters, maarafgeleid is uit het boorgedrag; het begrip scherpte is niet van toepassing.

    afgeleidBoorgatlog

    De grens is gebaseerd op een verandering die niet waargenomen is in de monsters, maarafgeleid is uit de boorgatlogging; het begrip scherpte is niet van toepassing.

    afgeleidSondering

    De grens is gebaseerd op een verandering die niet waargenomen is in de monsters, maarafgeleid is uit een sondering die op minder dan 5 meter van de boring vandaan ligt;het begrip scherpte is niet van toepassing.

    voorbepaald

    De grens is niet gebaseerd op een verandering maar is kunstmatig bepaald, en valtbijvoorbeeld samen met de grens van een bemonsterd interval; het begrip scherpte isniet van toepassing.

    waargenomenScherp

    De grens is gebaseerd op een verandering die waargenomen is in de monsters. De veranderingwaarop de grens is gebaseerd voltrekt zich binnen een bereik van minder dan 3 mm.

    waargenomenGeleidelijk

    De grens is gebaseerd op een verandering die waargenomen is in de monsters. De veranderingvoltrekt zich binnen een bereik dat tussen 3 en 30 mm ligt.

    waargenomenDiffuus

    De grens is gebaseerd op een verandering die waargenomen is in de monsters. De veranderingvoltrekt zich binnen een bereik dat tussen 30 en 100 mm ligt.

    waargenomenWillekeurig

    De grens is gebaseerd op een verandering die waargenomen is in de monsters, maar deverandering is zo geleidelijk dat de grens op een willekeurige plaats is gelegd.

    onbekend

    Het is niet bekend op welke manier de grens is bepaald.

    waargenomen

    De grens is gebaseerd op een verandering die waargenomen is in de monsters. De veranderingis niet nader gespecificeerd.

    7.41 7.42 Grindgehalteklasse

    De lijst voor de classificatie van het aandeel grind in grindarme grond volgens NEN5104.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    nietGrindig

    Grind is niet aanwezig.

    zwakGrindig

    Grind is aanwezig en maakt minder dan 5 % van de massa uit.

    matigGrindig

    Grind maakt minimaal 5 en minder dan 15 % van de massa uit.

    sterkGrindig

    Grind maakt minimaal 15 en minder dan 30 % van de massa uit.

    ietsGrindhoudendVerbraeck

    Grind is aanwezig en maakt minder dan 10 % van de massa uit. Een klasse naar de indeling van Verbraeck.

    matigGrindhoudendVerbraeck

    Grind maakt minimaal 10 en minder dan 20 % van de massa uit. Een klasse naar de indeling van Verbraeck.

    sterkGrindhoudendVerbraeck

    Grind maakt minimaal 20 en minder dan 50 % van de massa uit. Een klasse naar de indeling van Verbraeck.

    grindig

    Grind is aanwezig, maar het aandeel in de massa is niet bekend.

    onbekend

    Het is niet bekend of grind aanwezig is.

    7.42 7.43 Grindherkomst

    De lijst met de waarden voor de herkomst van grind.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    fluviatielEridanos

    Grind dat aangevoerd is door het Baltisch riviersysteem (Eridanos) en voornamelijkafkomstig is uit het Oostzeegebied. Kenmerkende grindsoorten zijn: zeer groot aandeelvan heldere kwarts. Zeldzame gidssoorten zijn: verkiezelde fossielen en barnsteen.

    fluviatielMaas

    Grind dat aangevoerd is door het Maas riviersysteem en voornamelijk afkomstig uitde Ardennen, Noord-Frankrijk en de Vogezen. Kenmerkende grindsoorten zijn: groot aandeelwitte kwarts met in mindere mate heldere kwarts, gerolde vuursteen (ook wel Maas-eitjes),conglomeraat en kalksteen. Zeldzame gidssoorten zijn: Revinienkwartsiet en Vogezengraniet.

    fluviatielNoordDuits

    Grind dat aangevoerd is door het Noord-Duits riviersysteem en voornamelijk afkomstigis uit de Noord-Duitse middengebergten. Kenmerkende veel voorkomende grindsoortenzijn: porfier, lydiet, rode zandsteen, witte en heldere kwarts. Een zeldzame gidssoortis: Thüringerwoudporfier.

    fluviatielRijnAlpien

    Grind dat aangevoerd is door het Alpiene Rijnsysteem en voornamelijk afkomstig isvan het Rijn-Leisteenplateau. Kenmerkende grindsoorten zijn: porfier, rode ijzerkiezel,rode en groene zandsteen, kwartsiet.

    fluviatielRijnPreAlpien

    Grind dat aangevoerd is door het pre-Alpiene Rijnsysteem. Kenmerkende grindsoortenzijn: groot aandeel witte kwarts met in mindere mate heldere kwarts. Een zeldzamegidssoort is: kiezeloöliet.

    fluviatielSchelde

    Grind dat aangevoerd is door het Schelde systeem, afkomstig uit Midden België. Grindsamenstellingvarieert maar bestaat voor het overgrote deel uit hoekige vuursteen en witte kwartsmet in mindere mate heldere kwarts.

    glaciaal

    Grind dat aangevoerd is door het landijs vanuit Zweden, Finland, Denemarken en somsuit Noorwegen. Kenmerkende veel voorkomende grindsoorten zijn: graniet, niet-geroldevuursteen en kalksteen. Zeldzame gidssoorten zijn Rapakivigraniet en Rhombenporfier.

    nietBepaald

    De herkomst van het grind kon niet worden bepaald.

    fluviatielOostelijk

    Grind dat aangevoerd is uit oostelijke richting door het Baltisch riviersysteem (Eridanos)of door het Noord-Duitse riviersysteem.

    fluviatielZuidelijk

    Grind dat aangevoerd is uit zuidelijke richting door het riviersysteem van de Rijnof door het riviersysteem van de Maas.

    fluviatielZuidelijkEnGlaciaal

    Grind dat aangevoerd is uit zuidelijke richting gemengd met grind dat is aangevoerddoor landijs. Vaak is dit grind afkomstig van geërodeerde glaciale en zuidelijke afzettingenen gezamenlijk afgezet. Het aandeel glaciaal en zuidelijk varieert maar beide zijngoed herkenbaar.

    7.43 7.44 GrondsoortNEN5104

    De lijst voor de classificatie van de grondsoort gebaseerd op de systematiek van NEN5104.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    blokken

    Grond die voor meer dan 50 % van de massa uit blokken, voor een onbepaald deel uitminder grof mineraal materiaal bestaat en een onbepaald deel organische stof bevat.Deze grondsoort zou gezien, de grootte van blokken, in boringen eigenlijk niet voormogen komen.
    De namen van zeer grove gronden zijn toegevoegd (blokken, keien en keitjes) als uitbreidingop de classificatie volgens NEN 5104.

    keienNietGespecificeerd

    Grond die voor meer dan 50 % van de massa uit keien, voor een onbepaald deel uit mindergrof mineraal materiaal bestaat en een onbepaald deel organische stof bevat.
    De namen van zeer grove gronden zijn toegevoegd (blokken, keien en keitjes) als uitbreidingop de classificatie volgens NEN 5104.

    keitjesNietGespecificeerd

    Grond die voor meer dan 50 % van de massa uit keitjes, voor een onbepaald deel uitminder grof mineraal materiaal bestaat en een onbepaald deel organische stof bevat.In de NEN 5104 worden keitjes overigens stenen genoemd.
    De namen van zeer grove gronden zijn toegevoegd (blokken, keien en keitjes) als uitbreidingop de classificatie volgens NEN 5104.

    grindNietGespecificeerd

    Grond die voor meer dan 30 % van het massa uit grind bestaat, waarvan het aandeelsilt plus lutum en zand niet bekend is en niet veel organische stof bevat.

    siltigGrind

    Grond die voor meer dan 30 % van de massa uit grind, voor meer dan 20 % uit silt pluslutum en voor minder dan 20 % uit zand bestaat en niet veel organische stof bevat.

    zandigGrind

    Grond die voor meer dan 30 % van het massa uit grind en voor minder dan 20 % uit siltplus lutum, en niet veel organische stof bevat. Het aandeel zand is niet bekend.
    De namen van gronden waarvan het aandeel van bijmengsels niet is bepaald (niet gespecificeerd)zijn toegevoegd als uitbreiding op de classificatie volgens NEN 5104.

    zwakZandigGrind

    Grond die voor meer dan 30 % van het massa uit grind, voor minder dan 20 % uit siltplus lutum en voor minder dan 10 % uit zand bestaat en niet veel organische stof bevat.

    matigZandigGrind

    Grond die voor meer dan 30 % van het massa uit grind, voor minder dan 20 % uit siltplus lutum en voor 10 tot 30 % uit zand bestaat en niet veel organische stof bevat.

    sterkZandigGrind

    Grond die voor meer dan 30 % van het massa uit grind, voor 30 tot 50 % uit zand envoor minder dan 20 % uit silt plus lutum bestaat en niet veel organische stof bevat.

    uiterstZandigGrind

    Grond die voor meer dan 30 % van het massa uit grind, voor meer dan 50 % uit zanden voor minder dan 20 % uit silt plus lutum bestaat en niet veel organische stof bevat.

    schelpenNietGespecificeerd

    Grond die voor meer dan 30 % van het massa uit schelpen (fragmenten groter of gelijkaan 2 mm) bestaat, waarvan het aandeel silt plus lutum en zand niet bekend is en nietveel organische stof bevat.
    De namen van schelprijke gronden zijn toegevoegd (schelpen) als uitbreiding op declassificatie volgens NEN 5104.

    siltigeSchelpen

    Grond die voor meer dan 30 % van de massa uit schelpen (fragmenten groter of gelijkaan 2 mm), voor meer dan 20 % uit silt plus lutum en voor minder dan 20 % uit zandbestaat en niet veel organische stof bevat.
    De namen van schelprijke gronden zijn toegevoegd (schelpen) als uitbreiding op declassificatie volgens NEN 5104.

    zandigeSchelpen

    Grond die voor meer dan 30 % van het massa uit schelpen (fragmenten groter of gelijkaan 2 mm) en voor minder dan 20 % uit silt plus lutum, en niet veel organische stofbevat. Het aandeel zand is niet bekend.
    De namen van schelprijke gronden zijn toegevoegd (schelpen) als uitbreiding op declassificatie volgens NEN 5104.

    zwakZandigeSchelpen

    Grond die voor meer dan 30 % van het massa uit schelpen (fragmenten groter of gelijkaan 2 mm), voor minder dan 20 % uit silt plus lutum en voor minder dan 10 % uit zandbestaat en niet veel organische stof bevat.
    De namen van schelprijke gronden zijn toegevoegd (schelpen) als uitbreiding op declassificatie volgens NEN 5104.

    matigZandigeSchelpen

    Grond die voor meer dan 30 % van het massa uit schelpen (fragmenten groter of gelijkaan 2 mm), voor minder dan 20 % uit silt plus lutum en voor 10 tot 30 % uit zand bestaaten niet veel organische stof bevat.
    De namen van schelprijke gronden zijn toegevoegd (schelpen) als uitbreiding op declassificatie volgens NEN 5104.

    sterkZandigeSchelpen

    Grond die voor meer dan 30 % van het massa uit schelpen (fragmenten groter of gelijkaan 2 mm), voor 30 tot 50 % uit zand en voor minder dan 20 % uit silt plus lutum bestaaten niet veel organische stof bevat.
    De namen van schelprijke gronden zijn toegevoegd (schelpen) als uitbreiding op declassificatie volgens NEN 5104.

    uiterstZandigeSchelpen

    Grond die voor meer dan 30 % van het massa uit schelpen (fragmenten groter of gelijkaan 2 mm), voor meer dan 50 % uit zand en voor minder dan 20 % uit silt plus lutumbestaat en niet veel organische stof bevat.
    De namen van schelprijke gronden zijn toegevoegd (schelpen) als uitbreiding op declassificatie volgens NEN 5104.

    veenNietGespecificeerd

    Grond die voor meer dan 15 % van de massa uit organische stof die vezelig is en samenhangvertoont bestaat.
    De namen van organische gronden zijn uitgebreid. Grondsoorten die volgens NEN 5104als veen geclassificeerd zouden moeten worden, zijn nader gespecificeerd (veen, bruinkool,detritus, dy en gyttja).

    mineraalrijkVeen

    Grond die voor 15 tot 70% van de massa uit organisch stof die vezelig is en samenhangvertoont bestaat, en voor 30 tot 85 % uit mineraal materiaal, maar waarvan de verhoudinglutum, silt en zand niet is bepaald.
    De namen van organische gronden zijn uitgebreid. Grondsoorten die volgens NEN 5104als veen geclassificeerd zouden moeten worden, zijn nader gespecificeerd (veen, bruinkool,detritus, dy en gyttja).

    mineraalarmVeen

    Grond die voor meer dan 35 % van de massa uit organische stof die vezelig is en samenhangvertoont bestaat, voor maximaal 30 % uit lutum en voor maximaal 65 % uit silt pluszand.
    De namen van organische gronden zijn uitgebreid. Grondsoorten die volgens NEN 5104als veen geclassificeerd zouden moeten worden, zijn nader gespecificeerd (veen, bruinkool,detritus, dy en gyttja).

    kleiigVeen

    Grond die voor 15 tot 70 % van de massa uit organische stof die vezelig is en samenhangvertoont bestaat, en voor meer dan 5 % uit lutum bestaat.
    De namen van organische gronden zijn uitgebreid. Grondsoorten die volgens NEN 5104als veen geclassificeerd zouden moeten worden, zijn nader gespecificeerd (veen, bruinkool,detritus, dy en gyttja).

    zwakKleiigVeen

    Grond die voor 25 tot 70 % van de massa uit organische stof die vezelig is en samenhangvertoont bestaat, voor minder dan 70 % uit silt plus zand en voor tussen 5 en 55 %uit lutum.
    De namen van organische gronden zijn uitgebreid. Grondsoorten die volgens NEN 5104als veen geclassificeerd zouden moeten worden, zijn nader gespecificeerd (veen, bruinkool,detritus, dy en gyttja).

    sterkKleiigVeen

    Grond die voor 15 tot 45 % van de massa uit organische stof die vezelig is en samenhangvertoont bestaat, voor minder dan 77,5 % uit silt plus zand en voor tussen 7 en 70% uit lutum.
    De namen van organische gronden zijn uitgebreid. Grondsoorten die volgens NEN 5104als veen geclassificeerd zouden moeten worden, zijn nader gespecificeerd (veen, bruinkool,detritus, dy en gyttja).

    zandigVeen

    Grond die voor 15 tot 40 % van de massa uit organische stof die vezelig is en samenhangvertoont bestaat, en voor minder dan 7 % uit lutum.
    De namen van organische gronden zijn uitgebreid. Grondsoorten die volgens NEN 5104als veen geclassificeerd zouden moeten worden, zijn nader gespecificeerd (veen, bruinkool,detritus, dy en gyttja).

    zwakZandigVeen

    Grond die voor 22,5 tot 40 % van de massa uit organische stof die vezelig is en samenhangvertoont bestaat, voor tussen 55 en 77,5 % uit silt plus zand en voor minder dan 5% uit lutum.
    De namen van organische gronden zijn uitgebreid. Grondsoorten die volgens NEN 5104als veen geclassificeerd zouden moeten worden, zijn nader gespecificeerd (veen, bruinkool,detritus, dy en gyttja).

    sterkZandigVeen

    Grond die voor 15 tot 25 % van de massa uit organische stof die vezelig is en samenhangvertoont bestaat, voor tussen 70 en 85 % uit silt plus zand en voor minder dan 7 %uit lutum.
    De namen van organische gronden zijn uitgebreid. Grondsoorten die volgens NEN 5104als veen geclassificeerd zouden moeten worden, zijn nader gespecificeerd (veen, bruinkool,detritus, dy en gyttja).

    bruinkoolNietGespecificeerd

    Grond die voor minimaal 15 % van de massa uit organische stof die vezelig is en samenhangvertoont en ingekoold is bestaat en voor een onbepaald deel uit mineraal materiaal.
    De namen van organische gronden zijn uitgebreid. Grondsoorten die volgens NEN 5104als veen geclassificeerd zouden moeten worden, zijn nader gespecificeerd (veen, bruinkool,detritus, dy en gyttja).

    mineraalrijkeBruinkool

    Grond die voor 15 tot 70% van de massa uit organisch stof die vezelig is en samenhangvertoont en ingekoold is bestaat, en voor 30 tot 85 % uit mineraal materiaal, maarwaarvan de verhouding lutum, silt en zand niet is bepaald.
    De namen van organische gronden zijn uitgebreid. Grondsoorten die volgens NEN 5104als veen geclassificeerd zouden moeten worden, zijn nader gespecificeerd (veen, bruinkool,detritus, dy en gyttja).

    mineraalarmeBruinkool

    Grond die voor meer dan 35 % van de massa uit organische stof die vezelig is en samenhangvertoont en ingekoold is bestaat, voor maximaal 30 % uit lutum en voor maximaal 65% uit silt plus zand.
    De namen van organische gronden zijn uitgebreid. Grondsoorten die volgens NEN 5104als veen geclassificeerd zouden moeten worden, zijn nader gespecificeerd (veen, bruinkool,detritus, dy en gyttja).

    kleiigeBruinkool

    Grond die voor 15 tot 70 % van de massa uit organische stof die vezelig is en samenhangvertoont en ingekoold is bestaat, en voor meer dan 5 % uit lutum bestaat.
    De namen van organische gronden zijn uitgebreid. Grondsoorten die volgens NEN 5104als veen geclassificeerd zouden moeten worden, zijn nader gespecificeerd (veen, bruinkool,detritus, dy en gyttja).

    zwakKleiigeBruinkool

    Grond die voor 25 tot 70 % van de massa uit organische stof die vezelig is en samenhangvertoont en ingekoold is bestaat, voor minder dan 70 % uit silt plus zand en voortussen 5 en 55 % uit lutum.
    De namen van organische gronden zijn uitgebreid. Grondsoorten die volgens NEN 5104als veen geclassificeerd zouden moeten worden, zijn nader gespecificeerd (veen, bruinkool,detritus, dy en gyttja).

    sterkKleiigeBruinkool

    Grond die voor 15 tot 45 % van de massa uit organische stof die vezelig is en samenhangvertoont en ingekoold is bestaat, voor minder dan 77,5 % uit silt plus zand en voortussen 7 en 70 % uit lutum.
    De namen van organische gronden zijn uitgebreid. Grondsoorten die volgens NEN 5104als veen geclassificeerd zouden moeten worden, zijn nader gespecificeerd (veen, bruinkool,detritus, dy en gyttja).

    zandigeBruinkool

    Grond die voor 15 tot 40 % van de massa uit organische stof die vezelig is en samenhangvertoont en ingekoold is bestaat, en voor minder dan 7 % uit lutum.
    De namen van organische gronden zijn uitgebreid. Grondsoorten die volgens NEN 5104als veen geclassificeerd zouden moeten worden, zijn nader gespecificeerd (veen, bruinkool,detritus, dy en gyttja).

    zwakZandigeBruinkool

    Grond die voor 22,5 tot 40 % van de massa uit organische stof die vezelig is en samenhangvertoont en ingekoold is bestaat, voor tussen 55 en 77,5 % uit silt plus zand en voorminder dan 5 % uit lutum.
    De namen van organische gronden zijn uitgebreid. Grondsoorten die volgens NEN 5104als veen geclassificeerd zouden moeten worden, zijn nader gespecificeerd (veen, bruinkool,detritus, dy en gyttja).

    sterkZandigeBruinkool

    Grond die voor 15 tot 25 % van de massa uit organische stof die vezelig is en samenhangvertoont en ingekoold is bestaat, voor tussen 70 en 85 % uit silt plus zand en voorminder dan 7 % uit lutum.
    De namen van organische gronden zijn uitgebreid. Grondsoorten die volgens NEN 5104als veen geclassificeerd zouden moeten worden, zijn nader gespecificeerd (veen, bruinkool,detritus, dy en gyttja).

    detritusNietGespecificeerd

    Grond die voor minimaal 15 % van de massa uit organische stof die vezelig is en geensamenhang vertoont bestaat en voor een onbepaald deel uit mineraal materiaal.
    De namen van organische gronden zijn uitgebreid. Grondsoorten die volgens NEN 5104als veen geclassificeerd zouden moeten worden, zijn nader gespecificeerd (veen, bruinkool,detritus, dy en gyttja).

    mineraalrijkeDetritus

    Grond die voor 15 tot 70% van de massa uit organisch stof die vezelig is en geen samenhangbestaat, en voor 30 tot 85 % uit mineraal materiaal, maar waarvan de verhouding lutum,silt en zand niet is bepaald.
    De namen van organische gronden zijn uitgebreid. Grondsoorten die volgens NEN 5104als veen geclassificeerd zouden moeten worden, zijn nader gespecificeerd (veen, bruinkool,detritus, dy en gyttja).

    mineraalarmeDetritus

    Grond die voor meer dan 35 % van de massa uit organische stof die vezelig is en geensamenhang bestaat, voor maximaal 30 % uit lutum en voor maximaal 65 % uit silt pluszand.
    De namen van organische gronden zijn uitgebreid. Grondsoorten die volgens NEN 5104als veen geclassificeerd zouden moeten worden, zijn nader gespecificeerd (veen, bruinkool,detritus, dy en gyttja).

    kleiigeDetritus

    Grond die voor 15 tot 70 % van de massa uit organische stof die vezelig is en geensamenhang bestaat, en voor meer dan 5 % uit lutum bestaat.
    De namen van organische gronden zijn uitgebreid. Grondsoorten die volgens NEN 5104als veen geclassificeerd zouden moeten worden, zijn nader gespecificeerd (veen, bruinkool,detritus, dy en gyttja).

    zwakKleiigeDetritus

    Grond die voor 25 tot 70 % van de massa uit organische stof die vezelig is en geensamenhang bestaat, voor minder dan 70 % uit silt plus zand en voor tussen 5 en 55% uit lutum.
    De namen van organische gronden zijn uitgebreid. Grondsoorten die volgens NEN 5104als veen geclassificeerd zouden moeten worden, zijn nader gespecificeerd (veen, bruinkool,detritus, dy en gyttja).

    sterkKleiigeDetritus

    Grond die voor 15 tot 45 % van de massa uit organische stof die vezelig is en geensamenhang bestaat, voor minder dan 77,5 % uit silt plus zand en voor tussen 7 en 70% uit lutum.
    De namen van organische gronden zijn uitgebreid. Grondsoorten die volgens NEN 5104als veen geclassificeerd zouden moeten worden, zijn nader gespecificeerd (veen, bruinkool,detritus, dy en gyttja).

    zandigeDetritus

    Grond die voor 15 tot 40 % van de massa uit organische stof die vezelig is en geensamenhang bestaat, en voor minder dan 7 % uit lutum.
    De namen van organische gronden zijn uitgebreid. Grondsoorten die volgens NEN 5104als veen geclassificeerd zouden moeten worden, zijn nader gespecificeerd (veen, bruinkool,detritus, dy en gyttja).

    zwakZandigeDetritus

    Grond die voor 22,5 tot 40 % van de massa uit organische stof die vezelig is en geensamenhang bestaat, voor tussen 55 en 77,5 % uit silt plus zand en voor minder dan5 % uit lutum.
    De namen van organische gronden zijn uitgebreid. Grondsoorten die volgens NEN 5104als veen geclassificeerd zouden moeten worden, zijn nader gespecificeerd (veen, bruinkool,detritus, dy en gyttja).

    sterkZandigeDetritus

    Grond die voor 15 tot 25 % van de massa uit organische stof die vezelig is en geensamenhang bestaat, voor tussen 70 en 85 % uit silt plus zand en voor minder dan 7% uit lutum.
    De namen van organische gronden zijn uitgebreid. Grondsoorten die volgens NEN 5104als veen geclassificeerd zouden moeten worden, zijn nader gespecificeerd (veen, bruinkool,detritus, dy en gyttja).

    gyttjaNietGespecificeerd

    Grond die voor minimaal 15 % van de massa uit organische stof die fijnkorrelig isen samenhang vertoont bestaat en voor een onbepaald deel uit mineraal materiaal.
    De namen van organische gronden zijn uitgebreid. Grondsoorten die volgens NEN 5104als veen geclassificeerd zouden moeten worden, zijn nader gespecificeerd (veen, bruinkool,detritus, dy en gyttja).

    mineraalrijkeGyttja

    Grond die voor 15 tot 70% van de massa uit organisch stof die fijnkorrelig is en samenhangvertoont bestaat, en voor 30 tot 85 % uit mineraal materiaal, maar waarvan de verhoudinglutum, silt en zand niet is bepaald.
    De namen van organische gronden zijn uitgebreid. Grondsoorten die volgens NEN 5104als veen geclassificeerd zouden moeten worden, zijn nader gespecificeerd (veen, bruinkool,detritus, dy en gyttja).

    mineraalarmeGyttja

    Grond die voor meer dan 35 % van de massa uit organische stof die fijnkorrelig isen samenhang vertoont bestaat, voor maximaal 30 % uit lutum en voor maximaal 65 %uit silt plus zand.
    De namen van organische gronden zijn uitgebreid. Grondsoorten die volgens NEN 5104als veen geclassificeerd zouden moeten worden, zijn nader gespecificeerd (veen, bruinkool,detritus, dy en gyttja).

    kleiigeGyttja

    Grond die voor 15 tot 70 % van de massa uit organische stof die fijnkorrelig is ensamenhang vertoont bestaat, en voor meer dan 5 % uit lutum bestaat.
    De namen van organische gronden zijn uitgebreid. Grondsoorten die volgens NEN 5104als veen geclassificeerd zouden moeten worden, zijn nader gespecificeerd (veen, bruinkool,detritus, dy en gyttja).

    zwakKleiigeGyttja

    Grond die voor 25 tot 70 % van de massa uit organische stof die fijnkorrelig is ensamenhang vertoont bestaat, voor minder dan 70 % uit silt plus zand en voor tussen5 en 55 % uit lutum.
    De namen van organische gronden zijn uitgebreid. Grondsoorten die volgens NEN 5104als veen geclassificeerd zouden moeten worden, zijn nader gespecificeerd (veen, bruinkool,detritus, dy en gyttja).

    sterkKleiigeGyttja

    Grond die voor 15 tot 45 % van de massa uit organische stof die fijnkorrelig is ensamenhang vertoont bestaat, voor minder dan 77,5 % uit silt plus zand en voor tussen7 en 70 % uit lutum.
    De namen van organische gronden zijn uitgebreid. Grondsoorten die volgens NEN 5104als veen geclassificeerd zouden moeten worden, zijn nader gespecificeerd (veen, bruinkool,detritus, dy en gyttja).

    zandigeGyttja

    Grond die voor 15 tot 40 % van de massa uit organische stof die fijnkorrelig is ensamenhang vertoont bestaat, en voor minder dan 7 % uit lutum.
    De namen van organische gronden zijn uitgebreid. Grondsoorten die volgens NEN 5104als veen geclassificeerd zouden moeten worden, zijn nader gespecificeerd (veen, bruinkool,detritus, dy en gyttja).

    zwakZandigeGyttja

    Grond die voor 22,5 tot 40 % van de massa uit organische stof die fijnkorrelig isen samenhang vertoont bestaat, voor tussen 55 en 77,5 % uit silt plus zand en voorminder dan 5 % uit lutum.
    De namen van organische gronden zijn uitgebreid. Grondsoorten die volgens NEN 5104als veen geclassificeerd zouden moeten worden, zijn nader gespecificeerd (veen, bruinkool,detritus, dy en gyttja).

    sterkZandigeGyttja

    Grond die voor 15 tot 25 % van de massa uit organische stof die fijnkorrelig is ensamenhang vertoont bestaat, voor tussen 70 en 85 % uit silt plus zand en voor minderdan 7 % uit lutum.
    De namen van organische gronden zijn uitgebreid. Grondsoorten die volgens NEN 5104als veen geclassificeerd zouden moeten worden, zijn nader gespecificeerd (veen, bruinkool,detritus, dy en gyttja).

    dy

    Grond die vrijwel volledig uit organische stof bestaat, amorf en zwartig is en eengeleiachtige consistentie heeft.
    De namen van organische gronden zijn uitgebreid. Grondsoorten die volgens NEN 5104als veen geclassificeerd zouden moeten worden, zijn nader gespecificeerd (veen, bruinkool,detritus, dy en gyttja).

    kleiNietGespecificeerd

    Grond die minder dan 30 % grind en minder dan 15 % organische stof bevat en die, alsdie twee bestanddelen worden uitgesloten, voor meer dan 8 % van de massa uit lutumbestaat. Het aandeel zand is niet bekend.
    De namen van gronden waarvan de bijmengsels niet zijn bepaald (niet gespecificeerd)zijn toegevoegd als uitbreiding op de classificatie volgens NEN 5104.

    siltigeKlei

    Grond die minder dan 30 % grind en minder dan 15 % organische stof bevat en die, alsdie twee bestanddelen worden uitgesloten, voor meer dan 25 % van de massa uit lutumbestaat.
    f Of grond die minder dan 30 % grind en minder dan 15 % organische stof bevat en die, als die twee bestanddelen worden uitgesloten, tussen 8 en 25 % van de massa uit lutum,tussen 25 en 75 % uit silt en voor minder dan 50 % uit zand bestaat, maar waarvande precieze verhouding tussen de hoeveelheden zand, silt en lutum niet goed in woordenis uit te drukken.
    De namen van gronden waarvan het aandeel van bijmengsels niet is bepaald (niet gespecificeerd)zijn toegevoegd als uitbreiding op de classificatie volgens NEN 5104.

    zwakSiltigeKlei

    Grond die minder dan 30 % grind en minder dan 15 % organische stof bevat en die, alsdie twee bestanddelen worden uitgesloten, voor meer dan 50 % van de massa uit lutumbestaat.

    matigSiltigeKlei

    Grond die minder dan 30 % grind en minder dan 15 % organische stof bevat en die, alsdie twee bestanddelen worden uitgesloten, voor meer dan 35 % van de massa uit lutumbestaat.

    sterkSiltigeKlei

    Grond die minder dan 30 % grind en minder dan 15 % organische stof bevat en die, alsdie twee bestanddelen worden uitgesloten, voor meer dan 25 % van de massa uit lutumbestaat.

    uiterstSiltigeKlei

    Grond die minder dan 30 % grind en minder dan 15 % organische stof bevat en die, alsdie twee bestanddelen worden uitgesloten, voor tussen 8 en 25 % van de massa uit lutum,voor tussen 25 en 75 % uit silt en voor minder dan 50 % uit zand bestaat, maar waarvande precieze verhouding tussen de hoeveelheden zand, silt en lutum niet goed in woordenis uit te drukken.

    zandigeKlei

    Grond die minder dan 30 % grind en minder dan 15 % organische stof bevat en die, alsdie twee bestanddelen worden uitgesloten, voor tussen 8% en 25 % van de massa uitlutum en voor meer dan 50 % uit zand bestaat.
    De namen van gronden waarvan het aandeel van bijmengsels niet is bepaald (niet gespecificeerd)zijn toegevoegd als uitbreiding op de classificatie volgens NEN 5104.

    zwakZandigeKlei

    Grond die minder dan 30 % grind en minder dan 15 % organische stof bevat en die, alsdie twee bestanddelen worden uitgesloten, voor tussen 17,5 en 25 % van de massa uitlutum, voor meer dan 50 % uit zand en voor de rest uit silt bestaat.

    matigZandigeKlei

    Grond die minder dan 30 % grind en minder dan 15 % organische stof bevat en die, alsdie twee bestanddelen worden uitgesloten, voor tussen 12 en 17,5 % van de massa uitlutum, voor meer dan 50 % uit zand en voor de rest uit silt bestaat.

    sterkZandigeKlei

    Grond die minder dan 30 % grind en minder dan 15 % organische stof bevat en die, alsdie twee bestanddelen worden uitgesloten, voor tussen 8 en 12 % van de massa uit lutum,voor meer dan 50 % uit zand en voor de rest uit silt bestaat.

    leemNietGespecificeerd

    Grond die minder dan 30 % grind en minder dan 15 % organische stof bevat en die, alsdie twee bestanddelen worden uitgesloten, voor meer dan 42 % uit silt bestaat, voormaximaal 25 % uit lutum en voor maximaal 50 % uit zand bestaat, maar waarvan de preciezeverhouding tussen de hoeveelheden zand, silt en lutum niet goed in woorden is uitte drukken.
    De namen van gronden waarvan de bijmengsels niet zijn bepaald (niet gespecificeerd)zijn toegevoegd als uitbreiding op de classificatie volgens NEN 5104.

    zwakZandigeLeem

    Grond die minder dan 30 % grind en minder dan 15 % organische stof bevat en die, alsdie twee bestanddelen worden uitgesloten, voor meer dan 65 uit silt, voor maximaal25 % uit lutum en voor maximaal 15 % uit zand bestaat.

    sterkZandigeLeem

    Grond die minder dan 30 % grind en minder dan 15 % organische stof bevat en die, alsdie twee bestanddelen worden uitgesloten, voor meer dan 42 % uit silt, voor maximaal20 % uit lutum en voor tussen 15 en 50 % uit zand bestaat, maar waarvan de preciezeverhouding tussen de hoeveelheden zand, silt en lutum niet goed in woorden is uitte drukken.

    zandNietGespecificeerd

    Grond die minder dan 30 % grind en minder dan 15 % organische stof bevat en die, alsdie twee bestanddelen worden uitgesloten, voor minimaal 50 % van de massa uit zand,voor maximaal 8 % uit lutum en voor maximaal 50 % uit silt bestaat.
    De namen van gronden waarvan de bijmengsels niet zijn bepaald (niet gespecificeerd)zijn toegevoegd als uitbreiding op de classificatie volgens NEN 5104.

    kleiigZand

    Grond die minder dan 30 % grind en minder dan 15 % organische stof bevat en die, alsdie twee bestanddelen worden uitgesloten, voor minimaal 82,5 % van de massa uit zand,voor 5 tot 8 % uit lutum en voor maximaal 12,5 % uit silt bestaat.
    De namen van gronden waarvan het aandeel van bijmengsels niet is bepaald (niet gespecificeerd)zijn toegevoegd als uitbreiding op de classificatie volgens NEN 5104.

    siltigZand

    Grond die minder dan 30 % grind en minder dan 15 % organische stof bevat en die, alsdie twee bestanddelen worden uitgesloten, voor tussen 50 en 92 % van de massa uitzand, voor maximaal 8 % uit lutum en voor maximaal 50 % uit silt bestaat.
    De namen van gronden waarvan het aandeel van bijmengsels niet is bepaald (niet gespecificeerd)zijn toegevoegd als uitbreiding op de classificatie volgens NEN 5104.

    zwakSiltigZand

    Grond die minder dan 30 % grind en minder dan 15 % organische stof bevat en die, alsdie twee bestanddelen worden uitgesloten, voor minimaal 90 % van de massa uit zand,voor maximaal 5 % uit lutum en voor maximaal 10 % uit silt bestaat.

    matigSiltigZand

    Grond die minder dan 30 % grind en minder dan 15 % organische stof bevat en die, alsdie twee bestanddelen worden uitgesloten, voor tussen 82,5 en 90 % van de massa uitzand, voor maximaal 5 % uit lutum en voor tussen 10 en 17,5 % uit silt bestaat.

    sterkSiltigZand

    Grond die minder dan 30 % grind en minder dan 15 % organische stof bevat en die, alsdie twee bestanddelen worden uitgesloten, voor tussen 67,5 en 82,5 % van de massauit zand, voor maximaal 8 % uit lutum en voor tussen 17,5 en 32,5 % uit silt bestaat.

    uiterstSiltigZand

    Grond die minder dan 30 % grind en minder dan 15 % organische stof bevat en die, alsdie twee bestanddelen worden uitgesloten, voor tussen 50 en 67,5 % van de massa uitzand, voor maximaal 8 % uit lutum en voor tussen 32,5 en 50 % uit silt bestaat.

    grondNietGespecificeerd

    Grond die niet nader geclassificeerd is volgens de NEN 5104. Er zijn andere kenmerkenbeschreven die in andere attributen opgenomen zijn.

    grondNietGespecificeerdSiltig

    Grond die niet nader geclassificeerd is volgens de NEN 5104, waar een siltig aandeelin is benoemd. Er zijn andere kenmerken beschreven die in andere attributen opgenomenzijn.

    grondNietGespecificeerdKleiig

    Grond die niet nader geclassificeerd is volgens de NEN 5104, waar een kleiig aandeelin is benoemd. Er zijn andere kenmerken beschreven die in andere attributen opgenomenzijn.

    grondNietGespecificeerdZandig

    Grond die niet nader geclassificeerd is volgens de NEN 5104, waar een zandig aandeelin is benoemd. Er zijn andere kenmerken beschreven die in andere attributen opgenomenzijn.

    7.44 7.45 GrootteklasseBrokje

    De lijst voor de classificatie van de grootte van brokjes grond.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    ergKlein

    De grootte is kleiner dan of gelijk aan 2 mm.

    klein

    De grootte is groter dan 2 en kleiner dan of gelijk aan 6,3 mm.

    vrijKlein

    De grootte is groter dan 6,3 en kleiner dan of gelijk aan 20 mm.

    vrijGroot

    De grootte is groter dan 20 en kleiner dan of gelijk aan 63 mm.

    groot

    De grootte is groter dan 63 en kleiner dan of gelijk aan 200 mm.

    zeerGroot

    De grootte is groter dan 200 mm.

    7.45 7.46 HerkomstRekenwaarde

    De lijst met de bronnen waaruit de waarde die wordt gebruikt als rekenwaarde is overgenomen.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    massaAangenomen

    De volumieke massa (ρ) van de korrels die is gebruikt als rekenwaarde bij de toepassingvan de Wet van Stokes is gebaseerd op een aanname.

    massaAfgeleid

    De volumieke massa (ρ) van de korrels die is gebruikt als rekenwaarde bij de toepassingvan de Wet van Stokes is afgeleid uit de bepaling van de volumieke massa van de vastedelen van het materiaal.

    massaBepaald

    De volumieke massa (ρ) van de korrels die is gebruikt als rekenwaarde bij de toepassingvan de Wet van Stokes is nauwkeurig bepaald.

    7.46 7.47 Hoekigheid

    De lijst voor de classificatie van de hoekigheid van de korrels.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    zeerHoekig

    Geen afgeronde hoeken of randen.

    hoekig

    Weinig afgeronde hoeken of randen.

    subhoekig

    Onregelmatig oppervlak, waarbij de primaire hoeken en randen nog zichtbaar zijn.

    subrond

    Oppervlak egaal maar onregelmatig, waarbij de primaire hoeken en randen nog zichtbaarzijn.

    afgerond

    Oppervlak egaal met alleen enkele uithollingen of vlakke stukken of alleen gladdeconvexe oppervlakten.

    zeerAfgerond

    Oppervlak egaal.

    hoekigZeerHoekig

    Geen of weinig afgeronde hoeken of randen.

    subhoekigSubrond

    Oppervlak onregelmatig en al dan niet egaal, waarbij de primaire hoeken en randennog zichtbaar zijn.

    afgerondZeerAfgerond

    Oppervlak volledig egaal, of egaal met alleen enkele uithollingen of vlakke stukkenof alleen gladde convexe oppervlakten.

    onbekend

    De hoekigheid van de korrels is niet bekend.

    7.47 7.48 Horizontcode

    De lijst met de horizontcodes.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    A

    Een horizont waarin de organische stof geheel of vrijwel geheel is omgezet (niet meerherkenbaar als resten van planten en dieren). Kenmerken niet nader gespecificeerd.

    AB

    Geleidelijke overgang van een A- naar een B-horizont, van minerale samenstelling,waarin de organische stof geheel of vrijwel geheel is omgezet. Kenmerken niet nadergespecificeerd.

    AC

    Geleidelijke overgang van een A- naar een C-horizont, met een minerale of moerigesamenstelling. Kenmerken niet nader gespecificeerd.

    AE

    Geleidelijke overgang van een A- naar een E-horizont, van minerale samenstelling,waarin de organische stof geheel of vrijwel geheel is omgezet en door het verticaal(soms lateraal) uitspoelen is verarmd aan kleimineralen en/of sesquioxyden. Kenmerkenniet nader gespecificeerd.

    B

    Een minerale (soms moerige) inspoelingshorizont. Kenmerken niet nader gespecificeerd.

    BC

    Geleidelijke overgang van een B- naar een C-horizont, met minerale samenstelling.Kenmerken niet nader gespecificeerd.

    C

    Een moerige of minerale laag (vast gesteente uitgezonderd), die weinig of niet isveranderd door bodemvormende processen die een O-, A-, E- en B-horizont zouden kunnendoen ontstaan. Kenmerken niet nader gespecificeerd.

    E

    Een minerale horizont die door het verticaal (soms lateraal) uitspoelen is verarmdaan kleimineralen en/of sesquioxyden. Meestal heeft de E-horizont een lager humusgehaltedan de erboven liggende horizont. Deze eluviale horizont (vandaar de E) heet ook weluitspoelingshorizont. Kenmerken niet nader gespecificeerd.

    EB

    Geleidelijke overgang van een E- naar een B-horizont, met een minerale samenstelling,deels verarmd door uitspoeling van kleimineralen en/of sesquioxyden. Kenmerken nietnader gespecificeerd.

    O

    Een moerige horizont, die boven een A- of een E-horizont ligt en die bestaat uit ineen aeroob milieu opgehoopte resten van voornamelijk bovengrondse plantendelen inverschillende stadia van omzetting (strooisellaag). Kenmerken niet nader gespecificeerd.

    7.48 7.49 Hulpmiddel

    De lijst met de hulpmiddelen die voor het maken van de geologische boormonsterbeschrijvingkunnen worden gekozen.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    beeldanalyseapparaat

    Voor het bepalen van de grootte en de vorm van zandkorrels is een beeldanalyseapparaat(image analyser) gebruikt.

    binoculair

    Voor het bepalen van de kleur van zandkorrels is een binoculair gebruikt.

    binoculairBeeldanalyseapparaat

    Voor het bepalen van de kleur van zandkorrels is een binoculair gebruikt en voor hetbepalen van de grootte en de vorm van zandkorrels is een beeldanalyseapparaat (imageanalyser) gebruikt.

    binoculairVergelijkingsmicroscoop

    Voor het bepalen van de kleur van zandkorrels is een binoculair gebruikt en voor hetbepalen van de grootte en de vorm van zandkorrels is een vergelijkingsmicroscoop gebruikt.

    binoculairVergelijkingsmicroscoopBeeldanalyseapparaat

    Voor het bepalen van de kleur van zandkorrels is een binoculair gebruikt en voor hetbepalen van de grootte en de vorm van zandkorrels is een vergelijkingsmicroscoop eneen beeldanalyseapparaat (image analyser) gebruikt.

    vergelijkingsmicroscoop

    Voor het bepalen van de grootte en de vorm van zandkorrels is een vergelijkingsmicroscoopgebruikt.

    vergelijkingsmicroscoopBeeldanalyseapparaat

    Voor het bepalen van de grootte en de vorm van zandkorrels is een vergelijkingsmicroscoopen een beeldanalyseapparaat (image analyser) gebruikt.

    7.49 7.50 HydrologischeOmstandigheid

    De lijst met de hydrologische omstandigheden van het terrein.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    inundatieRivierwater

    Het terrein is zo gelegen dat het periodiek onder water komt te staan door het binnendringenvan rivierwater.

    inundatieZeewater

    Het terrein is zo gelegen dat het periodiek onder water komt te staan door het binnendringenvan zeewater.

    kwelGeenWijst

    Het terrein is zo gelegen dat grondwater via kwel de wortelzone kan bereiken, maarhet omhoogkomen van het grondwater is niet direct geassocieerd met een breuk in deondergrond.

    kwelWijst

    Het terrein is zo gelegen dat grondwater via kwel de wortelzone kan bereiken. Hetomhoogkomen van zoet grondwater is direct geassocieerd met een breuk in de ondergrond.

    7.50 7.51 InhoudMonsterhouder

    De lijst met de volumes van de monsterhouder die bij bepaalde bepalingen is gebruikt.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    50ml

    De monsterhouder heeft een inhoud van ca. 50 ml.

    100ml

    De monsterhouder heeft een inhoud van ca. 100 ml. Deze wordt gebruikt bij materialenmet een lage volumieke massa van de vaste delen, zoals veen.

    7.51 7.52 KaderAanlevering

    De lijst met de redenen waarom het registratieobject aan de basisregistratie ondergrondis aangeleverd.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    MBW

    De gegevens zijn aangeleverd in het kader van de Mijnbouwwet.

    ONW

    De gegevens zijn aangeleverd in het kader van de Ontgrondingenwet.

    OW

    De gegevens zijn aangeleverd in het kader van de omgevingswet.

    publiekeTaak

    De gegevens zijn aangeleverd in het kader van de publieke taakuitvoering, zonder naderespecificering.

    RO

    De gegevens zijn aangeleverd in het kader van de wet ruimtelijke ordening.

    WABO

    De gegevens zijn aangeleverd in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

    WW

    De gegevens zijn aangeleverd in het kader van de Waterwet.

    archiefoverdracht

    De gegevens zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht.

    7.52 7.53 KaderInwinning

    De lijst met de redenen waarom het onderzoek is uitgevoerd.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    BROModel

    Onderzoek uitgevoerd voor het maken en onderhouden van een geologisch model in debasisregistratie ondergrond. Het betreft het hydrogeologisch model REGISII, de geologischemodellen GeoTop en DGM (Digitaal Geologisch Model), en hun voorgangers.

    gebiedsmodelBeheerGrondwater

    Onderzoek uitgevoerd voor het maken van een model van de hydrogeologische opbouw vande ondergrond van een bepaald gebied ten behoeve van het grondwaterbeheer.

    gebiedsmodelGebruikGrondwater

    Onderzoek uitgevoerd voor het maken van een model van de hydrogeologische opbouw vande ondergrond van een bepaald gebied ten behoeve van grondwatergebruik.

    gebiedsmodelGebruikOndergrond

    Onderzoek uitgevoerd voor het maken van een model van de geologische opbouw van deondergrond van een bepaald gebied ten behoeve van het gebruik van de ondergrond andersdan voor grondwatergebruik.

    gebiedsmodelOntgronding

    Onderzoek uitgevoerd voor het maken van een model van de geologische opbouw van deondergrond van een bepaald gebied ten behoeve van ontgronding.

    gebiedsmodelOrdeningOndergrond

    Onderzoek uitgevoerd voor het maken van een model van de (hydro)geologische opbouwvan de ondergrond van een bepaald gebied ten behoeve van ordeningsvraagstukken.

    locatieModelGebruikGrondwater

    Onderzoek uitgevoerd voor het bepalen van de (hydro)geologische opbouw van de ondergrondop een bepaalde locatie en ten behoeve van de aanleg van een grondwaterontrekkingsput,een infiltratieput of een gesloten of open WKO-installatie.

    locatieModelGebruikOndergrond

    Onderzoek uitgevoerd voor het bepalen van de geologische opbouw van de ondergrondop een bepaalde locatie en ten behoeve van de aanleg van constructies voor het gebruikvan de ondergrond dat zich niet beperkt tot het grondwater.

    locatieModelMonitoringGrondwater

    Onderzoek uitgevoerd voor het bepalen van de (hydro)geologische opbouw van de ondergrondop een bepaalde locatie en ten behoeve van de aanleg van een grondwatermonitoringput.

    specialistischOnderzoek

    Onderzoek uitgevoerd om gegevens in te winnen in het kader van wetenschappelijk onderzoek.

    afstudeerOnderzoek

    Afstudeeronderzoek uitgevoerd in het kader van een academische opleiding, onder begeleiding en verantwoordelijkheid van een universitair docent.

    geotechnischOnderzoek

    Onderzoek met als hoofddoel de geotechnische eigenschappen en gedrag van de ondergrondte bepalen. Waarbij ook aspecten ten behoeve van de (hydro)geologische opbouw vande ondergrond zijn bepaald.

    grondwaterMonitoringGebruik

    Onderzoek uitgevoerd voor het bepalen van de (hydro)geologische opbouw van de ondergrondten behoeve van de aanleg van een grondwatermonitoringput, een grondwaterontrekkingsput,een infiltratieput of een gesloten of open WKO-installatie: omvat de IMBRO-waardengebiedsmodelGebruikGrondwater, locatieModelGebruikGrondwater en locatieModelMonitoringGrondwater.

    onbekend

    Het is niet bekend voor welk doel het onderzoek is uitgevoerd.

    opleidingsOnderzoek

    Onderzoek uitgevoerd in het kader van een academische opleiding, onder intensieve begeleiding en verantwoordelijkheid van een universitair docent.

    7.53 7.54 KaderstellendeProcedure

    De lijst met de kaderstellende procedures voor de uitvoering van het booronderzoek.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    EN1997d2v2007

    NEN-EN 1997-2:2007 Eurocode 7 Geotechnisch ontwerp. Deel 2: Grondonderzoek en beproevinginclusief nationale bijlage. De Eurocode 7 maakt deel uit van de eurocode serie vanEuropese standaarden (EN) gerelateerd aan constructies. In Eurocode 7 Geotechnischontwerp wordt omschreven hoe geotechnische constructies worden ontworpen. Eurocode7 is op 12 juni 2006 goed gekeurd door het Europese Comité voor Standaardisatie enverplicht in de lidstaten vanaf maart 2010.

    geen

    Er is geen kaderstellende procedure van toepassing.

    7.54 7.55 Kalkgehalteklasse

    De lijst voor de classificatie van het kalkgehalte van grond.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    kalkloos

    Bruist niet op bij het toevoegen van verdund zoutzuur (10 % HCl). Een klasse onderde NEN-EN-ISO 14688 procedure.

    zwakKalkhoudend

    Bruist zwak of sporadisch op bij het toevoegen van verdund zoutzuur (10 % HCl). Eenklasse onder de NEN-EN-ISO 14688 procedure.

    kalkhoudend

    Bruist waarneembaar, maar niet aanhoudend op bij het toevoegen van verdund zoutzuur(10 % HCl). Een klasse onder de NEN-EN-ISO 14688 procedure.

    kalkrijk

    Bruist sterk en aanhoudend op bij het toevoegen van verdund zoutzuur (10 % HCl). Eenklasse onder de NEN-EN-ISO 14688 procedure.

    kalkloosNEN5104

    Geeft geen zichtbare en geen hoorbare opbruising bij het toevoegen van verdund zoutzuur(10 % HCl). Een klasse onder de NEN 5104 procedure.

    kalkarmNEN5104

    Geeft hoorbare en niet zichtbare opbruising tot duidelijk hoorbare en met korte opbruisingbij het toevoegen van verdund zoutzuur (10 % HCl). Een klasse onder de NEN 5104 procedure.

    kalkrijkNEN5104

    Bruist heftig en langdurig op bij het toevoegen van verdund zoutzuur (10 % HCl). Eenklasse onder de NEN 5104 procedure.

    geenKalkBerendsenStouthamer

    Geeft geen zichtbare en geen hoorbare opbruising (kalk minder dan 0,5 %) bij het toevoegen van verdund zoutzuur (5 % HCl). Een klasse onder de Berendsen en Stouthamer procedure.

    weinigKalkBerendsenStouthamer

    Geeft hoorbare en lichte opbruising (kalk 0,5 tot 2 %) bij het toevoegen van verdund zoutzuur 5 % HCl). Een klasse onder de Berendsen en Stouthamer procedure.

    veelKalkBerendsenStouthamer

    Bruist heftig en langdurig (kalk meer dan 2 %) op bij het toevoegen van verdund zoutzuur (5 % HCl). Een klasse onder de Berendsen en Stouthamer procedure.

    kalkAandeelOnbekend

    Koolzure kalk is aanwezig in de grond, maar het aandeel is niet bekend.

    onbekend

    Het is niet bekend of de grond koolzure kalk bevat.

    7.55 7.56 Kleur

    De lijst met de kleuren van grond en slib.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    lichtblauw

    Lichtblauw omvat de Munsellkleur 5B 7/6 (light blue).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    lichtblauwGrijs

    LichtblauwGrijs omvat de Munsellkleuren 10B 7/1, 10B 8/1, 5B 7/1, 5B 8/1, 5PB 7/1en 5PB 8/1 (light bluish gray).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    lichtblauwGroen

    LichtblauwGroen omvat de Munsellkleuren 5BG 6/6 (light blue green) en 5BG 7/2 (paleblue green).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    blauw

    Blauw omvat de Munsellkleur 5B 5/6 (moderate blue).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    blauwGrijs

    BlauwGrijs omvat de Munsellkleuren 10B 5/1, 10B 6/1 , 5B 5/1, 5B 6/1, 5PB 5/1, 5PB6/1 (bluish gray).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    blauwGroen

    BlauwGroen omvat de Munsellkleuren 5BG 4/6 (moderate blue green) en 5BG 5/2 (grayishblue green).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    blauwWit

    BlauwWit omvat de Munsellkleur 5B 9/1 (bluish white).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    blauwZwart

    BlauwZwart omvat de Munsellkleuren 10B 2.5/1, 5B 2.5/1 en 5PB 2.5/1 (bluish black).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    donkerblauwGrijs

    DonkerblauwGrijs omvat de Munsellkleuren 10B 4/1, 5B 4/1, 5PB 4/1 (dark bluish gray),5B 3/1 en 5PB 3/1, 10B 3/1 (very dark bluish gray).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    donkerblauwGroen

    DonkerblauwGroen omvat de Munsellkleur 5BG 3/2 (dusky blue green).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    lichtbruin

    Lichtbruin omvat de Munsellkleuren 7.5YR 6/3 en 7.5YR 6/4 (light brown).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    lichtbruinGrijs

    LichtbruinGrijs omvat de Munsellkleuren 10YR 6/2 en 2.5Y 6/2 (light brownish gray).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    bruin

    Bruin omvat de Munsellkleuren 10YR 4/3, 10YR 5/3, 7.5YR 4/2, 7.5YR 4/3, 7.5YR 4/4,7.5YR 5/2, 7.5YR 5/3, 7.5YR 5/4 (brown).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    bruinGeel

    BruinGeel omvat de Munsellkleuren 10YR 6/6 en 10YR 6/8 (brownish yellow).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    bruinRood

    BruinRood omvat de Munsellkleuren 10R 3/2, 10R 3/3, 10R 3/4, 5R 3/2, 5R 3/3, 5R 3/4,7.5R 3/2, 7.5R 3/3, 7.5R 3/4 en 2.5YR 3/2 (dusky red).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    bruinZwart

    BruinZwart omvat de Munsellkleur 5YR 2/1 (brownish black).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    donkerbruin

    Donkerbruin omvat de Munsellkleuren 10YR 3/3, 7.5YR 3/2, 7.5YR 3/3 en 7.5YR 3/4 (darkbrown).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    donkerbruinRood

    DonkerbruinRood omvat de Munsellkleuren 10R 2.5/2, 2.5YR 2.5/2, 5R 2.5/2, 5R 2.5/3,5R 2.5/4, 7.5R 2.5/2, 7.5R 2.5/3 en 7.5R 2.5/4 (very dusky red).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    lichtgeelBruin

    LichtgeelBruin omvat de Munsellkleuren 10YR 6/4, 2.5Y 6/3 en 2.5Y 6/4 (light yellowishbrown).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    lichtgeelGroen

    LichtgeelGroen omvat de Munsellkleur 5GY 6/4 en 10GY 7/2 (pale yellowish green).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    lichtgeelRoze

    LichtgeelRoze omvat de Munsellkleuren 7.5YR 9.5/2 en 7.5YR 9/2 (pale yellowish pink).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    geel

    Geel omvat de Munsellkleuren 10YR 7/6, 10YR 7/8, 10YR 8/6, 10YR 8/8, 2.5Y 7/6, 2.5Y7/8, 2.5Y 8/6, 2.5Y 8/8, 5Y 7/6, 5Y 7/8, 5Y 8/6 en 5Y 8/8 (yellow).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    geelBruin

    GeelBruin omvat de Munsellkleuren 10YR 5/4, 10YR 5/6 en 10YR 5/8 (yellowish brown).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    geelGroen

    GeelGroen omvat de Munsellkleuren 10GY 6/4 (moderate yellowish green) en 5GY 7/4 (moderateyellow green).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    geelRood

    GeelRood omvat de Munsellkleuren 5YR 4/6, 5YR 5/6 en 5YR 5/8 (yellowish red).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    donkergeelBruin

    DonkergeelBruin omvat de Munsellkleuren 10YR 3/4, 10YR 3/6, 10YR 4/4 en 10YR 4/6 (darkyellowish brown).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    donkergeelGroen

    DonkergeelGroen omvat de Munsellkleur 10GY 4/4 (dark yellowish green).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    lichtgrijs

    Lichtgrijs omvat de Munsellkleuren 10YR 7/1, 10YR 7/2, 2.5Y 7/1, 2.5Y 7/2, 5Y 7/1,5Y 7/2, 5YR 7/1, 7.5YR 7/1 en N 7/ (light gray).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    lichtgrijsBlauw

    LichtgrijsBlauw omvat de Munsellkleuren 5B 6/2 en 5PB 7/2 (pale blue).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    lichtgrijsBruin

    LichtgrijsBruin omvat de Munsellkleuren 10YR 6/3, 2.5Y 7/3, 2.5Y 7/4, 2.5Y 8/2, 2.5Y8/3 en 2.5Y 8/4 (pale brown).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    lichtgrijsGeel

    LichtgrijsGeel omvat de Munsellkleuren 2.5Y 8.5/2, 5Y 7/3, 5Y 7/4, 5Y 8/2, 5Y 8/3en 5Y 8/4 (pale yellow).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    lichtgrijsGroen

    LichtgrijsGroen omvat de Munsellkleuren 5G 6/2, 5G 7/2, 5G 8/2, 10G 6/2 (pale green),5GY 7/2 (grayish yellow green), 10G 8/2 (very pale green) en 5GY 6/2 (light grayishgreen).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    lichtgrijsOlijf

    LichtgrijsOlijf omvat de Munsellkleuren 10Y 6/2 (light grayish olive), 10Y 6/4, 5Y6/3 en 5Y 6/4 (pale olive).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    lichtgrijsRood

    LichtgrijsRood omvat de Munsellkleuren 10R 6/2, 10R 6/3, 10R 6/4, 10R 7/2, 10R 7/3,10R 7/4, 2.5YR 6/2, 2.5YR 7/2, 5R 6/2, 5R 6/3, 5R 6/4, 5R 7/2, 5R 7/3, 5R 7/4, 7.5R6/2, 7.5R 6/3, 7.5R 6/4, 7.5R 7/2, 7.5R 7/3 en 7.5R 7/4 (pale red).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    lichtgrijsRoze

    LichtgrijsRoze omvat de Munsellkleur 5RP 8/2 (pale pink).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    grijs

    Grijs omvat de Munsellkleuren 10YR 5/1, 10YR 6/1, 2.5Y 5/1, 2.5Y 6/1, 5Y 5/1, 5Y 6/1,5YR 5/1, 5YR 6/1, 7.5YR 5/1, 7.5YR 6/1, N 5/ en N 6/ (gray).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    grijsBlauw

    GrijsBlauw omvat de Munsellkleuren 5PB 3/2 (dusky blue) en 5PB 5/2 (grayish blue).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    grijsBruin

    GrijsBruin omvat de Munsellkleuren 10YR 5/2 en 2.5Y 5/2 (grayish brown).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    grijsGroen

    GrijsGroen omvat de Munsellkleuren 5G 4/2, 5G 5/2, 5GY 5/2, 5GY 5/2 (grayish green)en 10G 4/2, 10GY 5/2 (grayish green).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    grijsOlijf

    GrijsOlijf omvat de Munsellkleuren 10Y 5/2 (grayish olive).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    grijsPaars

    GrijsPaars omvat de Munsellkleuren 5P 4/2 (grayish purple) en 5RP 4/2 (grayish redpurple).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    grijsRood

    GrijsRood omvat de Munsellkleuren 10R 4/2, 10R 4/3, 10R 4/4, 10R 5/2, 10R 5/3, 10R5/4, 2.5YR 4/2, 2.5YR 5/2, 5R 4/2, 5R 4/3, 5R 4/4, 5R 5/2, 5R 5/3, 5R 5/4, 7.5R 4/2,7.5R 4/3, 7.5R 4/4, 7.5R 5/2, 7.5R 5/3 en 7.5R 5/4 (weak red).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    donkergrijs

    Donkergrijs omvat de Munsellkleuren 10YR 4/1, 2.5Y 4/1, 5Y 4/1, 5YR 4/1, 7.5YR 4/1,N 4/ (dark gray).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    donkergrijsBruin

    DonkergrijsBruin omvat de Munsellkleuren 10YR 4/2, 2.5Y 4/2 (dark grayish brown).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    donkergrijsGroen

    DonkergrijsGroen omvat de Munsellkleuren 5GY 3/2 (very dark grayish green), 5GY 4/2(dark grayish green) en 10GY 3/2 (dusky yellowish green).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    donkergrijsOlijf

    DonkergrijsOlijf omvat de Munsellkleuren 10Y 3/2 (very dark grayish olive) en 10Y4/2 (dark grayish olive).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    lichtgroen

    Lichtgroen omvat de Munsellkleur 5G 7/4 (light green).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    lichtgroenGeel

    LichtgroenGeel omvat de Munsellkleur 10Y 8/2 (pale greenish yellow).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    lichtgroenGrijs

    LichtgroenGrijs omvat de Munsellkleuren 10BG 7/1, 10BG 8/1, 10G 7/1, 10G 8/1, 10GY7/1, 10GY 8/1, 10Y 7/1, 10Y 8/1, 5BG 7/1, 5BG 8/1, 5G 7/1, 5G 8/1, 5GY 7/1 en 5GY8/1 (light greenish gray).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    groen

    Groen omvat de Munsellkleuren 5G 5/6 (moderate green) en 5G 6/6 (brilliant green).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    groenGeel

    GroenGeel omvat de Munsellkleur 10Y 7/4 (moderate greenish yellow).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    groenGrijs

    GroenGrijs omvat de Munsellkleuren 10BG 5/1, 10BG 6/1, 10G 5/1, 10G 6/1, 10GY 5/1,10GY 6/1, 10Y 5/1, 10Y 6/1, 5BG 5/1, 5BG 6/1, 5G 5/1, 5G 6/1, 5GY 5/1 en 5GY 6/1 (greenishgray).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    groenZwart

    GroenZwart omvat de Munsellkleuren 10BG 2.5/1, 5G 2/1, 10G 2.5/1, 5GY 2/1, 10GY 2.5/1,10Y 2.5/1, 5BG 2.5/1, 5G 2.5/1 en 5GY 2.5/1 (greenish black).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    donkergroenGeel

    DonkergroenGeel omvat de Munsellkleur 10Y 6/6 (dark greenish yellow).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    donkergroenGrijs

    DonkergroenGrijs omvat de Munsellkleuren 10GY 4/1, 10BG 4/1, 10G 4/1, 10Y 4/1, 5BG4/1, 5G 4/1, 5GY 4/1 (dark greenish gray) en 5G 3/1 (very dark greenish gray).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    donkergroenZwart

    DonkergroenZwart omvat de Munsellkleuren 10Y 3/1 en 5GY 3/1, 10GY 3/1, 5G 3/1 (verydark greenish gray).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    lichtolijf

    Lichtolijf omvat de Munsellkleur 10Y 5/4 (light olive).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    lichtolijfBruin

    LichtolijfBruin omvat de Munsellkleuren 2.5Y 5/3, 2.5Y 5/4, 2.5Y 5/6 en 2.5Y 5/8 (lightolive brown).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    lichtolijfGrijs

    LichtolijfGrijs omvat de Munsellkleur 5Y 6/2 (light olive gray).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    lichtolijfGroen

    LichtolijfGroen omvat de Munsellkleuren 5GY 5/4 (light olive green).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    olijf

    Olijf omvat de Munsellkleuren 10Y 4/4, 5Y 4/3, 5Y 4/4, 5Y 5/3, 5Y 5/4 en 5Y 5/6 (olive).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    olijfBruin

    OlijfBruin omvat de Munsellkleuren 2.5Y 4/3, 2.5Y 4/4 en 2.5Y 4/6 (olive brown).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    olijfGeel

    OlijfGeel omvat de Munsellkleuren 2.5Y 6/6, 2.5Y 6/8, 5Y 6/6 en 5Y 6/8 (olive yellow).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    olijfGrijs

    OlijfGrijs omvat de Munsellkleuren 5Y 4/2 en 5Y 5/2 (olive gray).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    olijfGroen

    OlijfGroen omvat de Munsellkleur 5GY 4/4 (olive green).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    olijfZwart

    OlijfZwart omvat de Munsellkleur 5Y 2/1 (olive black).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    donkerolijf

    Donkerolijf omvat de Munsellkleur 10Y 3/4 (dark olive).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    donkerolijfBruin

    DonkerolijfBruin omvat de Munsellkleuren 2.5Y 3/3 (dark olive brown).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    donkerolijfGrijs

    DonkerolijfGrijs omvat de Munsellkleur 5Y 3/2 (dark olive gray).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    donkerolijfGroen

    DonkerolijfGroen omvat de Munsellkleuren 5GY 3/4 (dark olive green).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    lichtpaars

    Lichtpaars omvat de Munsellkleuren 5P 6/2 (pale red purple) en 5RP 6/2 (pale red purple).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    donkerpaars

    Donkerpaars omvat de Munsellkleuren 5P 2/2 en 5RP 2/2 (very dusky purple).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    donkerpaarsRood

    DonkerpaarsRood omvat de Munsellkleur 10R 2/2 (very dusky red).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    lichtrood

    Lichtrood omvat de Munsellkleuren 10R 6/6, 10R 6/8, 10R 7/6, 10R 7/8, 2.5YR 6/6, 2.5YR6/8, 2.5YR 7/6, 2.5YR 7/8, 5R 6/6, 5R 6/8, 5R 7/6, 5R 7/8, 7.5R 6/6, 7.5R 6/8, 7.5R7/6 en 7.5R 7/8 (light red).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    lichtroodBruin

    LichtroodBruin omvat de Munsellkleuren 2.5YR 6/3, 2.5YR 6/4, 2.5YR 7/3, 2.5YR 7/4,5YR 6/3 en 5YR 6/4 (light reddish brown).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    lichtroodGrijs

    LichtroodGrijs omvat de Munsellkleuren 2.5YR 7/1 (light reddish gray).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    rood

    Rood omvat de Munsellkleuren 10R 4/6, 10R 4/8, 10R 5/6, 10R 5/8, 2.5YR 4/6, 2.5YR4/8, 2.5YR 5/6, 2.5YR 5/8, 5R 4/6, 5R 4/8, 5R 5/6, 5R 5/8, 7.5R 4/6, 7.5R 4/8, 7.5R5/6 en 7.5R 5/8 (red).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    roodBruin

    RoodBruin omvat de Munsellkleuren 2.5YR 4/3, 2.5YR 4/4, 2.5YR 5/3, 2.5YR 5/4, 5YR4/3, 5YR 4/4, 5YR 5/3 en 5YR 5/4 (reddish brown).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    roodGeel

    RoodGeel omvat de Munsellkleuren 5YR 6/6, 5YR 6/8, 5YR 7/6, 5YR 7/8, 7.5YR 6/6, 7.5YR6/8, 7.5YR 7/6, 7.5YR 7/8 en 7.5YR 8/6 (reddish yellow).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    roodGrijs

    RoodGrijs omvat de Munsellkleuren 10R 5/1, 10R 6/1, 2.5YR 5/1, 2.5YR 6/1, 5R 5/1,5R 6/1, 5YR 5/2, 7.5R 5/1 en 7.5R 6/1 (reddish gray).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    roodZwart

    RoodZwart omvat de Munsellkleuren 10R 2.5/1 en 2.5YR 2.5/1 (reddish black).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    donkerrood

    Donkerrood omvat de Munsellkleuren 10R 3/6, 2.5YR 3/6, 5R 2.5/6, 5R 3/6, 5R 3/8, 7.5R3/6 en 7.5R 3/8 (dark red).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    donkerroodBruin

    DonkerroodBruin omvat de Munsellkleuren 2.5YR 2.5/3, 2.5YR 2.5/4, 2.5YR 3/3, 2.5YR3/4 , 5YR 2.5/2, 5YR 3/2, 5YR 3/3, 5YR 3/4 (dark reddish brown), 5YR 2/2 (dusky brown).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    donkerroodGrijs

    DonkerroodGrijs omvat de Munsellkleuren 10R 3/1, 10R 4/1, 2.5YR 3/1, 2.5YR 4/1, 5R3/1, 5R 4/1, 5YR 4/2, 7.5R 3/1 en 7.5R 4/1 (dark reddish gray).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    lichtoranjeGeel

    LichtoranjeGeel omvat de Munsellkleuren 10YR 9.5/2 en 10YR 9/2 (pale orange yellow).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    oranjeBruin

    OranjeBruin omvat de Munsellkleuren 7.5YR 4/6, 7.5YR 5/6 en 7.5YR 5/8 (strong brown).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    lichtroze

    Lichtroze omvat de Munsellkleuren 5R 8/2, 5R 8/3, 5R 8/4, 7.5R 8/2, 7.5R 8/3 en 7.5R8/4 (light pink).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    roze

    Roze omvat de Munsellkleuren 10R 8/3, 10R 8/4, 2.5YR 8/3, 2.5YR 8/4, 5YR 7/3, 5YR7/4, 5YR 8/3, 5YR 8/4, 7.5YR 7/3, 7.5YR 7/4, 7.5YR 8/3 en 7.5YR 8/4 (pink).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    rozeGrijs

    RozeGrijs omvat de Munsellkleuren 10R 7/1, 5R 7/1, 5YR 6/2, 5YR 7/2, 7.5R 7/1, 7.5YR6/2, 7.5YR 7/2 (pinkish gray).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    rozeWit

    RozeWit omvat de Munsellkleuren 10R 8/2, 2.5YR 8/2, 5YR 8/2, 7.5YR 8.5/2 en 7.5YR8/2 (pinkish white).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    wit

    Wit omvat de Munsellkleuren 10R 8/1, 10YR 8.5/1, 10YR 8/1, 10YR 9.5/1, 10YR 9/1, 2.5Y8.5/1, 2.5Y 8/1, 2.5Y 9.5/1, 2.5Y 9/1, 2.5YR 8/1, 5R 8/1, 5Y 8/1, 5YR 8/1, 7.5R 8/1,7.5YR 8.5/1, 7.5YR 8/1, 7.5YR 9.5/1, 7.5YR 9/1, N 8.5/, N 8/ en N 9/, N9.5/ (white).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    witBlauw

    WitBlauw omvat de Munsellkleur 5B 8/2 (very pale blue).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    witBruin

    WitBruin omvat de Munsellkleuren 10YR 7/3, 10YR 7/4, 10YR 8.5/2, 10YR 8/2, 10YR 8/3,en 10YR 8/4 (very pale brown).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    witGeel

    WitGeel omvat de Munsellkleuren 2.5Y 9.5/2 en 2.5Y 9/2 (very pale yellow).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    zwart

    Zwart omvat de Munsellkleuren 10YR 2/1, 2.5Y 2.5/1, 5Y 2.5/1, 5Y 2.5/2, 5YR 2.5/1,N 1/ en 7.5YR 2.5/1 (black).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    zwartBruin

    ZwartBruin omvat de Munsellkleuren 10YR 2/2 (very dark brown), 10YR 3/2, 2.5Y 3/2very dark grayish brown, 7.5YR 2.5/2 en 7.5YR 2.5/3 (very dark brown).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    zwartGrijs

    ZwartGrijs omvat de Munsellkleuren 10YR 3/1, 2.5Y 3/1, 5Y 3/1, 5YR 3/1, 7.5YR 3/1en N 3/ (very dark gray), N 2/ (grayish black).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    zwartGroen

    ZwartGroen omvat de Munsellkleuren 10BG 3/1, 10G 3/1, 10GY 3/1, 5BG 3/1 (very darkgreenish gray), 5G 2.5/2 en 5G 3/2 (very dark grayish green).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    zwartOlijf

    ZwartOlijf omvat de Munsellkleuren 10Y 3/2 (very dark grayish olive).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    zwartRood

    ZwartRood omvat de Munsellkleuren 5R 2.5/1, 7.5R 2.5/1 (reddish black), 5R 2/2 (blackishred) en 5R 2/6 (very dark red).
    Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/Ais de vertaling naar de Munsellkleur niet van toepassing.

    blauwBruin

    BlauwBruin zoals gebruikt voor archiefgegevens.

    bruinBlauw

    BruinBlauw zoals gebruikt voor archiefgegevens.

    bruinGrijs

    BruinGrijs zoals gebruikt voor archiefgegevens.

    bruinGroen

    BruinGroen zoals gebruikt voor archiefgegevens.

    bruinOranje

    BruinOranje zoals gebruikt voor archiefgegevens.

    bruinPaars

    BruinPaars zoals gebruikt voor archiefgegevens.

    bruinWit

    BruinWit zoals gebruikt voor archiefgegevens.

    donkerblauw

    Donkerblauw zoals gebruikt voor archiefgegevens.

    donkerbruinGeel

    DonkerbruinGeel zoals gebruikt voor archiefgegevens.

    donkerbruinGrijs

    DonkerbruinGrijs zoals gebruikt voor archiefgegevens.

    donkerbruinGroen

    DonkerbruinGroen zoals gebruikt voor archiefgegevens.

    donkerbruinZwart

    DonkerbruinZwart zoals gebruikt voor archiefgegevens.

    donkergeel

    Donkergeel zoals gebruikt voor archiefgegevens.

    donkergeelGrijs

    DonkergeelGrijs zoals gebruikt voor archiefgegevens.

    donkergrijsBlauw

    DonkergrijsBlauw zoals gebruikt voor archiefgegevens.

    donkergrijsGeel

    DonkergrijsGeel zoals gebruikt voor archiefgegevens.

    donkergrijsRood

    DonkergrijsRood zoals gebruikt voor archiefgegevens.

    donkergroen

    Donkergroen zoals gebruikt voor archiefgegevens.

    donkeroranjeBruin

    DonkeroranjeBruin zoals gebruikt voor archiefgegevens.

    geelGrijs

    GeelGrijs zoals gebruikt voor archiefgegevens.

    grijsGeel

    GrijsGeel zoals gebruikt voor archiefgegevens.

    grijsOranje

    GrijsOranje zoals gebruikt voor archiefgegevens.

    grijsWit

    GrijsWit zoals gebruikt voor archiefgegevens.

    groenBruin

    GroenBruin zoals gebruikt voor archiefgegevens.

    groenWit

    GroenWit zoals gebruikt voor archiefgegevens.

    lichtbruinGeel

    LichtbruinGeel zoals gebruikt voor archiefgegevens.

    lichtgeel

    Lichtgeel zoals gebruikt voor archiefgegevens.

    lichtgeelGrijs

    LichtgeelGrijs zoals gebruikt voor archiefgegevens.

    lichtgrijsWit

    LichtgrijsWit zoals gebruikt voor archiefgegevens.

    lichtroodGeel

    LichtroodGeel zoals gebruikt voor archiefgegevens.

    lichtwitGrijs

    LichtwitGrijs zoals gebruikt voor archiefgegevens.

    onbekend

    De kleur is niet bekend.

    oranje

    Oranje zoals gebruikt voor archiefgegevens.

    oranjeGeel

    OranjeGeel zoals gebruikt voor archiefgegevens.

    oranjeGrijs

    OranjeGrijs zoals gebruikt voor archiefgegevens.

    oranjeRood

    OranjeRood zoals gebruikt voor archiefgegevens.

    paars

    Paars zoals gebruikt voor archiefgegevens.

    paarsGrijs

    PaarsGrijs zoals gebruikt voor archiefgegevens.

    witGrijs

    WitGrijs zoals gebruikt voor archiefgegevens.

    zwartBlauw

    ZwartBlauw zoals gebruikt voor archiefgegevens.

    zwartGeel

    ZwartGeel zoals gebruikt voor archiefgegevens.

    7.56 7.57 Korrelkleur

    De lijst met de categorieën voor het indelen van zandkorrels naar kleur.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    grijzeKorrels

    De zandkorrels zijn licht- tot donkergrijs en niet transparant.

    groeneKorrels

    De zandkorrels zijn licht- tot donkergroen en niet transparant.

    rozeKorrels

    De zandkorrels zijn lichtrood of roze en niet transparant.

    transparanteKorrels

    De zandkorrels zijn lichtgrijs tot kleurloos en enigszins transparant.

    witteKorrels

    De zandkorrels zijn wit en niet transparant.

    zwarteKorrels

    De zandkorrels zijn zwart, niet tot iets transparant en vaak dof. De korrelvorm isvergelijkbaar met de vorm van andere zandkorrels.

    7.57 7.58 KwaliteitBeschrevenMonsters

    De lijst met de kwaliteitsniveaus van de monsters op het moment van de uitvoeringvan de beschrijving.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    deelsOngeroerd

    Een niet nader gespecificeerd deel van de monsters is ongeroerd.

    geroerd

    De beschrijving is gemaakt van geroerde boormonsters.

    onbekend

    De beschrijving is gemaakt van boormonsters waarvan de monsterkwaliteit niet bekendis.

    ongeroerd

    De beschrijving is gemaakt van ongeroerde boormonsters.

    7.58 7.59 Laagaandeelklasse

    De lijst voor de classificatie van het volumeaandeel van de laagjes in de laag.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    spoorTot1

    Er komt een spoor voor en dat betekent dat het aandeel in het volume minder dan 1% is.

    weinig1Tot10

    Er komt weinig voor en dat betekent dat het aandeel in het volume minimaal 1 en minderdan 10 % is.

    veel10Tot30

    Er komt veel voor en dat betekent dat het aandeel in het volume minimaal 10 en minderdan 30 % is.

    zeerVeel30Tot50

    Er komt zeer veel voor en dat betekent dat het aandeel in het volume minimaal 30 enminder dan 50 % is.

    uiterstVeel50Tot70

    Er komt uiterst veel voor en dat betekent dat het aandeel in het volume minimaal 50en minder dan 70 % is.

    merendeels70Tot90

    Er komt mnerendeels voor en dat betekent dat het aandeel in het volume minimaal 70en minder dan 90 % is.

    grotendeels90Tot99

    Er komt grotendeels voor en dat betekent dat het aandeel in het volume minimaal 90en minder dan 99 % is.

    bijnaVolledigTenminste99

    Er komt bijna volledig voor en dat betekent dat het aandeel in het volume minstens99 % is.

    aandeelOnbekend

    Laagjes zijn aanwezig, maar het aandeel in het volume is niet bekend.

    7.59 7.60 Laagdikteklasse

    De lijst voor de classificatie van de dikte van afwijkende laagjes en laagjes.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    ergDunGelamineerd

    De dikte van de laagjes is kleiner dan 2 mm.

    dunGelamineerd

    De dikte van de laagjes ligt tussen 2 en 6 mm.

    dikGelamineerd

    De dikte van de laagjes ligt tussen 6 en 20 mm.

    ergDunGelaagd

    De dikte van de laagjes ligt tussen 20 en 60 mm.

    dunGelaagd

    De dikte van de laagjes ligt tussen 60 en 200 mm.

    zeerDunSBBarchief

    De dikte van de laagjes is kleiner dan 10 mm. Een klasse gebruikt onder de StandaardBoor Beschrijvingsmethode tot versie 6.

    dunSBBarchief

    De dikte van de laagjes ligt tussen 10 en 100 mm. Een klasse gebruikt onder de StandaardBoor Beschrijvingsmethode tot versie 6.

    dikSBBarchief

    De dikte van de laagjes is groter dan 100 mm. Een klasse gebruikt onder de StandaardBoor Beschrijvingsmethode tot versie 6.

    wisselend

    De dikte van de laagjes varieert.

    onbekend

    De dikte van de laagjes is niet bekend.

    7.60 7.61 Landschapselement

    De lijst met de landschapselementen.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    beekdal

    Natuurlijk landschapselement. Een lager gelegen gebied buiten het rivieren- en kustgebiedwaardoor een beek stroomt.

    berm

    Menselijk landschapselement. Strook grond langs een weg die onder meer steun geeftaan het weglichaam.

    daliegat

    Menselijk landschapselement. Cirkelvormige depressie van twee á vijf meter doorsnedewaar kalkrijke klei is gewonnen die gebruikt werd voor de verbetering van (nu verdwenen)veenland.

    dekzandrug

    Natuurlijk landschapselement. Terreinverheffing met flauwe helling, die grotendeelsonder arctische omstandigheden in het Weichselien door de wind zijn gevormd.

    eenmanses

    Menselijk landschapselement. Veelal bolgelegen akker, vanaf de middeleeuwen ontstaanop zandgronden door toebrengen van een mengsel van plaggen en mest.

    esker

    Natuurlijk landschapselement. Heuvelrug gevormd door het smeltwater van landijs. Dezerug kan zowel in een tunnel onder het landijs tot afzetting zijn gekomen als tussenafsmeltende landijsblokken.

    gegravenWater

    Menselijk landschapselement. Door mensen gegraven of aangelegde watergang, zoals eensloot, gracht of kanaal.

    gemoerneerdTerrein

    Menselijk landschapselement. Onregelmatig hobbelig, terrein ontstaan door delvingvan zout veen. De ontstane putten werden daarna gedempt met uitgegraven klei.

    getijdeGeul

    Natuurlijk landschapselement. Bij laagwater droogvallende geul in een getijdengebied.

    getijdePlaat

    Natuurlijk landschapselement. Bij laagwater droogvallende plaat in een getijdengebied.

    geulInactief

    Natuurlijk landschapselement. Geul die nog verbinding heeft met de actieve geul maarwaarin het water niet meer doorstroomt.

    greppel

    Menselijk landschapselement. Niet watervoerende, smalle en ondiepe gegraven geul voorwaterafvoer vanuit de kavel naar de sloot.

    helling

    Natuurlijk landschapselement. Schuin oplopend of aflopend vlak in een landschap.

    houtwal

    Menselijk of halfnatuurlijk landschapselement. Natuurlijk begroeide wal met bomenen struiken als erfafscheiding en scheiding tussen weilanden en akkers.

    koebosje

    Menselijk landschapselement. Klein, met bomen begroeid en vaak met een ringsloot omzoomdstuk land waar in het verleden ziek vee begraven werd. Meestal gelegen aan de randvan een weide.

    kolk

    Natuurlijk landschapselement. Poel ontstaan door rondkolkend water tijdens dijkdoorbraak.

    kreekrug

    Natuurlijk landschapselement. Zandige rug in het zeekleilandschap ontstaan door inversievan het landschap.

    kustduin

    Natuurlijk of half natuurlijk landschapselement. Duin die gelegen is in het huidigekustgebied.

    kwelder

    Natuurlijk landschapselement. Begroeide buitendijkse landaanwas die bij een gemiddeldhoogwater niet meer onderloopt.

    landduin

    Natuurlijk of half natuurlijk landschapselement. Duinvorm in hoger gelegen zandgebieden,veelal ontstaan door ontbossing en overbegrazing.

    meer

    Natuurlijk of menselijk landschapselement. Door land omringde watervlakte.

    oeverwal

    Natuurlijk landschapselement. Een langgerekte hoogte langs een (voormalige) rivier.

    oudeBewoningsplaats

    Menselijk landschapselement. Plaats waar vroegere bewoning heeft plaatsgevonden.

    pingoruine

    Natuurlijk landschapselement. Cirkel- tot ovaalvormige depressies, omgeven door eenvrijwel gesloten walletje. Ontstaan onder arctische omstandigheden, onder invloedvan bodemijs.

    poel

    Natuurlijk of menselijk landschapselement. Niet-lijnvormig waterelement zonder aan-of afvoer van water. Omvat ook dobbes.

    rabat

    Menselijk landschapselement. Opgehoogde plantstrook voor bomen in natte gebieden.Het ophogen van het rabat gebeurt met de grond die vrijkomt bij het graven van waterafvoerendegreppels.

    restgeulDroog

    Natuurlijk landschapselement. Lijnvormige laagte ontstaan door opvulling van een kreekrugof rivier.

    restgeulWater

    Natuurlijk landschapselement. Watervoerende geul die niet meer verbonden is met eenactief systeem.

    restRandNietVerveend

    Menselijk landschapselement. Hoogveenrand die niet verveend is.

    rivierduinBegraven

    Natuurlijk landschapselement. Voormalig rivierduin dat overdekt is door later gevormdegrond en uitsteekt boven de omgeving.

    rivierduinNietBegraven

    Natuurlijk landschapselement. Rivierduin dat niet overdekt is en waarvan de vormingnog niet voltooid hoeft te zijn.

    rivierterras

    Natuurlijk landschapselement. Restant van een vroegere riviervlakte die door tektonischeen klimatologische processen hoger ligt dan de huidige rivierbedding.

    strand

    Natuurlijk landschapselement. Zandige strook met weinig of geen vegetatie direct grenzendaan de zee. Het strand loopt deels onder bij hoogwater.

    strandwal

    Natuurlijk landschapselement. Door de zee tot boven het hoogwater niveau opgeworpenzandbank. Strandwallen liggen evenwijdig aan (voormalige) kustlijnen.

    uiterwaarde

    Natuurlijk landschapselement. Grond gelegen tussen de bedding van actieve rivierenen de winterdijk. Uiterwaarden liggen door binnendijkse opslibbing hoger dan de aangrenzendebuitendijkse gebieden.

    ven

    Natuurlijk landschapselement. Ondiep meer in een zandgebied.

    zandbank

    Natuurlijk zeebodemelement. Ondiepe banken van zand die vaak ontstaan in de brandingnabij een strand.

    zandgolf

    Natuurlijk zeebodemelement. Golf van zand die over de bodem van de zee migreert, vaakmeters hoog en breed en met een lengte van honderden meters.

    zetwal

    Menselijk landschapselement. Vaak smalle, langgerekte strook grond in het veengebied,waar het uitgebaggerde veen op te drogen werd gelegd om er turven van te maken.

    zinkgat

    Natuurlijk landschapselement. Verticaal gat in kalksteen van enkele meters breed endiep, dat vaak opgevuld is met lokaal hellingmateriaal.

    7.61 7.62 LiggingOpGrondlichaam

    De lijst met de omschrijvingen van het deel van een grondlichaam waar de locatie vanonderzoek op ligt.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    binnenteen

    De binnenteen is de overgang van het talud naar het maaiveld aan de binnenzijde (bijdijken de landzijde) van het grondlichaam.

    buitenteen

    De buitenteen is de overgang van het talud naar het maaiveld aan de buitenzijde (bijdijken de waterzijde) van het grondlichaam.

    kruin

    De top of het hoogste vlak van het grondlichaam.

    talud

    De zijwand van het grondlichaam.

    teen

    De overgang van het talud naar het maaiveld, niet nader gespecificeerd naar binnen-of buitenkant.

    7.62 7.63 LokaalVerticaalReferentiepunt

    De lijst met de referentiepunten voor de verticale positie.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    maaiveld

    Het oppervlak van de vaste aarde, daar waar de aarde niet bedekt is met water. Hetmaaiveld vormt de grens tussen de ondergrond en de bovengrond.

    waterbodem

    De bodem van het waterlichaam. Deze vormt de grens tussen de ondergrond en de bovengrond,daar waar de aarde bedekt is met water.

    7.63 7.64 MassaPercentageklasse

    De lijst met de standaardclassificatie van massapercentages in de vakgebieden geologieen geotechniek.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    spoorTot1

    Er komt een spoor voor en dat betekent dat het aandeel in de massa minder dan 1 %is.

    weinig1tot25

    Er komt weinig voor en dat betekent dat het aandeel in de massa tussen minimaal 1en minder dan 25 % is.

    veel25tot50

    Er komt veel voor en dat betekent dat het aandeel in de massa minimaal 25 en minderdan 50 % is.

    zeerVeel50tot75

    Er komt zeer veel voor en dat betekent dat het aandeel in de massa minimaal 50 enminder dan 75 % is.

    uiterstVeelMinstens75

    Er komt uiterst veel voor en dat betekent dat het aandeel in de massa minstens 75% is.

    aandeelOnbekend

    Het bestanddeel is aanwezig, maar het aandeel in de massa is niet bekend.

    onbekend

    Het is niet bekend of het bestanddeel aanwezig is.

    7.64 7.65 MateVerwering

    De lijst voor de classificatie van de mate van verwering van schelpmateriaal.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    nietVerweerd

    Het schelpmateriaal vertoont geen sporen van chemische verwering.

    matigVerweerd

    Het schelpmateriaal is enigermate chemisch verweerd.

    sterkVerweerd

    Het schelpmateriaal is verregaand chemisch verweerd.

    verweerd

    Het schelpmateriaal is chemisch verweerd, maar de mate waarin is niet bekend.

    7.65 7.66 MenselijkSpoor

    De lijst met de menselijke sporen die de laagopbouw verstoren.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    graafSpoor

    Verstoring die wordt herkend als het gevolg van graven door de mens.

    hoefSpoor

    Verstoring die wordt herkend als het gevolg van de indruk van een poot van een hoefdier,dat waarschijnlijk als vee gehouden is (komt voor in kleiige afzettingen).

    ploegSpoor

    Verstoring die wordt herkend als het gevolg van ploegen.

    7.66 7.67 MethodeLocatiebepaling

    De lijst met de methoden voor het bepalen van de locatie van het onderzoek.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    DGPS50tot200cm

    Meting d.m.v. satellietnavigatie met differentiaalcorrectie, in het dagelijks gebruikaangeduid als DGPS. Afwijking tussen 50 en 200 cm. DGPS maakt gebruik van een wereldwijdsatellietnavigatiesysteem, Global Navigation Satellite System (GNSS). GNSS wordt inhet dagelijks gebruik vaak aangeduid met GPS als verzamelnaam voor de 4 systemen GPS,Glonass, Galileo en Beidou.

    GPS200tot1000cm

    Meting d.m.v. satellietnavigatie zonder correctie, SPP (Single Point Positioning),in het dagelijks gebruik aangeduid als GPS. Afwijking tussen 200 en 1000 cm. SPP maaktgebruik van een wereldwijd satellietnavigatiesysteem, Global Navigation SatelliteSystem (GNSS). GNSS wordt in het dagelijks gebruik vaak aangeduid met GPS als verzamelnaamvoor de 4 systemen GPS, Glonass, Galileo en Beidou.

    PPPGPS0tot2cm

    Meting d.m.v. PPP (Precise Point Positioning) satellietnavigatie, afwijking kleinerdan 2 cm. De nauwkeurigheid wordt bereikt wanneer de meting is uitgevoerd met AmbiguityResolution (PPP-AR) of bij een lange meettijd. PPP maakt gebruik van een wereldwijdsatellietnavigatiesysteem, Global Navigation Satellite System (GNSS). GNSS wordt inhet dagelijks gebruik vaak aangeduid met GPS als verzamelnaam voor de 4 systemen GPS,Glonass, Galileo en Beidou.

    PPPGPS2tot5cm

    Meting d.m.v. PPP (Precise Point Positioning) satellietnavigatie, afwijking tussen2 en 5 cm. De nauwkeurigheid wordt bereikt wanneer de meting is uitgevoerd met AmbiguityResolution (PPP-AR) of bij een lange meettijd. PPP maakt gebruik van een wereldwijdsatellietnavigatiesysteem, Global Navigation Satellite System (GNSS). GNSS wordt inhet dagelijks gebruik vaak aangeduid met GPS als verzamelnaam voor de 4 systemen GPS,Glonass, Galileo en Beidou.

    PPPGPS5tot10cm

    Meting d.m.v. PPP (Precise Point Positioning) satellietnavigatie, afwijking tussen5 en 10 cm. De nauwkeurigheid wordt bereikt wanneer de meting is uitgevoerd met AmbiguityResolution (PPP-AR) of bij een lange meettijd. PPP maakt gebruik van een wereldwijdsatellietnavigatiesysteem, Global Navigation Satellite System (GNSS). GNSS wordt inhet dagelijks gebruik vaak aangeduid met GPS als verzamelnaam voor de 4 systemen GPS,Glonass, Galileo en Beidou.

    PPPGPS10tot50cm

    Meting d.m.v. PPP (Precise Point Positioning) satellietnavigatie, afwijking tussen10 en 50 cm. De nauwkeurigheid wordt bereikt wanneer de meting is uitgevoerd in kortetijd zonder Ambiguity Resolution. PPP maakt gebruik van een wereldwijd satellietnavigatiesysteem,Global Navigation Satellite System (GNSS). GNSS wordt in het dagelijks gebruik vaakaangeduid met GPS als verzamelnaam voor de 4 systemen GPS, Glonass, Galileo en Beidou.

    RTKGPS0tot2cm

    Meting d.m.v. RTK (Real Time Kinematic) satellietnavigatie, in het dagelijks gebruikook wel aangeduid als DGPS, afwijking kleiner dan 2 cm. De nauwkeurigheid wordt bereiktwanneer de meting is uitgevoerd met Ambiguity Resolution (ook wel fix). RTK maaktgebruik van een wereldwijd satellietnavigatiesysteem, Global Navigation SatelliteSystem (GNSS). GNSS wordt in het dagelijks gebruik vaak aangeduid met GPS als verzamelnaamvoor de 4 systemen GPS, Glonass, Galileo en Beidou.

    RTKGPS2tot5cm

    Meting d.m.v. RTK (Real Time Kinematic) satellietnavigatie, in het dagelijks gebruikook wel aangeduid als DGPS, afwijking tussen 2 en 5 cm. De nauwkeurigheid wordt bereiktwanneer de meting is uitgevoerd met Ambiguity Resolution (ook wel fix). RTK maaktgebruik van een wereldwijd satellietnavigatiesysteem, Global Navigation SatelliteSystem (GNSS). GNSS wordt in het dagelijks gebruik vaak aangeduid met GPS als verzamelnaamvoor de 4 systemen GPS, Glonass, Galileo en Beidou.

    RTKGPS5tot10cm

    Meting d.m.v. RTK (Real Time Kinematic) satellietnavigatie, in het dagelijks gebruikook wel aangeduid als DGPS, afwijking tussen 5 en 10 cm. De nauwkeurigheid wordt bereiktwanneer de meting is uitgevoerd met Ambiguity Resolution (ook wel fix). RTK maaktgebruik van een wereldwijd satellietnavigatiesysteem, Global Navigation SatelliteSystem (GNSS). GNSS wordt in het dagelijks gebruik vaak aangeduid met GPS als verzamelnaamvoor de 4 systemen GPS, Glonass, Galileo en Beidou.

    RTKGPS10tot50cm

    Meting d.m.v. RTK (Real Time Kinematic) satellietnavigatie, in het dagelijks gebruikook wel aangeduid als DGPS, afwijking tussen 10 en 50 cm. De nauwkeurigheid wordtbereikt wanneer de meting is uitgevoerd zonder Ambiguity Resolution (ook wel fix).RTK maakt gebruik van een wereldwijd satellietnavigatiesysteem, Global NavigationSatellite System (GNSS). GNSS wordt in het dagelijks gebruik vaak aangeduid met GPSals verzamelnaam voor de 4 systemen GPS, Glonass, Galileo en Beidou.

    tachymetrie0tot10cm

    Meting d.m.v. tachymetrie, ook wel als landmeting of Total Station aangeduid, vanafeen referentiepunt dat geen NAP-peilmerk is, afwijking kleiner dan 10 cm.

    tachymetrie10tot50cm

    Meting d.m.v. tachymetrie, ook wel als landmeting of Total Station aangeduid, vanafeen referentiepunt dat geen NAP-peilmerk is, afwijking tussen 10 en 50 cm.

    DGPS0tot100cm

    Meting d.m.v. Real Time Kinematic GPS, ook wel als DGPS aangeduid of d.m.v. DifferentialGlobal Positioning System, afwijking kleiner dan 100 centimeter.

    DGPS100tot500cm

    Meting d.m.v. Global Positioning System of d.m.v. Differential Global PositioningSystem, afwijking tussen 100 en 500 centimeter.

    GBKNonbekend

    Locatie bepaald aan de hand van de grootschalige basiskaart van Nederland (tegenwoordigBGT), afwijking onbekend.

    GPSonbekend

    Meting d.m.v. Global Positioning System, afwijking onbekend.

    grondbakennavigatie

    Meting d.m.v. radionavigatie die gebruik maakt van een lokaal systeem van radiobakensop aarde. Afwijking onbekend, kan oplopen tot 500 meter. Deze methode werd vooralop zee gebruikt, voorbeelden zijn DECCA en Hi-Fix.

    kaartGrootschalig

    Locatie bepaald aan de hand van niet-digitale kaart, afwijking onbekend. Een grootschaligekaart is een kaart met een schaalgrootte niet kleiner dan 1:10.000 (bijvoorbeeld 1:500,1:5.000 of 1:10.000).

    kaartKleinschalig

    Locatie bepaald aan de hand van niet-digitale kaart, afwijking onbekend. Een kleinschaligekaart is een kaart met een schaalgrootte kleiner dan 1:10.000 (bijvoorbeeld 1:25.000,1:50.000 of 1:100.000).

    kaartOnbekend

    Locatie bepaald aan de hand van een analoge kaart, afwijking onbekend. De schaal vande kaart is niet bekend.

    landmetingOnbekend

    Meting d.m.v. landmeting, afwijking onbekend.

    onbekend

    Het is niet bekend op welke manier de locatie is bepaald.

    7.67 7.68 MethodePositiebepalingSliblaag

    De lijst met de methoden voor het bepalen van de verticale positie van de sliblaag.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    akoestisch

    Via deze technieken wordt met een hoogfrequent (210 – 700 kHz) de afstand van eenzender tot de bovenzijde van de sliblaag bepaald. Dit is de laag waarop het signaalreflecteert. Lage frequenties (15 – 30 kHZ) kunnen onder bepaalde omstandigheden gebruiktworden om de onderzijde van de sliblaag te definiëren.

    elektromagnetisch

    Bij deze techniek worden elektromagnetische pulsen gebruikt om de waterdiepte en onderzijdevan de sliblaag te bepalen. Er wordt gewerkt met een zender en ontvanger. De resolutieis afhankelijk van de geleidbaarheid van het water, grondsoort, meetfrequentie.

    radioactief

    Bij deze techniek wordt in de waterkolom de dichtheid radioactief bepaald. Op basisvan dichtheidsverschillen wordt de top van de sliblaag vastgesteld.

    ultrasoon

    Bij deze techniek wordt in de waterkolom de dichtheid met hoogfrequente geluidsgolvenbepaald. Op basis van dichtheidsverschillen wordt de top van de sliblaag vastgesteld.

    versnelling

    Bij deze techniek laat met een object in de waterkolom vallen. Door gelijktijdig dediepte en versnelling te meten kan worden afgeleid op welke diepte zich de bovenzijdevan de sliblaag zich bevindt. In het slib zal de valversnelling van het instrumentvertragen.

    visueel

    Voor metingen aan een monsterkolom wordt een transparante holle buis (aan de onderzijdeal dan niet afsluitbaar) in de grond gedrukt. Visueel wordt dan de bovenzijde vande sliblaag bepaald.

    waterdruk

    Deze techniek maakt gebruik van een meetinstrument dat achter een boot voortgetrokkenwordt. Hiervoor dient de dichtheid van de top van de sliblaag vooraf gedefinieerdte worden. Door het meetinstrument deze dichtheid te geven hoeft alleen de hoogtevan de waterkolom boven het meetinstrument gemeten te worden met een waterdrukmeter.

    weerstandMechanisch

    Bij deze techniek wordt een meetlichaam mechanisch naar beneden gedrukt. De weerstandenhierbij worden geregistreerd. Dit kan tevens in de meetkop plaatsvinden zoals bijeen sondering.

    weerstandPeilhengel

    Bij toepassing van een peilhengel is een peilstok met een schijf van 10 cm diameterbevestigd aan een hengel. De hengel wordt gebruikt om de peilstok neer te laten totdeze blijft staan op een sliblaag. De diepte kan worden afgelezen (b-weerstand).

    weerstandPeilstok

    Bij toepassing van een peilstok wordt gebruik gemaakt van een licht gewicht stok meteen geperforeerde schijf van 10 tot 18 cm diameter om de bovenzijde van de sliblaagte bepalen op basis van gevoelde weerstand bij indrukken in de bodem (a-weerstand).

    7.68 7.69 MethodeVerticalePositiebepaling

    De lijst met de methoden voor het bepalen van de verticale positie van het onderzoek.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    AHN2_50cmRaster

    Positie bepaald m.b.v. Actueel Hoogtebestand Nederland, versie 2 ingewonnen tussen2007 en 2012. Voor de bepaling van de verticale positie is het rasterbestand van 50x 50 cm gebruikt. De uitvoerder heeft met kennis van zaken gebruik gemaakt van hetruwe rasterbestand of het gefilterde rasterbestand, het zogenaamde maaiveldrasteris gefilterd voor elementen die op het maaiveld staan zoals begroeiing en bebouwing.

    AHN3_50cmRaster

    Positie bepaald m.b.v. Actueel Hoogtebestand Nederland, versie 3, ingewonnen tussen2014 en 2019. Voor de bepaling van de verticale positie is het rasterbestand van 50x 50 cm gebruikt. De uitvoerder heeft met kennis van zaken gebruik gemaakt van hetruwe rasterbestand of het gefilterde rasterbestand, het zogenaamde maaiveldrasteris gefilterd voor elementen die op het maaiveld staan zoals begroeiing en bebouwing.

    AHN4_50cmRaster

    Positie bepaald m.b.v. Actueel Hoogtebestand Nederland, versie 4, ingewonnen tussen2020 en 2022. Voor de bepaling van de verticale positie is het rasterbestand van 50x 50 cm gebruikt. De uitvoerder heeft met kennis van zaken gebruik gemaakt van hetruwe rasterbestand of het gefilterde rasterbestand, het zogenaamde maaiveldrasteris gefilterd voor elementen die op het maaiveld staan zoals begroeiing en bebouwing.

    PPPGPS0tot4cm

    Meting d.m.v. PPP (Precise Point Positioning) satellietnavigatie, afwijking kleinerdan 4 cm. De nauwkeurigheid wordt bereikt wanneer de meting is uitgevoerd met AmbiguityResolution (PPP-AR) of bij een lange meettijd. PPP maakt gebruik van een wereldwijdsatellietnavigatiesysteem, Global Navigation Satellite System (GNSS). GNSS wordt inhet dagelijks gebruik vaak aangeduid met GPS als verzamelnaam voor de 4 systemen GPS,Glonass, Galileo en Beidou.

    PPPGPS4tot10cm

    Meting d.m.v. PPP (Precise Point Positioning) satellietnavigatie, afwijking tussen4 en 10 cm. De nauwkeurigheid wordt bereikt wanneer de meting is uitgevoerd met AmbiguityResolution (PPP-AR) of bij een lange meettijd. PPP maakt gebruik van een wereldwijdsatellietnavigatiesysteem, Global Navigation Satellite System (GNSS). GNSS wordt inhet dagelijks gebruik vaak aangeduid met GPS als verzamelnaam voor de 4 systemen GPS,Glonass, Galileo en Beidou.

    PPPGPS10tot20cm

    Meting d.m.v. PPP (Precise Point Positioning) satellietnavigatie, afwijking tussen10 en 20 cm. De nauwkeurigheid wordt bereikt wanneer de meting is uitgevoerd met AmbiguityResolution (PPP-AR) of bij een lange meettijd. PPP maakt gebruik van een wereldwijdsatellietnavigatiesysteem, Global Navigation Satellite System (GNSS). GNSS wordt inhet dagelijks gebruik vaak aangeduid met GPS als verzamelnaam voor de 4 systemen GPS,Glonass, Galileo en Beidou.

    PPPGPS20tot100cm

    Meting d.m.v. PPP (Precise Point Positioning) satellietnavigatie, afwijking tussen20 en 100 cm. De nauwkeurigheid wordt bereikt wanneer de meting is uitgevoerd in kortetijd zonder Ambiguity Resolution. PPP maakt gebruik van een wereldwijd satellietnavigatiesysteem,Global Navigation Satellite System (GNSS). GNSS wordt in het dagelijks gebruik vaakaangeduid met GPS als verzamelnaam voor de 4 systemen GPS, Glonass, Galileo en Beidou.

    RTKGPS0tot4cm

    Meting d.m.v. RTK (Real Time Kinematic) satellietnavigatie, in het dagelijks gebruikook wel aangeduid als DGPS, afwijking kleiner dan 4 cm. De nauwkeurigheid wordt bereiktwanneer de meting is uitgevoerd met Ambiguity Resolution (ook wel fix). RTK maaktgebruik van een wereldwijd satellietnavigatiesysteem, Global Navigation SatelliteSystem (GNSS). GNSS wordt in het dagelijks gebruik vaak aangeduid met GPS als verzamelnaamvoor de 4 systemen GPS, Glonass, Galileo en Beidou.

    RTKGPS4tot10cm

    Meting d.m.v. RTK (Real Time Kinematic) satellietnavigatie, in het dagelijks gebruikook wel aangeduid als DGPS, afwijking tussen 4 en 10 cm. De nauwkeurigheid wordt bereiktwanneer de meting is uitgevoerd met Ambiguity Resolution (ook wel fix). RTK maaktgebruik van een wereldwijd satellietnavigatiesysteem, Global Navigation SatelliteSystem (GNSS). GNSS wordt in het dagelijks gebruik vaak aangeduid met GPS als verzamelnaamvoor de 4 systemen GPS, Glonass, Galileo en Beidou.

    RTKGPS10tot20cm

    Meting d.m.v. RTK (Real Time Kinematic) satellietnavigatie, in het dagelijks gebruikook wel aangeduid als DGPS, afwijking tussen 10 en 20 cm. De nauwkeurigheid wordtbereikt wanneer de meting is uitgevoerd met Ambiguity Resolution (ook wel fix). RTKmaakt gebruik van een wereldwijd satellietnavigatiesysteem, Global Navigation SatelliteSystem (GNSS). GNSS wordt in het dagelijks gebruik vaak aangeduid met GPS als verzamelnaamvoor de 4 systemen GPS, Glonass, Galileo en Beidou.

    RTKGPS20tot100cm

    Meting d.m.v. RTK (Real Time Kinematic) satellietnavigatie, in het dagelijks gebruikook wel aangeduid als DGPS, afwijking tussen 20 en 100 cm. De nauwkeurigheid wordtbereikt wanneer de meting is uitgevoerd zonder Ambiguity Resolution (ook wel fix).RTK maakt gebruik van een wereldwijd satellietnavigatiesysteem, Global NavigationSatellite System (GNSS). GNSS wordt in het dagelijks gebruik vaak aangeduid met GPSals verzamelnaam voor de 4 systemen GPS, Glonass, Galileo en Beidou.

    tachymetrie0tot10cm

    Meting d.m.v. tachymetrie, ook wel als landmeting of Total Station aangeduid, vanafeen referentiepunt dat geen NAP-peilmerk is, afwijking kleiner dan 10 cm.

    tachymetrie10tot50cm

    Meting d.m.v. tachymetrie, ook wel als landmeting of Total Station aangeduid, vanafeen referentiepunt dat geen NAP-peilmerk is, afwijking tussen 10 en 50 cm.

    waterpassing0tot2cm

    Meting d.m.v. waterpassing vanaf een NAP-peilmerk, afwijking kleiner dan 2 cm.

    waterpassing2tot4cm

    Meting d.m.v. waterpassing vanaf een NAP-peilmerk, afwijking tussen 2 en 4 cm.

    waterpassing4tot10cm

    Meting d.m.v. waterpassing vanaf een NAP-peilmerk, afwijking tussen 4 en 10 cm.

    AHN1

    Positie bepaald m.b.v. Actueel Hoogtebestand Nederland, versie 1 van 1996-2003.

    AHN2

    Positie bepaald m.b.v. Actueel Hoogtebestand Nederland, versie 2 van 2007-2012.

    AHN3

    Positie bepaald m.b.v. Actueel Hoogtebestand Nederland, versie 3 van 2014-2019.

    AHNonbekend

    Positie bepaald m.b.v. Actueel Hoogtebestand Nederland, versie onbekend.

    DGPS0tot10cm

    Meting d.m.v. Real Time Kinematic GPS, ook wel als DGPS aangeduid, afwijking kleinerdan 10 centimeter.

    geen

    Er is geen positie bepaald.

    GPSonbekend

    Meting d.m.v. Global Positioning System, afwijking onbekend.

    kaartGrootschalig

    Locatie bepaald aan de hand van niet-digitale kaart, afwijking onbekend. Een grootschaligekaart is een kaart met een schaalgrootte niet kleiner dan 1:10.000 (bijvoorbeeld 1:500,1:5.000 of 1:10.000).

    kaartKleinschalig

    Locatie bepaald aan de hand van niet-digitale kaart, afwijking onbekend. Een kleinschaligekaart is een kaart met een schaalgrootte kleiner dan 1:10.000 (bijvoorbeeld 1:25.000,1:50.000 of 1:100.000).

    kaartOnbekend

    Positie bepaald aan de hand van niet-digitale kaart, afwijking onbekend.

    landmetingOnbekend

    Meting d.m.v. landmeting, afwijking onbekend.

    onbekend

    Het is niet bekend op welke manier de verticale positie is bepaald.

    7.69 7.70 Monsterkwaliteit

    De lijst met de kwaliteitsniveaus van de monsters op het moment van de uitvoeringvan de bepaling.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    QM1

    Gelaagdheid, interne gelaagdheid (ofwel interne structuur), veldvochtigheid (ofwelmonstervochtigheid), consistentie en spanningstoestand intact (verandering door monsternamereversibel).

    QM2

    Gelaagdheid, interne gelaagdheid (ofwel interne structuur), veldvochtigheid (ofwelmonstervochtigheid) en consistentie intact.

    QM3

    Gelaagdheid, interne gelaagdheid (ofwel interne structuur) en veldvochtigheid (ofwelmonstervochtigheid) intact.

    QM4

    Gelaagdheid intact.

    QM5

    Gelaagdheid niet intact.

    7.70 7.71 Monstervochtigheid

    De lijst voor de classificatie van de vochtigheidstoestand van het materiaal.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    volledigUitgedroogd

    Het materiaal bevat geen vocht.

    uitgedroogd

    Het materiaal bevat vocht maar vertoont ook sporen van krimp of vlekken die erop wijzendat een deel van het vocht verdampt is.

    veldvochtig

    Het materiaal is net zo vochtig als het materiaal dat direct uit het boorgat komt.

    onbekend

    De vochtigheidstoestand van het materiaal is niet bekend.

    7.71 7.72 MunsellHoofdkleur

    De lijst voor de codes van de hoofdkleur in het Munsellsysteem.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    5B

    De waarde van de hoofdkleur is 5B. De B staat voor de kleur blauw (Blue).

    10B

    De waarde van de hoofdkleur is 10B. De B staat voor de kleur blauw (Blue).

    5BG

    De waarde van de hoofdkleur is 5BG. Dit staat voor de kleur blauw groen (Blue Green).

    10BG

    De waarde van de hoofdkleur is 10BG. Dit staat voor de kleur blauw groen (Blue Green).

    5G

    De waarde van de hoofdkleur is 5G. Dit staat voor de kleur groen (Green).

    10G

    De waarde van de hoofdkleur is 10G. Dit staat voor de kleur groen (Green).

    5GY

    De waarde van de hoofdkleur is 5GY. Dit staat voor de kleur groen geel (Green Yellow).

    10GY

    De waarde van de hoofdkleur is 10GY. Dit staat voor de kleur groen geel (Green Yellow).

    N

    De waarde van de hoofdkleur is N. Dit staat voor de kleur neutraal (Neutral).

    5P

    De waarde van de hoofdkleur is P. De P staat voor de kleur paars (Purple).

    5PB

    De waarde van de hoofdkleur is 5PB. Dit staat voor kleur paars blauw (Purple Blue).

    5R

    De waarde van de hoofdkleur is 5R. Dit staat voor de kleur rood (Red).

    7.5R

    De waarde van de hoofdkleur is 7.5R. Dit staat voor de kleur rood (Red).

    10R

    De waarde van de hoofdkleur is 10R. Dit staat voor de kleur rood (Red).

    5RP

    De waarde van de hoofdkleur is 5RP. De RP staat voor de kleur rood (RedPurple).

    2.5Y

    De waarde van de hoofdkleur is 2.5Y. Dit staat voor de kleur geel (Yellow).

    5Y

    De waarde van de hoofdkleur is 5Y. Dit staat voor de kleur geel (Yellow).

    10Y

    De waarde van de hoofdkleur is 10Y. Dit staat voor de kleur geel (Yellow).

    2.5YR

    De waarde van de hoofdkleur is 2.5YR. Dit staat voor de hoofdkleur geel rood (YellowRed).

    5YR

    De waarde van de hoofdkleur is 5YR. Dit staat voor de hoofdkleur geel rood (YellowRed).

    7.5YR

    De waarde van de hoofdkleur is 7.5YR. Dit staat voor de hoofdkleur geel rood (YellowRed).

    10YR

    De waarde van de hoofdkleur is 10YR. Dit staat voor de hoofdkleur geel rood (YellowRed).

    7.72 7.73 MunsellWitheid

    De lijst voor de codes van de witheid in het Munsellsysteem.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    1

    De waarde van de witheid is 1.

    2

    De waarde van de witheid is 2.

    2.5

    De waarde van de witheid is 2.5.

    3

    De waarde van de witheid is 3.

    4

    De waarde van de witheid is 4.

    5

    De waarde van de witheid is 5.

    6

    De waarde van de witheid is 6.

    7

    De waarde van de witheid is 7.

    8

    De waarde van de witheid is 8.

    8.5

    De waarde van de witheid is 8.5.

    9

    De waarde van de witheid is 9.

    9.5

    De waarde van de witheid is 9.5.

    7.73 7.74 MunsellZuiverheid

    De lijst voor de codes van de zuiverheid in het Munsellsysteem.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    1

    De waarde van de zuiverheid is 1.

    2

    De waarde van de zuiverheid is 2.

    3

    De waarde van de zuiverheid is 3.

    4

    De waarde van de zuiverheid is 4.

    6

    De waarde van de zuiverheid is 6.

    8

    De waarde van de zuiverheid is 8.

    7.74 7.75 NaamGebeurtenis

    De lijst met de gebeurtenissen.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    eindGerapporteerd

    Er is na de rapportage van een of meerdere deelonderzoeken een volgend deelonderzoekgerapporteerd, en dat is het rapport waarmee het onderzoek wordt gecompleteerd.

    startGerapporteerd

    Het eerste deel van het onderzoek is gerapporteerd, maar daarmee is het onderzoeknog niet compleet.

    volledigGerapporteerd

    Het onderzoek is in een keer volledig gerapporteerd.

    7.75 7.76 Organischestofgehalteklasse

    De lijst voor de classificatie van het aandeel organische stof in grond volgens NEN-EN-ISO14688.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    nietOrganisch

    Organische stof is niet aanwezig.

    zwakOrganisch

    Organische stof is waarneembaar aanwezig en heeft voelbaar geen invloed op het gedragvan de grond.

    sterkOrganisch

    Organische stof is waarneembaar aanwezig en heeft voelbaar invloed op het gedrag vande grond.

    7.76 7.77 OrganischestofgehalteklasseNEN5104

    De lijst voor de classificatie van het aandeel organisch materiaal in grond volgensNEN 5104.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    nietHumeus

    Organische materiaal is niet aanwezig.

    zwakHumeus

    Organisch materiaal is aanwezig en maakt minder dan 2,5 % van de massa uit, tenzijde grond als een klei is benoemd dan kan het aandeel tot 5 % bedragen.

    matigHumeus

    Organisch materiaal maakt minimaal 2,5 en minder dan 8 % van de massa uit, tenzijde grond als een klei is benoemd dan kan het aandeel tot 16 % bedragen.

    sterkHumeus

    Organisch materiaal maakt minimaal 8 en minder dan 16 % van de massa uit, tenzij degrond als een klei is benoemd dan kan het aandeel tot 30 % bedragen.

    humeus

    Organisch materiaal is aanwezig, maar het aandeel in de massa is niet bekend.

    onbekend

    Het is niet bekend of organisch materiaal aanwezig is.

    7.77 7.78 RedenNietBeschreven

    De lijst met de redenen waarom een interval niet is beschreven.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    geenMonster

    Het interval is niet beschreven omdat de monsters niet meer voorhanden waren.

    geenOpbrengst

    Het interval is niet beschreven omdat de monstercontainer voor een deel leeg was (ofomdat een deel van interval dat continu gestoken had moeten worden, niet helemaalbemonsterd kon worden). Het ‘lege’ deel wordt altijd vastgelegd als diepste deel vaneen interval.

    geenOpdracht

    Het interval is niet beschreven omdat het was uitgesloten van de opdracht.

    geenVasteOndergrond

    Het interval is niet beschreven omdat er een holte in de ondergrond was (al dan nietopgevuld met water).

    mechanischVerstoord

    Het interval is niet beschreven omdat de laagopbouw ernstig verstoord is door eenpost-sedimentaire discontinuïteit.

    naval

    Het interval is niet beschreven omdat het aanwezige materiaal als naval is beschouwd.

    proefstukUitgenomen

    Het interval is niet beschreven omdat een proefstuk is uitgenomen voor boormonsteranalysedat de volledige doorsnede van het monster beslaat en er onvoldoende materiaal wasom het op de juiste wijze te beschrijven.

    antropogeenVerstoord

    Het interval is niet beschreven omdat de laagopbouw verstoord is door de mens. Hetinterval bestaat uit materiaal dat door de mens is neergelegd of uit natuurlijke grondwaarvan de samenhang door de mens volledig is verstoord.

    beschrijvingOnvoldoende

    Het interval is zeer summier beschreven en voldoet niet aan de eisen van de beschrijfkwaliteitvan het boorprofiel.

    onbekend

    De reden waarom het interval niet is beschreven is niet bekend.

    7.78 7.79 Referentiestelsel

    De lijst met de referentiestelsels waarin de coördinaten zijn gedefinieerd.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    ETRS89

    European Terrestrial Reference System 1989 (EPSG 4258).

    RD

    Rijks Driehoeksmeting – Amersfoort RD New (EPSG 28992).

    WGS84

    World Geodetic System 1984 (EPSG 4326).

    7.79 7.80 Registratiestatus

    De lijst met de statussen waarin het registratieobject zich bevindt.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    aangevuld

    Het registeren van de gegevens van het object heeft na de start van de registratieeen vervolg gekregen. De gegevens in de registratie ondergrond zijn minimaal een keeraangevuld met nieuwe gegevens.

    geregistreerd

    Het registeren van de gegevens van het object is gestart. De gegevens uit het eerstebrondocument zijn in de registratie ondergrond vastgelegd. Er zijn daarna geen nieuwegegevens geregistreerd.

    voltooid

    Het registeren van de gegevens van het object is voltooid. Alle gegevens zijn in deregistratie ondergrond vastgelegd en er kunnen geen nieuwe gegevens meer worden geregistreerd.

    7.80 7.81 SedimentairFenomeen

    De lijst met de sedimentaire fenomenen.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    dropClast

    Een geïsoleerde klast bestaande uit klei of leem die de laag eronder heeft ingedrukt.

    dropStone

    Een geïsoleerde klast variërend in grootte van grind tot keitje in meer fijnkorreligegrond, die de laag eronder heeft ingedrukt.

    7.81 7.82 Sfericiteit

    De lijst voor de classificatie van de bolrondheid van korrels.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    bol

    De gemiddelde korrel is in alle richtingen ongeveer even lang.

    langwerpig

    De gemiddelde korrel is in twee van de drie richtingen ongeveer even lang, maar inde derde veel langer

    plat

    De gemiddelde korrel is in twee van de drie richtingen ongeveer even lang, maar inde derde veel korter.

    7.82 7.83 SoortArcheologischBestanddeel

    De lijst met de bestanddelen van lagen die vanuit archeologisch oogpunt interessantzijn.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    aardewerk

    Aardewerk en fragmenten van aardewerk, bijvoorbeeld potscherven of pijpenkoppen.

    baksteen

    Baksteen en fragmenten van baksteen.

    botOnverbrand

    Bot en fragmenten van bot die niet verbrand en al dan niet bewerkt zijn.

    botVerbrand

    Bot en fragmenten van bot die verbrand en al dan niet bewerkt zijn.

    gebrokenKwarts

    Gebroken, hoekig gesteentegruis, enkele millimeters groot, dat herkend wordt als gebruiktvoor de verschraling van klei voor het vervaardigen van keramische objecten, bijvoorbeeldpotten.

    glas

    Glas en glasscherven.

    houtskoolBrokken

    Houtskoolresten die groter zijn dan 2 mm.

    houtskoolSpikkels

    Houtskoolresten die kleiner zijn dan 2 mm.

    metaal

    Metaalresten en metalen gebruiksvoorwerpen.

    natuursteen

    Steen die herkend wordt als een door de mens behandeld of verwerkte brok gesteente.

    verbrandeLeem

    Leem of klei die door blootstelling aan hitte geblakerd of gebakken is.

    verbrandingsresten

    Minerale verbrandingsresten en amorfe bijproducten van verbranding of verbrandingof verhitting die niet uit leem bestaan.

    visrest

    Delen van vissen die door de mens gebruikt zijn als voedsel.

    vuursteenBewerkt

    Vuursteenfragmenten die herkend worden als het product van bewerking.

    7.83 7.84 SoortBijzonderBestanddeel

    De lijst met de bijzondere bestanddelen van grond.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    botresten

    Natuurlijk bestanddeel: botten, of resten daarvan, afkomstig van gewervelde dierenof mensen. Uitgesloten hiervan zijn resten van vissen. De botresten zijn vaak wittot grijs van kleur en hebben een grootte van enkele millimeters tot decimeters.

    breuksteen

    Antropogeen bestanddeel: stenen van natuurlijk materiaal die gebruikt zijn als ballastof stortsteen.

    doppleriet

    Natuurlijk bestanddeel: samengeklonterde geleiachtige humuszuren in oude wortelgangenof holtes in veen of het onderliggende substraat. Ontstaat bij het draineren van hoogveenen de daarop volgende oxidatie van veen waardoor de humuszuren als stroperige zwartebrij naar beneden sijpelen en samenklonteren. Doppleriet heeft de consistentie enstructuur van zwarte schoensmeer; bij langdurige blootstelling aan lucht verkleurdhet naar bruin. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    fosfaatconcreties

    Natuurlijk bestanddeel: bolronde of knolvormige fosforieten of fosfaatconcreties hebbeneen groengrijze tot zwarte kleur. De concreties worden vooral gevonden in glauconiethoudendezanden uit het Tertiair of Midden-Krijt. De waarde is alleen van toepassing bij deuitgebreide beschrijving.

    goethiet

    Natuurlijk bestanddeel: korrelvormige ijzerhydroxide met een matte, donkerbruine kleur.Komt voor als koffieboontjes-achtige korrels tot 2 mm groot. De waarde is alleen vantoepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    gruisPuimsteen

    Natuurlijk bestanddeel: fijne vulkanische resten (puimsteen) en as met een korrelgroottekleiner dan 2 mm. De puimsteen is herkenbaar aan de gelig-grijze kleur, de in de korrelsaanwezige kleine poriën en het lage gewicht waardoor het drijft. Bij een korrelgroottegroter dan 2 mm wordt het als grind beschreven. In de volksmond wordt het ook welbimsen of bimsenzand genoemd. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreidebeschrijving.

    houtskool

    Antropogeen of natuurlijk bestanddeel: door verbranding verkoolde resten van hout.Het materiaal is zwart, vaak gebroken en heeft meestal een grootte van millimeterstot enkele decimeters.

    huisvuil

    Antropogeen bestanddeel: huishoudelijk afval, bestaat vaak uit verpakkingsmateriaal(papier of plastic), plastic, metaal, klein aardewerk en eventueel etensresten.

    ijzerconcretiesGeenKlappersteen

    Natuurlijk bestanddeel: korrels of brokken samengesteld materiaal van neergeslagenijzerverbindingen in een matrix van zand en/of grind, klei of silt. Het is meestalgeelbruin, roodbruin of donkerbruin van kleur (roestig) maar kan als het opengebrokenwordt van binnen donkergrijs tot bijna zwart zijn. De grootte van de brokken is meestal0,5 tot 50 mm, maar grotere brokken zijn mogelijk. De concreties komen soms in laagjesvoor. Klapperstenen zijn ook een soort ijzerconcretie maar die worden apart benoemd.

    ijzerconcretiesKlappersteen

    Natuurlijk bestanddeel: bijzonder soort ijzerconcretie die als bolvormige (concentrische)concretie gevormd is rond een klei- of leembrok met een grootte van enkele millimeterstot centimeters. De concretie is meestal geelbruin, roodbruin of donkerbruin van kleur(roestig) aan de buiten en binnenzijde, maar het binnenste van de concretie is meestaldonkergrijs tot bijna zwart van kleur. Bij geroerde boormethoden breken de concretiesvaak waardoor er alleen bolvormige fragmenten aanwezig zijn in het boormonster. Intacteklapperstenen makken meestal een tikkend of klapperend geluid als ze geschud worden.

    jarosiet

    Natuurlijk bestanddeel: kleine brokjes of vlekken van geel mineraal (gehydrateerdkalium-ijzer-sulfaat) dat kan voorkomen in zure klei- of veenlagen, meestal in combinatiemet ijzerconcreties en -vlekken. Komt voornamelijk voor in ingepolderde of gedraineerdegebieden in zogenaamde katteklei. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreidebeschrijving.

    kalkconcreties

    Natuurlijk bestanddeel: delen van de grond die door calciumcarbonaat tot een geheelzijn samengekit. Omvat een scala aan verschijningsvormen, van lösspoppetjes tot septariën.Lössafzettingen daargelaten, komen de concreties overwegend voor in Tertiaire kleilagen.De grootte ligt meestal tussen enkele centimeters en enkele decimeters.

    mangaanconcreties

    Natuurlijk bestanddeel: korrels of brokken samengesteld materiaal van neergeslagenmangaanverbindingen in een matrix van zand en/of grind. Het is blauwzwart, donkergrijs-zwartof zwart van kleur. De grootte van de brokken varieert van millimeters tot centimeters,maar kan ook decimeters zijn. De zwarte mangaanconcretie is soms omgeven door ijzerconcretiesen roestvlekken. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    mijnsteen

    Antropogeen bestanddeel: stenen van natuurlijk materiaal die het bijproduct zijn vanmijnbouw.

    ophoogmateriaalLichtKunststof

    Antropogeen bestanddeel: ophoogmateriaal met een laag soortelijk gewicht dat vooraluit plastics en soortgelijke kunststoffen bestaat, met als voorbeeld geëxpandeerdpolystyreen.

    ophoogmateriaalLichtStenig

    Antropogeen bestanddeel: ophoogmateriaal met een laag soortelijk gewicht dat uit stenigmateriaal van menselijke makelij bestaat. Voorbeelden zijn bims, geëxpandeerde kleikorrels,flugsand, schuimbeton en schuimglas.

    puin

    Antropogeen bestanddeel: bouw- en sloopafval, veelal een mengsel van stenige materialendie door de mens gemaakt of bewerkt zijn; soilmix, een mengsel van de grond ter plaatsemet een materiaal als cement of waterglas, wordt ook hiertoe gerekend.

    siderietconcreties

    Natuurlijk bestanddeel: een bijzonder soort ijzerconcretie opgebouwd uit ijzercarbonaatmet een grijs-bruine, donker roodbruine of donker bruine kleur. Kenmerkende eigenschapis dat het reageert op zoutzuur (HCl). De vorm is vaak langwerpig en de grootte loopttot enkele decimeters. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    verbrandingsrestenFijn

    Antropogeen bestanddeel: minerale verbrandingsresten met een diameter vergelijkbaarmet die van silt en lutum (kleiner dan 63 μm). De waarde is alleen van toepassingbij de uitgebreide beschrijving.

    verbrandingsrestenMiddelgrof

    Antropogeen bestanddeel: minerale verbrandingsresten met een diameter die vergelijkbaaris met zand (0,063 tot 2 mm). De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreidebeschrijving.

    verbrandingsrestenGrof

    Antropogeen bestanddeel: minerale verbrandingsresten met een diameter groter dan 2mm. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    vivianiet

    Natuurlijk bestanddeel: mineraal (gehydrateerd ferrofosfaat) dat meestal in de vormvan kleine brokjes voorkomt in (organisch rijke) klei of leem. Meest herkenbare eigenschapis dat het verse witte mineraal binnen korte tijd verkleurd naar fel blauw bij blootstellingaan de lucht. De brokjes hebben meestal een grootte van 0,5 tot 10 mm. Komt incidenteelook voor in combinatie met ijzeroer en kan dan als brokjes en/of huidjes voorkomen.De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    wegverhardingsmateriaal

    Antropogeen bestanddeel: materiaal dat gebruikt is voor het verharden van wegen enerven. Voorbeelden zijn asfalt, betonklinkers, klinkers, steenslag en tegels. Hierondervalt ook halfverharding in de vorm van lavagruis, schelpengruis, en andere verhardeopgebrachte grondmengsels.

    zwerfkeiVerweerd

    Natuurlijk bestanddeel: een sterk verweerde zwerfkei (meestal van graniet) die volledigvergruisd is. De vergruisde resten vullen hetzelfde volume als de oorspronkelijkezwerfkei, maar kunnen enigszins versleurd zijn door grondwerking. De grootte van hetgeheel varieert van enkele centimeters tot decimeters, het gruis zelf is meestal totenkele millimeters groot. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    concreties

    Natuurlijk bestanddeel: niet nader gespecificeerde delen van de grond die tot eengeheel zijn samengekit.

    7.84 7.85 SoortDierfossiel

    De lijst met de categorieën dierlijke fossielen.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    balanus

    Resten van zeepokken, een groep van sedentair levende kreeftachtigen die met namein getijdengebieden leven en een kegelvormige, uit kalkplaatjes opgebouwde schaalvormen.

    bryozoa

    Resten van bryozoa of mosdiertjes, een groep van sedentair levende, kolonievormendeongewervelde dieren die in brak- en zoutwater voorkomen. De individuen zijn typisch0,5 mm groot en vormen een kalkig of hoornachtig skelet in de vorm van een bekertjeof buisje.

    ditrupa

    Fossiele resten van de schaal van een mariene borstelworm. De buisvormige schalenlopen enigszins spits toe en zijn licht gebogen. Vertonen een sterke gelijkenis meteen slagtand van een olifant, vandaar de in de volksmond gehanteerde naam Olifantstandjes.

    foraminifeer

    Resten van foraminiferen, eencellige mariene organismen die een veelal kalkig schaaltjevormen dat typisch in grootte varieert tussen 0,1 en 5 mm.

    haaientand

    Haaientanden of de herkenbare resten daarvan, al dan niet gefossiliseerd.

    lingula

    Schelpen of schelpresten van Lingula, een levend fossiel dat al sinds het Siluur ofmogelijk ouder bestaat. Lingula komt tegenwoordig specifiek voor in brak water. Deschelpen kunnen herkend worden aan de vorm en het ontbreken van groeven of tandenop de schalen die het sluiten van de schelphelften ondersteunen.

    ostracode

    Schildjes van ostracoden, ook wel mosselkreeftjes, zijn gemaakt van chitine en meestalverkalkt. Variëren sterk in vorm en versiering met een grootte van meestal 0,1 tot2 mm.

    visrest

    Resten van wervels, graten of andere delen van vissen. Vaak donkerbruin tot zwartvan kleur, relatief licht van gewicht (veel lichter dan bot).

    zeeEgelEchinocardium

    Schalen of fragmenten van een soort uit het genus Echinocardium, een zee-egelgroep die veel voorkomt als gravende zee-egel. Een van de soorten isde Echinocardium cordatum, bekend als de zeeklit. Deze kan tot ongeveer 6 cm groot worden.

    zeeEgelEchinocyamus

    Schalen of fragmenten van Echinocyamus pusillus, ook wel het zeeboontje genaamd, een vrij platte zee-egel uit de Noordzee met eenmaximale grootte van ongeveer 1 cm.

    zeeEgelNietGespecificeerd

    Zee-egelschalen of fragmenten daarvan, niet toe te wijzen aan een specifieke soort.

    zeeEgelStekel

    Zee-egelstekels of fragmenten daarvan.

    zoogdiertand

    Fossiele of recente tanden of kiezen van zoogdieren, bijvoorbeeld muizen, koeien ofmammoeten.

    7.85 7.86 SoortGesteente

    De lijst met de soorten gesteente.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    kalksteen

    Het gesteente bestaat voornamelijk uit calciumcarbonaat (CaCO3, kalk). Hieronder vallen alle kalkstenen met uitzondering van mergel, dat apart onderscheidenwordt.

    kalksteenMergel

    Het gesteente bestaat voornamelijk uit calciumcarbonaat (CaCO3, kalk), een soort kalksteen die vrij zacht is, grofkorrelig, brokkelig en lichtgekleurdmet veel herkenbare mariene fossielen. Staat ook wel bekend als tufkalk of krijtkalk.

    kleisteenNietGespecificeerd

    Het gesteente bestaat voornamelijk uit siliciklastisch materiaal waarvan de korrelsniet met een loep zichtbaar zijn. Het is ontstaan door de compactie en/of verkittingvan klei; hieronder valt ook schalie.

    siltsteenNietGespecificeerd

    Het gesteente bestaat uit siliciklastisch materiaal en dat bestaat voor het grootstedeel uit korrels die kleiner zijn dan 0,063 mm en die een mes krassen of tussen detanden knarsen.

    vuursteen

    Het gesteente bestaat uit microkristallijne (fijn verdeelde), opake kwarts; komt meestalvoor als knollen of platen in mergels of andere kalksteen.

    zandsteenNietGespecificeerd

    Het gesteente bestaat uit siliciklastisch materiaal en dat bestaat voor het grootstedeel uit kwartskorrels met een mediaan die tussen 0,063 en 2 mm ligt.

    kalksteenNietGespecificeerd

    Het gesteente bestaat voornamelijk uit calciumcarbonaat (CaCO3, kalk). Hieronder vallen alle kalkstenen, ook mergel.

    7.86 7.87 SoortGrind

    De lijst met de soorten grind.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    barnsteen

    Grind bestaand uit barnsteen, de versteende hars van naaldbomen. Barnsteen is vrijzacht, amorf, met een donkergele, bruine of roodbruine kleur en soms transparant.Wordt ook wel amber genoemd. De waarde wordt in de standaardbeschrijving gewoonlijkniet gebruikt.

    conglomeraat

    Grind van conglomeraat, een sedimentair gesteente of verkit sediment dat uit grindof grovere korrels in een matrix van fijner materiaal bestaat. Conglomeraat varieertsterk in kleur afhankelijk van de samenstelling. Omvat ook breccie. De waarde wordtin de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

    kalksteen

    Grind van kalksteen, een sedimentair gesteente dat voornamelijk is opgebouwd uit calciumcarbonaat(CaCO3, kalk). Kleur varieert, maar vaak wit tot donkergrijs van kleur. Hieronder valt allekalksteen met uitzondering van mergel en oölietische kalksteen die apart onderscheidenworden. De waarde wordt in de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

    kalksteenMergel

    Grind van mergel, een soort kalksteen die vrij zacht is, grofkorrelig, brokkelig enlichtgekleurd met veel herkenbare mariene fossielen. Staat ook wel bekend als tufkalkof krijtkalk. De waarde wordt in de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

    kalksteenNietGespecificeerd

    Grind van kalksteen dat niet verder op naam is gebracht. De waarde wordt alleen gebruiktin de standaardbeschrijving.

    kalksteenOolietisch

    Grind van oölietische kalksteen, een verkiezelde kalksteen die grotendeels bestaatuit ooïden en dat zijn afgeronde, concentrisch gelaagde kalkkorrels van enkele millimeterstot centimeters groot. Meestal donkergrijs van kleur. In het verleden ook bekend onderde naam Ringenkiezel. De waarde wordt in de standaardbeschrijving gewoonlijk nietgebruikt.

    kiezelooliet

    Grind dat een verkiezelde ooïde van enkele millimeters tot centimeters groot is. Dewaarde wordt in de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

    kleiIJzerVerkitting

    Grind van een een sterk verharde klei of leem die meestal roestig gekleurd is, nietmet de nagel gekrast kan worden en alleen gebroken kan worden door een hamerslag.Het materiaal is verkit door neerslag van ijzerhoudend mineralen zoals sideriet. Heefteen bijzonder hoge soortelijke massa. Als de verkitting gebroken wordt is de buitensteschil (tot enkele millimeters dik) meestal roestbruin van kleur, de binnenkant isdonkerbruin met soms concentrische banden erin.

    kleiLeemVerkitting

    Grind van een sterk verharde klei of leem die niet met de nagel gekrast kan wordenen alleen gebroken kan worden door een hamerslag. De kleur varieert van grijs totzwart, soms bruin of licht grijs.

    kleiSiltsteenMassief

    Grind van klei- of siltsteen, een sedimentair gesteente dat ontstaan is door de compactieen verkitting van klei of leem. Het omvat zowel kleisteen, siltsteen als tussenvormendaarvan (analoog aan wat in het Engels mudstone wordt genoemd). Klei- en siltsteenzijn, in tegenstelling tot schalie, massief zonder duidelijke splijting. Er kan welgelaagdheid aanwezig zijn, vooral in siltstenen. De kleur is vaak licht tot donkergrijs. De waarde wordt in de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

    kleisteenSchalie

    Grind van schalie, een sedimentair gesteente dat ontstaan is door de compactie en/ofverkitting van klei. Schalie is een gelamineerde kleisteen en heeft een duidelijkesplijting. Schalie is vrij mat met een overwegend donkergrijze tot zwarte kleur. Dewaarde wordt in de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

    kristallijnDonker

    Grind van kristallijn gesteente (metamorf gesteente of stollingsgesteente) dat nietverder op naam is gebracht. De grindkorrels bestaan uit deels donkergrijze tot zwartekristallen, samen met witte en/of transparante kristallen.

    kristallijnGraniet

    Grind van graniet, een stollingsgesteente met duidelijke kristallen (meestal 1-10mm groot) in hoofdzaak bestaand uit overwegend kwarts, veldspaat (kali-veldspaat enplagioklaas) en mica's (muscoviet of biotiet). Door de verschillende mineralen heefthet een wisselende kleursamenstelling, maar overwegend is het combinatie van grijs/transparant(kwarts), roze/melkwit/crème (veldspaat) en bruin/grijs (mica). Twee soorten granietworden apart onderscheiden: Rapakivi- en Vogezengraniet.

    kristallijnGranietNietGespecificeerd

    Grind van graniet dat niet verder op naam is gebracht. De waarde wordt alleen gebruiktin de standaardbeschrijving.

    kristallijnGranietRapakivi

    Grind van Rapakivi-graniet, een soort graniet uit Zuid Finland en Zweden, onder anderede Aland-eilanden. Rapakivi's zijn te herkennen aan hun roodachtige tint en de witteringen (0,5-1,5 cm, rond, ovaal tot bijna rechthoekig) op het oppervlak. De witteringen zijn van plagioklaas en vormen een soort van schil rondom de ronde roodachtigekaliveldspaten. De waarde wordt in de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

    kristallijnGranietVogezen

    Grind van graniet uit de Vogezen. Er zijn verschillende types, maar over het algemeenis Vogezen-graniet herkenbaar aan de vrij kleine kristallen (1-5 mm) en een overwegendzwart-wit-grijze kleur. Enkele typen hebben opvallend grote eerstelingen tot 4 a 5cm groot, in de kleuren wit of paars-rood. De waarde wordt in de standaardbeschrijvinggewoonlijk niet gebruikt.

    kristallijnPorfier

    Grind afkomstig van porfier, een stollingsgesteente dat op basis van de textuur wordtonderscheiden. Het gesteente heeft duidelijke kristallen, waarbij één type kristalveel groter is dan de rest en als het ware zweeft in een fijne matrix. De samenstellingvan porfieren varieert en profieren met de samenstelling van graniet worden als granietbenoemd. Er worden twee soorten porfier apart onderscheiden: rhombenporfier en Thüringerwoudporfier.De waarde wordt in de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

    kristallijnPorfierRhomben

    Grind van rhombenporfier, een soort porfier die herkend wordt aan de grote (ca. 1cm) wittige kristallen die een rhombisch of ruitvormige vorm hebben en in een veelaldonkergrijze tot grijze matrix liggen. De ruitvormige kristallen zijn meestal veldspaten.Op een vers breukvlak vallen de ruitvormige kristallen nauwelijks op; op een lichtverweerd oppervlak zijn ze goed herkenbaar. De waarde wordt in de standaardbeschrijvinggewoonlijk niet gebruikt.

    kristallijnPorfierThuringerwoud

    Grind van porfier uit het Thüringerwoud, een soort porfier met een wit of lichtgrijzetot lichtroze matrix met daarin vrij kleine kristallen van veldspaten (hooguit 1 cm)en/of kwartsen (tot 5 mm). Deze kristallen zijn grijzig of gelig van kleur; donkergrijzeof andere donkergekleurde kristallen zijn niet of nauwelijks aanwezig. Thüringerwoudporfierenzijn vaak sterk afgerond. Ze worden, wegens hun transport door de Weser of Elbe, ookwel Weser- of incidenteel Elbeporfieren genoemd. De waarde wordt in de standaardbeschrijvinggewoonlijk niet gebruikt.

    kristallijnRood

    Grind van kristallijn gesteente (metamorf gesteente of stollingsgesteente) dat nietverder op naam is gebracht. De grindkorrels bestaan uit deels roze tot donkerrodekristallen, samen met witte tot lichtgrijze en/of transparante kristallen, soms meteen beperkt aandeel aan andere kleuren zoals donkergrijs, groen of zwart.

    kristallijnSyeniet

    Grind van syeniet, een stollingsgesteente met duidelijke kristallen van enkele millimetersgroot. Het bestaat overwegend uit veldspaat (kaliveldspaat en plagioklaas), hoornblendeen mica's (biotiet, of chloriet), terwijl kwarts niet of nauwelijks aanwezig is. Dekleuren zijn overwegend roze/licht rood met bruin/grijs/zwart. Syenieten komen uitScandinavië. De waarde wordt in de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

    kwartsAgaat

    Grind bestaand uit cryptokristallijne kwarts met een karakteristieke gebandheid. Gevormdin holtes in zeer oude gesteenten, vaak basalten. Het is transparant tot opaak indiverse kleuren. De waarde wordt in de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

    kwartsChalcedoon

    Grind bestaand uit cryptokristallijne kwarts die niet de karakteristiek gebandheidvan agaat of de typische kleur van ijzerkiezel heeft. Gevormd in holtes in zeer oudegesteenten, vaak basalten. Divers in kleuren maar meestal wit tot lichtblauw. De waardewordt in de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

    kwartsHelder

    Grind bestaand uit (vrijwel) volledig transparante kwarts, zonder kleur of heel lichtgrijsof wit. Kan dof of mat lijken door beschadigingen aan de buitenkant.

    kwartsiet

    Grind van kwartsiet, een metamorfe zandsteen. Heeft over het algemeen een grijzigekleur. Te onderscheiden van zandsteen doordat breuken niet om de individuele zandkorrelslopen maar door de korrels gaan.

    kwartsietRevinien

    Grind van Revinienkwartsiet, een metamorfe zandsteen met een oorsprong in de Ardennen.Het is een grijze, donkergrijze, blauwgrijze of blauwgroene kwartsiet met duidelijkherkenbare pyrietkubussen. De pyriet is aan de buitenkant verweerd waardoor alleende sterk hoekige tot vierkante holtes zijn achtergebleven; binnenin zijn de goudglanzendekubische pyrietkristallen zichtbaar met een grootte tot enkele millimeters. De waardewordt in de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

    kwartsIJzerkiezel

    Grind bestaand uit cryptokristallijne kwarts met een donkerrode, donkergele tot bruinrodekleur; matte glans en niet-transparant. Wordt ook wel jaspis genoemd. De waarde wordtin de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

    kwartsMetVeldspaat

    Grind bestaand uit kwarts met losse veldspaten. Vaak sterk verweerd of gefragmenteerdkristallijn grind waarvan alleen de kwarts en veldspaat nog overgebleven zijn. Hetwat amorfere, vaak grijzige kwarts komt naast enigszins platige licht blauwgrijze,roze of lichtrode veldspaat voor. De waarde wordt in de standaardbeschrijving gewoonlijkniet gebruikt.

    kwartsRood

    Grind bestaand uit kwarts met een rode of roze kleur, heldere glans en enigszins transparant.

    kwartsWit

    Grind bestaand uit kwarts met een (vrijwel) volledig melkwitte kleur, niet-transparant.

    lydiet

    Grind van lydiet, een metamorfe radiolariet en dat is een sedimentair gesteente datin de diepzee is gevormd en voor een groot deel uit radiolariën bestaat. Het bestaatvrijwel geheel uit kwarts en is herkenbaar aan de egaal zwarte of heel donkergrijzekleur en de matte glans; daarnaast heeft het vaak de vorm van een parallellepipedumwaarvan de hoeken afgerond zijn. Het is zeer hard en vormvast. Incidenteel komen erdunne witte aders in voor. Lydiet en radiolariet verschillen van elkaar in structuur:lydiet is, op de aders na, zeer homogeen van kleur en structuur, terwijl radiolarietvaak tweekleurig is en verschillende laagjes heeft.

    metamorfLeisteen

    Grind van leisteen, een metamorfe schalie of kleisteen. Door de metamorfose ontstaateen duidelijke foliatie van afwisselende laagjes kwarts (met veldspaat) en mica; hierdoorheeft leisteen een duidelijke splijting en breekt het in dunne, plaatvormige brokken.De kleur is vaak lichtgrijs tot donkergrijs. De waarde wordt in de standaardbeschrijvinggewoonlijk niet gebruikt.

    metamorfNietGespecificeerd

    Grind van metamorf gesteente dat niet verder op naam is gebracht. Kenmerkend is datkristallen of structuren door de metamorfose allemaal één richting hebben.

    radiolariet

    Grind van radiolariet, een sedimentair gesteente dat in de diepzee is gevormd en vooreen groot deel uit radiolariën bestaat. Het is herkenbaar aan de enigszins gebandeof gelaagde fijne structuur en zwarte, donkergrijze, bruine of grijsgroene kleur.Als deze laagjes verschillen in textuur gaat het vaak een afwisseling van zeer gladdehomogene laagjes en iets ruwere enigszins pokdalige laagjes. Het heeft een matte glans.Radiolariet als geheel is zeer hard en is vaak vrij kubisch met afgeronde hoeken.Incidenteel komen er dunne witte vrij rechte aders in voor. Lydiet en radiolarietverschillen van elkaar in structuur: lydiet is op de aders na zeer homogeen van kleuren structuur terwijl radiolariet vaak uit twee kleuren bestaat en enigszins een verschilin textuur tussen verschillende laagjes heeft. De waarde wordt in de standaardbeschrijvinggewoonlijk niet gebruikt.

    septarie

    Grind van een septarie, een harde concretie die gevormd is in kalkhoudende klei. Aande buitenkant vaak beige tot grijs van kleur, van binnen vaak bruinig. Opengeslagenvertonen septariën scheuren die (gedeeltelijk) gevuld zijn met calcietkristallen enandere mineralen. Kunnen in grootte van enkele centimeters tot decimeters bereiken.Septariën zijn onder andere afkomstig uit Tertiaire kleien.

    veldspaatRood

    Grind bestaand uit veldspaat met een lichtrode, roze, rode tot donkerrode kleur. Veldspaatis herkenbaar aan de enigszins schubbige tot platige structuur, hoekige breukpatronenonder min of meer rechte hoeken, soms kubische breukvlakken en incidenteel witte adertjes.De waarde wordt in de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

    veldspaatWitGrijs

    Grind bestaand uit veldspaat met een witte, licht grijze tot grijze kleur. Veldspaatis herkenbaar aan de enigszins schubbige tot platige structuur, hoekige breukpatronenonder min of meer rechte hoeken, soms kubische breukvlakken en incidenteel witte adertjes.De waarde wordt in de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

    verkiezeldFossiel

    Grind bestaand uit verkiezelde schelpen, koralen, bryozoa of resten van andere dierlijkeorganismen. Het heeft de vorm van het oorspronkelijke fragment behouden en is somsnog herkenbaar en door verkiezeling sterk verhard. De kleuren zijn vaak grijs, somsdonkergrijs, maar soms ook lichtbeige met roestbruine aanslag van ijzeroxide.

    verkiezeldHout

    Grind bestaand uit hout dat verkiezeld is. Het heeft de structuur van hout behouden,dus groeiringen zijn nog steeds zichtbaar, maar het is verkiezeld waardoor het eenlichtgrijze tot lichtbeige kleur heeft. Meestal vrij hard en stevig.

    vulkanischBasalt

    Grind van basalt, een vulkanisch gesteente met weinig tot geen waarneembare kristallen;als die aanwezig zijn lijken deze te 'zweven' in een amorfe matrix. Het is overwegenddonkergrijs tot zwart van kleur; bij verwering ontstaat vaak een bruinige schil van1 a 2 mm dik en daaronder is de basalt weer donker van kleur. Basalt is meestal afkomstiguit het Oostzeegebied. Amygdaloïde basalt wordt apart onderscheiden. De waarde wordtin de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

    vulkanischBasaltAmygdaloidaal

    Grind van zeer oude basalt gekenmerkt door het voorkomen van amygdales, (deels) opgevuldeholtes die sterk in grootte wisselen. Veelal afkomstig uit West-Duitsland en zuidelijkZweden. Ook wel melafier, melafieramandelsteen of diabaasporfieriet genoemd. De waardewordt in de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

    vulkanischPuimsteen

    Grind van puimsteen, een vulkanisch gesteente dat herkenbaar is aan de lage soortelijkemassa, de gelig-grijze kleur en de grote porositeit. Puimsteen drijft op water. Inde volksmond wordt het wel bimsen of bimsenzand genoemd.

    vulkanischTufsteen

    Grind van tufsteen, een vulkanisch gesteente dat uit aan elkaar verkitte vulkanischeas bestaat, met korrels overwegend kleiner dan 2 millimeter. De kleur varieert tussenlichtrood, licht geel, licht bruin of lichtgrijs. In tufsteen zijn vaak duidelijkwaarneembare kristallen aanwezig met andere kleuren, bijvoorbeeld van kwarts, veldspaatof amfibool. Het voelt vrij licht aan, maar drijft niet. De waarde wordt in de standaardbeschrijvinggewoonlijk niet gebruikt.

    vuursteenGepatineerd

    Grind bestaand uit verweerde vuursteen, een microkristallijne (fijn verdeelde) kwartsdie van origine voorkomt in de vorm van knollen of platen in mergel en andere kalksteenuit bijvoorbeeld Denemarken of (Belgisch) Limburg en die door verwering een wittigewaas over de breukvlakken heeft gekregen. De waas kan uitgroeien tot een dikke wittelaag en als de vuursteen doorgeslagen wordt is de binnenzijde vaak weer vers en onverweerd.De waarde wordt in de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

    vuursteenGerold

    Grind dat sterk afgerond is en uit niet-verweerde vuursteen bestaat, een microkristallijne(fijn verdeelde) kwarts die van origine voorkomt in de vorm van knollen of platenin mergel en andere kalksteen uit bijvoorbeeld Denemarken of (Belgisch) Limburg. Eenbekende naam uit Zuid Nederland voor dit soort grind is Maaseitjes.

    vuursteenNietGerold

    Grind dat hoekig is en uit niet-verweerde vuursteen bestaat, een microkristallijne(fijn verdeelde) kwarts die van origine voorkomt in de vorm van knollen of platenin mergel en andere kalksteen uit bijvoorbeeld Denemarken of (Belgisch) Limburg.

    zandsteenGeelBruin

    Grind van lichtgele, gele, lichtbruin of bruine zandsteen, een sedimentair gesteenteontstaan door compactie en verkitting van zand. De poriën zijn deels of geheel gevuldmet kalk of kwarts. De zandsteen kan gelaagd zijn en grind en fossielen bevatten.

    zandsteenGlauconiethoudend

    Grind van lichtgele, gele, soms grijzige of groenige zandsteen, een sedimentair gesteenteontstaan door compactie en verkitting van zand met daarin groene tot donkergroeneglauconietkorrels. De poriën zijn deels of geheel gevuld met kalk of kwarts. De zandsteenkan gelaagd zijn en grind en fossielen bevatten. De waarde wordt in de standaardbeschrijvinggewoonlijk niet gebruikt.

    zandsteenGrijs

    Grind van lichtgrijze, grijze of donkergrijze zandsteen, een sedimentair gesteenteontstaan door compactie en verkitting van zand. De poriën zijn deels of geheel gevuldmet kalk of kwarts. De zandsteen kan gelaagd zijn en grind en fossielen bevatten.

    zandsteenGroen

    Grind van lichtgroene, groene of donkergroen zandsteen, een sedimentair gesteenteontstaan door compactie en verkitting van zand, waarin geen glauconietkorrels zichtbaarzijn. De poriën zijn deels of geheel gevuld met kalk of kwarts. De zandsteen kan gelaagdzijn en grind en fossielen bevatten.

    zandsteenKwartsietisch

    Grind van zandsteen, een sedimentair gesteente ontstaan door compactie en verkittingvan zand met een kiezelcement. Herkenbaar aan de grijze kleur, zeer hoekige zandkorrels,het uiterlijk van voegen-cement en zeer grote hardheid. Het is nooit normaal gelaagd;het breukvlak is mat en splinterig terwijl het oppervlak vaak glanst. Kwartsietischezandsteen, ook cementkwartsiet genoemd, is oorspronkelijk gevormd in Tertiaire zandsteendie door circulerend grondwater met veel silica is verkiezeld. Kan ook grind bevattenen zelfs als conglomeraat ontwikkeld zijn. De waarde wordt in de standaardbeschrijvinggewoonlijk niet gebruikt.

    zandsteenRood

    Grind van lichtrode, rode, roze of donkerrode tot paarsige zandsteen, een sedimentairgesteente ontstaan door compactie en verkitting van zand. De poriën zijn deels ofgeheel gevuld met kalk of kwarts. De zandsteen kan gelaagd zijn en grind en fossielenbevatten. Soms is de zandsteen sterk glimmerhoudend. Sommige van deze rode zandstenenkunnen toegekend worden aan het zogenaamde Bontzandsteen, maar dit onderscheid isniet voldoende te maken om dit apart te onderscheiden.

    zandVerkitting

    Grind van een door verkitting verhard zand dat niet met de nagel gekrast kan wordenen alleen gebroken kan worden door een hamerslag. Het heeft vaak een bolvorm en kancentimeters groot worden. Wordt ook plaatseigen zandsteen genoemd, al kan het doorerosie getransporteerd zijn.

    kristallijnNietgespecificeerd

    Grind van kristallijn gesteente (metamorf gesteente of stollingsgesteente) dat nietverder op naam is gebracht.

    kwartsietNietGespecificeerd

    Grind bestaand uit kwartsiet, een metamorfe zandsteen, dat niet verder op naam isgebracht.

    kwartsNietGespecificeerd

    Grind bestaand uit kwarts dat niet verder op naam is gebracht.

    veldspaatNietGespecificeerd

    Grind bestaand uit veldspaat dat niet verder op naam is gebracht.

    vuursteenNietGespecificeerd

    Grind bestaand uit vuursteen, een microkristallijne (fijn verdeelde) kwarts die vanorigine voorkomt in de vorm van knollen of platen in mergel en andere kalksteen, datniet verder op naam is gebracht.

    zandsteenNietGespecificeerd

    Grind van zandsteen, een sedimentair gesteente ontstaan door compactie en verkittingvan zand, dat niet verder op naam is gebracht.

    7.87 7.88 SoortGrond

    De lijst met de soorten grond die als brokje, insluitsel, lens of afwijkend laagjevoorkomen.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    asVulkanisch

    Een bijzondere grond, grond die uit vulkanisch materiaal met een korrelgrootte kleinerdan 4 mm bestaat.

    bruinkoolNietGespecificeerd

    Een organische grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat en waarvan de mineralefractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat,en als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor meer dan 15 % van de massa uitorganische stof die vezelig is en samenhang vertoont en ingekoold is bestaat.

    detritusNietGespecificeerd

    Een organische grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat en waarvan de mineralefractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat,en als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor meer dan 15 % van de massa uitorganische stof die vezelig is en geen samenhang vertoont bestaat.

    diatomiet

    Een bijzondere grond, grond die vrijwel volledig uit de kiezelskeletjes van diatomeeënbestaat, wittig en veelal dun gelaagd of gelamineerd is.

    dy

    Een bijzondere grond, grond die vrijwel volledig uit organische stof bestaat, amorfen zwartig is en een geleiachtige consistentie heeft.

    grindNietGespecificeerd

    Een grindrijke grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat, waarvan de mineralefractie (grind, zand, lutum, silt) voor minimaal 30 % van de massa uit grind bestaaten weinig organische stof bevat.

    gyttjaNietGespecificeerd

    Een organische grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat en waarvan de mineralefractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat,en als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor meer dan 15 % van de massa uitorganische stof die fijnkorrelig is en samenhang vertoont bestaat.

    ijzeroer

    Een bijzondere grond, grond die vrijwel volledig uit ijzeroer bestaat, geelbruin totbruinrood is en zeer samenhangend is.

    kalkgyttja

    Een bijzondere grond, grond die vrijwel volledig uit kalk bestaat, wittig tot geligis en een pasta-achtige consistentie heeft.

    kleiNietGespecificeerd

    Een grindarme minerale grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat, waarvan deminerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uitgrind bestaat en weinig organische stof bevat, en als die drie bestanddelen wordenuitgesloten, voor meer dan 8 % van de massa uit lutum bestaat.

    leemNietGespecificeerd

    Een grindarme minerale grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat, waarvan deminerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uitgrind bestaat en weinig organische stof bevat, en waarvan de precieze verhouding tussende hoeveelheden zand, lutum en silt niet goed in woorden is uit te drukken.

    schelpmateriaalNietGespecificeerd

    Een schelprijke grond, grond die voor minimaal 30 % van het volume uit schelpmateriaalbestaat en niet veel grind en organische stof bevat.

    veenNietGespecificeerd

    Een organische grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat en waarvan de mineralefractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat,en als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor meer dan 15 % van de massa uitorganische stof die vezelig is en samenhang vertoont bestaat.

    zandNietGespecificeerd

    Een grindarme minerale grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat, waarvan deminerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uitgrind bestaat en weinig organische stof bevat, en als die drie bestanddelen wordenuitgesloten, voor meer dan 50 % van de massa uit zand en minder dan of gelijk aan8% uit lutum bestaat.

    onbekend

    Het soort grond is niet bekend.

    schelpenNietGespecificeerd

    Een schelprijke grond, grond die voor minimaal 30 % van de massa uit schelpen en schelpfragmenten(groter dan of gelijk aan 2 mm) bestaat en niet veel grind en organische stof bevat.

    7.88 7.89 SoortPlantenrest

    De lijst met de soorten plantenresten die als bestanddeel van de organische fractievoorkomen.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    detritus

    Verspoelde of anderszins verplaatste vezels of fragmenten van planten die dermatefijn zijn dat deze niet als houtig of niet houtig ingedeeld kunnen worden.

    galigaan

    Roodbruine rondvormige holle stengelbasis met een typische doorsnede van millimeterstot een enkele centimeter.
    De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    heide

    Roodbruine resten van worteltjes en takjes van heide: dunne, kronkelige, houtige restenvan typisch centimeters lengte.
    De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    menyanthes

    Oranje-bruine, lensvormige Menyantheszaden van enkele millimeters groot.
    De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    mos

    Zeer fijne bruinkleurige vezeltjes met een schilferig uiterlijk.
    De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    plantenrestenHoutig

    Onverteerde plantenresten afkomstig van de houtig delen (stammen, takken of houtigewortels) van planten die niet verder ingedeeld zijn. Deze resten kunnen bestaan uitde gebroken fragmenten of uit doorsnedes van de houtige delen. De grootte varieertvan millimeters tot enkele decimeters. Het materiaal kan zeer zacht tot zeer hardzijn.

    plantenrestenHoutigBerk

    Onverteerde resten van de houtige delen (stammen of takken) van berken, te herkennenaan de kenmerkende witte bast. Deze resten kunnen bestaan uit de gebroken fragmentenof uit doorsnedes van de houtige delen. De grootte varieert meestal van centimeterstot enkele decimeters. Het materiaal kan zeer zacht tot hard zijn.
    De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    plantenrestenHoutigEik

    Onverteerde resten van de houtige delen (stammen, takken, houtige wortels) van eiken,te herkennen aan de roodbruine tot gelige harde houtresten, of eikels. Deze restenkunnen bestaan uit de gebroken fragmenten of uit doorsnedes van de houtige delen.De grootte varieert meestal van centimeters tot enkele decimeters. Het materiaal ismeestal vrij hard.
    De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    plantenrestenHoutigEls

    Onverteerde resten van de houtige delen (stammen, takken, houtige wortels of wortelknollen)van elzen, te herkennen aan het roodbruine spinthout zonder waarneembare kern, ofeivormige elzenproppen. Deze resten kunnen bestaan uit de gebroken fragmenten of uitdoorsnedes van de houtige delen. De grootte varieert meestal van centimeters tot enkeledecimeters. Het materiaal kan zeer zacht tot hard zijn.
    De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    plantenrestenHoutigGeenBerkEikElsWilg

    Onverteerde plantenresten afkomstig van de houtig delen (stammen, takken of houtigewortels) van planten die niet afkomstig zijn van Berk, Els, Eik of Wilg. Deze restenkunnen bestaan uit de gebroken fragmenten of uit doorsnedes van de houtige delen.De grootte varieert van millimeters tot enkele decimeters. Het materiaal kan zeerzacht tot zeer hard zijn.
    De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    plantenrestenHoutigWilg

    Onverteerde resten van de houtige delen (stammen, takken of houtige wortels) van wilgen,te herkennen aan geelwitte kleur. Deze resten kunnen bestaan uit de gebroken fragmentenof uit doorsnedes van de houtige delen. De grootte varieert meestal van centimeterstot enkele decimeters. Het materiaal kan zeer zacht tot zacht zijn.
    De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    plantenrestenNietHoutig

    Niet-houtige, onverteerde resten van planten, zoals worteltjes, stengels, bladerenof vruchten die niet verder ingedeeld zijn.

    plantenrestenNietHoutigBerk

    Onverteerde niet houtige resten van Berk, zoals bladeren of zaadjes.
    De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    plantenrestenNietHoutigEik

    Onverteerde niet houtige resten van Eik, zoals eikels en symmetrisch gelobde bladeren.
    De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    plantenrestenNietHoutigEls

    Onverteerde niet houtige resten van Els, zoals elzenkatjes en ovaalvormig dubbelgezaagdblad.
    De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    plantenrestenNietHoutigWilg

    Onverteerde niet houtige resten van Wilg, zoals wilgenkatjes en spitse vingervormigebladeren.
    De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    riet

    Geelkleurige resten van riet: glanzende, platte, fijne worteltjes, typisch millimetersgroot en resten van bladeren, wortelstokken en stengels, typisch centimeters tot decimetersgroot.
    De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    scheuchzeria

    Platte, kronkelige, bruine lichtglanzende stengels met dicht op elkaar staande knopenmet typisch een lengte van een of enkele centimeters.
    De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    veenmos

    Gelige blaadjes en stengeltjes die typisch millimeters tot centimeters groot zijn.
    De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    wollegras

    Borstels van de basale bladscheden van eenarig wollegras: haren met typisch een lengtevan een of enkele centimeters.
    De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    zegge

    Dunne worteltjes die typisch millimeters tot centimeters groot zijn, platte vooralbrede bladresten die typisch millimeters tot centimeters lang zijn en licht geel totbruin van kleur zijn.
    De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    plantenrest

    Onverteerde plantenresten afkomstig van planten die niet verder ingedeeld zijn: omvatde waarden plantenrestenHoutig en plantenrestenNietHoutig.

    7.89 7.90 SoortSchelp

    De lijst met de namen van de taxonomische categorieën schelpen.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    abraAlba

    Witte dunschaal (Abra alba), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniem van Mactraalba. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    abraSp

    Tweekleppigen van het geslacht Alba die niet op soort zijn gedetermineerd; marien.De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    acanthocardiaEchinata

    Gedoornde hartschelp (Acanthocardia echinata), mariene tweekleppige. Geaccepteerdsynoniem van Cardium echinatum De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreidebeschrijving.

    acanthocardiaPaucicostata

    Tere hartschelp (Acanthocardia paucicostata), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniemvan Cardium paucicostatum. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    acilaCobboldiae

    Acila cobboldiae, uitgestorven mariene tweekleppige bekend uit het Plioceen tot VroegPleistoceen. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    acilaSp

    Tweekleppigen van het geslacht Acila die niet op soort zijn gedetermineerd; marien.De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    acteonTornatilis

    Spoelhoren (Acteon tornatilis), mariene gastropode. Geaccepteerd synoniem van Bullatornatilis. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    aequipectenOpercularis

    Wijde mantel (Aequipecten opercularis), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniemvan Ostrea opercularis, Chlamys opercularis en Pecten opercularis. De waarde is alleenvan toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    angulusBenedeni

    Angulus benedeni, uitgestorven mariene tweekleppige bekend uit het Mioceen tot Plioceen.De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    angulusSp

    Tweekleppigen van het geslacht Angulus, die niet op soort zijn gedetermineerd. Marien.De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    anodontaSp

    Tweekleppigen van het geslacht Anodonta, die niet op soort zijn gedetermineerd; zoetwater.De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    anomiaEphippium

    Paardenzadel (Anomia ephippium), mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassingbij de uitgebreide beschrijving.

    anomiaSp

    Tweekleppigen van het geslacht Anomia die niet op soort zijn gedetermineerd; marien.De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    antalisSp

    Tweekleppigen van het geslacht Antalis die niet op soort zijn gedetermineerd; marien.Geaccepteerd synoniem van Dentalium sp. De waarde is alleen van toepassing bij deuitgebreide beschrijving.

    aporrhaisPespelecani

    Pelikaansvoet (Aporrhais pespelecani), mariene gastropode. Geaccepteerd synoniem vanStrombus pespelecani. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    asbjornseniaPygmaea

    Kleine platschelp (Asjornsenia pygmaea), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniemvan Tellina pygmaeus en Angulus pygmaeus. De waarde is alleen van toepassing bij deuitgebreide beschrijving.

    arcaNoae

    Arca noae, mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreidebeschrijving.

    archimediellaTriplicata

    Archimediella triplicata, uitgestorven mariene gastropode bekend uit het Plioceen.Geaccepteerd synoniem van Turitella triplicata en Turbo triplicatus. De waarde isalleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    arcopagiaCrassa

    Stevige platschelp (Arcopagia crassa), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniemvan Tellina crassa. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    arcticaIslandica

    Noordkromp (Arctica islandica), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniem van Venusislandica en Cyprina islandica. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreidebeschrijving.

    astarteIncerta

    Astarte incerta, uitgestorven mariene tweekleppige bekend uit het Plioceen. De waardeis alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    astarteMontagui

    Driehoekige astarte (Astarte montagui), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniemvan Venus montagui. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    astartidae

    Tweekleppigen van de familie Astartidae die niet nader zijn gedetermineerd, marien.De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    atrinaFragilis

    Atrina fragilis, mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniem van Pinna fragilis. Dewaarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    barneaCandida

    Witte boormossel (Barnea candida), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniem vanPholas candidus. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    barneaSp

    Tweekleppigen van het geslacht Barnea die niet op soort zijn gedetermineerd; marien.

    bithyniidae

    Tweekleppigen van de familie Bithyniidae (Diepslakken) die niet nader zijn gedetermineerd,brak- tot zoetwater. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    bittiumReticulatum

    Muizenkeutel (Bittium reticulatum), mariene gastropode. Geaccepteerd synoniem vanStrombiformis reticulatus en Cerithium reticulatum.

    buccinumUndatum

    Wulk (Buccinum undatum), mariene gastropode. De waarde is alleen van toepassing bijde uitgebreide beschrijving.

    calliostomaSp

    Gastropoden van het geslacht Calliostoma die niet op soort zijn gedetermineerd; marien.De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    capulusUngaricus

    Hongaarse muts (Capulus ungaricus), mariene gastropode. Geaccepteerd synoniem vanPatella ungarica. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    carbonicolaSp

    Tweekleppigen van het fossiele geslacht Carbonicola, die niet op soort zijn gedetermineerd;zoetwater. Bekend uit het Carboon. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreidebeschrijving.

    cerastodermaEdule

    Gewone kokkel (Cerastoderma edule), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniem vanCardium edule. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    cerastodermaGlaucum

    Brakwaterkokkel (Cerastoderma glaucum), mariene en brakwater tweekleppige. Geaccepteerdsynoniem van Cardium glaucum. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreidebeschrijving.

    cerastodermaSp

    Tweekleppigen van het geslacht Cerastoderma, die niet op soort zijn gedetermineerd;marien. Geaccepteerd synoniem van Cardium sp.

    chameleaStriatula

    Gewone venusschelp (Chamelea striatula), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniemvan Chamelea gallina striatula en Pectunculus striatulus. De waarde is alleen vantoepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    chlamysSp

    Tweekleppigen van het geslacht Chamys, die niet op soort zijn gedetermineerd; marien.De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    corbiculaFluminea

    Aziatische korfmossel (Corbicula fluminea), zoetwater tweekleppige. De waarde is alleenvan toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    corbiculaSp

    Tweekleppigen van het geslacht Corbicula, die niet op soort zijn gedetermineerd; marien,brak en zoetwater milieu. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    crepidulaFornicata

    Muiltje (Crepidula fornicata), mariene gastropode. Geaccepteerd synoniem van Patellafornicata. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    cylichnaCylindracea

    Valse oubliehoorn (Cylichna cylindracea), mariene gastropode. Geaccepteerd synoniemvan Bulla cylindracea. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    diplodontaRotundata

    Ronde komschelp (Diplodonta rotundata), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniemvan Tellina rotundata. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    donaxVittatus

    Zaagje (Donax vittatus), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniem van Cuneus vittatus.De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    dosiniaExoleta

    Gewone artemisschelp (Dosinia exoleta), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniemvan Venus exolata. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    dosiniaSp

    Tweekleppigen van het geslacht Dosinia, die niet op soort zijn gedetermineerd; marienen brakwater milieu. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    dreissenaSp

    Tweekleppigen van het geslacht Dreissena, die niet op soort zijn gedetermineerd; brak-en zoetwater milieu. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    ennuculaLaevigata

    Ennucula laevigata, uitgestorven mariene tweekleppige bekend uit het Plioceen. Geaccepteerdsynoniem van Leionucula laevigata. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreidebeschrijving.

    ennuculaTenuis

    Dunne parelmoerneut (Ennucula tenuis), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniemvan Arca tenuis. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    ensisEnsis

    Kleine zwaardschede (Ensis ensis), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniem vanSolen ensis. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    ensisSp

    Tweekleppigen van het geslacht Ensis, die niet op soort zijn gedetermineerd; marien.

    epitoniumClathrus

    Gewone wenteltrap (Epitonium clathrus), mariene gastropode. Geaccepteerd synoniemvan Turbo clathrus. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    euspiraCatena

    Grote tepelhoorn (Euspira catena), mariene gastropode. Geaccepteerd synoniem van Cochleacatena. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    euspiraNitida

    Glanzende tepelhoorn (Euspira nitida), mariene gastropode. Geaccepteerd synoniem vanNerita nitida en Natica nitida. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreidebeschrijving.

    euspiraSp

    Gastropoden van het geslacht Euspira die niet op soort zijn gedetermineerd; marien.De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    fabulinaFabula

    Rechtsgestreepte platschelp (Fabulina fabula), mariene tweekleppige. Geaccepteerdsynoniem van Tellina fabula. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreidebeschrijving.

    gariSp

    Tweekleppigen van het geslacht Gari die niet op soort zijn gedetermineerd; marien.De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    gibbulaSp

    Gastropoden van het geslacht Gibbula die niet op soort zijn gedetermineerd; marien.De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    glycymerisSp

    Tweekleppigen van het geslacht Glycymeris die niet op soort zijn gedetermineerd; marien.

    heteranomiaSquamula

    Schilferige dekschelp (Heteranomia squamula), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniemvan Anomia squamula. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    hiatellaArctica

    Noordse rotsboorder (Hiatella arctica), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniemvan Mya arctica. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    hydrobiidae

    Gastropoden van de familie Hydrobiidae die niet nader zijn gedetermineerd, marien,brak- en zoetwater milieu.

    lacunaSp

    Gastropoden van het geslacht Lacuna die niet op soort zijn gedetermineerd; marien.De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    lacunaVincta

    Scheefhoren (Lacuna vincta), mariene gastropode. Geaccepteerd synoniem van Turbo vinctus.De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    laevicardiumCrassum

    Noorse hartschelp (Laevicardium crassum), mariene tweekleppige. De waarde is alleenvan toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    littorinaLittorea

    Alikruik (Littorina littorea), mariene gastropode. De waarde is alleen van toepassingbij de uitgebreide beschrijving.

    littorinaSp

    Gastropoden van het geslacht Littorina die niet op soort zijn gedetermineerd; marien.De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    lucinaSp

    Tweekleppigen van het geslacht Lucina die niet op soort zijn gedetermineerd; marien.De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    lucinellaDivaricata

    Dubbeltjesschelp (Lucinella divaricata), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniemvan Tellina divaricata. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    lucinomaBorealis

    Noordse cirkelschelp (Lucinoma borealis), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniemvan Venus borealis. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    lutrariaLutraria

    Gewone otterschelp (Lutraria lutraria), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniemvan Mya lutraria. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    lutrariaSp

    Tweekleppigen van het geslacht Lutraria die niet op soort zijn gedetermineerd; marien.De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    lymnaeaSp

    Gastropoden van het geslacht Lymnaea die niet op soort zijn gedetermineerd; zoetwater.De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    macomaBalthica

    Nonnetje (Macoma balthica), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniem van Tellinabalthica en Limecola balthica. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreidebeschrijving.

    macomaCalcarea

    Ovaal nonnetje (Macoma calcarea), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniem vanTellina calcarea. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    macomangulusTenuis

    Tere platschelp (Macomangulus tenuis), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniemvan Angulus tenuis en Tellina tenuis. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreidebeschrijving.

    macomaObliqua

    Macoma obliqua, mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreidebeschrijving.

    macomaPraetenuis

    Macoma praetenuis, uitgestorven mariene tweekleppige bekend uit het Plioceen tot MiddenPleistoceen. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    macomaSp

    Tweekleppigen van het geslacht Macoma die niet op soort zijn gedetermineerd; marien.

    mactraSp

    Tweekleppigen van het geslacht Mactra die niet op soort zijn gedetermineerd; marien.

    mactraStultorum

    Grote strandschelp (Mactra stultorum), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniemvan Cardium stultorum en Mactra corallina. De waarde is alleen van toepassing bijde uitgebreide beschrijving.

    magallanaAngulata

    Japanse oester (Magallana angulata), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniem vanOstra angulata, Crassostrea angulata en Gryphaea angulata. De waarde is alleen vantoepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    mimachlamysVaria

    Bonte mantel (Mimachlamys varia), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniem vanOstrea varia. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    modiolusModiolus

    Paardenmossel (Modiolus modiolus), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniem vanMytilus modiolus. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    moerellaDonacina

    Stralende platschelp (Moerella donacina), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniemvan Tellina donacina. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    myaArenaria

    Strandgaper (Mya arenaria), mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassingbij de uitgebreide beschrijving.

    myaSp

    Tweekleppigen van het geslacht Mya die niet op soort zijn gedetermineerd; marien.

    myaTruncata

    Afgeknotte gaper (Mya truncata), mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassingbij de uitgebreide beschrijving.

    mysiaUndata

    Zandschelp (Mysia undata), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniem van Venus undata.De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    mytilusEdulis

    Gewone mossel (Mytilus edulis), mariene tweekleppige.

    naiadites

    Gastropoden van het uitgestorven geslacht Naiadites die niet op soort zijn gedetermineerd;zoetwater. Bekend uit het Carboon. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreidebeschrijving.

    nassariusSp

    Gastropoden van het geslacht Nassarius die niet op soort zijn gedetermineerd; marientot brakwater milieu. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    neptuneaAntiqua

    Noordhoren (Neptunea antiqua), mariene gastropode. De waarde is alleen van toepassingbij de uitgebreide beschrijving.

    nucellaLapillus

    Purperslak (Nucella lapillus), mariene gastropode. Geaccepteerd synoniem van Buccinumlapillus. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    nuculanaSp

    Tweekleppigen van het geslacht Nuculana die niet op soort zijn gedetermineerd; marien.Geaccepteerd synoniem van Leda sp. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreidebeschrijving.

    nuculaNitidosa

    Driehoekige parelmoerneut (Nucula nitidosa), mariene tweekleppige. De waarde is alleenvan toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    nuculaSp

    Tweekleppigen van het geslacht Nucula die niet op soort zijn gedetermineerd; marien.De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    ocenebraErinaceus

    Geschubde stekelhoren (Ocenebra erinaceus), mariene gastropode. Geaccepteerd synoniemvan Murex erinaceus. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    ostreaEdulis

    Zeeuwse oester (Ostrea edulis), mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassingbij de uitgebreide beschrijving.

    ostreaSp

    Tweekleppigen van het geslacht Ostrea die niet op soort zijn gedetermineerd; marien.

    paleogeneOstrea

    Fossiele tweekleppigen uit het Paleogeen van het geslacht Ostrea die niet op soortzijn gedetermineerd; marien. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreidebeschrijving.

    palliolumSp

    Tweekleppigen van het geslacht Palliolum die niet op soort zijn gedetermineerd; marien.De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    palliolumTigerinum

    Tijgerpels (Palliolum tigerinum), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniem vanPecten tigerinus. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    parvicardiumExiguum

    Scheve hartschelp (Parvicardium exiguum), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniemvan Cardium exiguum. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    patellaPellucida

    Blauwgesteepte schaalhoren (Patella pellucida), mariene gastropode. De waarde is alleenvan toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    pectinidae

    Tweekleppigen van de familie Pectinidae die niet nader zijn gedetermineerd, marien.

    peringiaUlvae

    Wadslakje (Peringia ulvae), mariene en brakwater gastropode. De waarde is alleen vantoepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    petricolariaPholadiformis

    Amerikaanse boormossel (Petricolaria pholadiformis), mariene tweekleppige. De waardeis alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    pholasDactylus

    Pholade (Pholas dactylus), mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassingbij de uitgebreide beschrijving.

    pisidiumSp

    Tweekleppigen van het geslacht Pisidium die niet op soort zijn gedetermineerd; zoetwater.De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    planorbisSp

    Gastropoden van het geslacht Planorbis die niet op soort zijn gedetermineerd; zoetwater.De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    pliothyrinaSowerbyana

    Pliothyrina sowerbyana, uitgestorven brachiopode, marien. Bekend uit het Mioceen enPlioceen. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    pododesmusPatelliformis

    Manteldekschelp (Pododesmus patelliformis), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniemvan Monia patelliformis en Anomia patelliformis. De waarde is alleen van toepassingbij de uitgebreide beschrijving.

    polititapesRhomboides

    Gevlamde tapijtschelp (Polititapes rhomboides), mariene tweekleppige. Geaccepteerdsynoniem van Polititapes virgineus en Venus rhomboides. De waarde is alleen van toepassingbij de uitgebreide beschrijving.

    polititapesSenescens

    Grijze tapijtschelp (Polititapes senescens), uitgestorven mariene tweekleppige bekenduit het Pleistoceen. Geaccepteerd synoniem van Venerupis senescens. De waarde is alleenvan toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    propebelaTurricula

    Gewone trapgevel (Propebela turricula), mariene gastropode. Geaccepteerd synoniemvan Murex turricula. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    retusaObtusa

    Oubliehoren (Retusa obtusa), mariene gastropode. Geaccepteerd synoniem van Bulla obtusa.De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    rissoaSp

    Gastropoden van het geslacht Rissoa die niet op soort zijn gedetermineerd; marien.De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    scrobiculariaPlana

    Platte slijkgaper (Scrobicularia plana), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniemvan Trigonella plana.

    serripesGroenlandicus

    Serripes groenlandicus, mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniem van Cardium groenlandicum.De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    skeneopsisPlanorbis

    Zeeposthorentje (Skeneopsis planorbis), mariene gastropode. Geaccepteerd synoniemvan Turbo planorbis. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    solenSp

    Tweekleppigen van het geslacht Solen die niet op soort zijn gedetermineerd; marien.De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    sphaeriumSp

    Tweekleppigen van het geslacht Sphaerium die niet op soort zijn gedetermineerd; zoetwater.De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    spisulaElliptica

    Ovale strandschelp (Spisula elliptica), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniemvan Mactra elliptica. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    spisulaSolida

    Stevige strandschelp (Spisula solida), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniemvan Cardium solidum. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    spisulaSp

    Tweekleppigen van het geslacht Spisula die niet op soort zijn gedetermineerd; marien.

    spisulaSubtruncata

    Halfgeknotte strandschelp (Spisula subtruncata), mariene tweekleppige. Geaccepteerdsynoniem van Trigonella subtruncata. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreidebeschrijving.

    steromphalaCineraria

    Asgrauwe tolhoorn (Steromphala cineraria), mariene gastropode. Geaccepteerd synoniemvan Gibbula cineraria en Trochus cinerarius. De waarde is alleen van toepassing bijde uitgebreide beschrijving.

    striarcaLactea

    Melkwitte arkschelp (Striarca lactea), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniemvan Arca lactea. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    succineaSp

    Gastropoden van het geslacht Succinea die niet op soort zijn gedetermineerd; land.De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    tellimyaFerruginosa

    Ovale zeeklitschelp (Tellimya ferruginosa), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniemvan Mya ferruginosa. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    tellinaSp

    Tweekleppigen van het geslacht Tellina die niet op soort zijn gedetermineerd; marien.De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    theodoxusSp

    Gastropoden van het geslacht Theodoxus die niet op soort zijn gedetermineerd; brak-en zoetwater milieu. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    thraciaPhaseolina

    Papierschelp (Thracia phaseolina), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniem vanAmphidesma phaseolina. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    thyasiraFlexuosa

    Golfschelp (Thyasira flexuosa), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniem van Tellinaflexuosa. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    timocleaOvata

    Ovale venusschelp (Timoclea ovata), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniem vanVenus ovata. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    tritiaNitida

    Grofgeribde fuikhoren (Nassarius reticulatus), mariene gastropode. Geaccepteerd synoniemvan Nassa nitida, Hinia nitida en Nassarius nitidus. De waarde is alleen van toepassingbij de uitgebreide beschrijving.

    tritiaReticulata

    Gevlochten fuikhoren (Tritia reticulata), mariene gastropode. Geaccepteerd synoniemvan Nassarius reticulatus, Hinia reticulata en Buccinum reticulatum. De waarde isalleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    tritiaReticulataNitida

    Gevlochten of grofgeribde fuikhoren (Tritia reticulata of Tritia nitida), marienegastropode waarbij het onderscheid tussen beide soorten niet gemaakt is. Samengevoegdgeaccepteerd synoniem van Nassarius reticulatus, Hinia reticulata, Buccinum reticulatum,Nassa nitida, Hinia nitida en Nassarius nitidus. De waarde is alleen van toepassingbij de uitgebreide beschrijving.

    tritiaSp

    Gastropoden van het geslacht Tritia die niet verder op soort zijn gedeterminieerd,marien. Geaccepteerd synoniem van Hinia sp. De waarde is alleen van toepassing bijde uitgebreide beschrijving.

    tritiaVaricosa

    Kleine fuikhoren (Tritia varicosa), mariene gastropode. Geaccepteerd synoniem vanNassarius pygmaeus, Hinia pygmaea en Hinia varicosa. De waarde is alleen van toepassingbij de uitgebreide beschrijving.

    triviaSp

    Gastropoden van het geslacht Trivia die niet op soort zijn gedetermineerd; marien.Geaccepteerd synoniem van Cypraea sp. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreidebeschrijving.

    trochusSp

    Gastropoden van het geslacht Trochus die niet op soort zijn gedetermineerd; marien.De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    turritellaSp

    Gastropoden van het geslacht Turritella die niet op soort zijn gedetermineerd; marien.

    turritellinellaTricarinata

    Penhoren (Turritellinella tricarinata), mariene gastropode. Geaccepteerd synoniemvan Turritella communis en Turbo tricarinatus. De waarde is alleen van toepassingbij de uitgebreide beschrijving.

    unionidae

    Tweekleppigen van de familie Unionidae die niet nader zijn gedetermineerd, zoetwater.

    valvataSp

    Gastropoden van het geslacht Valvata die niet op soort zijn gedetermineerd; brak-en zoetwater milieu.

    varicorbulaGibba

    Toegeknepen korfmossel (Varicorbula gibba), zoetwater tweekleppige. Geaccepteerd synoniemvan Corbula gibba. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    venericorPlanicosta

    Zwinkokkel (Venericor planicosta), uitgestorven mariene tweekleppige bekend uit hetEoceen. Geaccepteerd synoniem van Megacardita planicosta. De waarde is alleen vantoepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    venerupisCorrugata

    Tapijtschelp (Venerupis corrugata), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniem vanVenus corrugata. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    venerupisSp

    Tweekleppigen van het geslacht Venerupis die niet op soort zijn gedetermineerd; marien.De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    venusSp

    Tweekleppigen van het geslacht Venus die niet op soort zijn gedetermineerd; marien.

    viviparusGlacialis

    Viviparus glacialis, uitgestorven zoetwater gastropode bekend uit het Vroeg Pleistoceen.Geaccepteerd synoniem van Paludina glacialis. De waarde is alleen van toepassing bijde uitgebreide beschrijving.

    yoldiaLanceolata

    Yoldia lanceolata, uitgestorven mariene tweekleppige bekend uit het Vroeg Pleistoceen.De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    yoldiaOblongoides

    Yoldia oblongoides, uitgestorven mariene tweekleppige bekend uit het Vroeg Pleistoceen.Geaccepteerd synoniem van Yoldia myalis. De waarde is alleen van toepassing bij deuitgebreide beschrijving.

    yoldiaSp

    Tweekleppigen van het geslacht Yoldia die niet op soort zijn gedetermineerd; marien.De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

    zirfaeaCrispata

    Ruwe boormossel (Zirfaea crispata), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniem vanMya crispata en Pholas crispata. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreidebeschrijving.

    gastropoda

    Gastropoden die niet op geslacht zijn gedetermineerd.

    schelpMarien

    Mariene schelpen die niet op soort zijn gedetermineerd.

    schelpNietMarien

    Zoetwater en land schelpen die niet op soort zijn gedetermineerd.

    7.90 7.91 SoortVeen

    De lijst met de soorten veen.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    bosveen

    Het veen bestaat uit een bruinkleurige matrix die weinig samenhang vertoont met daarinlicht geel- tot roodbruine resten van hout die typisch millimeters tot decimetersgroot zijn. Dit type veen kan een relatief grote minerale component hebben.

    heideveen

    Het veen bestaat uit een samenhangende bruin- tot zwartkleurige matrix van fijn vezeligmateriaal met daarin veel als zodanig herkenbare roodbruine resten van worteltjesen takjes van heide: dunne, kronkelige, houtige resten van typisch centimeters lengte.Dit type veen is gewoonlijk mineraalarm.

    mosveen

    Het veen heeft veelal een platige structuur en bestaat voornamelijk uit zeer fijnebruinkleurige vezeltjes met een schilferig uiterlijk. Dit type veen is gewoonlijkmineraalarm.

    nietBepaald

    Het soort veen kon niet worden bepaald.

    rietveen

    Het veen bestaat voornamelijk uit als zodanig herkenbare geelkleurige resten van riet:glanzende, platte, fijne worteltjes, typisch millimeters groot en resten van wortelstokkenen stengels, typisch centimeters tot decimeters groot. Dit type veen kan een relatiefgrote minerale component hebben.

    veenmosveen

    Het veen bestaat voornamelijk uit als zodanig herkenbare resten van veenmos: geligeblaadjes en stengeltjes die typisch millimeters tot centimeters groot zijn. Dit typeveen is gewoonlijk mineraalarm.

    wollegrasveen

    Het veen bevat als zodanig herkenbare resten van borstels van de basale bladschedenvan eenarig wollegras: haren met typisch een lengte van een of enkele centimeters.Dit type veen is gewoonlijk mineraalarm en heeft een bruinige kleur.

    zeggeveen

    Het veen bestaat voornamelijk uit als zodanig herkenbare resten van zegge: dunne worteltjesdie typisch millimeters tot centimeters groot zijn, platte vooral brede bladrestendie typisch millimeters tot centimeters lang zijn en licht geel tot bruin van kleurzijn. Dit type veen kan een geringe minerale component hebben.

    scheuchzeriaveen

    Het veen bestaat voornamelijk uit als zodanig herkenbare resten van Scheuchzeria:platte, kronkelige, bruine lichtglanzende stengels met dicht op elkaar staande knopenmet typisch een lengte van een of enkele centimeters. Dit type veen is gewoonlijkmineraalarm.

    7.91 7.92 Spoelingtoeslag

    De lijst met de materialen die aan werkwater zijn toegevoegd.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    bentoniet

    Water met toevoeging van bentoniet om de viscositeit te verhogen en circulatieverlieste verminderen.

    bentonietBariet

    Water met toevoeging van bentoniet en bariumsulfaat om het soortelijk gewicht te verhogen.

    bentonietMicrodolomiet

    Water met toevoeging van bentoniet en microdolomiet om het soortelijk gewicht te verhogen.

    polymeren

    Water met toevoeging van (biologisch afbreekbare) polymeren als CMC om de viscositeitte verhogen en circulatieverlies te verminderen.

    onbekend

    Het is niet bekend welk materiaal als spoeling is gebruikt.

    7.92 7.93 StopcriteriumVeld

    De lijst met de redenen waarom met de activiteit in het veld is opgehouden.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    beperkingTechnisch

    De veldactiviteit is voortijdig gestopt vanwege beperkingen van het gebruikte apparaat.

    einddoel

    Het vooraf gestelde doel van de veldactiviteit is bereikt; vaak is dat de beoogdeeinddiepte.

    obstakel

    De veldactiviteit is voortijdig gestopt omdat op een niet nader omschreven obstakelis gestuit.

    obstakelConstructie

    De veldactiviteit is voortijdig gestopt omdat op een deel van een constructie is gestuit;voorbeelden zijn resten van een bouwwerk, een rioolbuis.

    obstakelGrindStenen

    De veldactiviteit is voortijdig gestopt omdat op grind, zeer grove grond of stenenis gestuit.

    obstakelIJzervloer

    De veldactiviteit is voortijdig gestopt omdat op een ijzervloer, ofwel een laag ijzeroer,is gestuit.

    obstakelPuin

    De veldactiviteit is voortijdig gestopt omdat op puin is gestuit.

    obstakelVastGesteente

    De veldactiviteit is voortijdig gestopt omdat het vast gesteente is bereikt.

    risico

    De veldactiviteit is voortijdig gestopt omdat er niet veilig verder gewerkt kan wordenvanwege een niet nader omschreven risico.

    risicoGrondwaterdruk

    De veldactiviteit is voortijdig gestopt omdat de grondwaterdruk te hoog is om veiligverder te kunnen werken.

    risicoWerkwaterverlies

    De veldactiviteit is voortijdig gestopt omdat het werkwater zeer snel wegstroomde.

    storing

    De veldactiviteit is voortijdig gestopt omdat er een organisatorisch of technischprobleem is opgetreden.

    onbekend

    Het onderzoek is voortijdig gestopt. De reden is niet bekend.

    7.93 7.94 Structuur

    De lijst met de waarden voor de interne opbouw van lagen.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    geenStructuur

    De laag heeft geen sedimentaire of post-sedimentaire structuur.

    gelaagdheidFlaser

    Sedimentaire structuur: de laag bestaat uit een afwisseling van zand en fijnkorreligegrond; het zand vormt golvende laagjes, het fijne materiaal vormt ook golvende laagjesof het komt voor in lenzen.

    gelaagdheidLinsen

    Sedimentaire structuur: de laag bestaat uit een afwisseling van fijnkorrelige gronden zand; de fijnkorrelige grond vormt golvende laagjes, het zand vormt ook golvendelaagjes of het komt voor in lenzen.

    gelaagdheidParallel

    Sedimentaire structuur: de laag is een opeenvolging van horizontale of subhorizontalelaagjes die uit eenzelfde grondsoort bestaan

    heterogeenGelaagd

    Sedimentaire structuur: de laag is een min of meer regelmatige afwisseling van verschillendegrondsoorten.

    involutie

    Post-sedimentaire structuur: de laag is een opeenvolging van onregelmatig ondulerendehomogene gedeelten op cm tot m-schaal (plooien, zakvormen) zonder duidelijk onderlingverband en wordt toegeschreven aan post-sedimentaire processen die in de bodem kunnenoptreden boven een permafrostniveau.

    mozaiekStructuur

    Post-sedimentaire structuur: de laag heeft zijn oorspronkelijke structuur grotendeelsverloren; de grond is verbroken tot een mozaïek van brokjes met een grootte van enkelemillimeters tot enkele centimeters. Komt voor in fijnkorrelige lagen. In individuelebrokjes kan de oorspronkelijke structuur (deels) behouden zijn.

    onregelmatigVervormd

    Post- of synsedimentaire structuur : de laag bestaat uit onregelmatig vervormde grondlichamenvan twee of meer grondsoorten. De grondlichamen zijn meestal scherp begrensd en zijnvervormd door verkneding, breukwerking, vervloeiing, opbarsting, of een combinatiehiervan. Soms zijn in de delen resten van de oorspronkelijke gelaagdheid zichtbaar.

    ribbelsAsymmetrisch

    Sedimentaire structuur: de laag is opgebouwd uit ribbels met een steile en een mindersteile flank.

    ribbelsKlimmend

    Sedimentaire structuur: de laag is opgebouwd uit ribbels die elkaar verticaal opvolgen.

    ribbelsSymmetrisch

    Sedimentaire structuur: de laag is opgebouwd uit ribbels met even steile flanken.

    scheveGelaagdheidLaaghoekig

    Sedimentaire structuur: de laag bestaat uit scheefstaande laagjes; de laagjes zijngoed zichtbaar en de hoek van scheefstelling is niet meer dan enkele graden.

    scheveGelaagdheidNormaal

    Sedimentaire structuur: de laag bestaat uit scheefstaande laagjes; de laagjes zijngoed zichtbaar en de hoek van scheefstelling is minimaal enkele graden.

    scheveGelaagdheidOnduidelijk

    Sedimentaire structuur: de laag bestaat uit scheefstaande laagjes; de laagjes zijnslecht zichtbaar doordat ze uiterst dun zijn of uit goed gesorteerd sediment bestaan.

    scheveGelaagdheidVisgraat

    Sedimentaire structuur: de laag bestaat uit verticale eenheden die zijn opgebouwduit scheefstaande laagjes; de helling van de scheefstaande laagjes is in aangrenzendeeenheden tegengesteld.

    zettingStructuur

    Post-sedimentaire structuur: de laag heeft zijn oorspronkelijke structuur enigszinsverloren door natuurlijke belasting en vertoont een patroon van kleine (sub)verticale,scherp gedefinieerde vlakjes waarlangs het sediment op mm- tot cm-schaal verzet is.

    7.94 7.95 TextuurOrganischeGrond

    De lijst voor de classificatie van de mate van vezeligheid van organische grond.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    amorf

    Geen zichtbare plantaardige structuur, sponsachtige consistentie. Een klasse onderde NEN-EN-ISO 14688 procedure.

    pseudoVezelig

    Mengsel van vezels met een lengte kleiner dan 1 mm en amorfe massa. Een klasse onderde NEN-EN-ISO 14688 procedure.

    pseudoVezeligFijn

    Mengsel van vezels en amorfe massa. Er is geen onderscheid gemaakt tussen fijne engrove vezels (fijnVezelig en grofVezelig). Een klasse onder de NEN-EN-ISO 14688 procedure.

    pseudoVezeligGrof

    Mengsel van vezels met een lengte of diameter groter dan 1 mm en amorfe massa. Eenklasse onder de NEN-EN-ISO 14688 procedure.

    vezelig

    Vezelige structuur, eenvoudig te herkennen plantaardige structuur, behoudt enige sterkte.Er is geen onderscheid gemaakt tussen fijne en grove vezels (fijnVezelig en grofVezelig).Een klasse onder de NEN-EN-ISO 14688 procedure.

    vezeligFijn

    Vezelige structuur, vezels met een lengte kleiner dan 1 mm, eenvoudig te herkennenplantaardige structuur, behoudt enige sterkte. Een klasse onder de NEN-EN-ISO 14688procedure.

    vezeligGrof

    Vezelige structuur, vezels met een lengte of diameter groter dan 1 mm, eenvoudig teherkennen plantaardige structuur, behoudt enige sterkte. Een klasse onder de NEN-EN-ISO14688 procedure.

    amorfNietGespecificeerd

    Vergane plantenresten. Het is niet bekend in welke mate de plantenresten zijn verteerd.

    zwakAmorfNEN5104

    Niet tot zwak vergane plantenresten. Bij handpersen ontwijkt geen veen tussen de vingersen het uitgeperste water is kleurloos tot troebel. Een klasse ontleend aan Von Post(1961).

    matigAmorfNEN5104

    Matig vergane plantenresten, de structuur is nog zichtbaar. Bij handpersen glijdtveel van het veen tussen de vingers door en het uitgeknepen water is troebel. Eenklasse ontleend aan Von Post (1961).

    sterkAmorfNEN5104

    Zeer sterk vergane plantenresten, structuur ontbreekt geheel. Bij handpersen glijdthet grootste deel van het veen tussen de vingers door. Een klasse ontleend aan VonPost (1961).

    7.95 7.96 TijdelijkeVerandering

    De lijst met de waarden voor tijdelijke verandering in het terrein.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    bevriezing

    Voor de start van het onderzoek was de ondergrond ten behoeve van andere werkzaamhedenbevroren.

    bouwput

    Voor de start van het onderzoek was de ondergrond ten behoeve van bouwwerkzaamhedenuitgegraven.

    bronbemaling

    Voor de start van het onderzoek was de grondwaterstand verlaagd ten behoeve van anderewerkzaamheden.

    injectie

    Voor de start van het onderzoek was er materiaal in de ondergrond geïnjecteerd tenbehoeve van andere werkzaamheden.

    vacuumconsolidatie

    Voor de start van het onderzoek was er in de ondergrond vacuümconsolidatie toegepastten behoeve van andere werkzaamheden.

    verticaleDrainage

    Voor de start van het onderzoek was de ondergrond tot op enige diepte verticaal gedraineerd(met strips, grindpalen, etc.) ten behoeve van andere werkzaamheden.

    voorbelasting

    Voor de start van het onderzoek was de ondergrond voorbelast ten behoeve van anderewerkzaamheden.

    7.96 7.97 ToegepastOptischModel

    De lijst met de gebruikte modellen voor de vertaling van meetresultaten van de laserdiffractienaar de korrelgrootteverdeling.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    Fraunhofer

    Het meetresultaat van de laserdiffractie is met behulp van het Fraunhofermodel opbasis van lichtverstrooiing omgerekend naar de korrelgrootteverdeling. Het Fraunhofermodelis met name geschikt voor materiaal met grote korrels.

    Mie

    Het meetresultaat van de laserdiffractie is met behulp van het model van Mie op basisvan lichtbuiging (refractie) omgerekend naar de korrelgrootteverdeling. Het modelvan Mie is met name geschikt voor fijne korrels.

    7.97 7.98 TypeDiscontinuïteit

    De lijst met de discontinuïteiten die de laagopbouw verstoren.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    antropogeen

    Grensvlak in antropogene grond dat niet als laagscheiding kan worden beschreven.

    breuk

    Een vlak waarlangs lagen verzet zijn.

    ijswigInvulling

    De begrenzing van een (sub)verticaal wigvormig grondlichaam dat is opgebouwd uit verticaaltot subverticaal gelamineerd sediment en dat geassocieerd is met het voorkomen vaneen aantal trapsgewijs verlopende breukjes in het omringende materiaal.

    krimpscheur

    Een smalle, (sub)verticale wigvormige discontinuïteit in fijnkorrelige grond, diemet andersoortig materiaal gevuld is.

    kryoturbatie

    Een discontinuïteit die uit grond bestaat dat na afzetting van het sediment, is vermengddoor herhaaldelijk bevriezen en ontdooien.

    opbarsting

    Een of meer (sub)verticaal verlopende zandige aders, vingers of bolvormige structurendie dezelfde lithologie hebben als onderliggende lagen en lateraal begrensd zijn doornaar boven toe convex afbuigende plooien. De structuren zijn enkele millimeters diktot enkele centimeters in diameter.

    zandwig

    De begrenzing van een (sub)verticaal wigvormig grondlichaam dat uit verticaal totsubverticaal gelamineerd zand bestaat en dat geassocieerd is met het voorkomen vannaar boven toe convex afbuigende plooien in het omringende, zandige, materiaal.

    7.98 7.99 TypeIngreep

    De lijst met de omschrijvingen van de wijze waarop een antropogene laag is ontstaan.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    gecontroleerdAangebracht

    Opgebracht materiaal dat tot een bepaalde graad verdicht is (engineered fill).

    geroerd

    De natuurlijke samenhang van de grond is door ploegen of andere vormen van omwoelenverstoord.

    losGestort

    Opgebracht materiaal dat los gestort is.

    nietBepaald

    De wijze waarop de mens in de opbouw van de ondergrond heeft ingegrepen, kon nietworden bepaald.

    7.99 7.100 Vakgebied

    De lijst met de vakgebieden waarbinnen het onderzoek is uitgevoerd.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    geologie

    Booronderzoek uitgevoerd vanuit specialistisch geologische expertise.

    geologieArcheologie

    Booronderzoek uitgevoerd vanuit specialistisch geologische expertise met ondersteuningvanuit archeologische expertise.

    geologieArcheologieMilieukunde

    Booronderzoek uitgevoerd vanuit specialistisch geologische expertise met ondersteuningvanuit archeologische en milieukundige expertise.

    geologieMilieukunde

    Booronderzoek uitgevoerd vanuit specialistisch geologische expertise met ondersteuningvanuit milieukundige expertise.

    geotechniekArchief

    Booronderzoek uitgevoerd vanuit geotechnische expertise.

    7.100 7.101 VerticaalReferentievlak

    De lijst met de referentievlakken waarin de verticale positie is gedefinieerd.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    LAT

    Laagst mogelijke waterstand gebaseerd op de stand van zon en maan (Lowest AstronomicalTide).

    MSL

    Gemiddeld zeeniveau (Mean Sea Level).

    NAP

    Normaal Amsterdams Peil.

    7.101 7.102 VerticaleTrend

    De lijst met de omschrijvingen van de aard van een geleidelijke verticale veranderingin een laag.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    geenTrend

    De laag vertoond geen waarneembare geleidelijke verticale verandering.

    naarBovenFijner

    De laag vertoond een verticale trend waarbij deze naar boven toe fijner wordt watzich uit in meerdere kenmerken.

    naarBovenGrover

    De laag vertoond een verticale trend waarbij deze naar boven toe grover wordt watzich uit in meerdere kenmerken.

    naarBovenMeerGlauconiet

    De laag vertoond een verticale trend waarbij naar boven toe het aandeel glauconiettoeneemt.

    naarBovenMeerGlimmer

    De laag vertoond een verticale trend waarbij naar boven toe het aandeel glimmers toeneemt.

    naarBovenMeerGrind

    De laag vertoond een verticale trend waarbij naar boven toe het grindgehalte toeneemt.

    naarBovenMeerKalk

    De laag vertoond een verticale trend waarbij naar boven toe het kalkgehalte toeneemt.

    naarBovenMeerLutum

    De laag vertoond een verticale trend waarbij naar boven toe het lutumgehalte toeneemt.

    naarBovenMeerOrganischMateriaal

    De laag vertoond een verticale trend waarbij naar boven toe het organisch stofgehaltetoeneemt.

    naarBovenMeerPlanten

    De laag vertoond een verticale trend waarbij naar boven toe het aandeel plantenrestentoeneemt.

    naarBovenMeerSchelpen

    De laag vertoond een verticale trend waarbij naar boven toe het schelpenmateriaalgehaltetoeneemt.

    naarBovenMeerSilt

    De laag vertoond een verticale trend waarbij naar boven toe het siltgehalte toeneemt.

    naarBovenMeerZand

    De laag vertoond een verticale trend waarbij naar boven toe het zandgehalte toeneemt.

    naarBovenMinderGlauconiet

    De laag vertoond een verticale trend waarbij naar boven toe het aandeel glauconietafneemt.

    naarBovenMinderGlimmer

    De laag vertoond een verticale trend waarbij naar boven toe het aandeel glimmers afneemt.

    naarBovenMinderGrind

    De laag vertoond een verticale trend waarbij naar boven toe het grindgehalte afneemt.

    naarBovenMinderKalk

    De laag vertoond een verticale trend waarbij naar boven toe het kalkgehalte afneemt.

    naarBovenMinderLutum

    De laag vertoond een verticale trend waarbij naar boven toe het lutumgehalte afneemt.

    naarBovenMinderOrganischMateriaal

    De laag vertoond een verticale trend waarbij naar boven toe het organisch stofgehalteafneemt.

    naarBovenMinderPlanten

    De laag vertoond een verticale trend waarbij naar boven toe het aandeel plantenrestenafneemt.

    naarBovenMinderSchelpen

    De laag vertoond een verticale trend waarbij naar boven toe het schelpmateriaalgehalteafneemt.

    naarBovenMinderSilt

    De laag vertoond een verticale trend waarbij naar boven toe het siltgehalte afneemt.

    naarBovenMinderZand

    De laag vertoond een verticale trend waarbij naar boven toe het zandgehalte afneemt.

    bovenkantAmorf

    De laag is aan de bovenkant amorf. Er is geen sprake van een geleidelijke overgang.

    bovenkantGrindig

    De laag is aan de bovenkant grindig. Er is geen sprake van een geleidelijke overgang.

    bovenkantGrof

    De laag is aan de bovenkant grof. Er is geen sprake van een geleidelijke overgang.

    bovenkantHumeus

    De laag is aan de bovenkant humeus. Er is geen sprake van een geleidelijke overgang.

    bovenkantKalkloos

    De laag is aan de bovenkant kalkloos. Er is geen sprake van een geleidelijke overgang.

    bovenkantKleiig

    De laag is aan de bovenkant kleiig. Er is geen sprake van een geleidelijke overgang.

    bovenkantSchelphoudend

    De laag is aan de bovenkant schelphoudend. Er is geen sprake van een geleidelijkeovergang.

    bovenkantSiltig

    De laag is aan de bovenkant siltig. Er is geen sprake van een geleidelijke overgang.

    bovenkantZandig

    De laag is aan de bovenkant zandig. Er is geen sprake van een geleidelijke overgang.

    onderkantAmorf

    De laag is aan de onderkant amorf. Er is geen sprake van een geleidelijke overgang.

    onderkantGrindig

    De laag is aan de onderkant grindig. Er is geen sprake van een geleidelijke overgang.

    onderkantGrof

    De laag is aan de onderkant grof. Er is geen sprake van een geleidelijke overgang.

    onderkantHumeus

    De laag is aan de onderkant humeus. Er is geen sprake van een geleidelijke overgang.

    onderkantKleiig

    De laag is aan de onderkant kleiig. Er is geen sprake van een geleidelijke overgang.

    onderkantSchelphoudend

    De laag is aan de onderkant schelphoudend. Er is geen sprake van een geleidelijkeovergang.

    onderkantSiltig

    De laag is aan de onderkant siltig. Er is geen sprake van een geleidelijke overgang.

    onderkantZandig

    De laag is aan de onderkant zandig. Er is geen sprake van een geleidelijke overgang.

    7.102 7.103 VerwijderdMateriaal

    De lijst met de materialen die zijn verwijderd.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    antropogeenNietStenigBestanddeel

    Voorafgaand aan de bepaling is niet-stenig antropogeen materiaal verwijderd.

    antropogeenStenigBestanddeel

    Voorafgaand aan de bepaling is stenig antropogeen materiaal verwijderd en dat is lichtstenig ophoogmateriaal, puin, stenen, verbrandingsresten en wegverhardingsmateriaal.

    botresten

    Er is voorafgaand aan de bepaling zijn botten, of resten daarvan, afkomstig van gewerveldedieren of mensen verwijderd.

    geen

    Er is voorafgaand aan de bepaling geen materiaal verwijderd.

    grind

    Voorafgaand aan de bepaling is grind en grover materiaal verwijderd.

    houtskool

    Voorafgaand aan de bepaling zijn door verbranding verkoolde resten van hout verwijderd.

    ijzerconcreties

    Voorafgaand aan de bepaling zijn korrels of brokken samengesteld materiaal van neergeslagenijzerverbindingen in een matrix van zand en/of grind, klei of silt, verwijderd.

    kalkconcreties

    Voorafgaand aan de bepaling zijn concreties die door carbonaat tot een geheel zijnverkit verwijderd.

    plantenrestenHoutig

    Voorafgaand aan de bepaling zijn houtige, onverteerde resten van planten, zoals stammenen takken verwijderd.

    plantenrestenNietHoutig

    Voorafgaand aan de bepaling zijn niet-houtige, onverteerde resten van planten, zoalsworteltjes, rietstengels en bladeren verwijderd.

    schelpmateriaal

    Voorafgaand aan de bepaling zijn schelpen en resten van schelpen verwijderd.

    7.103 7.104 VerwijderingsmethodeKalk

    De lijst met de methoden voor het verwijderen van koolzure kalk.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    handmatig

    Koolzure kalk is handmatig verwijderd en enkel grove bestanddelen zijn verwijderd.

    HCL_0.5M

    Koolzure kalk is verwijderd met HCL (0,5 M).

    nietVerwijderd

    Koolzure kalk is niet verwijderd.

    7.104 7.105 VerwijderingsmethodeOrganischeStof

    De lijst met de methoden voor het verwijderen van het organische stof.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    handmatig

    Organische stof is handmatig verwijderd en enkel grove bestanddelen zijn verwijderd.

    H2O2_15procent

    Organische stof is verwijderd met H2O2 (15 %).

    nietVerwijderd

    Organische stof is niet verwijderd.

    7.105 7.106 Verzadigingsmethode

    De lijst met de methoden voor verzadiging die voor de bepalingen in de geologischemonsteranalyse worden toegepast.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    waterverzadigen

    Methode voor het vooraf verzadigen van het proefstuk. Het proefstuk in de ring wordtmet behulp van een monsterhouder in een waterbad met deksel geplaatst. Het proefstukwordt uiterst langzaam van onderaf verzadigd. Dit duurt ca. 4 tot 10 dagen. Na verzadigingwordt aan de bovenkant van het proefstuk eenmalig 25 mm water afgezogen.

    onderBelasting

    Methode voor het vooraf verzadigen van het proefstuk. Het proefstuk wordt tussen tweeporeuze stenen in het apparaat geplaatst onder druk en krijgt eerst de gelegenheidom zich aan te passen aan de nieuwe druk (het proefstuk is geconsolideerd). Dit duurt 24 uur. Vervolgens krijgt het proefstuk de gelegenheid om water vanafde onderkant op te nemen. Dit duurt circa 1 tot 3 dagen.

    7.106 7.107 Vlekkleur

    De lijst met de kleuren van vlekken.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    bruinTotBijnaZwart

    De vlekken zijn bruin tot bijna zwart.

    donkerbruinTotPaars

    De vlekken zijn donkerbruin tot paars.

    donkergeelTotOkergeel

    De vlekken zijn donkergeel tot okergeel.

    geelTotLichtgeel

    De vlekken zijn geel tot lichtgeel.

    grijs

    De vlekken zijn grijs.

    oranjeroodTotRoodbruin

    De vlekken zijn oranjerood tot roodbruin, roestkleurig.

    blauw

    Blauw zoals gebruikt voor archiefgegevens.

    bruin

    Bruin zoals gebruikt voor archiefgegevens.

    geel

    Geel zoals gebruikt voor archiefgegevens.

    groen

    Groen zoals gebruikt voor archiefgegevens.

    onbekend

    De vlekkleur is niet bekend.

    oranje

    Oranje zoals gebruikt voor archiefgegevens.

    rood

    Rood zoals gebruikt voor archiefgegevens.

    wit

    Wit zoals gebruikt voor archiefgegevens.

    zwart

    Zwart zoals gebruikt voor archiefgegevens.

    7.107 7.108 VolumePercentageklasse

    De lijst met de standaardclassificatie van volumepercentages in het vakgebied geologie.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    geen

    Het bestanddeel komt niet voor.

    spoorTot1

    Er komt een spoor voor en dat betekent dat het aandeel in het volume minder dan 1% is.

    weinig1tot10

    Er komt weinig voor en dat betekent dat het aandeel in het volume minimaal 1 en minderdan 10 % is.

    veel10tot30

    Er komt veel voor en dat betekent dat het aandeel in het volume minimaal 10 en minderdan 30 % is.

    zeerVeel30tot50

    Er komt zeer veel voor en dat betekent dat het aandeel in het volume minimaal 30 enminder dan 50 % is.

    uiterstVeelMinstens50

    Er komt uiterst veel voor en dat betekent dat het aandeel in het volume minstens 50% is.

    aandeelOnbekend

    Het bestanddeel is aanwezig, maar het aandeel in het volume is niet bekend.

    onbekend

    Het is niet bekend of het bestanddeel aanwezig is.

    zeerVeelTotUiterstVeelMinstens30

    Er komt zeer veel tot uiterst veel voor en dat betekent dat het aandeel in het volumeminstens 30 % is.

    7.108 7.109 Voorbehandeling

    De lijst met de werkzaamheden die tijdens het boren zijn uitgevoerd om een intervalte prepareren ten behoeve van de bemonstering.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    bevriezing

    De uitvoerder heeft het interval tijdens het boren bevroren.

    geen

    Er heeft tijdens het boren geen voorbehandeling plaatsgevonden.

    injectieDragendVermogen

    De uitvoerder heeft het interval tijdens het boren geïnjecteerd met materiaal om dewaterdoorlatendheid te verkleinen.

    injectieWaterdoorlatendheid

    De uitvoerder heeft het interval tijdens het boren geïnjecteerd met materiaal om hetdragend vermogen te vergroten.

    onbekend

    Het is onbekend of er tijdens het boren voorbehandeling heeft plaatsgevonden.

    7.109 7.110 Voorbereiding

    De lijst met de werkzaamheden die voor het boren zijn uitgevoerd.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    bevriezing

    De uitvoerder heeft voordat met boren is begonnen de ondergrond tot op een bepaaldediepte bevroren.

    geen

    De uitvoerder heeft geen voorbereidende werkzaamheden uitgevoerd.

    injectieDragendVermogen

    De uitvoerder heeft voordat met boren is begonnen de ondergrond tot op een bepaaldediepte geïnjecteerd met materiaal om het dragend vermogen te vergroten.

    injectieWaterdoorlatendheid

    De uitvoerder heeft voordat met boren is begonnen de ondergrond tot op een bepaaldediepte geïnjecteerd met materiaal om de waterdoorlatendheid te verkleinen.

    tijdelijkeVerbuizingVooraf

    De uitvoerder heeft voordat met boren is begonnen tot op een bepaalde diepte in deondergrond een buis aangebracht.

    vacuumconsolidatie

    De uitvoerder heeft voordat met boren is begonnen tot op een bepaalde diepte in deondergrond vacuümconsolidatie toegepast.

    verticaleDrainage

    De uitvoerder heeft voordat met boren is begonnen de ondergrond tot op een bepaaldediepte verticaal gedraineerd (strips, grindpalen, etc.).

    7.110 7.111 VormVoorkomen

    De lijst met de vormen van voorkomens van andere soorten grond of gesteente in grond.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    brokjesErgKlein

    Brokjes met een lengte minder dan 2 mm.

    brokjesKlein

    Brokjes met een lengte tussen 2 en 6 mm.

    brokjesVrijKlein

    Brokjes met een lengte tussen 6 en 20 mm.

    brokjesVrijGroot

    Brokjes met een lengte tussen 20 en 60 mm.

    brokjesGroot

    Brokjes met een lengte tussen 60 en 200 mm.

    laagjesErgDunGelamineerd

    Een of meer laagjes met een dikte kleiner dan 2 mm.

    laagjesDunGelamineerd

    Een of meer laagjes met een dikte tussen 2 en 6 mm.

    laagjesDikGelamineerd

    Een of meer laagjes met een dikte tussen 6 en 20 mm.

    laagjesErgDunGelaagd

    Een of meer laagjes met een dikte tussen 20 en 60 mm.

    laagjesDunGelaagd

    Een of meer laagjes met een dikte tussen 60 en 200 mm.

    sedimentlenzen

    Een of meer geïsoleerde, duidelijk begrensde, lensvormige voorkomens die herkend wordenals in deeltjes afgezet.

    7.111 7.112 WeggegravenMateriaal

    De lijst met de materialen die zijn weggegraven.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    grind

    Natuurlijke of antropogene grond die in hoofdzaak uit grind bestaat.

    huisvuil

    Ongedifferentieerd huishoudelijk afval.

    klei

    Natuurlijke of antropogene grond die in hoofdzaak uit leem bestaat.

    leem

    Natuurlijke of antropogene grond die in hoofdzaak uit klei bestaat.

    ophoogmateriaalLicht

    Ophoogmateriaal met een laag soortelijk gewicht.

    puin

    Bouw- en sloopafval; veelal een mengsel van stenig materiaal dat door de mens gemaaktof bewerkt is.

    stenen

    Stenen van natuurlijk materiaal dat door de mens bewerkt is tot bouwstenen, ballastblokken,(basalt)stortsteen of een bijproduct van mijnbouw zijn.

    veen

    Natuurlijke of antropogene grond die in hoofdzaak uit veen bestaat.

    wegverhardingsmateriaal

    Materiaal dat gebruikt is voor het verharden van wegen en erven; voorbeelden zijnasfalt, betonklinkers, klinkers, steenslag en tegels.

    zand

    Natuurlijke of antropogene grond die in hoofdzaak uit zand bestaat.

    7.112 7.113 Zandmediaanklasse

    De lijst voor de classificatie van de mediaan van de zandfractie

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    fijn63tot105um

    De zandmediaan is groter dan 63 μm en kleiner dan of gelijk aan 105 μm. Een klassebinnen de categorie fijn onder de NEN-EN-ISO 14688 procedure.

    fijn105tot150um

    De zandmediaan is groter dan 105 μm en kleiner dan of gelijk aan 150 μm. Een klassebinnen de categorie fijn onder de NEN-EN-ISO 14688 procedure.

    fijn150tot200um

    De zandmediaan is groter dan 150 μm en kleiner dan of gelijk aan 200 μm. Een klassebinnen de categorie fijn onder de NEN-EN-ISO 14688 procedure.

    middelgrof200tot300um

    De zandmediaan is groter dan 200 μm en kleiner dan of gelijk aan 300 μm. Een klassebinnen de categorie middelgrof onder de NEN-EN-ISO 14688 procedure.

    middelgrof300tot420um

    De zandmediaan is groter dan 300 μm en kleiner dan of gelijk aan 420 μm. Een klassebinnen de categorie middelgrof onder de NEN-EN-ISO 14688 procedure.

    middelgrof420tot630um

    De zandmediaan is groter dan 420 μm en kleiner dan of gelijk aan 630 μm. Een klassebinnen de categorie middelgrof onder de NEN-EN-ISO 14688 procedure.

    grof630tot2000um

    De zandmediaan is groter dan 630 μm en kleiner dan of gelijk aan 2000 μm. Een klasseonder de NEN-EN-ISO 14688 procedure.

    uiterstFijnNEN5104

    De zandmediaan is gelijk aan of groter dan 63 μm en kleiner dan 105 μm. Een klasseonder de NEN5104 procedure.

    zeerFijnNEN5104

    De zandmediaan is gelijk aan of groter dan 105 μm en kleiner dan 150 µm. Een klasseonder de NEN5104 procedure.

    matigFijnNEN5104

    De zandmediaan is gelijk aan of groter dan 150 μm en kleiner dan 210 µm. Een klasseonder de NEN 5104 procedure.

    matigGrofNEN5104

    De zandmediaan is gelijk aan of groter dan 210 μm en kleiner dan 300 µm. Een klasseonder de NEN 5104 procedure.

    zeerGrofNEN5104

    De zandmediaan is gelijk aan of groter dan 300 μm en kleiner dan 420 µm. Een klasseonder de NEN 5104 procedure.

    uiterstGrofNEN5104

    De zandmediaan is gelijk aan of groter dan 420 μm en kleiner dan 2000 µm. Een klasseonder de NEN 5104 procedure.

    uiterstFijnVerbraeck

    De zandmediaan is gelijk aan of groter dan 50 μm en kleiner dan 105 μm. Een klasse naar de indeling van Verbraeck.

    zeerFijnVerbraeck

    De zandmediaan is gelijk aan of groter dan 105 μm en kleiner dan 150 μm. Een klasse naar de indeling van Verbraeck.

    matigFijnVerbraeck

    De zandmediaan is gelijk aan of groter dan 150 μm en kleiner dan 210 μm. Een klasse naar de indeling van Verbraeck.

    matigGrofVerbraeck

    De zandmediaan is gelijk aan of groter dan 210 μm en kleiner dan 420 μm. Een klasse naar de indeling van Verbraeck.

    grofTotZeerGrofVerbraeck

    De zandmediaan is gelijk aan of groter dan 420 μm en kleiner dan 2000 μm. Een klasse naar de indeling van Verbraeck.

    onbekend

    De mediaan van de zandfractie is niet bekend

    7.113 7.114 Zandspreiding

    De lijst voor de classificatie van de spreiding van de korrelgrootte van de zandfractie.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    zeerKlein

    Zand waarvan meer dan 90 % van de korrels binnen dezelfde zandmediaanklasse valt.

    matigKlein

    Zand waarvan meer dan 90 % van de korrels binnen twee aansluitende zandmediaanklassenvalt.

    matigGroot

    Zand waarvan meer dan 90 % van de korrels binnen drie aansluitende zandmediaanklassenvalt en de zandmediaan in de middelste van de drie zandmediaanklassen ligt.

    zeerGroot

    Zand waarvan minder dan 90 % van de korrels binnen drie aansluitende zandmediaanklassenvalt en de zandmediaan niet in de middelste van de drie zandmediaanklassen ligt.

    tweetoppig

    Zand waarvan de korrels tot twee populaties horen die meestal niet in aaneensluitendezandmediaanklassen liggen.

    zeerKleinNEN5104

    Zand met een matig kleine variatie in grootte van de zandkorrels. De gelijkmatigheidscoefficientD60/D10 (de verhouding tussen de korrelgrootten waarbij respectievelijk 60 % en 10% van de massa van de zandfractie kleiner is) is groter dan of gelijk aan 1,0 en kleinerdan 1,8.

    matigNEN5104

    Zand met een matige variatie in grootte van de zandkorrels: omvat de waarden matigKleinNEN5104 en matigGrootNEN5104. De gelijkmatigheidscoefficient D60/D10 (de verhouding tussen de korrelgrootten waarbijrespectievelijk 60 % en 10 % van de massa van de zandfractie kleiner is) is groterdan of gelijk aan 1,8 en kleiner dan 3,0.

    matigKleinNEN5104

    Zand met een matig kleine variatie in grootte van de zandkorrels. De gelijkmatigheidscoefficientD60/D10 (de verhouding tussen de korrelgrootten waarbij respectievelijk 60 % en 10% van de massa van de zandfractie kleiner is) is groter dan of gelijk aan 1,8 en kleinerdan 2,2.

    matigGrootNEN5104

    Zand met een matig grote variatie in grootte van de zandkorrels. De gelijkmatigheidscoefficientD60/D10 (de verhouding tussen de korrelgrootten waarbij respectievelijk 60 % en 10% van de massa van de zandfractie kleiner is) is groter dan of gelijk aan 2,2 en kleinerdan 3,0.

    zeerGrootNEN5104

    Zand met een zeer grote variatie in grootte van de zandkorrels. De gelijkmatigheidscoefficientD60/D10 (de verhouding tussen de korrelgrootten waarbij respectievelijk 60 % en 10% van de massa van de zandfractie kleiner is) groter is dan of gelijk aan 3,0.

    onbekend

    De spreiding van de korrelgrootte van de zandfractie is niet bekend.

    7.114 7.115 ZeerGroveFractieGehalteklasse

    De lijst voor de classificatie van het aandeel van zeer grove korrels in de grond.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    geenZeerGroveFractie

    De grond bevat geen zeer grove korrels.

    keienWeinigTotVeel

    De grond bestaat voor minimaal 1 en minder dan 30 % van de massa uit zeer grove korrelsen dat zijn vooral keien.

    keienZeerVeel

    De grond bestaat voor minimaal 30 en minder dan 50 % van de massa uit zeer grove korrelsen dat zijn vooral keien.

    keitjesWeinigTotVeel

    De grond bestaat voor minimaal 1 en minder dan 30 % van de massa uit zeer grove korrelsen dat zijn vooral keitjes.

    keitjesZeerVeel

    De grond bestaat voor minimaal 30 en minder dan 50 % van de massa uit zeer grove korrelsen dat zijn vooral keitjes.

    onbekend

    Het is niet bekend of de grond zeer grove korrels bevat.

    7.115 7.116 ZeerGroveFractieGehalteklasseArchief

    De lijst voor de indicatieve klassen voor het aandeel zeer grove korrels.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    geen

    De grond bevat geen zeer grove korrels.

    keienWeinigTotVeelArchief

    Keien komen weinig tot veel voor. Het is niet bekend hoe het aandeel is bepaald, enwat het aandeel precies betekent. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.

    keienZeerVeelArchief

    Keien komen zeer veel voor. Het is niet bekend hoe het aandeel is bepaald, en wathet aandeel precies betekent. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.

    keitjesWeinigTotVeelArchief

    Keitje komen weinig tot veel voor. Het is niet bekend hoe het aandeel is bepaald,en wat het aandeel precies betekent. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.

    keitjesZeerVeelArchief

    Keitjes komen zeer veel voor. Het is niet bekend hoe het aandeel is bepaald, en wathet aandeel precies betekent. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.

    keienAandeelOnbekend

    Keien zijn aanwezig, maar het aandeel is niet bekend.

    keitjesAandeelOnbekend

    Keitjes zijn aanwezig, maar het aandeel is niet bekend.

    7.116 7.117 Zoutcorrectiemethode

    De lijst met de methoden voor het corrigeren voor het gehalte aan opgeloste zouten.

    WaardeIMBROIMBRO/AOmschrijving
    nietToegepast

    Het watergehalte is niet gecorrigeerd voor het gehalte aan opgeloste zouten.

    zoutgehalteAangenomen

    Het watergehalte is gecorrigeerd voor het gehalte aan opgeloste zouten. Het zoutgehaltevan het poriënwater is een aangenomen waarde.

    zoutgehalteBepaald

    Het watergehalte is gecorrigeerd voor het gehalte aan opgeloste zouten. Het zoutgehaltevan het poriënwater is bepaald.

    A. Bijlage beschrijfkwaliteiten

    Dit onderdeel is niet normatief.

    De beschrijfkwaliteit duidt de mate van detail waarmee de opbouw van de ondergrond in het boorprofiel is beschreven. In de bijlage is een overzichtelijke samenvatting opgenomen van de gegevens die voorkomen per beschrijfkwaliteit (zie overzicht beschrijfkwaliteiten op de BRO productomgeving). Voor details en de precieze definitie moet altijd de gegevensdefinitie worden geraadpleegd. De gegevensdefinitie is normatief en leidend. In het overzicht zijn de volgende beschrijfkwaliteiten opgenomen:

    geologischStandaardGeroerd geologischUitgebreidOngeroerd

    De grond is beschreven volgens de eisen in de Standaard Boor Beschrijvingsmethode (SBB) versie 6 gesteld aan een standaard uitgebreide geologische beschrijving die is gemaakt van geroerde ongeroerde boormonsters.

    geologischStandaardOngeroerd geologischUitgebreidGeroerd

    De grond is beschreven volgens de eisen in de Standaard Boor Beschrijvingsmethode (SBB) versie 6 gesteld aan een standaard uitgebreide geologische beschrijving die is gemaakt van ongeroerde geroerde boormonsters.

    geologischUitgebreidGeroerd geologischUitgebreidArchief

    De grond is op een uitgebreide manier beschreven volgens de eisen in de Standaard Boor Beschrijvingsmethode (SBB) versie 6 gesteld aan een uitgebreide geologische beschrijving van 4, 5, 5.1, 5.2 of 5.3, voor zowel geroerde als ongeroerde boormonsters.

    geologischUitgebreidOngeroerd geologischStandaardOngeroerd

    De grond is beschreven volgens de eisen in de Standaard Boor Beschrijvingsmethode (SBB) versie 6 gesteld aan een uitgebreide standaard geologische beschrijving die is gemaakt van ongeroerde boormonsters.

    geologischStandaardGeroerd

    De grond is beschreven volgens de eisen in de Standaard Boor Beschrijvingsmethode (SBB) versie 6 gesteld aan een standaard geologische beschrijving van geroerde boormonsters.

    geologischStandaardArchief

    De grond is op een standaard manier beschreven volgens de Standaard Boor Beschrijvingsmethode (SBB) versie 4, 5, 5.1, 5.2 of 5.3, voor zowel geroerde als ongeroerde boormonsters.

    geologischUitgebreidArchief geologischNEN5104Archief

    De grond is op een uitgebreide manier beschreven volgens op basis van NEN 5104, met eventueel extra aspecten die geen onderdeel uitmaken van de procedure. Met verschillen in monsterkwaliteit is bij de Standaard Boor Beschrijvingsmethode (SBB) versie 4, 5, 5.1, 5.2 of 5.3, voor zowel geroerde als ongeroerde boormonsters. beschrijving niet consequent rekening gehouden.

    archeologischStandaardArchief

    De grond is op een standaard manier beschreven volgens de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASB) tot en met versie 1.1, voor zowel geroerde als ongeroerdeboormonsters.

    geologischNEN5104Archief fysischGeografischStandaardArchief

    De grond is beschreven op basis van NEN 5104, een standaard manier beschreven volgens de methode Berendsen en Stouthamer, met eventueel extra aspecten die geen onderdeel uitmaken van de procedure. Met verschillen in monsterkwaliteit is bij de beschrijving niet consequent rekening gehouden. GeologischNEN5104Archief beslaat een breed spectrum in de mate van detail.

    BRO Informatiemodel - Consultatieversie