Basisregistratie Ondergrond Catalogus Booronderzoek

Geologische boormonsterbeschrijving en boormonsteranalyse

Geonovum Informatiemodel
Consultatieversie

Deze versie:
https://docs.geostandaarden.nl/bro/cv-im-bhr-g-20230217/
Laatst gepubliceerde versie:
https://docs.geostandaarden.nl/bro/bhr-g/
Vorige versie:
https://docs.geostandaarden.nl/bro/def-im-bhr-g-20220901/
Laatste werkversie:
https://broprogramma.github.io/BHR-G/
Redacteur:
Geonovum
Auteur:
Geonovum
Doe mee:
GitHub BROprogramma/BHR-G
Revisiehistorie
Pull requests
Contact:
BRO Servicedesk
support@broservicedesk.nl
088 – 8664 999
Basisregistratie Ondergrond Algemeen contact:
Programmabureau BRO
Directoraat-Generaal Bestuur, Wonen en Ruimte
Turfmarkt 147 Den Haag
bro@minbzk.nl
Rechtenbeleid:

Samenvatting

Dit document beschrijft de definitie van het booronderzoek dat vanuit het vakgebied van de geologie is uitgevoerd, met een algemene toelichting.

Status van dit document

Deze paragraaf beschrijft de status van dit document ten tijde van publicatie. Het is mogelijk dat er actuelere versies van dit document bestaan. Een lijst van Geonovum publicaties en de laatste gepubliceerde versie van dit document zijn te vinden op https://www.geonovum.nl/geo-standaarden/alle-standaarden.

Dit is een door de werkgroep goedgekeurde consultatieversie. Commentaar over dit document kan gestuurd worden naar geo-standaarden@geonovum.nl.

Dit is de vastgestelde catalogus. De gegevensdefinitie van het geologisch booronderzoek (hoofdstuk 6 en 7) en de toelichting op de gegevensdefinitie van het geologisch booronderzoek (hoofdstuk 4) hebben een juridische status. Ze worden opgenomen in de bijgewerkte versie van de ministeriële Regeling BRO die 1 juli 2022 in werking treedt. De andere delen zijn als niet normatief aangeduid en voorzien van een grijze achtergrond.

1. Inleiding

1.1 Doel en doelgroep

In de basisregistratie ondergrond (BRO) wordt een aantal typen gegevens geregistreerd, de registratieobjecten.

Een catalogus is de gegevensdefinitie van een registratieobject en beschrijft welke gegevens van het object in de BRO zijn opgeslagen. Het document is bedoeld voor alle gebruikers van de BRO en moet duidelijk maken welke gegevens er precies in het systeem zitten. Aan aanleverende partijen moet het vertellen welke gegevens in de basisregistratie ondergrond moeten komen en aan welke eisen die moeten voldoen, en aan afnemende partijen welke gegevens zij in de basisregistratie ondergrond mogen verwachten. Het document is voor een breed publiek bedoeld en de informatie moet naast precies ook begrijpelijk zijn.

1.2 Totstandkoming

Een catalogus is het resultaat van een proces van standaardisatie dat geruime tijd in beslag kan nemen. De standaardisatie is een open proces waarin de belanghebbende partijen actief betrokken worden. Het eindresultaat wordt door de wetgever vastgesteld in een ministeriële regeling.

In bepaalde gevallen is de verscheidenheid aan gegevens van een object zo groot, dat er eerst deelverzamelingen worden gedefinieerd. Het standaardisatieproces wordt dan per deelverzameling doorlopen. De deelverzamelingen worden zo gekozen dat de gegevens die in de bijbehorende catalogus worden beschreven, direct na vaststelling aan de BRO kunnen worden aangeleverd. Wanneer er deelverzamelingen worden onderscheiden, komt de catalogus van het registratieobject dus gefaseerd tot stand. Omdat inzichten in de loop van de tijd kunnen wijzigen kan het aan het eind van het hele proces nodig blijken revisies door te voeren om ongewenste verschillen tussen deelverzamelingen weg te nemen.

1.3 Beheer

Een vastgestelde catalogus (zoals op wetten.nl gepubliceerd) wordt met het daarbij horende deel van het systeem van de basisregistratie ondergrond in gebruik genomen. De eerste formeel vastgestelde catalogus (zoals op wetten.nl gepubliceerd) krijgt het versienummer 1.0. Verwacht mag worden dat er na enige tijd behoefte gaat ontstaan aan gegevens die nog niet in de catalogus zijn opgenomen.

De beheerder hanteert drie typen versies voor een wijziging van een standaard. Bijvoorbeeld: versie 2.1.0 (=X.Y.Z):

In een jaar waarin een X-wijziging plaats vindt zullen er op hetzelfde registratieobject geen y-wijzigingen plaatsvinden. Als er een X- of een Y-wijziging in een jaar aan de orde is, wordt er geen z-wijziging gepland. De versie van de catalogus met inleiding (zoals hier gepubliceerd) volgt voor de normatieve stukken volledig de versie op wetten.nl. Wijzigingen aan niet normatieve teksten in dit document vallen altijd onder Z-wijzigingen en zullen maximaal 2 keer per jaar plaatsvinden.

1.4 Leeswijzer

Hoofdstuk 1 geeft het doel en de doelgroep van een catalogus.

Hoofdstuk 2 behandelt enkele algemene aspecten van het BRO-systeem en begrippen van algemene aard.

Hoofdstuk 3 plaatst het object in de gegevenssystematiek van de basisregistratie ondergrond en vertelt wat de benadering is geweest bij het opstellen van de gegevensdefinitie.

Hoofdstuk 4 is de toelichting op de gegevensdefinitie van het registratieobject die in de ministeriële regeling is opgenomen.

Hoofdstuk 5 vertelt hoe de gegevensdefinitie is opgebouwd en welke aspecten van de gegevens daarin worden beschreven.

Hoofdstuk 6 geeft de inhoud weer van het eerste artikel van de ministeriële regeling en dat is het deel waarin de definitie is opgenomen van het registratieobject, van de delen waaruit het is opgebouwd, de entiteiten, en van de eigenschappen van die delen, de attributen.

Hoofdstuk 7 geeft de inhoud weer van het tweede artikel van de ministeriële regeling en dat is het deel waarin de uitbreidbare waardelijsten staan waarnaar in hoofdstuk 6 verwezen wordt.

2. Algemene kenmerken en begrippen

Dit onderdeel is niet normatief.

2.1 Opzet van de landelijke voorziening

De landelijke voorziening van de basisregistratie ondergrond is een systeem dat een schakel vormt in een informatieketen. Aan het begin van de keten staan bestuursorganen die opdracht geven tot de productie van gegevens, of zelf gegevens produceren. Die bestuursorganen worden bronhouders genoemd. De geproduceerde gegevens worden door een dataleverancier geleverd aan de beheerder van het systeem, de registerbeheerder. De bronhouder is verantwoordelijk voor de levering van gegevens. Hij kan besluiten zelf dataleverancier te zijn of andere partijen een machtiging voor levering te verlenen. De beheerder van de landelijke voorziening van de BRO registreert de aangeleverde gegevens en levert ze voor (her)gebruik door aan allerlei afnemers.

De opzet van het systeem moet begrepen worden vanuit de verantwoordelijkheden die in de keten zijn belegd. De aangeleverde gegevens vallen onder de verantwoordelijkheid van de bronhouder en de registerbeheerder mag die gegevens niet veranderen. De registerbeheerder moet echter wel gegevens toevoegen om het systeem te kunnen beheren en hij kan gegevens toevoegen om de afnemers goed van dienst te kunnen zijn.

Bij wet is geregeld dat de basisregistratie ondergrond zo wordt opgezet dat er onderscheid bestaat tussen de gegevens die aan de registerbeheerder zijn aangeleverd en de gegevens die de registerbeheerder aan de afnemers verstrekt. Het systeem valt uiteen in twee grote deelsystemen, het register brondocumenten ondergrond en de registratie ondergrond (Figuur 1).

Een geheel van gegevens dat door of onder verantwoordelijkheid van een bronhouder wordt aangeleverd, wordt een brondocument genoemd. De brondocumenten worden in het register brondocumenten ondergrond opgeslagen. De gegevens uit de brondocumenten worden samen met de gegevens die de registerbeheerder toevoegt in de registratie ondergrond vastgelegd. De registratie ondergrond is het deelsysteem dat gebruikt wordt voor uitgifte.

Figuur 1 De twee grote deelsystemen van de landelijke voorziening van de BRO.

Met deze opzet verkrijgt het systeem de nodige flexibiliteit. Zo kan een object in de registratie ondergrond gegevens bevatten die uit meer dan één brondocument afkomstig zijn en bij uitgifte kunnen gegevens van verschillende objecten met elkaar gecombineerd worden. Ook is het mogelijk met het brondocument gegevens op te slaan die alleen voor de bronhouder en de aanleverende partij van belang zijn.

De catalogus dekt alle gegevens die opgenomen zijn in de registratie ondergrond. Verreweg de meeste gegevens komen uit de brondocumenten die de dataleverancier aanlevert en een paar gegevens komen voort uit de overdracht van een brondocument aan de registerbeheerder. Aan de aangeleverde gegevens worden enkele gegevens door de registerbeheerder toegevoegd. Als een gegeven is toegevoegd door de BRO wordt dat in de beschrijving expliciet vermeld.

Alle gegevens in de registratie ondergrond worden uitgegeven, maar niet alle afnemers kunnen alle gegevens geleverd krijgen. De gegevens die niet aan alle afnemers worden uitgeleverd zijn de gegevens die alleen nodig zijn in de communicatie tussen de registerbeheerder enerzijds en de dataleveranciers en bronhouders anderzijds.

2.2 Registratieobject

Het registratieobject is dé eenheid in de data-architectuur van de basisregistratie ondergrond. Voor de registerbeheerder is het de elementaire bouwsteen van het systeem dat hij moet beheren.

Een registratieobject verwijst naar een eenheid van informatie die onder de verantwoordelijkheid van één bronhouder valt en die met een bepaald doel is of wordt gemaakt. Het is in directe of indirecte zin gedefinieerd in de ruimte en dat wil zeggen dat een registratieobject een plaats op het aardoppervlak heeft of dat het gekoppeld is aan een ander type registratieobject met een plaats op het aardoppervlak.

Een registratieobject is niet alleen in de ruimte maar ook in de tijd gedefinieerd. Het leven van een registratieobject begint op het moment dat de gegevens zijn geregistreerd en dat is zo kort mogelijk nadat de gegevens zijn geproduceerd. De levensduur van een registratieobject, en de veranderlijkheid van de gegevens verschilt van object tot object. Een grondwatermonitoringput kan tientallen jaren gebruikt worden voor het meten van grondwaterstanden en in de periode kunnen er nieuwe gegevens ontstaan. Dat betekent dat de gegevens van de put in de registratie ondergrond gedurende zijn hele levensduur bijgewerkt moeten kunnen worden. Aan de andere kant van het spectrum staan de objecten waarvan alle gegevens in een keer worden vastgelegd. Geotechnisch sondeeronderzoek is daar een voorbeeld van. Sondeeronderzoek is eenmalig onderzoek en het resultaat ervan kan al na een of enkele dagen aan de bronhouder worden overhandigd.

2.3 Registratiedomein

Registratieobjecten worden in de basisregistratie ondergrond gegroepeerd in domeinen. Vooralsnog worden zes domeinen onderscheiden:

De domeinen zijn vanuit het oogpunt van beheer van belang voor de ordening van het systeem. Daarnaast zijn zij nuttig in de communicatie met de partijen die bij de realisatie van het systeem betrokken zijn.

2.4 Kwaliteitsregime

In de basisregistratie ondergrond worden niet alleen gegevens geregistreerd die dateren van na de datum waarop de wet van kracht is geworden. Ook oudere gegevens zullen in de basisregistratie ondergrond worden opgenomen. De noodzaak daartoe ligt in de wet verankerd. Die schrijft voor dat de gegevens uit de eerder bestaande systemen DINO en BIS zo veel mogelijk naar de BRO moeten worden overgezet. Verder staat de wet toe dat bronhouders tot vijf jaar na de inwerkingtreding van de wet historische gegevens ter registratie mogen aanbieden.

Historische gegevens kunnen niet altijd voldoen aan de strikte regels die de BRO stelt. Zo kan het voorkomen dat voor gegevens die volgens de strikte regels van de BRO verplicht zijn, geen waarde bekend is. Om de verwerking van de twee categorieën gegevens naast elkaar mogelijk te maken, worden twee kwaliteitsregimes gehanteerd. Voor de aanlevering van gegevens volgens de strikte regels geldt het IMBRO-regime. Bij de aanlevering van historische gegevens wordt geaccepteerd dat een aantal formeel verplichte gegevens geen waarde heeft. Voor deze gegevens wordt het IMBRO/A-regime gehanteerd en dat kent dus minder strikte regels.

De introductie van de twee kwaliteitsregimes geeft de bronhouder gedurende een bepaalde periode een zekere mate van vrijheid. Het kan bijvoorbeeld praktisch blijken het IMBRO/A-regime te hanteren voor gegevens die weliswaar pas na de datum waarop de wet in werking is getreden zijn geproduceerd maar die voortkomen uit opdrachten die al voor die datum zijn gegeven. Ook kan het voorkomen dat historische gegevens wel aan alle strikte voorwaarden voldoen en dan is het wenselijk de gegevens onder IMBRO-regime aan te leveren.

De periode waarin de bronhouders die vrijheid hebben wordt de transitieperiode genoemd. Over de duur van de transitieperiode zijn nog geen afspraken gemaakt. Na afloop van de transitieperiode kan alleen onder het strikte IMBRO-regime worden aangeleverd.

2.5 Formele en materiële geschiedenis

De basisregistratie ondergrond maakt deel uit van een stelsel van basisregistraties. Binnen het stelsel maakt men onderscheid tussen de materiële geschiedenis en de formele geschiedenis van een object.

Het begrip materiële geschiedenis wordt gebruikt om de veranderingen van eigenschappen van een object in de werkelijkheid aan te duiden. De materiële geschiedenis van een object wordt, voor zover relevant, in de registratie ondergrond vastgelegd. Niet alle registratieobjecten hebben een materiële geschiedenis, alleen de objecten met een levensduur, zoals de grondwatermonitoringput.

Het begrip formele geschiedenis wordt gebruikt voor de veranderingen van eigenschappen van een object in de registratie zelf. De meeste van die veranderingen gaan terug op een verandering van eigenschappen in de werkelijkheid, en de formele geschiedenis geeft aan wanneer de veranderingen in het systeem geregistreerd zijn. De formele geschiedenis kent ook gebeurtenissen die niet het gevolg zijn van een verandering in de werkelijke eigenschappen van een object. Die gebeurtenissen hebben betrekking op correcties. Het kan gebeuren dat een bronhouder erachter komt dat er een onjuiste waarde was geregistreerd en dan zorgt hij ervoor dat die verbeterd wordt. De registratie van de verbetering is een formele gebeurtenis.

Alle registratieobjecten hebben een formele geschiedenis en die wordt in de registratie ondergrond globaal vastgelegd in de registratiegeschiedenis van het object. Globaal wil zeggen dat de registratie ondergrond alleen een overzicht van de formele geschiedenis geeft. Voor de details moet het register brondocumenten ondergrond worden geraadpleegd.

Bij correctie wordt het betreffende gegeven in de registratie ondergrond overschreven en is de oude waarde van het gegeven niet meer direct beschikbaar voor de afnemers. Zou een afnemer toch willen weten wat de eerdere foute waarde was, dan moet hij het register brondocumenten ondergrond raadplegen.

2.6 Coördinaten en referentiestelsels

De registratieobjecten van de basisregistratie ondergrond zijn gedefinieerd in de ruimte en dat wil zeggen dat een object zelf een plaats op het aardoppervlak, een locatie, heeft, of dat het gekoppeld is aan een ander type registratieobject met een locatie. Afhankelijk van het type registratieobject, wordt de locatie geregistreerd als een punt, een lijn of een vlak.

De locatie is de horizontale positie van een object. Voor bepaalde objecten is het voldoende dat alleen die horizontale positie wordt vastgelegd, maar voor veel objecten is ook de verticale positie van belang.

Posities worden vastgelegd in coördinaten en die zijn gedefinieerd in een bepaald referentiestelsel.

Er zijn verschillende typen referentiestelsels. Zo spreekt men van horizontale referentiestelsels (2D), verticale referentiestelsels (1D), gecombineerde referentiestelsels (2D, 1D) en werkelijke 3D referentiestelsels. In Nederland worden de horizontale en de verticale component van een positie in een afzonderlijk stelsel uitgedrukt. Het is vandaag de dag mogelijk met gps een positie in een 3D-referentiestelsel vast te leggen, maar de wens over te stappen op het gebruik van 3D is nog door geen van de partijen die betrokken zijn bij de basisregistratie ondergrond naar voren gebracht.

2.6.1 Referentiestelsels voor de horizontale positie

In Nederland zijn traditioneel verschillende referentiestelsels voor de horizontale positie in gebruik. In 2009, bij de eerste voorbereidingen voor de totstandkoming van de basisregistratie ondergrond, is al vastgesteld dat de verscheidenheid aan referentiestelsels de basisregistratie ondergrond voor problemen stelt omdat de registratie dan niet gemakkelijk op een eenduidige manier bevraagd kan worden. In de registratie ondergrond worden namelijk zowel gegevens met een locatie op land als gegevens met een locatie op zee geregistreerd. In de toenmalige praktijk werden op land en op zee verschillende stelsels gebruikt. Op land werd RD gebruikt en op zee waren verschillende stelsels in gebruik, waarvan WGS84 de belangrijkste was.

In 2009 was ook al bekend dat de Europese kaderrichtlijn INSPIRE de lidstaten vraagt de gegevens in Europa in één referentiestelsel uit te gaan wisselen, te weten in ETRS89. Met dat in gedachten, is het besluit genomen het BRO-systeem zo in te richten dat de registratie bevraagd gaat worden in ETRS89.

Het besluit wordt ondersteund door ontwikkelingen in Nederland. Sinds 2013 wordt er door de drie belangrijkste autoriteiten in Nederland op het gebied van referentiestelsels, het Kadaster, de Dienst der Hydrografie en Rijkswaterstaat, gewerkt aan de totstandkoming van nieuwe afspraken. Die afspraken moeten in lijn zijn met Europese afspraken en leiden tot heldere en eenduidige transformatieprocedures tussen referentiestelsels. Concreet betekent dit dat in Nederland op termijn het ETRS89-stelsel als standaard zal worden gehanteerd voor het uitwisselen van geo-informatie.

Het besluit betekent niet dat de gegevens ook in ETRS89 aangeleverd moeten worden. De basisregistratie ondergrond voorziet een periode van transitie waarin de aanleverende partijen zelf bepalen wanneer zij overstappen op ETRS89. Die periode zal naar verwachting jaren duren. Om de transitie te ondersteunen hanteert de basisregistratie ondergrond de volgende spelregels:

  • Gegevens mogen in een beperkt aantal referentiestelsels worden aangeleverd (RD, WGS84 en ETRS89).
    • Voor locaties op land wordt alleen RD of ETRS89 toegestaan.
    • Voor locaties op zee wordt alleen WGS84 of ETRS89 toegestaan.
  • De aangeleverde coördinaten worden in de registratie opgeslagen.
  • De aangeleverde coördinaten worden door de basisregistratie ondergrond getransformeerd naar het ETRS89 referentiestelsel.
  • De getransformeerde coördinaten worden naast de aangeleverde coördinaten opgeslagen.
  • Bij de getransformeerde coördinaten wordt ook een identificatie van de gebruikte transformatiemethode opgeslagen.
  • Als de coördinaten in ETRS89 zijn aangeleverd, dan staat bij aangeleverde en getransformeerde positie dezelfde informatie. Voor de locatie worden de getransformeerde coördinaten en de aangeleverde coördinaten beide aan de afnemers verstrekt.

2.6.2 Referentiestelsels voor de verticale positie

In Nederland zijn voor verticale posities op land en zee verschillende referentiestelsels in gebruik. Op land wordt NAP gebruikt. Op zee is het in de voor de BRO relevante werkvelden gebruikelijk posities uit te drukken t.o.v. het gemiddeld zeeniveau (MSL, Mean Sea Level), maar posities t.o.v. LAT komen ook voor (Lowest Astronomical Tide). Dit laatstgenoemde stelsel wordt in de kaderrichtlijn INSPIRE genoemd als het stelsel van voorkeur voor het uitdrukken van verticale posities op zee. De basisregistratie ondergrond staat daarom op zee het gebruik van LAT naast MSL toe. Aangeleverde verticale posities worden door de BRO niet getransformeerd.

2.7 Gegevens op land en op zee

De basisregistratie ondergrond bevat gegevens over de ondergrond van Nederland en zijn zgn. Exclusieve Economische Zone (EEZ). De EEZ is het gebied op de Noordzee waar Nederland economische rechten heeft. Voor de referentiestelsels die bij aanlevering worden toegestaan, is het van belang te weten of de locatie van een object op zee of op land ligt.

Als scheidingslijn tussen land en zee wordt in de basisregistratie ondergrond de UNCLOS-basislijn gehanteerd. Het beheer van de basislijn valt onder de verantwoordelijkheid van de Dienst der Hydrografie van het ministerie van Defensie. Deze dienst voert die taak uit op basis van het Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties uit 1982, dat in het Engels de United Nations Convention on the Law of the Sea (UNCLOS) heet. De basislijn is opgebouwd uit de nulmeterdieptelijn zoals weergegeven op de zeekaarten en enkele rechte basislijnen die onder meer de monding van de Westerschelde en de wateren tussen de Waddeneilanden afsluiten.

De grens tussen land en zee is veranderlijk. De Dienst der Hydrografie stelt de grens opnieuw vast wanneer daartoe voldoende aanleiding is. De BRO hanteert bij inname de meest recente versie van de UNCLOS-basislijn en controleert daarmee of de juiste referentiestelsels gebruikt worden.

Tussen het moment waarop de locatie van een object wordt bepaald en het moment waarop het gegeven in de basisregistratie ondergrond wordt vastgelegd verloopt enige tijd. In die periode kan de positie van de UNCLOS-basislijn opnieuw zijn vastgesteld, en dan ontstaat er een discrepantie die bij het aanleveren van gegevens tot problemen kan leiden. Wanneer een dergelijk probleem zich voordoet, wordt de dataleverancier gevraagd contact op te nemen met de registratiebeheerder om gezamenlijk tot een oplossing te komen.

Een soortgelijk probleem doet zich voor met betrekking tot de begrenzing van Nederland, met name van het Nederlands territoir. De grenzen van Nederland worden ieder jaar op 1 januari vastgesteld door het Kadaster en vastgelegd in de basisregistratie kadaster. De BRO controleert bij inname of een object in het gebied ligt dat Nederland en zijn Exclusieve Economische Zone omvat, en hanteert daarbij de actuele grenzen. Ook bij problemen die te herleiden zijn tot een verandering in de begrenzing van Nederland, wordt de dataleverancier gevraagd contact op te nemen met de registratiebeheerder om gezamenlijk tot een oplossing te komen.

Binnen het domein Mijnbouwwet wordt de scheidingslijn tussen land en zee niet bepaald door de UNCLOS-basislijn, maar door een over zee lopende lijn die is vastgelegd in een bijlage bij de Mijnbouwwet. In de registratie ondergrond wordt deze lijn aangeduid als mijnbouwgrens. Voor de referentiestelsels die bij aanlevering worden toegestaan, is het binnen het domein Mijnbouwwet van belang te weten of de locatie van een object aan landzijde of aan zeezijde van de mijnbouwgrens ligt. Waar in voorgaande paragrafen ‘op land’ en ‘op zee’ is genoemd, houdt dat binnen het domein Mijnbouwwet in: aan landzijde respectievelijk aan zeezijde van de mijnbouwgrens.

2.8 Nauwkeurigheid van meetwaarden

Voor zinvol gebruik van gegevens met een gemeten, berekende of anderszins bepaalde waarde is het noodzakelijk dat de nauwkeurigheid van die gegevens bekend is.

Het begrip nauwkeurigheid laat zich in deze context het best omschrijven als de juistheid van een gemeten of berekende waarde. In de meeste processen waarin de waarde van een gegeven wordt bepaald, kan de afwijking van de daadwerkelijke waarde slechts via een kalibratie- of statistisch proces worden verkregen. Het resultaat omvat dan niet alleen een van de mogelijke realisaties van een meetwaarde maar ook informatie over de mogelijke spreiding van de meetwaarden.

De basisregistratie ondergrond gaat ervan uit dat de producenten van gegevens de metingen en berekeningen uitvoeren binnen een stelsel van afspraken dat binnen het desbetreffende werkveld is vastgelegd. Uitgangspunt is dat ook de eisen waaraan de gegevens op het gebied van nauwkeurigheid moeten voldoen in afspraken zijn vastgelegd. Dat kunnen praktische werkafspraken zijn, maar ook afspraken die vertaald zijn naar ISO- en NEN-normen. In de catalogus wordt in beginsel verwezen naar die normen. Waar deze normen niet voorzien in afspraken over de nauwkeurigheid, stelt de basisregistratie ondergrond hieraan specifieke eisen. Deze zijn dan vermeld in de catalogus.

2.9 Authentiek gegeven

In de wet is een aantal gegevens expliciet als authentiek aangeduid. Dit wordt in de catalogus nader uitgewerkt; verreweg de meeste gegevens zijn authentiek.

Met de aanduiding authentiek wordt, zoals geformuleerd in de memorie van toelichting op de wet, tot uitdrukking gebracht dat:

  1. Het gegeven in samenhang met andere gegevens door een groot aantal bestuursorganen in verschillende processen wordt gebruikt en derhalve bestemd is voor informatie-uitwisseling tussen bestuursorganen;
  2. de verantwoordelijkheid voor betrouwbaarheid van het gegeven eenduidig geregeld is;
  3. het gegeven onderworpen is aan intern en extern kwaliteitsonderzoek, en
  4. het gegeven zich leent voor verplicht gebruik door bestuursorganen en eenmalige verstrekking door burgers en bedrijven aan de overheid.

In de praktijk mag een gebruiker van de gegevens ervan uitgaan dat alle gegevens correct zijn. De catalogus moet de gebruiker alle informatie geven die voor een goed begrip daarvan nodig is. Heeft een gebruiker echter gerede twijfel over de juistheid van een authentiek gegeven dan wordt verwacht dat hij de registerbeheerder daarvan op de hoogte brengt. Bestuursorganen zijn, bij gerede twijfel over de juistheid van een authentiek gegeven (of het ontbreken ervan), zelfs verplicht daarvan melding te maken.

Voor alle gegevens is aangegeven of ze authentiek zijn. Ook is voor alle gegevens aangegeven of ze aanwezig moeten zijn en een waarde moeten hebben. Dat laat zien dat er gegevens kunnen zijn die authentiek zijn maar geen waarde hoeven te hebben. Juist omdat er verplichtingen gelden t.a.v. authentieke gegevens, vraagt dit om een korte toelichting. Wanneer een authentiek gegeven geen waarde heeft moet de gebruiker ervan uitgaan dat het gegeven niet is geproduceerd. Dat geval kan zich uiteraard alleen voordoen wanneer er vrijheid van beslissen bestaat bij de bronhouder of de producent. Voor de duidelijkheid, als er wel een waarde is dan moet die ook in de BRO worden opgenomen. Bij gerede twijfel over het ontbreken van een waarde, moet een bestuursorgaan dat melden.

3. Booronderzoek

Dit onderdeel is niet normatief.

3.1 Bodem- en grondonderzoek

Booronderzoek is een van de vijf registratieobjecten in het domein bodem- en grondonderzoek.

Het gaat in dit domein om onderzoek dat erop gericht is gegevens te produceren over de opbouw en eigenschappen van bodem en ondergrond zonder dat daarvoor direct een bepaald wettelijk of beleidsmatig kader bestaat. Vaak wordt het onderzoek uitgevoerd omdat men de opbouw en de eigenschappen van de ondergrond moet kennen voor het realiseren van projecten in de grond-, weg- en waterbouw, de woning– en utiliteitsbouw, voor het onderhoud van bestaande infrastructuur, of om de geschiktheid van de ondergrond voor land- of natuurbouw of voor het realiseren van constructies in de ondergrond te onderzoeken.

Het onderzoek kan direct in het veld worden uitgevoerd, maar kan ook een combinatie van veld- en laboratoriumonderzoek zijn.

Het domein bodem- en grondonderzoek omvat vijf registratieobjecten:

  • booronderzoek
  • wandonderzoek
  • geotechnisch sondeeronderzoek
  • geo-elektrisch onderzoek
  • seismisch onderzoek

De vijf registratieobjecten staan op zichzelf en hebben eigen locaties.

Voor de wet valt het booronderzoek overigens onder het begrip verkenning. Een verkenning is in de wet gedefinieerd als een waarneming van de opbouw van de ondergrond op een punt, langs een lijn of in een vlak. Booronderzoek is een verkenning op een punt.

3.2 Boor- en wandonderzoek

In het vlakke Nederland is de ondergrond bijna overal aan het oog onttrokken. De traditionele manier om informatie over de ondergrond in te winnen is door eerst een gat te maken en vervolgens te onderzoeken wat er in het gat te zien is of wat er uit het gat is gekomen. Onderzoekstechnieken waarvoor het niet nodig is eerst een gat te maken zijn tegen het midden van de twintigste eeuw beschikbaar gekomen, maar ook vandaag de dag begint veel onderzoek nog met het maken van een gat. We maken daarbij onderscheid tussen booronderzoek en wandonderzoek.

Booronderzoek omvat de vormen van onderzoek die ermee beginnen dat de ondergrond door boren wordt ontsloten. In verreweg de meeste gevallen wordt geboord om monsters uit de ondergrond naar boven te halen en die monsters te onderzoeken. In bepaalde gevallen komt het voor dat er onderzoek gedaan wordt aan het gat dat door boren is ontstaan en dat gebeurt door een meetapparaat in het gat neer te laten.
Boren kan tot op grote diepte worden uitgevoerd en het onderzoek levert indirecte gegevens. De monsters die uit het geboorde gat naar boven worden gehaald zijn in veel gevallen geroerd en dat wil zeggen dat de oorspronkelijke opbouw van de ondergrond niet meer te herkennen is. Het steken van monsters en het maken van kernen levert ongeroerde monsters en die hebben een hogere kwaliteit, maar zijn wel duurder.

Wandonderzoek vereist dat er op de plaats van het onderzoek een verticale wand is blootgelegd die het bovenste deel van de ondergrond ontsluit. In bijna alle gevallen moet er eerst worden gegraven, omdat natuurlijke ontsluitingen nu eenmaal zeldzaam zijn in Nederland. Wel is er soms al een wand voorhanden die eerder door de mens is gemaakt, bijvoorbeeld in een groeve, aan de rand van een weg- of leidingtracé of in een slootkant.
In een wand is de opbouw van de ondergrond direct zichtbaar en de plekken waar monsters voor verder onderzoek genomen moeten worden kunnen precies worden bepaald. Wandonderzoek levert dan ook naar verhouding hoogwaardige gegevens, maar het onderzoek beperkt zich natuurlijk wel tot het bovenste deel van de ondergrond. Het prepareren van de wand kost wel veel meer tijd dan het zetten van een ondiepe boring.

3.3 Verscheidenheid aan vakgebieden

Wat voor soort informatie boor- en wandonderzoek opleveren wordt bepaald door het doel van het onderzoek. Omdat boren en graven nu eenmaal de manieren zijn om de ondergrond te ontsluiten, is er een veelheid aan doelen ontstaan en is de variatie in onderzoek groot. Die verscheidenheid vraagt om ordening. Een belangrijke factor voor het ordenen van de informatie is het vakgebied waarbinnen het onderzoek wordt uitgevoerd en dan met name de vertaling daarvan naar toepassingsgebied. Zo houdt de geotechniek zich bezig met bouwen op of in de grond, of met grond, en de cultuurtechniek met het in cultuur brengen van het land of het ervoor zorgen dat het in cultuur gehouden kan worden. In de vakgebieden bodemkunde en geologie staat boor- en wandonderzoek traditioneel in het teken van kartering of modellering, activiteiten die erop gericht zijn een kader te scheppen voor de andere vormen van onderzoek. Het vakgebied van de toegepaste geologie heeft een meer generiek karakter en wordt voor allerlei verkenningen uitgevoerd, waaronder geohydrologische verkenningen.
Deze vijf vakgebieden dekken de disciplines die voor een goede ordening van de informatie van het boor- en wandonderzoek in de basisregistratie ondergrond nodig zijn. De vijf vakgebieden dekken niet alle bestaande disciplines. Er zijn zeker drie toepassingsgebieden die buiten beschouwing worden gehouden. Dat zijn het booronderzoek dat voor mijnbouwdoeleinden wordt verricht, het archeologisch onderzoek en het onderzoek dat erop gericht is de kwaliteit van de bodem vanuit milieukundig perspectief te bepalen. Mijnbouw kent een wettelijk kader en vormt in de basisregistratie ondergrond een apart registratiedomein en daarin heeft het desbetreffende booronderzoek zijn eigen plaats. Archeologisch en milieukundig onderzoek vallen vooralsnog buiten het bereik van de basisregistratie ondergrond.
Het booronderzoek in de basisregistratie ondergrond omvat alle vijf genoemde vakgebieden. Voor wandonderzoek valt alleen het bodemkundig onderzoek binnen het bereik van de basisregistratie. De onderliggende overweging is dat wandonderzoek vanuit geologie, toegepaste geologie, geotechniek of cultuurtechniek zelden wordt uitgevoerd en dat de informatie die eruit voortkomt niet op een systematische manier wordt vastgelegd.

In het vakgebied zit overigens vaak al opgesloten tot welke diepte het onderzoek reikt en of het onderzoek zich tot het land beperkt of ook op zee wordt uitgevoerd. Het vakgebied bepaalt ook welke deelonderzoeken het onderzoek kan omvatten, wat globaal het karakter is van die deelonderzoeken en welke aspecten en eigenschappen van de ondergrond er onderzocht worden, en met welke methodieken.

3.4 Begrippenkader voor boor- en wandonderzoek

Boor- en wandonderzoek levert informatie over het deel van de ondergrond dat op een bepaalde locatie is doorboord of ontsloten. Welk deel van de ondergrond dat is wordt tot op zekere hoogte bepaald door het vakgebied. Omdat er allerlei vakgebieden samenkomen in de basisregistratie ondergrond is een gemeenschappelijk begrippenkader nodig om voor iedereen duidelijk te kunnen maken over welk deel van de ondergrond het eigenlijk gaat (Figuur 2).

Figuur 2 De begrippen die in de basisregistratie ondergrond gebruikt worden voor de indeling van de ruimte.

Voor de basisregistratie omvat de ondergrond alles wat zich onder het oppervlak van de vaste aarde bevindt. Als we ons beperken tot de bovenste kilometers - het deel dat nog met boren wordt bereikt- bestaat de ondergrond van Nederland gewoonlijk uit relatief los materiaal bovenin en relatief vast materiaal onderin. In de basisregistratie ondergrond gebruiken we dat verschil om uitdrukking te geven aan de begrippen die we ook in de gewone spreektaal gebruiken grond, resp. gesteente.

Het begrip bodem wordt gebruikt voor het bovenste deel van de ondergrond en dat op een nogal losse manier. Het begrip wordt vaak strikter gedefinieerd bijvoorbeeld door het te beperken tot de bovenste 120 cm van de ondergrond of tot het deel waarin bodemvormende processen spelen, maar die striktheid is vooralsnog niet handig gebleken.

Het oppervlak dat de vaste aarde begrenst is een belangrijk element in het begrippenkader. Daar waar het oppervlak niet met water bedekt is, begint de ondergrond bij het maaiveld (Figuur 3). Daar waar de aarde bedekt is met water, begint de ondergrond bij de bodem van het waterlichaam, de waterbodem. Het grensvlak fungeert als nulpunt voor de diepte. In de terminologie van de basisregistratie is het lokaal verticaal referentiepunt het punt waar een boring of wand het grensvlak snijdt. De afstand tot het referentievlak - NAP op land - wordt verschuiving genoemd (Figuur 3).

Figuur 3 Het nulpunt voor de diepte, het lokaal verticaal referentiepunt, is in een boring het punt waar de boring het maaiveld (1) of de waterbodem (2) snijdt en is in een wand het punt waar de zgn. beschrijflijn het maaiveld snijdt. Wanden worden nooit gerealiseerd onder water waar de waterbodem als nulpunt fungeert. De afstand tussen het verticaal referentiepunt en het verticaal referentievlak, NAP in dit geval, is de verschuiving.

Binnen bepaalde vakgebieden wordt in het onderzoek ook aandacht gegeven aan materiaal dat op de ondergrond ligt. In de bodemkunde en toegepaste geologie kan de laag strooisel die lokaal, met name in bossen, op het maaiveld ligt worden onderzocht (zie Figuur 2). In de geotechniek en geologie wordt soms de laag slib, een mengsel van water en sediment, die lokaal op de waterbodem ligt in het onderzoek meegenomen (Figuur 3).

3.5 Registratieobject booronderzoek

In de basisregistratie ondergrond is booronderzoek een registratieobject en daarmee een informatieobject. Een registratieobject is een afbeelding van de werkelijkheid en niet de werkelijkheid zelf. In de werkelijkheid wordt booronderzoek bijna altijd projectmatig uitgevoerd. Een dergelijk project omvat vrijwel altijd een aantal boringen, maakt vaak weer deel uit van een project waarin ook andere technieken worden gebruikt, en strekt zich over een kleiner of groter gebied uit. Voor de basisregistratie ondergrond is het object booronderzoek altijd aan een specifieke locatie gebonden, een punt op de kaart.

Een registratieobject is de belangrijkste eenheid van informatie in de basisregistratie ondergrond. Een registratieobject bestaat uit delen (entiteiten), en de delen hebben eigenschappen (attributen). Om het booronderzoek als informatieobject te kunnen definiëren, wordt vanuit een bepaalde benadering gedacht.

In het denken over wat het object booronderzoek is en hoe de informatie van dat object moet worden gemodelleerd staat het begrip onderzoek centraal. Bij het begrip onderzoek moet men in essentie aan een activiteit, een proces of een aaneenschakeling van activiteiten of processen denken. Het onderzoek koppelt een resultaat aan een object van onderzoek en in het geval van de basisregistratie ondergrond is dat een deel van de ondergrond.
Waarom onderzoek een centrale plaats in het denken inneemt, behoeft wel enige toelichting omdat men in eerste instantie zou kunnen denken dat het resultaat van het onderzoek centraal moet staan omdat dat de informatie is waar het allemaal om draait. Inderdaad gaat het uiteindelijk om het resultaat van het onderzoek, dat is immers de informatie die men wil gebruiken. Maar de reden dat het onderzoek in de modellering centraal wordt gesteld, is dat wat een booronderzoek uniek maakt niet het resultaat of het object van onderzoek is, maar dat er op een bepaald moment onderzoek is gedaan. Het is de factor tijd die het onderzoek uniek maakt.

Omdat onderzoek een aaneenschakeling van activiteiten is, kan het resultaat door een groot aantal factoren worden beïnvloed. Hergebruik van informatie is het doel van iedere basisregistratie en om dat mogelijk te maken, moeten met het resultaat de gegevens worden vastgelegd die het onderzoek als proces beschrijven. Uitgangspunt voor de definitie is dan ook dat de gegevens over het proces voldoende informatie moeten bevatten om een gebruiker in staat te stellen te beoordelen of het resultaat geschikt is voor het doel dat hij beoogt.

Om het proces te kunnen vatten zijn de eerste vragen: waarmee begon het proces dat tot booronderzoek heeft geleid en waarmee eindigde het?
Voor de basisregistratie ondergrond begint de geschiedenis bij het uitvoeren van een opdracht tot onderzoek en eindigt de geschiedenis op het moment dat alle gegevens uit het onderzoek correct in de basisregistratie ondergrond zelf zijn vastgelegd. Gegevens over de opdracht tot het uitvoeren van booronderzoek worden niet opgenomen. Wel wordt er bij de registratie in de BRO impliciet informatie over de opdracht vastgelegd omdat gespecificeerd wordt binnen welk kader de gegevens zijn ingewonnen.

Uitvoering van de opdracht begint ermee dat de uitvoerende instantie naar een bepaalde locatie gaat om daar te gaan boren. Voorafgaand aan het boren kunnen ter plekke allerlei voorbereidende werkzaamheden worden uitgevoerd. Het enige dat voor de registratie telt, is of die werkzaamheden van invloed zijn geweest op de toestand van de ondergrond of op de bemonstering.
Om te boren wordt bepaalde apparatuur gebruikt. Met welke apparatuur geboord wordt hangt helemaal af van het doel van het onderzoek, de beoogde einddiepte en de plaats waar geboord wordt. Het kan een eenvoudige handboor zijn, maar ook een grote boorinstallatie met allerlei randapparatuur en voorzieningen voor het opvangen van boormateriaal. Met de hand boren kost minuten, maar mechanisch boren kan ook dagen in beslag nemen.

Het feitelijk onderzoek bestaat uit een of meer deelonderzoeken: (1) het beschrijven van boormonsters, (2) het analyseren van monsters, veelal in een laboratorium, (3) het maken van foto’s van boormonsters en (4) het uitvoeren van metingen in het boorgat (Figuur 4).

Figuur 4 De deelonderzoeken van booronderzoek.

Ieder deelonderzoek levert een resultaat en de registratie is zo ingericht dat de resultaten per deelonderzoek in de registratie ondergrond kunnen worden opgenomen.

Het deelonderzoek dat bijna altijd wordt uitgevoerd is het beschrijven van de boormonsters en dat levert als resultaat een beschrijving van de opbouw van de ondergrond vanuit de invalshoek van het betreffende vakgebied. De ondergrond wordt beschreven als opgebouwd uit lagen en van die lagen worden allerlei kenmerken beschreven.
Wanneer het onderzoek ook het uitvoeren van onderzoek in het laboratorium omvat worden samenstelling of eigenschappen van het materiaal nader bepaald. Bij het uitvoeren van metingen in het boorgat vindt eigenlijk hetzelfde plaats, maar dat gebeurt met een sonde die quasi-continu metingen doet terwijl de sonde haar weg door het boorgat aflegt.

Het proces zoals beschreven geldt voor booronderzoek in het algemeen. Per vakgebied verschilt de invulling waarbij de belangrijkste verschillen vooral in de deelonderzoeken tot uitdrukking komen.

3.5.1 Standaardisatie van booronderzoek

De catalogus van booronderzoek komt gefaseerd tot stand. De achtergrond daarvan is de grote verscheidenheid aan booronderzoek. Die maakt dat het standaardisatieproces dat aan de gegevensdefinitie ten grondslag ligt, een dimensie kent die bij veel andere registratieobjecten ontbreekt. Bij booronderzoek moet de informatie namelijk niet alleen binnen een vakgebied worden gestandaardiseerd, maar ook over alle vakgebieden heen.
In de praktijk betekent dit dat er een algemeen geldend kader moet worden ontwikkeld dat voor ieder van de vakgebieden specifiek wordt ingevuld. Het lastige is dat het algemene kader pas goed kan worden neergezet wanneer de standaardisatie voor ieder van de specifieke vakgebieden is doorlopen, en dat is nog niet het geval.

3.6 Basisgegevens

In de basisregistratie ondergrond wordt, waar het om onderzoek gaat, geprobeerd een strikt onderscheid te maken tussen basisgegevens en niet-basisgegevens. Basisgegevens zijn in de kern waarnemingen en metingen die door iedere vakbekwame persoon kunnen worden gedaan. Basisgegevens zijn onderling vergelijkbaar en hebben een algemene gebruikswaarde.
De tweede categorie gegevens omvat gegevens die voortkomen uit basisgegevens. De verscheidenheid daarin is eigenlijk onbegrensd. Het kan gaan om gegevens die voortkomen uit een combinatie van gelijksoortige basisgegevens uit verschillende bronnen, om gegevens die voorkomen uit de combinatie van basisgegevens met andersoortige basisgegevens, om gegevens die voortkomen uit de combinatie van basisgegevens en bijzondere kennis en alle denkbare combinaties van combinaties. Voor deze categorie worden termen gebruikt als synthese, model en interpretatie.

Het onderscheid tussen basisgegevens en niet-basisgegevens ligt ten grondslag aan het gegevensmodel van de basisregistratie ondergrond. En dat betekent dat een registratieobject of betrekking heeft op basisgegevens of op niet-basisgegevens.

Booronderzoek heeft altijd betrekking op basisgegevens met één uitzondering. In de bodemkunde is de modellering van waterretentie- en waterdoorlatendheidskarakteristieken onlosmakelijk verbonden met het uitvoeren van standaard hydrofysische boormonsteranalyse. Om aansluiting op de praktijk te houden is die modellering in het bodemkundig booronderzoek opgenomen.

In de werkpraktijk wordt gewoonlijk geen onderscheid gemaakt tussen basisgegevens en niet-basisgegevens. De opdrachtnemer verwerkt de ingewonnen basisgegevens en levert aan de opdrachtgever een geïntegreerd resultaat dat binnen de context van een specifieke opdracht goed kan worden begrepen. Dit betekent dat de informatie die de opdrachtgever geleverd krijgt naar haar aard verschilt van de informatie in de registratie ondergrond.

4. Geologisch booronderzoek

4.1 Inleiding

De catalogus voor het geologisch booronderzoek beschrijft de gegevens die in de registratie ondergrond zijn opgenomen van het booronderzoek dat vanuit het vakgebied van de geologie is uitgevoerd. De catalogus beschrijft de algemene gegevens van dit booronderzoek samen met de gedetailleerde uitwerking van de gegevens van de boormonsterbeschrijving, en van de gegevens die voortkomen uit het analyseren van boormonsters, en kent een aantal beperkingen. De boormonsterbeschrijving omvat alleen de gegevens die onder de standaard boorbeschrijvingsmethode die binnen de Geologische Dienst Nederland wordt gebruikt worden vastgelegd en de beschrijving van gesteente is nog niet opgenomen. Verder beperkt deze versie zich tot onderzoek dat onder kwaliteitsregime IMBRO valt. Het kwaliteitsregime IMBRO/A, dat bedoeld is voor historische gegevens, beperkt zich tot de beschrijvingen die onder de standaard boorbeschrijvingsmethode (SBB), archeologische standaard boorbeschrijvingsmethode (ASB) en de NEN 5104 zijn vastgelegd. De eisen voor IMBRO/A voor andere historische gegevens, worden in een volgende versie opgenomen.

Een booronderzoek is in de basisregistratie ondergrond het geheel van gegevens dat betrekking heeft op een specifiek booronderzoek dat op een specifiek moment en op een specifieke locatie in Nederland en onder een bepaalde opdracht is uitgevoerd. Booronderzoek levert een grote verscheidenheid aan gegevens en dat vraagt om ordening van informatie. Het belangrijkste gegeven om het onderzoek in te delen is het vakgebied.
Voor de gegevens die onder de basisregistratie ondergrond vallen, wordt een indeling in vijf verschillende vakgebieden gehanteerd. Naast geologie zijn dat toegepaste geologie, bodemkunde, cultuurtechniek en geotechniek. De catalogus voor het registratieobject komt in delen tot stand. Eerst wordt voor ieder vakgebied een catalogus gemaakt. Wanneer de vijf catalogi gereed zijn wordt een nieuwe catalogus gemaakt die alle vakgebieden omvat en waarin de ongewenste verschillen zijn weggenomen. Die catalogus geeft een samenhangende beschrijving van het registratieobject booronderzoek.

4.1.1 Geologisch booronderzoek

De indeling van het booronderzoek naar vakgebied is bedoeld om categorieën van gegevens te onderscheiden zodat per categorie een catalogus kan worden gemaakt. Het ene vakgebied is breder dan het andere. De categorie die met geologisch booronderzoek wordt aangeduid is betrekkelijk smal. Het onderzoek heeft een specialistisch karakter en dekt met name de gegevens die ingewonnen worden met als doel ze te gebruiken voor het maken en verbeteren van modellen die de opbouw van de ondergrond in termen van hydrogeologische en geologische eenheden beschrijven. Dat is het typisch geologisch booronderzoek. In de praktijk wordt onderzoek dat voor andere doelen wordt uitgevoerd ook tot het geologisch booronderzoek gerekend als het qua methodiek en gegevensinhoud met dit type overeenkomt.
Het specialistische karakter van het onderzoek komt onder meer naar voren in de eigen manier van het beschrijven van boormonsters. Die beschrijving is erop gericht gegevens vast te leggen die het mogelijk maken natuurlijke eenheden te identificeren. Daartoe wordt de samenstelling van het materiaal in detail vastgelegd en er wordt bijvoorbeeld gelet op allerlei aspecten die informatie in zich dragen over de omstandigheden waaronder het materiaal is gevormd en over de herkomst en de ouderdom ervan. Dat soort gegevens is nodig voor het maken van interpretaties die weer gebruikt worden voor het maken van de modellen. De interpretaties en de modellen vallen in de systematiek van de basisregistratie niet onder het booronderzoek. Modellen vormen een apart registratiedomein en alleen bepaalde landelijke modellen worden in de basisregistratie opgenomen. De modellen waarvoor de gegevens worden ingewonnen hebben een definiërend karakter en leveren de kaders voor praktisch alle vormen van onderzoek aan de ondergrond, waaronder booronderzoek vanuit andere vakgebieden.

Geologisch booronderzoek wordt zowel op land als op zee uitgevoerd en kan tot duizenden meters diepte onder maaiveld of waterbodem reiken. Op grote diepte bestaat de ondergrond niet langer uit grond maar uit gesteente. Geologisch onderzoek richt zich vooral op de natuurlijke ondergrond, maar ook de grondlichamen die door de mens zijn neergelegd worden in het onderzoek meegenomen.

De indeling naar vakgebied heeft haar beperkingen. In de werkelijkheid komt het voor dat booronderzoek een multidisciplinair karakter heeft en vanuit een combinatie van vakgebieden wordt uitgevoerd. Wanneer het om multidisciplinair onderzoek gaat dat een combinatie is van vakgebieden die onder de reikwijdte van de basisregistratie vallen, zullen de bijzondere eisen die ervoor gelden worden vastgelegd in de catalogus die voor het booronderzoek in zijn geheel gaat gelden.
Archeologisch en milieukundig booronderzoek vallen echter buiten het bereik van de basisregistratie ondergrond. Wanneer geologisch onderzoek wordt gecombineerd met archeologisch of milieukundig onderzoek wordt alleen het geologische deel van het onderzoek in de basisregistratie ondergrond opgenomen. In zo’n geval wordt wel gepreciseerd dat slechts een deel van de resultaten is geregistreerd.

4.1.2 Boren

Booronderzoek omvat vormen van onderzoek die ermee beginnen dat de ondergrond door boren wordt ontsloten. Wat onder boren moet worden verstaan is in verreweg de meeste gevallen triviaal, het is het maken van een gat met behulp van een apparaat dat we een boor noemen. In de definities wordt duidelijk dat er ook andere manieren zijn om een gat in de ondergrond te maken en die worden gemakshalve toch tot het boren gerekend. Er worden echter ook gaten in de ondergrond gemaakt met afwijkende methoden die buiten het bereik van deze catalogus vallen. Dat zijn allemaal methoden die op water worden gebruikt en die tot doel hebben een hap uit de waterbodem te nemen. Apparaten die daarvoor gebruikt worden zijn bijvoorbeeld de boxcorer en de Van Veen-bodemhapper. Onderzoek dat gebaseerd is op dergelijke technieken valt helemaal buiten het bereik van de basisregistratie ondergrond en de reden daarvoor is dat de resultaten een zeer geringe waarde voor hergebruik hebben, omdat de diepte van het bemonsterde interval niet goed bepaald is en de waterbodem binnen korte tijd kan veranderen.

4.1.3 Kwaliteit van de monsters

De gegevens over de opbouw en de eigenschappen van de ondergrond die uit booronderzoek voortkomen, zijn gebaseerd op monsters die uit de ondergrond genomen zijn. Voor het hergebruik van de gegevens is het van belang te weten in welke mate de monsters waarop de waarnemingen en metingen zijn gebaseerd representatief geacht kunnen worden voor de situatie in-situ. Anders gezegd, voor hergebruik is het van belang de kwaliteit van de monsters vast te leggen.

De kwaliteit van de monsters is van een groot aantal factoren afhankelijk: hoe er geboord is, hoe de monsters genomen zijn, met wat voor apparaat, hoe de monsters boven de grond zijn behandeld, getransporteerd en opgeslagen. De gegevens over het boren, bemonsteren en de relevante specificaties van het apparaat zijn in deze catalogus opgenomen. Die gegevens bepalen het maximaal te bereiken kwaliteitsniveau. Om die kwaliteit in het verdere proces te kunnen behouden, zijn binnen het werkveld van de geotechniek procedures opgesteld en die worden ook in het geologisch werkveld gevolgd. Monsters worden ingedeeld in 5 klassen op basis van de NEN-EN-ISO 22475 en voor iedere klasse is vastgelegd hoe de monsters behandeld moeten worden vanaf het moment dat ze boven de grond zijn gekomen. De classificatie geeft aan in welke mate de oorspronkelijke toestand van de grond bewaard is gebleven. Geroerde monsters, dat wil zeggen monsters waarin de oorspronkelijke samenhang van de grond al door het boren verloren is gegaan, vormen één klasse. De andere klassen hebben betrekking op ongeroerde monsters, monsters waarin de oorspronkelijke samenhang van de grond in enige mate bewaard is gebleven. In hoeverre de kwaliteit op het moment dat de monsters worden beschreven of geanalyseerd afwijkt van de initiële kwaliteit, wordt vastgelegd als onderdeel van het onderzoek.

4.1.4 Deelonderzoeken

Geologisch booronderzoek omvat gewoonlijk drie van de vier deelonderzoeken die in booronderzoek kunnen worden onderscheiden en dat zijn de boormonsterbeschrijving, de boormonsterfotografie en, de boormonsteranalyse. Het vierde deelonderzoek, de boorgatlogging, het onderzoek waarin het boorgat wordt bemeten, wordt niet zo vaak uitgevoerd. Van de vier deelonderzoeken zijn er twee in deze versie van de catalogus opgenomen, de boormonsterbeschrijving en de boormonsteranalyse (Figuur 5).
In de boormonsterbeschrijving wordt het materiaal dat uit de ondergrond naar boven is gehaald, beschreven op een manier die inzicht geeft in de opbouw van de ondergrond en de globale eigenschappen ervan. De boormonsterbeschrijving is het onderzoek dat traditioneel de grondslag levert voor (hydro)geologische modellen. In het laboratorium worden allerlei proeven uitgevoerd om de samenstelling en een grote verscheidenheid aan eigenschappen nauwkeurig te bepalen. De verscheidenheid aan bepalingen is groot en iedere bepaling vraagt een eigen definitie. Dat vergt tijd en om die reden wordt de standaardisatie van boormonsteranalyse in fasen gerealiseerd.

Deelonderzoeken
Figuur 5 Geologisch booronderzoek in deze versie van de catalogus; boormonsterfotografie en boorgatlogging zijn nog buiten scope.

4.1.5 Methode van beschrijven

Voor 2017 hadden boormonsterbeschrijvingen in de vakgebieden geologie, toegepaste geologie en de geotechniek een gemeenschappelijke grondslag en dat was de NEN 5104. Voor de geotechniek is internationaal inmiddels een nieuwe norm van kracht geworden en in 2019 is daarvan een Nederlandse invulling gemaakt (NEN-EN-ISO 14688). De nieuwe norm is op een andere leest geschoeid dan de oude. In de beschrijving van grond onder NEN 5104 staat de samenstelling van grond centraal en in de beschrijving onder NEN-EN-ISO 14688 het gedrag van grond. Dit verschil in benadering maakt de beschrijvingen minder geschikt voor de geologen die de landelijke (hydro)geologische modellen maken. Voor dat doel moet juist de samenstelling van de grond in de beschrijving centraal staan. De geologen van de Geologische Dienst Nederland die de landelijke modellen maakt, blijven zich daarom baseren op een eigen, op de NEN 5104 gebaseerde, methode: de Standaard Boor Beschrijvingsmethode (SBB).
Met het van kracht worden van de nieuwe norm zijn de al bestaande verschillen tussen geologisch en geotechnisch booronderzoek groter geworden. Dat geldt ook voor het verschil tussen geologisch en toegepast geologisch onderzoek. Toegepast geologisch booronderzoek zal aansluiten op de NEN-EN-ISO 14688.
De SBB kent verschillende kwaliteitsniveaus en die staan voor verschillen in expertiseniveau en monsterkwaliteit. Het expertiseniveau van de beschrijver bepaalt tot in welk detail de grond wordt beschreven en de kwaliteit van de monsters bepaalt welke aspecten worden beschreven. Van geroerde monsters worden met name de samenstelling en de kleur van de grond beschreven. De beschrijving van ongeroerde monsters is gericht op het herkennen van de lagen waaruit de ondergrond is opgebouwd. Van een laag worden allerlei aspecten vastgelegd die inzicht geven in de omstandigheden waaronder de laag is gevormd.
De opdracht bepaalt het kwaliteitsniveau.
In de basisregistratie ondergrond kunnen niet alleen beschrijvingen die onder SBB zijn gemaakt worden geregistreerd, maar ook oude beschrijvingen die onder de ASB of de NEN 5104 zijn gemaakt kunnen onder het kwaliteitsregime IMBRO/A worden geregistreerd. Zowel onder de ASB als de NEN 5104 worden minder gegevens vastgelegd. Daarnaast werd bij oude beschrijvingen geen strikt onderscheid gemaakt tussen gegevens die uit het beschrijven en de gegevens die uit het meten voortkomen. Met als gevolg dat niet altijd duidelijk is waarop de gegevens van een oude beschrijving berusten. Bij beschrijvingen die onder NEN 5104 tot stand zijn gekomen, zijn eventueel extra aspecten beschreven die geen onderdeel uitmaken van de procedure. Deze set booronderzoeken beslaat een breed spectrum in de mate van detail van beschrijven.

4.2 Belangrijkste entiteiten

4.2.1 Booronderzoek

Deze entiteit draagt de naam van het registratieobject zelf en bevat de gegevens die het booronderzoek identificeren en allerlei administratieve gegevens die betrekking hebben op onder meer de herkomst van het onderzoek in de registratie. Zo geeft de entiteit informatie over het doel waarvoor het onderzoek is uitgevoerd (kader inwinning), en de grondslag voor de verplichting tot aanlevering (kader aanlevering).

Booronderzoek begint eigenlijk altijd met activiteiten in het veld en die worden in bepaalde gevallen gevolgd door activiteiten binnenshuis, veelal in een laboratorium. Er is maar een geval waarin er geen werkzaamheden in het veld worden uitgevoerd en dat is wanneer booronderzoek gebruik maakt van de resultaten uit eerder veldwerk of uit veldwerk dat voor een andere opdrachtgever is uitgevoerd.noot

Noot

4.2.2 Registratiegeschiedenis

De registratiegeschiedenis van een booronderzoek geeft de essentie van de geschiedenis van het object in de registratie ondergrond, de zgn. formele geschiedenis. De registratiegeschiedenis vertelt bijvoorbeeld wanneer voor het eerst gegevens van het object zijn geregistreerd en of er na registratie correcties zijn doorgevoerd.

4.2.3 Rapportagegeschiedenis

De bronhouder beslist of hij de resultaten van een booronderzoek in delen of in hun geheel gerapporteerd wil krijgen. Wanneer een rapport dat onder de wettelijke verplichtingen valt door de bronhouder is geaccepteerd, wordt het ter registratie aan de landelijke voorziening aangeboden. De rapportagegeschiedenis geeft de essentie van het verloop van de rapportage en vormt de zgn. materiële geschiedenis van het object booronderzoek.

4.2.4 Boring

De kernactiviteit in het veld is het maken van het gat, de boring. Voor het onderzoek is het van het grootste belang de gegevens vast te leggen die van invloed zijn op de uiteindelijke resultaten van het onderzoek. Daarnaast betekent boren dat men de toestand van de ondergrond verandert. Om de gevolgen van die ingreep later te kunnen beoordelen is het van belang te weten hoe men de ondergrond heeft achtergelaten.
Aan het maken van een boorgat kunnen voorbereidende werkzaamheden zijn voorafgegaan. Het weggraven van materiaal is een bijzondere vorm van voorbereiding omdat daaruit ook gegevens over de opbouw van de ondergrond kunnen voortkomen. Wanneer het weggegraven materiaal globaal is beschreven wordt dat apart vastgelegd (Weggegraven laag) en niet als onderdeel van het deelonderzoek Boormonsterbeschrijving.
Bij het boren gebruikt men een bepaalde techniek om het apparaat dat men gekozen heeft de grond in te drijven. Bij onderzoek dat zich tot geringe diepte beperkt boort men vaak met de hand, voor ander onderzoek gebeurt dat veelal mechanisch. Tijdens het boren kan men herhaaldelijk van techniek wisselen, en voor een goed begrip van de onderzoeksresultaten is het van belang te weten welk deel van de ondergrond met welke techniek is doorboord (Geboord interval).
Het doel van het boren is dat er monsters uit de ondergrond worden gehaald. Dat kan op allerlei manieren gebeuren en tijdens het boren kan men herhaaldelijk van manier wisselen (Bemonsterd interval).
Tijdens het boren kan men constateren dat er in bepaalde intervallen sporen van verontreiniging voorkomen (Verontreinigd interval) en dat wordt dan vastgelegd om latere gebruikers te kunnen informeren.
Wanneer men ten slotte klaar is met boren kan het ontstane gat op een bepaalde manier worden afgewerkt. Dat kan weer per diepte-interval verschillen (Afgewerkt interval).

4.2.5 Bemonsteringsapparaat

In het geval men monsters gestoken of gekernd heeft worden ook specificaties vastgelegd van het apparaat dat daarvoor gebruikt is. In Figuur 6 en Figuur 7 wordt geïllustreerd wat de belangrijkste kenmerken zijn.

Bemonsteringsapparaat
Figuur 6 Het bemonsteringsapparaat: (a) een apparaat met een haakse steekmond, (b) een apparaat waarvan de steekmond een hoek (α) maakt met de verticaal en (c) een apparaat als b maar dan voorzien van een passieve zuiger. De letter l geeft de lengte van de container aan, d1 de doorgangsdiameter en d2 de diameter van de steekmond. De diameter van de container is gelijk aan de doorgangsdiameter.
Bemonsteringsapparaat2
Figuur 7 Het bemonsteringsapparaat: (a) een apparaat met een afschroefbare steekmond en een vanger en (b) eenzelfde apparaat maar dan met een variabele diameter en een container die voorzien is van een liner. De letter l geeft de lengte van de container aan, d1 de doorgangsdiameter, d2 de diameter van de steekmond en d3 de diameter van de container.

4.2.6 Terreintoestand

Voor, tijdens of direct na het boren kunnen in het veld waarnemingen worden gedaan die deel uitmaken van het booronderzoek. Die waarnemingen hebben betrekking op de toestand van het terrein. Dat begrip wordt in nogal ruime zin opgevat en dekt alle gegevens die vastgelegd worden om een goed begrip te krijgen van de ruimtelijke context waarbinnen het onderzoek is uitgevoerd.

4.2.7 Sliblaag

Bij boren op water kan er op de waterbodem een laag slib blijken te liggen. Wanneer dat voor het onderzoek relevant geacht is, worden enkele kenmerken daarvan vastgelegd.

4.2.8 Boormonsterbeschrijving

Boormonsterbeschrijving is het deelonderzoek dat betrekking heeft op het beschrijven van de monsters met als doel een of meer boorprofielen te maken. Een boormonsterbeschrijving onder SBB 6 versie 2022 resulteert in maximaal twee boorprofielen.
Bij historische beschrijvingen van grond die onder voorgaande versies van de SBB, de ASB of de NEN 5104 tot stand zijn gekomen, is altijd sprake van één boorprofiel.

4.2.9 Boorprofiel

Een boorprofiel is het resultaat van de boormonsterbeschrijving en beschrijft de laagopbouw van het deel van de ondergrond dat bemonsterd is.
Een boorprofiel heeft een bepaalde beschrijfkwaliteit en dat wil zeggen dat de kwaliteit van de monsters waarop de beschrijving gebaseerd is en de mate van detail in de beschrijving over het hele profiel vergelijkbaar zijn. Onder NEN 5104 heeft dat begrip eigenlijk geen onderscheidende waarde, omdat er altijd maar een profiel is. De kwaliteit daarvan wordt niet gespecificeerd omdat gewoonlijk niet meer te achterhalen is waarop de gegevens precies zijn gebaseerd. Onder de SBB heeft het begrip beschrijfkwaliteit wel onderscheidende waarde. Een geval waarin een boormonsterbeschrijving twee boorprofielen oplevert is wanneer op een bepaalde plaats een boring is gezet die op twee manieren bemonsterd is (Figuur 8).

Boorprofiel
Figuur 8 Uit een boring komen geroerde en ongeroerde monsters en in de beschrijving worden dan twee boorprofielen gemaakt. In deze versie van de catalogus is de beschrijving van gesteente overigens buiten scope.

Over het hele boortraject zijn monsters met een relatief lage kwaliteit, geroerde monsters, genomen. Daarnaast zijn van bepaalde dieptes monsters met een hoge kwaliteit, ongeroerde monsters, verkregen. Het verschil in kwaliteit is zo groot dat de monsters apart beschreven moeten worden. In het eerste geval ontstaat een continu profiel, in het tweede een discontinu profiel.

Het uitgangspunt is dat het boorprofiel alle met een bepaalde kwaliteit bemonsterde intervallen dekt en dat de bemonsterde intervallen compleet zijn beschreven. Het kan echter zijn dat dit niet gelukt is, bijvoorbeeld omdat er per ongeluk een monster verdwenen is. De intervallen die niet beschreven konden worden, worden expliciet in het profiel opgenomen (Niet-beschreven interval) en de reden waarom het niet beschreven is wordt vastgelegd.

4.2.10 Laag

De belangrijkste entiteiten in een boorprofiel zijn de lagen. Een laag bestaat uit grond of uit bijzonder materiaal, dat is materiaal dat niet als grond of gesteente wordt beschouwd (of uit gesteente, maar dat valt nog buiten het bereik van de catalogus). Een laag die uit bijzonder materiaal bestaat wordt summier beschreven, een laag die uit grond bestaat wordt uitvoerig beschreven. Een laag heeft een boven- en ondergrens en is van natuurlijke of menselijke (antropogeen) oorsprong.

Wat een laag in een geologisch boorprofiel voorstelt, hangt echter af van de kwaliteit van de monsters.
Onder NEN 5104 is niet vastgelegd op welke wijze de grenzen van lagen zijn bepaald. Ook zijn er geen beperkingen gesteld aan de laagdikte. Veiligheidshalve men de lagen in een boorprofiel dat is beschreven onder NEN 5104 altijd moeten beschouwen als beschrijfeenheden.
In een boorprofiel dat betrekking heeft op geroerde monsters, is de laag een bemonsteringseenheid en vertegenwoordigt iedere laag een monster. Zo’n laag wordt beschreven als een lithologisch homogeen geheel en heeft een soort grond (Grond).
In een boorprofiel dat betrekking heeft op ongeroerde monsters, is de laag idealiter een geheel dat onder bepaalde omstandigheden is gevormd, een genetische eenheid. De ideale situatie doet zich alleen voor wanneer er sprake is van een continu profiel waarin alle grenzen zichtbaar zijn. Wanneer dat niet het geval is, zoals verbeeld in Figuur 8, is een deel van de grenzen door de bemonstering bepaald.

Lagen die genetische eenheden zijn, bestaan op allerlei schalen, maar in de beschrijfpraktijk ligt de dikte vaak in het bereik van een decimeter tot een meter. De minimale dikte is voor de beschrijving vastgesteld op 2 millimeter; een maximale dikte is niet vastgelegd.
Een laag die een genetische eenheid is, kan in andere aspecten dan de samenstelling van de grond van aangrenzende lagen verschillen en hoeft in lithologisch opzicht geen homogeen geheel te zijn. Er zijn verschillende mogelijkheden om een dergelijke laag te beschrijven.

In het meest voorkomende geval (Figuur 9a) is de laag een lithologisch homogeen geheel of kan de laag als zodanig worden beschreven. Zo’n laag kan structuurloos zijn of een bepaalde structuur hebben en bestaat uit een soort grond die in detail wordt beschreven. In een dergelijke laag kunnen een of enkele laagjes voorkomen die uit een afwijkende grondsoort bestaan, maar die worden alleen globaal beschreven.
In het tweede geval (Figuur 9b), dat overigens niet zo vaak voorkomt, is de laag een regelmatige afwisseling van dunne laagjes die uit verschillende soorten grond bestaan. Een dergelijke laag heet heterogeen gelaagd en de grond wordt per type laagje (Laagje) in detail beschreven.
In het derde, zeer sporadisch voorkomende geval (Figuur 9c) bestaat de laag uit verschillende soorten grond die grillige lichamen vormen. De structuur van een dergelijke laag wordt omschreven als onregelmatig vervormd en de grond wordt per deel (Laagdeel) in detail beschreven.

Lagen
Figuur 9 De lichtgekleurde laag stelt een eenheid voor die uit een andere grondsoort bestaat dan de aangrenzende lagen. In het eerste geval (a) wordt de laag als een homogeen geheel beschreven met daarin een afwijkend laagje. In het tweede geval (b) wordt de laag beschreven als opgebouwd uit laagjes die in grondsoort verschillen. In het derde geval (c) wordt de laag beschreven als opgebouwd uit laagdelen die in grondsoort verschillen.

4.2.11 Grond

Onder SBB 6 versie 2022 wordt van grond altijd de grondsoort, de kleur, de hoeveelheid glauconiet en het al dan niet voorkomen van sporen van beworteling vastgelegd. Om de gegevens beter bruikbaar te maken voor de geotechniek wordt naast de geologische naam van de grondsoort, ook de geotechnische naam volgens NEN-EN-ISO 14688 vastgelegd.
Wanneer de grond bestanddelen bevat die niet als een normaal onderdeel van grond gelden, wordt het voorkomen ervan beschreven (Bijzonder bestanddeel) en hetzelfde geldt voor brokjes van een andere grondsoort (Brokje). Welke kenmerken er verder worden vastgelegd hangt af van de grondsoort en de beschrijfkwaliteit, en dat laatste wil zeggen: de combinatie van expertiseniveau en kwaliteit van de monsters.
Onder NEN 5104 wordt altijd de grondsoort vastgelegd en afhankelijk van de grondsoort ook het gehalte aan grind en organische stof. Wat er verder wordt vastgelegd is onder NEN 5104 niet voorbepaald.

4.2.12 Grindfractie

Het deel van de grond dat uit grind (minerale korrels die in grootte variëren van 2 tot 63 mm) bestaat wordt apart beschreven. Het gaat daarbij onder meer om de vorm (hoekigheid, sfericiteit), de kleur (bontheid) en de grootte van de korrels (bijv. grindmediaanklasse). Specialisten benoemen ook nog de herkomst van het grind en het soort minerale korrels (Grindbestanddeel).

4.2.13 Zandfractie

Het deel van de grond dat uit zand (minerale korrels die in grootte variëren van 0,063 tot 2 mm) bestaat wordt apart beschreven. Het gaat daarbij onder meer om de vorm (hoekigheid), de kleur (bontheid) en de grootte van de korrels (bijv. zandmediaanklasse). Specialisten benoemen ook nog de verdeling van de korrels naar kleur (Zandbestanddeel).

4.2.14 Schelpenfractie

Het deel van de grond dat uit schelpmateriaal bestaat wordt apart beschreven. In alle gevallen worden de relatieve hoeveelheden gruis, fragmenten en hele schelpen bepaald en wordt het voorkomen van een aantal kenmerkende schelpensoorten vastgelegd (Schelpenbestanddeel). Van ongeroerde monsters wordt ook het voorkomen van schelpdoubletten beschreven. Andere kenmerken worden alleen door beschrijvers met bijzondere expertise beschreven.

4.2.15 Organische fractie

Het deel van de grond dat uit organisch materiaal bestaat wordt apart beschreven. Standaard wordt benoemd of het houtige of niet-houtige plantenresten betreft. De specialisten benoemen ook de verschillende soorten plantenresten (Organisch bestanddeel). Wanneer het organisch materiaal veen bevat, wordt ook het soort veen benoemd (soort veen).

4.2.16 Afwijkend laagje, insluitsel, sedimentlens en vlek

Bij de beschrijving van grond van ongeroerde monsters wordt niet alleen op het voorkomen van brokjes van andere grondsoorten gelet. Andere grondsoorten kunnen ook voorkomen in de vorm van laagjes (Afwijkend laagje), als lenzen die sedimentair van oorsprong zijn (Sedimentlens) of als grillig verlopende lichamen die door de verstoring van dunne laagjes zijn ontstaan (Insluitsel).
Wanneer de grond gevlekt is wordt het voorkomen van de vlekken beschreven (Vlek).

4.2.17 Munsellkleur en dierlijk fossiel

Beschrijvers met een bijzondere expertise leggen het voorkomen van de fossiele resten van bepaalde dierlijke organismen (Dierlijk fossiel) vast bij de uitgebreide beschrijving. De kleur van de grond volgens de systematiek van Munsell (Munsellkleur) wordt ook bij de uitgebreide beschrijving vastgelegd.

4.2.18 Fractieverdeling

Beschrijvers met een bijzondere expertise leggen de fractieverdeling vast van grondsoorten die in een van de volgende categorieën vallen: organische gronden, schelprijke gronden, grindrijke minerale gronden en grindarme minerale gronden. Zij beschouwen de grond als een mengsel van zes fracties: organische stof, schelpmateriaal, grind, zand, silt en lutum; de laatste vier fracties bij elkaar worden de minerale fractie genoemd. De manier waarop de aandelen van de fracties worden berekend volgt uit de stapsgewijze benadering die in de driehoeksystematiek van NEN 5104 opgesloten ligt. Het resultaat van de berekening vraagt enige toelichting, omdat het totaal van de fracties niet altijd optelt tot 100 procent en omdat er voor iedere categorie eigen regels gelden.
Een voorbeeld in Figuur 10 moeten een en ander verduidelijken. Voor organische gronden geldt het totaal van de massa’s van de fracties organische stof, zand, silt en lutum als 100 procent. Het aandeel schelpmateriaal en het aandeel grind worden anders berekend. Van schelpmateriaal wordt het aandeel in het volume van de grond zonder meenemen van de organische stof geschat. Van grind wordt het aandeel in de massa van de vier minerale fracties geschat. In Figuur 10 is per categorie grond aangegeven of de fractieverdeling wordt bepaald en zo ja, hoe die wordt bepaald.

Fractieverdeling
Figuur 10 Er worden zes categorieën grond onderscheiden. Van zeer grove minerale gronden en bijzondere gronden wordt geen fractieverdeling bepaald, van de andere wel. Per categorie grond is in kleur aangegeven welke fracties tot 100 procent optellen. Voor verdere toelichting zie de tekst.

4.2.19 Post-sedimentaire discontinuïteit

De laagopbouw kan verstoord zijn doordat discontinuïteiten de lagen doorsnijden. Wanneer de laagopbouw ondanks de verstoring nog goed te beschrijven is, worden naast de lagen ook de kenmerken van de discontinuïteit vastgelegd. De zogenaamde post-sedimentaire discontinuïteit is van menselijke (antropogeen) of natuurlijke oorsprong, zoals breuken, krimpscheuren en ijswiggen. Als door verstoring de beschrijving van de laagopbouw praktisch onmogelijk is, wordt het verstoorde interval niet beschreven. In dat geval beveelt de procedure aan een foto van het verstoorde interval te maken.

4.2.20 Boormonsteranalyse

Boormonsteranalyse is het deelonderzoek dat betrekking heeft op het doen van metingen aan boormonsters. De metingen worden in een laboratorium uitgevoerd. De catalogus dekt een deel van de bepalingen die in standaard geologisch booronderzoek uitgevoerd worden en dat zijn altijd bepalingen aan grond en bijzonder materiaal.

In standaard geologisch onderzoek worden de hydrofysische eigenschappen, eigenschappen die op de samenstelling van het materiaal betrekking hebben en de chemische eigenschappen bepaald. Van de chemische eigenschappen zijn alleen het organisch koolstofgehalte en zwavelgehalte binnen scope van deze versie van de catalogus.

4.2.21 Onderzocht interval

In de boormonsteranalyse worden aan een of meer intervallen bepalingen gedaan, de onderzochte intervallen. De kwaliteit van het monster en de beschikbare hoeveelheid materiaal bepalen in eerste instantie wat er allemaal van een interval kan worden bepaald. De beperking in hoeveelheid materiaal betekent dat bepaalde bepalingen elkaar in de praktijk uitsluiten en dat bepalingen die wel gecombineerd kunnen worden elkaar veelal in een strikte volgorde moeten opvolgen.

In sommige gevallen vereist een bepaling een niet verstoord monster. Het deel dat moet worden geanalyseerd, het proefstuk, wordt uit het monster genomen en de rest wordt beschreven. Wanneer de volledige doorsnede van het monster wordt gebruikt, blijft er een gat in het monster achter dat niet beschreven kan worden (zie Figuur 11). Het proefstuk gaat onbeschreven de bepaling in en het materiaal wordt na uitvoering van de bepaling beschreven door degene die de bepaling heeft uitgevoerd. De kwaliteit van het materiaal is dan ingrijpend veranderd en niet langer vergelijkbaar met dat van de niet onderzochte intervallen. Daarom wordt de beschrijving van het materiaal waaruit het proefstuk bestaat, als onderdeel van de boormonsteranalyse vastgelegd en niet opgenomen in de boormonsterbeschrijving.

Onderzocht interval
Figuur 11 In het bovenste interval wordt een ring gestoken uit een niet verstoord boormonster en het materiaal in de ring vormt het proefstuk dat wordt onderzocht, daarnaast wordt uit hetzelfde interval materiaal genomen om te onderzoeken op andere eigenschappen; er blijft voldoende materiaal over om het materiaal op normale wijze te beschrijven.
In het middelste geval wordt alleen materiaal genomen om te onderzoeken op eigenschappen; er blijft voldoende materiaal over om het materiaal op normale wijze te beschrijven.
In het onderste interval word een ring gestoken uit een niet verstoord boormonster; er blijft onvoldoende materiaal over en het materiaal kan niet op de normale wijze worden beschreven en blijft buiten de boormonsterbeschrijving. In bepaalde gevallen worden de boven- en onderkant afgesneden, de zogenaamde afsnijdsels, en worden gebruikt voor aanvullende bepalingen.

Welke bepalingen er zijn uitgevoerd, wordt voor ieder onderzocht interval vastgelegd. Het gaat om hydrofysische eigenschappen, eigenschappen die op de samenstelling van het materiaal betrekking hebben of chemische eigenschappen.

Iedere bepaling die als onderdeel van de boormonsteranalyse wordt uitgevoerd, is aan een bepaalde procedure onderworpen en wordt volgens een bepaalde methode uitgevoerd. Wanneer er in de uitvoering keuzen worden gemaakt die voor de gebruiker van de gegevens relevant kan zijn, worden die vastgelegd. Datzelfde geldt voor de eventuele bijzonderheden die zich tijdens de uitvoering voordoen of die men na afloop constateert door het materiaal te bekijken.

4.2.22 Onderzocht materiaal

Het materiaal waaruit een proefstuk bestaat dat de volledige doorsnede van een niet verstoord boormonster omvat, wordt pas na afloop van de bepaling beschreven (zie Figuur 11). Het resultaat wordt apart vastgelegd en alleen de aspecten die na afloop van de bepaling nog als representatief voor het oorspronkelijk monster kunnen worden beschouwd, worden beschreven. In het uitzonderlijke geval dat het interval uit bijzonder materiaal bestaat, wordt alleen de naam van het materiaal vastgelegd.

4.2.23 Bepaling van de korrelgrootteverdeling

Voor de korrelgrootteverdeling wordt de samenstelling van het materiaal bepaald vanuit het perspectief dat grond een mengsel van minerale deeltjes van verschillende grootte is. De deeltjes worden korrels genoemd. Volgens een bepaalde methode, of combinatie van methoden, wordt het aandeel van de gekozen groottefracties in het totale mengsel bepaald. De fracties bij elkaar vormen een aaneensluitende reeks die het groottebereik volledig dekt.

Standaard wordt laserdiffractie gebruikt en wordt het materiaal kleiner dan 2 mm nader onderscheiden in standaard fracties. Wanneer het materiaal uit grind of grover materiaal bestaat wordt aan hetzelfde onderzocht een tweede bepaling van de korrelgrootteverdeling uitgevoerd om het materiaal groter dan 2 mm nader te onderscheiden in standaard fracties. Dit gebeurt door middel van droog zeven. Het materiaal kleiner dan 2 mm wordt in dit geval wat grover onderverdeeld.
Voorafgaand aan de bepaling wordt standaard organische stof verwijderd en in de meeste gevallen ook koolzure kalk. Als voorbehandeling worden in het materiaal kleiner dan 2 mm samengeklonterde korreltjes van elkaar los gemaakt (dispersie).
De metingen worden altijd omgerekend naar een percentage van de totale massa. In alle gevallen wordt in het resultaat onderscheid gemaakt tussen de fractie kleiner dan 63 µm, de fractie tussen 63 µm en 2mm en de fractie groter dan 2 mm.
De korrelgrootteverdeling wordt in eerste instantie gebruikt om het materiaal te classificeren.

4.2.24 Bepaling van het kalkgehalte

Het gehalte aan kalk wordt bepaald door het aanwezige calciumcarbonaat (koolzure kalk) op een bepaalde manier te verwijderen en het verlies aan massa te meten.
Het kalkgehalte is een basisparameter die primair gebruikt wordt om de grond te classificeren.

4.2.25 Bepaling van het organischestofgehalte

Het gehalte aan organische stof wordt bepaald door het organisch materiaal op een bepaalde manier te verwijderen en het verlies aan massa te meten. Bij de berekening van het gehalte kan het nodig zijn te corrigeren voor het verlies van water dat aan klei is gebonden (lutumcorrectie) of aan ijzeroxiden (vrij ijzercorrectie).
Het organische stofgehalte is een basisparameter die primair gebruikt wordt om de grond te classificeren.

4.2.26 Bepaling van het organisch koolstofgehalte

Het gehalte aan organisch koolstof wordt bepaald door het organisch materiaal volgens een bepaalde methode te oxideren. Het gehalte aan organisch koolstof kan worden berekend door de hoeveelheid CO2 die vrijkomt te bepalen volgens een bepaalde methode.

4.2.27 Bepaling van het zwavelgehalte

Het gehalte aan zwavel wordt bepaald door het zwavel in het materiaal volgens een bepaalde methode te oxideren. Het gehalte aan zwavel kan worden berekend door de hoeveelheid SO2 die vrijkomt te bepalen volgens een bepaalde methode.

4.2.28 Bepaling van de verzadigde waterdoorlatendheid

De waterdoorlatendheid van met waterverzadigde grond is de snelheid waarmee water door grond stroomt. Binnen geologisch booronderzoek wordt de verzadigde waterdoorlatendheid bepaald volgens de falling head methode of de aangepaste falling head methode voor minder cohesief materiaal. De standaard falling head methode wordt gebruikt voor cohesieve grond en de aangepaste falling head methode voor onvoldoende cohesief materiaal.
Bij beide methoden verzadigd men eerst het proefstuk en laat men water van een bepaalde soort (gebruikt medium) door de grond stromen, en daarvan wordt vastgelegd of de daarin aanwezige gassen eruit verwijderd zijn (water ontgast). Men laat het water meestal van boven naar onder door het proefstuk stromen. De variabelen die van invloed zijn op het resultaat worden vastgelegd (verzadigingsmethode, temperatuur, maximale gradiënt).

Het proefstuk wordt altijd met een ring uit een niet verstoord boormonster gestoken, waarbij wordt vastgelegd of de doorlatendheid verticaal is gemeten (verticaal bepaald). Bij de falling head methode kiest men in het laboratorium of de poreuze stenen in de proefstelling nat of droog moeten zijn en of de steekring een waterafstotende laag moet krijgen en legt men het proefstuk een bepaalde belasting op. Bij de aangepaste falling head methode voor onvoldoende cohesieve grond legt men geen belasting op. Het resultaat van de bepaling is de verzadigde waterdoorlatendheid bij de opgelegde belasting.

4.2.29 Bepaling van het watergehalte

Het watergehalte wordt bepaald door het in het materiaal aanwezige water op een bepaalde manier te verwijderen, het massaverlies te meten en het resultaat uit te drukken in de verhouding tussen de hoeveelheid water en de hoeveelheid droge stof. Het is van belang te weten of er voorafgaand aan de bepaling materiaal verwijderd is. Temperatuur en droogtijd zijn van belang en voor de aanwezigheid van zouten in het poriënwater wordt een bepaalde correctie doorgevoerd.
Het watergehalte is een parameter die altijd samen met andere gegevens gebruikt wordt in berekeningen.

4.2.30 Bepaling van de volumieke massa

De volumieke massa, de massa per eenheid van volume, wordt bepaald door de massa en het volume op een bepaalde manier te meten.
Het gegeven is een parameter die altijd samen met andere gegevens gebruikt wordt in berekeningen.

4.2.31 Bepaling van de droge volumieke massa

De droge volumieke massa, de massa per eenheid van volume, wordt bepaald door de massa van het droge materiaal en het volume op een bepaalde manier te meten.
Het gegeven is een basisparameter die altijd samen met andere gegevens gebruikt wordt in berekeningen.

4.2.32 Bepaling van de volumieke massa vaste delen

De volumieke massa van de vaste delen wordt bepaald door de massa en het volume van gedroogd materiaal te meten. Zo nodig wordt het materiaal vergruisd en worden de korrels van elkaar los gemaakt zodat het volume van de ruimte tussen de korrels nauwkeurig kan worden bepaald. Dat volume wordt bepaald door die ruimte met vloeistof te vullen.
Het gegeven is een basisparameter die altijd samen met andere gegevens gebruikt wordt in berekeningen.

4.3 INSPIRE

Het doel van de Europese kaderrichtlijn INSPIRE is het harmoniseren en openbaar maken van ruimtelijke gegevens van overheidsorganisaties ten behoeve van het milieubeleid. Het registratieobject booronderzoek valt wat het geologisch onderzoek betreft onder het INSPIRE-thema Geology, en om die reden moeten de gegevens in het registratieobject geschikt gemaakt worden voor uitwisseling volgens de INSPIRE-standaard. Dit wordt geïmplementeerd middels een mapping van het gegevensmodel van het Geologisch booronderzoek op het gegevensmodel van het INSPIRE-thema. De inhoud van deze mapping is geen onderdeel van deze catalogus.

5. Opbouw van de gegevensdefinitie

Dit onderdeel is niet normatief.

5.1 De gegevensdefinitie

De gegevensdefinitie vormt het hart van de catalogus en geeft een beschrijving van alle gegevens van het registratieobject. Eerst wordt de definitie van het registratieobject gegeven inclusief de plaatjes van het zgn. domeinmodel, en vervolgens de definities van de entiteiten waaruit het object is opgebouwd met de eigenschappen van die entiteiten, de attributen. De entiteiten worden op volgorde van de nummers in het domeinmodel behandeld. De volgende aspecten van de gegevens worden vastgelegd:

De gegevensdefinitie dekt de beide kwaliteitsregimes die worden onderscheiden, IMBRO en IMBRO/A. Het kwaliteitsregime IMBRO is leidend en bij het opstellen van de gegevensdefinitie is geprobeerd de verschillen tussen de twee regimes zo klein te houden. Het streven is een object altijd in termen van dezelfde gegevens te beschrijven en voor IMBRO/A alleen aanvullende regels te formuleren en extra waarden toe te staan. Bij uitzondering kan het echter nodig zijn gebleken voor IMBRO/A aparte entiteiten, attributen of domeinen te definiëren.

5.2 Domeinen

Domeinen

Een domein beschrijft welke waarden mogelijk zijn voor een attribuut (zie bijv. Aantal of Code).

Sommige domeinen zijn samengesteld uit twee of meer elementen die in samenhang betekenisvol zijn. Een voorbeeld van een samengesteld domein dat in de BRO bestaat is Datuminterval. Datuminterval bestaat uit twee elementen, beide van het domein Datum (jaar, maand en dag), namelijk een begindatum en een einddatum.

Bij een attribuut kunnen ook twee of meer domeinen mogelijk zijn. Voor dit attribuut geldt dat verschillende domeinen valide zijn, er kan echter bij aanlevering van de gegevens altijd maar één van de domeinen gekozen worden.
In de gegevensdefinitie worden in dat geval een attribuut gemodelleerd waarvan het domein dat de mogelijke waarde beschrijft een keuze is tussen twee of meer domeinen. Dit maakt het mogelijk waar in het domeinmodel normaal gesproken maar één mogelijkheid bestaat, een opsomming te geven van meerdere mogelijke domeinen, waarbij altijd precies één van deze mogelijkheden wordt gebruikt. Een voorbeeld van een dergelijke keuze domein is het domein Organisatie.

De domeinen die in de gegevensdefinitie worden gebruikt worden hieronder toegelicht.

5.2.1 Aantal

Het domein Aantal wordt gebruikt voor een telbare hoeveelheid. Het is een natuurlijk getal met een bepaalde maximale lengte.
Het domein wordt volledig gespecificeerd door met de aanduiding aantal ook de maximale lengte mee te (Aantal N). Gewoonlijk wordt de waardeverzameling verder ingeperkt door een bereik te specificeren. In het domeinmodel wordt volstaan met de algemene aanduiding Aantal.

5.2.2 Code

Een code is een opeenvolging van cijfers, van letters of van cijfers en letters met een bepaalde opbouw en met een specifieke betekenis. Een code heeft gewoonlijk een betekenis die ook buiten de basisregistratie ondergrond geldt. Een code wordt uitgegeven door een verantwoordelijke instantie. Om de opbouw van een code weer te geven wordt gebruik gemaakt van de letters C en N. De letter C staat voor character (Eng.) en duidt een letter aan, de letter N staat voor number (Eng.) en duidt een cijfer aan. Een code heeft een bepaalde naam.
Het domein wordt volledig gespecificeerd door met de naam van de code ook de opbouw mee te geven. Uit de definitie van het attribuut zelf moet blijken wat de specifieke betekenis is van de code. In het domeinmodel wordt het domein aangeduid met zijn naam.

5.2.3 Gemeten waarden

Meetwaarden worden gebruikt voor grootheden. De waarde van een grootheid is een getal met een bepaalde opbouw en een bepaalde eenheid. Voor de waarde van grootheden worden twee domeinen gebruikt. Een voor een waarde waarvan de nauwkeurigheid altijd hetzelfde is (Meetwaarde) en een voor een waarde waarvan de nauwkeurigheid varieert (Meetwaarde in machten) en dat is het geval wanneer de nauwkeurigheid voor kleine getallen anders is dan de nauwkeurigheid voor grote getallen omdat een ander apparaat of methode is gebruikt.

De basisregistratie ondergrond gebruikt voor de eenheden de codes uit het UCUM (Unified Code for Units of Measure)-systeem. In bijzondere gevallen is de eenheid dimensieloos.

5.2.3.1 Meetwaarde

Het domein Meetwaarde wordt gebruikt wanneer de nauwkeurigheid van de waarde altijd hetzelfde is.
Het is een rationaal getal met een bepaalde opbouw. Het aantal cijfers voor het scheidingsteken is variabel maar begrensd. Het aantal cijfers achter het scheidingsteken ligt vast.

Het domein wordt volledig gespecificeerd door met de aanduiding meetwaarde ook de opbouw (Meetwaarde N.N) en de eenheid mee te geven. Gewoonlijk wordt de waardeverzameling verder ingeperkt door een bereik te specificeren. In het domeinmodel wordt volstaan met de algemene aanduiding Meetwaarde.

5.2.3.2 Meetwaarde in machten

Het domein Meetwaarde in machten wordt gebruikt wanneer de waarde een heel groot bereik heeft en de nauwkeurigheid voor kleine getallen anders is dan voor grote getallen. In dat geval wordt de meetwaarde uitgedrukt in machten. In de basisregistratie ondergrond wordt de meetwaarde in machten altijd uitgedrukt in een macht van tien. De notatie voor de meetwaarde in machten is (m . 10e). De m staat voor mantisse en is een meetwaarde, en de e staat voor de exponent.

De mantisse (m) is een rationaal getal met een bepaalde opbouw. Het aantal cijfers voor het scheidingsteken is in de basisregistratie ondergrond altijd 1. Het aantal cijfers achter het scheidingsteken ligt vast.
De meetwaarde wordt uitgedrukt in machten van tien (10e). De exponent (e) is in de basisregistratie ondergrond altijd een geheel getal.

Het domein wordt volledig gespecificeerd door met de aanduiding meetwaarde in machten ook de opbouw (meetwaarde 1.N in machten), de eenheid en het bereik van de machten mee te geven. Het bereik van de machten is vastgelegd in het waardebereik. De waardeverzameling wordt gewoonlijk verder ingeperkt door een bereik te specificeren. In het domeinmodel wordt volstaan met de algemene aanduiding Meetwaarde in machten.

Inname van gemeten waarden

In de praktijk is het moeilijk een meetwaarde zonder verandering van het ene systeem aan het andere door te geven. De basisregistratie ondergrond hanteert de definities binnen het systeem en bij uitgifte strikt om te borgen dat een meetwaarde zonder verandering kan worden doorgegeven.

Bij het vastleggen van eigenschappen is het niet altijd nodig getallen zo strikt te definiëren als de basisregistratie vraagt. De uitvoerders weten wel wat een getal zou moeten voorstellen en kunnen bijvoorbeeld accepteren dat een meetwaarde er een decimale nul bij krijgt of dat een getal een onbepaald aantal decimalen heeft. Om de uitvoeringspraktijk niet nodeloos te frustreren door getallen die niet aan de strikte definitie voldoen af te wijzen, hanteert de basisregistratie ondergrond bij het innemen van meetwaarden de volgende praktische regels:

  • Er zijn meer cijfers achter het scheidingsteken aanwezig dan gespecificeerd: het getal wordt afgekapt op het aantal dat in de gegevensdefinitie is gespecificeerd.
  • Er zijn minder cijfers achter het scheidingsteken aanwezig dan gespecificeerd: het getal wordt aangevuld met nullen tot het aantal dat in de gegevensdefinitie is gespecificeerd.
  • Er is geen scheidingsteken aanwezig: het scheidingsteken wordt toegevoegd en het getal wordt aangevuld met nullen tot het aantal dat in de gegevensdefinitie is gespecificeerd.
  • Het getal voor het scheidingsteken begint met een of meer nullen: de nullen worden genegeerd.
  • Er zijn meer cijfers vóór het scheidingsteken aanwezig dan gespecificeerd: de waarde wordt geweigerd.
  • Er is een scheidingsteken bij de exponent van de meetwaarde in machten aanwezig: de waarde wordt geweigerd.

5.2.4 Nummer

Het domein Nummer wordt gebruikt om de plaats in een reeks aan te geven. Het is een opeenvolging van cijfers met een bepaalde maximale lengte. Een nummer heeft geen rekenkundige betekenis, maar heeft een betekenisvolle volgorde.
Het domein wordt volledig gespecificeerd door met de aanduiding nummer ook de maximale lengte mee te geven (Nummer N). Eventueel wordt de waardeverzameling verder ingeperkt door een bereik te specificeren. In het domeinmodel wordt volstaan met de algemene aanduiding Nummer.

5.2.5 Tekst

Het domein Tekst bestaat uit een stuk tekst van een bepaalde maximale lengte. De tekst mag alleen bestaan uit de tekens die voorkomen in de MES-1 set. De MES-1 set omvat 335 tekens en wordt gebruikt binnen de landen van de Europese Unie die een Latijns schrift kennen.
Het domein wordt volledig gespecificeerd door met de aanduiding tekst ook de maximale lengte mee te (Tekst N). In het domeinmodel wordt volstaan met de algemene aanduiding Tekst.

5.2.6 Tijdstip

Voor gegevens die over tijdstippen gaan worden twee domeinen gebruikt. Een voor een tijdstip tot op de seconde nauwkeurig (DatumTijd) en een voor een tijdstip tot op de dag nauwkeurig (Datum).

In ieder domein gaat het om de datum gemeten volgens de Gregoriaanse kalender. Bij het domein DatumTijd wordt de tijd gemeten volgens UTC en moet de tijdzone worden meegegeven. UTC is de mondiaal geaccepteerde standaardtijd en de opvolger van GMT (Greenwich Mean Time); de drie letters staan voor Coordinated Universal Time. Door de tijdzone mee te geven kan lokale tijd worden omgezet naar UTC.

De opbouw van de twee domeinen volgt dezelfde conventies, conform ISO 8601. Het eerste element in de opbouw staat voor het jaar, dan volgt de maand, enz., en het laatste element staat voor de tijdzone. Om de verschillende elementen aan te geven worden letters gebruikt: jaar (J), maand (M), dag (D), uur (U), minuut (M)en seconde (S), gevolgd door de tijdzone. Het aantal letters geeft de lengte aan.

Voor de meest uitgebreide variant van de opbouw, die van DatumTijd, wordt dit JJJJ-MM-DDTUU:MM:SS+UU:MM. De T is het teken dat de datum en het tijdstip op die datum scheidt. De + is het scheidingteken tussen het tijdstip en de tijdzone. Zoals uit de opbouw blijkt wordt de tijdzone in uren en minuten gegeven. De meeste tijdzones zijn overigens uitgedrukt in gehele uren (UU:00). In Nederland geldt Centraal Europese Tijd (UTC+1:00) of Centraal Europese Zomertijd (UTC+2.00).

5.2.6.1 Datum

Het domein Datum wordt gebruikt om een datum volgens de Gregoriaanse kalender tot op de dag nauwkeurig aan te geven. De opbouw is JJJJ-MM-DD.
Bij het domein Datum is het voldoende de naam te geven, omdat de opbouw altijd hetzelfde is. Gewoonlijk wordt de waardeverzameling verder ingeperkt door een bereik te specificeren.

5.2.6.2 DatumTijd

Het domein DatumTijd wordt gebruikt om een tijdstip volgens de Gregoriaanse kalender tot op de seconde nauwkeurig aan te geven. De opbouw is JJJJ-MM-DDTUU:MM:SS+UU:MM.
Bij het domein DatumTijd is het voldoende de naam te geven, omdat de opbouw altijd hetzelfde is. Gewoonlijk wordt de waardeverzameling verder ingeperkt door een bereik te specificeren.

5.2.6.3 OnvolledigeDatum

Voor gegevens die onder het kwaliteitsregime IMBRO/A aangeleverd worden, geldt een derde domein met vier keuzemogelijkheden.

  • De datum tot op de dag nauwkeurig, met als opbouw JJJJ-MM-DD
  • De datum tot op de maand nauwkeurig, met als opbouw JJJJ-MM
  • De datum tot op het jaar nauwkeurig, met als opbouw JJJJ
  • Geen datum bekend, met als vaste waarde onbekend.

De keuze die gemaakt wordt is gebaseerd op de beschikbaarheid van gegevens. De gebruiker moet ervan uit gaan dat de informatie zo nauwkeurig mogelijk is opgenomen. Bij het domein OnvolledigeDatum is het voldoende de naam te geven, omdat de vier keuzen en de opbouw altijd hetzelfde zijn.

5.2.7 Waardelijsten

Een waardelijst is een lijst van de waarden die het attribuut mag hebben. Er zijn twee typen waardelijsten, waardelijsten die in de toekomst kunnen worden uitgebreid en waardelijsten die niet kunnen worden uitgebreid. Een waardelijst heeft een bepaalde naam en een specifieke inhoud.

5.2.7.1 Waardelijst niet-uitbreidbaar

Een niet-uitbreidbare waardelijst wordt gebruikt wanneer uitbreiding niet mogelijk is. Alle waarden van de lijst staan vast.
Bij een niet-uitbreidbare waardelijst is het voldoende de naam te geven, omdat de inhoud altijd hetzelfde is. In de basisregistratie ondergrond worden drie niet-uitbreidbare waardelijsten gebruikt.

IndicatieJaNee
Waarde
ja
nee
IndicatieJaNeeOnbekend
Waarde
ja
nee
onbekend
Kwaliteitsregime
Waarde
IMBRO
IMBRO/A
5.2.7.2 Waardelijst uitbreidbaar

Een uitbreidbare waardelijst wordt gebruikt wanneer uitbreiding mogelijk moet zijn. Iedere waarde van de lijst heeft een specifieke betekenis (omschrijving) en geldt voor een bepaald kwaliteitsregime, IMBRO en/of IMBRO/A. Eventueel worden andere aspecten van de waarde vastgelegd.
Bij een uitbreidbare waardelijst wordt de naam van de lijst geven. De inhoud van de lijst is in een apart hoofdstuk van de gegevensdefinitie opgenomen.

5.2.8 Coördinatenpaar

Het domein Coördinatenpaar wordt gebruikt om de positie van een punt op het aardoppervlak vast te leggen. De positie wordt bepaald in een specifiek referentiestelsel en uitgedrukt in twee coördinaten. Ieder van de coördinaten heeft een meetwaarde en de notatie voor het paar is (coördinaat 1, coördinaat 2).
In de basisregistratie ondergrond worden drie referentiestelsels voor horizontale posities gebruikt. Het referentiestelsel bepaalt hoe de tweedimensionale ruimte wordt beschreven en daarmee wat de coördinaten voorstellen en wat de karakteristiek van de twee meetwaarden is.
Voor het referentiestelsel RD zijn de coördinaten cartesisch en is de notatie (x,y). De eerste coördinaat (x) heeft betrekking op de positie op een west-oost georiënteerde as, de tweede coördinaat (y) op een zuid-noord georiënteerde as. Een positie oostelijk van de oorsprong, resp. noordelijk van de oorsprong heeft een positieve waarde.
Voor WGS84 (ongeprojecteerd) en ETRS89 (ongeprojecteerd) zijn de coördinaten geografisch en is de notatie (φ,λ). De eerste coördinaat heeft betrekking op de geografische breedte, de tweede op de geografische lengte. Een positie oostelijk van de Greenwichmeridiaan, resp. noordelijk van de evenaar heeft een positieve waarde.
Bij het domein Coördinatenpaar is het voldoende de naam te geven, omdat de opbouw altijd hetzelfde is.

Coördinatenpaar voor RD (x,y)
Domein
  Naam Meetwaarde 6.3
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik x -7000 tot 289000
  Waardebereik y 289000 tot 629000
Coördinatenpaar voor WGS84 (φ,λ)
Domein
  Naam Meetwaarde 2.9
  Eenheid ° (graden, decimaal)
  Waardebereik φ 51.3 tot 56
  Waardebereik λ 2.4 tot 6.8
Coördinatenpaar voor ETRS89 (φ,λ)
Domein
  Naam Meetwaarde 2.9
  Eenheid ° (graden, decimaal)
  Waardebereik φ 50.6 tot 56
  Waardebereik λ 2.4 tot 7.4

5.2.9 Organisatie

Het domein Organisatie wordt gebruikt om de organisaties die een rol hebben in de basisregistratie ondergrond te identificeren. De invulling van het domein hangt af van waar de organisatie gevestigd is en voor de basisregistratie ondergrond gaat het daarbij om Nederland of een andere lidstaat van de Europese Unie.

In het geval de organisatie in Nederland gevestigd is, wordt het domein ingevuld met het gegeven dat een onderneming of de maatschappelijke activiteit van een rechtspersoon in het Handelsregister identificeert, het KvK-nummer. Het KvK-nummer is van het type code en de opbouw is NNNNNNNN.

Voor organisaties buiten Nederland wordt het domein ingevuld met het equivalent van het KvK-nummer in een handelsregister van een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland, het EuropeesHandelsnummer. Het Europees handelsnummer, de zogenaamde EUID, is geïntroduceerd ten behoeve van de koppeling van handelsregisters. De code is gebaseerd op ISO 6523 en is opgebouwd uit een landcode, registeridentificatiecode, inschrijvingsnummer en controlegetal. De landcode is de 2-letterige code van ISO3166, de registeridentificatiecode is de identificatie van het nationale register omdat in sommige landen meerdere handelsregisters bestaan en het inschrijvingsnummer is het nummer waaronder de onderneming is ingeschreven in het betreffende register. Het controlegetal ter voorkomen van identificatiefouten wordt nog niet gebruikt. De opbouw per element is variabel en daarom is het Europees Handelsnummer in de BRO als domein Tekst 40 opgenomen.

Bij het domein Organisatie is het voldoende de naam te geven, omdat de twee keuzen en de opbouw altijd hetzelfde zijn.

5.3 Entiteiten van het type meetreeks

Een meetreeks is een type entiteit met een vaste ordening. Het wordt gebruikt om het verloop van een bepaalde eigenschap of eigenschappen vast te leggen die het gevolg is van de verandering van een bepaalde variabele, de zogenaamde onafhankelijke variabele. In de basisregistratie ondergrond is er altijd 1 onafhankelijke variabele, en dat is meestal de tijd maar kan ook een andere variabele zijn.

De meetreeks is een verzameling gemeten waarden van bepaalde eigenschappen in een bepaalde volgorde. Alle eigenschappen van de meetreeks worden volledig gespecificeerd. De eerste eigenschap is de onafhankelijke variabele op basis waarvan de metingen elkaar in oplopende volgorde opvolgen. Daarna volgen de afhankelijke variabelen.
Een meetreeks heeft een bepaalde naam. Alleen in het domeinmodel is de meetreeks aangeduid als Meetreeks.

5.4 Het domeinmodel

Het domeinmodel geeft een overzicht van de gegevens van het registratieobject en laat de onderlinge samenhang zien. Modellering van informatie kent verschillende invalshoeken. In de catalogus is het inhoudelijke perspectief gekozen omdat dat de meeste waarde heeft voor de mensen die de informatie moeten begrijpen. Een dergelijk model wordt in de basisregistratie ondergrond een domeinmodel genoemd. Uit het domeinmodel wordt een technisch model afgeleid dat meeweegt dat informatiesystemen efficiënt met elkaar moeten kunnen spreken. Voor het domeinmodel wordt de UML-notatie gebruikt. Met kennis van de gebruikte symbolen is het gemakkelijk te lezen.

Het domeinmodel kent een aantal vaste elementen die bij ieder registratieobject terugkomen. Een begrip van deze elementen vergroot de leesbaarheid van het domeinmodel en de catalogus. De elementen zijn: entiteiten, attributen, gegevensgroepen en relaties. Een entiteit is een onderscheidend geheel van eigenschappen die gezamenlijk betekenis hebben. Een entiteit heeft altijd een naam en een definitie. In het domeinmodel zijn de entiteiten te herkennen aan het begrip Objecttype.

In de entiteiten staan de namen opgesomd van de attributen, de eigenschappen van de entiteiten, met daarachter de naam van de bijbehorende waardenverzameling (domein) en de kardinaliteit. Bij attributen is de kardinaliteit alleen opgenomen wanneer die ongelijk is aan 1. Overigens moet de kardinaliteit altijd in samenhang met de regels die in de definitie van het gegeven zijn opgenomen worden begrepen. De kardinaliteit en de regels bepalen samen of een gegeven al dan niet aanwezig is. De figuren laten ook zien welke attributen alleen aan de dataleverancier en de bronhouder worden uitgeleverd. In het domeinmodel zijn de attributen te herkennen aan het begrip Attribuutsoort.

Soms zijn een aantal attributen gegroepeerd in een groep, aangeduid als gegevensgroep. Het blijven attributen van de entiteit, maar de inhoudelijke definiëring van de gegevensgroep staat elders. Gegevensgroepen kunnen bij meerdere entiteiten terugkomen.

Het domeinmodel laat daarnaast ook zien hoe entiteiten aan elkaar gerelateerd zijn. Een beschrijving van deze relatie is opgenomen bij de bron-entiteit van de relatie. Een relatie heeft altijd een richting en in de meeste gevallen loopt deze van bron naar doel. In het plaatje van een domeinmodel heeft de relatie een naam en een kardinaliteit. Om de leesbaarheid te vergroten staat de kardinaliteit bij de doelentiteit.

Bovenstaand voorbeeld is te lezen als: de entiteit Bepaling bevat één of meerdere metingen. Een meting bestaat uit een meetwaarde en meetconfiguratie-gegevens. De meetconfiguratie bestaat uit twee parameters.

5.5 Verplichte gegevens, verplichte waarden

De kardinaliteit en de regels bepalen samen of een gegeven al dan niet aanwezig is. Voor een goed begrip van de gegevensdefinitie is dat nog niet zorgvuldig genoeg geformuleerd. In de praktijk van gegevensuitwisseling is het namelijk mogelijk een attribuut op te nemen zonder waarde. Verbijzonderd voor attributen is de juiste formulering daarom dat de kardinaliteit en de regels samen bepalen of een attribuut al dan niet aanwezig is en of een attribuut al dan niet een waarde heeft.

Uitgangspunt is dat een attribuut dat aanwezig is een waarde heeft. Een attribuut wordt alleen bij uitzondering zonder waarde in de berichten opgenomen. Het onderstaande overzicht geeft de vier mogelijkheden die voorkomen.

Voor de kardinaliteiten [0..*] en [1..*] geldt in essentie hetzelfde.

6. Gegevensdefinitie

De wijzigingen in deze versie t.o.v. de vorige versie kunnen zichtbaar worden gemaakt met de knop "WIJZIGINGEN AAN" rechtsonderin. Vervallen tekst is rood doorgehaald, nieuwe tekst is vetgedrukt groen

N.B. Is de knop "WIJZIGINGEN AAN" niet zichtbaar, ververs dan de pagina met CTRL+F5".

6.1 Registratieobject

Naam Booronderzoek
Code BHR
Definitie

Het geheel van gegevens dat betrekking heeft op een booronderzoek dat vanuit een bepaalde opdracht is uitgevoerd door op een bepaald moment op een bepaalde locatie in Nederland of zijn Exclusieve Economische Zone een boring uit te voeren en de monsters die daarmee uit de ondergrond zijn verkregen te beschrijven en/of te onderzoeken en/of in het boorgat zelf metingen aan de ondergrond uit te voeren.

Populatie

De populatie booronderzoeken in de registratie ondergrond omvat alle onderzoeken met uitzondering van onderzoek dat onder het regime van de Mijnbouwwet valt en onderzoek dat met het oog op de beoordeling van de bodemmilieukwaliteit of vanuit de archeologie wordt uitgevoerd. Ieder object heeft ter identificatie een eigen BRO-ID.
De huidige gegevensdefinitie beschrijft het geologisch booronderzoek voor beschrijvingen die onder de standaard boorbeschrijvingsmethode zijn vastgelegd en beperkt zich verder tot de boormonsterbeschrijving en boormonsteranalyse van grond.
IMBRO/A Het kwaliteitsregime IMBRO/A, dat bedoeld is voor historische gegevens, beperkt zich tot de beschrijvingen die onder de standaard boorbeschrijvingsmethode vastgelegd en beschrijvingen die onder, de archeologische standaard boorbeschrijvingsmethode en de NEN 5104 zijn vastgelegd.

6.2 Het domeinmodel

Diagram 
                        
                     BoormonsteranalyseBoormonsterbeschrijvingSliblaagAfgewerkt intervalVerontreinigd intervalBemonsterd intervalGeboord intervalWeggegraven laagBoringBooronderzoek

Domeinmodel geologisch booronderzoek - Algemeen deel

Diagram 
                        
                     Post-sedimentaire discontinuïteitNiet beschreven intervalLaagBoorprofielBoormonsterbeschrijving

Domeinmodel geologisch booronderzoek - Boormonsterbeschrijving

Diagram 
                        
                     Bepaling kalkgehalteBepaling volumieke massa vaste delenBepaling droge volumieke massaBepaling volumieke massaBepaling watergehalteBepaling verzadigde waterdoorlatendheidBepaling organisch koolstofgehalteBepaling organischestofgehalteBepaling zwavelgehalteBepaling korrelgrootteverdelingOnderzocht intervalBoormonsteranalyse

Domeinmodel geologisch booronderzoek - Boormonsteranalyse

6.3 Entiteittypen en attributen

6.3.1 Booronderzoek

Diagram TerreintoestandGestandaardiseerde locatieAangeleverde verticale positieAangeleverde locatieRapportagegeschiedenisRegistratiegeschiedenisBoormonsteranalyseBoormonsterbeschrijvingSliblaagBoringBooronderzoek

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens die het booronderzoek identificeren en inzicht geven in de geschiedenis van het object voorafgaand aan opname in de registratie ondergrond.

6.3.1.1 BRO-ID
Type gegeven Attribuut van Booronderzoek
Definitie

De identificatie van een booronderzoek in de registratie ondergrond.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Registratieobjectcode
  Type Code
  Opbouw BHRNNNNNNNNNNNN
Toelichting

De basisregistratie ondergrond kent bij registratie automatisch de juiste waarde aan het object toe.

Identificerend Ja
6.3.1.2 bronhouder
Type gegeven Attribuut van Booronderzoek
Definitie

Het KvK-nummer van de maatschappelijke activiteit van de publiekrechtelijke rechtspersoon die bronhouder is van de gegevens in de basisregistratie ondergrond.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam KvK-nummer
  Type Code
  Opbouw NNNNNNNN
Regels

De organisatie moet bekend zijn binnen de basisregistratie ondergrond als bronhouder van booronderzoek.

Toelichting

Het gegeven is door de dataleverancier bij de overdracht meegegeven in het geval de dataleverancier niet de bronhouder is.

6.3.1.3 object-ID bronhouder
Type gegeven Attribuut van Booronderzoek
Definitie

De identificatie die door of voor de bronhouder is gebruikt om het object in de eigen administratie te kunnen vinden.

Juridische status Niet-authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Tekst 200
Toelichting

Het gegeven wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder. Het is in de registratie opgenomen om de communicatie tussen de registerbeheerder en de bronhouder of dataleverancier te vergemakkelijken.

6.3.1.4 dataleverancier
Type gegeven Attribuut van Booronderzoek
Definitie

Het KvK-nummer van de onderneming of de maatschappelijke activiteit van de rechtspersoon die het object aan de basisregistratie ondergrond heeft aangeleverd, of het equivalent daarvan in een handelsregister van een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland.

Juridische status Niet-authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Organisatie
Regels

De organisatie moet bekend zijn binnen de basisregistratie ondergrond als dataleverancier van booronderzoek.

Toelichting

Het gegeven is door de dataleverancier bij de overdracht meegegeven. Het wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder.

6.3.1.5 kwaliteitsregime
Type gegeven Attribuut van Booronderzoek
Definitie

De aanduiding van de kwaliteitseis waaraan de gegevens van het object voldoen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Kwaliteitsregime
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

Het gegeven is door de dataleverancier bij de overdracht meegegeven.

6.3.1.6 kader aanlevering
Type gegeven Attribuut van Booronderzoek
Definitie

De rechtsgrond op basis waarvan, of bij afwezigheid daarvan, de activiteit naar aanleiding waarvan, het betreffende gegeven is aangeleverd aan de basisregistratie ondergrond.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam KaderAanlevering
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

De wetgever stipuleert dat het gegeven moet zijn vastgelegd om inzicht te geven in de relatie met de taken van een bestuursorgaan. Het gegeven geeft inzicht in de maatschappelijke betekenis van de informatie.

6.3.1.7 kader inwinning
Type gegeven Attribuut van Booronderzoek
Definitie

Het doel waarvoor het onderzoek is uitgevoerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam KaderInwinning
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Onderzoek wordt normaliter projectmatig uitgevoerd, zelfs als het direct gebonden is aan een publieke taak. Het gegeven beschrijft het hogere doel van het project waarvoor het onderzoek is uitgevoerd of preciseert de taak.

6.3.1.8 vakgebied
Type gegeven Attribuut van Booronderzoek
Definitie

De discipline waarbinnen het booronderzoek is uitgevoerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Vakgebied
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het vakgebied is een gegeven dat dient om een categorie van booronderzoek in de registratie ondergrond te identificeren. Het gegeven bepaalt hoe het onderzoek is uitgevoerd en welke gegevens en categorieën van gegevens vastgelegd kunnen zijn. Onder geologisch onderzoek wordt geologisch specialistisch onderzoek verstaan dat nauw verbonden is met het doel modellen die de opbouw van de ondergrond in termen van (hydro)geologische eenheden beschrijven te maken en te verbeteren. Naast geologisch booronderzoek worden geologisch toegepast booronderzoek, geotechnisch booronderzoek, bodemkundig booronderzoek en cultuurtechnisch booronderzoek onderscheiden.
In de uitvoeringspraktijk komt het voor dat in een booronderzoek gegevens worden vastgelegd die onder een van de vijf vakgebieden vallen en gegevens die eigenlijk in het domein van de milieukunde of de archeologie thuishoren. Omdat die disciplines buiten het bereik van de basisregistratie ondergrond liggen, zijn die extra gegevens niet gedefinieerd. Geologisch booronderzoek met een dergelijk multidisciplinair karakter wordt in de basisregistratie ondergrond opgenomen maar zonder die extra gegevens. Om gebruikers duidelijk te maken dat de onderzoeksresultaten niet volledig geregistreerd zijn wordt als waarde voor het vakgebied niet de waarde geologie vermeld, maar een waarde als geologieArcheologie.

6.3.1.9 rapportagedatum onderzoek
Type gegeven Attribuut van Booronderzoek
Definitie

De datum waarop de uitvoerder van het booronderzoek alle gegevens van het booronderzoek aan de bronhouder heeft overgedragen of in het geval van historische gegevens de datum waarop alle gegevens zijn vastgesteld.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Datum
  Naam IMBRO/A OnvolledigeDatum
  Waardebereik 1 januari 1877 tot heden
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut registratiestatus van de entiteit Registratiegeschiedenis gelijk is aan voltooid.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

De rapportagedatum onderzoek mag niet liggen na het tijdstip voltooiing registratie van de entiteit Registratiegeschiedenis.

Toelichting

Het gegeven is alleen aanwezig wanneer alle deelonderzoeken zijn gerapporteerd en het onderzoek is afgesloten.
IMBRO/A Hoewel het grootste deel van de historische gegevens nog buiten het bereik van deze versie van de catalogus vallen, is wel al met zekerheid vast te stellen dat de eerst bekende datum waarop een onderzoek kan zijn afgerond in 1877 ligt.

6.3.1.10 kaderstellende procedure
Type gegeven Attribuut van Booronderzoek
Definitie

De procedure die de uitvoering van projecten waarbinnen het booronderzoek wordt uitgevoerd reguleert en daarmee de kaders bepaalt voor de uitvoering van het booronderzoek.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam KaderstellendeProcedure
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

De procedure beschrijft de manier van werken, de passende hulpmiddelen en de eisen waaraan de uitvoering moet voldoen. Procedures zijn in het algemeen vastgelegd in een norm, protocol of richtlijn. Dat kan overigens een richtlijn zijn die de uitvoerder voor zichzelf gebruikt. Het gegeven is opgenomen omdat het inzicht biedt in de kwaliteit van het werk.

6.3.1.11 terreintoestand bepaald
Type gegeven Attribuut van Booronderzoek
Definitie

De aanduiding die aangeeft of in het onderzoek gegevens over de toestand van het terrein zijn vastgelegd die van betekenis zijn voor de beoordeling van de resultaten.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut lokaal verticaal referentiepunt van de entiteit Aangeleverde verticale positie gelijk is aan maaiveld.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens mag het attribuut ontbreken wanneer de waarde van attribuut lokaal verticaal referentiepunt gelijk is aan maaiveld.

Toelichting

IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is zelden informatie over de toestand van het terrein vastgelegd.

6.3.1.12 uitvoerder onderzoek
Type gegeven Attribuut van Booronderzoek
Definitie

Het KvK-nummer van de onderneming of de maatschappelijke activiteit van de rechtspersoon die voor de bronhouder geldt als verantwoordelijk voor de uitvoering van het booronderzoek, of het equivalent daarvan in een handelsregister van een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland.

Juridische status Niet-authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Organisatie
Regels

De organisatie moet bekend zijn binnen de basisregistratie ondergrond als uitvoerder van booronderzoek.

Toelichting

Het gegeven wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder.

6.3.1.13 NITG-code
Type gegeven Attribuut van Booronderzoek
Definitie

De identificatie die het booronderzoek in de registratie DINO had.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam NITGcode
  Type Code
  Opbouw NNNNNNNN
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut kwaliteitsregime gelijk is aan IMBRO.

Toelichting

IMBRO/A Dit gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A, en is alleen aanwezig wanneer het booronderzoek voor opname in de BRO geregistreerd was in de registratie DINO. Het NITG-nummer is de algemeen gebruikte identificatie die een booronderzoek voor invoering van de basisregistratie ondergrond had. De NITG-code kan gelijk zijn aan het object-ID bronhouder. Anders dan het object-ID bronhouder wordt de NITG-code standaard uitgeleverd.
Het gegeven is opgenomen om historische verwijzingen naar het booronderzoek te kunnen duiden.

6.3.1.14 registratiegeschiedenis
Type gegeven Gegevensgroep van Booronderzoek
Definitie

De geschiedenis van het booronderzoek in de registratie ondergrond.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Gegevensgroeptype Registratiegeschiedenis
6.3.1.15 rapportagegeschiedenis
Type gegeven Gegevensgroep van Booronderzoek
Definitie

De geschiedenis van de rapportage van het booronderzoek aan de bronhouder.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Gegevensgroeptype Rapportagegeschiedenis
6.3.1.16 aangeleverde locatie
Type gegeven Gegevensgroep van Booronderzoek
Definitie

De plaats van het booronderzoek op het aardoppervlak, zoals die is aangeleverd aan de basisregistratie ondergrond.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Gegevensgroeptype Aangeleverde locatie
6.3.1.17 aangeleverde verticale positie
Type gegeven Gegevensgroep van Booronderzoek
Definitie

De positie van het beginpunt van het booronderzoek in het verticale vlak, zoals die is aangeleverd aan de basisregistratie ondergrond.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Gegevensgroeptype Aangeleverde verticale positie
6.3.1.18 gestandaardiseerde locatie
Type gegeven Gegevensgroep van Booronderzoek
Definitie

De plaats van het booronderzoek op het aardoppervlak zoals die door de basisregistratie ondergrond is getransformeerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Gegevensgroeptype Gestandaardiseerde locatie
Toelichting

De locatie van het booronderzoek is gedefinieerd als een punt.

6.3.1.19 terreintoestand
Type gegeven Gegevensgroep van Booronderzoek
Definitie

De toestand van het terrein tijdens het boren.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Gegevensgroeptype Terreintoestand
6.3.1.20 boring
Type gegeven Associatie van Booronderzoek
Definitie

De boring die is uitgevoerd als onderdeel van het booronderzoek.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Relatiesoort naam bestaat uit
Relatierol naam boring
Bron Booronderzoek
Doel Boring
6.3.1.21 boormonsterbeschrijving
Type gegeven Associatie van Booronderzoek
Definitie

De boormonsterbeschrijving als deelonderzoek van het booronderzoek.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Relatiesoort naam bestaat uit
Relatierol naam boormonsterbeschrijving
Bron Booronderzoek
Doel Boormonsterbeschrijving
6.3.1.22 boormonsteranalyse
Type gegeven Associatie van Booronderzoek
Definitie

De boormonsteranalyse als deelonderzoek van het booronderzoek.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Relatiesoort naam bestaat uit
Relatierol naam boormonsteranalyse
Bron Booronderzoek
Doel Boormonsteranalyse
6.3.1.23 sliblaag
Type gegeven Associatie van Booronderzoek
Definitie

De beschrijving van de sliblaag als onderdeel van het booronderzoek.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Relatiesoort naam bestaat uit
Relatierol naam sliblaag
Bron Booronderzoek
Doel Sliblaag

6.3.2 Registratiegeschiedenis

Diagram Registratiegeschiedenis

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens die de geschiedenis van het object in de registratie ondergrond markeren.

Toelichting

De gegevens staan niet in een brondocument, maar worden automatisch door de basisregistratie ondergrond gegenereerd.

6.3.2.1 tijdstip registratie object
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De datum en het tijdstip waarop voor het eerst gegevens van het object in de registratie ondergrond zijn opgenomen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam DatumTijd
6.3.2.2 registratiestatus
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De actuele fase van registratie waarin het object zich bevindt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Registratiestatus
  Type Waardelijst uitbreidbaar
6.3.2.3 tijdstip laatste aanvulling
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De datum en het tijdstip waarop de laatste aanvulling op de gegevens in de registratie ondergrond is doorgevoerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam DatumTijd
Toelichting

Het gegeven is alleen aanwezig wanneer na de registratie van een eerste deelonderzoek een ander deelonderzoek is vastgelegd.

6.3.2.4 tijdstip voltooiing registratie
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De datum en het tijdstip waarop alle gegevens van het object in de registratie ondergrond zijn opgenomen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam DatumTijd
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut registratiestatus gelijk is aan voltooid.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Het gegeven is alleen aanwezig als alle aan te leveren gegevens zijn geregistreerd. Na dit tijdstip kunnen geen nieuwe gegevens meer ter registratie worden aangeboden. Wel kunnen fouten in de registratie worden verbeterd.

6.3.2.5 gecorrigeerd
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De aanduiding die aangeeft of er een verbetering in de gegevens van het object in de registratie ondergrond heeft plaatsgevonden.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
6.3.2.6 tijdstip laatste correctie
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De datum en het tijdstip waarop de laatste verbetering in de gegevens van het object is doorgevoerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam DatumTijd
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut gecorrigeerd gelijk is aan ja.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.2.7 in onderzoek
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De aanduiding die aangeeft of het object door de registerbeheerder in onderzoek is genomen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

Wanneer een object in onderzoek is genomen betekent dit dat er bij de registerbeheerder gerede twijfel bestaat over de juistheid van de geregistreerde gegevens en dat er een onderzoek is gestart om vast te stellen wat de juiste gegevens zijn. Normaliter gaat hieraan een melding van derden vooraf.

6.3.2.8 in onderzoek sinds
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De datum en het tijdstip waarop de registerbeheerder het object in onderzoek heeft genomen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam DatumTijd
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut in onderzoek gelijk is aan ja.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.2.9 uit registratie genomen
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de gegevens van het object door de registerbeheerder uit registratie zijn genomen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

Wanneer de registerbeheerder een object uit registratie heeft genomen, zijn de gegevens niet langer beschikbaar voor andere afnemers dan bronhouder en dataleverancier.
De registerbeheerder zal een object alleen bij hoge uitzondering uit registratie nemen en alleen na akkoord van de bronhouder. Aan de beslissing gaat een proces van zorgvuldige afweging vooraf en dat komt tot uitdrukking in de regel dat een object slechts een keer uit registratie kan worden genomen.

6.3.2.10 tijdstip uit registratie genomen
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De datum en het tijdstip waarop het object uit registratie is genomen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam DatumTijd
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut uit registratie genomen gelijk is aan ja.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.2.11 weer in registratie genomen
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De aanduiding die aangeeft of het object in de registratie ondergrond is opgenomen, nadat het eerder uit registratie was genomen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

De registerbeheerder kan een object eenmalig uit registratie nemen, en die actie kan hij eenmalig ongedaan maken. Ook hiervoor geldt dat akkoord van de bronhouder vereist is.

6.3.2.12 tijdstip weer in registratie genomen
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De datum en het tijdstip waarop het object in de registratie ondergrond is opgenomen, nadat het uit registratie was genomen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam DatumTijd
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut weer in registratie genomen gelijk is aan ja.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.3 Rapportagegeschiedenis

Diagram GebeurtenisRapportagegeschiedenis

Type gegeven Entiteit
Definitie

Het geheel van gebeurtenissen dat beschrijft wanneer rapporten van het onderzoek aan de bronhouder zijn overgedragen.

Toelichting

De gegevens staan niet in een brondocument, maar worden automatisch door de basisregistratie ondergrond gegenereerd.
De resultaten van het booronderzoek worden in een keer of in delen gerapporteerd. Wanneer een deelrapport dat onder de wettelijke verplichtingen valt door de bronhouder is geaccepteerd, wordt het ter registratie aan de landelijke voorziening aangeboden. De rapportagegeschiedenis geeft de essentie van het verloop van de rapportage en vormt de zgn. materiële geschiedenis van het registratieobject booronderzoek.

6.3.3.1 gebeurtenis
Type gegeven Gegevensgroep van Rapportagegeschiedenis
Definitie

De overdracht van een rapport van het onderzoek aan de bronhouder.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1..*
Gegevensgroeptype Gebeurtenis

6.3.4 Gebeurtenis

Diagram Gebeurtenis

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens die beschrijven wanneer een rapport van het onderzoek aan de bronhouder is overgedragen.

6.3.4.1 datum
Type gegeven Attribuut van Gebeurtenis
Definitie

De datum waarop de gebeurtenis heeft plaatsgevonden.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Datum
  Naam IMBRO/A OnvolledigeDatum
  Waardebereik 1 januari 1877 tot heden
Regels

De datum mag niet liggen na het tijdstip registratie object van de entiteit Registratiegeschiedenis.

Is afgeleid Ja
Toelichting

De basisregistratie ondergrond leidt bij het registreren de juiste waarde af uit de gegevens in het brondocument. De datum is gelijk aan de rapportagedatum van het deelonderzoek of de deelonderzoeken die worden overgedragen.

6.3.4.2 naam
Type gegeven Attribuut van Gebeurtenis
Definitie

De benaming van de gebeurtenis.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam NaamGebeurtenis
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het gegeven staat niet in een brondocument, maar wordt automatisch door de basisregistratie ondergrond gegenereerd.

6.3.5 Aangeleverde locatie

Diagram Aangeleverde locatie

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens over de plaats van het booronderzoek op het aardoppervlak, zoals die zijn aangeleverd aan de basisregistratie ondergrond.

Toelichting

De locatie van booronderzoek is gedefinieerd als een punt.

6.3.5.1 coördinaten
Type gegeven Attribuut van Aangeleverde locatie
Definitie

De coördinaten die zijn aangeleverd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Coördinatenpaar
Regels

De locatie moet liggen in Nederland of zijn Exclusieve Economische Zone.

6.3.5.2 referentiestelsel
Type gegeven Attribuut van Aangeleverde locatie
Definitie

Het referentiestelsel van de aangeleverde coördinaten.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Referentiestelsel
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan ETRS89 of RD wanneer de locatie aan de landzijde van de UNCLOS-basislijn ligt.
De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan ETRS89 of WGS84 wanneer de locatie aan de zeezijde van de UNCLOS-basislijn ligt.

6.3.5.3 datum locatiebepaling
Type gegeven Attribuut van Aangeleverde locatie
Definitie

De datum waarop de plaats van het booronderzoek op het aardoppervlak is bepaald.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Datum
  Naam IMBRO/A OnvolledigeDatum
  Waardebereik 1 januari 1877 tot heden
Regels

De datum locatiebepaling mag niet liggen na het tijdstip registratie object van de entiteit Registratiegeschiedenis.

6.3.5.4 methode locatiebepaling
Type gegeven Attribuut van Aangeleverde locatie
Definitie

De werkwijze die is gevolgd voor de bepaling van de plaats van het booronderzoek op het aardoppervlak.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam MethodeLocatiebepaling
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het gegeven geeft inzicht in de nauwkeurigheid waarmee de plaats van het booronderzoek op het aardoppervlak is bepaald.

6.3.5.5 uitvoerder locatiebepaling
Type gegeven Attribuut van Aangeleverde locatie
Definitie

Het KvK-nummer van de onderneming of de maatschappelijke activiteit van de rechtspersoon die voor de bronhouder geldt als verantwoordelijk voor de uitvoering van de plaatsbepaling, of het equivalent daarvan in een handelsregister van een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland.

Juridische status Niet-authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Organisatie
Regels

De organisatie moet bekend zijn binnen de basisregistratie ondergrond als uitvoerder van booronderzoek.

Toelichting

Het gegeven wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder.

6.3.6 Aangeleverde verticale positie

Diagram Aangeleverde verticale positie

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens over de positie van het beginpunt van het booronderzoek in het verticale vlak, zoals aangeleverd aan de basisregistratie ondergrond.

6.3.6.1 lokaal verticaal referentiepunt
Type gegeven Attribuut van Aangeleverde verticale positie
Definitie

Het punt dat in het booronderzoek is gebruikt als nulpunt voor de diepte.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam LokaalVerticaalReferentiepunt
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan waterbodem wanneer de locatie aan de zeezijde van de UNCLOS-basislijn ligt.

Toelichting

Het domein bevat begrippen die naar een oppervlak verwijzen. Het lokaal verticaal referentiepunt geldt als het punt waar het onderzoek aan de ondergrond begonnen is. De laag slib die plaatselijk op de waterbodem ligt, wordt niet tot de ondergrond gerekend en ligt boven het lokaal verticaal referentiepunt.

6.3.6.2 verschuiving
Type gegeven Attribuut van Aangeleverde verticale positie
Definitie

De verticale positie van het lokaal verticaal referentiepunt t.o.v. het verticaal referentievlak.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.3
  Eenheid m (meter)
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

Toelichting

De waarde kan positief of negatief zijn. Als de waarde positief is, ligt het lokaal verticaal referentiepunt boven het verticaal referentievlak. Met behulp van de verschuiving kan een diepte omgerekend worden naar een positie ten opzichte van het verticaal referentievlak.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht kan de verschuiving niet bepaald zijn.

6.3.6.3 waterdiepte
Type gegeven Attribuut van Aangeleverde verticale positie
Definitie

De positie van de waterbodem ten opzichte van het wateroppervlak op het moment van verticale positiebepaling.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.3
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik 0 tot 100
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut lokaal verticaal referentiepunt gelijk is aan waterbodem.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens mag het attribuut ontbreken wanneer de waarde van het attribuut lokaal verticaal referentiepunt gelijk is aan waterbodem.

Toelichting

Het gegeven geldt op het moment van verticale positiebepaling. Er wordt geen rekening gehouden met de veranderlijkheid die het gevolg is van getijden. Het gegeven heeft vooral betekenis op land. Het geeft extra informatie over de omstandigheden op plaatsen op land waar de waterdiepte veranderlijk is, bijvoorbeeld in uiterwaarden. De waterdiepte moet beschouwd worden als indicatief.

6.3.6.4 verticaal referentievlak
Type gegeven Attribuut van Aangeleverde verticale positie
Definitie

Het referentieniveau voor de verticale positie van het lokaal verticaal referentiepunt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam VerticaalReferentievlak
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan NAP wanneer de locatie aan de landzijde van de UNCLOS-basislijn ligt.
De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan LAT of MSL wanneer de locatie aan de zeezijde van de UNCLOS-lijn ligt.

6.3.6.5 datum verticale positiebepaling
Type gegeven Attribuut van Aangeleverde verticale positie
Definitie

De datum waarop de verticale positie van het lokaal verticaal referentiepunt is bepaald.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Datum
  Naam IMBRO/A OnvolledigeDatum
  Waardebereik 1 januari 1877 tot heden
Regels

De datum verticale positiebepaling mag niet liggen na het tijdstip registratie object van de entiteit Registratiegeschiedenis.

Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken wanneer de waarde van het attribuut verschuiving ontbreekt.

Toelichting

Het gegeven is van belang in verband met mogelijke veranderingen in de positie van het maaiveld of de waterbodem. In het geval de positie is bepaald op basis van het AHN geldt als datum 1 januari van het jaar waarin de gebruikte versie van het AHN voor het gebied waarin de locatie ligt, is vastgesteld.

6.3.6.6 methode verticale positiebepaling
Type gegeven Attribuut van Aangeleverde verticale positie
Definitie

De werkwijze die is gevolgd voor de bepaling van de verticale positie van het lokaal verticaal referentiepunt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam MethodeVerticalePositiebepaling
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens moet de waarde van het attribuut gelijk zijn aan geen wanneer de waarde van het attribuut verschuiving ontbreekt.

Toelichting

Het gegeven geeft inzicht in de nauwkeurigheid waarmee de verticale positie is bepaald.

6.3.6.7 uitvoerder verticale positiebepaling
Type gegeven Attribuut van Aangeleverde verticale positie
Definitie

Het KvK-nummer van de onderneming of de maatschappelijke activiteit van de rechtspersoon die voor de bronhouder geldt als verantwoordelijk voor de uitvoering van de bepaling van de verticale positie, of het equivalent daarvan in een handelsregister van een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland.

Juridische status Niet-authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Organisatie
Regels

De organisatie moet bekend zijn binnen de basisregistratie ondergrond als uitvoerder van booronderzoek.

Toelichting

Het gegeven wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder.

6.3.7 Gestandaardiseerde locatie

Diagram Gestandaardiseerde locatie

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens over de plaats van het registratieobject op het aardoppervlak zoals die door de basisregistratie ondergrond zijn getransformeerd.

Toelichting

De gegevens staan niet in een brondocument. De gestandaardiseerde locatie wordt door de basisregistratie ondergrond berekend ten behoeve van afnemers. Het maakt het mogelijk alle gegevens in de registratie ondergrond in een en hetzelfde referentiestelsel te ontsluiten.

6.3.7.1 coördinaten
Type gegeven Attribuut van Gestandaardiseerde locatie
Definitie

De coördinaten in het standaard referentiestelsel.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Coördinatenpaar
Is afgeleid Ja
6.3.7.2 referentiestelsel
Type gegeven Attribuut van Gestandaardiseerde locatie
Definitie

Het referentiestelsel van de gestandaardiseerde coördinaten.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Referentiestelsel
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het standaard referentiestelsel is ETRS89 (European Terrestrial Reference System 1989).

6.3.7.3 coördinaattransformatie
Type gegeven Attribuut van Gestandaardiseerde locatie
Definitie

De methode die de basisregistratie ondergrond heeft gebruikt voor het omzetten van de aangeleverde coördinaten.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Coördinaattransformatie

6.3.8 Terreintoestand

Diagram Terreintoestand

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens over de toestand van het terrein tijdens het boren die relevant zijn voor het onderzoek.

Regels

De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut terreintoestand bepaald van de entiteit Booronderzoek gelijk is aan ja.
De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.
Ten minste één van de volgende attributen moet aanwezig zijn: bodemgebruik, ligging op grondlichaam, landschapselement, hydrologische omstandigheid, actueel proces of tijdelijke verandering.

6.3.8.1 bodemgebruik
Type gegeven Attribuut van Terreintoestand
Definitie

Het doel waarvoor de bodem waarop de locatie van het booronderzoek ligt in gebruik is.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Bodemgebruik
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Bij bodemgebruik wordt onderscheid gemaakt tussen bodemgebruik in landelijk gebied en dat is agrarisch gebruik en natuur, en bodemgebruik in niet-landelijk (stedelijk) gebied.

6.3.8.2 ligging op grondlichaam
Type gegeven Attribuut van Terreintoestand
Definitie

De omschrijving van de plaats van de boring op een grondlichaam.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam LiggingOpGrondlichaam
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Wanneer door mensen een grondlichaam als een dijk of wal op het aardoppervlak is neergelegd, is een nadere precisering van de plaats op het grondlichaam relevant, omdat die de eigenschappen van de ondergrond beïnvloedt.

6.3.8.3 landschapselement
Type gegeven Attribuut van Terreintoestand
Definitie

De omschrijving van een onderdeel van het landschap dat de vorm van het landschap ter plaatse van het onderzoek preciseert.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Landschapselement
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

De vorm van het landschap is in veel gevallen al volledig vastgelegd in de geomorfologische kaart. Bij uitzondering of voor bepaalde doeleinden is voor een goed begrip van de opbouw van de bodem meer detailinformatie nodig over het landschap waar het terrein in ligt.

6.3.8.4 hydrologische omstandigheid
Type gegeven Attribuut van Terreintoestand
Definitie

De karakterisering van de vochtigheid van het terrein vanuit het oogpunt van plantengroei.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam HydrologischeOmstandigheid
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het is van belang te weten hoe vochtig het deel van de bodem is waarin de planten wortelen en of het om zoet of zout water gaat.

6.3.8.5 actueel proces
Type gegeven Attribuut van Terreintoestand
Definitie

De naam van een exogeen proces dat in het terrein zichtbaar actief is.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam ActueelProces
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Er kunnen processen in het gebied spelen die het landschap, de positie van het maaiveld en de opbouw van de bodem in korte tijd kunnen veranderen. In korte tijd betekent binnen enkele uren of enkele dagen.

6.3.8.6 tijdelijke verandering
Type gegeven Attribuut van Terreintoestand
Definitie

Een tijdelijke verandering in de gegeven toestand van het terrein.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam TijdelijkeVerandering
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het is goede praktijk dat de uitvoerder van het booronderzoek bijzonderheden over de toestand van het terrein zoals hij die aantreft vastlegt. Omdat niet alle veranderingen voor hem zichtbaar zullen zijn, wordt ervan uitgegaan dat de opdrachtgever de uitvoerder informeert over de omstandigheden die voor het onderzoek van belang zijn.

6.3.9 Boring

Diagram Afgewerkt intervalVerontreinigd intervalBemonsterd intervalGeboord intervalWeggegraven laagBoring

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens over het geheel van activiteiten, voor zover relevant voor het onderzoek, dat tot doel heeft door boren een gat in de ondergrond te maken om monsters uit de ondergrond te nemen en/of metingen aan de ondergrond te doen.

6.3.9.1 startdatum boring
Type gegeven Attribuut van Boring
Definitie

De datum waarop het boren is begonnen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Datum
  Naam IMBRO/A OnvolledigeDatum
  Waardebereik 1 januari 1605 tot heden
Regels

De startdatum boring mag niet liggen na het tijdstip registratie object van de entiteit Registratiegeschiedenis.

Toelichting

IMBRO/A ]Hoewel een groot deel historische gegevens nog buiten het bereik van deze versie van de catalogus vallen, is wel al met zekerheid vast te stellen dat de oudst bekende datum van boren in 1605 ligt.

6.3.9.2 einddatum boring
Type gegeven Attribuut van Boring
Definitie

De datum waarop het boren is beëindigd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Datum
  Naam IMBRO/A OnvolledigeDatum
  Waardebereik 1 januari 1605 tot heden
Regels

De einddatum boring mag niet liggen na het tijdstip registratie object van de entiteit Registratiegeschiedenis.
De einddatum boring mag niet liggen voor de startdatum boring.

Toelichting

IMBRO/A Hoewel een groot deel historische gegevens nog buiten het bereik van deze versie van de catalogus vallen, is wel al met zekerheid vast te stellen dat de oudst bekende datum van boren in 1605 ligt.

6.3.9.3 voorbereiding
Type gegeven Attribuut van Boring
Definitie

De voorbereidende werkzaamheden die binnen het onderzoek voorafgaand aan het boren zijn uitgevoerd en de eigenschappen van de ondergrond kunnen beïnvloeden.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Voorbereiding
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

Toelichting

IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is zelden vastgelegd welke voorbereidende werkzaamheden zijn uitgevoerd.

6.3.9.4 einddiepte voorbereiding
Type gegeven Attribuut van Boring
Definitie

De diepte tot waar de voorbereidende werkzaamheden reiken.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik 0 tot 30
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut voorbereiding gelijk is aan geen.
Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens mag het attribuut ook niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut voorbereiding ontbreekt.

6.3.9.5 traject weggegraven
Type gegeven Attribuut van Boring
Definitie

De aanduiding die aangeeft of het bovenste deel van de ondergrond voorafgaand aan, eventueel na onderbreking van, het boren is weggegraven.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

Wanneer het bovenste deel van de ondergrond wordt weggegraven hangt het van de aard van de opdracht en de situatie ter plaatse af wat er in het onderzoek met de weggegraven ondergrond gebeurt. Het kan zijn dat de grond zonder verder te beschrijven wordt verwijderd, het kan zijn dat de grond ter plekke informeel wordt beschreven en het kan zijn dat de grond ter plekke formeel wordt beschreven. In het laatste geval wordt het beschrijven beschouwd als onderdeel van het deelonderzoek boormonsterbeschrijving en wordt de informatie vastgelegd als ware het traject geboord. In het tweede geval wordt het beschrijven als een op zichzelf staande activiteit beschouwd waarvan het resultaat summier wordt vastgelegd als weggegraven lagen. In het eerste geval wordt er geen informatie vastgelegd. Wanneer de grond wordt beschreven voor geologisch booronderzoek wordt deze vrijwel altijd formeel beschreven.
In het geval het bovenste deel van de ondergrond uit asfalt bestaat en deze laag niet kan worden weggegraven, maar door middel van kernen wordt verwijderd, wordt het verwijderen van het asfalt beschouwd als weggraven. Het verwijderde materiaal wordt als weggegraven laag vastgelegd, of verder niet beschreven.

6.3.9.6 einddiepte graven
Type gegeven Attribuut van Boring
Definitie

De diepte tot waar het materiaal uit de ondergrond is weggegraven.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik 0 tot 30
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut traject weggegraven gelijk is aan ja.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.9.7 gesteente aangeboord
Type gegeven Attribuut van Boring
Definitie

De aanduiding die aangeeft of het gesteente is aangeboord en is bemonsterd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

Wanneer de ondergrond niet uit grond maar uit gesteente bestaat, worden in het onderzoek andere gegevens vastgelegd dan gewoonlijk het geval is.

In deze versie van de catalogus is het beschrijven van gesteente niet opgenomen.

6.3.9.8 boorprocedure
Type gegeven Attribuut van Boring
Definitie

De procedure die aangeeft onder welke afspraken het boren is uitgevoerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1..2
Domein
  Naam Boorprocedure
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

De procedure beschrijft de manier van werken, de passende hulpmiddelen en de eisen waaraan de uitvoering moet voldoen. Procedures zijn in het algemeen vastgelegd in een norm, protocol of richtlijn. Dat kan overigens een richtlijn zijn die de uitvoerder voor zichzelf gebruikt. Het gegeven is opgenomen omdat het inzicht biedt in de kwaliteit van het werk. Het gebruik van procedures varieert van vakgebied tot vakgebied.
Voor handboren en mechanisch boren bestaan aparte procedures, die allebei worden vastgelegd.

6.3.9.9 einddiepte boren
Type gegeven Attribuut van Boring
Definitie

De diepte waarop het boren is geëindigd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 4.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik vanaf 0
Toelichting

IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is de einddiepte in bijna alle gevallen afgeleid uit de boormonsterbeschrijving.

6.3.9.10 stopcriterium
Type gegeven Attribuut van Boring
Definitie

De reden waarom de uitvoerder van de boring met boren is opgehouden.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam StopcriteriumVeld
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het gegeven geeft aan of het beoogde einddoel is gehaald of dat het boren is gestopt omdat er bepaalde problemen waren. De aard van het eventuele probleem kan informatie geven over de opbouw van de ondergrond.

6.3.9.11 tijdelijke verbuizing aangebracht
Type gegeven Attribuut van Boring
Definitie

De aanduiding die aangeeft of tijdens het boren verbuizing in het boorgat is aangebracht.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut boortechniek van de entiteit Geboord interval in ten minste één van de geboorde intervallen gelijk is aan handDraaien, mechanischDraaienOnverbuisd, mechanischGrijpen, mechanischSpuitenOnverbuisd of mechanischSpuitenDraaien.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens mag het attribuut ontbreken wanneer de waarde van het attribuut boortechniek van de entiteit Geboord interval in ten minste één van de geboorde intervallen gelijk is aan handDraaien, mechanischDraaienOnverbuisd, mechanischGrijpen, mechanischSpuitenOnverbuisd of mechanischSpuitenDraaien.

Toelichting

Bij bepaalde boortechnieken, de zgn. onverbuisde technieken, is tijdens het boren sprake van een geheel of gedeeltelijk open gat. Het kan nodig zijn het boren te onderbreken en tijdelijk verbuizing aan te brengen om het geboorde gat in stand te houden zodat men verder kan boren. De verbuizing kan van invloed zijn op de bemonstering en het tijdens het boren doen van metingen.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is dit gegeven zelden vastgelegd.

6.3.9.12 einddiepte tijdelijke verbuizing
Type gegeven Attribuut van Boring
Definitie

De diepte tot waar tijdelijke verbuizing is aangebracht.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik vanaf 0
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut tijdelijke verbuizing aangebracht gelijk is aan ja.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.9.13 spoelingtoeslag gebruikt
Type gegeven Attribuut van Boring
Definitie

De aanduiding die aangeeft of tijdens het boren spoeling met toeslag is gebruikt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Naam IMBRO/A IndicatieJaNeeOnbekend
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut boortechniek van de entiteit Geboord interval in ten minste één van de geboorde intervallen gelijk is aan mechanischDraaienOnverbuisd, mechanischGrijpen, mechanischSpuitenOnverbuisd of mechanischSpuitenDraaien.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Regels IMBRO/A

Naast de IMBRO waarden moet het attribuut ook aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut boortechniek van de entiteit Geboord interval in ten minste één van de geboorde intervallen gelijk is aan mechanischDraaienOnverbuisdDeelsDrukkenHameren.

Toelichting

Bij bepaalde boortechnieken, de zgn. onverbuisde technieken, is tijdens het boren sprake van een geheel of gedeeltelijk open gat. Het kan nodig zijn tijdens het boren spoeling te gebruiken om in het gat voldoende tegendruk op te bouwen. In dat geval voegt men een bepaalde toeslag toe aan het werkwater om een vloeistof met voldoende massa samen te stellen.
In de toekomst zal spoeling mogelijk ook gebruikt gaan worden bij andere boortechnieken.

6.3.9.14 spoelingtoeslag
Type gegeven Attribuut van Boring
Definitie

De specificatie van het materiaal dat aan het werkwater is toegevoegd om de spoeling voldoende massa te geven.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Spoelingtoeslag
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut spoeling gebruikt gelijk is aan ja.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.9.15 grondwaterstand
Type gegeven Attribuut van Boring
Definitie

De diepte in het gat tot waar het grondwater na de uitvoering van de werkzaamheden reikt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik vanaf 0
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut lokaal verticaal referentiepunt van de entiteit Aangeleverde verticale positie gelijk is aan waterbodem.

Toelichting

Het is goede praktijk de grondwaterstand te bepalen, maar aan een eventueel ontbreken van het gegeven kan geen bijzondere betekenis worden gegeven.

Het gegeven wordt pas vastgelegd wanneer de uitvoerder van oordeel is dat de grondwaterstand zich weer hersteld heeft; de diepte moet beschouwd worden als indicatief.

6.3.9.16 bemonsteringsprocedure
Type gegeven Attribuut van Boring
Definitie

De procedure die aangeeft onder welke afspraken het bemonsteren is uitgevoerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Bemonsteringsprocedure
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

De procedure beschrijft de manier van werken, de passende hulpmiddelen en de eisen waaraan de uitvoering moet voldoen. Procedures zijn in het algemeen vastgelegd in een norm, protocol of richtlijn. Dat kan overigens een richtlijn zijn die de uitvoerder voor zichzelf gebruikt. Het gegeven is opgenomen omdat het inzicht biedt in de kwaliteit van het werk.

Het gebruik van procedures varieert van vakgebied tot vakgebied.

6.3.9.17 einddiepte bemonstering
Type gegeven Attribuut van Boring
Definitie

De diepte tot waar is bemonsterd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 4.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik vanaf 0
Regels

De waarde van het attribuut mag niet groter zijn dan de waarde van het attribuut einddiepte boren.

Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

Toelichting

IMBRO/A Het gegeven heeft onder meer als doel de samenhang van de informatie te borgen. Onderzoek onder IMBRO/A vertoont te weinig samenhang om dit gegeven betekenis te laten hebben. Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is dit gegeven zelden vastgelegd.

6.3.9.18 ondergrond verontreinigd
Type gegeven Attribuut van Boring
Definitie

De aanduiding die aangeeft of er tijdens het boren verontreiniging van de ondergrond is geconstateerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

Toelichting

Het gegeven geeft aan of de eigenschappen van de ondergrond onbedoeld door de mens veranderd zijn. Het gegeven heeft betrekking op een waarneming en krijgt alleen de waarde ja, wanneer de uitvoerder geconstateerd heeft dat de ondergrond verontreinigd is.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is dit gegeven zelden vastgelegd.

6.3.9.19 gat afgewerkt
Type gegeven Attribuut van Boring
Definitie

De aanduiding die aangeeft of het gat na afloop van de boor- en eventuele graafwerkzaamheden is afgewerkt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Naam IMBRO/A IndicatieJaNeeOnbekend
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

De afwerking geeft inzicht in hoe de ondergrond is achtergelaten na afloop van de werkzaamheden in het veld.

6.3.9.20 uitvoerder boring
Type gegeven Attribuut van Boring
Definitie

Het KvK-nummer van de onderneming of de maatschappelijke activiteit van de rechtspersoon die voor de bronhouder geldt als verantwoordelijk voor de uitvoering van de boring en het eventueel leveren van monsters, of het equivalent daarvan in een handelsregister van een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland.

Juridische status Niet-authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Organisatie
Regels

De organisatie moet bekend zijn binnen de basisregistratie ondergrond als uitvoerder van booronderzoek.

Toelichting

Het gegeven wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder.

6.3.9.21 weggegraven laag
Type gegeven Associatie van Boring
Definitie

De summiere beschrijving van een laag die is weggegraven als voorbereiding op het boren.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..*
Relatiesoort naam bestaat uit
Relatierol naam weggegraven laag
Bron Boring
Doel Weggegraven laag
6.3.9.22 geboord interval
Type gegeven Associatie van Boring
Definitie

Het geboorde interval van de boring.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1..*
Relatiesoort naam heeft
Relatierol naam geboord interval
Bron Boring
Doel Geboord interval
6.3.9.23 bemonsterd interval
Type gegeven Associatie van Boring
Definitie

Het bemonsterde interval van de boring.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1..*
Relatiesoort naam heeft
Relatierol naam bemonsterd interval
Bron Boring
Doel Bemonsterd interval
6.3.9.24 verontreinigd interval
Type gegeven Associatie van Boring
Definitie

De identificatie van het verontreinigd interval geconstateerd tijdens het boren.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..*
Relatiesoort naam bestaat uit
Relatierol naam verontreinigd interval
Bron Boring
Doel Verontreinigd interval
6.3.9.25 afgewerkt interval
Type gegeven Associatie van Boring
Definitie

Het afgewerkte interval van de boring.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..*
Relatiesoort naam heeft
Relatierol naam afgewerkt interval
Bron Boring
Doel Afgewerkt interval

6.3.10 Weggegraven laag

Diagram Weggegraven laag

Type gegeven Entiteit
Definitie

Een deel van de weggegraven ondergrond dat summier als laag is beschreven.

Toelichting

Het gegeven is aanwezig wanneer in het onderzoek is vastgesteld dat het voldoende is het weggegraven deel van de ondergrond summier te beschrijven. Het weggegraven traject wordt in zijn geheel en als een opeenvolging van lagen beschreven en dat wil zeggen dat de lagen precies op elkaar aansluiten. De weggegraven lagen staan los van het boorprofiel.

6.3.10.1 bovengrens
Type gegeven Attribuut van Weggegraven laag
Definitie

De diepte van de bovenkant van de laag.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik 0 tot 30
Regels

De bovengrens van de bovenste weggegraven laag moet gelijk zijn aan 0.
De weggegraven lagen moeten precies op elkaar aansluiten.

6.3.10.2 ondergrens
Type gegeven Attribuut van Weggegraven laag
Definitie

De diepte van de onderkant van de laag.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik 0 tot 30
Regels

De ondergrens moet groter zijn dan de bovengrens van de weggegraven laag.
De ondergrens van de onderste weggegraven laag moet gelijk zijn aan de waarde van het attribuut einddiepte graven van de entiteit Boring.

6.3.10.3 weggegraven materiaal
Type gegeven Attribuut van Weggegraven laag
Definitie

De omschrijving van het materiaal waaruit de weggegraven laag bestaat.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam WeggegravenMateriaal
  Type Waardelijst uitbreidbaar

6.3.11 Geboord interval

Diagram Geboord interval

Type gegeven Entiteit
Definitie

Het diepte-interval dat met een bepaalde boortechniek en een bepaalde diameter is geboord.

Toelichting

Op een en dezelfde diepte kunnen verschillende boortechnieken gebruikt worden. Er kan bijvoorbeeld eerst mechanisch gedrukt worden waarbij monsters op diepte worden uitgestoken, waarna het interval wordt uitgeboord door mechanisch te draaien. Ook kan op een en dezelfde diepte een bepaalde boortechniek herhaaldelijk worden toegepast, waarbij de diameter steeds toeneemt. Als gevolg kunnen geboorde intervallen overlappen.

6.3.11.1 begindiepte
Type gegeven Attribuut van Geboord interval
Definitie

De diepte waarop begonnen is met een bepaalde boortechniek een gat met een bepaalde diameter te maken.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik vanaf 0
Regels

De begindiepte van het bovenste geboord interval moet gelijk zijn aan 0 wanneer de waarde van het attribuut traject weggegraven van de entiteit Boring gelijk is aan nee.
De begindiepte van het bovenste geboord interval moet groter zijn dan 0 wanneer de waarde van het attribuut traject weggegraven van de entiteit Boring gelijk is aan ja.

Toelichting

Normaliter is de begindiepte van het bovenste geboord interval gelijk aan 0. Wanneer materiaal is weggegraven en deze niet of summier is beschreven is de waarde groter dan 0.

6.3.11.2 einddiepte
Type gegeven Attribuut van Geboord interval
Definitie

De diepte waarop gestopt is met een bepaalde boortechniek een gat met een bepaalde diameter te maken.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik vanaf 0
Regels

De einddiepte moet groter zijn dan de begindiepte van het geboord interval.
De einddiepte van het onderste geboord interval moet gelijk zijn aan de waarde van het attribuut einddiepte boren van de entiteit Boring.

6.3.11.3 boortechniek
Type gegeven Attribuut van Geboord interval
Definitie

De techniek die gebruikt is om over een bepaald diepte-interval een gat met een bepaalde diameter in de ondergrond te maken.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Boortechniek
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Bij de classificatie van boortechnieken wordt gekeken naar de manier waarop het gebruikte apparaat de grond in is gedreven.

6.3.11.4 geboorde diameter
Type gegeven Attribuut van Geboord interval
Definitie

De diameter van het geboorde gat.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 4.0
  Eenheid mm (millimeter)
  Waardebereik 20 tot 3000
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

Toelichting

Het gaat om de diameter van het gat dat door boren is ontstaan. Het uiteindelijk gat kan groter zijn doordat de wand afbrokkelt of gedeeltelijk instort.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht kan de geboorde diameter niet bekend zijn.

6.3.12 Bemonsterd interval

Diagram BemonsteringsapparaatBemonsterd interval

Type gegeven Entiteit
Definitie

Een diepte-interval dat volgens een bepaalde bemonsteringsmethode en afhankelijk van de methode met een bepaald apparaat is bemonsterd.

Toelichting

In het geval het bovenste deel van de ondergrond is weggegraven en in het onderzoek is vastgesteld dat het net zo beschreven moet worden als de monsters uit de geboorde intervallen, wordt het weggegraven deel als een bemonsterd interval beschreven.

6.3.12.1 begindiepte
Type gegeven Attribuut van Bemonsterd interval
Definitie

De diepte waarop het bemonsterde interval begint.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.12.2 einddiepte
Type gegeven Attribuut van Bemonsterd interval
Definitie

De diepte waarop het bemonsterde interval eindigt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik vanaf 0
Regels

De einddiepte moet groter zijn dan de begindiepte van het bemonsterd interval.
De einddiepte van het onderste bemonsterd interval mag niet groter zijn dan de waarde van het attribuut einddiepte boren van de entiteit Boring.

6.3.12.3 voorbehandeling
Type gegeven Attribuut van Bemonsterd interval
Definitie

De werkzaamheden die tijdens het boren zijn uitgevoerd om een bepaald diepte-interval te prepareren ten behoeve van de bemonstering.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Voorbehandeling
  Type Waardelijst uitbreidbaar
6.3.12.4 bemonsteringsmethode
Type gegeven Attribuut van Bemonsterd interval
Definitie

De manier waarop de monsters uit de ondergrond zijn genomen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Bemonsteringsmethode
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Bij de classificatie van bemonsteren wordt gekeken naar de manier waarop het materiaal uit de ondergrond naar boven is gehaald.

6.3.12.5 bemonsteringskwaliteit
Type gegeven Attribuut van Bemonsterd interval
Definitie

De aanduiding die aangeeft wat de beoogde monsterkwaliteit is geweest.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Bemonsteringskwaliteit
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Idealiter zou men de ondergrond altijd in-situ willen onderzoeken, maar in de praktijk onderzoekt men monsters uit de ondergrond en dat betekent dat er onvermijdelijk sprake is van een zekere mate van verstoring. De mate van verstoring wordt primair bepaald door de keuze van boortechniek, bemonsteringsmethode en bemonsteringsapparaat. Omdat ook de samenstelling van de grond van invloed is, kan het nodig blijken de keuze aan te passen als de grondsoort anders blijkt te zijn dan gedacht.
De bemonsteringskwaliteit geeft aan binnen welke grenzen de primaire mate van verstoring ligt. Er wordt in de norm NEN-EN-ISO 22475 een indeling in vijf klassen gehanteerd en voor iedere klasse is vastgelegd hoe de monsters behandeld moeten worden wanneer zij eenmaal boven de grond zijn gekomen. De laagste eisen gelden voor monsters waarvan de samenhang al volledig is verstoord wanneer ze boven de grond komen. In de dagelijkse spraak worden die monsters geroerde monsters genoemd. De vier andere klassen beschrijven de eisen die gelden voor het behandelen van ongeroerde monsters.
De reden het gegeven vast te leggen is dat niet alle in het veld genomen monsters altijd als onderdeel van het booronderzoek worden geanalyseerd.

6.3.12.6 georienteerd gestoken
Type gegeven Attribuut van Bemonsterd interval
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de oriëntatie van het monster is vastgelegd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut bemonsteringsmethode gelijk is aan opDiepteUitsteken.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens mag het attribuut ontbreken wanneer de waarde van het attribuut bemonsteringsmethode gelijk is aan opDiepteUitsteken.

Toelichting

Voor bepaalde vormen van boormonsteranalyse is het nodig de bemonstering zo uit te voeren dat de oriëntatie van de structuur van de ondergrond behouden blijft.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is dit gegeven zelden vastgelegd.

6.3.12.7 bemonsteringsapparaat
Type gegeven Gegevensgroep van Bemonsterd interval
Definitie

Het apparaat dat gebruikt is voor het steken of kernen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Gegevensgroeptype Bemonsteringsapparaat

6.3.13 Bemonsteringsapparaat

Diagram Bemonsteringsapparaat

Type gegeven Entiteit
Definitie

De specificaties van het apparaat dat gebruikt is voor het steken of kernen.

Regels

De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut bemonsteringsmethode van de entiteit Bemonsterd interval gelijk is aan opDiepteKernen of opDiepteUitsteken.
De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens mag de entiteit ontbreken wanneer de waarde van het attribuut bemonsteringsmethode gelijk is aan opDiepteKernen of opDiepteUitsteken.

Toelichting

Wanneer er geroerde monsters zijn genomen geeft de methode van bemonstering voldoende informatie over de kwaliteit van de monsters, maar wanneer de bemonstering erop gericht is ongeroerde monsters van relatief hoge kwaliteit te nemen, is het van belang ook de specificaties van het gebruikte apparaat vast te leggen.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht zijn zelden specificaties van het bemonsteringsapparaat vastgelegd.

6.3.13.1 apparaattype
Type gegeven Attribuut van Bemonsteringsapparaat
Definitie

Het apparaat dat gebruikt is voor het nemen van kernen en steekmonsters getypeerd naar de onderdelen die de kwaliteit van de bemonstering beïnvloeden.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Apparaattype
  Type Waardelijst uitbreidbaar
6.3.13.2 containerdiameter
Type gegeven Attribuut van Bemonsteringsapparaat
Definitie

De inwendige diameter van het deel van het apparaat waarin het monster wordt opgevangen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.0
  Eenheid mm (millimeter)
  Waardebereik 30 tot 410
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut apparaattype gelijk is aan guts.
Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.13.3 containerlengte
Type gegeven Attribuut van Bemonsteringsapparaat
Definitie

De lengte van het deel van het apparaat waarin het monster wordt opgevangen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik 0.05 tot 40
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut apparaattype gelijk is aan guts.
Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.13.4 doorgangsdiameter
Type gegeven Attribuut van Bemonsteringsapparaat
Definitie

De kleinste diameter van de doorgang voor het monster aan de onderzijde van het apparaat, bij volledig openstaande vanger.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.0
  Eenheid mm (millimeter)
  Waardebereik 20 tot 400
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut apparaattype gelijk is aan guts.
Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.13.5 kous gebruikt
Type gegeven Attribuut van Bemonsteringsapparaat
Definitie

De aanduiding die aangeeft of het deel van het apparaat waarin het monster wordt opgevangen van binnen bekleed is met een kous.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut apparaattype gelijk is aan guts.
Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.13.6 haakse steekmond
Type gegeven Attribuut van Bemonsteringsapparaat
Definitie

De aanduiding die aangeeft of het apparaat een haakse steekmond heeft.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut apparaattype gelijk is aan steekbus, steekbusDLDS of steekbusMetLiner.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.13.7 steekmondapex
Type gegeven Attribuut van Bemonsteringsapparaat
Definitie

De hoek die de snijrand maakt met de lengteas van het apparaat.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.0
  Eenheid ° (graden)
  Waardebereik 5 tot 45
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut haakse steekmond gelijk is aan nee.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.13.8 steekmonddiameter
Type gegeven Attribuut van Bemonsteringsapparaat
Definitie

De grootste uitwendige diameter van de steekmond.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.0
  Eenheid mm (millimeter)
  Waardebereik 50 tot 510
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut apparaattype gelijk is aan steekbus, steekbusDLDS of steekbusMetLiner.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.13.9 steunvloeistof gebruikt
Type gegeven Attribuut van Bemonsteringsapparaat
Definitie

De aanduiding die aangeeft of er in een core-barrel of steekbus een vloeistof is gebruikt om de bemonstering te vergemakkelijken.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut apparaattype gelijk is aan corebarrelSingleTube, corebarrelDoubleTube, corebarrelTripleTube of steekbus.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Een steunvloeistof verlaagt de wrijving in het apparaat tijdens bemonstering en zorgt voor horizontale stabiliteit na bemonstering. Wanneer het apparaat een Begemann-steekbus is, wordt altijd een steunvloeistof gebruikt. Bij andere typen steekapparaten is dat nooit het geval.

6.3.13.10 voorzien van vanger
Type gegeven Attribuut van Bemonsteringsapparaat
Definitie

De aanduiding die aangeeft of het apparaat voorzien is van een onderdeel dat moet voorkomen dat het monster uit het apparaat valt; het onderdeel wordt een monster- of een kernvanger genoemd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut apparaattype gelijk is aan guts.
Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.13.11 voorzien van zuiger
Type gegeven Attribuut van Bemonsteringsapparaat
Definitie

De aanduiding die aangeeft of het apparaat aan de bovenzijde voorzien is van een passieve zuiger.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut apparaattype gelijk is aan guts.
Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Een zuiger dient om de bemonstering te vergemakkelijken en helpt het monster in het apparaat te houden en beperkt het risico op verstoring. De zuiger staat tijdens monstername op een vaste positie.

6.3.14 Verontreinigd interval

Diagram Verontreinigd interval

Type gegeven Entiteit
Definitie

Een diepte-interval dat is verontreinigd.

Regels

De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut ondergrond verontreinigd van de entiteit Boring gelijk is aan ja.
De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

De verontreinigde intervallen mogen elkaar niet overlappen.

Toelichting

Het gegeven wordt vastgelegd omdat het in de boormonsteranalyse belangrijk is te weten op welke diepte de eigenschappen van de ondergrond onbedoeld door de mens veranderd zijn.

6.3.14.1 begindiepte
Type gegeven Attribuut van Verontreinigd interval
Definitie

De diepte vanaf waar de verontreiniging is geconstateerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.14.2 einddiepte
Type gegeven Attribuut van Verontreinigd interval
Definitie

De diepte tot waar de verontreiniging is geconstateerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik vanaf 0
Regels

De einddiepte moet groter zijn dan de begindiepte van het verontreinigd interval.
De einddiepte van het onderste verontreinigd interval mag niet groter zijn dan de waarde van het attribuut einddiepte boren van de entiteit Boring.

6.3.15 Afgewerkt interval

Diagram Afgewerkt interval

Type gegeven Entiteit
Definitie

Een diepte-interval dat na het boren op een bepaalde manier is afgewerkt.

Regels

De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut gat afgewerkt van de entiteit Boring gelijk is aan ja.
De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Het gegeven wordt vastgelegd omdat het belangrijk is te weten hoe de ondergrond is achtergelaten. Dat belang komt bijvoorbeeld naar voren wanneer zich ergens problemen voordoen die verband kunnen houden met eerdere ingrepen in de ondergrond.

6.3.15.1 begindiepte
Type gegeven Attribuut van Afgewerkt interval
Definitie

De diepte vanaf waar het gat op een bepaalde manier is afgewerkt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.15.2 einddiepte
Type gegeven Attribuut van Afgewerkt interval
Definitie

De diepte tot waar het gat op een bepaalde manier is afgewerkt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.15.3 permanente verbuizing aanwezig
Type gegeven Attribuut van Afgewerkt interval
Definitie

De aanduiding die aangeeft of er na het voltooien van de werkzaamheden buizen in de ondergrond zijn achtergelaten die de wand van het geboorde gat afsluiten.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

Toelichting

De wand van het geboorde gat kan over bepaalde trajecten worden verbuisd, maar er kunnen ook per ongeluk buizen in het gat zijn achtergebleven. Redenen om het gat verbuisd achter te laten zijn bijvoorbeeld voorkomen dat in de ondergrond al aanwezige verontreiniging zich kan verspreiden, of beschermen van het boorgat en de daarin aanwezige constructies tegen instorting of corrosie.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is zelden informatie over permanente verbuizing vastgelegd.

6.3.15.4 diameter permanente verbuizing
Type gegeven Attribuut van Afgewerkt interval
Definitie

De buitendiameter van de permanente verbuizing.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 4.0
  Eenheid mm (millimeter)
  Waardebereik 50 tot 1200
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut permanente verbuizing aanwezig gelijk is aan ja.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.15.5 materiaal permanente verbuizing
Type gegeven Attribuut van Afgewerkt interval
Definitie

Het materiaal waaruit de op de gegeven diepte achtergebleven buizen bestaan.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Buismateriaal
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut permanente verbuizing aanwezig gelijk is aan ja.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.15.6 aanvulmateriaal
Type gegeven Attribuut van Afgewerkt interval
Definitie

Het materiaal waarmee de ruimte die door het boren op een bepaalde diepte in de ondergrond is ontstaan geheel of gedeeltelijk is opgevuld.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Aanvulmateriaal
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het is goede praktijk het boorgat zo achter te laten dat de opbouw van de ondergrond voor wat betreft het waterkerend en waterdoorlatend vermogen zo goed mogelijk is hersteld. De materialen zijn in categorieën geplaatst die in dat aspect inzicht geven.

6.3.15.7 aanvulmateriaal gewassen
Type gegeven Attribuut van Afgewerkt interval
Definitie

De aanduiding die in het geval zand of grind gebruikt is als aanvulmateriaal aangeeft of de fijne grond is uitgespoeld.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut aanvulmateriaal gelijk is aan zand, zandGrof, zandMiddelgrof, zandMiddelgrofGrof, grind, grindZand, grindZandGrof of grindZandOngezeefd.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens mag het attribuut ontbreken wanneer de waarde van het attribuut aanvulmateriaal gelijk is aan zand, zandGrof, zandMiddelgrof, zandMiddelgrofGrof, grind, grindZand, grindZandGrof of grindZandOngezeefd.

Toelichting

IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is dit gegeven zelden vastgelegd.

6.3.15.8 aanvulmateriaal met certificaat
Type gegeven Attribuut van Afgewerkt interval
Definitie

De aanduiding die aangeeft of het aanvulmateriaal een productcertificaat heeft.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut aanvulmateriaal gelijk is aan geen, verwijderdMateriaal of wegverhardingsmateriaal.
Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens mag het attribuut ontbreken wanneer de waarde van het attribuut aanvulmateriaal niet gelijk is aan geen, verwijderdMateriaal of wegverhardingsmateriaal.

Toelichting

De huidige certificaten zijn de productcertificaten voor zand en grind voor drinkwaterproductie en voor filterzand voor milieukundig grondwateronderzoek.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is dit gegeven zelden vastgelegd.

6.3.16 Sliblaag

Diagram Sliblaag

Type gegeven Entiteit
Definitie

Het interval op de overgang tussen water en bodem waarin het materiaal uit een mengsel van water en grond bestaat dat te slap is om het grond te noemen.

Regels

De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut lokaal verticaal referentiepunt van de entiteit Aangeleverde verticale positie gelijk is aan maaiveld.

Toelichting

Bij boren op water is op sommige plaatsen niet direct duidelijk waar de waterbodem begint doordat water en ondergrond geleidelijk in elkaar overgaan.
Het overgangsbereik wordt de sliblaag genoemd. Het materiaal waaruit de sliblaag bestaat is zo slap dat het tussen de vingers doorloopt. Bij belasting vloeit het materiaal weg. Het materiaal wordt slib genoemd, maar opgemerkt wordt dat die term ook gebruikt wordt voor andere materialen, bijvoorbeeld voor het restproduct van baggerwerkzaamheden. De dikte van de sliblaag kan zelden nauwkeurig worden bepaald en datzelfde geldt voor de positie van de waterbodem.
Het gegeven is aanwezig wanneer in het onderzoek gegevens over de sliblaag zijn vastgelegd.

6.3.16.1 dikte
Type gegeven Attribuut van Sliblaag
Definitie

De dikte van de sliblaag.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik 0 tot 20
6.3.16.2 kleur
Type gegeven Attribuut van Sliblaag
Definitie

De kleur van de sliblaag.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Kleur
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

Toelichting

IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht kan de kleur niet bepaald zijn.

6.3.16.3 methode positiebepaling bovenkant
Type gegeven Attribuut van Sliblaag
Definitie

De werkwijze die is gevolgd voor de bepaling van de bovenkant van de sliblaag.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam MethodePositiebepalingSliblaag
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

Toelichting

De dikte van de sliblaag wordt bepaald door de bovenkant en de onderkant van de laag ten opzichte van het wateroppervlak te bepalen. In veel gevallen wordt voor de positiebepaling van de bovenkant een andere methode gebruikt dan voor de positiebepaling van de onderkant. Het gegeven geeft inzicht in de nauwkeurigheid waarmee de dikte van de sliblaag is bepaald.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is zelden vastgelegd hoe de bovenkant en de onderkant van de sliblaag is bepaald.

6.3.16.4 methode positiebepaling onderkant
Type gegeven Attribuut van Sliblaag
Definitie

De werkwijze die is gevolgd voor de bepaling van de onderkant van de sliblaag.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam MethodePositiebepalingSliblaag
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

6.3.17 Boormonsterbeschrijving

Diagram BoorprofielBoormonsterbeschrijving

Type gegeven Entiteit
Definitie

Het deel van het booronderzoek dat betrekking heeft op het beschrijven van de monsters en het verwerken van de resultaten tot een samenvattende beschrijving van de opbouw van de ondergrond.

6.3.17.1 rapportagedatum beschrijving
Type gegeven Attribuut van Boormonsterbeschrijving
Definitie

De datum waarop de uitvoerder van de beschrijving alle gegevens van de boormonsterbeschrijving aan de bronhouder heeft overgedragen, of in het geval van historische gegevens de datum waarop alle gegevens zijn vastgesteld.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Datum
  Naam IMBRO/A OnvolledigeDatum
  Waardebereik 1 januari 1877 tot heden
Toelichting

IMBRO/A Hoewel het grootste deel van de historische gegevens nog buiten het bereik van deze versie van de catalogus vallen, is wel al met zekerheid vast te stellen dat de eerst bekende datum waarop een onderzoek kan zijn afgerond in 1877 ligt.

6.3.17.2 beschrijfprocedure
Type gegeven Attribuut van Boormonsterbeschrijving
Definitie

De procedure die aangeeft onder welke afspraken de monsters zijn beschreven.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Beschrijfprocedure
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

De procedure beschrijft volgens welk stelsel van afspraken de monsters beschreven zijn en welke aspecten worden beschreven. Procedures zijn in het algemeen vastgelegd in een norm, protocol of richtlijn. Dat kan overigens een richtlijn zijn die de uitvoerder voor zichzelf gebruikt. Het gegeven is opgenomen omdat het inzicht biedt in de kwaliteit van het werk. Het gebruik van procedures varieert van vakgebied tot vakgebied en voor grond gelden andere afspraken dan voor gesteente.
Voor booronderzoek dat onder kwaliteitsregime IMBRO valt, is de boormonsterbeschrijving altijd onder de Standaard Boor Beschrijvingsmethode 6 tot stand gekomen.
IMBRO/A Een geologische boormonsterbeschrijving die voor de invoering van de Standaard Boor Beschrijvingsmethode 6 tot stand is gekomen, valt per definitie onder booronderzoek met kwaliteitsregime IMBRO/A.
Bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen, zijn eventueel extra aspecten beschreven die geen onderdeel uitmaken van de NEN 5104. Het is niet bekend volgens welke procedure deze aspecten zijn beschreven.

6.3.17.3 hulpmiddel
Type gegeven Attribuut van Boormonsterbeschrijving
Definitie

Een extra hulpmiddel dat voor het beschrijven van de monsters is gebruikt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Hulpmiddel
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het gegeven wordt alleen vastgelegd bij de uitgebreide beschrijving en alleen wanneer er in aanvulling op de procedure extra hulpmiddelen zijn gebruikt. De hulpmiddelen worden gebruikt om eigenschappen van de zandfractie op een meer betrouwbare wijze te bepalen.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht zijn de hulpmiddelen niet methodisch vastgelegd, en worden om die reden onder IMBRO/A expliciet vastgelegd.
Bij archiefgegevens zijn de gebruikte hulpmiddelen niet altijd en niet volledig vastgelegd. Aan het eventueel ontbreken van het gegeven kan geen bijzondere betekenis worden gegeven.

6.3.17.4 uitvoerder beschrijving
Type gegeven Attribuut van Boormonsterbeschrijving
Definitie

Het KvK-nummer van de onderneming of de maatschappelijke activiteit van de rechtspersoon die voor de bronhouder geldt als verantwoordelijk voor de uitvoering van de boormonsterbeschrijving, of het equivalent daarvan in een handelsregister van een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland.

Juridische status Niet-authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Organisatie
Regels

De organisatie moet bekend zijn binnen de basisregistratie ondergrond als uitvoerder van booronderzoek.

Toelichting

Het gegeven wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder.

6.3.17.5 boorprofiel
Type gegeven Associatie van Boormonsterbeschrijving
Definitie

Het boorprofiel als resultaat van de boormonsterbeschrijving.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1..2
Relatiesoort naam bestaat uit
Relatierol naam boorprofiel
Bron Boormonsterbeschrijving
Doel Boorprofiel

6.3.18 Boorprofiel

Diagram Post-sedimentaire discontinuïteitNiet beschreven intervalLaagBoorprofiel

Type gegeven Entiteit
Definitie

De opbouw van de ondergrond beschreven in een mate van detail die past bij de kwaliteit van de monsters.

Toelichting

Het resultaat van de boormonsterbeschrijving omvat een of twee boorprofielen. Wanneer er twee profielen zijn, verschillen die onderling in kwaliteit en dat wil zeggen in de mate van detail waarin de ondergrond is beschreven. Boorprofielen kunnen elkaar gedeeltelijk overlappen en dat betekent dat er in het betreffende diepte-interval op twee verschillende manieren bemonsterd is en de respectieve monsters een andere beschrijfkwaliteit vergen. Overlap treedt alleen op in geboorde trajecten. Wanneer een bepaald traject zowel geboord als weggegraven is, worden de monsters die uit het weggraven traject zijn voortgekomen genegeerd.

6.3.18.1 beschrijfkwaliteit
Type gegeven Attribuut van Boorprofiel
Definitie

De aanduiding voor de mate van detail waarmee de opbouw van de ondergrond in het boorprofiel is beschreven.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Beschrijfkwaliteit
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels IMBRO/A

De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief wanneer de waarde van het attribuut beschrijfprocedure van de entiteit Boormonsterbeschrijving gelijk is GDN_SBB4v1995, GDN_SBB5v1999, GDN_SBB5.1v2000, GDN_SBB5.2v2005 of GDN_SBB5.3v2008.
De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan archeologischStandaardArchief wanneer de waarde van het attribuut beschrijfprocedure van de entiteit Boormonsterbeschrijving gelijk is SIKB_ASB1.1v2008.
De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan geologischNEN5104Archief wanneer de waarde van het attribuut beschrijfprocedure van de entiteit Boormonsterbeschrijving gelijk is NEN5104plusOnbekend.

Toelichting

Het gegeven geeft de mate van detail van de beschrijving aan en of de monsters waarop de beschrijving is gebaseerd al dan niet van een hoge kwaliteit zijn. Voor wat betreft dat laatste is het criterium of de bemonstering tot doel heeft gehad om monsters uit de ondergrond naar boven te halen waarvan de gelaagdheid intact is gebleven op het moment van beschrijven, oftewel ongeroerde monstername.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht heeft het begrip beschrijfkwaliteit alleen onderscheidende waarde in de mate van detail van de beschrijving. Om die reden is voor archiefgegevens het gegeven kwaliteit beschreven monsters opgenomen.
Onder NEN 5104 heeft het begrip beschrijfkwaliteit ook geen onderscheidende waarde in de mate van detail van de beschrijving. De waarde geologischNEN5104Archief beslaat een breed spectrum, van zeer summiere beschrijvingen tot uitgebreide beschrijvingen.

6.3.18.2 kwaliteit beschreven monsters
Type gegeven Attribuut van Boorprofiel
Definitie

De aanduiding die aangeeft wat de kwaliteit van de boormonsters waarop de beschrijving is gebaseerd, is geweest.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam KwaliteitBeschrevenMonsters
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.

Regels IMBRO/A

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.

Toelichting

IMBRO/A Het criterium is of de bemonstering tot doel heeft gehad om monsters uit de ondergrond naar boven te halen waarvan de gelaagdheid intact is gebleven op het moment van beschrijven, oftewel ongeroerde monstername.
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht zijn geen specifieke eisen gesteld aan de beschrijving van ongeroerde monsters en is de kwaliteit van de beschreven monsters achteraf bepaald op basis van de boortechniek en bemonsteringsmethode. Dit gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A.

6.3.18.3 continu bemonsterd
Type gegeven Attribuut van Boorprofiel
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de bemonstering tot doel heeft gehad het hele traject in de ondergrond met een bepaalde kwaliteit te bemonsteren, opdat het boorprofiel het dieptebereik volledig kan dekken.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Naam IMBRO/A IndicatieJaNeeOnbekend
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

Het gegeven vormt voor booronderzoek dat onder kwaliteitsregime IMBRO valt, een brug tussen bemonstering en beschrijving. Wanneer de boring, eventueel inclusief het weggegraven traject, van maaiveld tot einddiepte is bemonsterd en de monsters voldoende in kwaliteit overeenstemmen, kan de ondergrond over het gehele traject worden beschreven als een aaneensluitende opeenvolging van lagen. Het is goede praktijk dat bij geroerde monsters het gehele traject is bemonsterd en beschreven. Door omstandigheden kan het voorkomen dat bepaalde intervallen niet beschreven worden. Bij continue bemonstering is het boorprofiel in dat geval een aaneensluitende opvolging van lagen en niet-beschreven intervallen.
IMBRO/A Voor booronderzoek dat onder IMBRO/A valt is de samenhang niet zo goed geborgd. Een boormonsterbeschrijving die voor de invoering van de Standaard Boor Beschrijvingsmethode 6 tot stand is gekomen en is aangeleverd in het kader van archiefoverdracht heeft één boorprofiel. Het gehele traject wordt beschouwd als continu bemonsterd (waarde is ja) en beschreven als een aaneensluitende opvolging van lagen en eventueel niet-beschreven intervallen.

6.3.18.4 beschrijflocatie
Type gegeven Attribuut van Boorprofiel
Definitie

De plek waar de beschrijving waarop het boorprofiel is gebaseerd is gemaakt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Beschrijflocatie
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het is bij mechanische boortechnieken gebruikelijk in het veld alleen de geroerde monsters te beschrijven en de ongeroerde monsters in het laboratorium. Beschrijven in het veld heeft als nadeel dat de omstandigheden niet ideaal zijn, bijvoorbeeld vanwege het weer, maar als voordeel dat de monsters veldvochtig zijn en niet verstoord door de handelingen die nodig zijn om de monsters in het laboratorium te krijgen. De nadelen van een beschrijving in het veld wegen zwaarder dan de voordelen wanneer een hoge kwaliteit monsters vereist is. Om die monsters zonder kwaliteitsverlies vanuit het veld aan het laboratorium over te dragen worden de procedures gevolgd die voor het vakgebied geotechniek zijn opgesteld. De procedures laten de uitvoerder vrij te besluiten alle monsters in het lab te beschrijven.

6.3.18.5 beschreven materiaal
Type gegeven Attribuut van Boorprofiel
Definitie

De omschrijving van het materiaal dat is beschreven in het profiel.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam BeschrevenMateriaal
  Type Waardelijst uitbreidbaar
6.3.18.6 monstervochtigheid
Type gegeven Attribuut van Boorprofiel
Definitie

De vochtigheidstoestand van het materiaal op het moment van beschrijven.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Monstervochtigheid
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het gegeven is bedoeld voor grondmonsters die in het laboratorium zijn beschreven, omdat die vocht kunnen hebben verloren.

6.3.18.7 gemiddeld hoogste grondwaterstand
Type gegeven Attribuut van Boorprofiel
Definitie

De gemiddeld hoogste grondwaterstand bepaald in het profiel.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik vanaf 0
Regels

De waarde van het attribuut mag niet groter zijn dan de waarde van het attribuut einddiepte boren van de entiteit Boring.

Toelichting

De diepte van het niveau wordt geschat op basis van aspecten als kleur, de aanwezigheid van ijzervlekken of concreties. De terreintoestand en het al dan niet aanwezig zijn van bepaalde planten kunnen bijdragen aan de bepaling. Het kan voorkomen dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand niet is waargenomen. Gewoonlijk betekent dit ook dat de hoogste grondwaterstand niet is bereikt maar in bijzondere gevallen, zoals wanneer de grond recent is opgebracht, kan het zijn dat de stand van het grondwater nog niet tot waarneembare veranderingen in de grond heeft geleid. Het kan ook voorkomen dat het interval waarin de gemiddeld hoogste grondwaterstand zich bevindt niet is beschreven of niet is bemonsterd. Wanneer het gegeven niet is waargenomen ontbreekt het gegeven.

6.3.18.8 gemiddeld laagste grondwaterstand
Type gegeven Attribuut van Boorprofiel
Definitie

De gemiddelde laagste grondwaterstand bepaald in het profiel.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik vanaf 0
Regels

De waarde van het attribuut mag niet kleiner zijn dan de waarde van het attribuut gemiddeld hoogste grondwaterstand.
De waarde van het attribuut mag niet groter zijn dan de waarde van het attribuut einddiepte boren van de entiteit Boring.

Toelichting

De diepte van het niveau wordt geschat op basis van aspecten als kleur, de aanwezigheid van ijzervlekken of concreties. De terreintoestand en het al dan niet aanwezig zijn van bepaalde planten kunnen bijdragen aan de bepaling. Het kan voorkomen dat de gemiddeld laagste grondwaterstand niet is waargenomen. Gewoonlijk betekent dit ook dat de laagste grondwaterstand niet is bereikt maar in bijzondere gevallen, zoals wanneer de grond recent is opgebracht, kan het zijn dat de stand van het grondwater nog niet tot waarneembare veranderingen in de grond heeft geleid. Het kan ook voorkomen dat het interval waarin de gemiddeld laagste grondwaterstand zich bevindt niet is beschreven of niet is bemonsterd. Wanneer het gegeven niet is waargenomen ontbreekt het gegeven.

6.3.18.9 laag
Type gegeven Associatie van Boorprofiel
Definitie

De laag als onderdeel van het boorprofiel.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1..*
Relatiesoort naam bestaat uit
Relatierol naam laag
Bron Boorprofiel
Doel Laag
6.3.18.10 niet beschreven interval
Type gegeven Associatie van Boorprofiel
Definitie

Het interval dat niet is beschreven als onderdeel van het boorprofiel.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..*
Relatiesoort naam bestaat uit
Relatierol naam niet beschreven interval
Bron Boorprofiel
Doel Niet beschreven interval
6.3.18.11 post-sedimentaire discontinuïteit
Type gegeven Associatie van Boorprofiel
Definitie

De post-sedimentaire discontinuïteit als onderdeel van het boorprofiel.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..*
Relatiesoort naam bestaat uit
Relatierol naam post-sedimentaire discontinuïteit
Bron Boorprofiel
Doel Post-sedimentaire discontinuïteit

6.3.19 Laag

Diagram GrondLaagjeArcheologisch bestanddeelLaagdeelLaag

Type gegeven Entiteit
Definitie

Een interval in het boorprofiel dat als een laag met een bepaalde inhoud beschreven is.

Regels

Exact één van de volgende gegevens moet aanwezig zijn: het attribuut bijzonder materiaal, de entiteit Laagdeel, de entiteit Laagje of de entiteit Grond.

Toelichting

De ondergrond wordt beschouwd als opgebouwd uit lagen en dat zijn homogene eenheden die zich vooral in horizontale richting uitstrekken en in verticale richting duidelijk begrensd zijn. Een laag bestaat in deze versie van de catalogus uit grond of uit bijzonder materiaal; lagen die uit gesteente bestaan vallen buiten het bereik.

Het criterium op basis waarvan een laag in een boorprofiel wordt begrensd varieert. In een boorprofiel dat het resultaat is van de beschrijving van geroerde monsters, vallen de grenzen samen met grenzen tussen monsters en is de laag een beschrijfeenheid. In een boorprofiel dat het resultaat is van de beschrijving van ongeroerde monsters, markeren de grenzen veranderingen in materiaal of structuur en is de laag een genetische eenheid, een eenheid die op een bepaalde manier is ontstaan. Lagen aan of nabij maaiveld, kunnen gevormd zijn door de mens, en heten dan antropogeen. Niet-antropogene lagen zijn gewoonlijk lagen waarvan het materiaal onder gelijke omstandigheden is afgezet. Een uitzondering daarop zijn lagen die gedefinieerd zijn op grond van structuur die na afzetting van het materiaal is ontstaan; die lagen heten post-sedimentair.

6.3.19.1 bovengrens
Type gegeven Attribuut van Laag
Definitie

De diepte van de bovenkant van de laag.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 4.3
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik vanaf 0
Regels

De lagen en niet-beschreven intervallen van een Boorprofiel moeten precies op elkaar aansluiten wanneer de waarde van het attribuut continu bemonsterd van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan ja.
De lagen en niet-beschreven intervallen van een Boorprofiel mogen elkaar niet overlappen wanneer de waarde van het attribuut continu bemonsterd van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan nee.

6.3.19.2 bepaling bovengrens
Type gegeven Attribuut van Laag
Definitie

De manier waarop de bovengrens van de laag is bepaald, met in het geval de grens op een in de monsters waargenomen verandering is gebaseerd een aanduiding van hoe scherp de grens is.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Grensbepaling
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Wanneer de bovengrens samenvalt met het maaiveld of de waterbodem, geldt die als waargenomen.

6.3.19.3 ondergrens
Type gegeven Attribuut van Laag
Definitie

De diepte van de onderkant van de laag.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 4.3
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik vanaf 0
Regels

De ondergrens moet groter zijn dan de bovengrens van de laag.
De ondergrens van de onderste laag mag niet groter zijn dan de waarde van het attribuut einddiepte bemonstering van de entiteit Boring.

Regels IMBRO/A

De ondergrens van de onderste laag mag niet groter zijn dan de waarde van het attribuut einddiepte boren van de entiteit Boring wanneer de waarde van het attribuut einddiepte bemonstering van de entiteit Boring ontbreekt.

6.3.19.4 bepaling ondergrens
Type gegeven Attribuut van Laag
Definitie

De manier waarop de ondergrens van de laag is bepaald, met in het geval de grens op een in de monsters waargenomen verandering is gebaseerd een aanduiding van hoe scherp de grens is.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Grensbepaling
  Type Waardelijst uitbreidbaar
6.3.19.5 antropogeen
Type gegeven Attribuut van Laag
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de laag bestaat uit materiaal dat door de mens is neergelegd of uit natuurlijke grond waarvan de samenhang door de mens volledig is verstoord.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Naam IMBRO/A IndicatieJaNeeOnbekend
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

Het gegeven heeft betrekking op een waarneming en krijgt alleen de waarde ja, wanneer de beschrijver geconstateerd heeft dat de laag antropogeen is.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is dit gegeven niet expliciet vastgelegd. Het gegeven heeft alleen de waarde ja gekregen wanneer dat kon worden afgeleid. Bij archiefgegevens zijn antropogene lagen die uit natuurlijk grond bestaan vaak minder uitgebreid beschreven.

6.3.19.6 type ingreep
Type gegeven Attribuut van Laag
Definitie

De omschrijving van de wijze waarop een antropogene laag is ontstaan.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam TypeIngreep
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut antropogeen niet gelijk is aan ja.
Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardOngeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd en de waarde van het attribuut antropogeen gelijk is aan ja.
Het attribuut mag aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd of geologischUitgebreidGeroerd en de waarde van het attribuut antropogeen gelijk is aan ja.

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A gegevens mag het attribuut aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut antropogeen gelijk is aan ja.

Toelichting

Menselijk ingrijpen leidt tot veranderingen in de samenstelling en de eigenschappen van de ondergrond. Het is van belang het menselijk ingrijpen te typeren om ten minste een globaal beeld te geven van de aard van de verandering.
Bij het beschrijven van geroerde monsters, wordt het gegeven alleen vastgelegd wanneer de waarde bepaald kan worden. De uitvoerder beoordeelt zelf wanneer dat het geval is.

6.3.19.7 bijzonder materiaal
Type gegeven Attribuut van Laag
Definitie

De naam van het materiaal waaruit een laag waarvan de inhoud niet als grond of gesteente wordt beschouwd, bestaat.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam BijzonderMateriaal
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Een laag bestaat uit bijzonder materiaal wanneer meer dan de helft van het volume uit bijzonder materiaal bestaat. Dat materiaal kan zowel natuurlijk als antropogeen van aard zijn. Een laag die uit bijzonder materiaal bestaat wordt minder uitgebreid beschreven dan een laag die uit grond of gesteente bestaat.

6.3.19.8 post-sedimentair
Type gegeven Attribuut van Laag
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de laag die niet-antropogeen is een eenheid is die gedefinieerd is op grond van structuur die na afzetting van het materiaal is ontstaan.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer het attribuut bijzonder materiaal aanwezig is.
Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Regels IMBRO/A

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief, en dat is onder IMBRO/A altijd het geval.

Toelichting

Na afzetting kan de laagopbouw van sedimenten veranderen door processen die op de grond inwerken. Het gegeven geeft aan of door het optreden van een dergelijk verandering een interval is ontstaan dat als een aparte laag wordt onderscheiden.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is dit gegeven niet vastgelegd.

6.3.19.9 horizontcode
Type gegeven Attribuut van Laag
Definitie

De code van de horizont waarvan de laag deel uitmaakt volgens de Nederlandse bodemkundige classificatie.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Horizontcode
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer het attribuut bijzonder materiaal aanwezig is.

Toelichting

Een laag kan deel uitmaken van een bodemhorizont of daarmee samenvallen. Het gegeven wordt alleen vastgelegd wanneer dat in de context van het onderzoek relevant is.

6.3.19.10 beworteld
Type gegeven Attribuut van Laag
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de laag wortels of resten van wortels bevat.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Naam IMBRO/A IndicatieJaNeeOnbekend
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer het attribuut bijzonder materiaal aanwezig is.
Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Het kan hier gaan om levende zowel als dode wortels.

6.3.19.11 menselijk spoor
Type gegeven Attribuut van Laag
Definitie

Een verstoring van de opbouw van de laag die herkend wordt als het gevolg van de aanwezigheid van de mens.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam MenselijkSpoor
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut antropogeen gelijk is aan ja.

Regels IMBRO/A

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief, en dat is onder IMBRO/A altijd het geval.

Toelichting

Het gegeven geeft, in het geval de opbouw van een laag enigszins is verstoord door de aanwezigheid van de mens, wat de aard van de verstoring is. Het gaat om de verstoring van natuurlijke lagen, omdat het gegeven alleen in dat geval toegevoegde waarde heeft.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is het gegeven niet vastgelegd.

6.3.19.12 genetische typering
Type gegeven Attribuut van Laag
Definitie

De typering van de eenheid naar wording, voor zover dat voor een goed begrip relevant is.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam GenetischeTypering
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het gegeven wordt alleen vastgelegd wanneer een laag onder bepaalde omstandigheden is gevormd. Het kan gebruikers direct inzicht geven in de plaats van de eenheid in een geologisch model. Het gegeven heeft eerder een interpretatief dan een beschrijvend karakter, maar het niveau van interpretatie is zo globaal dat iedere beschrijver in het vakgebied geacht wordt over de noodzakelijke kennis te beschikken. Ook zijn deze gegevens het beste direct bij de beschrijving van boormonsters vast te leggen in plaats van achteraf op basis van alleen de boormonsterbeschrijving. Bij de standaard beschrijving wordt een kortere lijst gebruikt dan bij de uitgebreide beschrijving.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is het gegeven niet altijd vastgelegd.

6.3.19.13 interne structuur intact
Type gegeven Attribuut van Laag
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de interne opbouw van de laag intact is.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer het attribuut bijzonder materiaal niet aanwezig is en de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardOngeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Het gegeven heeft alleen betekenis als het om natuurlijke lagen gaat. Het al dan niet intact zijn bepaalt of gegevens over de interne opbouw van een laag voorhanden zijn en dat soort gegevens geeft nadere informatie over het ontstaan van de laag.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is dit gegeven niet vastgelegd.

6.3.19.14 gebioturbeerd
Type gegeven Attribuut van Laag
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de laag vergraven is door organismen die in het milieu van afzetting leefden.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut interne structuur intact gelijk is aan ja en de waarde van het attribuut post-sedimentair gelijk is aan nee.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A gegevens mag het attribuut aanwezig zijn wanneer het attribuut interne structuur intact ontbreekt en het attribuut post-sedimentair ontbreekt.

Toelichting

Het gegeven kan gebruikers inzicht geven in de omstandigheden waaronder de laag is gevormd.

6.3.19.15 scheefstaand
Type gegeven Attribuut van Laag
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de laag scheef staat, terwijl die oorspronkelijk wel (sub-)horizontaal is afgezet.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut interne structuur intact gelijk is aan ja.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Lagen in de ondergrond liggen niet altijd horizontaal. Onder bepaalde omstandigheden worden lagen onder een hoek afgezet en na afzetting kunnen lagen zijn scheefgesteld doordat ze onder druk zijn komen te staan. Het gegeven moet in die context worden begrepen.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is dit gegeven niet vastgelegd.

6.3.19.16 structuur
Type gegeven Attribuut van Laag
Definitie

De interne opbouw van een laag.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..3
Domein
  Naam Structuur
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut interne structuur intact gelijk is aan ja.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A gegevens mag het attribuut aanwezig zijn wanneer het attribuut interne structuur intact ontbreekt.

Toelichting

Het gegeven geeft inzicht in de omstandigheden waaronder de laag is gevormd. In het geval van sedimentaire lagen wordt de interne opbouw bepaald door de processen die tot afzetting hebben geleid. In het geval van post-sedimentaire lagen zijn processen die vanaf het aardoppervlak op de grond inwerken bepalend.

6.3.19.17 verticale trend
Type gegeven Attribuut van Laag
Definitie

Een in de laag waarneembare geleidelijke verticale verandering in de grootte van de korrels en daarmee vergelijkbare elementen of de samenstelling van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..3
Domein
  Naam VerticaleTrend
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut interne structuur intact gelijk is aan ja en de waarde van het attribuut post-sedimentair gelijk is aan nee.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A gegevens mag het attribuut aanwezig zijn wanneer het attribuut interne structuur intact ontbreekt en het attribuut post-sedimentair ontbreekt.

Toelichting

Het gegeven geeft inzicht in de omstandigheden waaronder de laag is gevormd.
IMBRO/A Bij archiefgegevens is naast de geleidelijke verticale verandering ook een afwijking aan de bovenkant of onderkant van de laag in de grootte van de korrels en daarmee vergelijkbare elementen of de samenstelling van het materiaal als verticale trend vastgelegd.

6.3.19.18 archeologisch bestanddeel
Type gegeven Gegevensgroep van Laag
Definitie

Een deel van de grond dat niet tot de bijzondere bestanddelen wordt gerekend en herkend wordt als de rest van een door de mens gemaakt voorwerp of als een spoor van menselijke activiteit.

Juridische status Niet-authentiek
Kardinaliteit 0..5
Gegevensgroeptype Archeologisch bestanddeel
6.3.19.19 laagdeel
Type gegeven Gegevensgroep van Laag
Definitie

Van een laag die niet uit lagen bestaat die in grondsoort verschillen, maar uit anders, meer grillig, gevormde delen die in grondsoort verschillen, een deel dat uit dezelfde grondsoort bestaat.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..4
Gegevensgroeptype Laagdeel
6.3.19.20 laagje
Type gegeven Gegevensgroep van Laag
Definitie

Van een laag die een min of meer regelmatige afwisseling van grondsoorten omvat, het deel dat uit laagjes van dezelfde grondsoort bestaat.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..4
Gegevensgroeptype Laagje
6.3.19.21 grond
Type gegeven Gegevensgroep van Laag
Definitie

De grond waar de laag uit bestaat.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Gegevensgroeptype Grond

6.3.20 Archeologisch bestanddeel

Diagram Archeologisch bestanddeel

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens over een deel van de grond dat niet tot de bijzondere bestanddelen wordt gerekend en herkend wordt als de rest van een door de mens gemaakt voorwerp of als een spoor van menselijke activiteit.

Toelichting

De procedure schrijft voor dat de beschrijver onderscheid probeert te maken tussen antropogene bestanddelen die wel en antropogene bestanddelen die geen betekenis hebben vanuit een archeologisch perspectief. Wanneer ongeroerde monsters archeologisch interessante bestanddelen bevatten kan dat gebruikt als criterium voor het bepalen van laaggrenzen. Omdat een precieze duiding van wat archeologische betekenis heeft niet binnen de expertise van geologische beschrijvers valt, zijn de gegevens niet authentiek.

6.3.20.1 soort bestanddeel
Type gegeven Attribuut van Archeologisch bestanddeel
Definitie

Een categorie van bestanddelen die vanuit archeologisch oogpunt interessant is.

Juridische status Niet-authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam SoortArcheologischBestanddeel
  Type Waardelijst uitbreidbaar
6.3.20.2 percentageklasse
Type gegeven Attribuut van Archeologisch bestanddeel
Definitie

Het procentuele aandeel in het volume van de grond, uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Niet-authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam VolumePercentageklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.

Regels IMBRO/A

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief.

Toelichting

IMBRO/A Het beschrijven van archeologische bestanddelen maakt geen onderdeel uit van de beschrijfprocedure NEN 5104. Wanneer archeologische bestanddelen zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief), is niet bekend hoe het aandeel is bepaald. In dat geval wordt de archiefklasse in plaats van de percentageklasse vastgelegd.

6.3.20.3 archiefklasse
Type gegeven Attribuut van Archeologisch bestanddeel
Definitie

Het aandeel in de grond, uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Niet-authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Archiefklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer het attribuut percentageklasse ontbreekt.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

IMBRO/A Dit gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A, en alleen bij gegevens waarvan niet bekend is hoe het aandeel is uitgedrukt. Dat is het geval wanneer het beschrijven van het bestanddeel geen onderdeel uit maakt van de beschrijfprocedure of wanneer niet bekend is onder welke beschrijfprocedure de boormonsterbeschrijving tot stand is gekomen.
Het beschrijven van archeologische bestanddelen maakt geen onderdeel uit van de procedure NEN 5104. Wanneer archeologische bestanddelen zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief), is niet bekend hoe het aandeel is bepaald. In dat geval wordt de archiefklasse in plaats van de percentageklasse vastgelegd. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.

6.3.21 Laagdeel

Diagram GrondLaagdeel

Type gegeven Entiteit
Definitie

Van een laag die niet uit lagen bestaat die in grondsoort verschillen, maar uit anders, meer grillig, gevormde delen die in grondsoort verschillen, de gegevens over een deel dat uit dezelfde grondsoort bestaat.

Regels
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer het attribuut bijzonder materiaal aanwezig is.
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut interne structuur intact niet gelijk is aan ja.
Toelichting

Sommige lagen worden door syn- of post-sedimentaire processen dermate verstoord dat ze niet goed als laag of lagen beschreven kunnen worden. Voorbeelden zijn sterk gekryoturbeerde of doorgraven intervallen waarin twee of meer soorten grond een grillige samenhang vertonen. Ook zeer grillige inspoelingslagen kunnen op deze wijze in twee of meer laagdelen beschreven worden.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht zijn onregelmatig vervormde lagen niet als laagdelen beschreven en is dit gegeven niet vastgelegd.

6.3.21.1 laagaandeel
Type gegeven Attribuut van Laagdeel
Definitie

Het aandeel in het volume van de laag.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.0
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
Regels

De som van de laagaandelen moet gelijk zijn aan 100.

Toelichting

Het aandeel wordt geschat.

6.3.21.2 grond
Type gegeven Gegevensgroep van Laagdeel
Definitie

De grond waar het laagdeel uit bestaat.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Gegevensgroeptype Grond

6.3.22 Laagje

Diagram GrondLaagje

Type gegeven Entiteit
Definitie

Van een laag die een min of meer regelmatige afwisseling van grondsoorten omvat, de gegevens over het deel dat uit laagjes van dezelfde grondsoort bestaat.

Regels
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer het attribuut bijzonder materiaal aanwezig is.
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd of geologischUitgebreidGeroerd.
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardOngeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en de waarde van het attribuut interne structuur intact nietgelijk is aan janee.
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardOngeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en het attribuut interne structuur ontbreekt.
Regels IMBRO/A
  • Voor IMBRO/A gegevens De entiteit mag het attribuutniet aanwezig zijn wanneer het attribuut interne structuur intact ontbreektde waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief.
Toelichting

Wanneer een laag is beschreven als een afwisseling van laagjes die in grondsoort van elkaar verschillen, geeft dat aan dat de laag is gevormd in een milieu van afzetting waarin de omstandigheden met regelmaat veranderen, zoals in een getijdegebied.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht zijn van de heterogeen gelaagde lagen die als laagjes zijn beschreven 2twee typen laagjes beschreven. Het laagje met het kleinste aandeel is vaak minder uitgebreid beschreven.
Het beschrijven van laagjes maakt geen onderdeel uit van de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (beschrijfkwaliteit archeologischStandaardArchief), en niet van de beschrijfprocedure NEN 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief). Het gegeven kan eventueel als extra aspect zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen. In dat geval is niet bekend hoe (volgens welke procedure) de laagjes zijn beschreven.

6.3.22.1 laagaandeel
Type gegeven Attribuut van Laagje
Definitie

Het aandeel in het volume van de laag.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.0
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
Regels

De som van de laagaandelen moet gelijk zijn aan 100.

Regels IMBRO/A

Voor IMBRO/A-gegevens mag de som van de laagaandelen niet groter zijn dan 100 wanneer de waarde van het attribuut laagaandeel in ten minste één van de laagjes ontbreekt.

Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

Toelichting

Het aandeel wordt geschat.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A is het aandeel meestal uitgedrukt in een klasse (laagaandeelklasse) en niet als meetwaarde.

6.3.22.2 laagaandeelklasse
Type gegeven Attribuut van Laagje
Definitie

Het aandeel in het volume van de laag, uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Laagaandeelklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief, en de waarde van het attribuut laagaandeel ontbreekt.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer het attribuut laagaandeel aanwezig is.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallenwanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief.
Toelichting

IMBRO/A Dit gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A. Bij een boormonsterbeschrijving die onder SBB (beschrijfkwaliteit geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief) tot stand is gekomen, is het aandeel meestal uitgedrukt in een klasse (laagaandeelklasse) en niet als meetwaarde.
Het beschrijven van laagjes maakt geen onderdeel uit van de beschrijfprocedure NEN 5104. Wanneer laagjes zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief), is niet bekend hoe het aandeel is bepaald. In dat geval wordt de laagaandeelklasse archief vastgelegd.

6.3.22.3 laagaandeelklasse archief
Type gegeven Attribuut van Laagje
Definitie

Het aandeel in de laag, uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Archiefklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
Toelichting

IMBRO/A Dit gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A, en alleen bij gegevens waarvan niet bekend is hoe het aandeel is bepaald. Dat is het geval wanneer het beschrijven van laagjes geen onderdeel uit maakt van de beschrijfprocedure of wanneer niet bekend is onder welke beschrijfprocedure de boormonsterbeschrijving tot stand is gekomen.
Het beschrijven van laagjes maakt geen onderdeel uit van de procedure NEN 5104. Wanneer laagjes zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief), is niet bekend hoe het aandeel is bepaald. In dat geval wordt de laagaandeelklasse archief vastgelegd. Het aandeel moet beschouwd worden als indicatief.

6.3.22.4 laagdikteklasse
Type gegeven Attribuut van Laagje
Definitie

De voor het laagje kenmerkende dikte, uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Laagdikteklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels IMBRO/A
  • De waarde van het attribuut mag niet gelijk zijn aan ergDunGelamineerd, dunGelamineerd, dikGelamineerd, ergDunGelaagd en dunGelaagd wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchiefgeologischNEN5104Archief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief, en dat is onder IMBRO/A altijd het geval.
Toelichting

IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is een andere indeling gehanteerd.

6.3.22.5 genetische typering
Type gegeven Attribuut van Laagje
Definitie

De typering van de eenheid naar wording, voor zover dat voor een goed begrip relevant is.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam GenetischeTypering
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het gegeven wordt alleen vastgelegd wanneer een laag onder bepaalde omstandigheden is gevormd. Het kan gebruikers direct inzicht geven in de plaats van de eenheid in een geologisch model. Het gegeven heeft eerder een interpretatief dan een beschrijvend karakter, maar het niveau van interpretatie is zo globaal dat iedere beschrijver in het vakgebied geacht wordt over de noodzakelijke kennis te beschikken. Ook zijn deze gegevens het beste direct bij de beschrijving van boormonsters vast te leggen in plaats van achteraf op basis van alleen de boormonsterbeschrijving.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is de genetische typering meestal vastgelegd op het niveau van de Laag.

6.3.22.6 grond
Type gegeven Gegevensgroep van Laagje
Definitie

De grond waar het laagje uit bestaat.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Gegevensgroeptype Grond

6.3.23 Grond

Diagram FractieverdelingDierlijk fossielSedimentlensInsluitselVlekMunsellkleurOrganische fractieSchelpenfractieZandfractieBrokjeAfwijkend laagjeBijzonder bestanddeelGrindfractieGrond

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens over de grond waar de eenheid uit bestaat.

6.3.23.1 geologische grondsoort
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

De naam van de grondsoort vanuit geologisch perspectief.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam GeologischeGrondsoort
  Type Waardelijst uitbreidbaar
  Identificerend gegeven Waarde
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief.
Toelichting

Voor de geoloog staat bij het benoemen van de grondsoort de samenstelling van het materiaal centraal. De gebruikte classificatie is een in de Standaard Boor Beschrijvingsmethode SBB 6 beschreven uitbreiding van de driehoeksystematiek die de basis vormt van de tot 2019 algemeen gebruikte norm NEN 5104.
IMBRO/A Voor de invoering van de Standaard Boor Beschrijvingsmethode 6 werden schelprijke gronden op een andere manier geclassificeerd (geologische grondsoort schelpen); het aandeel schelpen werd bepaald zonder het schelpgruis (stukjes schelp kleiner dan 2 mm) mee te nemen.
Vanaf Standaard Boor Beschrijvingsmethode 6 worden schelprijke gronden geclassificeerd op basis van het aandeel schelpmateriaal, inclusief het schelpgruis.
Bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen is de grondsoort volgens NEN 5104 geclassificeerd. In dat geval is de grondsoort NEN5104 in plaats van de geologische grondsoort vastgelegd.

6.3.23.2 geotechnische grondsoort
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

De naam van de grondsoort vanuit geotechnisch perspectief.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam GeotechnischeGrondsoort
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut geologische grondsoort een waarde uit de categorie schelprijke grond of bijzondere grond is.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut geologische grondsoort gelijk is aan blokken.
  • Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischNEN5104Archief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief, en dat is onder IMBRO/A altijd het geval.
Toelichting

De namen van grondsoorten zijn het resultaat van de afspraken die zijn vastgelegd in de beschrijfprocedure NEN-EN-ISO 14688-1:2019+NEN 8990:2020 nl en zijn bepaald volgens het stroomschema opgenomen in NEN 8990:2020 nl. Het gegeven wordt vastgelegd om de gegevens beter bruikbaar te maken voor toepassing in de geotechniek. Voor de geotechnicus staat bij het benoemen van de grondsoort niet de samenstelling, maar het gedrag centraal.
Schelprijke gronden, vulkanisch as, diatomiet, dy, ijzeroer, kalkgyttja (bijzondere gronden) en blokken worden vanuit geotechnisch perspectief niet als grondsoort benoemt.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A is dit gegeven niet vastgelegd.

6.3.23.3 grondsoort NEN5104
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

De naam van de grondsoort volgens de systematiek die gebaseerd is op NEN 5104.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam GrondsoortNEN5104
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
Toelichting

IMBRO/A Dit gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A, en alleen bij gegevens die zijn beschreven onder NEN 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief).
De lijst met grondsoorten is gebaseerd op de classificatie volgens NEN 5104, maar is uitgebreid om beter aan te sluiten bij de geologische praktijk. Grondsoorten die in eerste instantie als veen geclassificeerd zouden moeten worden, worden nader gespecificeerd (veen, bruinkool, detritus, dy en gyttja). Schelpen (groter dan 2 mm) zijn volgens NEN 5104 onderdeel van de grindfractie, en schelpgruis (kleiner dan 2 mm) onderdeel van de zandfractie. Voor aansluiting met de geologische praktijk is de grondsoort Schelpen toegevoegd. Tot slot zijn grondsoorten toegevoegd waarvan de bijmengsels niet zijn bepaald.
In de omschrijving is een beschrijving van de grondsoort opgenomen. Voor de classificatie en precieze definitie wordt verwezen naar de norm NEN 5104.

6.3.23.4 grindgehalteklasse
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

Het gehalte aan grind uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Grindgehalteklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut geologische grondsoort gelijk is aan een waarde uit de categorie schelprijke grond, organische grond, grindarme minerale grond of bijzondere grond is.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallenwanneer de waarde van het attribuut geologische grondsoort gelijk is aan een waarde uit de categorie zeer grove grond of grindrijke minerale grond.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut grondsoort NEN5104 niet gelijk is aan blokken, keienNietGespecificeerd, keitjesNietGespecificeerd, grindNietGespecificeerd, siltigGrind, zandigGrind, zwakZandigGrind, matigZandigGrind, sterkZandigGrind of uiterstZandigGrind.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut grondsoort NEN5104 gelijk is aan
    blokken, keienNietGespecificeerd, keitjesNietGespecificeerd, grindNietGespecificeerd, siltigGrind, zandigGrind, zwakZandigGrind, matigZandigGrind, sterkZandigGrind of uiterstZandigGrind.
Toelichting

Het gehalte aan grind wordt altijd geschat. Het gegeven wordt apart vastgelegd wanneer het gehalte minder is dan 30 % (grindarme grond). Daarboven bepaalt het gehalte de naam van de grondsoort.
IMBRO/A Volgens NEN 5104 worden schelpen (fragmenten en hele schelpen) beschreven als onderdeel van de grindfractie. Wanneer de grindfractie is beschreven bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief) tot stand is gekomen zal dit in de praktijk meestal alleen grind zijn.

6.3.23.5 glimmergehalteklasse
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

Het aandeel glimmer in het volume van de grond, uitgedrukt in een percentageklasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Glimmergehalteklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief of geologischNEN5104Archief.
Toelichting

IMBRO/A Het beschrijven van glimmers maakt geen onderdeel uit van de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASB, beschrijfkwaliteit archeologischStandaardArchief), en niet van de beschrijfprocedure NEN 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief). Het gegeven kan eventueel als extra aspect zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen. In dat geval is niet bekend hoe (volgens welke procedure) het aandeel is bepaald, en wordt de glimmergehalteklasse archief vastgelegd.

6.3.23.6 glimmergehalteklasse archief
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

Het aandeel glimmer in de grond, uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Archiefklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
Toelichting

IMBRO/A Dit gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A, en alleen bij gegevens waarvan niet bekend is hoe het aandeel is uitgedrukt. Dat is het geval wanneer het beschrijven van het bestanddeel geen onderdeel uit maakt van de beschrijfprocedure of wanneer niet bekend is onder welke beschrijfprocedure de boormonsterbeschrijving tot stand is gekomen.
Het beschrijven van glimmers maakt geen onderdeel uit van de procedure NEN 5104. Wanneer glimmers zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief) is niet bekend hoe het aandeel is bepaald. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.

6.3.23.7 organischestofgehalteklasse
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

Het gehalte aan organische stof uitgedrukt in een klasse volgens NEN-EN-ISO 14688-1.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Organischestofgehalteklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut geotechnische grondsoort gelijk is aan detritus, zwakZandigeDetritus, sterkZandigeDetritus, siltigeDetritus, kleiigeDetritus, humus, zwakZandigeHumus, sterkZandigeHumus, siltigeHumus, kleiigeHumus, veen, zwakZandigVeen, sterkZandigVeen, siltigVeen, kleiigVeen, bruinkool of gyttja.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer het attribuut geotechnische grondsoort ontbreekt.
  • Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.
Toelichting

Het aandeel organische stof wordt volgens NEN-EN-ISO 14688-1 bepaald op basis van waarneembare en voelbare eigenschappen. De organischestofgehalteklasse wordt niet bepaald als de grond is geclassificeerd als organische grond en de primaire fractie uit veen, humus, detritus, bruinkool of gyttja bestaat.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is dit gegeven niet vastgelegd.

6.3.23.8 organischestofgehalteklasse NEN5104
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

Het gehalte aan organisch materiaal volgens NEN 5104 uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam OrganischestofgehalteklasseNEN5104
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut geologische grondsoort gelijk is aan een waarde uit de categorie zeer grove grond, grindrijke minerale grond, schelprijke grond, grindarme minerale grond of bijzondere grond.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut geologische grondsoort gelijk is aan een waarde uit de categorie organische grond. Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut grondsoort NEN 5104 niet gelijk is aan veenNietGespecificeerd, mineraalrijkVeen, mineraalarmVeen, kleiigVeen, zwakKleiigVeen, sterkKleiigVeen, zandigVeen, zwakZandigVeen, sterkZandigVeen, bruinkoolNietGespecificeerd, mineraalrijkeBruinkool, mineraalarmeBruinkool, kleiigeBruinkool, zwakKleiigeBruinkool, sterkKleiigeBruinkool, zandigeBruinkool, zwakZandigeBruinkool, sterkZandigeBruinkool, detritusNietGespecificeerd, mineraalrijkeDetritus, mineraalarmeDetritus, kleiigeDetritus, zwakKleiigeDetritus, sterkKleiigeDetritus, zandigeDetritus, zwakZandigeDetritus, sterkZandigeDetritus, gyttjaNietGespecificeerd, mineraalrijkeGyttja, mineraalarmeGyttja, kleiigeGyttja, zwakKleiigeGyttja, sterkKleiigeGyttja, zandigeGyttja, zwakZandigeGyttja, sterkZandigeGyttja of dy.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut grondsoort NEN 5104 gelijk is aan veenNietGespecificeerd, mineraalrijkVeen, mineraalarmVeen, kleiigVeen, zwakKleiigVeen, sterkKleiigVeen, zandigVeen, zwakZandigVeen, sterkZandigVeen, bruinkoolNietGespecificeerd, mineraalrijkeBruinkool, mineraalarmeBruinkool, kleiigeBruinkool, zwakKleiigeBruinkool, sterkKleiigeBruinkool, zandigeBruinkool, zwakZandigeBruinkool, sterkZandigeBruinkool, detritusNietGespecificeerd, mineraalrijkeDetritus, mineraalarmeDetritus, kleiigeDetritus, zwakKleiigeDetritus, sterkKleiigeDetritus, zandigeDetritus, zwakZandigeDetritus, sterkZandigeDetritus, gyttjaNietGespecificeerd, mineraalrijkeGyttja, mineraalarmeGyttja, kleiigeGyttja, zwakKleiigeGyttja, sterkKleiigeGyttja, zandigeGyttja, zwakZandigeGyttja, sterkZandigeGyttja of dy.
Toelichting

In de NEN 5104 classificatie wordt het begrip organische stof gebruikt, maar opgemerkt wordt dat de term is gedefinieerd als organisch materiaal. Het gehalte aan organisch materiaal wordt altijd geschat. Het gegeven wordt apart vastgelegd wanneer het gehalte onder een bepaald percentage ligt. Daarboven bepaalt het gehalte de naam van de grondsoort.

6.3.23.9 schelpmateriaalgehalteklasse
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

Het aandeel schelpmateriaal in het volume van de grond, uitgedrukt in een percentageklasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam VolumePercentageklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de geologische grondsoort een waarde uit de categorie zeer grove grond, grindrijke minerale grond, organische grond, grindarme minerale grond of bijzondere grond is.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de geologische grondsoort een waarde uit de categorie schelprijke grond is. Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief.
Toelichting

Schelpmateriaal bestaat uit gruis, fragmenten en hele schelpen. Het gegeven wordt niet vastgelegd wanneer de naam van de grondsoort al duidelijk maakt dat de grond schelpmateriaal bevat.
IMBRO/A Het beschrijven van schelpen maakt geen onderdeel uit van de beschrijfprocedure NEN 5104. Wanneer het aandeel schelpen is vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief), is niet bekend hoe het aandeel is bepaald. In dat geval wordt de schelpmateriaalgehalteklasse archief vastgelegd.

6.3.23.10 schelpmateriaalgehalteklasse archief
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

Het aandeel schelpmateriaal in de grond, uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Archiefklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief en de waarde van het attribuut grondsoort NEN5104 is niet gelijk aan schelpenNietGespecificeerd, siltigeSchelpen, zandigeSchelpen, zwakZandigeSchelpen, matigZandigeSchelpen, sterkZandigeSchelpen of uiterstZandigeSchelpen.

informatief

  • Het attribuut mag aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief en de waarde van het attribuut grondsoort NEN5104 is gelijk aan schelpenNietGespecificeerd, siltigeSchelpen, zandigeSchelpen, zwakZandigeSchelpen, matigZandigeSchelpen, sterkZandigeSchelpen of uiterstZandigeSchelpen.
Toelichting

IMBRO/A Het is niet bekend of het schelpmateriaal inclusief of exclusief schelpgruis betreft. Dit gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A, en alleen bij gegevens waarvan niet bekend is hoe het aandeel is uitgedrukt. Dat is het geval wanneer het beschrijven van het bestanddeel geen onderdeel uit maakt van de beschrijfprocedure of wanneer niet bekend is onder welke beschrijfprocedure de boormonsterbeschrijving tot stand is gekomen.
Het beschrijven van schelpen maakt geen onderdeel uit van de procedure NEN 5104. Wanneer schelpen zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief) is niet bekend hoe het aandeel is bepaald. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.

6.3.23.11 zeer grove fractie gehalteklasse
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

Het aandeel korrels die groter zijn dan 63 millimeter in de massa van de grond, uitgedrukt in een percentageklasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..2
Domein
  Naam ZeerGroveFractieGehalteklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief.
Toelichting

Bij zeer grove gronden maakt de naam van de grondsoort al duidelijk dat de grond zeer grof materiaal bevat en wordt alleen de tweede fractie vastgelegd.
In het geval er geen zeer grof materiaal in de opgeboorde grond aanwezig is wordt de waarde geenZeerGroveFractie vastgelegd.
IMBRO/A Het beschrijven van de zeer grove fractie maakt geen onderdeel uit van de beschrijfprocedure NEN 5104. Wanneer de zeer grove fractie is vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief), is niet bekend hoe het aandeel is bepaald. In dat geval wordt de zeer grove fractie gehalteklasse archief vastgelegd.

6.3.23.12 zeer grove fractie gehalteklasse archief
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

Het aandeel korrels die groter zijn dan 63 millimeter in de grond, uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..2
Domein
  Naam ZeerGroveFractieGehalteklasseArchief
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer het attribuut zeer grove fractie gehalteklasse aanwezig is.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.

informatief

  • Het attribuut mag aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief.
Toelichting

IMBRO/A Dit gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A, en alleen bij gegevens waarvan niet bekend is hoe het aandeel is uitgedrukt. Dat is het geval wanneer het beschrijven van het bestanddeel geen onderdeel uit maakt van de beschrijfprocedure of wanneer niet bekend is onder welke beschrijfprocedure de boormonsterbeschrijving tot stand is gekomen.
Het beschrijven van zeer grof materiaal maakt geen onderdeel uit van de procedure NEN 5104. Wanneer de zeer grove fractie is vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen is niet bekend hoe het aandeel is bepaald. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.

6.3.23.13 glauconietgehalteklasse
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

Het deel van het volume van de grond dat uit glauconiet bestaat, uitgedrukt in een percentageklasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam VolumePercentageklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief of geologischNEN5104Archief.
Toelichting

IMBRO/A Het beschrijven van glauconiet maakt geen onderdeel uit van de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (beschrijfkwaliteit archeologischStandaardArchief), en niet van de beschrijfprocedure NEN 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief). Het gegeven kan eventueel als extra aspect zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen. In dat geval is niet bekend hoe (volgens welke procedure) het aandeel is bepaald en wordt de glaucietgehalteklasse archief vastgelegd.

6.3.23.14 glauconietgehalteklasse archief
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

Het deel van de grond dat uit glauconiet bestaat, uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Archiefklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
Toelichting

IMBRO/A Dit gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A, en alleen bij gegevens waarvan niet bekend is hoe het aandeel is uitgedrukt. Dat is het geval wanneer het beschrijven van het bestanddeel geen onderdeel uit maakt van de beschrijfprocedure of wanneer niet bekend is onder welke beschrijfprocedure de boormonsterbeschrijving tot stand is gekomen.
Het beschrijven van glauconiet maakt geen onderdeel uit van de procedure NEN 5104. Wanneer glauconiet is vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen is niet bekend hoe het aandeel is bepaald. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.

6.3.23.15 kalkgehalteklasse
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

Het gehalte aan koolzure kalk uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Kalkgehalteklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels IMBRO/A
  • De waarde van het attribuut mag niet gelijk zijn aan kalkloos, zwakKalkhoudend, kalkhoudend en kalkrijk, wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischNEN5104Archief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief, en dat is onder IMBRO/A altijd het geval.
Toelichting

Het kalkgehalte wordt geschat naar de mate van opbruisen met verdund zoutzuur (10 % HCl). Het gegeven wordt altijd vastgelegd, ook wanneer de grond uit schelpmateriaal of kalk bestaat.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A is een andere indeling gehanteerd.

6.3.23.16 kleur
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

De kleur van de grond.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Kleur
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

De kleur wordt beschreven aan de hand van drie aspecten, dat zijn de hoofdkleur, tweede kleur en intensiteit. Het bepalen van kleur kent een zekere mate van subjectiviteit wanneer dat gebeurt zonder gebruik te maken van hulpmiddelen en dat is het geval bij de standaardmanier van beschrijven. Bij de uitgebreide manier wordt gebruikt gemaakt van een kleurenkaart. Om de namen van kleuren een meer objectieve basis te geven, is de vertaling naar de codes van de Munsell kleurenkaarten voor grond en gesteente opgenomen in de waardelijst (Munsell Soil Color Chart en Munsell Rock Color Chart).
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht zijn de tweede kleur en intensiteit vaak niet beschreven, en is er geen gebruik gemaakt van een kleurenkaart. In enkele gevallen gaat het om een combinatie van twee kleuren.

6.3.23.17 gevlekt
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de grond vlekken vertoont.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardOngeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallenwanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd of geologischUitgebreidGeroerd.
Regels IMBRO/A

Het attribuut mag aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.

Toelichting

Het voorkomen van vlekken is een aanwijzing voor verandering van de chemische samenstelling van de grond na afzetting van het sediment.

6.3.23.18 consistentie fijne grond
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

De stijfheid van fijne grond uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam ConsistentieFijneGrond
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut magmoet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardOngeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd en de waarde van het attribuut geologische grondsoort gelijk is aan zwakSiltigeKlei, matigSiltigeKlei, sterkSiltigeKlei, uiterstSiltigeKlei, zwakZandigeKlei, matigZandigeKlei, sterkZandigeKlei, zwakZandigeLeem of sterkZandigeLeem.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut geologische grondsoort niet gelijk is aan zwakSiltigeKlei, matigSiltigeKlei, sterkSiltigeKlei, uiterstSiltigeKlei, zwakZandigeKlei, matigZandigeKlei, sterkZandigeKlei, zwakZandigeLeem of sterkZandigeLeem.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief en de waarde van het attribuut geologische grondsoort NEN5104 niet gelijk is aan kleiNietGespecificeerd, siltigeKlei, zwakSiltigeKlei, matigSiltigeKlei, sterkSiltigeKlei, uiterstSiltigeKlei, zandigeKlei, zwakZandigeKlei, matigZandigeKlei, sterkZandigeKlei, leemNietGespecificeerd, zwakZandigeLeem of sterkZandigeLeem.
  • De waarde van het attribuut mag niet gelijk zijn aan zeerSlap, slap, stevig, stijf en zeerStijf wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischNEN5104Archief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief, en dat is onder IMBRO/A altijd het geval.
Toelichting

Bij het beschrijven van geroerde monsters, wordt het gegeven alleen vastgelegd wanneer de waarde bepaald kan worden. De uitvoerder beoordeelt zelf wanneer dat het geval is.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A is een andere indeling gehanteerd.

6.3.23.19 consistentie organische grond
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

De stijfheid van organische grond uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam ConsistentieOrganischeGrond
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut magmoet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardOngeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd en de geologische grondsoort een waarde uit de categorie organische grond is.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de geologische grondsoort een waarde uit de categorie zeer grove grond, grindrijke minerale grond, schelprijke grond, grindarme minerale grond of bijzondere grond is.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut mag aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief en de geologische grondsoort een waarde uit de categorie organische grond is. Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut grondsoort NEN5104 niet gelijk is aan veenNietGespecificeerd, mineraalrijkVeen, mineraalarmVeen, kleiigVeen, zwakKleiigVeen, sterkKleiigVeen, zandigVeen, zwakZandigVeen, sterkZandigVeen, bruinkoolNietGespecificeerd, mineraalarmeBruinkool, kleiigeBruinkool, zwakKleiigeBruinkool, sterkKleiigeBruinkool, zandigeBruinkool, zwakZandigeBruinkool, sterkZandigeBruinkool, detritusNietGespecificeerd, mineraalarmeDetritus, kleiigeDetritus, zwakKleiigeDetritus, sterkKleiigeDetritus, zandigeDetritus, zwakZandigeDetritus, sterkZandigeDetritus, gyttjaNietGespecificeerd, mineraalarmeGyttja, kleiigeGyttja, zwakKleiigeGyttja, sterkKleiigeGyttja, zandigeGyttja, zwakZandigeGyttja, sterkZandigeGyttja of dy.
Toelichting

Bruinkool heeft altijd de waarde vast. Bij het beschrijven van geroerde monsters, wordt het gegeven alleen vastgelegd wanneer de waarde bepaald kan worden. De uitvoerder beoordeelt zelf wanneer dat het geval is.

6.3.23.20 sedimentair fenomeen
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

Een verschijnsel dat specifieke informatie geeft over de omstandigheden waaronder de laag is gevormd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam SedimentairFenomeen
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd of geologischUitgebreidGeroerd.
Regels IMBRO/A

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischNEN5104Archief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief, en dat is onder IMBRO/A altijd het geval.

Toelichting

Het gegeven wordt alleen vastgelegd bij de beschrijving van ongeroerde monsters.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is dit gegeven niet vastgelegd.

6.3.23.21 textuur organische grond
Type gegeven Attribuut van Grond
Definitie

De mate van vezeligheid van organische grond uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam TextuurOrganischeGrond
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut geologische grondsoort niet gelijk is aan mineraalarmVeen, zwakKleiigVeen, sterkKleiigVeen, zwakZandigVeen, sterkZandigVeen, mineraalarmeDetritus, zwakKleiigeDetritus, sterkKleiigeDetritus, zwakZandigeDetritus of sterkZandigeDetritus.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut grondsoort NEN5104 niet gelijk is aan veenNietGespecificeerd, mineraalrijkVeen, mineraalrijkVeen, mineraalarmVeen, kleiigVeen, zwakKleiigVeen, sterkKleiigVeen, zandigVeen, zwakZandigVeen, sterkZandigVeen, bruinkoolNietGespecificeerd, mineraalrijkeBruinkool, mineraalarmeBruinkool, kleiigeBruinkool, zwakKleiigeBruinkool, sterkKleiigeBruinkool, zandigeBruinkool, zwakZandigeBruinkool, sterkZandigeBruinkool, detritusNietGespecificeerd, mineraalrijkeDetritus, mineraalarmeDetritus, kleiigeDetritus, zwakKleiigeDetritus, sterkKleiigeDetritus, zandigeDetritus, zwakZandigeDetritus, sterkZandigeDetritus, gyttjaNietGespecificeerd, mineraalrijkeGyttja, mineraalarmeGyttja, kleiigeGyttja, zwakKleiigeGyttja, sterkKleiigeGyttja, zandigeGyttja, zwakZandigeGyttja, sterkZandigeGyttja of dy.
  • De waarde van het attribuut mag niet gelijk zijn aan amorf, pseudoVezelig, pseudoVezeligFijn, pseudoVezeligGrof, vezelig, vezeligFijn en vezeligGrof, wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischNEN5104Archief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief, en dat is onder IMBRO/A altijd het geval.
Toelichting

De textuur wordt bepaald voor organische gronden, met uitzondering van bruinkoolveen en gyttjadetritus. Bruinkool bestaat uit een vast mengsel van vezels en amorfe massa en gyttja is per definitie amorf. Bij het beschrijven van organische grondenveen en detritus, wordt het gegeven alleen vastgelegd wanneer de waarde bepaald kan worden. De uitvoerder beoordeelt zelf wanneer dat het geval is.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A is het gegeven niet altijd vastgelegd, en is een andere indeling gehanteerd.

6.3.23.22 bijzonder bestanddeel
Type gegeven Gegevensgroep van Grond
Definitie

De gegevens over het bestanddeel van de grond dat uit materiaal bestaat dat van nature niet of niet algemeen voorkomt, of dat een verbijzondering is van een algemeen voorkomend bestanddeel van grond.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..*
Gegevensgroeptype Bijzonder bestanddeel
6.3.23.23 afwijkend laagje
Type gegeven Gegevensgroep van Grond
Definitie

Van een laag die in hoofdzaak uit een bepaalde grondsoort bestaat maar waarin een of meer laagjes van een ander natuurlijk materiaal voorkomen, een deel dat uit laagjes van een ander materiaal en met een bepaalde dikte bestaat.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..4
Gegevensgroeptype Afwijkend laagje
6.3.23.24 brokje
Type gegeven Gegevensgroep van Grond
Definitie

Een voorkomen in grond van brokjes van een afwijkende grondsoort.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..3
Gegevensgroeptype Brokje
6.3.23.25 grindfractie
Type gegeven Gegevensgroep van Grond
Definitie

Het deel van de grond dat uit grind bestaat.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Gegevensgroeptype Grindfractie
6.3.23.26 zandfractie
Type gegeven Gegevensgroep van Grond
Definitie

Het deel van de grond dat uit zand bestaat.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Gegevensgroeptype Zandfractie
6.3.23.27 schelpenfractie
Type gegeven Gegevensgroep van Grond
Definitie

Het deel van de grond dat uit schelpmateriaal bestaat.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Gegevensgroeptype Schelpenfractie
6.3.23.28 schelpenfractie archief
Type gegeven Gegevensgroep van Grond
Definitie

Het deel van de grond dat uit schelpmateriaal bestaat.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Gegevensgroeptype Schelpenfractie archief
6.3.23.29 organische fractie
Type gegeven Gegevensgroep van Grond
Definitie

Het deel van de grond dat uit organisch materiaal bestaat.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Gegevensgroeptype Organische fractie
6.3.23.30 munsellkleur
Type gegeven Gegevensgroep van Grond
Definitie

De kleur volgens het Munsell-systeem.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Gegevensgroeptype Munsellkleur
6.3.23.31 vlek
Type gegeven Gegevensgroep van Grond
Definitie

De gegevens van de vlekken die een bepaalde kleur hebben.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..3
Gegevensgroeptype Vlek
6.3.23.32 insluitsel
Type gegeven Gegevensgroep van Grond
Definitie

Een of meer geïsoleerde, veelal grillig gevormde en onduidelijk begrensde voorkomens van een afwijkende grondsoort die herkend worden als ontstaan uit vervorming van eerder afgezet sediment.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..3
Gegevensgroeptype Insluitsel
6.3.23.33 sedimentlens
Type gegeven Gegevensgroep van Grond
Definitie

Een of meer geïsoleerde, duidelijk begrensde, lensvormige voorkomens van een afwijkende grondsoort, die herkend worden als in deeltjes afgezet.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..4
Gegevensgroeptype Sedimentlens
6.3.23.34 dierlijk fossiel
Type gegeven Gegevensgroep van Grond
Definitie

Een voorkomen van een bepaalde categorie van fossiele overblijfselen van dieren.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..*
Gegevensgroeptype Dierlijk fossiel
6.3.23.35 fractieverdeling
Type gegeven Gegevensgroep van Grond
Definitie

De samenstelling van de grond beschreven volgens de driehoeksystematiek als een mengsel van organische stof, schelpmateriaal en vier minerale fracties, te weten grind, zand, silt en lutum.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Gegevensgroeptype Fractieverdeling

6.3.24 Bijzonder bestanddeel

Diagram Bijzonder bestanddeel

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens over een deel van de grond dat uit materiaal bestaat dat van nature niet of niet algemeen voorkomt, of dat een verbijzondering is van een algemeen voorkomend bestanddeel van grond.

Toelichting

Het ontbreken van het gegeven betekent dat er geen bijzondere bestanddelen aanwezig zijn.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is het gegeven bij de standaard beschrijving en bij de beschrijving van antropogene grondlagen en heterogeen gelaagde lagen die als laagjes zijn beschreven niet altijd vastgelegd. In deze gevallen kan geen bijzondere betekenis worden gegeven aan het eventueel ontbreken van het gegeven. Bij de beschrijving volgens de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASB) is een kortere lijst gebruikt dan bij de beschrijving volgens de Standaard Boor Beschrijvingsmethode (SBB).

6.3.24.1 soort bestanddeel
Type gegeven Attribuut van Bijzonder bestanddeel
Definitie

De naam van het bijzondere bestanddeel.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam SoortBijzonderBestanddeel
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Bij de standaard beschrijving wordt een kortere lijst gebruikt dan bij de uitgebreide beschrijving.

6.3.24.2 percentageklasse
Type gegeven Attribuut van Bijzonder bestanddeel
Definitie

Het procentuele aandeel in het volume van de grond, uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam VolumePercentageklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief.
Toelichting

IMBRO/A Wanneer bijzondere bestanddelen zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief), is niet bekend hoe het aandeel is bepaald. In dat geval wordt de archiefklasse in plaats van de percentageklasse vastgelegd.

6.3.24.3 archiefklasse
Type gegeven Attribuut van Bijzonder bestanddeel
Definitie

Het aandeel in het volume van de grond, uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Archiefklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer het attribuut percentageklasse ontbreekt.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.
Toelichting

IMBRO/A Dit gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A, en alleen bij gegevens waarvan niet bekend is hoe het aandeel is uitgedrukt. Wanneer bijzondere bestanddelen zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief), is niet bekend hoe het aandeel is bepaald. In dat geval wordt de archiefklasse in plaats van de percentageklasse vastgelegd. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.

6.3.25 Afwijkend laagje

Diagram Afwijkend laagje

Type gegeven Entiteit
Definitie

Van een laag die in hoofdzaak uit een bepaalde grondsoort bestaat maar waarin een of meer laagjes van een ander natuurlijk materiaal voorkomen, de gegevens over een deel dat uit laagjes van een ander materiaal en met een bepaalde dikte bestaat.

Regels
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd of geologischUitgebreidGeroerd.
Regels IMBRO/A
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut kwaliteit beschreven monsters gelijk is aan geroerd.
Toelichting

Het gegeven wordt alleen vastgelegd bij de beschrijving van ongeroerde monsters. Een afwijkend laagje verschilt altijd qua grondsoort van de laag. Afwijkende laagjes verschillen onderling in grondsoort, in laagdikte of in beide.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht zijn afwijkende laagjes niet altijd vastgelegd. Aan het eventueel ontbreken van het gegeven bij archiefgegevens kan geen bijzondere betekenis worden gegeven.

6.3.25.1 soort grond
Type gegeven Attribuut van Afwijkend laagje
Definitie

Het soort grond waaruit de eenheid bestaat, grof getypeerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam SoortGrond
  Type Waardelijst uitbreidbaar
6.3.25.2 soort gesteente
Type gegeven Attribuut van Afwijkend laagje
Definitie

Het soort gesteente waaruit de eenheid bestaat, grof getypeerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam SoortGesteente
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer het attribuut soort grond ontbreekt.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.
6.3.25.3 laagaandeel
Type gegeven Attribuut van Afwijkend laagje
Definitie

Het aandeel in het volume van de laag.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.0
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

Toelichting

Het aandeel wordt geschat.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is het aandeel bijna altijd uitgedrukt in een klasse (laagaandeelklasse) en niet als meetwaarde. Alleen in dat geval heeft het gegeven geen waarde.

6.3.25.4 laagaandeelklasse
Type gegeven Attribuut van Afwijkend laagje
Definitie

Het aandeel in het volume van de laag, uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Laagaandeelklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief, en de waarde van het attribuut laagaandeel ontbreekt.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallenwanneer het attribuut laagaandeel aanwezig is.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief.
Toelichting

IMBRO/A Dit gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A. Bij een boormonsterbeschrijving die onder SBB (beschrijfkwaliteit geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief) tot stand is gekomen, is het aandeel meestal uitgedrukt in een klasse (laagaandeelklasse) en niet als meetwaarde.
Het beschrijven van afwijkende laagjes maakt geen onderdeel uit van de beschrijfprocedure NEN 5104. Wanneer afwijkende laagjes zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief), is niet bekend hoe het aandeel is bepaald. In dat geval wordt de laagaandeelklasse archief vastgelegd.

6.3.25.5 laagaandeelklasse archief
Type gegeven Attribuut van Afwijkend laagje
Definitie

Het aandeel in de laag, uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Archiefklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
Toelichting

IMBRO/A Dit gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A, en alleen bij gegevens waarvan niet bekend is hoe het aandeel is bepaald. Dat is het geval wanneer het beschrijven van laagjes geen onderdeel uit maakt van de beschrijfprocedure of wanneer niet bekend is onder welke beschrijfprocedure de boormonsterbeschrijving tot stand is gekomen.
Het beschrijven van laagjes maakt geen onderdeel uit van de procedure NEN 5104. Wanneer laagjes zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief), is niet bekend hoe het aandeel is bepaald. In dat geval wordt de laagaandeelklasse archief vastgelegd. Het aandeel moet beschouwd worden als indicatief.

6.3.25.6 laagdikteklasse
Type gegeven Attribuut van Afwijkend laagje
Definitie

De voor het laagje kenmerkende dikte, uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Laagdikteklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels IMBRO/A
  • De waarde van het attribuut mag niet gelijk zijn aan ergDunGelamineerd, dunGelamineerd, dikGelamineerd, ergDunGelaagd en dunGelaagd wanneer de waarde van het attribuut beschrijfprocedurekwaliteit van de entiteit Boormonsterbeschrijving nietBoorprofiel gelijk is aan GDN_SBB6v2022archeologischStandaardArchief, geologischNEN5104Archief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief, en dat is onder IMBRO/A altijd het geval.
Toelichting

IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is een andere indeling gehanteerd.

6.3.25.7 kleur
Type gegeven Attribuut van Afwijkend laagje
Definitie

De kleur van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Kleur
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

De kleur wordt vastgelegd wanneer het een onderscheidend kenmerk is. IMBRO/A Aan het eventueel ontbreken van het gegeven bij archiefgegevens kan geen bijzondere betekenis worden gegeven.

6.3.25.8 genetische typering
Type gegeven Attribuut van Afwijkend laagje
Definitie

De typering van de eenheid naar wording, voor zover dat voor een goed begrip relevant is.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam GenetischeTypering
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het gegeven wordt alleen vastgelegd wanneer een laag onder bepaalde omstandigheden is gevormd. Het kan gebruikers direct inzicht geven in de plaats van de eenheid in een geologisch model. Het gegeven heeft eerder een interpretatief dan een beschrijvend karakter, maar het niveau van interpretatie is zo globaal dat iedere beschrijver in het vakgebied geacht wordt over de noodzakelijke kennis te beschikken. Ook zijn deze gegevens het beste direct bij de beschrijving van boormonsters vast te leggen in plaats van achteraf op basis van alleen de boormonsterbeschrijving.

6.3.25.9 verkit
Type gegeven Attribuut van Afwijkend laagje
Definitie

De aanduiding die aangeeft of het materiaal verkit is.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

Het gegeven wordt alleen vastgelegd wanneer dat in de context van het onderzoek relevant is.

6.3.26 Brokje

Diagram Brokje

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens over een voorkomen in grond van brokjes van een afwijkende grondsoort.

Toelichting

Hoe het voorkomen van brokjes van afwijkende grondsoorten moet worden geïnterpreteerd hangt af van de kwaliteit van de beschreven monsters. Wanneer het om ongeroerde monsters gaat, mag men ervan uitgaan dat het een in-situ eigenschap van de grond is en dat de brokjes als zodanig getransporteerd en afgezet zijn. In geroerde monsters zal het voorkomen van brokjes eerder de expressie zijn van vermenging van lagen die in samenstelling van de grond verschillen.
Het ontbreken van het gegeven betekent dat er geen brokjes aanwezig zijn.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is het gegeven bij de standaard beschrijving en bij de beschrijving van antropogene grondlagen en heterogeen gelaagde lagen die als laagjes zijn beschreven niet altijd vastgelegd. In deze gevallen kan geen bijzondere betekenis worden gegeven aan het eventueel ontbreken van het gegeven. Bij de beschrijving volgens de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASB) zijn alleen de zand-, klei- en veenbrokjes beschreven.

6.3.26.1 soort grond
Type gegeven Attribuut van Brokje
Definitie

Het soort grond waaruit de eenheid bestaat, grof getypeerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam SoortGrond
  Type Waardelijst uitbreidbaar
6.3.26.2 grootteklasse
Type gegeven Attribuut van Brokje
Definitie

De grootte van een brokje uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam GrootteklasseBrokje
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardOngeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.
Toelichting

In geroerde monsters zijn de afmetingen van brokjes van geen betekenis, in ongeroerde monsters kunnen zij voor de expert van betekenis zijn bij het bepalen van de omstandigheden waaronder de laag is gevormd.
De grootte van een brokje wordt bepaald aan de hand van de een-na-langste as.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is dit gegeven niet vastgelegd.

6.3.26.3 percentageklasse
Type gegeven Attribuut van Brokje
Definitie

Het procentuele aandeel in het volume van de grond, uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam VolumePercentageklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief.
Toelichting

IMBRO/A Het beschrijven van brokjes maakt geen onderdeel uit van de beschrijfprocedure NEN 5104. Wanneer brokjes zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief), is niet bekend hoe het aandeel is bepaald. In dat geval wordt de archiefklasse in plaats van de percentageklasse vastgelegd.

6.3.26.4 archiefklasse
Type gegeven Attribuut van Brokje
Definitie

Het aandeel in het volume van de grond, uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Archiefklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer het attribuut percentageklasse ontbreekt.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.
Toelichting

IMBRO/A Dit gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A, en alleen bij gegevens waarvan niet bekend is hoe het aandeel is uitgedrukt. Dat is het geval wanneer het beschrijven van het bestanddeel geen onderdeel uit maakt van de beschrijfprocedure of wanneer niet bekend is onder welke beschrijfprocedure de boormonsterbeschrijving tot stand is gekomen. Het beschrijven van brokjes maakt geen onderdeel uit van de procedure NEN 5104. Wanneer brokjes zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief), is niet bekend hoe het aandeel is bepaald. In dat geval wordt de archiefklasse in plaats van de percentageklasse vastgelegd. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.

6.3.26.5 kleur
Type gegeven Attribuut van Brokje
Definitie

De kleur van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Kleur
  Type Waardelijst uitbreidbaar
6.3.26.6 genetische typering
Type gegeven Attribuut van Brokje
Definitie

De typering van de eenheid naar wording, voor zover dat voor een goed begrip relevant is.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam GenetischeTypering
  Type Waardelijst uitbreidbaar
6.3.26.7 verkit
Type gegeven Attribuut van Brokje
Definitie

De aanduiding die aangeeft of het materiaal verkit is.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar

6.3.27 Grindfractie

Diagram GrindbestanddeelGrindfractie

  • De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd (en dat is onder IMBRO/A altijd het geval), en de waarde van het attribuut geologische grondsoort van de entiteit Grond gelijk is aan keienMetGrind, keitjesMetGrind, siltigGrind, zwakZandigGrind, matigZandigGrind, sterkZandigGrind of uiterstZandigGrind.
  • De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd (en dat is onder IMBRO/A altijd het geval), en de waarde van het attribuut grindgehalteklasse van de entiteit Grond gelijk is aan zwakGrindig, matigGrindig of sterkGrindig.
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd (en dat is onder IMBRO/A altijd het geval), en de waarde van het attribuut geologische grondsoort van de entiteit Grond gelijk is aan blokken, keien, keienMetZand, keienMetSilt, keienMetKlei, keitjes, keitjesMetZand, keitjesMetSilt, keitjesMetKlei, asVulkanisch, diatomiet, dy, ijzeroer of kalkgyttja.
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd (en dat is onder IMBRO/A altijd het geval), en de waarde van het attribuut grindgehalteklasse van de entiteit Grond gelijk is aan nietGrindig.

De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens over het deel van de grond dat uit grind bestaat.

Regels
Regels IMBRO/A
  • De entiteit mag aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut geologische grondsoort van de entiteit Grond gelijk is aan grindNietGespecificeerd. Voor IMBRO/A-gegevens mag de entiteit ontbreken wanneer de waarde van het attribuut geologische grondsoort van de entiteit Grond gelijk is aan keienMetGrind, keitjesMetGrind. Voor IMBRO/A-gegevens mag de entiteit ontbreken wanneer de waarde van het attribuut geologische grondsoort van de entiteit Grond gelijk is aan siltigGrind, zwakZandigGrind, matigZandigGrind, sterkZandigGrind of uiterstZandigGrind en de waarde van het attribuut antropogeen van de entiteit Laag gelijk is aan ja. Voor IMBRO/A-gegevens mag de entiteit ontbreken wanneer De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief en de waarde van het attribuut geologische grondsoort van de entiteit Grond gelijk is aan siltigGrind, zwakZandigGrind, matigZandigGrind, sterkZandigGrind of uiterstZandigGrind, en de waarde van het attribuut antropogeen van de entiteit Laag gelijk is aan nee of onbekend, en de entiteit Laagje niet aanwezig is.
  • Voor IMBRO/A gegevens mag de entiteit ontbrekenDe entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief en de waarde van het attribuut geologische grondsoort van de entiteit Grond gelijk is aan siltigGrind, zwakZandigGrind, matigZandigGrind, sterkZandigGrind of uiterstZandigGrind enblokken, keienNietGespecificeerd, keien, keienMetZand, keienMetSilt, keienMetKlei, keitjesNietGespecificeerd, keitjes, keitjesMetZand, keitjesMetSilt, keitjesMetKlei, asVulkanisch, diatomiet, dy, ijzeroer of kalkgyttja.
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief en de waarde van het attribuut grondsoort NEN5104 van de entiteit Grond gelijk is aan blokken, keien en keitjes.
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief en de waarde van het attribuut grindgehalteklasse van de entiteit Grond gelijk is aan nietGrindig of onbekend.
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchiefVoor IMBRO/A-gegevens mag de entiteit ontbreken wanneer en en de waarde van het attribuut grindgehalteklasse van de entiteit Grond gelijk is aan nietGrindig, grindig, zwakGrindig, matigGrindig, sterkGrindig of onbekend.
Toelichting

De grindfractie wordt vastgelegd bij grind en bij grindhoudende gronden.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A is de grindfractie onder de Standaard Boorbeschrijvingsmethode (SBB) niet altijd vastgelegd, en zelden volledig beschreven. Bij een boormonsterbeschrijving die onder SBB (beschrijfkwaliteit geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief) tot stand is gekomen, kan de grindfractie ontbreken bij keienMetGrind, keitjesMetGrind, grindNietGespecificieerd, bij grindhoudende gronden, enlagen (grindgehalteklasse grindig, zwakGrindig, matigGrindig of sterkGrindig), bij antropogene grondlagen en bij heterogeen gelaagde lagen die als laagjes zijn beschreven.
Bij een boormonsterbeschrijving die onder beschrijfprocedure NEN 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief) tot stand is gekomen, kan de grindfractie ontbreken. Volgens NEN 5104 worden schelpen (fragmenten en hele schelpen) beschreven als onderdeel van de grindfractie. Wanneer de grindfractie is beschreven bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen zal dit in de praktijk meestal alleen grind zijn.

Bij een boormonsterbeschrijving die onder de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASB), beschrijfkwaliteit archeologischStandaardArchief) tot stand is gekomen is de grindfractie eventueel alleen vastgelegd bij grind. De grindfractie is bij archiefgegevens niet altijd vastgelegd bij antropogene grondlagen en heterogeen gelaagde lagen die als laagjes zijn beschreven. De grindfractie is zelden volledig beschreven. bij beschreven bij grinden (en niet bij grindhoudende lagen). Onder de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASB) is alleen de grindmediaan(klasse) vastgelegd.

6.3.27.1 grindmediaanklasse
Type gegeven Attribuut van Grindfractie
Definitie

De mediane korrelgrootte in de massa van de grindfractie, uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Grindmediaanklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
  Identificerend gegeven Waarde
Regels IMBRO/A
  • De waarde van het attribuut mag niet gelijk zijn aan fijn, middelgrof en grof, wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischNEN5104Archief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief, en dat is onder IMBRO/A altijd het geval.
Toelichting

IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is een andere indeling gehanteerd.

6.3.27.2 hoekigheid
Type gegeven Attribuut van Grindfractie
Definitie

De hoekigheid van de gemiddelde korrel uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Hoekigheid
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief.
Toelichting

De indeling is naar Powers, 1953 en Hillen & Kruse, 1981. Het gegeven geeft inzicht in het afzettingsmilieu en de herkomst van het materiaal.
Het gegeven is onder IMBRO/A Het beschrijven van de hoekigheid van de korrel maakt geen onderdeel uit van de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASBbeschrijfkwaliteit archeologischStandaardArchief), en niet van de beschrijfprocedure NEN 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief). Het gegeven kan eventueel als extra aspect zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen.

6.3.27.3 fijn grind gehalteklasse
Type gegeven Attribuut van Grindfractie
Definitie

Het aandeel fijn grind in de massa van de grindfractie, uitgedrukt in een percentageklasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam MassaPercentageklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief.
Toelichting

IMBRO/A Het gegeven is onder de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASB) niet vastgelegd.

6.3.27.4 matig grof grind gehalteklasse
Type gegeven Attribuut van Grindfractie
Definitie

Het aandeel matig grof grind in de massa van de grindfractie, uitgedrukt in een percentageklasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam MassaPercentageklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief.
Toelichting

IMBRO/A Het gegeven is onder de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASB) niet vastgelegd.

6.3.27.5 zeer grof grind gehalteklasse
Type gegeven Attribuut van Grindfractie
Definitie

Het aandeel zeer grof grind in de massa van de grindfractie, uitgedrukt in een percentageklasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam MassaPercentageklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.

Regels IMBRO/A
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief.
Toelichting

IMBRO/A Het gegeven is onder de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASB) niet vastgelegd.

6.3.27.6 windkanters aanwezig
Type gegeven Attribuut van Grindfractie
Definitie

De aanduiding die aangeeft of windkanters voorkomen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Naam IMBRO/A IndicatieJaNeeOnbekend
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief.
Toelichting

Windkanters zijn grinden die gedurende lange tijd zijn blootgesteld aan winderosie en daardoor een zeer herkenbare hoekige vorm hebben gekregen. Dit is onafhankelijk van het soort grind, en indicatief voor koude klimatologische omstandigheden. Vaak zijn windkanters gepatineerd.
Het gegeven is onder /del>IMBRO/A De aanduiding van windkanters maakt geen onderdeel uit van de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASBbeschrijfkwaliteit archeologischStandaardArchief), en niet van de beschrijfprocedure NEN 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief). Het gegeven kan eventueel als extra aspect zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen.

6.3.27.7 sfericiteit
Type gegeven Attribuut van Grindfractie
Definitie

De mate van bolrondheid van de gemiddelde korrel ingedeeld op grond van de verhouding tussen de drie dimensies.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Sfericiteit
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.
Toelichting

IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A is dit gegeven niet vastgelegd.

6.3.27.8 bontheid
Type gegeven Attribuut van Grindfractie
Definitie

Het aandeel kleurige korrels in het volume van de grindfractie, uitgedrukt in een percentageklasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Bontheid
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief.
Toelichting

Kleurige korrels zijn doorschijnend, wit, licht- tot donkergrijs of zwart.
Het gegeven is onderIMBRO/A Het beschrijven van de bontheid van de korrels maakt geen onderdeel uit van de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ABSbeschrijfkwaliteit archeologischStandaardArchief), en niet van de beschrijfprocedure NEN 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief). Het gegeven kan eventueel als extra aspect zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen. In dat geval zijn de niet nader gedefinieerde waarden nietBontArchief, matigBontArchief en zeerBontArchief gebruikt.

6.3.27.9 geschatte mediaan
Type gegeven Attribuut van Grindfractie
Definitie

De geschatte mediane korrelgrootte in de massa van de grindfractie.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.0
  Eenheid mm (millimeter)
  Waardebereik 2 tot 63
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallenwanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd of geologischStandaardOngeroerd.
Regels IMBRO/A

Het attribuut mag aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan of archeologischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.

6.3.27.10 grindherkomst
Type gegeven Attribuut van Grindfractie
Definitie

De omschrijving van het systeem dat het grind heeft aangevoerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Grindherkomst
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd of geologischStandaardOngeroerd.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief.
Toelichting

IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is zelden informatie over de herkomst van het grind vastgelegd. Het gegeven is onder de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASB) niet vastgelegd.

6.3.27.11 grindbestanddeel
Type gegeven Gegevensgroep van Grindfractie
Definitie

Een deel van het grind dat uit korrels van een bepaalde categorie bestaat.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..*
Gegevensgroeptype Grindbestanddeel

6.3.28 Grindbestanddeel

Diagram Grindbestanddeel

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens over een deel van het grind dat uit korrels van een bepaalde categorie bestaat.

Regels
  • De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • De entiteit mag aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief, geologischStandaardArchief, geologischUitgebreidArchief.
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief.
Toelichting

IMBRO/A Aan het eventueel ontbreken van het gegeven bij archiefgegevens kan geen bijzondere betekenis worden gegeven. Het gegeven is onder de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASB) niet vastgelegd.

6.3.28.1 soort grind
Type gegeven Attribuut van Grindbestanddeel
Definitie

De op basis van gesteente of mineraal onderscheiden categorie grindkorrels.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam SoortGrind
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

De samenstelling van de grindfractie wordt bij uitgebreide beschrijvingen in detail beschreven. Bij standaardbeschrijvingen wordt gewoonlijk een kortere lijst gebruikt en worden bepaalde categorieën niet onderverdeeld. Het staat de uitvoerder echter vrij bij standaardbeschrijvingen dezelfde lijst te gebruiken als bij uitgebreide beschrijvingen.

6.3.28.2 fractieaandeel
Type gegeven Attribuut van Grindbestanddeel
Definitie

Het aandeel in de massa van de fractie, uitgedrukt in een percentageklasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam MassaPercentageklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd of geologischUitgebreidGeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.

Regels IMBRO/A

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief.

Toelichting

IMBRO/A Het beschrijven van grindbestanddelen maakt geen onderdeel uit van de beschrijfprocedure NEN 5104. Wanneer grindbestanddelen zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief), is niet bekend hoe het aandeel is bepaald. In dat geval wordt het fractieaandeel archief in plaats van het fractieaandeel vastgelegd.

6.3.28.3 fractieaandeel archief
Type gegeven Attribuut van Grindbestanddeel
Definitie

Het aandeel in de grond, uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Niet-authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Archiefklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer het attribuut fractieaandeel ontbreekt.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

IMBRO/A Dit gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A, en alleen bij gegevens waarvan niet bekend is hoe het aandeel is uitgedrukt. Dat is het geval wanneer het beschrijven van het bestanddeel geen onderdeel uit maakt van de beschrijfprocedure of wanneer niet bekend is onder welke beschrijfprocedure de boormonsterbeschrijving tot stand is gekomen.
Het beschrijven van grindbestanddelen maakt geen onderdeel uit van de procedure NEN 5104. Wanneer grindbestanddelen zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief), is niet bekend hoe het aandeel is bepaald. In dat geval wordt het fractieaandeel archief in plaats van het fractieaandeel vastgelegd. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.

6.3.29 Zandfractie

Diagram ZandbestanddeelZandfractie

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens over het deel van de grond dat uit zand bestaat.

Regels
  • De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd (en dat is onder IMBRO/A altijd het geval), en de waarde van het attribuut geologische grondsoort van de entiteit Grond gelijk is aan keienMetZand, keitjesMetZand, zand, kleiigZand, zwakSiltigZand, matigSiltigZand, sterkSiltigZand of uiterstSiltigZand.
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallenwanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd (en dat is onder IMBRO/A altijd het geval), en de waarde van het attribuut geologische grondsoort van de entiteit Grond niet gelijk is aan keienMetZand, keitjesMetZand, zand, kleiigZand, zwakSiltigZand, matigSiltigZand, sterkSiltigZand of uiterstSiltigZand.
Regels IMBRO/A
  • De entiteit magmoet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut geologische grondsoortbeschrijfkwaliteit van de entiteit GrondBoorprofiel gelijk is aan zandNietGespecificeerd. VoorgeologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief (en dat is onder IMBRO/A -gegevens mag de entiteit ontbreken wanneer de waarde vanaltijd het attribuut geologische grondsoort van de entiteit Grond gelijk is aan keienMetZand, keitjesMetZand. Voor IMBRO/A-gegevens mag de entiteit ontbreken wanneer de waarde van het attribuut geologische grondsoort van de entiteit Grond gelijk is aan zand, kleiigZand, zwakSiltigZand, matigSiltigZand, sterkSiltigZand of uiterstSiltigZand en de waarde van het attribuut antropogeen van de entiteit Laag gelijk is aan ja. Voor IMBRO/A-gegevens mag de entiteit ontbreken wanneergeval), en de waarde van het attribuut geologische grondsoort van de entiteit Grond gelijk is aan zand, kleiigZand, zwakSiltigZand, matigSiltigZand, sterkSiltigZand of uiterstSiltigZanden de entiteit Laagje aanwezig is. Voor IMBRO/A-gegevens mag de entiteit ontbreken wanneer de , en de , en de waarde van het attribuut geologische grondsoortantropogeen van de entiteit GrondLaag gelijk is aan zand, kleiigZand, zwakSiltigZand, matigSiltigZand, sterkSiltigZandnee of uiterstSiltigZand enonbekend, en de entiteit Laagje niet aanwezig is.
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief en de waarde van het attribuut geologische grondsoort van de entiteit Grond niet gelijk is aan zandNietGespecificeerd, zand, kleiigZand, zwakSiltigZand, matigSiltigZand, sterkSiltigZand of uiterstSiltigZand.
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief en de waarde van het attribuut grondsoort NEN5104 van de entiteit Grond niet gelijk is aan zandNietGespecificeerd, kleiigZand, siltigZand, zwakSiltigZand, matigSiltigZand, sterkSiltigZand of uiterstSiltigZand.
Toelichting

De zandfractie wordt vastgelegd bij zand en bij keien en keitjes met zand.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A is de zandfractie in een aantal gevallen niet altijd vastgelegd, en zelden volledig beschreven. Bij een boormonsterbeschrijving die onder SBB (beschrijfkwaliteit geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief) tot stand is gekomen, kan de zandfractie ontbreken bij keienMetZand, keitjesMetZand, zandNietGespecificieerd, bij antropogene grondlagen en bij heterogeen gelaagde lagen die als laagjes zijn beschreven en bij beschrijvingen volgens. Bij een boormonsterbeschrijvingen die onder de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASBDe zandfractie is zelden volledig beschreven. ,beschrijfkwaliteit archeologischStandaardArchief) of beschrijfprocedure NEN 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief) tot stand is gekomen, kan de zandfractie ook ontbreken. Bij beschrijvingen volgens de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASB) is alleen de zandmediaan(klasse) vastgelegd. Bij beschrijvingen die onder NEN 5104 tot stand zijn gekomen behoort schelpengruis tot de zandfractie.

6.3.29.1 donkere mineralen gehalteklasse
Type gegeven Attribuut van Zandfractie
Definitie

Het aandeel donkere mineralen in het volume van de zandfractie, uitgedrukt in een percentageklasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam VolumePercentageklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief of geologischNEN5104Archief.
Toelichting

Donkere mineralen zijn (bijna) zwart met soms een groenige waas, mat tot glanzend, niet transparant en lijken qua korrelvorm vaak op glauconietkorrels. Een groot deel van deze mineralen zijn verweerde glauconietkorrels, waardoor ze hun groenige uiterlijk verloren hebben en zwart zijn geworden. Ze onderscheiden zich van de zwarte zandkorrels die als Zandbestanddeel worden vastgelegd.
Voor gegevensIMBRO/A Bij een boormonsterbeschrijving die zijnis aangeleverd in het kader van archiefoverdrachtonder IMBRO/A en tot is gekomen onder SBB (beschrijfkwaliteit geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief), is het aandeel geschat in het volume van de grond.
Het gegevens is onderbeschrijven van de donkere mineralen maakt geen onderdeel uit van de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASB, beschrijfkwaliteit archeologischStandaardArchief), en maakt geen onderdeel uit van de beschrijfprocedure NEN 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief). Wanneer donkere mineralen zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen, is niet bekend hoe het aandeel is bepaald. In dat geval wordt de donkere mineralen gehalteklasse archief vastgelegd.

6.3.29.2 donkere mineralen gehalteklasse archief
Type gegeven Attribuut van Zandfractie
Definitie

Het aandeel donkere mineralen in de zandfractie, uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Archiefklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
Toelichting

IMBRO/A Dit gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A, en alleen bij gegevens waarvan niet bekend is hoe het aandeel is uitgedrukt. Dat is het geval wanneer het beschrijven van het bestanddeel geen onderdeel uit maakt van de beschrijfprocedure of wanneer niet bekend is onder welke beschrijfprocedure de boormonsterbeschrijving tot stand is gekomen. Het beschrijven van donkere mineralen in de zandfractie maakt geen onderdeel uit van de procedure NEN 5104. Wanneer donkere mineralen zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief), is niet bekend hoe (volgens welke procedure) het aandeel is bepaald. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.

6.3.29.3 hoekigheid
Type gegeven Attribuut van Zandfractie
Definitie

De hoekigheid van de gemiddelde korrel uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Hoekigheid
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief.
Toelichting

De indeling is naar Powers, 1953 en Hillen & Kruse, 1981. Het gegeven geeft inzicht in het afzettingsmilieu en de herkomst van het materiaal.
Het gegeven is onderIMBRO/A Het beschrijven van de hoekigheid van de korrel maakt geen onderdeel uit van de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASBbeschrijfkwaliteit archeologischStandaardArchief), en niet van de beschrijfprocedure NEN 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief). Het gegeven kan eventueel als extra aspect zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen.

6.3.29.4 zandmediaanklasse
Type gegeven Attribuut van Zandfractie
Definitie

De mediane korrelgrootte in de massa van de zandfractie, uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Zandmediaanklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels IMBRO/A
  • De waarde van het attribuut mag niet gelijk zijn aan fijn63tot105um, fijn105tot150um, fijn150tot200um, middelgrof200tot300um, middelgrof300tot420um, middelgrof420tot630um en grof630tot2000um, wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischNEN5104Archief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief, en dat is onder IMBRO/A altijd het geval.
Toelichting

IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is een andere indeling gehanteerd.

6.3.29.5 zandspreiding
Type gegeven Attribuut van Zandfractie
Definitie

De mate van variatie in de grootte van de zandkorrels uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Zandspreiding
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief.
Toelichting

IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is een andere indeling gehanteerd. Het gegeven is onder de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASB) niet vastgelegd.

6.3.29.6 bontheid
Type gegeven Attribuut van Zandfractie
Definitie

Het aandeel kleurige korrels in het volume van de zandfractie, uitgedrukt in een percentageklasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Bontheid
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief.
Toelichting

Kleurige korrels zijn doorschijnend, wit, licht- tot donkergrijs of zwart.
Het gegevens is onderIMBRO/A Het beschrijven van de bontheid van de korrels maakt geen onderdeel uit van de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASBbeschrijfkwaliteit archeologischStandaardArchief), en niet van de beschrijfprocedure NEN 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief). Het gegeven kan eventueel als extra aspect zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen. In dat geval zijn de niet nader gedefinieerde waarden nietBontArchief, matigBontArchief en zeerBontArchief gebruikt.

6.3.29.7 gehalteklasse afwijkend grof
Type gegeven Attribuut van Zandfractie
Definitie

Het aandeel korrels die groter zijn dan 1 millimeter in het volume van de zandfractie, uitgedrukt in een percentageklasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam VolumePercentageklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief of geologischNEN5104Archief.
Toelichting

In de zandfractie kunnen korrels voorkomen die veel grover zijn dan de rest. Wanneer die grove korrels minder dan 30 % van de zandfractie uitmaken, wordt het gehalte hier gegeven; de grove korrels liggen dan verspreid in een matrix van veel fijnere korrels. Wanneer de grove korrels meer dan 30 % van de zandfractie uitmaken, wordt dat door het gegeven zandspreiding gedekt en krijgt het de waarde tweetoppig.
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kaderIMBRO/A Het beschrijven van archiefoverdracht is het gegeven onder de Standaard Boorbeschrijvingsmethode (SBB) niet altijd vastgelegd, en onderzeer grove fractie maakt geen onderdeel uit van de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (- ASB-)(beschrijfkwaliteit archeologischStandaardArchief), en maakt geen onderdeel uit van de beschrijfprocedure NEN 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief). Wanneer de zeer grove fractie is vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen, is niet bekend hoe het aandeel is bepaald. In dat geval wordt de zeer grove fractie gehalteklasse archief vastgelegd.

6.3.29.8 gehalteklasse afwijkend grof archief
Type gegeven Attribuut van Zandfractie
Definitie

Het aandeel korrels die groter zijn dan 1 millimeter in de zandfractie, uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Archiefklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
Toelichting

IMBRO/A Dit gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A, en alleen bij gegevens waarvan niet bekend is hoe het aandeel is uitgedrukt. Dat is het geval wanneer het beschrijven van het bestanddeel geen onderdeel uit maakt van de beschrijfprocedure of wanneer niet bekend is onder welke beschrijfprocedure de boormonsterbeschrijving tot stand is gekomen. Het beschrijven van granuul maakt geen onderdeel uit van de procedure NEN 5104. Wanneer granuul is vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief), is niet bekend hoe (volgens welke procedure) het aandeel is bepaald. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.

6.3.29.9 granuulgehalteklasse
Type gegeven Attribuut van Zandfractie
Definitie

Het aandeel korrels met een diameter rond de 2 millimeter in het volume van de zandfractie, uitgedrukt in een percentageklasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam VolumePercentageklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut mag aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief of geologischNEN5104Archief.
Toelichting

IMBRO/A Dit gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A. Vanaf Standaard Boor Beschrijvingsmethode 6 worden zandkorrels die groter zijn dan 1 millimeter vast gelegd als gehalteklasse afwijkend grof.
Voor gegevens Bij een boormonsterbeschrijving die zijnis aangeleverd in het kader van archiefoverdrachtonder IMBRO/A en tot is gekomen onder SBB (beschrijfkwaliteit geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief), is het aandeel granuulin de praktijk meestal geschat in het volume van de grond.
Het gegeven is onderbeschrijven van granuul maakt geen onderdeel uit van de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASB, beschrijfkwaliteit archeologischStandaardArchief), en maakt geen onderdeel uit van de beschrijfprocedure NEN 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief). Wanneer granuul is vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen, is niet bekend hoe het aandeel is bepaald. In dat geval wordt de granuulgehalteklasse archief vastgelegd.

6.3.29.10 granuulgehalteklasse archief
Type gegeven Attribuut van Zandfractie
Definitie

Het aandeel korrels met een diameter rond de 2 millimeter in het volume van de zandfractie, uitgedrukt in een percentageklasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Archiefklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
Toelichting

IMBRO/A Het beschrijven van granuul maakt geen onderdeel uit van de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (beschrijfkwaliteit archeologischStandaardArchief), en niet van de beschrijfprocedure NEN 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief). Het gegeven kan eventueel als extra aspect zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen. In dat geval is niet bekend hoe (volgens welke procedure) granuul is beschreven.

6.3.29.11 geschatte mediaan
Type gegeven Attribuut van Zandfractie
Definitie

De geschatte mediane korrelgrootte in de massa van de zandfractie.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 4.0
  Eenheid µm (micrometer)
  Waardebereik 63 tot 2000
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallenwanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd of geologischStandaardOngeroerd.
Regels IMBRO/A Het attribuut mag aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan of archeologischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
6.3.29.12 zandbestanddeel
Type gegeven Gegevensgroep van Zandfractie
Definitie

Een deel van het zand dat uit korrels van een bepaalde categorie bestaat.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..*
Gegevensgroeptype Zandbestanddeel

6.3.30 Zandbestanddeel

Diagram Zandbestanddeel

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens over een deel van het zand dat uit korrels van een bepaalde categorie bestaat.

Regels
  • De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd.
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallenwanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd of geologischStandaardOngeroerd.
Regels IMBRO/A
  • De entiteit mag aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief, geologischStandaardArchief, geologischUitgebreidArchief.
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief.
Toelichting

IMBRO/A Aan het eventueel ontbreken van het gegeven bij archiefgegevens kan geen bijzondere betekenis worden gegeven. Witte en transparante korrels werden zelden vastgelegd. Het gegeven is onder de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASB) niet vastgelegd.

6.3.30.1 korrelkleur
Type gegeven Attribuut van Zandbestanddeel
Definitie

De op basis van kleur onderscheiden categorie zandkorrels.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Korrelkleur
  Type Waardelijst uitbreidbaar
6.3.30.2 percentageklasse
Type gegeven Attribuut van Zandbestanddeel
Definitie

Het procentuele aandeel in het volume van de zandfractie, uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam VolumePercentageklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.

Regels IMBRO/A

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief.

Toelichting

IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is het aandeel in de praktijk meestal geschat in het volume van de grond.
Het beschrijven van zandbestanddelen maakt geen onderdeel uit van de beschrijfprocedure NEN 5104. Wanneer zandbestanddelen zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief), is niet bekend hoe het aandeel is bepaald. In dat geval wordt de archiefklasse in plaats van de percentageklasse vastgelegd.

6.3.30.3 archiefklasse
Type gegeven Attribuut van Zandbestanddeel
Definitie

Het aandeel in de grond, uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Niet-authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Archiefklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer het attribuut percentageklasse ontbreekt.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

IMBRO/A Dit gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A, en alleen bij gegevens waarvan niet bekend is hoe het aandeel is uitgedrukt. Dat is het geval wanneer het beschrijven van het bestanddeel geen onderdeel uit maakt van de beschrijfprocedure of wanneer niet bekend is onder welke beschrijfprocedure de boormonsterbeschrijving tot stand is gekomen.
Het beschrijven van zandbestanddelen maakt geen onderdeel uit van de procedure NEN 5104. Wanneer zandbestanddelen zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief), is niet bekend hoe het aandeel is bepaald. In dat geval wordt de archiefklasse in plaats van de percentageklasse vastgelegd. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.

6.3.31 Schelpenfractie

Diagram SchelpenbestanddeelSchelpenfractie

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens over het deel van de grond dat uit schelpmateriaal bestaat.

Regels
  • De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd (en dat is onder IMBRO/A altijd het geval), en de waarde van het attribuut geologische grondsoort gelijk is aan een waarde uit de categorie schelprijke grondis.
  • De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd (en dat is onder IMBRO/A altijd het geval), en de waarde van het attribuut schelpmateriaalgehalteklasse van de entiteit Grond gelijk is aan spoorTot1, weinig1tot10 of veel10tot30.
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd (en dat is onder IMBRO/A altijd het geval), en de waarde van het attribuut geologische grondsoort gelijk is aan een waarde uit de categorie zeer grove grond, grindrijke minerale grond, organische grond, grindarme minerale grond of bijzondere grond.
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd (en dat is onder IMBRO/A altijd het geval), en de waarde van het attribuut schelpmateriaalgehalteklasse van de entiteit Grond gelijk is aan geen.

De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Regels IMBRO/A
  • Voor IMBRO/A-gegevens mag dDe entiteit ontbreken wanneer demag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief en de waarde van het attribuut geologische grondsoort van de entiteit Grond is niet gelijk aan een waarde uit de categorie schelprijkezeer grove grondis. Voor IMBRO/A-gegevens mag de entiteit ontbreken wanneer de waarde van het attribuut schelpmateriaalgehalteklasse van de entiteit Grond gelijk is aan spoorTot1, weinig1tot10, veel10tot30 of onbekend., grindrijke minerale grond, organische grond, grindarme minerale grond of bijzondere grond.
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologieStandaardArchief of geologischNEN5104Archief.
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief en de waarde van het attribuut schelpmateriaalgehalteklasse van de entiteit Grond is gelijk aan geen of onbekend.
Toelichting

IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A is de schelpenfractie niet altijd en niet altijd volledig vastgelegd. Het gegevenBij een boormonsterbeschrijving die onder SBB (beschrijfkwaliteit geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief) tot stand is onder gekomen, kan de schelpenfractie ontbreken.
Het beschrijven van de schelpenfractie maakt geen onderdeel uit van
de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASBbeschrijfkwaliteit archeologischStandaardArchief), en niet van de beschrijfprocedure NEN 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief). Het gegeven kan eventueel als extra aspect zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen. In dat geval is niet bekend hoe (volgens welke procedure) de schelpenfractie is beschreven, en wordt de Schelpenfractie archief in plaats van de Schelpenfractie vastgelegd.

6.3.31.1 gehalteklasse gruis
Type gegeven Attribuut van Schelpenfractie
Definitie

Het aandeel schelpmateriaal dat uit gruis bestaat in het volume van de schelpenfractie, uitgedrukt in een percentageklasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam VolumePercentageklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Toelichting

Gruis zijn stukjes schelp die kleiner zijn dan 2 millimeter.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is het aandeel in de praktijk meestal geschat in het volume van de grond. Bij archiefgegevens is het aandeel gruis soms uitgedrukt in een klasse schelpresten (gehalteklasse resten) die bestaat uit schelpgruis en schelpfragmenten. Alleen in dat geval ontbreekt het gegeven.

6.3.31.2 gehalteklasse fragmenten
Type gegeven Attribuut van Schelpenfractie
Definitie

Het aandeel schelpmateriaal dat uit fragmenten bestaat in het volume van de schelpenfractie, uitgedrukt in een percentageklasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam VolumePercentageklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer het attribuut gehalteklasse gruis aanwezig is, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut mag niet aanwezig wanneer het attribuut gehalteklasse gruis niet aanwezig is.
Toelichting

Fragmenten zijn stukjes schelp die groter zijn dan of gelijk aan 2 millimeter.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is het aandeel in de praktijk meestal geschat in het volume van de grond. Bij archiefgegevens is het aandeel fragmenten soms uitgedrukt in een klasse schelpresten (gehalteklasse resten) die bestaat uit schelpgruis en schelpfragmenten. Alleen in dat geval ontbreekt het gegeven.

6.3.31.3 gehalteklasse resten
Type gegeven Attribuut van Schelpenfractie
Definitie

Het aandeel schelpmateriaal dat uit gruis en fragmenten bestaat in het volume van de schelpenfractie, uitgedrukt in een percentageklasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam VolumePercentageklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer het attribuut gehalteklasse gruis aanwezig is, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer het attribuut gehalteklasse gruis niet aanwezig is.
Toelichting

IMBRO/A Dit gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A. Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is het aandeel schelpfragmenten en het aandeel schelpgruis soms uitgedrukt in een klasse schelpresten. Bij archiefgegevens is het aandeel in de praktijk meestal geschat in het volume van de grond.

6.3.31.4 gehalteklasse heel
Type gegeven Attribuut van Schelpenfractie
Definitie

Het aandeel schelpmateriaal dat uit hele schelpen bestaat in het volume van de schelpenfractie, uitgedrukt in een percentageklasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam VolumePercentageklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is het aandeel in de praktijk meestal geschat in het volume van de grond.

6.3.31.5 doubletten
Type gegeven Attribuut van Schelpenfractie
Definitie

De aanduiding die aangeeft of er tweekleppige schelpen voorkomen die nog een geheel vormen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardOngeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallenwanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd of geologischUitgebreidGeroerd.
Regels IMBRO/A Het attribuut mag aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischUitgebreidArchief of geologischStandaardArchief.
Toelichting

Doubletten, tweekleppige schelpen waarvan de twee helften nog aan elkaar zitten, vallen bij transport snel uiteen. De aanwezigheid van doubletten is daarom een indicatie voor beperkte verplaatsing van de schelpresten.

6.3.31.6 gehalteklasse dikwandig
Type gegeven Attribuut van Schelpenfractie
Definitie

Het aandeel schelpen met een dikke wand in het volume van de schelpenfractie, uitgedrukt in een percentageklasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam VolumePercentageklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallenwanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd of geologischStandaardOngeroerd.
Regels IMBRO/A Het attribuut mag aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischUitgebreidArchief of geologischStandaardArchief.
Toelichting

Schelpen of schelpfragmenten kunnen dikwandig (2 millimeter of dikker) of dunwandig (dunner dan 1 millimeter) zijn. Het gegeven geeft informatie over de omstandigheden waaronder het sediment is gevormd.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is het aandeel in de praktijk meestal geschat in het volume van de grond.

6.3.31.7 gehalteklasse dunwandig
Type gegeven Attribuut van Schelpenfractie
Definitie

Het aandeel schelpen met een dunne wand in het volume van de schelpenfractie, uitgedrukt in een percentageklasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam VolumePercentageklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallenwanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd of geologischStandaardOngeroerd.
Regels IMBRO/A Het attribuut mag aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischUitgebreidArchief of geologischStandaardArchief.
Toelichting

Schelpen of schelpfragmenten kunnen dikwandig (2 millimeter of dikker) of dunwandig (dunner dan 1 millimeter) zijn. Het gegeven geeft informatie over de omstandigheden waaronder het sediment is gevormd.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is het aandeel in de praktijk meestal geschat in het volume van de grond.

6.3.31.8 in-situ
Type gegeven Attribuut van Schelpenfractie
Definitie

De aanduiding die aangeeft of er schelpen voorkomen in levenspositie.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischUitgebreidOngeroerd.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.
Toelichting

Het gegeven geeft nadere informatie over de omstandigheden waaronder de laag is gevormd.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is dit gegeven niet vastgelegd.

6.3.31.9 mate van verwering
Type gegeven Attribuut van Schelpenfractie
Definitie

De mate van chemische verwering uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam MateVerwering
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallenwanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd of geologischStandaardOngeroerd.
Regels IMBRO/A Het attribuut mag aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischUitgebreidArchief of geologischStandaardArchief.
6.3.31.10 schelpenbestanddeel
Type gegeven Gegevensgroep van Schelpenfractie
Definitie

Een deel van het schelpmateriaal dat herkend wordt als bestaand uit de resten van een bepaalde categorie schelpen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..*
Gegevensgroeptype Schelpenbestanddeel

6.3.32 Schelpenfractie archief

Diagram SchelpenbestanddeelSchelpenfractie archief

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens over het deel van de grond dat uit schelpmateriaal bestaat.

Regels
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologieStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief en de waarde van het attribuut grondsoort NEN5104 van de entiteit Grond is niet gelijk aan schelpenNietGespecificeerd, siltigeSchelpen, zandigeSchelpen, zwakZandigeSchelpen, matigZandigeSchelpen, sterkZandigeSchelpen of uiterstZandigeSchelpen.
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief en de waarde van het attribuut schelpmateriaalgehalteklasse archief van de entiteit Grond is gelijk aan geen of onbekend.
Toelichting

IMBRO/A Dit gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A, en alleen bij gegevens waarvan niet bekend is hoe de fractie is beschreven. Dat is het geval wanneer het beschrijven van de fractie geen onderdeel uit maakt van de beschrijfprocedure of wanneer niet bekend is onder welke beschrijfprocedure de boormonsterbeschrijving tot stand is gekomen.
Het beschrijven van schelpenfractie maakt geen onderdeel uit van de procedure NEN 5104. Wanneer de schelpenfractie is vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief), is niet bekend hoe de fractie is bepaald. In dat geval wordt de Schelpenfractie archief in plaats van de Schelpenfractie vastgelegd. De beschrijving moet beschouwd worden als indicatief.

6.3.32.1 gehalteklasse gruis
Type gegeven Attribuut van Schelpenfractie archief
Definitie

Het aandeel schelpmateriaal dat uit gruis bestaat, uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Archiefklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

IMBRO/A Gruis zijn stukjes schelp die kleiner zijn dan 2 millimeter. Het beschrijven van de schelpenfractie maakt geen onderdeel uit van de procedure NEN 5104. Wanneer de hoeveelheid schelpgruis is vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief), niet bekend hoe het aandeel is bepaald. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is het aandeel in de praktijk meestal geschat in het volume van de grond.

6.3.32.2 gehalteklasse fragmenten
Type gegeven Attribuut van Schelpenfractie archief
Definitie

Het aandeel schelpmateriaal dat uit fragmenten bestaat, uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Archiefklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

IMBRO/A Fragmenten zijn stukjes schelp die groter zijn dan 2 millimeter. Het beschrijven van de schelpenfractie maakt geen onderdeel uit van de procedure NEN 5104. Wanneer de hoeveelheid schelpfragmenten is vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief), niet bekend hoe het aandeel is bepaald. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is het aandeel in de praktijk meestal geschat in het volume van de grond.

6.3.32.3 gehalteklasse resten
Type gegeven Attribuut van Schelpenfractie archief
Definitie

Het aandeel schelpmateriaal dat uit gruis en fragmenten bestaat, uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Archiefklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

IMBRO/A Het beschrijven van de schelpenfractie maakt geen onderdeel uit van de procedure NEN 5104. Wanneer de hoeveelheid schelpresten is vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief), niet bekend hoe het aandeel is bepaald. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is het aandeel in de praktijk meestal geschat in het volume van de grond.

6.3.32.4 gehalteklasse heel
Juridische status
Type gegeven Attribuut van Schelpenfractie archief
Definitie

Het aandeel schelpmateriaal dat uit hele schelpen bestaat, uitgedrukt in een klasse.

Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Archiefklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

IMBRO/A Het beschrijven van de schelpenfractie maakt geen onderdeel uit van de procedure NEN 5104. Wanneer de hoeveelheid hele schelpen is vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief), niet bekend hoe het aandeel is bepaald. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is het aandeel in de praktijk meestal geschat in het volume van de grond.

6.3.32.5 doubletten
Type gegeven Attribuut van Schelpenfractie archief
Definitie

De aanduiding die aangeeft of er tweekleppige schelpen voorkomen die nog een geheel vormen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

IMBRO/A Doubletten, tweekleppige schelpen waarvan de twee helften nog aan elkaar zitten, vallen bij transport snel uiteen. De aanwezigheid van doubletten is daarom een indicatie voor beperkte verplaatsing van de schelpresten.

6.3.32.6 gehalteklasse dikwandig
Type gegeven Attribuut van Schelpenfractie archief
Definitie

Het aandeel schelpen met een dikke wand, uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Archiefklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

IMBRO/A Schelpen of schelpfragmenten kunnen dikwandig (2 millimeter of dikker) of dunwandig (dunner dan 1 millimeter) zijn. Het gegeven geeft informatie over de omstandigheden waaronder het sediment is gevormd.
Het beschrijven van de schelpenfractie maakt geen onderdeel uit van de procedure NEN 5104. Wanneer de hoeveelheid dikwandige schelpen is vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief), niet bekend hoe het aandeel is bepaald. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is het aandeel in de praktijk meestal geschat in het volume van de grond.

6.3.32.7 gehalteklasse dunwandig
Type gegeven Attribuut van Schelpenfractie archief
Definitie

Het aandeel schelpen met een dunne wand, uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Archiefklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

IMBRO/A Schelpen of schelpfragmenten kunnen dikwandig (2 millimeter of dikker) of dunwandig (dunner dan 1 millimeter) zijn. Het gegeven geeft informatie over de omstandigheden waaronder het sediment is gevormd.
Het beschrijven van de schelpenfractie maakt geen onderdeel uit van de procedure NEN 5104. Wanneer de hoeveelheid dunwandige schelpen is vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief), niet bekend hoe het aandeel is bepaald. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is het aandeel in de praktijk meestal geschat in het volume van de grond.

6.3.32.8 mate van verwering
gegeven Attribuut van Schelpenfractie archief
Definitie

De mate van chemische verwering uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam MateVerwering
  Type Waardelijst uitbreidbaar
6.3.32.9 schelpenbestanddeel
Type gegeven Gegevensgroep van Schelpenfractie archief
Definitie

Een deel van het schelpmateriaal dat herkend wordt als bestaand uit de resten van een bepaalde categorie schelpen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..*
Gegevensgroeptype Schelpenbestanddeel

6.3.33 Schelpenbestanddeel

Diagram Schelpenbestanddeel

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens over een deel van het schelpmateriaal dat herkend wordt als bestaand uit de resten van een bepaalde categorie schelpen.

Toelichting

De samenstelling van de schelpenfractie wordt beschreven door de tien meest karakteristieke taxa te benoemen en per taxon het procentuele aandeel in dat geheel, de associatie, vast te leggen. Het ontbreken van het gegeven betekent dat het materiaal zo sterk is gefragmenteerd dat determinatie niet mogelijk is.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is het schelpenaandeel niet altijd en niet altijd volledig vastgelegd. Aan het eventueel ontbreken van het gegeven bij archiefgegevens kan geen bijzondere betekenis worden gegeven.

6.3.33.1 soort schelp
Type gegeven Attribuut van Schelpenbestanddeel
Definitie

De taxonomische naam van de categorie schelpen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam SoortSchelp
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

De categorie kan betrekking hebben op een soort of subsoort, maar ook op een geslacht of een hiërarchisch hogere taxonomische eenheid.
Bij de standaard beschrijving wordt een veel kortere lijst gebruikt dan bij de uitgebreide beschrijving.

6.3.33.2 associatieaandeel
Type gegeven Attribuut van Schelpenbestanddeel
Definitie

Het aandeel in de associatie.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.0
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 100
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief, en dat is onder IMBRO/A altijd het geval.
Toelichting

Het aandeel wordt bepaald door het aantal herkenbare fragmenten en hele exemplaren te tellen. De associatie wordt samengesteld uit de in de lijst opgenomen categorieën. De lijst die voor de beschrijfkwaliteiten geologischStandaardGeroerd en geologischStandaardOngeroerd wordt gebruikt is veel korter dan die voor geologischUitgebreidGeroerd en geologischUitgebreidOngeroerd.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is het aandeel uitgedrukt in een klasse (associatieaandeelklasse of associatieaandeelklasse archief) en niet als meetwaarde, en om die reden is dit gegeven niet vastgelegd.

6.3.33.3 associatieaandeelklasse
Type gegeven Attribuut van Schelpenbestanddeel
Definitie

Het aandeel in de associatie, uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Associatieaandeelklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer het attribuut associatieaandeel aanwezig is, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut associatieaandeelbeschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
  • Het attribuut mag niet aanwezig iszijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief.
Toelichting

IMBRO/A Dit gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A.
Het beschrijven van schelpenbestanddelen maakt geen onderdeel uit van de procedure NEN 5104. Wanneer schelpenbestanddelen zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief), is niet bekend hoe het aandeel is bepaald. In dat geval wordt de associatieaandeelklasse archief in plaats van de associatieaandeelklasse vastgelegd.

6.3.33.4 associatieaandeelklasse archief
Type gegeven Attribuut van Schelpenbestanddeel
Definitie

Het aandeel in de associatie, uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Archiefklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer het attribuut associatieaandeel aanwezig is, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
Toelichting

IMBRO/A Dit gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A, en alleen bij gegevens waarvan niet bekend is hoe het aandeel is uitgedrukt. Dat is het geval wanneer het beschrijven van het bestanddeel geen onderdeel uit maakt van de beschrijfprocedure of wanneer niet bekend is onder welke beschrijfprocedure de boormonsterbeschrijving tot stand is gekomen.
Het beschrijven van schelpenbestanddelen maakt geen onderdeel uit van de procedure NEN 5104. Wanneer schelpenbestanddelen zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief), is niet bekend hoe het aandeel is bepaald. In dat geval wordt de associatieaandeelklasse archief in plaats van de associatieaandeelklasse vastgelegd. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.

6.3.34 Organische fractie

Diagram Organisch bestanddeelOrganische fractie

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens over het deel van de grond dat uit organisch materiaal bestaat.

Regels
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut organischestofgehalteklasseNEN5104 van de entiteit Grond gelijk is aan nietHumeus.
Regels IMBRO/A
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut organischestofgehalteklasseNEN5104 van de entiteit Grond gelijk is aan onbekend.
Toelichting

De organische fractie wordt vastgelegd bij organische en bij humeuze gronden.
Wanneer het organische materiaal geen duidelijke plantenstructuur meer heeft omdat het al grotendeels is verteerd is het veelal niet mogelijk de organische fractie te beschrijven. In dat geval ontbreekt het gegeven. Dit geldt ook bij de beschrijving van monsters waarvan de samenhang van de grond te veel is verstoord (geroerde monsters).
IMBRO/A Aan het eventueel ontbreken van het gegeven bij archiefgegevens kan geen bijzondere betekenis worden gegeven.

6.3.34.1 soort veen
Type gegeven Attribuut van Organische fractie
Definitie

Een nadere typering van het als veen omschreven bestanddeel van grond.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam SoortVeen
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het gegeven heeft eerder een interpretatief dan een beschrijvend karakter, maar het niveau van interpretatie is zo globaal dat iedere beschrijver in het vakgebied geacht wordt over de noodzakelijke kennis te beschikken. Het gegeven wordt alleen vastgelegd wanneer de waarde bepaald kan worden. De uitvoerder beoordeelt zelf wanneer dat het geval is.

6.3.34.2 organisch bestanddeel
Type gegeven Gegevensgroep van Organische fractie
Definitie

Een deel van het organisch materiaal dat uit de resten van een bepaalde categorie planten bestaat.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..*
Gegevensgroeptype Organisch bestanddeel

6.3.35 Organisch bestanddeel

Diagram Organisch bestanddeel

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens over een deel van het organisch materiaal dat uit de resten van een bepaalde categorie planten bestaat.

Regels IMBRO/A
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief.
Toelichting

De samenstelling van het veen beschreven voor zover die uit determineerbare plantenresten bestaat.
Bij de standaard beschrijving wordt alleen vastgelegd of de plantenresten houtig of niet-houtig zijn. In het geval er geen onderscheid gemaakt kan worden tussen houtig en niet-houtig omdat de plantenresten al grotendeels zijn verteerd, wordt de waarde detritus vastgelegd. Bij de uitgebreide beschrijving wordt een langere lijst gebruikt dan bij de standaard beschrijving.
IMBRO/A Het gegeven is onder de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASB) niet vastgelegd.

6.3.35.1 soort plantenrest
Type gegeven Attribuut van Organisch bestanddeel
Definitie

De categorie plantenresten.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam SoortPlantenrest
  Type Waardelijst uitbreidbaar
6.3.35.2 percentageklasse
Type gegeven Attribuut van Organisch bestanddeel
Definitie

Het procentuele aandeel in het volume van de organische fractie, uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam VolumePercentageklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief.
Toelichting

IMBRO/A Het beschrijven van organische bestanddelen maakt geen onderdeel uit van de beschrijfprocedure NEN 5104. Wanneer organische bestanddelen zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief), is niet bekend hoe het aandeel is bepaald. In dat geval wordt de archiefklasse in plaats van de percentageklasse vastgelegd.

6.3.35.3 archiefklasse
Type gegeven Attribuut van Organisch bestanddeel
Definitie

Het aandeel in de grond, uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Niet-authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Archiefklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer het attribuut percentageklasse ontbreekt.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer het attribuut percentageklasse aanwezig is.
Toelichting

IMBRO/A Dit gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A, en alleen bij gegevens waarvan niet bekend is hoe het aandeel is uitgedrukt. Dat is het geval wanneer het beschrijven van het bestanddeel geen onderdeel uit maakt van de beschrijfprocedure of wanneer niet bekend is onder welke beschrijfprocedure de boormonsterbeschrijving tot stand is gekomen.
Het beschrijven van organische bestanddelen maakt geen onderdeel uit van de procedure NEN 5104. Wanneer organische bestanddelen zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief), is niet bekend hoe het aandeel is bepaald. In dat geval wordt de archiefklasse in plaats van de percentageklasse vastgelegd. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.

6.3.36 Munsellkleur

Diagram Munsellkleur

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens die de kleur volgens het Munsell-systeem beschrijven.

Regels
  • De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischUitgebreidOngeroerd en geologischUitgebreidGeroerd.
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardOngeroerd en geologischStandaardGeroerd.
Regels IMBRO/A De entiteit mag aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan of archeologischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
Toelichting

Het Munsell-systeem baseert zich op een bij benadering bolvormige kleurenruimte en classificeert kleur aan de hand van drie aspecten. Dat zijn in het Engels hue (hoofdkleur), chroma (zuiverheid) en value (witheid). De hue geeft de plaats van de kleur op een cirkel die de kleuren van de regenboog beschrijft. De chroma geeft de zuiverheid van de kleur en is de afstand in het horizontale vlak van de plaats op de cirkel tot het middelpunt, en de value geeft de mate van witheid en wordt bepaald langs de verticale as. De systematiek is ontworpen door Albert H. Munsell en dateert uit het begin van de 20ste eeuw. Sinds de jaren 1930 is het bij het United States Department of Agriculture (USDA) als standaard in gebruik. In de jaren 1980 is het geleidelijk in gebruik genomen in geologische beschrijvingen in Nederland, met name in onderzoek op zee. Sinds eind jaren 1990 wordt het systeem bij de Geologische Dienst Nederland standaard gebruikt bij het maken van een uitgebreide beschrijving van ongeroerde monsters en vanaf Standaard Boor Beschrijvingsmethode 6 ook bij het maken van een uitgebreide beschrijving van geroerde monsters. De meeste codes komen uit het systeem dat de kleur van grond beschrijft; waar dat systeem niet toereikend is voor het beschrijven van grond in de ondergrond van Nederland, worden codes gebruikt uit het systeem voor gesteente.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A is de Munsellkleur niet altijd vastgelegd. Bij een boormonsterbeschrijving die onder SBB (beschrijfkwaliteit geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief) of onder de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASB, beschrijfkwaliteit archeologischStandaardArchief) tot stand is gekomen is de Munsellkleur niet altijd vastgelegd.
Wanneer de Munsellkleur is vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief) is niet bekend hoe de kleur is bepaald. Het beschrijven van de kleur volgens het Munsell-systeem maakt geen onderdeel uit van de procedure NEN 5104.

6.3.36.1 munsell hoofdkleur
Type gegeven Attribuut van Munsellkleur
Definitie

De kleur uitgedrukt in de code die de plaats op de kleurcirkel aangeeft.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam MunsellHoofdkleur
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

De munsell hoofdkleur is een samengesteld gegeven: een of meer letters geven de globale plaats op de cirkel, een getal geeft een nadere precisering van de plaats.

6.3.36.2 munsell witheid
Type gegeven Attribuut van Munsellkleur
Definitie

De mate van witheid uitgedrukt in een getal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam MunsellWitheid
  Type Waardelijst uitbreidbaar
6.3.36.3 munsell zuiverheid
Type gegeven Attribuut van Munsellkleur
Definitie

De mate van zuiverheid uitgedrukt in een getal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam MunsellZuiverheid
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut munsell hoofdkleur gelijk is aan N.
  • Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.37 Vlek

Diagram Vlek

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens van de vlekken die een bepaalde kleur hebben.

Regels
  • De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut gevlekt van de entiteit Grond gelijk is aan ja.
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.
Toelichting

Het voorkomen van vlekken is een aanwijzing voor verandering van de chemische samenstelling of gesteldheid van de grond na afzetting van het sediment.

6.3.37.1 kleur
Type gegeven Attribuut van Vlek
Definitie

De kleur van de vlekken.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Vlekkleur
  Type Waardelijst uitbreidbaar
6.3.37.2 bedekkingsgraad
Type gegeven Attribuut van Vlek
Definitie

Het deel van het oppervlak dat door de vlekken in beslag wordt genomen, uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam BedekkingsgraadVlek
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels IMBRO/A
  • De waarde van het attribuut mag niet gelijk zijn aan weinigTot2, matig2tot20 en veel20tot50, wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischNEN5104Archief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief, en dat is onder IMBRO/A altijd het geval.
Toelichting

IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is een andere indeling gehanteerd.

6.3.37.3 in banden
Type gegeven Attribuut van Vlek
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de vlekken in banden voorkomen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Naam IMBRO/A IndicatieJaNeeOnbekend
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar

6.3.38 Insluitsel

Diagram Insluitsel

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens over een of meer geïsoleerde, veelal grillig gevormde en onduidelijk begrensde voorkomens van een afwijkende grondsoort die herkend worden als ontstaan uit vervorming van eerder afgezet sediment.

Regels
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd of geologischUitgebreidGeroerd.
Regels IMBRO/A
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief.
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut kwaliteit beschreven monsters gelijk is aan geroerd.
Toelichting

Het gegeven wordt alleen vastgelegd bij de beschrijving van ongeroerde monsters. Insluitsels variëren in grootte van enkele millimeters tot enkele decimeters.
IMBRO/A Het beschrijven van insluitsels maakt geen onderdeel uit van de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (beschrijfkwaliteit archeologischStandaardArchief), en niet van de beschrijfprocedure NEN 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief). Het gegeven kan eventueel als extra aspect zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen. In dat geval is niet bekend hoe (volgens welke procedure) de insluitsels zijn beschreven.
Aan het eventueel ontbreken van het gegeven bij archiefgegevens kan geen bijzondere betekenis worden gegeven.

6.3.38.1 soort grond
Type gegeven Attribuut van Insluitsel
Definitie

Het soort grond waaruit de eenheid bestaat, grof getypeerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam SoortGrond
  Type Waardelijst uitbreidbaar
6.3.38.2 percentageklasse
Type gegeven Attribuut van Insluitsel
Definitie

Het procentuele aandeel in het volume van de grond, uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam VolumePercentageklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd of geologischUitgebreidGeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief.
Toelichting

IMBRO/A Het beschrijven van insluitsels maakt geen onderdeel uit van de beschrijfprocedure NEN 5104. Wanneer insluitsels zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief), is niet bekend hoe het aandeel is bepaald. In dat geval wordt de archiefklasse in plaats van de percentageklasse vastgelegd.

6.3.38.3 archiefklasse
Type gegeven Attribuut van Insluitsel
Definitie

Het aandeel in de grond, uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Niet-authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Archiefklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer het attribuut percentageklasse ontbreekt.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer het attribuut percentageklasse aanwezig is.
Toelichting

IMBRO/A Dit gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A, en alleen bij gegevens waarvan niet bekend is hoe het aandeel is uitgedrukt. Dat is het geval wanneer het beschrijven van het bestanddeel geen onderdeel uit maakt van de beschrijfprocedure of wanneer niet bekend is onder welke beschrijfprocedure de boormonsterbeschrijving tot stand is gekomen.
Het beschrijven van insluitsels maakt geen onderdeel uit van de procedure NEN 5104. Wanneer insluitsels zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief), is niet bekend hoe het aandeel is bepaald. In dat geval wordt de archiefklasse in plaats van de percentageklasse vastgelegd. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.

6.3.38.4 kleur
Type gegeven Attribuut van Insluitsel
Definitie

De kleur van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Kleur
  Type Waardelijst uitbreidbaar
6.3.38.5 genetische typering
Type gegeven Attribuut van Insluitsel
Definitie

De typering van de eenheid naar wording, voor zover dat voor een goed begrip relevant is.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam GenetischeTypering
  Type Waardelijst uitbreidbaar

6.3.39 Sedimentlens

Diagram Sedimentlens

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens over een of meer geïsoleerde, duidelijk begrensde, lensvormige voorkomens van een afwijkende grondsoort, die herkend worden als in deeltjes afgezet.

Regels
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd of geologischUitgebreidGeroerd.
Regels IMBRO/A
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief.
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut kwaliteit beschreven monsters gelijk is aan geroerd.
Toelichting

Het gegeven wordt alleen vastgelegd bij de beschrijving van ongeroerde monsters. Lenzen variëren in grootte van enkele millimeters tot enkele centimeters. Er is voor gekozen de lensvormige voorkomens van fijnkorrelig materiaal en zand die typisch zijn voor flaser- en linsengelaagdheid niet als Sedimentlens te beschrijven maar als een sedimentaire structuur.
IMBRO/A Het beschrijven van sedimentlenzen maakt geen onderdeel uit van de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (beschrijfkwaliteit archeologischStandaardArchief), en niet van de beschrijfprocedure NEN 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief). Het gegeven kan eventueel als extra aspect zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen. In dat geval is niet bekend hoe (volgens welke procedure) de sedimentlenzen zijn beschreven.
Aan het eventueel ontbreken van het gegeven bij archiefgegevens kan geen bijzondere betekenis worden gegeven.

6.3.39.1 soort grond
Type gegeven Attribuut van Sedimentlens
Definitie

Het soort grond waaruit de eenheid bestaat.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam SoortGrond
  Type Waardelijst uitbreidbaar
6.3.39.2 percentageklasse
Type gegeven Attribuut van Sedimentlens
Definitie

Het procentuele aandeel in het volume van de grond, uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam VolumePercentageklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd of geologischUitgebreidGeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief.
Toelichting

IMBRO/A Het beschrijven van sedimentlenzen maakt geen onderdeel uit van de beschrijfprocedure NEN 5104. Wanneer sedimentlenzen zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief), is niet bekend hoe het aandeel is bepaald. In dat geval wordt de archiefklasse in plaats van de percentageklasse vastgelegd.

6.3.39.3 archiefklasse
Type gegeven Attribuut van Sedimentlens
Definitie

Het aandeel in de grond, uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Niet-authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Archiefklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer het attribuut percentageklasse ontbreekt.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer het attribuut percentageklasse aanwezig is.
Toelichting

IMBRO/A Dit gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A, en alleen bij gegevens waarvan niet bekend is hoe het aandeel is uitgedrukt. Dat is het geval wanneer het beschrijven van het bestanddeel geen onderdeel uit maakt van de beschrijfprocedure of wanneer niet bekend is onder welke beschrijfprocedure de boormonsterbeschrijving tot stand is gekomen.
Het beschrijven van sedimentlenzen maakt geen onderdeel uit van de procedure NEN 5104. Wanneer sedimentlenzen zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief), is niet bekend hoe het aandeel is bepaald. In dat geval wordt de archiefklasse in plaats van de percentageklasse vastgelegd. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.

6.3.39.4 kleur
Type gegeven Attribuut van Sedimentlens
Definitie

De kleur van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Kleur
  Type Waardelijst uitbreidbaar
6.3.39.5 genetische typering
Type gegeven Attribuut van Sedimentlens
Definitie

De typering van de eenheid naar wording, voor zover dat voor een goed begrip relevant is.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam GenetischeTypering
  Type Waardelijst uitbreidbaar

6.3.40 Dierlijk fossiel

Diagram Dierlijk fossiel

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens over een voorkomen van een bepaalde categorie van fossiele overblijfselen van dieren.

Regels
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd of geologischStandaardOngeroerd.
Regels IMBRO/A
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief.
Toelichting

Het gegeven wordt alleen vastgelegd bij de uitgebreide beschrijving.
IMBRO/A Het beschrijven van dierlijke fossielen maakt geen onderdeel uit van de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (beschrijfkwaliteit archeologischStandaardArchief), en niet van de beschrijfprocedure NEN 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief). Het gegeven kan eventueel als extra aspect zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen. In dat geval is niet bekend hoe (volgens welke procedure) de dierlijke fossielen zijn beschreven.
Aan het eventueel ontbreken van het gegeven bij archiefgegevens kan geen bijzondere betekenis worden gegeven.

6.3.40.1 soort dierfossiel
Type gegeven Attribuut van Dierlijk fossiel
Definitie

Een categorie van fossiele overblijfselen van dieren.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam SoortDierfossiel
  Type Waardelijst uitbreidbaar
6.3.40.2 percentageklasse
Type gegeven Attribuut van Dierlijk fossiel
Definitie

Het procentuele aandeel in het volume van de grond, uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam VolumePercentageklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief.
Toelichting

IMBRO/A Het beschrijven van dierlijke fossielen maakt geen onderdeel uit van de beschrijfprocedure NEN 5104. Wanneer dierlijke fossielen zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief), is niet bekend hoe het aandeel is bepaald. In dat geval wordt de archiefklasse in plaats van de percentageklasse vastgelegd.

6.3.40.3 archiefklasse
Type gegeven Attribuut van Dierlijk fossiel
Definitie

Het aandeel in de grond, uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Niet-authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Archiefklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer het attribuut percentageklasse ontbreekt.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn het attribuut percentageklasse aanwezig is.
Toelichting

IMBRO/A Dit gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A, en alleen bij gegevens waarvan niet bekend is hoe het aandeel is uitgedrukt. Dat is het geval wanneer het beschrijven van het bestanddeel geen onderdeel uit maakt van de beschrijfprocedure of wanneer niet bekend is onder welke beschrijfprocedure de boormonsterbeschrijving tot stand is gekomen.
Het beschrijven van dierlijke fossielen geen onderdeel uit van de procedure NEN 5104. Wanneer dierlijke fossielen zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 tot stand is gekomen (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief), is niet bekend hoe het aandeel is bepaald. In dat geval wordt de archiefklasse in plaats van de percentageklasse vastgelegd. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.

6.3.41 Fractieverdeling

Diagram Verdeling fijne fractie schelprijke grond archiefVerdeling fijne fractie grindarme minerale grondVerdeling fijne fractie organische grondVerdeling fijne fractie grindrijke minerale grondVerdeling fijne fractie schelprijke grondFractieverdeling

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens die de samenstelling van de grond beschrijven volgens de driehoeksystematiek als een mengsel van organische stof, schelpmateriaal en vier minerale fracties, te weten grind, zand, silt en lutum.

Regels
  • De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd en de waarde van het attribuut geologische grondsoort van de entiteit Grond gelijk is aan een waarde uit de categorie grindrijke minerale grond, schelprijke grond, organische grond of grindarme minerale grondis.
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallenwanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd of geologischStandaardOngeroerd.
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut geologische grondsoort van de entiteit Grond een waarde is uit de categorie zeer grove grond of bijzondere grond.
Regels IMBRO/A
  • De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischUitgebreidArchief en de waarde van het attribuut geologische grondsoort van de entiteit Grond gelijk is aan een waarde uit de categorie grindrijke minerale grond, schelprijke grond, organische grond of grindarme minerale grond is. Voor IMBRO/A-gegevens mag de entiteit ontbreken wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischUitgebreidArchief en de geologische grondsoort een waarde uit de categorie grindrijke minerale grond, schelprijke grond, organische grond of grindarme minerale grond is, , en de waarde van het attribuut antropogeen van de entiteit Laag gelijk is aan janee of onbekend Voor IMBRO/A-gegevens mag de entiteit ontbreken wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischUitgebreidArchief en de geologische grondsoort een waarde uit de categorie grindrijke minerale grond, schelprijke grond, organische grond of grindarme minerale grond is , en de entiteit Laagje niet aanwezig is.
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief of geologischStandaardArchief en de geologische grondsoort een waarde uit de categorie grindrijke minerale grond, schelprijke grond, organische grond of grindarme minerale grond is grondsoort NEN5104 gelijk is aan blokken, keienNietGespecificeerd, keitjesNietGespecificeerd, grondNietGespecificeerd, grondNietGespecificeerdZandig, grondNietGespecificeerdKleiig of grondNietGespecificeerdSiltig.
Toelichting

In de geologische boormonsterbeschrijving worden zes categorieën grond onderscheiden: zeer grove minerale gronden, grindrijke minerale gronden, schelprijke gronden, organische gronden, grindarme minerale gronden en een restcategorie met bijzondere gronden. Grond is bijna altijd een mengsel van fracties die wat betreft materiaal of korrelgrootte van elkaar verschillen. Het mengsel wordt nader beschreven, behalve als het om de categorieën zeer grove minerale gronden en bijzondere gronden gaat. Dat gebeurt door de grond te beschouwen als een mengsel van zes fracties en dat zijn grind, zand, silt, lutum, schelpmateriaal en organische stof. Van ieder van de fracties wordt door experts het aandeel geschat. Over welk totaal het aandeel wordt bepaald verschilt per categorie en soms per fractie.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A is de fractieverdeling altijd vastgelegd bij de uitgebreide beschrijving (beschrijfkwaliteit geologischUitgebreidArchief), alleen bij antropogene grondlagen en heterogeen gelaagde lagen die als laagjes zijn beschreven kan dit gegeven ontbreken. De fractieverdeling is niet altijd en niet altijd volledig vastgelegd bij de standaard beschrijving (beschrijfkwaliteit geologischStandaardArchief en archeologischStandaardArchief). Het beschrijven van de fractieverdeling maakt geen onderdeel uit van de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASB, beschrijfkwaliteit archeologischStandaardArchief), en niet van de beschrijfprocedure NEN 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief). Het gegeven kan eventueel als extra aspect zijn vastgelegd bij een boormonsterbeschrijving die onder NEN 5104 of de ASB tot stand is gekomen.

6.3.41.1 fractieverdeling volledig
Type gegeven Attribuut van Fractieverdeling
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de fractieverdeling volledig is.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels
  • De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan ja. wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Voor IMBRO/A gegevens mag dDe waarde ookvan het attribuut moet gelijk zijn aan neeja wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardArchief of archeologischStandaardArchief. Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ook gelijk zijn aan nee wanneergeologischUitgebreidArchief, en de waarde van het attribuut antropogeen van de entiteit Laag is gelijk is aan ja. Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ook gelijk zijn aan nee wanneerof onbekend, en de entiteit Laagje is niet aanwezig is.
Toelichting

IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is de fractieverdeling altijd volledig beschreven bij de uitgebreide beschrijving (beschrijfkwaliteit geologischUitgebreidArchief). Alleen bij antropogene grondlagen en heterogeen gelaagde lagen die als laagjes zijn beschreven kan de fractieverdeling onvolledig zijn. Bij de standaard beschrijving (beschrijfkwaliteit geologischStandaardArchief) en bij beschrijvingen die onder de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASB, beschrijfkwaliteit archeologischStandaardArchief) en de beschrijfprocedure NEN 5104 (beschrijfkwaliteit geologischNEN5104Archief) tot stand zijn gekomen, is de fractieverdeling niet altijd volledig beschreven.

6.3.41.2 geschat massa-aandeel organische stof
Type gegeven Attribuut van Fractieverdeling
Definitie

Het geschatte aandeel organisch materiaal in de massa van de grond onder uitsluiting van de fracties schelpmateriaal en grind.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.0
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 100
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling volledig gelijk is aan nee.

Toelichting

Het gegeven wordt bepaald van alle gronden waarvan de fractieverdeling wordt beschreven.
In de Standaard Boorbeschrijvingsmethode (SBB) wordt het begrip organische stof gebruikt, maar opgemerkt wordt dat de term is gedefinieerd als organisch materiaal.

6.3.41.3 geschat massa-aandeel schelpmateriaal
Type gegeven Attribuut van Fractieverdeling
Definitie

Het geschatte aandeel schelpmateriaal in de massa van de grond onder uitsluiting van de fracties organische stof en grind.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.0
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 100
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischNEN5104Archief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief, en dat is onder IMBRO/A altijd het geval.
Toelichting

Schelpmateriaal bestaat uit gruis, fragmenten en hele schelpen. Het gegeven werd voor de invoering van de Standaard Boor Beschrijvingsmethode 6 systematisch vastgelegd. Het gegeven past eigenlijk niet in de systematiek die voor het vastleggen van de fractieverdeling volgens de Standaard Boor Beschrijvingsmethode 6 wordt gehanteerd, maar kan door de uitvoerder vastgelegd worden om de aansluiting op oudere methodes te borgen.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is dit gegeven niet vastgelegd. Voor de invoering van de Standaard Boor Beschrijvingsmethode 6 werd het aandeel schelpen (fragmenten en hele schelpen) vastgelegd.

6.3.41.4 geschat volumeaandeel schelpmateriaal
Type gegeven Attribuut van Fractieverdeling
Definitie

Het geschatte aandeel schelpmateriaal in het volume van de grond onder uitsluiting van de fractie organische stof.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.0
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 100
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischNEN5104Archief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief, en dat is onder IMBRO/A altijd het geval.
Toelichting

Schelpmateriaal bestaat uit gruis, fragmenten en hele schelpen. Het gegeven wordt bepaald van alle gronden waarvan de fractieverdeling wordt beschreven.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is dit gegeven niet vastgelegd.

6.3.41.5 geschat massa-aandeel schelpen
Type gegeven Attribuut van Fractieverdeling
Definitie

Het geschatte aandeel schelpen in de massa van de grond onder uitsluiting van de fracties organische stof en grind.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.0
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 100
Regels
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd, geologischStandaardOngeroerd, geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischNEN5104Archief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief, en dat is onder IMBRO/A altijd het geval.
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling volledig gelijk is aan nee.

Toelichting

IMBRO/A Schelpen bestaan uit fragmenten en hele schelpen. Het gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A. Vanaf Standaard Boor Beschrijvingsmethode 6 wordt het aandeel schelpmateriaal (gruis, fragmenten en hele schelpen) vastgelegd.

6.3.41.6 geschat massa-aandeel grind
Type gegeven Attribuut van Fractieverdeling
Definitie

Het geschatte aandeel grind in de massa van de vier minerale fracties.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.0
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 100
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en de waarde van het attribuut geologische grondsoort van de entiteit Grond is gelijk aan een waarde uit de categorie grindrijke minerale grond, organische grond of grindarme minerale grond is.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallenwanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en de waarde van het attribuut geologische grondsoort van de entiteit Grond is gelijk aan een waarde uit de categorie schelprijke grond.
Regels IMBRO/A
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de geologische grondsoort een waarde uitvan het attribuut beschrijfkwaliteit van de categorie schelprijke grondentiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischNEN5104Archief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief,
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling volledig gelijk is aan nee.

Toelichting

Voor minerale en organische gronden wordt de massa van de vier minerale fracties op 100 % gesteld. Voor schelprijke gronden wordt het aandeel grind anders bepaald.
IMBRO/A Voor schelprijke gronden die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is dit gegeven wel vastgelegd. Voor de invoering van de Standaard Boor Beschrijvingsmethode 6 werd de fractieverdeling van schelprijke gronden op een andere manier bepaald.

6.3.41.7 geschat volumeaandeel grind
Type gegeven Attribuut van Fractieverdeling
Definitie

Het geschat aandeel grind in het volume van de vijf fracties die in schelprijke grond worden onderscheiden te weten de vier minerale fracties plus het schelpmateriaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.0
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 70
Regels
  • Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en de waarde van het attribuut geologische grondsoort van de entiteit Grond is gelijk aan een waarde uit de categorie schelprijke grond is.
  • Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallenwanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en de waarde van het attribuut geologische grondsoort van de entiteit Grond is gelijk aan een waarde uit de categorie grindrijke minerale grond, organische grond of grindarme minerale grond.
Regels IMBRO/A
  • Voor IMBRO/A-gegevens moet het attribuut ontbreken wanneer de waarde van het attribuut geologische grondsoort een waarde uit de categorie schelprijke grond is enHet attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischNEN5104Archief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief, en dat is onder IMBRO/A altijd het geval.
Toelichting

Schelprijke gronden zijn gronden die voor ten minste dertig procent uit schelpmateriaal bestaan. Voor de fractieverdeling van schelprijke gronden wordt de bijdrage van organische stof aan het mengsel genegeerd, en het geheel van de minerale fracties plus schelpmateriaal op honderd procent gesteld.
IMBRO/A Voor de invoering van de Standaard Boor Beschrijvingsmethode 6 werd de fractieverdeling van schelprijke gronden op een andere manier bepaald. Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is dit gegeven niet vastgelegd.

6.3.41.8 verdeling fijne fractie grindrijke minerale grond
Type gegeven Gegevensgroep van Fractieverdeling
Definitie

De samenstelling van de fijne fractie van het minerale deel van grindrijke minerale grond.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Gegevensgroeptype Verdeling fijne fractie grindrijke minerale grond
6.3.41.9 verdeling fijne fractie schelprijke grond
Type gegeven Gegevensgroep van Fractieverdeling
Definitie

De samenstelling van de fijne fractie van het minerale deel van schelprijke grond.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Gegevensgroeptype Verdeling fijne fractie schelprijke grond
6.3.41.10 verdeling fijne fractie schelprijke grond archief
Type gegeven Gegevensgroep van Fractieverdeling
Definitie

De samenstelling van de fijne fractie van het minerale deel van schelprijke grond.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Gegevensgroeptype Verdeling fijne fractie schelprijke grond archief
6.3.41.11 verdeling fijne fractie organische grond
Type gegeven Gegevensgroep van Fractieverdeling
Definitie

De samenstelling van de fijne fractie van het minerale deel van organische grond.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Gegevensgroeptype Verdeling fijne fractie organische grond
6.3.41.12 verdeling fijne fractie grindarme minerale grond
Type gegeven Gegevensgroep van Fractieverdeling
Definitie

De samenstelling van de fijne fractie van het minerale deel van grindarme minerale grond.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Gegevensgroeptype Verdeling fijne fractie grindarme minerale grond
6.3.41.12 archiefverdeling fijne fractie schelprijke grond
Type gegeven Gegevensgroep van Fractieverdeling
Definitie

De samenstelling van de fijne fractie van het minerale deel van schelprijke grond.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Gegevensgroeptype Archiefverdeling fijne fractie schelprijke grond

6.3.42 Verdeling fijne fractie grindrijke minerale grond

Diagram Verdeling fijne fractie grindrijke minerale grond

Type gegeven Entiteit
Definitie

De samenstelling van de fijne fractie van het minerale deel van grindrijke minerale grond.

Regels
  • De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en de waarde van het attribuut geologische grondsoort van de entiteit Grond is gelijk aan een waarde uit de categorie grindrijke minerale grondis.
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallenwanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en de waarde van het attribuut geologische grondsoort van de entiteit Grond is gelijk aan een waarde uit de categorie schelprijke grond, organische grond of grindarme minerale grond.
  • De som van het geschat massa-aandeel zand, geschat massa-aandeel silt, geschat massa-aandeel lutum en het geschat massa-aandeel grind van de entiteit Fractieverdeling moet gelijk zijn aan 100 wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling volledig van de entiteit Fractieverdeling gelijk is aan ja, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Voor IMBRO/A-gegevens mag deDe entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief, en de waarde van het attribuut geologische grondsoort is gelijk aan een waarde uit de categorie grindrijke minerale grond is.
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief, en de waarde van het attribuut geologische grondsoort is gelijk aan een waarde uit de categorie schelprijke grond, organische grond of grindarme minerale grond.
  • De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief, en de waarde van het attribuut grondsoort NEN5104 gelijk is aan grindNietGespecificeerd, siltigGrind, zandigGrind, zwakZandigGrind, matigZandigGrind, sterkZandigGrind of uiterstZandigGrind.
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief, en de waarde van het attribuut grondsoort NEN5104 niet gelijk is aan grindNietGespecificeerd, siltigGrind, zandigGrind, zwakZandigGrind, matigZandigGrind, sterkZandigGrind of uiterstZandigGrind.
  • De som van het geschat massa-aandeel zand, geschat massa-aandeel silt, geschat massa-aandeel lutum en het geschat massa-aandeel grind van de entiteit Fractieverdeling mag niet groter zijn dan 100 wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling volledig van de entiteit Fractieverdeling gelijk is aan nee.
  • Voor IMBRO/A-gegevens moet deDe som van het geschat massa-aandeel zand, geschat massa-aandeel silt, geschat massa-aandeel lutum en het geschat massa-aandeel grind van de entiteit Fractieverdeling nietmoet groter zijn dan 0 wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling volledig van de entiteit Fractieverdeling gelijk is aan nee.
Toelichting

De fijne fractie van het minerale bestanddeel van grond omvat de zand-, silt en lutumfracties. Van grindrijke grond worden de aandelen in de massa geschat en wordt het geheel van de vier minerale fracties op 100 % gesteld. Omdat grindrijke minerale grond voor ten minste 30 % uit grind bestaat, bedraagt de bijdrage van de fijne fracties altijd minder dan 70 %.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is de fractieverdeling niet altijd volledig vastgelegd.

6.3.42.1 geschat massa-aandeel zand
Type gegeven Attribuut van Verdeling fijne fractie grindrijke minerale grond
Definitie

Het geschat aandeel zand in de massa van het geheel van vier minerale fracties, te weten grind, zand, silt en lutum.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.0
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 70
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling volledig gelijk is aan nee.

6.3.42.2 geschat massa-aandeel silt
Type gegeven Attribuut van Verdeling fijne fractie grindrijke minerale grond
Definitie

Het geschat aandeel silt in de massa van het geheel van vier minerale fracties, te weten grind, zand, silt en lutum.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.0
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 70
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling volledig gelijk is aan nee.

6.3.42.3 geschat massa-aandeel lutum
Type gegeven Attribuut van Verdeling fijne fractie grindrijke minerale grond
Definitie

Het geschat aandeel lutum in de massa van het geheel van vier minerale fracties, te weten grind, zand, silt en lutum.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.0
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 70
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling volledig gelijk is aan nee.

6.3.43 Verdeling fijne fractie schelprijke grond

Diagram Verdeling fijne fractie schelprijke grond

Type gegeven Entiteit
Definitie

De samenstelling van de fijne fractie van het minerale deel van schelprijke grond.

Regels
  • De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en de waarde van het attribuut geologische grondsoort van de entiteit Grond is gelijk aan een waarde uit de categorie schelprijke grondis.
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en de waarde van het attribuut geologische grondsoort van de entiteit Grond is gelijk aan een waarde uit de categorie grindrijke minerale grond, organische grond of grindarme minerale grond.
  • De som van het geschat volumeaandeel zand, geschat volumeaandeel silt, geschat volumeaandeel lutum en geschat volumeaandeel schelpmateriaal van de entiteit Fractieverdeling en geschat volumeaandeel grind van de entiteit Fractieverdeling moet gelijk zijn aan 100 wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling volledig van de entiteit Fractieverdeling gelijk is aan ja, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischNEN5104Archief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief, en dat is onder IMBRO/A altijd het geval.
Toelichting

De fijne fractie van het minerale bestanddeel van grond omvat de zand-, silt en lutumfracties. Van schelprijke gronden worden de aandelen in het volume geschat en wordt het geheel van de minerale fracties plus schelpmateriaal op honderd procent100 % gesteld.
IMBRO/A Voor de invoering van de Standaard Boor Beschrijvingsmethode 6 werd de fractieverdeling van schelprijke gronden op een andere manier bepaald. Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is dit gegeven niet vastgelegd.

6.3.43.1 geschat volumeaandeel zand
Type gegeven Attribuut van Verdeling fijne fractie schelprijke grond
Definitie

Het geschat aandeel zand in het volume van de vijf fracties die in schelprijke grond worden onderscheiden te weten lutum, silt, zand, grind en schelpmateriaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.0
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 70
6.3.43.2 geschat volumeaandeel silt
Type gegeven Attribuut van Verdeling fijne fractie schelprijke grond
Definitie

Het geschat aandeel silt in het volume van de vijf fracties die in schelprijke grond worden onderscheiden te weten lutum, silt, zand, grind en schelpmateriaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.0
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 70
6.3.43.3 geschat volumeaandeel lutum
Type gegeven Attribuut van Verdeling fijne fractie schelprijke grond
Definitie

Het geschat aandeel lutum in het volume van de vijf fracties die in schelprijke grond worden onderscheiden te weten lutum, silt, zand, grind en schelpmateriaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.0
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 70

6.3.44 ArchiefvVerdeling fijne fractie schelprijke grond archief

Diagram Verdeling fijne fractie schelprijke grond archief

Type gegeven Entiteit
Definitie

De samenstelling van de fijne fractie van het minerale deel van schelprijke grond.

Regels
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief, en de waarde van het attribuut geologische grondsoort is gelijk aan een waarde uit de categorie schelprijke grond is.
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallenwanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief, en de waarde van het attribuut geologische grondsoort is gelijk aan een waarde uit de categorie grindrijke minerale grond, organische grond of grindarme minerale grond.
  • De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief, en de waarde van het attribuut grondsoort NEN5104 gelijk is aan schelpenNietGespecificeerd, siltigeSchelpen, zandigeSchelpen, zwakZandigeSchelpen, matigZandigeSchelpen, sterkZandigeSchelpen of uiterstZandigeSchelpen.
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief, en de waarde van het attribuut grondsoort NEN5104 niet gelijk is aan schelpenNietGespecificeerd, siltigeSchelpen, zandigeSchelpen, zwakZandigeSchelpen, matigZandigeSchelpen, sterkZandigeSchelpen of uiterstZandigeSchelpen.
  • De som van het geschat massa-aandeel zand, geschat massa-aandeel silt, geschat massa-aandeel lutum en geschat massa-aandeel schelpen van de entiteit Fractieverdeling en geschat massa-aandeel grind van de entiteit Fractieverdeling moet gelijk zijn aan 100 wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling volledig van de entiteit Fractieverdeling gelijk is aan ja.
  • De som van het geschat massa-aandeel zand, geschat massa-aandeel silt, geschat massa-aandeel lutum en geschat massa-aandeel schelpen van de entiteit Fractieverdeling en geschat massa-aandeel grind van de entiteit Fractieverdeling mag niet groter zijn dan 100 wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling volledig van de entiteit Fractieverdeling gelijk is aan nee.
  • De som van het geschat massa-aandeel zand, geschat massa-aandeel silt, geschat massa-aandeel lutum en geschat massa-aandeel schelpen van de entiteit Fractieverdeling en geschat massa-aandeel grind van de entiteit Fractieverdeling moet groter zijn dan 0 wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling volledig van de entiteit Fractieverdeling gelijk is aan nee.
Toelichting

IMBRO/A Het gegeven komt alleen voor onder IMBRO/A. Vanaf Standaard Boor Beschrijvingsmethode 6 wordt de fractieverdeling van schelprijke gronden op een andere manier bepaald.
De fijne fractie van het minerale bestanddeel van grond omvat de zand-, silt en lutumfracties. Van schelprijke gronden werden in het verleden de aandelen in de massa geschat en wordt het geheel van de minerale fracties plus schelpen op honderd procent100 % gesteld.

6.3.44.1 geschat massa-aandeel zand
Type gegeven Attribuut van ArchiefvVerdeling fijne fractie schelprijke grond archief
Definitie

Het geschat aandeel zand in de massa van het geheel van de vier fracties, lutum, silt, zand en schelpen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.0
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 70
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling volledig gelijk is aan nee.

6.3.44.2 geschat massa-aandeel silt
Type gegeven Attribuut van ArchiefvVerdeling fijne fractie schelprijke grond archief
Definitie

Het geschat aandeel silt in de massa van het geheel van de vier fracties, lutum, silt, zand en schelpen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.0
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 70
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling volledig gelijk is aan nee.

6.3.44.3 geschat massa-aandeel lutum
Type gegeven Attribuut van ArchiefvVerdeling fijne fractie schelprijke grond archief
Definitie

Het geschat aandeel lutum in de massa van het geheel van de vier fracties, lutum, silt, zand en schelpen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.0
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 70
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling volledig gelijk is aan nee.

6.3.45 Verdeling fijne fractie organische grond

Diagram Verdeling fijne fractie organische grond

Type gegeven Entiteit
Definitie

De samenstelling van de fijne fractie van het minerale deel van organische grond.

Regels
  • De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en de waarde van het attribuut geologische grondsoort van de entiteit Grond is gelijk aan een waarde uit de categorie organische grondis.
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallenwanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en de waarde van het attribuut geologische grondsoort van de entiteit Grond is gelijk aan een waarde uit de categorie grindrijke minerale grond, schelprijke grond of grindarme minerale grond.
  • De som van het geschat massa-aandeel zand, geschat massa-aandeel silt, geschat massa-aandeel lutum en het geschat massa-aandeel organische stof van de entiteit Fractieverdeling moet gelijk zijn aan 100, wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling volledig van de entiteit Fractieverdeling gelijk is aan ja, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Voor IMBRO/A-gegevensDe entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief, en de waarde van het attribuut geologische grondsoort is gelijk aan een waarde uit de categorie organische grond is.
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief, en de waarde van het attribuut geologische grondsoort is gelijk aan een waarde uit de categorie grindrijke minerale grond, schelprijke grond of grindarme minerale grond.
  • De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief, en de waarde van het attribuut grondsoort NEN5104 gelijk is aan veenNietGespecificeerd, mineraalrijkVeen, mineraalarmVeen, kleiigVeen, zwakKleiigVeen, sterkKleiigVeen, zandigVeen, zwakZandigVeen, sterkZandigVeen, bruinkoolNietGespecificeerd, mineraalrijkeBruinkool, mineraalarmeBruinkool, kleiigeBruinkool, zwakKleiigeBruinkool, sterkKleiigeBruinkool, zandigeBruinkool, zwakZandigeBruinkool, sterkZandigeBruinkool, detritusNietGespecificeerd, mineraalrijkeDetritus, mineraalarmeDetritus, kleiigeDetritus, zwakKleiigeDetritus, sterkKleiigeDetritus, zandigeDetritus, zwakZandigeDetritus, sterkZandigeDetritus, gyttjaNietGespecificeerd, mineraalrijkeGyttja, mineraalarmeGyttja, kleiigeGyttja, zwakKleiigeGyttja, sterkKleiigeGyttja, zandigeGyttja, zwakZandigeGyttja, sterkZandigeGyttja of dy.
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief, en de waarde van het attribuut grondsoort NEN5104 niet gelijk is aan veenNietGespecificeerd, mineraalrijkVeen, mineraalarmVeen, kleiigVeen, zwakKleiigVeen, sterkKleiigVeen, zandigVeen, zwakZandigVeen, sterkZandigVeen, bruinkoolNietGespecificeerd, mineraalrijkeBruinkool, mineraalarmeBruinkool, kleiigeBruinkool, zwakKleiigeBruinkool, sterkKleiigeBruinkool, zandigeBruinkool, zwakZandigeBruinkool, sterkZandigeBruinkool, detritusNietGespecificeerd, mineraalrijkeDetritus, mineraalarmeDetritus, kleiigeDetritus, zwakKleiigeDetritus, sterkKleiigeDetritus, zandigeDetritus, zwakZandigeDetritus, sterkZandigeDetritus, gyttjaNietGespecificeerd, mineraalrijkeGyttja, mineraalarmeGyttja, kleiigeGyttja, zwakKleiigeGyttja, sterkKleiigeGyttja, zandigeGyttja, zwakZandigeGyttja, sterkZandigeGyttja of dy.
  • De som van het geschat massa-aandeel zand, geschat massa-aandeel silt, geschat massa-aandeel lutum en het geschat massa-aandeel organische stof van de entiteit Fractieverdeling mag niet groter zijn dan 100, wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling volledig van de entiteit Fractieverdeling gelijk is aan nee.
  • Voor IMBRO/A-gegevens moet deDe som van het geschat massa-aandeel zand, geschat massa-aandeel silt, geschat massa-aandeel lutum en het geschat massa-aandeel organische stof van de entiteit Fractieverdeling moet groter zijn dan 0, wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling volledig van de entiteit Fractieverdeling gelijk is aan nee.
Toelichting

De fijne fractie van het minerale bestanddeel van grond omvat de zand-, silt en lutumfracties. Van organische grond worden de aandelen in de massa geschat en wordt het geheel van de drie fijne minerale fracties plus organische stof op 100 % gesteld.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is de fractieverdeling niet altijd volledig vastgelegd.

6.3.45.1 geschat massa-aandeel zand
Type gegeven Attribuut van Verdeling fijne fractie organische grond
Definitie

Het geschat aandeel zand in de massa van het geheel van de drie fijne minerale fracties plus organische stof.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.0
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 85
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling volledig gelijk is aan nee.

6.3.45.2 geschat massa-aandeel silt
Type gegeven Attribuut van Verdeling fijne fractie organische grond
Definitie

Het geschat aandeel silt in de massa van het geheel van de drie fijne minerale fracties plus organische stof.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.0
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 85
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling volledig gelijk is aan nee.

6.3.45.3 geschat massa-aandeel lutum
Type gegeven Attribuut van Verdeling fijne fractie organische grond
Definitie

Het geschat aandeel lutum in de massa van het geheel van de drie fijne minerale fracties plus organische stof.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.0
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 70
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling volledig gelijk is aan nee.

6.3.46 Verdeling fijne fractie grindarme minerale grond

Diagram Verdeling fijne fractie grindarme minerale grond

Type gegeven Entiteit
Definitie

De samenstelling van de fijne fractie van het minerale deel van grindarme minerale grond.

Regels
  • De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en de waarde van het attribuut geologische grondsoort van de entiteit Grond is gelijk aan een waarde uit de categorie grindarme minerale grondis.
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallenwanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischUitgebreidGeroerd of geologischUitgebreidOngeroerd, en de waarde van het attribuut geologische grondsoort van de entiteit Grond is gelijk aan een waarde uit de categorie grindrijke minerale grond, schelprijke grond of organische minerale grond.
  • De som van het geschat massa-aandeel zand, geschat massa-aandeel silt en geschat massa-aandeel lutum moet gelijk zijn aan 100, wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling volledig van de entiteit Fractieverdeling gelijk is aan ja, en dat is onder IMBRO altijd het geval.
Regels IMBRO/A
  • Voor IMBRO/A-gegevens moet deDe entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief, en de waarde van het attribuut geologische grondsoort is gelijk aan een waarde uit de categorie grindarme minerale grond is.
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan archeologischStandaardArchief, geologischStandaardArchief of geologischUitgebreidArchief, en de waarde van het attribuut geologische grondsoort is gelijk aan een waarde uit de categorie grindrijke minerale grond, schelprijke grond of organische grond.
  • De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief, en de waarde van het attribuut grondsoort NEN5104 gelijk is aan kleiNietGespecificeerd, siltigeKlei, zwakSiltigeKlei, matigSiltigeKlei, sterkSiltigeKlei, uiterstSiltigeKlei, zandigeKlei, zwakZandigeKlei, matigZandigeKlei, sterkZandigeKlei, leemNietGespecificeerd, zwakZandigeLeem, sterkZandigeLeem, zandNietGespecificeerd, kleiigZand, siltigZand, zwakSiltigZand, matigSiltigZand, sterkSiltigZand of uiterstSiltigZand.
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischNEN5104Archief, en de waarde van het attribuut grondsoort NEN5104 niet gelijk is aan kleiNietGespecificeerd, siltigeKlei, zwakSiltigeKlei, matigSiltigeKlei, sterkSiltigeKlei, uiterstSiltigeKlei, zandigeKlei, zwakZandigeKlei, matigZandigeKlei, sterkZandigeKlei, leemNietGespecificeerd, zwakZandigeLeem, sterkZandigeLeem, zandNietGespecificeerd, kleiigZand, siltigZand, zwakSiltigZand, matigSiltigZand, sterkSiltigZand of uiterstSiltigZand.
  • De som van het geschat massa-aandeel zand, geschat massa-aandeel silt en geschat massa-aandeel lutum mag niet groter zijn dan 100, wanneer wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling volledig van de entiteit Fractieverdeling gelijk is aan nee.
  • Voor IMBRO/A-gegevens moet deDe som van het geschat massa-aandeel zand, geschat massa-aandeel silt en geschat massa-aandeel lutum moet groter zijn dan 0 wanneer wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling volledig van de entiteit Fractieverdeling gelijk is aan nee.
Toelichting

IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht kan de verdeling fijne fractie ontbreken bij antropogene grondlagen en heterogeen gelaagde lagen die als laagjes zijn beschreven. Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is de fractieverdeling niet altijd volledig vastgelegd.

6.3.46.1 geschat massa-aandeel zand
Type gegeven Attribuut van Verdeling fijne fractie grindarme minerale grond
Definitie

Het geschat aandeel zand in de massa van het geheel van de drie fijne minerale fracties.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.0
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 100
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling volledig gelijk is aan nee.

6.3.46.2 geschat massa-aandeel silt
Type gegeven Attribuut van Verdeling fijne fractie grindarme minerale grond
Definitie

Het geschat aandeel silt in de massa van het geheel van de drie fijne minerale fracties.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.0
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 100
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling volledig gelijk is aan nee.

6.3.46.3 geschat massa-aandeel lutum
Type gegeven Attribuut van Verdeling fijne fractie grindarme minerale grond
Definitie

Het geschat aandeel lutum in de massa van het geheel van de drie fijne minerale fracties.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.0
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 100
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling volledig gelijk is aan nee.

6.3.47 Niet beschreven interval

Diagram Niet beschreven interval

Type gegeven Entiteit
Definitie

Een interval dat is bemonsterd en om een bepaalde reden niet is beschreven.

Toelichting

Het uitgangspunt is dat alle op vergelijkbare wijze bemonsterde intervallen als laag in het profiel zijn opgenomen en beschreven. Wanneer een bemonsterd interval niet is beschreven wordt de reden daarvan vastgelegd.

6.3.47.1 begindiepte
Type gegeven Attribuut van Niet beschreven interval
Definitie

De diepte waarop het interval dat niet beschreven is begint.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 4.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik vanaf 0
Toelichting

Wanneer het hele traject is bemonsterd om het dieptebereik volledig te beschrijven (continu bemonsterd is gelijk aan ja) is het boorprofiel beschreven als een opeenvolging van lagen en niet beschreven intervallen en die sluiten precies op elkaar aan.

6.3.47.2 einddiepte
Type gegeven Attribuut van Niet beschreven interval
Definitie

De diepte waarop het interval dat niet beschreven is eindigt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 4.2
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik vanaf 0
Regels

De einddiepte moet groter zijn dan de begindiepte van het niet beschreven interval.
De einddiepte van het onderste niet beschreven interval mag niet groter zijn dan de waarde van het attribuut einddiepte bemonstering van de entiteit Boring.

6.3.47.3 reden niet beschreven
Type gegeven Attribuut van Niet beschreven interval
Definitie

De reden waarom het interval niet is beschreven.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam RedenNietBeschreven
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Een van de redenen waarom een interval niet is beschreven, is dat een beschrijving niet in standaardtermen te vatten is, omdat de samenhang van de lagen te zeer verstoord is door een post-sedimentaire discontinuïteit. In dat geval wordt aanbevolen een foto van het interval te maken en die in de registratie te doen opnemen.

6.3.48 Post-sedimentaire discontinuïteit

Diagram Post-sedimentaire discontinuïteit

Type gegeven Entiteit
Definitie

Een vlak, plaatvormig lichaam of een samenstel van vlakken dat de laagopbouw verstoort.

Regels
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschrijfkwaliteit van de entiteit Boorprofiel gelijk is aan geologischStandaardGeroerd of geologischUitgebreidGeroerd.
Regels IMBRO/A
  • De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut kwaliteit beschreven monsters gelijk is aan geroerd.
Toelichting

Het gegeven wordt alleen vastgelegd bij de beschrijving van ongeroerde monsters. Sedimentaire discontinuïteiten bepalen de laagopbouw van de ondergrond, post-sedimentaire discontinuïteiten verstoren de laagopbouw. Dergelijke verstoringen zijn op de schaal van modellen te beschouwen als vlakken. In ongeroerde monsters kan een verstoring zich in allerlei hoedanigheden voordoen: als een vlak, als een dun plaatvormige lichaam dat door twee vlakken wordt begrensd, of als een willekeurige combinatie van beide typen. In grond wordt een verstoring als een vlak beschreven, in gesteente verschilt de beschrijving naar gelang de verschijningsvorm. Verstoringen kunnen van natuurlijke, maar ook van antropogene aard zijn. Een aansprekend voorbeeld van een natuurlijke verstoring is een breuk. Een breuk kan het gevolg van krimp, (ijs)belasting, tektonische spanningen of afschuiving zijn.
De mate van verstoring bepaalt hoe men een discontinuïteit het best kan omschrijven. Indien de verstoring gering is en het profiel nog altijd als een opeenvolging van lagen kan worden beschreven, worden de positie en de aard van de discontinuïteit vastgelegd. Wanneer de verstoring zo ernstig is dat er op een diepte meer dan een laag zou moeten worden beschreven, schiet het begrippenapparaat te kort en wordt aangegeven dat het betreffende interval niet kan worden beschreven met als reden mechanische verstoring.
IMBRO/A Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht is dit gegeven niet expliciet vastgelegd. Het gegeven is alleen aanwezig wanneer dat kon worden afgeleid.

6.3.48.1 begindiepte
Type gegeven Attribuut van Post-sedimentaire discontinuïteit
Definitie

De diepte waarop de discontinuïteit begint.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 4.3
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.48.2 einddiepte
Type gegeven Attribuut van Post-sedimentaire discontinuïteit
Definitie

De diepte waarop de discontinuïteit eindigt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 4.3
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik vanaf 0
Regels

De einddiepte moet groter zijn dan de begindiepte van de post-sedimentaire discontinuïteit.
De einddiepte mag niet groter zijn dan de waarde van het attribuut einddiepte bemonstering van de entiteit Boring.

Regels IMBRO/A

De einddiepte mag niet groter zijn dan de waarde van het attribuut einddiepte boren van de entiteit Boring wanneer de waarde van het attribuut einddiepte bemonstering van de entiteit Boring ontbreekt.

6.3.48.3 type discontinuïteit
Type gegeven Attribuut van Post-sedimentaire discontinuïteit
Definitie

De typering van het vlak dat de laagopbouw verstoort naar oorsprong.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam TypeDiscontinuïteit

6.3.49 Boormonsteranalyse

Diagram Onderzocht intervalBoormonsteranalyse

Type gegeven Entiteit
Definitie

Het deel van het booronderzoek dat betrekking heeft op het uitvoeren van metingen aan boormonsters.

6.3.49.1 rapportagedatum analyse
Type gegeven Attribuut van Boormonsteranalyse
Definitie

De datum waarop de uitvoerder van de analyse alle gegevens van de boormonsteranalyse aan de bronhouder heeft overgedragen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Datum
  Waardebereik 1 januari 2020 tot heden
Toelichting

IMBRO/A Historische gegevens van de boormonsteranalyse vallen buiten het bereik van deze versie van de catalogus.

6.3.49.2 analyseprocedure
Type gegeven Attribuut van Boormonsteranalyse
Definitie

De richtlijn die aangeeft onder welke algemene afspraken de boormonsteranalyse is uitgevoerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Analyseprocedure
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

In de praktijkrichtlijn zijn (worden) afspraken opgenomen die aangeven hoe monsters behandeld worden en algemene afspraken die aanvullend zijn op de internationale bepalingsprocedures.
De praktijkrichtlijn van de Geologische Dienst Nederland is er nog niet en is naar verwachting gereed in 2023.

6.3.49.3 uitvoerder analyse
Type gegeven Attribuut van Boormonsteranalyse
Definitie

Het KvK-nummer van de onderneming of de maatschappelijke activiteit van de rechtspersoon die voor de bronhouder geldt als verantwoordelijk voor de uitvoering van de boormonsteranalyse, of het equivalent daarvan in een handelsregister van een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland.

Juridische status Niet-authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Organisatie
Regels

De organisatie moet bekend zijn binnen de basisregistratie ondergrond als uitvoerder van booronderzoek.

Toelichting

Het gegeven wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder.

6.3.49.4 onderzocht interval
Type gegeven Associatie van Boormonsteranalyse
Definitie

Het interval dat is onderzocht als onderdeel van de boormonsteranalyse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1..*
Relatiesoort naam bestaat uit
Relatierol naam onderzocht interval
Bron Boormonsteranalyse
Doel Onderzocht interval

6.3.50 Onderzocht interval

Diagram Onderzocht materiaalBepaling organisch koolstofgehalteBepaling verzadigde waterdoorlatendheidBepaling volumieke massaBepaling kalkgehalteBepaling organischestofgehalteBepaling zwavelgehalteBepaling watergehalteBepaling volumieke massa vaste delenBepaling droge volumieke massaBepaling korrelgrootteverdelingOnderzocht interval

Type gegeven Entiteit
Definitie

Het diepte-interval waarop de bepalingen betrekking hebben.

Toelichting

Aan een interval kunnen verschillende bepalingen zijn gedaan. Onderzochte intervallen kunnen overlappen, bijvoorbeeld wanneer de fysische eigenschappen worden bepaald op een interval van 2 cm en de samenstellingseigenschappen worden bepaald van een groter interval dat geheel of ten dele overlapt met het eerste.

6.3.50.1 begindiepte
Type gegeven Attribuut van Onderzocht interval
Definitie

De diepte waarop het interval dat is onderzocht begint.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 4.3
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.50.2 einddiepte
Type gegeven Attribuut van Onderzocht interval
Definitie

De diepte waarop het interval dat is onderzocht eindigt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 4.3
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik vanaf 0
Regels

De einddiepte moet groter zijn dan de begindiepte van het Onderzocht interval.
De einddiepte mag niet groter zijn dan de waarde van het attribuut einddiepte bemonstering van de entiteit Boring.

6.3.50.3 monsterkwaliteit
Type gegeven Attribuut van Onderzocht interval
Definitie

De classificatie die aangeeft in hoeverre de toestand van het monster aan het begin van de bepaling(en) representatief geacht kan worden voor de toestand van het deel van de ondergrond waaruit het afkomstig is.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Monsterkwaliteit
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

De kwaliteit van de monsters wordt in aanleg bepaald door de boortechniek, de bemonsteringsmethode en de eigenschappen van het bemonsteringsapparaat, en kan na monstername negatief worden beïnvloed door de manier waarop en de omstandigheden waaronder de monsters behandeld, bewaard en getransporteerd zijn.

6.3.50.4 bepaalde samenstellingseigenschappen
Type gegeven Attribuut van Onderzocht interval
Definitie

De aanduiding die aangeeft van welke samenstellingseigenschappen van het materiaal waaruit het onderzochte interval bestaat de waarde is bepaald.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam BepaaldeSamenstellingseigenschappen
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Standaard is de korrelgrootteverdeling bepaald met het organisch stofgehalte en kalkgehalte (standaard). Vaak zijn ook het organisch koolstofgehalte en zwavelgehalte bepaald (standaardMetChemie). Andere chemische parameters zijn vooralsnog buiten scope. De bepaling van de korrelgrootteverdeling ontbreekt wanneer de bepaling niet is gelukt en dat is het geval bij sterk organisch materiaal (zonderKorrelverdeling).
In zeer uitzonderlijke gevallen kan het voorkomen dat bij de bepaling van het kalkgehalte, organische stof gehalte, organisch koolstofgehalte of zwavelgehalte iets misgaat in de uitvoering en alleen in dat geval ontbreken die bepalingen.

6.3.50.5 bepaalde hydrofysische eigenschappen
Type gegeven Attribuut van Onderzocht interval
Definitie

De aanduiding die aangeeft van welke hydrofysische eigenschappen van het materiaal waaruit het onderzochte interval bestaat de waarde is bepaald.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam BepaaldeHydrofysischeEigenschappen
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Standaard is de waterdoorlatendheid bepaald met de droge volumieke massa en volumieke massa (standaard) of de volumieke massa vaste delen (uitgebreid). In uitzonderlijke gevallen slaagt de bepaling van de waterdoorlatendheid niet (waterdoorlatendheidMislukt).

6.3.50.6 watergehalte bepaald
Type gegeven Attribuut van Onderzocht interval
Definitie

De aanduiding die aangeeft of het watergehalte van het materiaal waaruit het onderzochte interval bestaat is bepaald.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

Het watergehalte is een parameter die altijd samen met andere gegevens gebruikt wordt in berekeningen.

6.3.50.7 volumieke massa bepaald
Type gegeven Attribuut van Onderzocht interval
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de volumieke massa van het materiaal waaruit het onderzochte interval bestaat is bepaald.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

De volumieke massa is een parameter die altijd samen met andere gegevens gebruikt wordt in berekeningen.

6.3.50.8 beschreven
Type gegeven Attribuut van Onderzocht interval
Definitie

De aanduiding die aangeeft of het materiaal waaruit het onderzochte interval bestaat als onderdeel van de bepaling is beschreven.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

Wanneer een bepaling een proefstuk uit een niet verstoord boormonster vereist en praktisch de volledige doorsnede van een boormonster omvat, kan het materiaal niet voorafgaand aan de bepaling worden beschreven. Het wordt dan na afloop van de bepaling alsnog beschreven. Maar, omdat bepaalde eigenschappen tijdens de proef veranderd zijn, kunnen alleen de onveranderlijke eigenschappen worden beschreven. Daarmee heeft de beschrijving van het interval niet dezelfde kwaliteit als normaal beschreven intervallen. Om die reden worden de gegevens buiten het deelonderzoek boormonsterbeschrijving gehouden en als onderdeel van de bepaling vastgelegd. In het boorprofiel is het interval opgenomen als een Niet beschreven interval met als reden proefstukUitgenomen.
Overigens moet in het werkveld procedureel nog worden vastgelegd wat 'praktisch de volledige doorsnede' inhoudt.

6.3.50.9 onderzocht materiaal
Type gegeven Gegevensgroep van Onderzocht interval
Definitie

De gegevens die het onderzochte materiaal beschrijven.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Gegevensgroeptype Onderzocht materiaal
6.3.50.10 bepaling korrelgrootteverdeling
Type gegeven Associatie van Onderzocht interval
Definitie

De bepaling van de korrelgrootteverdeling die is uitgevoerd aan het onderzocht interval.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..2
Relatiesoort naam heeft
Relatierol naam bepaling korrelgrootteverdeling
Bron Onderzocht interval
Doel Bepaling korrelgrootteverdeling
6.3.50.11 bepaling kalkgehalte
Type gegeven Associatie van Onderzocht interval
Definitie

De bepaling van het kalkgehalte die is uitgevoerd aan een onderzocht interval.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Relatiesoort naam heeft
Relatierol naam bepaling kalkgehalte
Bron Onderzocht interval
Doel Bepaling kalkgehalte
6.3.50.12 bepaling organischestofgehalte
Type gegeven Associatie van Onderzocht interval
Definitie

De bepaling van het gehalte organische stof die is uitgevoerd aan het onderzocht interval.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Relatiesoort naam heeft
Relatierol naam bepaling organischestofgehalte
Bron Onderzocht interval
Doel Bepaling organischestofgehalte
6.3.50.13 bepaling organisch koolstofgehalte
Type gegeven Associatie van Onderzocht interval
Definitie

De bepaling van het organisch koolstofgehalte die is uitgevoerd aan het onderzocht interval.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Relatiesoort naam heeft
Relatierol naam bepaling organisch koolstofgehalte
Bron Onderzocht interval
Doel Bepaling organisch koolstofgehalte
6.3.50.14 bepaling zwavelgehalte
Type gegeven Associatie van Onderzocht interval
Definitie

De bepaling van het zwavelgehalte die is uitgevoerd aan het onderzocht interval.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Relatiesoort naam heeft
Relatierol naam bepaling zwavelgehalte
Bron Onderzocht interval
Doel Bepaling zwavelgehalte
6.3.50.15 bepaling verzadigde waterdoorlatendheid
Type gegeven Associatie van Onderzocht interval
Definitie

De bepaling van de verzadigde waterdoorlatendheid die is uitgevoerd aan het onderzocht interval.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Relatiesoort naam heeft
Relatierol naam bepaling verzadigde waterdoorlatendheid
Bron Onderzocht interval
Doel Bepaling verzadigde waterdoorlatendheid
6.3.50.16 bepaling watergehalte
Type gegeven Associatie van Onderzocht interval
Definitie

De bepaling watergehalte die is uitgevoerd aan het onderzocht interval.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Relatiesoort naam heeft
Relatierol naam bepaling watergehalte
Bron Onderzocht interval
Doel Bepaling watergehalte
6.3.50.17 bepaling volumieke massa
Type gegeven Associatie van Onderzocht interval
Definitie

De bepaling volumieke massa die is uitgevoerd aan het onderzocht interval.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Relatiesoort naam heeft
Relatierol naam bepaling volumieke massa
Bron Onderzocht interval
Doel Bepaling volumieke massa
6.3.50.18 bepaling droge volumieke massa
Type gegeven Associatie van Onderzocht interval
Definitie

De bepaling droge volumieke massa die is uitgevoerd aan het onderzocht interval.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Relatiesoort naam heeft
Relatierol naam bepaling droge volumieke massa
Bron Onderzocht interval
Doel Bepaling droge volumieke massa
6.3.50.19 bepaling volumieke massa vaste delen
Type gegeven Associatie van Onderzocht interval
Definitie

De bepaling volumieke massa vaste delen die is uitgevoerd aan het onderzocht interval.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Relatiesoort naam heeft
Relatierol naam bepaling volumieke massa vaste delen
Bron Onderzocht interval
Doel Bepaling volumieke massa vaste delen

6.3.51 Onderzocht materiaal

Diagram Afwijkend materiaalOnderzocht materiaal

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens die het onderzochte materiaal beschrijven.

Regels

De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut beschreven van de entiteit Onderzocht interval gelijk is aan ja.
De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

De aard van het materiaal beperkt zich tot grond en bijzonder materiaal.

6.3.51.1 bijzonder materiaal
Type gegeven Attribuut van Onderzocht materiaal
Definitie

De naam van het materiaal dat niet als grond wordt beschouwd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam BijzonderMateriaal
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het is bijzonder materiaal wanneer meer dan de helft van het volume uit bijzonder materiaal bestaat. Dat materiaal kan zowel natuurlijk als antropogeen van aard zijn.
Van bijzonder materiaal wordt alleen de naam vastgelegd.

6.3.51.2 geologische grondsoort
Type gegeven Attribuut van Onderzocht materiaal
Definitie

De naam van de grondsoort vanuit geologisch perspectief.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam GeologischeGrondsoort
  Type Waardelijst uitbreidbaar
  Identificerend gegeven Waarde
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer het attribuut bijzonder materiaal aanwezig is.
Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

De namen van grondsoorten zijn het resultaat van de afspraken die zijn vastgelegd in de beschrijfprocedure Standaard Boor Beschrijvingsmethode SBB 6 versie 2022.

6.3.51.3 geotechnische grondsoort
Type gegeven Attribuut van Onderzocht materiaal
Definitie

De naam van de grondsoort vanuit geotechnisch perspectief.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam GeotechnischeGrondsoort
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer het attribuut geologische grondsoort ontbreekt.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de geologische grondsoort een waarde uit de categorie schelprijke grond of bijzondere grond is.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut geologische grondsoort gelijk is aan blokken.
Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

De namen van grondsoorten zijn het resultaat van de afspraken die zijn vastgelegd in de beschrijfprocedure NEN-EN-ISO 14688-1:2019+NEN 8990:2020 nl en zijn bepaald volgens het stroomschema opgenomen in NEN 8990:2020 nl. Het gegeven wordt vastgelegd om de gegevens beter bruikbaar te maken voor toepassing in de geotechniek. Voor de geotechnicus staat bij het benoemen van de grondsoort niet de samenstelling, maar het gedrag centraal.
Schelprijke gronden, vulkanisch as, diatomiet, dy, ijzeroer, kalkgyttja (bijzondere gronden) en blokken worden vanuit geotechnisch perspectief niet als grondsoort benoemt.

6.3.51.4 grindgehalteklasse
Type gegeven Attribuut van Onderzocht materiaal
Definitie

Het gehalte aan grind uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Grindgehalteklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de geologische grondsoort een waarde uit de categorie schelprijke grond, organische grond, grindarme minerale grond of bijzondere grond is.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Het gehalte aan grind wordt altijd geschat. Het gegeven wordt apart vastgelegd wanneer het gehalte minder is dan 30 % (grindarme grond). Daarboven bepaalt het gehalte de naam van de grondsoort.

6.3.51.5 organischestofgehalteklasse
Type gegeven Attribuut van Onderzocht materiaal
Definitie

Het gehalte aan organische stof uitgedrukt in een klasse volgens NEN-EN-ISO 14688-1.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Organischestofgehalteklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer het attribuut geotechnische grondsoort ontbreekt.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut geotechnische grondsoort gelijk is aan detritus, zwakZandigeDetritus, sterkZandigeDetritus, siltigeDetritus, kleiigeDetritus, humus, zwakZandigeHumus, sterkZandigeHumus, siltigeHumus, kleiigeHumus, veen, zwakZandigVeen, sterkZandigVeen, siltigVeen, kleiigVeen, bruinkool of gyttja.
Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Het aandeel organische stof wordt volgens NEN-EN-ISO 14688-1 bepaald op basis van waarneembare en voelbare eigenschappen. De organischestofgehalteklasse wordt niet bepaald als de grond vanuit geotechnisch perspectief is geclassificeerd als organische grond en de primaire fractie uit veen, humus, detritus, bruinkool of gyttja bestaat.

6.3.51.6 organischestofgehalteklasse NEN5104
Type gegeven Attribuut van Onderzocht materiaal
Definitie

Het gehalte aan organische stof volgens NEN 5104 uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam OrganischestofgehalteklasseNEN5104
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer het attribuut geologische grondsoort ontbreekt.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de geologische grondsoort een waarde uit de categorie organische grond is.
Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

In de NEN 5104 classificatie wordt het gehalte aan organische stof altijd geschat. Het gegeven wordt apart vastgelegd wanneer het gehalte onder een bepaald percentage ligt. Daarboven bepaalt het gehalte de naam van de grondsoort.

6.3.51.7 schelpmateriaalgehalteklasse
Type gegeven Attribuut van Onderzocht materiaal
Definitie

Het deel van het volume van de grond dat uit schelpmateriaal bestaat, uitgedrukt in een percentageklasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam VolumePercentageklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer het attribuut geologische grondsoort ontbreekt.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de geologische grondsoort een waarde uit de categorie schelprijke grond is.
Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Het gegeven wordt niet vastgelegd wanneer de grond een schelprijke grond is.

6.3.51.8 kalkgehalteklasse
Type gegeven Attribuut van Onderzocht materiaal
Definitie

Het gehalte aan koolzure kalk uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Kalkgehalteklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer het attribuut geologische grondsoort ontbreekt.
Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Het kalkgehalte wordt geschat naar de mate van opbruisen met verdund zoutzuur (10 % HCl).
Het gegeven wordt altijd vastgelegd, ook wanneer de grond uit schelpmateriaal of kalk bestaat.

6.3.51.9 bijzonder bestanddeel
Type gegeven Attribuut van Onderzocht materiaal
Definitie

Een bestanddeel dat uit materiaal bestaat dat van nature niet of niet algemeen voorkomt, of dat een verbijzondering is van een algemeen voorkomend bestanddeel van grond.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..*
Domein
  Naam SoortBijzonderBestanddeel
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer het attribuut geologische grondsoort ontbreekt.

Toelichting

Bijzondere bestanddelen hebben een natuurlijke of een antropogene herkomst.
Bij de beschrijving van het onderzocht materiaal wordt de kortere lijst van de standaard beschrijving gebruikt.

6.3.51.10 zandmediaanklasse
Type gegeven Attribuut van Onderzocht materiaal
Definitie

De mediane korrelgrootte van de zandfractie uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Zandmediaanklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut geologische grondsoort gelijk is aan keienMetZand, keitjesMetZand, zand, kleiigZand, zwakSiltigZand, matigSiltigZand, sterkSiltigZand of uiterstSiltigZand.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.51.11 gehalteklasse schelpgruis
Type gegeven Attribuut van Onderzocht materiaal
Definitie

Het deel van het volume van het schelpmateriaal dat uit gruis bestaat.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam VolumePercentageklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de geologische grondsoort een waarde uit de categorie schelprijke grond is.
Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut schelpmateriaalgehalteklasse gelijk is aan spoorTot1, weinig1tot10 of veel10tot30.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Gruis zijn stukjes schelp die kleiner zijn dan 2 millimeter.

6.3.51.12 gehalteklasse schelpfragmenten
Type gegeven Attribuut van Onderzocht materiaal
Definitie

Het deel van het volume van het schelpmateriaal dat uit fragmenten bestaat.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam VolumePercentageklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de geologische grondsoort een waarde uit de categorie schelprijke grond is.
Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut schelpmateriaalgehalteklasse gelijk is aan spoorTot1, weinig1tot10 of veel10tot30.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Fragmenten zijn stukjes schelp die groter zijn dan 2 millimeter.

6.3.51.13 gehalteklasse schelpen heel
Type gegeven Attribuut van Onderzocht materiaal
Definitie

Het deel van het volume van het schelpmateriaal dat uit hele schelpen bestaat.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam VolumePercentageklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de geologische grondsoort een waarde uit de categorie schelprijke grond is.
Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut schelpmateriaalgehalteklasse gelijk is aan spoorTot1, weinig1tot10 of veel10tot30.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.51.14 afwijkend materiaal
Type gegeven Gegevensgroep van Onderzocht materiaal
Definitie

Een voorkomen in grond van een afwijkende grondsoort of van een soort gesteente.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..5
Gegevensgroeptype Afwijkend materiaal

6.3.52 Afwijkend materiaal

Diagram Afwijkend materiaal

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens over een voorkomen in grond van een afwijkende grondsoort of van een soort gesteente.

Regels

De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer het attribuut bijzonder materiaal aanwezig is.

6.3.52.1 vorm voorkomen
Type gegeven Attribuut van Afwijkend materiaal
Definitie

De vorm van het voorkomen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam VormVoorkomen
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

In grond komen brokjes, afwijkende laagjes en sedimentlenzen voor. De afwijkende laagjes zijn getypeerd naar dikte en de brokjes naar lengte.

6.3.52.2 soort grond
Type gegeven Attribuut van Afwijkend materiaal
Definitie

Het soort grond waaruit de eenheid bestaat, grof getypeerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam SoortGrond
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Afwijkend materiaal bestaat uit grond of gesteente.

6.3.52.3 soort gesteente
Type gegeven Attribuut van Afwijkend materiaal
Definitie

Het soort gesteente waaruit de eenheid bestaat, grof getypeerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam SoortGesteente
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer het attribuut soort grond ontbreekt.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.52.4 percentageklasse
Type gegeven Attribuut van Afwijkend materiaal
Definitie

Het procentuele aandeel in het volume, uitgedrukt in een klasse.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam VolumePercentageklasse
  Type Waardelijst uitbreidbaar

6.3.53 Bepaling korrelgrootteverdeling

Diagram Basis korrelgrootteverdelingBepaling korrelgrootteverdeling

Type gegeven Entiteit
Definitie

Het volgens een bepaalde methode bepalen van het aandeel van bepaalde korrelgroottefracties in de droge massa van het materiaal.

Regels

De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut bepaalde samenstellingseigenschappen van de entiteit Onderzocht interval gelijk is aan standaard of standaardMetChemie.
De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Voor de korrelgrootteverdeling wordt grond gezien als een mengsel van minerale deeltjes van verschillende grootte. De minerale deeltjes worden korrels genoemd.
Standaard wordt aan 1 onderzocht interval 1 korrelgrootteverdeling bepaald waarbij het materiaal kleiner dan 2 mm wordt onderverdeeld. Bij grind en grover materiaal wordt een tweede korrelgrootteverdeling bepaald aan het zelfde onderzocht interval waarbij ook het materiaal groter dan 2 mm wordt onderverdeeld.
Het materiaal wordt uit het onderzocht interval geschept. Bij de standaard bepaling wordt bij het uitscheppen het grofste grind en grover materiaal gemeden. Het organische stof wordt verwijderd en normaliter wordt de koolzure kalk verwijderd. Het materiaal wordt vervolgens op een bepaalde manier verdeeld in fracties.
De bepaling wordt uitgevoerd aan grond en aan bijzonder materiaal en de monsterkwaliteit kan alle waarden hebben. De bepaling korrelgrootteverdeling is een zogenaamde classificatieproef die is opgenomen in de NEN-EN-ISO 14688-2.

6.3.53.1 bepalingsprocedure
Type gegeven Attribuut van Bepaling korrelgrootteverdeling
Definitie

De procedure die aangeeft onder welke afspraken de bepaling is uitgevoerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Bepalingsprocedure
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan ISO17892d4v2016 of ISO13320v2009.

Toelichting

De korrelgrootteverdeling wordt standaard bepaald met laserdiffractie en die wordt uitgevoerd conform ISO 13320. Wanneer de korrelgrootteverdeling wordt bepaald door middel van zeven of een combinatie van zeven en pipeteren wordt de bepaling uitgevoerd conform ISO 17892-4.

6.3.53.2 bepalingsmethode
Type gegeven Attribuut van Bepaling korrelgrootteverdeling
Definitie

De manier waarop de korrelgrootteverdeling is bepaald.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Bepalingsmethode
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan droogZevenLaser wanneer de waarde van het attribuut bepalingsprocedure gelijk is aan ISO13320v2009.
De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan droogZeven of natDroogZevenPipet wanneer de waarde van het attribuut bepalingsprocedure gelijk is aan ISO17892d4v2016.

Toelichting

Standaard wordt de korrelgrootteverdeling bepaald door middel van laserdiffractie (droogZevenLaser). Niet-cohesief materiaal wordt vooraf 24 uur in een oven gedroogd, standaard op 70 °C en nat materiaal op 60 °C. Cohesief materiaal wordt niet vooraf gedroogd. Het materiaal wordt vervolgens droog gezeefd over de 2 mm-zeef. Het materiaal kleiner dan 2 mm wordt gehomogeniseerd, het organische stof wordt verwijderd en normaliter wordt de koolzure kalk verwijderd. Tenslotte worden samengeklonterde korreltjes van elkaar los gemaakt (dispersie). Het materiaal kleiner dan 2 mm wordt door middel van laserdiffractie verdeeld in fracties. Het gemeten lichtpatroon wordt met behulp van een optisch model omgerekend naar een percentage van de totale droge massa. Het materiaal groter dan 2 mm wordt gedroogd op 105/110 °C en gewogen.
Wanneer het materiaal van het onderzocht interval uit grind of grover materiaal bestaat wordt aan hetzelfde onderzocht interval een tweede korrelgrootteverdeling bepaald om het materiaal groter dan 2 mm onder te verdelen. Dit gebeurt door middel van droge zeving (droogZeven). Het materiaal wordt eerst 24 uur gedroogd, standaard op 70 °C en nat materiaal op 60 °C. Het materiaal wordt gehomogeniseerd, het organische stof wordt verwijderd en normaliter wordt de koolzure kalk verwijderd. Ten slotte wordt samengeklonterd materiaal met de hand losgemaakt. Het materiaal wordt vervolgens middels droge zeving verdeeld in fracties. De droge massa van iedere fractie wordt bepaald en het resultaat wordt omgerekend naar een percentage van de totale droge massa.
Binnen geologisch booronderzoek wordt in zeer uitzonderlijke gevallen een tweede bepaling uitgevoerd voor de verdeling van de korrels kleiner dan 2 mm met behulp van de pipet en zeving (natDroogZevenPipet). Het materiaal wordt na de voorbehandeling nat gezeefd over de 63µm-zeef. De fractie 63 µm tot 2 mm wordt verder onderverdeeld door het droge materiaal te zeven. De fijne fractie wordt verder onderverdeeld op basis van de bezinksnelheid van de korrels en die wordt bepaald met behulp van een pipet.

6.3.53.3 fractieverdeling
Type gegeven Attribuut van Bepaling korrelgrootteverdeling
Definitie

De fractieverdeling die is gebruikt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam FractieverdelingLab
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan standaardStandaardBasis wanneer de waarde van het attribuut bepalingsmethode gelijk is aan droogZevenLaser.
De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan basisBeperktStandaard wanneer de waarde van het attribuut bepalingsmethode gelijk is aan droogZeven.
De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan minimaalMinimaalBasis wanneer de waarde van het attribuut bepalingsmethode gelijk is aan natDroogZevenPipet.

Toelichting

Er wordt altijd een verdeling in drie klassen bepaald: het aandeel van de korrels kleiner dan 63 µm, het aandeel van de korrels tussen de 63 µm en 2 mm en het aandeel van de korrels groter dan 2 mm. Dit is de basis korrelgrootteverdeling. Bij de standaardverdeling worden de fractie kleiner dan 63 µm en de fractie tussen de 63 µm en 2 mm op een standaard manier onderverdeeld (standaardStandaardBasis). Wanneer grind of grover materiaal wordt gezeefd wordt de fractie 63 µm tot 2 mm op een beperkte manier en de fractie groter dan 2 mm op een standaard manier onderverdeeld (basisBeperktStandaard). In een uitzonderlijk geval worden de fractie kleiner dan 63 µm en de fractie tussen de 63 µm en 2 mm op de minimale manier onderverdeeld (minimaalMinimaalBasis).

6.3.53.4 verwijderingsmethode organische stof
Type gegeven Attribuut van Bepaling korrelgrootteverdeling
Definitie

De manier waarop het organische stof voorafgaand aan de bepaling uit het te onderzoeken materiaal is verwijderd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam VerwijderingsmethodeOrganischeStof
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Standaard wordt voorafgaand aan de bepaling van de korrelgrootteverdeling het organische stof verwijderd met H2O2 (15 %). Het kan voorkomen dat de behandeling een paar keer uitgevoerd moet worden. Wanneer het materiaal van het onderzocht interval uit grind of grover materiaal bestaat en het materiaal groter dan 2 mm wordt onderverdeeld, wordt het organische stof handmatig verwijderd.
Standaard wordt het gehalte organische stof bepaald middels de Bepaling organischestofgehalte.

6.3.53.5 verwijderingsmethode kalk
Type gegeven Attribuut van Bepaling korrelgrootteverdeling
Definitie

De manier waarop koolzure kalk voorafgaand aan de bepaling uit het te onderzoeken materiaal is verwijderd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam VerwijderingsmethodeKalk
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Normaliter wordt voorafgaand aan de bepaling van de korrelgrootteverdeling de koolzure kalk verwijderd met HCl (0,5 M). Het kan voorkomen dat de behandeling een paar keer uitgevoerd moet worden. Wanneer het materiaal van het onderzocht interval uit grind of grover materiaal bestaat en het materiaal groter dan 2 mm wordt onderverdeeld, wordt de kalk handmatig verwijderd.
Standaard wordt het kalkgehalte bepaald middels de Bepaling kalkgehalte.

6.3.53.6 verwijderd materiaal
Type gegeven Attribuut van Bepaling korrelgrootteverdeling
Definitie

De aanduiding die aangeeft welke bestanddelen voorafgaand aan de bepaling uit het te onderzoeken materiaal zijn verwijderd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1..3
Domein
  Naam VerwijderdMateriaal
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

In geologisch booronderzoek worden standaard geen bestanddelen verwijderd (de waarde geen).

6.3.53.7 massa droog materiaal
Type gegeven Attribuut van Bepaling korrelgrootteverdeling
Definitie

De massa van het droge materiaal waarvan de korrelgrootteverdeling is bepaald.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 5.1
  Eenheid g (gram)
  Waardebereik vanaf 0
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut bepalingsmethode gelijk is aan droogZeven.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

De massa van het droge materiaal, na droging op 105/110 °C en na verwijdering van organische stof en koolzure kalk.
Wanneer de massa van het onderzochte materiaal kleiner is dan de procedure voorschrijft, en dat is afhankelijk van de samenstelling van het materiaal wordt dat vastgelegd als bijzonderheid uitvoering (waarde massaProefstuk). In dat geval is het resultaat minder betrouwbaar en wordt ook de massa van het onderzochte materiaal vastgelegd.

6.3.53.8 dispersiemethode
Type gegeven Attribuut van Bepaling korrelgrootteverdeling
Definitie

De manier waarop samengeklonterde korrels van elkaar zijn losgemaakt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Dispersiemethode
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut bepalingsmethode gelijk is aan droogZeven.
Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.53.9 rekenwaarde volumieke massa korrels
Type gegeven Attribuut van Bepaling korrelgrootteverdeling
Definitie

De volumieke massa van de korrels van de fijne fractie die is gebruikt om de diameter van de korrels uit de bezinksnelheid te berekenen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 1.4
  Eenheid g/cm3 (gram/kubieke centimeter)
  Waardebereik 0 tot 5
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut bepalingsmethode gelijk is aan natDroogZevenPipet.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

6.3.53.10 herkomst rekenwaarde
Type gegeven Attribuut van Bepaling korrelgrootteverdeling
Definitie

De manier waarop de volumieke massa van de korrels van de fijne fractie is bepaald.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam HerkomstRekenwaarde
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer het attribuut rekenwaarde volumieke massa korrels aanwezig is.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Voor het juiste gebruik van het resultaat is het van belang te weten of de waarde van de volumieke massa die is gebruikt om de diameter van de korrels te bepalen is gebaseerd op een aanname, afleiding of op basis van een gemeten waarde.

6.3.53.11 toegepast optisch model
Type gegeven Attribuut van Bepaling korrelgrootteverdeling
Definitie

De manier waarop de meetresultaten van laserdiffractie zijn vertaald naar de korrelgrootteverdeling.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam ToegepastOptischModel
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut bepalingsmethode gelijk is aan droogZevenLaser.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Laserdiffractie is een optische meetmethode waarbij het lichtpatroon dat ontstaat door de verstrooiing en buiging van het licht door de deeltjes in het materiaal (0 tot 2 mm) wordt gemeten. Met behulp van een optisch model wordt het gemeten patroon omgerekend naar de korrelgrootteverdeling.

6.3.53.12 bijzonderheid uitvoering
Type gegeven Attribuut van Bepaling korrelgrootteverdeling
Definitie

Een bijzonderheid die zich tijdens de uitvoering van de bepaling heeft voorgedaan en die van invloed kan zijn op de resultaten.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..2
Domein
  Naam BijzonderheidUitvoering
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Tijdens de uitvoering kunnen zich kleine problemen voordoen waardoor de uitvoerder de bepaling niet helemaal op de ideale wijze kan uitvoeren. Het kan voorkomen dat de massa van het proefstuk kleiner is dan de procedure voorschrijft. Het kan voorkomen dat de bepaling is uitgevoerd op het materiaal waarvan eerst de hydrofysische eigenschappen zijn bepaald waardoor materiaal verloren is gegaan of dat er tijdens het zeven materiaal verloren is gegaan. De bepaling is hierdoor minder nauwkeurig. Wanneer een dergelijke situatie zich voordoet en het probleem van invloed kan zijn op het resultaat, legt de uitvoerder het als bijzonderheid vast.

6.3.53.13 bijzonderheid materiaal
Type gegeven Attribuut van Bepaling korrelgrootteverdeling
Definitie

Een bijzonderheid die bij de bepaling is geconstateerd door het onderzochte materiaal te bekijken, en die van invloed kan zijn op de resultaten van de bepaling.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..5
Domein
  Naam BijzonderheidMateriaal
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Tijdens de uitvoering kunnen er bijzonderheden worden geconstateerd die extra informatie over de aard van het onderzochte materiaal geven. Het materiaal kan door droging in de oven desintegreren of van kleur veranderen en dat kan wijzen op een bijzondere samenstelling. In de huidige praktijk legt de uitvoerder eventuele bijzonderheden altijd vast.

6.3.53.14 basis korrelgrootteverdeling
Type gegeven Gegevensgroep van Bepaling korrelgrootteverdeling
Definitie

De verdeling in drie fracties, die de basis voor iedere verdere indeling is.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Gegevensgroeptype Basis korrelgrootteverdeling

6.3.54 Basis korrelgrootteverdeling

Diagram Standaardverdeling fractie groter2mmBeperkte verdeling fractie 63umtot2mmMinimale verdeling fractie 63umtot2mmMinimale verdeling fractie kleiner63umStandaardverdeling fractie kleiner63umStandaardverdeling fractie 63umtot2mmBasis korrelgrootteverdeling

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens die de verdeling in drie fracties, die de basis voor iedere verdere indeling is, beschrijven.

Regels

De som van alle fracties moet gelijk zijn aan 100.

Toelichting

De manier waarop de verdeling van de fracties exact op 100 % komt, is vastgelegd in de analyseprocedure praktijkrichtlijn Geologische Dienst Nederland.

6.3.54.1 fractie kleiner63um
Type gegeven Attribuut van Basis korrelgrootteverdeling
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter kleiner dan 63 µm in de massa van het droge materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 100
6.3.54.2 fractie 63umTot2mm
Type gegeven Attribuut van Basis korrelgrootteverdeling
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 63 µm tot 2 mm in de massa van het droge materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 100
6.3.54.3 fractie groter2mm
Type gegeven Attribuut van Basis korrelgrootteverdeling
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 2 mm en groter in de massa van het droge materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 100
6.3.54.4 standaardverdeling fractie kleiner63um
Type gegeven Gegevensgroep van Basis korrelgrootteverdeling
Definitie

De fractie kleiner dan 63 µm verdeeld in de fracties die voor de standaard indeling gelden.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Gegevensgroeptype Standaardverdeling fractie kleiner63um
6.3.54.5 minimale verdeling fractie kleiner63um
Type gegeven Gegevensgroep van Basis korrelgrootteverdeling
Definitie

De fractie kleiner dan 63 µm verdeeld in de fracties die minimaal worden onderscheiden.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Gegevensgroeptype Minimale verdeling fractie kleiner63um
6.3.54.6 standaardverdeling fractie 63umtot2mm
Type gegeven Gegevensgroep van Basis korrelgrootteverdeling
Definitie

De fractie 63 µm tot 2mm verdeeld in de fracties die minimaal worden onderscheiden.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Gegevensgroeptype Standaardverdeling fractie 63umtot2mm
6.3.54.7 minimale verdeling fractie 63umtot2mm
Type gegeven Gegevensgroep van Basis korrelgrootteverdeling
Definitie

De fractie 63 µm tot 2 mm verdeeld in de fracties die standaard worden onderscheiden.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Gegevensgroeptype Minimale verdeling fractie 63umtot2mm
6.3.54.8 beperkte verdeling fractie 63umtot2mm
Type gegeven Gegevensgroep van Basis korrelgrootteverdeling
Definitie

De fractie 63 µm tot 2 mm verdeeld in de fracties die voor de beperkte indeling gelden.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Gegevensgroeptype Beperkte verdeling fractie 63umtot2mm
6.3.54.9 standaardverdeling fractie groter2mm
Type gegeven Gegevensgroep van Basis korrelgrootteverdeling
Definitie

De fractie groter dan 2 mm verdeeld in de fracties die standaard worden onderscheiden.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Gegevensgroeptype Standaardverdeling fractie groter2mm

6.3.55 Standaardverdeling fractie kleiner63um

Diagram Standaardverdeling fractie kleiner63um

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens van de fractie kleiner dan 63 µm verdeeld in de fracties die voor de standaard indeling gelden.

Regels

De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling van de entiteit Bepaling korrelgrootteverdeling gelijk is aan standaardStandaardBasis.
De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

De som van alle fracties moet gelijk zijn aan de waarde van het attribuut fractie kleiner63um van de entiteit Basis korrelgrootteverdeling.

6.3.55.1 fractie 0tot0.2um
Type gegeven Attribuut van Standaardverdeling fractie kleiner63um
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter kleiner dan 0,2 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.55.2 fractie 0.2tot0.5um
Type gegeven Attribuut van Standaardverdeling fractie kleiner63um
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 0,2 tot 0,5 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.55.3 fractie 0.5tot1um
Type gegeven Attribuut van Standaardverdeling fractie kleiner63um
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 0,5 tot 1 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.55.4 fractie 1tot2um
Type gegeven Attribuut van Standaardverdeling fractie kleiner63um
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 1 tot 2 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.55.5 fractie 2tot4um
Type gegeven Attribuut van Standaardverdeling fractie kleiner63um
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 2 tot 4 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.55.6 fractie 4tot8um
Type gegeven Attribuut van Standaardverdeling fractie kleiner63um
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 4 tot 8 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.55.7 fractie 8tot16um
Type gegeven Attribuut van Standaardverdeling fractie kleiner63um
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 8 tot 16 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.55.8 fractie 16tot25um
Type gegeven Attribuut van Standaardverdeling fractie kleiner63um
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 16 tot 25 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.55.9 fractie 25tot32um
Type gegeven Attribuut van Standaardverdeling fractie kleiner63um
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 25 tot 32 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.55.10 fractie 32tot50um
Type gegeven Attribuut van Standaardverdeling fractie kleiner63um
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 32 tot 50 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.55.11 fractie 50tot63um
Type gegeven Attribuut van Standaardverdeling fractie kleiner63um
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 50 tot 63 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0

6.3.56 Minimale verdeling fractie kleiner63um

Diagram Minimale verdeling fractie kleiner63um

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens van de fractie kleiner dan 63 µm verdeeld in de fracties die minimaal worden onderscheiden.

Regels

De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling van de entiteit Bepaling korrelgrootteverdeling gelijk is aan minimaalMinimaalBasis.
De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.
De som van alle fracties moet gelijk zijn aan de waarde van het attribuut fractie kleiner63um van de entiteit Basis korrelgrootteverdeling.

6.3.56.1 fractie 0tot2um
Type gegeven Attribuut van Minimale verdeling fractie kleiner63um
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter kleiner dan 2 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.56.2 fractie 2tot4um
Type gegeven Attribuut van Minimale verdeling fractie kleiner63um
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 2 tot 4 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.56.3 fractie 4tot8um
Type gegeven Attribuut van Minimale verdeling fractie kleiner63um
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 4 tot 8 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.56.4 fractie 8tot16um
Type gegeven Attribuut van Minimale verdeling fractie kleiner63um
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 8 tot 16 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.56.5 fractie 16tot32um
Type gegeven Attribuut van Minimale verdeling fractie kleiner63um
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 16 tot 32 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.56.6 fractie 32tot50um
Type gegeven Attribuut van Minimale verdeling fractie kleiner63um
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 32 tot 50 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.56.7 fractie 50tot63um
Type gegeven Attribuut van Minimale verdeling fractie kleiner63um
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 50 tot 63 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0

6.3.57 Standaardverdeling fractie 63umtot2mm

Diagram Standaardverdeling fractie 63umtot2mm

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens van de fractie 63 µm tot 2 mm verdeeld in de fracties die standaard worden onderscheiden.

Regels

De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling van de entiteit Bepaling korrelgrootteverdeling gelijk is aan standaardStandaardBasis.
De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

De som van alle fracties moet gelijk zijn aan de waarde van het attribuut fractie 63umTot2mm van de entiteit Basis korrelgrootteverdeling.

6.3.57.1 fractie 63tot75um
Type gegeven Attribuut van Standaardverdeling fractie 63umtot2mm
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 63 tot 75 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.57.2 fractie 75tot90um
Type gegeven Attribuut van Standaardverdeling fractie 63umtot2mm
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 75 tot 90 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.57.3 fractie 90tot105um
Type gegeven Attribuut van Standaardverdeling fractie 63umtot2mm
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 90 tot 105 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.57.4 fractie 105tot125um
Type gegeven Attribuut van Standaardverdeling fractie 63umtot2mm
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 105 tot 125 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.57.5 fractie 125tot150um
Type gegeven Attribuut van Standaardverdeling fractie 63umtot2mm
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 125 tot 150 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.57.6 fractie 150tot180um
Type gegeven Attribuut van Standaardverdeling fractie 63umtot2mm
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 150 tot 180 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.57.7 fractie 180tot200um
Type gegeven Attribuut van Standaardverdeling fractie 63umtot2mm
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 180 tot 200 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.57.8 fractie 200tot210um
Type gegeven Attribuut van Standaardverdeling fractie 63umtot2mm
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 200 tot 210 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.57.9 fractie 210tot250um
Type gegeven Attribuut van Standaardverdeling fractie 63umtot2mm
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 210 tot 250 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.57.10 fractie 250tot300um
Type gegeven Attribuut van Standaardverdeling fractie 63umtot2mm
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 250 tot 300 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.57.11 fractie 300tot355um
Type gegeven Attribuut van Standaardverdeling fractie 63umtot2mm
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 300 tot 355 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.57.12 fractie 355tot420um
Type gegeven Attribuut van Standaardverdeling fractie 63umtot2mm
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 355 tot 420 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.57.13 fractie 420tot500um
Type gegeven Attribuut van Standaardverdeling fractie 63umtot2mm
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 420 tot 500 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.57.14 fractie 500tot600um
Type gegeven Attribuut van Standaardverdeling fractie 63umtot2mm
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 500 tot 600 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.57.15 fractie 600tot630um
Type gegeven Attribuut van Standaardverdeling fractie 63umtot2mm
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 600 tot 630 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.57.16 fractie 630tot710um
Type gegeven Attribuut van Standaardverdeling fractie 63umtot2mm
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 630 tot 710 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.57.17 fractie 710tot850um
Type gegeven Attribuut van Standaardverdeling fractie 63umtot2mm
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 710 tot 850 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.57.18 fractie 850tot1000um
Type gegeven Attribuut van Standaardverdeling fractie 63umtot2mm
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 850 tot 1000 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.57.19 fractie 1000tot1200um
Type gegeven Attribuut van Standaardverdeling fractie 63umtot2mm
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 1000 tot 1200 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.57.20 fractie 1200tot1400um
Type gegeven Attribuut van Standaardverdeling fractie 63umtot2mm
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 1200 tot 1400 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.57.21 fractie 1400tot1700um
Type gegeven Attribuut van Standaardverdeling fractie 63umtot2mm
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 1400 tot 1700 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.57.22 fractie 1700umtot2mm
Type gegeven Attribuut van Standaardverdeling fractie 63umtot2mm
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 1700 µm tot 2 mm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0

6.3.58 Minimale verdeling fractie 63umtot2mm

Diagram Minimale verdeling fractie 63umtot2mm

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens van de fractie 63 µm tot 2mm verdeeld in de fracties die minimaal worden onderscheiden.

Regels

De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling van de entiteit Bepaling korrelgrootteverdeling gelijk is aan minimaalMinimaalBasis.
De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.
De som van alle fracties moet gelijk zijn aan de waarde van het attribuut fractie 63umTot2mm van de entiteit Basis korrelgrootteverdeling.

6.3.58.1 fractie 63tot90um
Type gegeven Attribuut van Minimale verdeling fractie 63umtot2mm
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 63 tot 90 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.58.2 fractie 90tot105um
Type gegeven Attribuut van Minimale verdeling fractie 63umtot2mm
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 90 tot 105 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.58.3 fractie 105tot125um
Type gegeven Attribuut van Minimale verdeling fractie 63umtot2mm
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 105 tot 125 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.58.4 fractie 125tot150um
Type gegeven Attribuut van Minimale verdeling fractie 63umtot2mm
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 125 tot 150 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.58.5 fractie 150tot180um
Type gegeven Attribuut van Minimale verdeling fractie 63umtot2mm
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 150 tot 180 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.58.6 fractie 180tot200um
Type gegeven Attribuut van Minimale verdeling fractie 63umtot2mm
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 180 tot 200 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.58.7 fractie 200tot210um
Type gegeven Attribuut van Minimale verdeling fractie 63umtot2mm
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 200 tot 210 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.58.8 fractie 210tot250um
Type gegeven Attribuut van Minimale verdeling fractie 63umtot2mm
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 210 tot 250 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.58.9 fractie 250tot300um
Type gegeven Attribuut van Minimale verdeling fractie 63umtot2mm
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 250 tot 300 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.58.10 fractie 300tot355um
Type gegeven Attribuut van Minimale verdeling fractie 63umtot2mm
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 300 tot 355 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.58.11 fractie 355tot420um
Type gegeven Attribuut van Minimale verdeling fractie 63umtot2mm
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 355 tot 420 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.58.12 fractie 420tot500um
Type gegeven Attribuut van Minimale verdeling fractie 63umtot2mm
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 420 tot 500 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.58.13 fractie 500tot600um
Type gegeven Attribuut van Minimale verdeling fractie 63umtot2mm
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 500 tot 600 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.58.14 fractie 600tot630um
Type gegeven Attribuut van Minimale verdeling fractie 63umtot2mm
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 600 tot 630 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.58.15 fractie 630tot710um
Type gegeven Attribuut van Minimale verdeling fractie 63umtot2mm
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 630 tot 710 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.58.16 fractie 710tot1000um
Type gegeven Attribuut van Minimale verdeling fractie 63umtot2mm
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 710 tot 1000 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.58.17 fractie 1000tot1400um
Type gegeven Attribuut van Minimale verdeling fractie 63umtot2mm
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 1000 tot 1400 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.58.18 fractie 1400umtot2mm
Type gegeven Attribuut van Minimale verdeling fractie 63umtot2mm
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 1400 µm tot 2 mm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0

6.3.59 Beperkte verdeling fractie 63umtot2mm

Diagram Beperkte verdeling fractie 63umtot2mm

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens van de fractie 63 µm tot 2 mm verdeeld in de fracties die voor de beperkte indeling gelden.

Regels

De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling van de entiteit Bepaling korrelgrootteverdeling gelijk is aan basisBeperktStandaard.
De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.
De som van alle fracties moet gelijk zijn aan de waarde van het attribuut fractie 63umTot2mm van de entiteit Basis korrelgrootteverdeling.

6.3.59.1 fractie 63tot300um
Type gegeven Attribuut van Beperkte verdeling fractie 63umtot2mm
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 63 tot 300 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.59.2 fractie 300tot420um
Type gegeven Attribuut van Beperkte verdeling fractie 63umtot2mm
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 300 tot 420 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.59.3 fractie 420tot600um
Type gegeven Attribuut van Beperkte verdeling fractie 63umtot2mm
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 420 tot 600 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.59.4 fractie 600tot630um
Type gegeven Attribuut van Beperkte verdeling fractie 63umtot2mm
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 600 tot 630 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.59.5 fractie 630tot1000um
Type gegeven Attribuut van Beperkte verdeling fractie 63umtot2mm
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 630 tot 1000 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.59.6 fractie 1000tot1200um
Type gegeven Attribuut van Beperkte verdeling fractie 63umtot2mm
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 1000 tot 1200 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.59.7 fractie 1200tot1400um
Type gegeven Attribuut van Beperkte verdeling fractie 63umtot2mm
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 1200 tot 1400 µm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.59.8 fractie 1400umtot2mm
Type gegeven Attribuut van Beperkte verdeling fractie 63umtot2mm
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 1400 µm tot 2 mm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0

6.3.60 Standaardverdeling fractie groter2mm

Diagram Standaardverdeling fractie groter2mm

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens van de fractie groter dan 2 mm verdeeld in de fracties die standaard worden onderscheiden.

Regels

De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut fractieverdeling van de entiteit Bepaling korrelgrootteverdeling gelijk is aan basisBeperktStandaard.
De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.
De som van alle fracties moet gelijk zijn aan de waarde van het attribuut fractie groter2mm van de entiteit Basis korrelgrootteverdeling.

6.3.60.1 fractie 2tot5.6mm
Type gegeven Attribuut van Standaardverdeling fractie groter2mm
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 2 tot 5,6 mm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.60.2 fractie 5.6tot6.3mm
Type gegeven Attribuut van Standaardverdeling fractie groter2mm
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 5,6 tot 6,3 mm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.60.3 fractie 6.3tot10mm
Type gegeven Attribuut van Standaardverdeling fractie groter2mm
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 6,3 tot 10 mm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.60.4 fractie 10tot16mm
Type gegeven Attribuut van Standaardverdeling fractie groter2mm
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 10 tot 16 mm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.60.5 fractie 16tot20mm
Type gegeven Attribuut van Standaardverdeling fractie groter2mm
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 16 tot 20 mm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.60.6 fractie 20tot37.5mm
Type gegeven Attribuut van Standaardverdeling fractie groter2mm
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 20 tot 37,5 mm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.60.7 fractie 37.5tot63mm
Type gegeven Attribuut van Standaardverdeling fractie groter2mm
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter van 37,5 tot 63 mm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0
6.3.60.8 fractie groter63mm
Type gegeven Attribuut van Standaardverdeling fractie groter2mm
Definitie

Het aandeel van de korrels met een diameter groter dan 63 mm in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik vanaf 0

6.3.61 Bepaling kalkgehalte

Diagram Massaverlies kalkgehalteBepaling kalkgehalte

Type gegeven Entiteit
Definitie

Het volgens een bepaalde methode bepalen van het aandeel kalkgehalte in de massa van het materiaal.

Regels

De entiteit mag aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut bepaalde samenstellingseigenschappen van de entiteit Onderzocht interval gelijk is aan standaard, standaardMetChemie, zonderKorrelverdeling of zonderKorrelverdelingMetChemie. De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut bepaalde samenstellingseigenschappen van de entiteit Onderzocht interval gelijk is aan geen.

Toelichting

De bepaling wordt uitgevoerd op het materiaal kleiner dan 2 mm. Niet-cohesief materiaal wordt vooraf 24 uur in een oven gedroogd, standaard op 70 °C en nat materiaal op 60 °C. Cohesief materiaal wordt niet vooraf gedroogd. Het materiaal wordt vervolgens droog gezeefd over de 2 mm-zeef. Het materiaal kleiner dan 2 mm wordt gehomogeniseerd. Het materiaal groter dan 2 mm wordt buiten beschouwing gelaten. Vervolgens wordt het materiaal gedroogd op 105 °C. Het gehalte koolzure kalk wordt berekend uit het massaverlies dat het gevolg is van de verwijdering van het kalk uit het materiaal. De bepaling wordt uitgevoerd aan grond en de monsterkwaliteit kan alle waarden hebben. De bepaling kalkgehalte is een zogenaamde classificatieproef die is opgenomen in de NEN-EN-ISO 14688-2.

6.3.61.1 bepalingsprocedure
Type gegeven Attribuut van Bepaling kalkgehalte
Definitie

De procedure die aangeeft onder welke afspraken de bepaling is uitgevoerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Bepalingsprocedure
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan ISO14688d2v2019NEN8990v2020.

Toelichting

De bepaling van het kalkgehalte wordt uitgevoerd conform NEN-EN-ISO 14688-2 en is op onderdelen wat specifieker. Dat is opgenomen in de GDN praktijkrichtlijn voor geologisch boormonsteranalyse (analyseprocedure). Bij de Geologische Dienst Nederland wordt het kalkgehalte op 800 °C bepaald en vindt verhitting getrapt plaats.

6.3.61.2 bepalingsmethode
Type gegeven Attribuut van Bepaling kalkgehalte
Definitie

De manier waarop het kalkgehalte bepaald is.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Bepalingsmethode
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan getraptVerhitten800.

Toelichting

Het kalkgehalte wordt berekend uit het massaverlies dat het gevolg is van de omzetting van koolzure kalk in calciumoxide bij verhitting van gedroogd materiaal op 800 °C. Binnen geologisch booronderzoek wordt er na het verhitten op 800 °C ook nog op 1000 °C verhit.

6.3.61.3 droogtijd
Type gegeven Attribuut van Bepaling kalkgehalte
Definitie

De lengte van de periode gedurende welke het materiaal is gedroogd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Droogtijd
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Standaard wordt het materiaal op een bepaalde temperatuur gedroogd tot de massa van het materiaal niet meer afneemt na 5 minuten drogen (stabieleMassa5minuten).

6.3.61.4 bijzonderheid uitvoering
Type gegeven Attribuut van Bepaling kalkgehalte
Definitie

Een bijzonderheid die zich tijdens de uitvoering van de bepaling heeft voorgedaan en die van invloed kan zijn op de resultaten.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..2
Domein
  Naam BijzonderheidUitvoering
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Tijdens de uitvoering kunnen zich kleine problemen voordoen waardoor de uitvoerder de bepaling niet helemaal op de ideale wijze kan uitvoeren. Het kan voorkomen dat de massa van het proefstuk kleiner is dan de procedure voorschrijft of het kan voorkomen dat de bepaling is uitgevoerd op het materiaal waarvan eerst de hydrofysische eigenschappen zijn bepaald. Ook kan het voorkomen dat het proefstuk na droging op 60 °C meer dan 3 % water bevat, bijvoorbeeld bij extreem vochtige of organische gronden. Wanneer een dergelijke situatie zich voordoet en het probleem van invloed kan zijn op het resultaat, legt de uitvoerder het als bijzonderheid vast.

6.3.61.5 bijzonderheid materiaal
Type gegeven Attribuut van Bepaling kalkgehalte
Definitie

Een bijzonderheid die bij de bepaling is geconstateerd door het onderzochte materiaal te bekijken, en die van invloed kan zijn op de resultaten van de bepaling.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..5
Domein
  Naam BijzonderheidMateriaal
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Tijdens de uitvoering kunnen er bijzonderheden worden geconstateerd die extra informatie over de aard van het onderzochte materiaal geven. Het materiaal kan door droging desintegreren of van kleur veranderen. In de huidige praktijk legt de uitvoerder eventuele bijzonderheden altijd vast.

6.3.61.6 kalkgehalte
Type gegeven Attribuut van Bepaling kalkgehalte
Definitie

Het aandeel koolzure kalk in de massa van het droge materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.2
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 100
6.3.61.7 massaverlies kalkgehalte
Type gegeven Gegevensgroep van Bepaling kalkgehalte
Definitie

Het verlies van massa van het materiaal bij verschillende temperaturen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Gegevensgroeptype Massaverlies kalkgehalte

6.3.62 Massaverlies kalkgehalte

Diagram Massaverlies kalkgehalte

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens die het verlies van massa van het materiaal bij verschillende temperaturen beschrijven.

Toelichting

Het kalkgehalte wordt berekend uit het massaverlies dat het gevolg is van verwijdering van het kalk door het te verbranden. Voor experts is het belangrijk om te weten hoeveel kalk bij iedere temperatuursstap is verbrand.

6.3.62.1 massa105gradenCelsius
Type gegeven Attribuut van Massaverlies kalkgehalte
Definitie

De massa van het materiaal bij 105 graden Celsius.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.2
  Eenheid g (gram)
  Waardebereik 0 tot 100
Toelichting

De massa van het materiaal bij 105 °C wordt het droge materiaal genoemd.

6.3.62.2 massa800gradenCelsius
Type gegeven Attribuut van Massaverlies kalkgehalte
Definitie

De massa van het materiaal bij 800 graden Celsius.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.2
  Eenheid g (gram)
  Waardebereik 0 tot 100
Toelichting

Dit geeft voor de expert extra informatie over hoeveel kalk bij deze temperatuur is verbrand. Standaard wordt er vanuit gegaan dat al het kalk is verbrand.

6.3.62.3 massa1000gradenCelsius
Type gegeven Attribuut van Massaverlies kalkgehalte
Definitie

De massa van het materiaal bij 1000 graden Celsius.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.2
  Eenheid g (gram)
  Waardebereik 0 tot 100
Toelichting

Dit geeft voor de expert extra informatie over dat er mogelijk nog kalk of andere stoffen bij deze temperatuur zijn verbrand.

6.3.63 Bepaling organischestofgehalte

Diagram Massaverlies organischestofgehalteBepaling organischestofgehalte

Type gegeven Entiteit
Definitie

Het volgens een bepaalde methode bepalen van het aandeel organische stof in de massa van het materiaal.

Regels

De entiteit mag aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut bepaalde samenstellingseigenschappen van de entiteit Onderzocht interval gelijk is aan standaard, standaardMetChemie, zonderKorrelverdeling of zonderKorrelverdelingMetChemie. De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut bepaalde samenstellingseigenschappen van de entiteit Onderzocht interval gelijk is aan geen.

Toelichting

De bepaling wordt uitgevoerd op het materiaal kleiner dan 2 mm. Niet-cohesief materiaal wordt vooraf 24 uur in een oven gedroogd, standaard op 70 °C en nat materiaal op 60 °C. Cohesief materiaal wordt niet vooraf gedroogd. Het materiaal wordt vervolgens droog gezeefd over de 2 mm-zeef. Het materiaal kleiner dan 2 mm wordt gehomogeniseerd. Het materiaal groter dan 2 mm wordt buiten beschouwing gelaten. Vervolgens wordt het materiaal gedroogd op 105 °C. Het gehalte aan organische stof wordt berekend uit het massaverlies dat het gevolg is van de verwijdering van de organische stof uit het materiaal. De bepaling wordt uitgevoerd aan grond en de monsterkwaliteit kan alle waarden hebben. De bepaling organischestofgehalte is een zogenaamde classificatieproef die is opgenomen in de NEN-EN-ISO 14688-2.

6.3.63.1 bepalingsprocedure
Type gegeven Attribuut van Bepaling organischestofgehalte
Definitie

De procedure die aangeeft onder welke afspraken de bepaling is uitgevoerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Bepalingsprocedure
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan ISO14688d2v2019NEN8990v2020.

Toelichting

De bepaling van het organischestofgehalte wordt uitgevoerd conform NEN-EN-ISO 14688-2 en is op onderdelen wat specifieker. Dat is opgenomen in de GDN praktijkrichtlijn voor geologisch boormonsteranalsye (analyseprocedure). Bij de Geologische Dienst Nederland wordt het organischestofgehalte op 550 °C bepaald en vindt verhitting getrapt plaats.

6.3.63.2 bepalingsmethode
Type gegeven Attribuut van Bepaling organischestofgehalte
Definitie

De manier waarop het organischestofgehalte bepaald is.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Bepalingsmethode
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan getraptVerhitten550.

Toelichting

Het gehalte organische stof wordt berekend uit het massaverlies dat het gevolg is van de verwijdering van de organische stof. De organische stof wordt verwijderd door het te verbranden.

6.3.63.3 droogtijd
Type gegeven Attribuut van Bepaling organischestofgehalte
Definitie

De lengte van de periode gedurende welke het materiaal is gedroogd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Droogtijd
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Standaard wordt het materiaal op een bepaalde temperatuur gedroogd tot de massa van het materiaal niet meer afneemt na 5 minuten drogen (stabieleMassa5minuten).

6.3.63.4 lutumcorrectie toegepast
Type gegeven Attribuut van Bepaling organischestofgehalte
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de meetresultaten zijn gecorrigeerd voor het verlies van water dat aan korrels kleiner dan 2 µm gebonden is.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

De meetresultaten kunnen zijn gecorrigeerd voor het verlies van water dat door kleideeltjes wordt vastgehouden. De correctie is gebaseerd op het aandeel van de fractie 0-8 µm zoals bepaald in de korrelgrootteverdeling met laserdiffractie. Deze fractie wordt representatief geacht voor de lutumfractie (0-2 µm). Er wordt nooit gecorrigeerd met een lutumfractie die volgens een andere methode is bepaald. In de huidige praktijk wordt de lutumcorrectie bepaald door te corrigeren het percentage lutum volgens een bepaalde methode. Lutumcorrectie wordt standaard toegepast binnen het geologische booronderzoek. Wanneer het materiaal meer dan 95 % organische stof bevat wordt de correctie meestal niet toegepast.

6.3.63.5 vrij ijzer correctie toegepast
Type gegeven Attribuut van Bepaling organischestofgehalte
Definitie

De aanduiding die aangeeft of het meetresultaat is gecorrigeerd voor het verlies aan water dat aan vrij ijzer is gebonden.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

Het organischestofgehalte kan gecorrigeerd zijn voor de hoeveelheid water die in de vorm van ijzeroxiden in de grond voorkomt. Dat is zelden nodig en kan gekozen worden wanneer vermoed wordt dat de grond meer dan 3 % vrij ijzer bevat. Het voorkomen van veel vrij ijzer betekent dat het uitgangsmateriaal een niet te verwaarlozen hoeveelheid water bevat die pas tijdens het verhitten verdampt.

6.3.63.6 vrij ijzer gehalte
Type gegeven Attribuut van Bepaling organischestofgehalte
Definitie

Het aandeel vrij ijzer in de massa van het materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.2
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 70
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut vrij ijzer correctie toegepast gelijk is aan ja.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

De bepaling van het gehalte aan vrij ijzer is uitgevoerd conform de NEN-EN-ISO 12782-2 uit 2012

6.3.63.7 bijzonderheid uitvoering
Type gegeven Attribuut van Bepaling organischestofgehalte
Definitie

Een bijzonderheid die zich tijdens de uitvoering van de bepaling heeft voorgedaan en die van invloed kan zijn op de resultaten.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..2
Domein
  Naam BijzonderheidUitvoering
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Tijdens de uitvoering kunnen zich kleine problemen voordoen waardoor de uitvoerder de bepaling niet helemaal op de ideale wijze kan uitvoeren. Het kan voorkomen dat de massa van het proefstuk kleiner is dan de procedure voorschrijft of het kan voorkomen dat de bepaling is uitgevoerd op het materiaal waarvan eerst de hydrofysische eigenschappen zijn bepaald. Ook kan het voorkomen dat het proefstuk na droging op 60 °C meer dan 3 % water bevat, bijvoorbeeld bij extreem vochtige of organische gronden. Wanneer een dergelijke situatie zich voordoet en het probleem van invloed kan zijn op het resultaat, legt de uitvoerder het als bijzonderheid vast.

6.3.63.8 bijzonderheid materiaal
Type gegeven Attribuut van Bepaling organischestofgehalte
Definitie

Een bijzonderheid die bij de bepaling is geconstateerd door het onderzochte materiaal te bekijken, en die van invloed kan zijn op de resultaten van de bepaling.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..5
Domein
  Naam BijzonderheidMateriaal
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Tijdens de uitvoering kunnen er bijzonderheden worden geconstateerd die extra informatie over de aard van het onderzochte materiaal geven. Het materiaal kan door droging desintegreren of van kleur veranderen. In de huidige praktijk legt de uitvoerder eventuele bijzonderheden altijd vast.

6.3.63.9 organischestofgehalte
Type gegeven Attribuut van Bepaling organischestofgehalte
Definitie

Het aandeel organische stof in de massa van het droge materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.2
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 100
6.3.63.10 massaverlies organischestofgehalte
Type gegeven Gegevensgroep van Bepaling organischestofgehalte
Definitie

Het verlies van massa van het materiaal bij verschillende temperaturen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Gegevensgroeptype Massaverlies organischestofgehalte

6.3.64 Massaverlies organischestofgehalte

Diagram Massaverlies organischestofgehalte

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens die het verlies van massa van het materiaal bij verschillende temperaturen beschrijven.

Toelichting

Het organischestofgehalte wordt berekend uit het massaverlies dat het gevolg is van verwijdering van het organische stof door het te verbranden. Voor experts is het belangrijk om te weten hoeveel organische stof bij iedere temperatuursstap is verbrand.

6.3.64.1 massa105gradenCelsius
Type gegeven Attribuut van Massaverlies organischestofgehalte
Definitie

De massa van het materiaal bij 105 graden Celsius.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.2
  Eenheid g (gram)
  Waardebereik 0 tot 100
Toelichting

De massa van het materiaal bij 105 °C wordt het droge materiaal genoemd.

6.3.64.2 massa450gradenCelsius
Type gegeven Attribuut van Massaverlies organischestofgehalte
Definitie

De massa van het materiaal bij 450 graden Celsius.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.2
  Eenheid g (gram)
  Waardebereik 0 tot 100
Toelichting

Dit geeft voor de expert extra informatie over hoeveel organische stof bij 450 °C is verbrand. Bij deze temperatuur zijn de gemakkelijk te verbranden delen organisch materiaal reeds verbrand.

6.3.64.3 massa550gradenCelsius
Type gegeven Attribuut van Massaverlies organischestofgehalte
Definitie

De massa van het materiaal bij 550 graden Celsius.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.2
  Eenheid g (gram)
  Waardebereik 0 tot 100
Toelichting

Dit geeft voor de expert extra informatie over de hoeveel organische stof die bij 550 °C is verbrand. Bij deze temperatuur zijn moeilijker te verbranden organische stoffen verbrand.

6.3.65 Bepaling organisch koolstofgehalte

Diagram Bepaling organisch koolstofgehalte

Type gegeven Entiteit
Definitie

Het volgens een bepaalde methode bepalen van het aandeel organische koolstof in de massa van het droge materiaal.

Regels

De entiteit mag aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut bepaalde samenstellingseigenschappen van de entiteit Onderzocht interval gelijk is aan standaardMetChemie of zonderKorrelverdelingMetChemie. De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut bepaalde samenstellingseigenschappen van de entiteit Onderzocht interval gelijk is aan standaard, zonderKorrelverdeling of geen.

Toelichting

De grond wordt vooraf gedroogd bij 105 °C, gehomogeniseerd en vervolgens wordt het materiaal op 2 mm gezeefd. Het organische materiaal groter dan 2 mm wordt verzameld en na fijnmaken aan het materiaal kleiner dan 2 mm toegevoegd. De bepaling wordt uitgevoerd op het materiaal dat kleiner is dan 2 mm. Het organische koolstofgehalte wordt bepaald door koolstofverbindingen door oxidatie om te zetten in CO2. Er wordt alleen gebruik gemaakt van droge oxidatiemethoden. De bepaling wordt uitgevoerd aan grond en bijzonder materiaal en de monsterkwaliteit kan alle waarden hebben.

6.3.65.1 bepalingsprocedure
Type gegeven Attribuut van Bepaling organisch koolstofgehalte
Definitie

De procedure die aangeeft onder welke afspraken de bepaling is uitgevoerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Bepalingsprocedure
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan EN15936v2012.

Toelichting

Het organisch koolstofgehalte wordt op een indirecte manier bepaald, methode A in de NEN-EN-15936. In afwijking van de procedure wordt het organische materiaal omgezet door te verhitten op 500 °C in plaats door te verwijderen met zuur.

6.3.65.2 bepalingsmethode
Type gegeven Attribuut van Bepaling organisch koolstofgehalte
Definitie

De manier waarop het organische koolstofgehalte is bepaald.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Bepalingsmethode
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan verhittenCO2indirectMeten.

Toelichting

Het organische koolstofgehalte wordt altijd indirect berekend door het verschil tussen het gehalte aan anorganische koolstof en het gehalte aan koolstof te bepalen.

6.3.65.3 bijzonderheid uitvoering
Type gegeven Attribuut van Bepaling organisch koolstofgehalte
Definitie

Een bijzonderheid die zich tijdens de uitvoering van de bepaling heeft voorgedaan en die van invloed kan zijn op de resultaten.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..2
Domein
  Naam BijzonderheidUitvoering
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Tijdens de uitvoering kunnen zich kleine problemen voordoen waardoor de uitvoerder de bepaling niet helemaal op de ideale wijze kan uitvoeren. Het kan voorkomen dat de massa van het proefstuk kleiner is dan de procedure voorschrijft of het kan voorkomen dat de bepaling is uitgevoerd op het materiaal waarvan eerst de hydrofysische eigenschappen zijn bepaald. Wanneer een dergelijke situatie zich voordoet en het probleem van invloed kan zijn op het resultaat, legt de uitvoerder het als bijzonderheid vast.

6.3.65.4 bijzonderheid materiaal
Type gegeven Attribuut van Bepaling organisch koolstofgehalte
Definitie

Een bijzonderheid die bij de bepaling is geconstateerd door het onderzochte materiaal te bekijken, en die van invloed kan zijn op de resultaten van de bepaling.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..5
Domein
  Naam BijzonderheidMateriaal
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Tijdens de uitvoering kunnen er bijzonderheden worden geconstateerd die extra informatie over de aard van het onderzochte materiaal geven. Het materiaal kan door droging desintegreren of van kleur veranderen. In de huidige praktijk legt de uitvoerder eventuele bijzonderheden altijd vast.

6.3.65.5 detectielimiet
Type gegeven Attribuut van Bepaling organisch koolstofgehalte
Definitie

De laagste waarde waarbij het organische koolstofgehalte bepaald kan worden.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.2
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 65
Toelichting

De detectielimiet wordt door de uitvoerder vastgesteld na uitvoering van de bepaling. Hoe dichter de waarde van het organisch koolstofgehalte bij de detectielimiet is hoe groter de meetonnauwkeurigheid. Het komt sporadisch voor dat het organisch koolstofgehalte onder de detectielimiet zit.

6.3.65.6 organisch koolstofgehalte
Type gegeven Attribuut van Bepaling organisch koolstofgehalte
Definitie

Het aandeel organische koolstof in de massa van het droge materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.2
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 65

6.3.66 Bepaling zwavelgehalte

Diagram Bepaling zwavelgehalte

Type gegeven Entiteit
Definitie

Het volgens een bepaalde methode bepalen van het aandeel zwavel in de massa van het droge materiaal.

Regels

De entiteit mag aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut bepaalde samenstellingseigenschappen van de entiteit Onderzocht interval gelijk is aan standaardMetChemie of zonderKorrelverdelingMetChemie. De entiteit mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut bepaalde samenstellingseigenschappen van de entiteit Onderzocht interval gelijk is aan standaard, zonderKorrelverdeling of geen.

Toelichting

De grond wordt vooraf gedroogd bij 105 °C, gehomogeniseerd en vervolgens wordt het materiaal op 2 mm gezeefd. Het organische materiaal groter dan 2 mm wordt verzameld en na fijnmaken aan het materiaal kleiner dan 2 mm toegevoegd. De bepaling wordt uitgevoerd op het materiaal dat kleiner is dan 2 mm. Het zwavel gehalte wordt bepaald door zwavelverbindingen door oxidatie om te zetten in SO2. Er wordt alleen gebruik gemaakt van droge oxidatiemethoden. De bepaling wordt uitgevoerd aan grond en bijzonder materiaal en de monsterkwaliteit kan alle waarden hebben.

6.3.66.1 bepalingsprocedure
Type gegeven Attribuut van Bepaling zwavelgehalte
Definitie

De procedure die aangeeft onder welke afspraken de bepaling is uitgevoerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Bepalingsprocedure
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan ISO15178v2000.

6.3.66.2 bepalingsmethode
Type gegeven Attribuut van Bepaling zwavelgehalte
Definitie

De manier waarop het zwavelgehalte is bepaald.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Bepalingsmethode
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan verhittenSO2meten.

6.3.66.3 bijzonderheid uitvoering
Type gegeven Attribuut van Bepaling zwavelgehalte
Definitie

Een bijzonderheid die zich tijdens de uitvoering van de bepaling heeft voorgedaan en die van invloed kan zijn op de resultaten.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..2
Domein
  Naam BijzonderheidUitvoering
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Tijdens de uitvoering kunnen zich kleine problemen voordoen waardoor de uitvoerder de bepaling niet helemaal op de ideale wijze kan uitvoeren. Het kan voorkomen dat de massa van het proefstuk kleiner is dan de procedure voorschrijft of het kan voorkomen dat de bepaling is uitgevoerd op het materiaal waarvan eerst de hydrofysische eigenschappen zijn bepaald. Wanneer een dergelijke situatie zich voordoet en het probleem van invloed kan zijn op het resultaat, legt de uitvoerder het als bijzonderheid vast.

6.3.66.4 bijzonderheid materiaal
Type gegeven Attribuut van Bepaling zwavelgehalte
Definitie

Een bijzonderheid die bij de bepaling is geconstateerd door het onderzochte materiaal te bekijken, en die van invloed kan zijn op de resultaten van de bepaling.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..5
Domein
  Naam BijzonderheidMateriaal
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Tijdens de uitvoering kunnen er bijzonderheden worden geconstateerd die extra informatie over de aard van het onderzochte materiaal geven. Het materiaal kan door droging desintegreren of van kleur veranderen. In de huidige praktijk legt de uitvoerder eventuele bijzonderheden altijd vast.

6.3.66.5 detectielimiet
Type gegeven Attribuut van Bepaling zwavelgehalte
Definitie

De laagste waarde waarbij het zwavelgehalte bepaald kan worden.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.2
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 15
Toelichting

De detectielimiet wordt door de uitvoerder vastgesteld na uitvoering van de bepaling. Hoe dichter de waarde van het zwavelgehalte bij de detectielimiet is hoe groter de meetonnauwkeurigheid. Het komt sporadisch voor dat het organisch koolstofgehalte onder de detectielimiet zit.

6.3.66.6 zwavelgehalte
Type gegeven Attribuut van Bepaling zwavelgehalte
Definitie

Het aandeel zwavel in de massa van het droge materiaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.2
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 15

6.3.67 Bepaling verzadigde waterdoorlatendheid

Diagram Verzadigde waterdoorlatendheid bij bepaalde belastingBepaling verzadigde waterdoorlatendheid

Type gegeven Entiteit
Definitie

Het volgens een bepaalde methode bepalen van de snelheid waarmee water door de met waterverzadigde grond stroomt.

Regels

De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut bepaalde hydrofysische eigenschappen van de entiteit Onderzocht interval gelijk is aan standaard of uitgebreid. De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

De verzadigde waterdoorlatendheid wordt gemeten door een hydraulische gradiënt over het proefstuk aan te leggen en er water doorheen te laten stromen. De tijd die nodig is om een bepaalde hoeveelheid water door de grond te laten stromen, wordt gemeten. De condities waaronder de doorlatendheid wordt bepaald zijn per methode anders. De verzadigde waterdoorlatendheid wordt uit de meetgegevens berekend met de wet van Darcy. Onafhankelijk van de methode kiest men een bepaald soort water en daarvan wordt vastgelegd of opgeloste gassen zijn verwijderd. Het water stroomt meestal van boven naar onder door het proefstuk tijdens het uitvoeren van de bepaling.
De bepaling wordt uitgevoerd aan grond en bijzonder materiaal en vereist een proefstuk uit een niet verstoord boormonster met monsterkwaliteit QM1, QM2 of QM3. Wanneer het proefstuk uit een niet-verstoord boormonster de volledige doorsnede van het monster omvat, wordt het materiaal na afloop van de bepaling beschreven (onderzocht materiaal). Wanneer niet het gehele monster wordt gebruikt voor de bepaling, is er voldoende materiaal over om te beschrijven. In dat geval is het materiaal beschreven als onderdeel van de boormonsterbeschrijving.

6.3.67.1 bepalingsprocedure
Type gegeven Attribuut van Bepaling verzadigde waterdoorlatendheid
Definitie

De procedure die aangeeft onder welke afspraken de bepaling is uitgevoerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Bepalingsprocedure
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan ISO17892d11v2019 of GDNpraktijkrichtlijnv2023_waterdoorlatendheid.

6.3.67.2 bepalingsmethode
Type gegeven Attribuut van Bepaling verzadigde waterdoorlatendheid
Definitie

De manier waarop de verzadigde waterdoorlatendheid is bepaald.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Bepalingsmethode
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan fallingHeadOnvoldoendeCohesief of fallingHead.

Toelichting

In de ISO 17892-11 worden drie methodes beschreven: de constant head, de falling head en de flexible wall methode. De falling head methode wordt gebruikt voor cohesieve grond. In het geologische booronderzoek is tevens een falling head methode voor onvoldoende-cohesieve grond in gebruik. De constant head methode wordt in het geologische booronderzoek sinds enkele jaren toegepast op heterogene monsters, maar is nog niet opgenomen in deze versie van de catalogus. De flexible wall methode is buiten scope. In het geologische booronderzoek wordt de hydraulische gradiënt eenmalig aangelegd en op basis van 5 tijdsmetingen bepaald hoeveelheid tijd er nodig is om een bepaalde hoeveelheid water door de grond te laten stromen. Deze 5 metingen worden gebruikt om een lineaire regressie uit te voeren en het resultaat hiervan wordt vastgelegd als de verzadigde waterdoorlatendheid.

6.3.67.3 verticaal bepaald
Type gegeven Attribuut van Bepaling verzadigde waterdoorlatendheid
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de bepaling verticaal is uitgevoerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

De waterdoorlatendheid van de ondergrond is niet in alle richtingen hetzelfde. In het algemeen is de horizontale doorlatendheid groter dan de verticale doorlatendheid. Van proefstukken uit een niet verstoord boormonster kent men de oriëntatie en afhankelijk van de opdracht wordt de horizontale of de verticale doorlatendheid bepaald. Met de oriëntatie wordt bedoeld of het proefstuk haaks ten opzicht van het aardoppervlak (verticaal) of parallel ten opzichte van het aardoppervlak (horizontaal) gestoken is.

6.3.67.4 verzadigingsmethode
Type gegeven Attribuut van Bepaling verzadigde waterdoorlatendheid
Definitie

De manier waarop het proefstuk is verzadigd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Verzadigingsmethode
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan waterverzadigen wanneer de waarde van het attribuut bepalingsmethode gelijk is aan fallingHeadOnvoldoendeCohesief. De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan onderBelasting wanneer de waarde van het attribuut bepalingsmethode gelijk is aan fallingHead.

Toelichting

Er zijn twee manieren van verzadigen van het proefstuk. Bij de falling head methode voor onvoldoende cohesief materiaal wordt het proefstuk in een bad geplaatst en krijgt het proefstuk de gelegenheid om van onderaf water op te nemen (waterverzadigen). Dit duurt 4 tot 10 dagen. De aanname is dat het proefstuk volledig verzadigd is. Bij de standaard falling head methode voor cohesief materiaal wordt het proefstuk eerst onder druk gezet en krijgt het proefstuk de gelegenheid om te consolideren, consolidatie duurt 1 dag. Vervolgens krijgt het proefstuk de gelegenheid om van onderaf water op te nemen. Dit duurt 1 tot 3 dagen. De verzadigingsgraad kan achteraf worden berekend of ingeschat met behulp van het watergehalte na afloop.

6.3.67.5 gebruikt medium
Type gegeven Attribuut van Bepaling verzadigde waterdoorlatendheid
Definitie

De vloeistof die in de bepaling is gebruikt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam GebruiktMedium
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het gebruikt medium is in deze bepaling het soort water dat tijdens het waterverzadigen in het proefstuk is opgenomen en dat men door de grond laat stromen.
Standaard wordt ontlucht leidingwater gebruikt. Voor monsters die zijn genomen in brak of zoutwater gebieden wordt water gemaakt, zogenaamd SAR-13 water.

6.3.67.6 water ontgast
Type gegeven Attribuut van Bepaling verzadigde waterdoorlatendheid
Definitie

De aanduiding die aangeeft of het gebruikte water is ontgast.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

In geologisch booronderzoek is het water waarmee het proefstuk is waterverzadigd standaard ontgast.

6.3.67.7 volumieke massa water
Type gegeven Attribuut van Bepaling verzadigde waterdoorlatendheid
Definitie

De volumieke massa van het gebruikte water.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 1.3
  Eenheid g/cm3 (gram/kubieke centimeter)
  Waardebereik 0 tot 5
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut gebruikt medium gelijk is aan SAR13water.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Bij het berekenen van de verzadigde waterdoorlatendheid wordt een standaardwaarde voor de volumieke massa van water gebruikt. De volumieke massa van water is afhankelijk van het zoutgehalte. Bij gebruik van SAR13-water wordt de volumieke massa van het gebruikte water vastgelegd.

6.3.67.8 poreuze stenen nat
Type gegeven Attribuut van Bepaling verzadigde waterdoorlatendheid
Definitie

De aanduiding die aangeeft of natte poreuze stenen zijn gebruikt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut verzadigingsmethode gelijk is aan onderBelasting.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Bij de standaard falling head methode wordt de bepaling normaliter uitgevoerd met poreuze stenen die oppervlakkig nat zijn gemaakt. Wanneer men verwacht dat het materiaal door opname van water zal gaan zwellen, worden droge stenen gebruikt. Bij droge stenen duurt het langer voordat het gehele proefstuk is verzadigd voor aanvang van de proef.

6.3.67.9 verticale rek
Type gegeven Attribuut van Bepaling verzadigde waterdoorlatendheid
Definitie

Het quotiënt van het verschil tussen de beginhoogte van het proefstuk en de hoogte aan het eind van de consolidatie, en de beginhoogte.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 1.2
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 1
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut bepalingsmethode gelijk is aan fallingHead.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Normaliter vervormt het proefstuk tijdens de verzadiging niet. Wanneer het proefstuk tijdens de verzadiging gaat zwellen wordt dit vastgelegd.
De verticale rek wordt uitgedrukt in procenten.

6.3.67.10 zwel geconstateerd
Type gegeven Attribuut van Bepaling verzadigde waterdoorlatendheid
Definitie

De indicatie die aangeeft of tijdens de bepaling zwel is geconstateerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut bepalingsmethode gelijk is aan fallingHead.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Normaliter vervormt het proefstuk tijdens het waterverzadigen niet. Wanneer het proefstuk tijdens het waterverzadigen gaat zwellen wordt dit vastgelegd.

6.3.67.11 ring waterafstotend
Type gegeven Attribuut van Bepaling verzadigde waterdoorlatendheid
Definitie

De aanduiding die aangeeft of er in de steekring een waterafstotende laag is aangebracht.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut bepalingsmethode gelijk is aan fallingHead.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Bij toepassing van de falling head methode kan er aan de binnenkant van de steekring een waterafstotende laag worden aangebracht om lekkage van water tussen de randen van het monster en de steekring te voorkomen. De laag vermindert ook de wrijving bij het uitsteken. Veel gebruikte waterafstotende media zijn naaimachine-olie en vaseline. Dit is niet nodig bij de fallinghead methode voor onvoldoende cohesief materiaal, omdat daarbij het uitsteken gebeurd met een door de Geologische Dienst Nederland ontworpen apparaat.

6.3.67.12 stroming neerwaarts
Type gegeven Attribuut van Bepaling verzadigde waterdoorlatendheid
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de stroming van boven naar onder is gericht.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

In geologisch booronderzoek is de stroming standaard opwaarts. In de bodemkunde is de stroming standaard neerwaarts.

6.3.67.13 temperatuur
Type gegeven Attribuut van Bepaling verzadigde waterdoorlatendheid
Definitie

De temperatuur waaronder de bepaling is uitgevoerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid °C (graden Celsius)
  Waardebereik 5 tot 30
Toelichting

De waterdoorlatendheid varieert met de viscositeit van het water en die is weer afhankelijk van de temperatuur. De resultaten worden nooit omgerekend naar een andere temperatuur.

6.3.67.14 bijzonderheid uitvoering
Type gegeven Attribuut van Bepaling verzadigde waterdoorlatendheid
Definitie

Een bijzonderheid die zich tijdens de uitvoering van de bepaling heeft voorgedaan en die van invloed kan zijn op de resultaten.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..2
Domein
  Naam BijzonderheidUitvoering
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Tijdens de uitvoering kunnen zich bijzonderheden voordoen waardoor de uitvoerder de bepaling niet helemaal op de ideale wijze kan uitvoeren. Het kan voorkomen dat de poreuze steen tijdens de uitvoering is gebroken. Wanneer een dergelijke situatie zich voordoet en het probleem van invloed kan zijn op het resultaat, legt de uitvoerder het als bijzonderheid vast.

6.3.67.15 bijzonderheid materiaal
Type gegeven Attribuut van Bepaling verzadigde waterdoorlatendheid
Definitie

Een bijzonderheid die tijdens de bepaling is geconstateerd door het onderzochte materiaal te bekijken, en die van invloed kan zijn op de resultaten van de bepaling.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..5
Domein
  Naam BijzonderheidMateriaal
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Tijdens de uitvoering kunnen er bijzonderheden worden geconstateerd die extra informatie over de aard van het onderzochte materiaal geven. In het proefstuk kunnen insluitsels, wormgaten of wortelgangen voorkomen, het materiaal kan gescheurd, gelaagd of geaggregeerd zijn. In de huidige praktijk legt de uitvoerder eventuele bijzonderheden altijd vast.

6.3.67.16 maximale gradiënt
Type gegeven Attribuut van Bepaling verzadigde waterdoorlatendheid
Definitie

De maximale hydraulische gradiënt tijdens de bepaling.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid cm/cm (centimeter per centimeter)
  Waardebereik 0 tot 50
Toelichting

Tijdens de bepaling moeten laminaire stromingscondities heersen om te voorkomen dat er deeltjes in het proefstuk worden getransporteerd. Hoe groter de doorlatendheid van de grond, des te makkelijk worden deeltjes getransporteerd en des te lager de maximaal toegestane gradiënt. De uitvoerder bepaalt van te voren de maximale gradiënt en die is afhankelijk van het te onderzoeken materiaal.

6.3.67.17 watergehalte na afloop
Type gegeven Attribuut van Bepaling verzadigde waterdoorlatendheid
Definitie

De verhouding tussen de hoeveelheid water en de hoeveelheid droge stof uitgedrukt in massaprocenten na afloop van de bepaling.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 4.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 2000
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut bepalingsmethode gelijk is aan fallingHead.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Bij de falling head methode wordt het watergehalte na afloop van de bepaling bepaald. Wanneer de volumieke massa vaste delen van het onderzochte interval bepaald is, kan worden vastgesteld in welke mate het proefstuk verzadigd was. Wanneer dat niet bepaald is, moeten aannames worden gedaan over de mate van verzadiging. Het watergehalte is bepaald volgens de daarvoor geldende procedure door droging van het materiaal op 105 of 110 °C met een droogtijd van 16 tot 24 uur.

6.3.67.18 verzadigde waterdoorlatendheid bij bepaalde belasting
Type gegeven Gegevensgroep van Bepaling verzadigde waterdoorlatendheid
Definitie

De snelheid waarmee water door de met waterverzadigde grond stroomt bij een bepaalde belasting.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Gegevensgroeptype Verzadigde waterdoorlatendheid bij bepaalde belasting

6.3.68 Verzadigde waterdoorlatendheid bij bepaalde belasting

Diagram Verzadigde waterdoorlatendheid bij bepaalde belasting

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens die de snelheid waarmee water door de met waterverzadigde grond stroomt bij een bepaalde belasting beschrijven.

Toelichting

Bij bepaling volgens de falling head methode wordt de verzadigde waterdoorlatendheid een keer gemeten bij een bepaalde belasting.

6.3.68.1 belasting
Type gegeven Attribuut van Verzadigde waterdoorlatendheid bij bepaalde belasting
Definitie

De hoeveelheid druk die op het proefstuk is aangebracht.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 5.1
  Eenheid kPa (kilopascal)
  Waardebereik 0 tot 15000
Toelichting

De druk die wordt opgelegd volgt uit de opdracht. In het geologisch booronderzoek wil men een druk die overeenkomt met de druk op de in-situ diepte. Bij het bepalen van de verzadigde waterdoorlatendheid bij onvoldoende cohesief materiaal, is de aanname dat de in situ situatie voldoende wordt nagebootst door een druk van 0 kilopascal te nemen.
Het symbool voor de verzadigde waterdoorlatendheid is p.

6.3.68.2 verzadigde waterdoorlatendheid
Type gegeven Attribuut van Verzadigde waterdoorlatendheid bij bepaalde belasting
Definitie

De snelheid waarmee water door de met waterverzadigde grond stroomt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.2
  Eenheid m/d (meter per 24 uur)
  Waardebereik 0.05 tot 150
Toelichting

De verzadigde waterdoorlatendheid is altijd bij de temperatuur de gemeten temperatuur weergegeven. Het symbool voor de verzadigde waterdoorlatendheid is k.

6.3.69 Bepaling watergehalte

Diagram Bepaling watergehalte

Type gegeven Entiteit
Definitie

Het volgens een bepaalde methode bepalen van de verhouding tussen de hoeveelheid water en de hoeveelheid droge stof in het materiaal.

Regels

De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut watergehalte bepaald van de entiteit Onderzocht interval gelijk is aan ja.
De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

De bepaling wordt uitgevoerd aan grond en aan bijzonder materiaal en de monsterkwaliteit kan alle waarden hebben.
Het watergehalte is een parameter die altijd samen met andere gegevens gebruikt wordt in berekeningen.
Het materiaal waaruit het onderzocht interval bestaat wordt vooraf gehomogeniseerd, eventueel worden bepaalde bestanddelen verwijderd. De hoeveelheid water wordt berekend uit het massaverlies dat het gevolg is van de verwijdering van het water uit het materiaal. De bepaling watergehalte is een zogenaamde classificatieproef die is opgenomen in de NEN-EN-ISO 14688-2.

6.3.69.1 bepalingsprocedure
Type gegeven Attribuut van Bepaling watergehalte
Definitie

De procedure die aangeeft onder welke afspraken de bepaling is uitgevoerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Bepalingsprocedure
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan ISO17892d1v2014.

6.3.69.2 bepalingsmethode
Type gegeven Attribuut van Bepaling watergehalte
Definitie

De manier waarop het watergehalte is bepaald.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Bepalingsmethode
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan drogenOven.

Toelichting

Binnen geologisch booronderzoek wordt het materiaal altijd in de oven gedroogd.

6.3.69.3 monstervochtigheid
Type gegeven Attribuut van Bepaling watergehalte
Definitie

De vochtigheidstoestand van het materiaal voorafgaand aan de bepaling.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Monstervochtigheid
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

De vochtigheidstoestand is de toestand van het materiaal bij opening van de monstercontainer.
Volledig uitgedroogd materiaal wordt niet gebruikt voor de bepaling.

6.3.69.4 verwijderd materiaal
Type gegeven Attribuut van Bepaling watergehalte
Definitie

De aanduiding die aangeeft welke bestanddelen voorafgaand aan de bepaling uit het te onderzoeken materiaal zijn verwijderd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1..3
Domein
  Naam VerwijderdMateriaal
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Afhankelijk van de opdracht kunnen bepaalde bestanddelen vooraf worden verwijderd. Die bestanddelen worden gespecificeerd. Verwijdering gebeurt handmatig en enkel grove bestanddelen worden verwijderd. In het geval er geen bestanddelen worden verwijderd wordt de waarde geen vastgelegd.

6.3.69.5 droogtemperatuur
Type gegeven Attribuut van Bepaling watergehalte
Definitie

De temperatuur waarop het materiaal is gedroogd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Droogtemperatuur
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

De droogtemperatuur is in deze bepaling de temperatuur van de oven. In de huidige praktijk wordt het materiaal standaard gedroogd bij 105 °C. Om er zeker van te zijn dat het overal in de oven 105 °C is wordt de oven ook wel op 110 °C ingesteld.

6.3.69.6 droogtijd
Type gegeven Attribuut van Bepaling watergehalte
Definitie

De lengte van de periode gedurende welke het materiaal is gedroogd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Droogtijd
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Meestal wordt het materiaal gedurende een bepaalde tijd gedroogd en neemt men aan dat al het water dan is verdampt. In sommige gevallen wordt het materiaal gedroogd tot de massa van het materiaal na een uur drogen niet meer verandert (stabieleMassa1uur). In dat geval weet men zeker dat al het water is verdampt.

6.3.69.7 zoutcorrectiemethode
Type gegeven Attribuut van Bepaling watergehalte
Definitie

De manier waarop het watergehalte is gecorrigeerd voor het gehalte aan opgeloste zouten.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Zoutcorrectiemethode
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Poriënwater kan zouten bevatten. Bij het bepalen van het watergehalte wordt het water verdampt en gaan de opgeloste zouten deel uitmaken van de massa van de droge stof. Voor het juiste gebruik van het gegeven is het van belang te weten of het watergehalte is gecorrigeerd voor het gehalte aan opgeloste zouten en of dat is gebeurd op basis van een aanname of op basis van een gemeten zoutgehalte.

6.3.69.8 bijzonderheid uitvoering
Type gegeven Attribuut van Bepaling watergehalte
Definitie

Een bijzonderheid die zich tijdens de uitvoering van de bepaling heeft voorgedaan en die van invloed kan zijn op de resultaten.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..2
Domein
  Naam BijzonderheidUitvoering
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Tijdens de uitvoering kunnen zich kleine problemen voordoen waardoor de uitvoerder de bepaling niet helemaal op de ideale wijze kan uitvoeren. Het kan voorkomen dat de massa van het proefstuk kleiner is dan de procedure voorschrijft. Wanneer een dergelijke situatie zich voordoet en het probleem van invloed kan zijn op het resultaat, legt de uitvoerder het als bijzonderheid vast.

6.3.69.9 bijzonderheid materiaal
Type gegeven Attribuut van Bepaling watergehalte
Definitie

Een bijzonderheid die bij de bepaling is geconstateerd door het onderzochte materiaal te bekijken, en die van invloed kan zijn op de resultaten van de bepaling.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..5
Domein
  Naam BijzonderheidMateriaal
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Tijdens de uitvoering kunnen er bijzonderheden worden geconstateerd die extra informatie over de aard van het onderzochte materiaal geven. Het materiaal kan door droging in de oven desintegreren of van kleur veranderen. In de huidige praktijk legt de uitvoerder eventuele bijzonderheden altijd vast.

6.3.69.10 watergehalte
Type gegeven Attribuut van Bepaling watergehalte
Definitie

De verhouding tussen de hoeveelheid water en de hoeveelheid droge stof uitgedrukt in massaprocenten.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 4.1
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 2000
Toelichting

Het watergehalte (in het Engels water content) wordt aangeduid met het symbool w.

6.3.70 Bepaling volumieke massa

Diagram Bepaling volumieke massa

Type gegeven Entiteit
Definitie

Het volgens een bepaalde methode bepalen van de massa van het materiaal per eenheid van volume.

Regels

De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut volumieke massa bepaald van de entiteit Onderzocht interval gelijk is aan ja.
De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Binnen geologisch booronderzoek wordt de volumieke massa van een waterverzadigd volume samen met de droge volumieke massa gebruikt om het volume van de waterverzadigde poriën te berekenen. Het proefstuk krijgt daarom eerst de gelegenheid om water op te nemen (waterverzadiging).
De bepaling wordt gewoonlijk uitgevoerd aan cohesieve grond, en dat wil zeggen grond die samenhang vertoont doordat het een zekere consistentie heeft, met monsterkwaliteit QM1, QM2 en QM3 en aan bijzonder materiaal. De volumieke massa wordt berekend uit het volume en de massa van het materiaal.
De bepaling volumieke massa is een zogenaamde classificatieproef die is opgenomen in de NEN-EN-ISO 14688-2.

6.3.70.1 bepalingsprocedure
Type gegeven Attribuut van Bepaling volumieke massa
Definitie

De procedure die aangeeft onder welke afspraken de bepaling is uitgevoerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Bepalingsprocedure
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan ISO17892d2v2014.

6.3.70.2 bepalingsmethode
Type gegeven Attribuut van Bepaling volumieke massa
Definitie

De manier waarop de volumieke massa is bepaald.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Bepalingsmethode
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan volumeVoorbepaald.

Toelichting

De volumieke massa wordt berekend uit metingen van het volume en de massa. De metingen vallen altijd onder de lineaire meetmethode in de ISO 17892-2.

6.3.70.3 monstervochtigheid
Type gegeven Attribuut van Bepaling volumieke massa
Definitie

De vochtigheidstoestand van het materiaal voorafgaand aan de bepaling.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Monstervochtigheid
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

De vochtigheidstoestand is de toestand van het materiaal bij opening van de monstercontainer.
Volledig uitgedroogd materiaal wordt niet in behandeling genomen omdat de kans groot is dat door de verdamping van water het volume van het monster is gewijzigd.

6.3.70.4 volume proefstuk
Type gegeven Attribuut van Bepaling volumieke massa
Definitie

Het volume van het proefstuk.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid cm3 (kubieke centimeter)
  Waardebereik 0 tot 50
Toelichting

Wanneer het volume van het proefstuk kleiner is dan de procedure voorschrijft en dat is 50 cm3, wordt dat vastgelegd als bijzonderheid uitvoering (waarde volumeProefstuk). In dat geval is het resultaat minder betrouwbaar en wordt ook het volume van het proefstuk vast gelegd.
Het volume (in het Engels volume) wordt aangeduid met het symbool V.

6.3.70.5 onder belasting
Type gegeven Attribuut van Bepaling volumieke massa
Definitie

De aanduiding die aangeeft of er tijdens de bepaling druk op het proefstuk is uitgeoefend.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

Door het onder druk zetten van het proefstuk wordt het materiaal samengedrukt. De kans is groot dat door het samendrukken het volume van het proefstuk wijzigt.

6.3.70.6 verticale rek
Type gegeven Attribuut van Bepaling volumieke massa
Definitie

Het quotiënt van het verschil tussen de beginhoogte van het proefstuk en de hoogte aan het eind van de consolidatie, en de beginhoogte.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 1.2
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 1
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut onder belasting gelijk is aan ja.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Wanneer het proefstuk onder druk is gezet, verandert de hoogte van het proefstuk. De hoogteverandering wordt vastgelegd als verticale rek en dat wordt aangeduid met het symbool ɛv. De beginhoogte van het proefstuk is de hoogte van de ring.
De verticale rek wordt uitgedrukt in procenten.

6.3.70.7 waterverzadigd
Type gegeven Attribuut van Bepaling volumieke massa
Definitie

De aanduiding die aangeeft of het proefstuk vooraf de gelegenheid heeft gekregen om water op te nemen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

Binnen geologisch booronderzoek wordt het proefstuk altijd eerst waterverzadigd.

6.3.70.8 zwel geconstateerd
Type gegeven Attribuut van Bepaling volumieke massa
Definitie

De aanduiding die aangeeft of tijdens de bepaling zwel is geconstateerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut waterverzadigd gelijk is aan ja.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Door toevoeging van water kan het gebeuren dat het materiaal gaat zwellen. Dat is ongewenst. De kans is groot dat door zwel het volume van het proefstuk is gewijzigd.
Normaliter gaat het proefstuk niet zwellen. Wanneer het wel gebeurt wordt dit vastgelegd.

6.3.70.9 bijzonderheid uitvoering
Type gegeven Attribuut van Bepaling volumieke massa
Definitie

Een bijzonderheid die zich tijdens de uitvoering van de bepaling heeft voorgedaan en die van invloed kan zijn op de resultaten.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..2
Domein
  Naam BijzonderheidUitvoering
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Tijdens de uitvoering kunnen zich kleine problemen voordoen waardoor de uitvoerder de bepaling niet helemaal op de ideale wijze kan uitvoeren. Het kan voorkomen dat het volume van het proefstuk kleiner is dan de procedure voorschrijft of dat er tijdens het waterverzadigen water is weggelekt. Wanneer een dergelijke situatie zich voordoet en het probleem van invloed kan zijn op het resultaat, legt de uitvoerder het als bijzonderheid vast.

6.3.70.10 bijzonderheid materiaal
Type gegeven Attribuut van Bepaling volumieke massa
Definitie

Een bijzonderheid die bij de bepaling is geconstateerd door het onderzochte materiaal te bekijken, en die van invloed kan zijn op de resultaten van de bepaling.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..5
Domein
  Naam BijzonderheidMateriaal
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Tijdens de uitvoering kunnen er bijzonderheden worden geconstateerd die extra informatie over de aard van het onderzochte materiaal geven. In het proefstuk kunnen insluitingen, wormgaten of wortelgangen voorkomen en het materiaal kan gescheurd zijn.
In de huidige praktijk legt de uitvoerder eventuele bijzonderheden altijd vast.

6.3.70.11 volumieke massa
Type gegeven Attribuut van Bepaling volumieke massa
Definitie

De massa van het materiaal per eenheid van volume.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 1.3
  Eenheid g/cm3 (gram/kubieke centimeter)
  Waardebereik 0 tot 5
Toelichting

De volumieke massa van het geheel aan materialen en dat zijn de vaste delen, lucht en het poriënwater.
De volumieke massa (in het Engels bulk density) wordt aangeduid met het symbool ρ.

6.3.71 Bepaling droge volumieke massa

Diagram Bepaling droge volumieke massa

Type gegeven Entiteit
Definitie

Het volgens een bepaalde methode bepalen van de massa van het droge materiaal per eenheid van volume.

Toelichting

De bepaling wordt uitgevoerd aan grond en aan bijzonder materiaal en de monsterkwaliteit kan alle waarden hebben.
De droge volumieke massa is een basisparameter die altijd samen met andere gegevens gebruikt wordt in berekeningen. In geologisch booronderzoek wordt de droge volumieke massa gebruikt om de porositeit de bereken.
De droge volumieke massa wordt berekend uit het volume en de massa van het droge materiaal.
De bepaling droge volumieke massa is een zogenaamde classificatieproef die is opgenomen in de NEN-EN-ISO 14688-2.

6.3.71.1 bepalingsprocedure
Type gegeven Attribuut van Bepaling droge volumieke massa
Definitie

De procedure die aangeeft onder welke afspraken de bepaling is uitgevoerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Bepalingsprocedure
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan ISO17892d2v2014.

Toelichting

In de procedure NEN-EN-ISO 17892-2 wordt verwezen naar NEN-EN-ISO 17892-1 voor de procedure voor het drogen van het materiaal (bepalen van het watergehalte).

6.3.71.2 bepalingsmethode
Type gegeven Attribuut van Bepaling droge volumieke massa
Definitie

De manier waarop de droge volumieke massa is bepaald.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Bepalingsmethode
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan drogenOvenVolumeVoorbepaald.

Toelichting

De droge volumieke massa wordt berekend uit het volume en de massa van het droge materiaal. De droge volumieke massa wordt bepaald van een proefstuk met een bekend volume.
De metingen vallen in de ISO 17892-2 altijd onder de lineaire meetmethode.

6.3.71.3 monstervochtigheid
Type gegeven Attribuut van Bepaling droge volumieke massa
Definitie

De vochtigheidstoestand van het materiaal voorafgaand aan de bepaling.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Monstervochtigheid
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

De vochtigheidstoestand is de toestand van het materiaal bij opening van de monstercontainer.
Volledig uitgedroogd materiaal wordt niet gebruikt voor de bepaling. De kans is groot dat door de verdamping van water het volume van het proefstuk is gewijzigd.

6.3.71.4 volume proefstuk
Type gegeven Attribuut van Bepaling droge volumieke massa
Definitie

Het volume van het proefstuk.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid cm3 (kubieke centimeter)
  Waardebereik 0 tot 50
Toelichting

Wanneer het volume van het proefstuk kleiner is dan de procedure voorschrijft en dat is 50 cm3, wordt dat vastgelegd als bijzonderheid uitvoering (waarde volumeProefstuk). In dat geval is het resultaat minder betrouwbaar en wordt ook het volume van het proefstuk vast gelegd.
Het volume (in het Engels volume) wordt aangeduid met het symbool V.

6.3.71.5 onder belasting
Type gegeven Attribuut van Bepaling droge volumieke massa
Definitie

De aanduiding die aangeeft of er tijdens de bepaling druk op het proefstuk is uitgeoefend.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

Door het onder druk zetten van het proefstuk wordt het materiaal samengedrukt. De kans is groot dat door het samendrukken het volume van het proefstuk wijzigt.

6.3.71.6 verticale rek
Type gegeven Attribuut van Bepaling droge volumieke massa
Definitie

Het quotiënt van het verschil tussen de beginhoogte van het proefstuk en de hoogte aan het eind van de consolidatie, en de beginhoogte.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 1.2
  Eenheid % (procent)
  Waardebereik 0 tot 1
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut onder belasting gelijk is aan ja.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Wanneer het proefstuk onder druk is gezet, verandert de hoogte van het proefstuk. De hoogteverandering wordt vastgelegd als verticale rek en dat wordt aangeduid met het symbool ɛv. De beginhoogte van het proefstuk is de hoogte van de ring.

6.3.71.7 waterverzadigd
Type gegeven Attribuut van Bepaling droge volumieke massa
Definitie

De aanduiding die aangeeft of het proefstuk vooraf de gelegenheid heeft gekregen om water op te nemen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

Binnen geologisch booronderzoek wordt het proefstuk altijd eerst waterverzadigd.

6.3.71.8 zwel geconstateerd
Type gegeven Attribuut van Bepaling droge volumieke massa
Definitie

De aanduiding die aangeeft of tijdens de bepaling zwel is geconstateerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut waterverzadigd gelijk is aan ja.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Door toevoeging van water kan het gebeuren dat het materiaal gaat zwellen. Dat is ongewenst. De kans is groot dat door zwel het volume van het proefstuk is gewijzigd.
Normaliter gaat het proefstuk niet zwellen. Wanneer het wel gebeurt wordt dit vastgelegd.

6.3.71.9 droogtemperatuur
Type gegeven Attribuut van Bepaling droge volumieke massa
Definitie

De temperatuur waarop het materiaal is gedroogd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Droogtemperatuur
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

De droogtemperatuur is in deze bepaling de temperatuur van de oven. In de huidige praktijk wordt het materiaal standaard gedroogd bij 105 °C. Om er zeker van te zijn dat het overal in de oven 105 °C is wordt de oven ook wel op 110 °C ingesteld.

6.3.71.10 droogtijd
Type gegeven Attribuut van Bepaling droge volumieke massa
Definitie

De lengte van de periode gedurende welke het materiaal is gedroogd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Droogtijd
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Meestal wordt het materiaal gedurende een bepaalde tijd gedroogd en neemt men aan dat al het water dan is verdampt. In sommige gevallen wordt het materiaal gedroogd tot de massa van het materiaal na een uur drogen niet meer verandert (stabieleMassa1uur). In dat geval weet men zeker dat al het water is verdampt.

6.3.71.11 zoutcorrectiemethode
Type gegeven Attribuut van Bepaling droge volumieke massa
Definitie

De manier waarop de droge volumieke massa is gecorrigeerd voor het gehalte aan opgeloste zouten.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Zoutcorrectiemethode
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

In geologisch booronderzoek wordt het proefstuk vooraf waterverzadigd. Het water kan zouten bevatten. Bij het drogen van het materiaal verdampt het water en gaan de opgeloste zouten deel uitmaken van de massa van de droge stof.
Voor het juiste gebruik van het gegeven is het van belang te weten of de massa van het droge materiaal is gecorrigeerd voor het gehalte aan opgeloste zouten en of dat is gebeurd op basis van een aanname of op basis van een gemeten zoutgehalte.

6.3.71.12 bijzonderheid uitvoering
Type gegeven Attribuut van Bepaling droge volumieke massa
Definitie

Een bijzonderheid die zich tijdens de uitvoering van de bepaling heeft voorgedaan en die van invloed kan zijn op de resultaten.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..2
Domein
  Naam BijzonderheidUitvoering
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Tijdens de uitvoering kunnen zich kleine problemen voordoen waardoor de uitvoerder de bepaling niet helemaal op de ideale wijze kan uitvoeren. Het kan voorkomen dat het volume van het proefstuk kleiner is dan de procedure voorschrijft. Wanneer een dergelijke situatie zich voordoet en het probleem van invloed kan zijn op het resultaat, legt de uitvoerder het als bijzonderheid vast.

6.3.71.13 bijzonderheid materiaal
Type gegeven Attribuut van Bepaling droge volumieke massa
Definitie

Een bijzonderheid die bij de bepaling is geconstateerd door het onderzochte materiaal te bekijken, en die van invloed kan zijn op de resultaten van de bepaling.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..5
Domein
  Naam BijzonderheidMateriaal
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Tijdens de uitvoering kunnen er bijzonderheden worden geconstateerd die extra informatie over de aard van het onderzochte materiaal geven. In het proefstuk kunnen insluitingen, wormgaten of wortelgangen voorkomen, het materiaal kan geaggregeerd zijn en het materiaal kan door droging in de oven desintegreren of van kleur veranderen.
In de huidige praktijk legt de uitvoerder eventuele bijzonderheden altijd vast.

6.3.71.14 droge volumieke massa
Type gegeven Attribuut van Bepaling droge volumieke massa
Definitie

De massa van het droge materiaal per eenheid volume.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 1.3
  Eenheid g/cm3 (gram/kubieke centimeter)
  Waardebereik 0 tot 5
Toelichting

In de bodemkunde wordt voor het begrip droge volumieke massa het begrip droge bulkdichtheid gebruikt. De twee termen zijn synoniem.
De droge volumieke massa (in het Engels dry density) wordt aangeduid met het symbool ρd.

6.3.72 Bepaling volumieke massa vaste delen

Diagram Bepaling volumieke massa vaste delen

Type gegeven Entiteit
Definitie

Het volgens een bepaalde methode bepalen van de massa van de vaste delen van het materiaal per eenheid van volume.

Toelichting

De bepaling wordt uitgevoerd aan grond of bijzonder materiaal. De monsterkwaliteit kan alle waarden hebben.
De volumieke massa vaste delen is een basisparameter die altijd samen met andere gegevens gebruikt wordt in berekeningen. In geologisch booronderzoek wordt de volumieke massa vaste delen gebruikt om de porositeit, het quotiënt van het volume van de poriën en het volume van het materiaal, te bereken. Het gegeven wordt ook gebruikt om bijv. de verzadigingsgraad te kunnen bepalen.
De volumieke massa vaste delen wordt berekend uit het volume en de massa van de vaste delen van het materiaal.
De bepaling volumieke massa vaste delen is een zogenaamde classificatieproef die is opgenomen in de NEN-EN-ISO 14688-2 als dichtheid gronddeeltjes.

6.3.72.1 bepalingsprocedure
Type gegeven Attribuut van Bepaling volumieke massa vaste delen
Definitie

De procedure die aangeeft onder welke afspraken de bepaling is uitgevoerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Bepalingsprocedure
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan ISO17892d3v2016.

Toelichting

De metingen worden altijd uitgevoerd aan gedroogd materiaal conform 17892-3.

6.3.72.2 bepalingsmethode
Type gegeven Attribuut van Bepaling volumieke massa vaste delen
Definitie

De manier waarop de volumieke massa van de vaste delen is bepaald.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Bepalingsmethode
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan pyknometerVloeistof.

Toelichting

De volumieke massa van de vaste delen wordt berekend uit metingen van het volume en de massa van de vaste delen van het materiaal. In geologisch booronderzoek worden de metingen altijd uitgevoerd met een vloeistof gevulde pyknometer conform ISO 17892-3. Afhankelijk van het gebruikte medium is de bepaling meer of minder nauwkeurig.
Het materiaal wordt vooraf gehomogeniseerd en gedroogd, eventueel worden bepaalde bestanddelen verwijderd, wordt het materiaal losgemaakt en worden de grove delen (groter dan 4 mm) vergruisd.
De meting wordt herhaald tot de voorgeschreven betrouwbaarheid is bereikt.

6.3.72.3 verwijderd materiaal
Type gegeven Attribuut van Bepaling volumieke massa vaste delen
Definitie

De aanduiding die aangeeft welke bestanddelen voorafgaand aan de bepaling uit het te onderzoeken materiaal zijn verwijderd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1..3
Domein
  Naam VerwijderdMateriaal
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Afhankelijk van de opdracht kunnen bepaalde bestanddelen vooraf worden verwijderd. Die bestanddelen worden gespecificeerd. Verwijdering gebeurt handmatig en enkel grove bestanddelen worden verwijderd. In het geval er geen bestanddelen worden verwijderd wordt de waarde geen vastgelegd.

6.3.72.4 gebruikt medium
Type gegeven Attribuut van Bepaling volumieke massa vaste delen
Definitie

De vloeistof die of het gas dat in de bepaling is gebruikt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam GebruiktMedium
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het gebruikt medium is in deze bepaling de vloeistof waarmee de pyknometer is gevuld. De nauwkeurigheid van de bepaling is afhankelijk van het gebruikt medium. Hoe kleiner de poriën zijn die de vloeistof kan bereiken, hoe nauwkeuriger het volume kan worden bepaald.
Bij gebruik van de vloeistofpyknometer wordt voor niet organisch materiaal standaard gezuiverd water gebruikt. Water is niet geschikt voor organisch materiaal omdat organische stof gaat drijven op water. Voor organisch materiaal is butanol, hexaan of spiritus geschikt.

6.3.72.5 inhoud monsterhouder
Type gegeven Attribuut van Bepaling volumieke massa vaste delen
Definitie

De grootte van de ruimte in het apparaat waarin het materiaal is geplaatst.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam InhoudMonsterhouder
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Bij een vloeistofpyknometer wordt het materiaal in de pyknometer geplaatst en is de pyknometer de monsterhouder.
Normaliter is de houder voor ten minste 75% gevuld met materiaal en volstaat een monsterhouder van 50 ml. Voor materiaal met een lage volumieke massa van de vaste delen, zoals veen is een houder van 100 ml nodig.

6.3.72.6 bijzonderheid uitvoering
Type gegeven Attribuut van Bepaling volumieke massa vaste delen
Definitie

Een bijzonderheid die zich tijdens de uitvoering van de bepaling heeft voorgedaan en die van invloed kan zijn op de resultaten.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..2
Domein
  Naam BijzonderheidUitvoering
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Tijdens de uitvoering kunnen zich kleine problemen voordoen waardoor de uitvoerder de bepaling niet helemaal op de ideale wijze kan uitvoeren. Het kan voorkomen dat de massa van het proefstuk kleiner is dan de procedure voorschrijft. Wanneer een dergelijke situatie zich voordoet en het probleem van invloed kan zijn op het resultaat, legt de uitvoerder het als bijzonderheid vast.

6.3.72.7 bijzonderheid materiaal
Type gegeven Attribuut van Bepaling volumieke massa vaste delen
Definitie

Een bijzonderheid die bij de bepaling is geconstateerd door het onderzochte materiaal te bekijken, en die van invloed kan zijn op de resultaten van de bepaling.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..5
Domein
  Naam BijzonderheidMateriaal
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Tijdens de uitvoering kunnen er bijzonderheden worden geconstateerd die extra informatie over de aard van het onderzochte materiaal geven. Het materiaal kan door droging in de oven desintegreren of van kleur veranderen.
In de huidige praktijk legt de uitvoerder eventuele bijzonderheden altijd vast.

6.3.72.8 volumieke massa vaste delen
Type gegeven Attribuut van Bepaling volumieke massa vaste delen
Definitie

De massa van de vaste delen van het materiaal per eenheid volume.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 1.4
  Eenheid g/cm3 (gram/kubieke centimeter)
  Waardebereik 0 tot 5
Toelichting

De volumieke massa vaste delen (in het Engels density of solid particles) wordt aangeduid met het symbool ρs.

7. Uitbreidbare waardelijsten

7.1 GeologischeGrondsoort

De lijst met de grondsoorten vanuit geologisch perspectief.

  1. Waarde (identificerend): De naam van de geologische grondsoort.
  2. Categorie: De categorie waarin de geologische grondsoort valt.
  3. IMBRO: De aanduiding die aangeeft of de waarde onder IMBRO geldig is.
  4. IMBROA: De aanduiding die aangeeft of de waarde onder IMBRO/A geldig is.
  5. Omschrijving: De omschrijving van de geologische grondsoort.
Waarde Categorie IMBRO IMBROA Omschrijving
blokken zeer grove grond v v Een zeer grove grond, grond die voor meer dan 50 % van de massa uit de zeer grove fractie (groter dan 63 mm) bestaat, en waarvan de zeer grove fractie voor meer dan 50 % uit blokken (groter dan 630 mm) bestaat.
keien zeer grove grond v v Een zeer grove grond, grond die voor meer dan 50 % van de massa uit de zeer grove fractie (groter dan 63 mm) bestaat, en waarvan de zeer grove fractie voor meer dan 50 % uit keien bestaat. De rest van de grond, als de zeer grove fractie wordt uitgesloten, bevat geen waarneembare bijmenging.
keienMetGrind zeer grove grond v v Een zeer grove grond, grond die voor meer dan 50 % van de massa uit de zeer grove fractie (groter dan 63 mm) bestaat, en waarvan de zeer grove fractie voor meer dan 50 % uit keien bestaat. De rest van de grond, als de zeer grove fractie wordt uitgesloten, bestaat vooral uit grind.
keienMetZand zeer grove grond v v Een zeer grove grond, grond die voor meer dan 50 % van de massa uit de zeer grove fractie (groter dan 63 mm) bestaat, en waarvan de zeer grove fractie voor meer dan 50 % uit keien bestaat. De rest van de grond, als de zeer grove fractie wordt uitgesloten, bestaat vooral uit zand.
keienMetSilt zeer grove grond v v Een zeer grove grond, grond die voor meer dan 50 % van de massa uit de zeer grove fractie (groter dan 63 mm) bestaat, en waarvan de zeer grove fractie voor meer dan 50 % uit keien bestaat. De rest van de grond, als de zeer grove fractie wordt uitgesloten, bestaat vooral uit silt.
keienMetKlei zeer grove grond v v Een zeer grove grond, grond die voor meer dan 50 % van de massa uit de zeer grove fractie (groter dan 63 mm) bestaat, en waarvan de zeer grove fractie voor meer dan 50 % uit keien bestaat. De rest van de grond, als de zeer grove fractie wordt uitgesloten, bestaat vooral uit klei.
keitjes zeer grove grond v v Een zeer grove grond, grond die voor meer dan 50 % van de massa uit de zeer grove fractie (groter dan 63 mm) bestaat, en waarvan de zeer grove fractie voor meer dan 50 % uit keitjes bestaat. De rest van de grond, als de zeer grove fractie wordt uitgesloten, bevat geen waarneembare bijmenging.
keitjesMetGrind zeer grove grond v v Een zeer grove grond, grond die voor meer dan 50 % van de massa uit de zeer grove fractie (groter dan 63 mm) bestaat, en waarvan de zeer grove fractie voor meer dan 50 % uit keitjes bestaat. De rest van de grond, als de zeer grove fractie wordt uitgesloten, bestaat vooral uit grind.
keitjesMetZand zeer grove grond v v Een zeer grove grond, grond die voor meer dan 50 % van de massa uit de zeer grove fractie (groter dan 63 mm) bestaat, en waarvan de zeer grove fractie voor meer dan 50 % uit keitjes bestaat. De rest van de grond, als de zeer grove fractie wordt uitgesloten, bestaat vooral uit zand.
keitjesMetSilt zeer grove grond v v Een zeer grove grond, grond die voor meer dan 50 % van de massa uit de zeer grove fractie (groter dan 63 mm) bestaat, en waarvan de zeer grove fractie voor meer dan 50 % uit keitjes bestaat. De rest van de grond, als de zeer grove fractie wordt uitgesloten, bestaat vooral uit silt.
keitjesMetKlei zeer grove grond v v Een zeer grove grond, grond die voor meer dan 50 % van de massa uit de zeer grove fractie (groter dan 63 mm) bestaat, en waarvan de zeer grove fractie voor meer dan 50 % uit keitjes bestaat. De rest van de grond, als de zeer grove fractie wordt uitgesloten, bestaat vooral uit klei.
siltigGrind grindrijke minerale grond v v Een grindrijke grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat, waarvan de minerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minimaal 30 % van de massa uit grind bestaat, voor minder dan 50 % uit zand en voor meer dan 20 % uit silt plus lutum bestaat. Daarnaast kan er organische stof aanwezig zijn.
zwakZandigGrind grindrijke minerale grond v v Een grindrijke grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat, waarvan de minerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minimaal 70 % van de massa uit grind bestaat, voor maximaal 10 % uit zand en voor minder dan of gelijk aan 20 % uit silt plus lutum bestaat. Daarnaast kan er organische stof aanwezig zijn.
matigZandigGrind grindrijke minerale grond v v Een grindrijke grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat, waarvan de minerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minimaal 50 % van de massa uit grind bestaat, voor meer dan 10 en minder dan 30 % uit zand en voor minder dan of gelijk aan 20 % uit silt plus lutum bestaat. Daarnaast kan er organisch stof aanwezig zijn.
sterkZandigGrind grindrijke minerale grond v v Een grindrijke grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat, waarvan de minerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minimaal 30 % van de massa uit grind bestaat, voor minimaal 30 en minder dan 50 % uit zand en voor minder dan of gelijk aan 20 % uit silt plus lutum bestaat. Daarnaast kan er organisch stof aanwezig zijn.
uiterstZandigGrind grindrijke minerale grond v v Een grindrijke grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat, waarvan de minerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minimaal 30 % van de massa uit grind bestaat, voor meer dan 50 % uit zand en voor minder dan of gelijk aan 20 % uit silt plus lutum bestaat. Daarnaast kan er organisch stof aanwezig zijn.
schelpmateriaal schelprijke grond v v Een schelprijke grond, grond die voor 100 % van het volume uit schelpmateriaal bestaat. Daarnaast kan er organisch stof aanwezig zijn.
siltigSchelpmateriaal schelprijke grond v v Een schelprijke grond, grond die voor minimaal 30 % van het volume uit schelpmateriaal bestaat, voor minder dan 50 % uit zand plus grind en voor meer dan 20 % uit silt plus lutum bestaat. Daarnaast kan er organische stof aanwezig zijn.
zwakZandigSchelpmateriaal schelprijke grond v v Een schelprijke grond, grond die voor minimaal 70 % van het volume uit schelpmateriaal bestaat, voormaximaal 10 % uit zand plus grind en voor minder dan of gelijk aan 20 % uit silt plus lutum bestaat. Daarnaast kan er organische stof aanwezig zijn.
matigZandigSchelpmateriaal schelprijke grond v v Een schelprijke grond, grond die voor meer dan 50 % van het volume uit schelpmateriaal bestaat, voor meer dan 10 en minder dan 30 % uit zand plus grind en voor minder dan of gelijk aan 20 % uit silt plus lutum bestaat. Daarnaast kan er organische stof aanwezig zijn.
sterkZandigSchelpmateriaal schelprijke grond v v Een schelprijke grond, grond die voor minimaal 30 % van het volume uit schelpmateriaal bestaat, voor minimaal 30 en maximaal 50 % uit zand plus grind en voor minder dan of gelijk aan 20 % uit silt plus lutum bestaat. Daarnaast kan er organische stof aanwezig zijn.
uiterstZandigSchelpmateriaal schelprijke grond v v Een schelprijke grond, grond die voor minimaal 30 % van het volume uit schelpmateriaal bestaat, voor meer dan 50 % uit zand plus grind en voor minder dan of gelijk aan 20 % uit silt plus lutum bestaat. Daarnaast kan er organische stof aanwezig zijn.
mineraalarmVeen organische grond v v Een organische grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat en waarvan de minerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat, en als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor meer dan 35 % van de massa uit organische stof die overwegend vezelig is en samenhang vertoont, voor maximaal 30 % uit lutum en voor maximaal 65 % uit silt plus zand bestaat.
zwakKleiigVeen organische grond v v Een organische grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat en waarvan de minerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat, en als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor 25 tot 70 % van de massa uit organische stof die overwegend vezelig is en samenhang vertoont, voor minder dan 70 % uit silt plus zand en voor tussen 5 en 55 % uit lutum bestaat.
sterkKleiigVeen organische grond v v Een organische grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat en waarvan de minerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat, en als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor 15 tot 45 % van de massa uit organische stof die overwegend vezelig is en samenhang vertoont, voor minder dan 77,5 % uit silt plus zand en voor tussen 7 en 70 % uit lutum bestaat.
zwakZandigVeen organische grond v v Een organische grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat en waarvan de minerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat, en als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor 22,5 tot 40 % van de massa uit organische stof die overwegend vezelig is en samenhang vertoont, voor tussen 55 en 77,5 % uit silt plus zand en voor minder dan 5 % uit lutum bestaat.
sterkZandigVeen organische grond v v Een organische grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat en waarvan de minerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat, en als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor 15 tot 25 % van de massa uit organische stof die overwegend vezelig is en samenhang vertoont, voor tussen 70 en 85 % uit silt plus zand en voor minder dan 7 % uit lutum bestaat.
mineraalarmeBruinkool organische grond v v Een organische grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat en waarvan de minerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat, en als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor meer dan 35 % van de massa uit organische stof die soms vezelig is en samenhang vertoont en ingekoold is, voor maximaal 30 % uit lutum en voor maximaal 65 % uit silt plus zand bestaat.
zwakKleiigeBruinkool organische grond v v Een organische grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat en waarvan de minerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat, en als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor 25 tot 70 % van de massa uit organische stof die soms vezelig is en samenhang vertoont en ingekoold is, voor minder dan 70 % uit silt plus zand en voor tussen 5 en 55 % uit lutum bestaat.
sterkKleiigeBruinkool organische grond v v Een organische grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat en waarvan de minerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat, en als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor 15 tot 45 % van de massa uit organische stof die soms vezelig is en samenhang vertoont en ingekoold is, voor minder dan 77,5 % uit silt plus zand en voor tussen 7 en 70 % uit lutum bestaat.
zwakZandigeBruinkool organische grond v v Een organische grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat en waarvan de minerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat, en als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor 22,5 tot 40 % van de massa uit organische stof die soms vezelig is en samenhang vertoont en ingekoold is, voor tussen 55 en 77,5 % uit silt plus zand en voor minder dan 5 % uit lutum bestaat.
sterkZandigeBruinkool organische grond v v Een organische grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat en waarvan de minerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat, en als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor 15 tot 25 % van de massa uit organische stof die soms vezelig is en samenhang vertoont en ingekoold is, voor tussen 70 en 85 % uit silt plus zand en voor minder dan 7 % uit lutum bestaat.
mineraalarmeGyttja organische grond v v Een organische grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat en waarvan de minerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat, en als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor meer dan 35 % van de massa uit organische stof die overwegend fijnkorrelig is en samenhang vertoont, voor maximaal 30 % uit lutum en voor maximaal 65 % uit silt plus zand bestaat.
zwakKleiigeGyttja organische grond v v Een organische grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat en waarvan de minerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat, en als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor 25 tot 70 % van de massa uit organische stof die overwegend fijnkorrelig is en samenhang vertoont, voor minder dan 70 % uit silt plus zand en voor tussen 5 en 55 % uit lutum bestaat.
sterkKleiigeGyttja organische grond v v Een organische grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat en waarvan de minerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat, en als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor 15 tot 45 % van de massa uit organische stof die overwegend fijnkorrelig is en samenhang vertoont, voor minder dan 77,5 % uit silt plus zand en voor tussen 7 en 70 % uit lutum bestaat.
zwakZandigeGyttja organische grond v v Een organische grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat en waarvan de minerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat, en als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor 22,5 tot 40 % van de massa uit organische stof die overwegend fijnkorrelig is en samenhang vertoont, voor tussen 55 en 77,5 % uit silt plus zand en voor minder dan 5 % uit lutum bestaat.
sterkZandigeGyttja organische grond v v Een organische grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat en waarvan de minerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat, en als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor 15 tot 25 % van de massa uit organische stof die overwegend fijnkorrelig is en samenhang vertoont, voor tussen 70 en 85 % uit silt plus zand en voor minder dan 7 % uit lutum bestaat.
mineraalarmeDetritus organische grond v v Een organische grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat en waarvan de minerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat, en als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor meer dan 35 % van de massa uit organische stof die vezelig is en geen samenhang vertoont, voor maximaal 30 % uit lutum en voor maximaal 65 % uit silt plus zand bestaat.
zwakKleiigeDetritus organische grond v v Een organische grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat en waarvan de minerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat, en als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor 25 tot 70 % van de massa uit organische stof die vezelig is en geen samenhang vertoont, voor minder dan 70 % uit silt plus zand en voor tussen 5 en 55 % uit lutum bestaat.
sterkKleiigeDetritus organische grond v v Een organische grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat en waarvan de minerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat, en als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor 15 tot 45 % van de massa uit organische stof die vezelig is en geen samenhang vertoont, voor minder dan 77,5 % uit silt plus zand en voor tussen 7 en 70 % uit lutum bestaat.
zwakZandigeDetritus organische grond v v Een organische grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat en waarvan de minerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat, en als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor 22,5 tot 40 % van de massa uit organische stof die vezelig is en geen samenhang vertoont, voor tussen 55 en 77,5 % uit silt plus zand en voor minder dan 5 % uit lutum bestaat.
sterkZandigeDetritus organische grond v v Een organische grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat en waarvan de minerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat, en als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor 15 tot 25 % van de massa uit organische stof die vezelig is en geen samenhang vertoont, voor tussen 70 en 85 % uit silt plus zand en voor minder dan 7 % uit lutum bestaat.
zwakSiltigeKlei grindarme minerale grond v v Een grindarme minerale grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat, waarvan de minerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat en weinig organische stof bevat, en als die drie bestanddelen worden uitgesloten, de fijne minerale fractie (zand, silt, lutum) voor meer dan 50 % van de massa uit lutum bestaat.
matigSiltigeKlei grindarme minerale grond v v Een grindarme minerale grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat, waarvan de minerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat en weinig organische stof bevat, en als die drie bestanddelen worden uitgesloten, de fijne minerale fractie (zand, silt, lutum) voor meer dan 35 tot maximaal 50 % van de massa uit lutum bestaat.
sterkSiltigeKlei grindarme minerale grond v v Een grindarme minerale grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat, waarvan de minerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat en weinig organische stof bevat, en als die drie bestanddelen worden uitgesloten, de fijne minerale fractie (zand, silt, lutum) voor meer dan 25 tot maximaal 35 % van de massa uit lutum bestaat.
uiterstSiltigeKlei grindarme minerale grond v v Een grindarme minerale grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat, waarvan de minerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat en weinig organische stof bevat, en als die drie bestanddelen worden uitgesloten, de fijne minerale fractie (zand, silt, lutum) voor tussen 8 en 25 % van de massa uit lutum, voor tussen 25 en 75 % uit silt en voor minder dan 50 % uit zand bestaat, maar waarvan de precieze verhouding tussen de hoeveelheden zand, silt en lutum niet goed in woorden is uit te drukken.
zwakZandigeKlei grindarme minerale grond v v Een grindarme minerale grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat, waarvan de minerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat en weinig organische stof bevat, en als die drie bestanddelen worden uitgesloten, de fijne minerale fractie (zand, silt, lutum) voor meer dan 17,5 tot maximaal 25 % van de massa uit lutum, voor 50 % of meer uit zand en voor de rest uit silt bestaat.
matigZandigeKlei grindarme minerale grond v v Een grindarme minerale grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat, waarvan de minerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat en weinig organische stof bevat, en als die drie bestanddelen worden uitgesloten, de fijne minerale fractie (zand, silt, lutum) voor meer dan 12 tot maximaal 17,5 % van de massa uit lutum, voor 50 % of meer uit zand en voor de rest uit silt bestaat.
sterkZandigeKlei grindarme minerale grond v v Een grindarme minerale grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat, waarvan de minerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat en weinig organische stof bevat, en als die drie bestanddelen worden uitgesloten, de fijne minerale fractie (zand, silt, lutum) voor meer dan 8 tot maximaal 12 % van de massa uit lutum, voor 50 % of meer uit zand en voor de rest uit silt bestaat.
zwakZandigeLeem grindarme minerale grond v v Een grindarme minerale grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat, waarvan de minerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat en weinig organische stof bevat, en als die drie bestanddelen worden uitgesloten, de fijne minerale fractie (zand, silt, lutum) voor meer dan 65 % uit silt, voor maximaal 25 % uit lutum en voor minder dan 15 % uit zand bestaat, maar waarvan de precieze verhouding tussen de hoeveelheden zand, silt en lutum niet goed in woorden is uit te drukken.
sterkZandigeLeem grindarme minerale grond v v Een grindarme minerale grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat, waarvan de minerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat en weinig organische stof bevat, en als die drie bestanddelen worden uitgesloten, de fijne minerale fractie (zand, silt, lutum) voor meer dan 42 % uit silt, voor maximaal 20 % uit lutum en voor minimaal 15 en minder dan 50 % uit zand bestaat, maar waarvan de precieze verhouding tussen de hoeveelheden zand, silt en lutum niet goed in woorden is uit te drukken.
zand grindarme minerale grond v v Een grindarme minerale grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat, waarvan de minerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat en weinig organische stof bevat, en als die drie bestanddelen worden uitgesloten, de fijne minerale fractie (zand, silt, lutum) voor 100 % uit zand bestaat.
kleiigZand grindarme minerale grond v v Een grindarme minerale grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat, waarvan de minerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat en weinig organische stof bevat, en als die drie bestanddelen worden uitgesloten, de fijne minerale fractie (zand, silt, lutum) voor minimaal 82,5 % van de massa uit zand, voor meer dan 5 tot maximaal 8 % uit lutum en voor de rest uit silt bestaat.
zwakSiltigZand grindarme minerale grond v v Een grindarme minerale grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat, waarvan de minerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat en weinig organische stof bevat, en als die drie bestanddelen worden uitgesloten, de fijne minerale fractie (zand, silt, lutum) voor minimaal 90 % van de massa uit zand, voor maximaal 5 % uit lutum en voor de rest uit silt bestaat.
matigSiltigZand grindarme minerale grond v v Een grindarme minerale grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat, waarvan de minerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat en weinig organische stof bevat, en als die drie bestanddelen worden uitgesloten, de fijne minerale fractie (zand, silt, lutum) voor minimaal 82,5 en minder dan 90 % van de massa uit zand, voor maximaal 5 % uit lutum en voor de rest uit silt bestaat.
sterkSiltigZand grindarme minerale grond v v Een grindarme minerale grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat, waarvan de minerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat en weinig organische stof bevat, en als die drie bestanddelen worden uitgesloten, de fijne minerale fractie (zand, silt, lutum) voor minimaal 67,5 en minder dan 82,5 % van de massa uit zand, voor maximaal 8 % uit lutum en voor de rest uit silt bestaat.
uiterstSiltigZand grindarme minerale grond v v Een grindarme minerale grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat, waarvan de minerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat en weinig organische stof bevat, en als die drie bestanddelen worden uitgesloten, de fijne minerale fractie (zand, silt, lutum) voor minimaal 50 en minder dan 67,5 % van de massa uit zand, voor maximaal 8 % uit lutum en voor de rest uit silt bestaat.
asVulkanisch bijzondere grond v v Een bijzondere grond, grond die uit vulkanisch materiaal met een korrelgrootte kleiner dan 4 mm bestaat.
diatomiet bijzondere grond v v Een bijzondere grond, grond die vrijwel volledig uit de kiezelskeletjes van diatomeeën bestaat, wittig en veelal dun gelaagd of gelamineerd is.
dy bijzondere grond v v Een bijzondere grond, grond die vrijwel volledig uit organische stof bestaat, amorf en zwartig is en een geleiachtige consistentie heeft.
ijzeroer bijzondere grond v v Een bijzondere grond, grond die vrijwel volledig uit ijzeroer bestaat, geelbruin tot bruinrood is en zeer samenhangend is.
kalkgyttja bijzondere grond v v Een bijzondere grond, grond die vrijwel volledig uit kalk bestaat, wittig tot gelig is en een pasta-achtige consistentie heeft.
keienNietGespecificeerd zeer grove grond v Een zeer grove grond, grond die voor meer dan 50 % van de massa uit de zeer grove fractie (groter dan 63 mm) bestaat, en waarvan de zeer grove fractie voor meer dan 50 % uit keitjes bestaat.
keitjesNietGespecificeerd zeer grove grond v Een zeer grove grond, grond die voor meer dan 50 % van de massa uit de zeer grove fractie (groter dan 63 mm) bestaat, en waarvan de zeer grove fractie voor meer dan 50 % uit keitjes bestaat.
grindNietGespecificeerd grindrijke minerale grond v Een grindrijke grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat, waarvan de minerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minimaal 30 % van de massa uit grind bestaat en weinig organische stof bevat.
schelpen schelprijke grond v Een schelprijke grond, grond die voor 100 % van de niet-organische massa uit schelpen en schelpfragmenten (groter dan of gelijk aan 2 mm) bestaat. Daarnaast kan er organisch materiaal aanwezig zijn.
siltigeSchelpen schelprijke grond v Een schelprijke grond, grond die voor minimaal 30 % van de massa uit schelpen en schelpfragmenten (groter dan of gelijk aan 2 mm) bestaat, voor minder dan 50 % uit zand en voor meer dan 20 % uit silt plus lutum bestaat. Daarnaast kan er organisch materiaal aanwezig zijn.
zwakZandigeSchelpen schelprijke grond v Een schelprijke grond, grond die voor minimaal 30 % van de massa uit schelpen en schelpfragmenten (groter dan of gelijk aan 2 mm) bestaat, voor maximaal 10 % uit zand en voor minder dan of gelijk aan 20 % uit silt plus lutum bestaat. Daarnaast kan er organisch materiaal aanwezig zijn.
matigZandigeSchelpen schelprijke grond v Een schelprijke grond, grond die voor minimaal 30 % van de massa uit schelpen en schelpfragmenten (groter dan of gelijk aan 2 mm) bestaat, voor meer dan 10 tot maximaal 30 % uit zand en voor minder dan of gelijk aan 20 % uit silt plus lutum bestaat. Daarnaast kan er organisch materiaal aanwezig zijn.
sterkZandigeSchelpen schelprijke grond v Een schelprijke grond, grond die voor minimaal 30 % van de massa uit schelpen en schelpfragmenten (groter dan of gelijk aan 2 mm) bestaat, voor meer dan 30 tot maximaal 50 % uit zand en voor minder dan of gelijk aan 20 % uit silt plus lutum bestaat. Daarnaast kan er organisch materiaal aanwezig zijn.
uiterstZandigeSchelpen schelprijke grond v Een schelprijke grond, grond die voor minimaal 30 % van de massa uit schelpen en schelpfragmenten (groter dan of gelijk aan 2 mm) bestaat, voor meer dan 50 % uit zand en voor minder dan of gelijk aan 20 % uit silt plus lutum bestaat. Daarnaast kan er organisch materiaal aanwezig zijn.
schelpenNietGespecificeerd schelprijke grond v Een schelprijke grond, grond die voor minimaal 30 % van de massa uit schelpen en schelpfragmenten (groter dan of gelijk aan 2 mm) bestaat en niet veel organische stof bevat.
veenNietGespecificeerd organische grond v Een organische grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat en waarvan de minerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat, en als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor meer dan 15 % van de massa uit organische stof die vezelig is en samenhang vertoont bestaat.
bruinkoolNietGespecificeerd organische grond v Een organische grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat en waarvan de minerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat, en als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor meer dan 15 % van de massa uit organische stof die vezelig is en samenhang vertoont en ingekoold is bestaat.
detritusNietGespecificeerd organische grond v Een organische grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat en waarvan de minerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat, en als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor meer dan 15 % van de massa uit organische stof die vezelig is en geen samenhang vertoont bestaat.
gyttjaNietGespecificeerd organische grond v Een organische grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat en waarvan de minerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat, en als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor meer dan 15 % van de massa uit organische stof die fijnkorrelig is en samenhang vertoont bestaat.
kleiNietGespecificeerd grindarme minerale grond v Een grindarme minerale grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat, waarvan de minerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat en weinig organische stof bevat, en als die drie bestanddelen worden uitgesloten, voor meer dan 8 % van de massa uit lutum bestaat.
leemNietGespecificeerd grindarme minerale grond v Een grindarme minerale grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat, waarvan de minerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat en weinig organische stof bevat, en waarvan de precieze verhouding tussen de hoeveelheden zand, lutum en silt niet goed in woorden is uit te drukken.
zandNietGespecificeerd grindarme minerale grond v Een grindarme minerale grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat, waarvan de minerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat en weinig organische stof bevat, en als die drie bestanddelen worden uitgesloten, voor meer dan 50 % van de massa uit zand en minder dan of gelijk aan 8% uit lutum bestaat.

7.2 Grindmediaanklasse

De lijst voor de classificatie van de mediaan van de grindfractie.

  1. Waarde (identificerend): De naam van de grindmediaanklasse.
  2. Bereik: Het bereik van de waarde.
  3. IMBRO: De aanduiding die aangeeft of de waarde onder IMBRO geldig is.
  4. IMBROA: De aanduiding die aangeeft of de waarde onder IMBRO/A geldig is.
  5. Omschrijving: De omschrijving van de grindmediaanklasse.
Waarde Bereik IMBRO IMBROA Omschrijving
fijn 2 - 6,3 mm v v De grindmediaan is groter dan 2 mm en kleiner dan of gelijk aan 6,3 mm. Een klasse onder de NEN-EN-ISO 14688 procedure.
middelgrof 6,3 - 20 mm v v De grindmediaan is groter dan 6,3 mm en kleiner dan of gelijk aan 20 mm. Een klasse onder de NEN-EN-ISO 14688 procedure.
grof 20 - 63 mm v v De grindmediaan is groter dan 20 mm en kleiner dan of gelijk aan 63 mm. Een klasse onder de NEN-EN-ISO 14688 procedure.
fijnNEN5104 2 - 5,6 mm v De grindmediaan is gelijk aan of groter dan 2 mm en kleiner dan 5,6 mm. Een klasse onder de NEN 5104 procedure.
matigGrofNEN5104 5,6 - 16 mm v De grindmediaan is gelijk aan of groter dan 5,6 mm en kleiner dan 16 mm. Een klasse onder de NEN 5104 procedure.
zeerGrofNEN5104 16 - 63 mm v De grindmediaan is gelijk aan of groter dan 16 mm en kleiner dan 63 mm. Een klasse onder de NEN 5104 procedure.
onbekend n.v.t. v De mediaan van de grindfractie is niet bekend.

7.3 Aanvulmateriaal

De lijst met de materialen waarmee het boorgat na het boren is opgevuld.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
bentoniet

Een mengsel van water en bentoniet.

geen

Er is geen materiaal gebruikt. Het gat is mogelijk vanzelf volgelopen met materiaal dat uit het gat of van het maaiveld afkomstig is.

grind

Grind dat gezeefd is en uit korrels bestaat met een grootte die tussen 2 en 6,3 mm ligt.

grindZand

Een mengsel van zand en grind dat gezeefd is en uit korrels bestaat met een grootte die tussen 63 µm en 6,3 mm ligt.

grindZandGrof

Een mengsel van zand en grind dat gezeefd is en uit korrels bestaat met een grootte die tussen 0,63 en 6,3 mm ligt.

grindZandOngezeefd

Een mengsel van zand en grind dat niet gezeefd is. Deze categorie omvat onder meer materiaal dat wordt aangeduid met termen als metselzand en ophoogzand.

grout

Een mengsel van cement en water zonder toeslag.

groutBentoniet

Een mengsel van cement en water met als toeslag bentoniet.

kleiZwelklasse1

Korrels die bestaan uit klei met een zwelvermogen van minimaal 80 % in zout water (NaCl 10.000 mg/l) en met een doorlatendheid die kleiner is dan 10-9 m/s. Aan dit materiaal is geen detecteerbare stof toegevoegd. Het materiaal is vergelijkbaar met Mikolit-B en wordt gebruikt onder omstandigheden die hoge eisen stellen aan het waterkerend vermogen.

kleiZwelklasse1Detecteerbaar

Korrels die bestaan uit klei met een zwelvermogen van minimaal 80 % in zout water (NaCl 10.000 mg/l) en met een doorlatendheid die kleiner is dan 10-9 m/s. Aan dit materiaal is een detecteerbare stof toegevoegd. Het materiaal is vergelijkbaar met Mikolit-B en wordt gebruikt onder omstandigheden die hoge eisen stellen aan het waterkerend vermogen.

kleiZwelklasse2

Korrels die bestaan die bestaan uit klei met een zwelvermogen van minimaal 30 % in zout water (NaCl 10.000 mg/l) en met een doorlatendheid die kleiner is dan 10-9 m/s. Aan dit materiaal is geen detecteerbare stof toegevoegd. Het materiaal is vergelijkbaar met Mikolit-300 en wordt gebruikt onder omstandigheden die standaard eisen stellen aan het waterkerend vermogen.

kleiZwelklasse2Detecteerbaar

Korrels die bestaan uit klei met een zwelvermogen van minimaal 30 % in zout water (NaCl 10.000 mg/l) en met een doorlatendheid die kleiner is dan 10-9 m/s. Aan dit materiaal is een detecteerbare stof toegevoegd. Het materiaal is vergelijkbaar met Mikolit-300 en wordt gebruikt onder omstandigheden die standaard eisen stellen aan het waterkerend vermogen.

kleiZwelklasse3

Korrels die bestaan uit klei met een zwelvermogen van minimaal 30 % in demi water en met een doorlatendheid die kleiner is dan 10-9 m/s. Aan dit materiaal is geen detecteerbare stof toegevoegd. Het materiaal is vergelijkbaar met Mikolit-00 en wordt gebruikt onder omstandigheden die lage eisen stellen aan het waterkerend vermogen.

kleiZwelklasse3Detecteerbaar

Korrels die bestaan uit klei met een zwelvermogen van minimaal 30 % in demi water en met een doorlatendheid die kleiner is dan 10-9 m/s. Aan dit materiaal is een detecteerbare stof toegevoegd. Het materiaal is vergelijkbaar met Mikolit-00 en wordt gebruikt onder omstandigheden die lage eisen stellen aan het waterkerend vermogen.

kleiZwelklasseOnbekend

Korrels die bestaan uit klei met een onbekend zwelvermogen. Aan dit materiaal is geen detecteerbare stof toegevoegd.

kleiZwelklasseOnbekendDetecteerbaar

Korrels die bestaan uit klei met een onbekend zwelvermogen, met een toevoeging van een detecteerbare stof.

verwijderdMateriaal

Het gat is opgevuld met de opgeboorde grond of de weggegraven ondergrond.

wegverhardingsmateriaal

Materiaal dat gebruikt is voor het verharden van wegen en erven; voorbeelden zijn asfalt, betonklinkers, klinkers, steenslag en tegels.

zand

Zand dat gezeefd is en uit korrels bestaat met een grootte die tussen 63 µm en 2 mm ligt.

zandMiddelgrof

Zand dat gezeefd is en uit korrels bestaat met een grootte die tussen 0,2 en 0,63 mm ligt.

zandMiddelgrofGrof

Zand dat gezeefd is en uit korrels bestaat met een grootte die tussen 0,2 en 2 mm ligt.

zandGrof

Zand dat gezeefd is en uit korrels bestaat met een grootte die tussen 0,63 en 2 mm ligt.

7.4 ActueelProces

De lijst met de exogene processen die in het terrein actief zijn.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
geulverlegging

Er komen lateraal migrerende geulen voor.

geulvorming

Er vindt vorming of verdieping van geulen plaats door uitschuring van de waterbodem.

piping

Water stroomt onder een dijk of ander grondlichaam door om binnendijks aan het oppervlak te komen.

scheurvorming

De (kleiige of venige) bovengrond is dermate uitgedroogd dat er scheurvorming optreedt, meestal in een polygoon-patroon.

verstuiving

Er vindt verstuiving plaats wanneer het hard waait (levend stuifzand).

7.5 Analyseprocedure

De lijst met de procedures voor de uitvoering van de geologische boormonsteranalyse.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
geen

De boormonsteranalyse is niet volgens een praktijkrichtlijn uitgevoerd.

GDNpraktijkrichtlijnv2023

De boormonsteranalyse is uitgevoerd conform de praktijkrichtlijn van de Geologische Dienst Nederland, versie 2023.

7.6 Apparaattype

De lijst met de apparaten waarmee is gestoken of gekernd.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
corebarrelDoubleTube

Een apparaat dat bestaat uit een buitenbuis en een binnenbuis. De buitenbuis is direct met de boorbeitel verbonden en aan de bovenzijde open. De binnenbuis is stationair en dient om het monster op te vangen; de binnenbuis is aan de bovenzijde open en aan de onderzijde voorzien van een kernvanger.

corebarrelSingleTube

Een apparaat dat bestaat uit een enkele buis die direct met de boorbeitel verbonden is. De buis dient om het monster op te vangen en is aan de bovenzijde open en aan de onderzijde voorzien van een kernvanger.

corebarrelTripleTube

Een apparaat dat bestaat uit een buitenbuis met twee binnenbuizen. De buitenbuis is direct met de boorbeitel verbonden en aan de bovenzijde open. De binnenbuizen zijn stationair en dienen om het monster op te vangen. De buitenste van de twee is aan de bovenzijde open en aan de onderzijde voorzien van een kernvanger en dient ter bescherming van de binnenste buis waarin het monster werkelijk wordt opgevangen.

guts

Een apparaat dat bestaat uit een buis om het monster op te vangen die aan bovenzijde open is en aan de onderzijde voorzien is van een steekmond en die in de langsrichting gedeeltelijk open is.

sherbrooke

Een apparaat dat bestaat uit een open constructie van buizen en ringen met een grote diameter die aan de onderzijde voorzien is van messen die bij monstername het monster afsnijden en daarna voorkomen dat het monster eruit valt.

steekbus

Een apparaat dat bestaat uit een holle buis die aan de bovenzijde open is en aan de onderzijde voorzien is van een steekmond; de buis dient om het monster op te vangen en is in de lengterichting dicht; de steekmond kan voorzien zijn van een kernvanger, maar heeft nooit messen die het monster afsnijden.

steekbusDLDS

Een apparaat dat bestaat uit een holle buis met een grote diameter die aan de bovenzijde open is en aan de onderzijde voorzien is van een steekmond; de buis dient om het monster op te vangen en is in de lengterichting dicht; de steekmond is van messen voorzien die bij monstername het monster afsnijden en daarna voorkomen dat het monster eruit valt.

steekbusMetLiner

Een apparaat dat bestaat uit twee precies in elkaar passende buizen die aan de bovenzijde open in de lengterichting dicht zijn. De binnenbuis (liner) dient om het monster op te vangen. De buitenbuis is de onderzijde voorzien van een steekmond; de steekmond kan voorzien zijn van een kernvanger, maar heeft nooit messen die het monster afsnijden.

7.7 Archiefklasse

De lijst voor de indicatieve klassen voor het aandeel van het bestanddeel.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
geen

Het bestanddeel komt niet voor.

spoorArchief

Er komt een spoor van het bestanddeel voor. Het is niet bekend hoe het aandeel is bepaald, en wat het aandeel precies betekent. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.

weinigArchief

Het bestanddeel komt weinig voor. Het is niet bekend hoe het aandeel is bepaald, en wat het aandeel precies betekent. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.

veelArchief

Het bestanddeel komt veel voor. Het is niet bekend hoe het aandeel is bepaald, en wat het aandeel precies betekent. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.

zeerVeelArchief

Het bestanddeel komt zeer veel voor. Het is niet bekend hoe het aandeel is bepaald, en wat het aandeel precies betekent. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.

uiterstVeelArchief

Het bestanddeel komt uiterst veel voor. Het is niet bekend hoe het aandeel is bepaald, en wat het aandeel precies betekent. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.

merendeelsArchief

Het bestanddeel komt merendeels voor. Het is niet bekend hoe het aandeel is bepaald, en wat het aandeel precies betekent. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.

grotendeelsArchief

Het bestanddeel komt grotendeels voor. Het is niet bekend hoe het aandeel is bepaald, en wat het aandeel precies betekent. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.

bijnaVolledigArchief

Het bestanddeel komt bijna volledig voor. Het is niet bekend hoe het aandeel is bepaald, en wat het aandeel precies betekent. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.

aandeelOnbekend

Het bestanddeel is aanwezig, maar het aandeel is niet bekend.

onbekend

Het is niet bekend of het bestanddeel aanwezig is.

7.8 Associatieaandeelklasse

De lijst voor de classificatie van het aandeel in de associatie.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
spoorTot1

Er komt een spoor van het bestanddeel voor, en dat betekent dat het aandeel in de associatie minder dan 1 % is.

weinig1tot25

ErHet bestanddeel komt weinig voor, en dat betekent dat het aandeel in de associatie minimaal 1 en minder dan 25 % is.

veel25tot50

ErHet bestanddeel komt weinig voor, en dat betekent dat het aandeel in de associatie minimaal 25 en minder dan 50 % is.

zeerVeel50tot75

ErHet bestanddeel komt weinig voor, en dat betekent dat het aandeel in de associatie minimaal 50 en minder dan 75 % is.

uiterstVeelMinstens75

ErHet bestanddeel komt weinig voor, en dat betekent dat het aandeel in de associatie minstens 75 % is.

aandeelOnbekend

De soort schelpHet bestanddeel is aanwezig, maar het aandeel in de associatie is niet bekend.

7.9 BedekkingsgraadVlek

De lijst voor de classificatie van het deel van het oppervlak dat door vlekken van een bepaalde kleur in beslag wordt genomen.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
weinigTot2

De vlekken beslaan tot 2 % van het oppervlak.

matig2tot20

De vlekken beslaan 2 tot 20 % van het oppervlak.

veel20tot50

De vlekken beslaan 20 tot 50 % van het oppervlak.

spoorSBBarchief

De vlekken beslaan minder dan 1 % van het oppervlak. Een klasse gebruikt onder de Standaard Boor Beschrijvingsmethode tot versie 6.

weinigSBBarchief

De vlekken beslaan minimaal 1 tot minder dan 10 % van het oppervlak. Een klasse gebruikt onder de Standaard Boor Beschrijvingsmethode tot versie 6.

veelSBBarchief

De vlekken beslaan minimaal 10 tot minder dan 50 % van het oppervlak. Een klasse gebruikt onder de Standaard Boor Beschrijvingsmethode tot versie 6.

spoorArchief

De vlekken beslaan een spoor van het oppervlak. Het is niet bekend hoe het aandeel is bepaald, en wat het aandeel precies betekent. Het aandeel moet beschouwd worden als indicatief.

weinigArchief

De vlekken beslaan weinig van het oppervlak. Het is niet bekend hoe het aandeel is bepaald, en wat het aandeel precies betekent. Het aandeel moet beschouwd worden als indicatief.

veelArchief

De vlekken beslaan veel van het oppervlak. Het is niet bekend hoe het aandeel is bepaald, en wat het aandeel precies betekent. Het aandeel moet beschouwd worden als indicatief.

aandeelOonbekend

Vlekken zijn aanwezig, maar het deel dat door de vlekken van een bepaalde kleur in beslag wordt genomen is niet bekend.

7.10 Bemonsteringskwaliteit

De lijst met de kwaliteitsniveaus van de boormonsters die de bemonstering heeft beoogd op te leveren.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
klasseA

De bemonstering is erop gericht monsters te verkrijgen waarin de gelaagdheid, textuur (interne structuur en monstervochtigheid), consistentie en spanningstoestand behouden blijft (verandering door monstername reversibel).
Direct na bemonstering zijn de monsters luchtdicht verpakt om oxidatie zo veel mogelijk te voorkomen. De monsters zijn opgeslagen en getransporteerd in afgesloten monstercontainers van voldoende sterkte om beschadiging en vochtverlies te voorkomen. De monstercontainers zijn op locatie, tijdens transport en in het laboratorium opgeslagen in een omgeving waar de temperatuur tussen 5 en 25 graden Celsius mag variëren. De monstercontainers zijn tijdens transport beschermd tegen trillingen en schokken.

klasseB

De bemonstering is erop gericht monsters te verkrijgen waarin de gelaagdheid, textuur (interne structuur en monstervochtigheid) en de consistentie behouden blijft.
Direct na bemonstering zijn de monsters luchtdicht verpakt om oxidatie zo veel mogelijk te voorkomen. De monsters zijn opgeslagen en getransporteerd in afgesloten monstercontainers van voldoende sterkte om beschadiging en vochtverlies te voorkomen. De monstercontainers zijn beschermd tegen trillingen en schokken en extreme temperatuur.

klasseC

De bemonstering is erop gericht monsters te verkrijgen waarin de gelaagdheid, textuur (interne structuur en monstervochtigheid) behouden blijft.
Direct na bemonstering zijn de monsters luchtdicht verpakt om oxidatie zo veel mogelijk te voorkomen. De monsters zijn opgeslagen en getransporteerd in afgesloten monstercontainers van voldoende sterkte om beschadiging en vochtverlies te voorkomen.

klasseD

De bemonstering is erop gericht monsters te verkrijgen waarin de gelaagdheid behouden blijft.
Direct na bemonstering zijn de monsters luchtdicht verpakt om oxidatie zo veel mogelijk te voorkomen. De monsters kunnen in PVC of metalen monstercontainers e.d. zijn verzameld en opgeslagen.

klasseE

De bemonstering is erop gericht een goede indruk te krijgen van de samenstelling van de ondergrond.
Er gelden geen bijzondere eisen. De monsters kunnen in monsterbakken, zakken, potten e.d. verzameld en opgeslagen zijn.

deelsOngeroerd

Een niet nader gespecificeerd deel van de monsters is ongeroerd. Dat houdt in dat de kwaliteit daarvan tenminste vergelijkbaar is met klasse D onder IMBRO.

geroerd

De monsters zijn geroerd. Dat houdt in dat de kwaliteit vergelijkbaar is met klasse E onder IMBRO.

onbekend

De bemonsteringskwaliteit is niet bekend.

ongeroerd

De monsters zijn ongeroerd. Dat houdt in dat de kwaliteit tenminste vergelijkbaar is met klasse D onder IMBRO.

7.11 Bemonsteringsmethode

De lijst met de methoden voor het uit de ondergrond nemen van boormonsters.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
graven

Manier van bemonsteren waarbij een deel van de ondergrond mechanisch of met de hand wordt weggegraven en in een graafbak of op een schep naar boven wordt gehaald. Levert normaliter monsters op met bemonsteringskwaliteit klasse E.

opAfstandDroog

Manier van bemonsteren waarbij het materiaal op diepte wordt losgeroerd, de losgemaakte grond door schroefwerking naar boven wordt gehaald of met behulp van perslucht wordt losgemaakt en naar boven gehaald en aan het oppervlak bemonsterd wordt. Een van de methoden die gebruikt worden bij boren met een avegaar. Levert normaliter monsters met bemonsteringskwaliteit klasse E.

opAfstandNat

Manier van bemonsteren waarbij het materiaal op diepte wordt losgeroerd of losgespoten, het losgemaakte materiaal op een niet nader omschreven manier naar boven wordt gespoeld en aan het oppervlak bemonsterd wordt door vloeistof en materiaal van elkaar te scheiden. De methode wordt gebruikt bij gebruik van de geodoff en bij rotary drilling. De methode is niet bedoeld voor luchtliften, zuigboren en straightflushboren, want daarbij wordt de manier waarop het materiaal naar boven wordt gespoeld nader omschreven. Levert normaliter monsters op met bemonsteringskwaliteit klasse E.

opAfstandNatBinnendoor

Manier van bemonsteren waarbij het materiaal op diepte wordt losgeroerd of losgespoten, het losgemaakte materiaal via de holle boorstangen naar boven wordt gespoeld en aan het oppervlak bemonsterd wordt door vloeistof en materiaal van elkaar te scheiden. De methode wordt gebruikt bij luchtliften, counterflushboren en mechanisch zuigboren. Levert normaliter monsters op met bemonsteringskwaliteit klasse E.

opAfstandNatBuitenlangs

Manier van bemonsteren waarbij het materiaal op diepte wordt losgeroerd of losgespoten, het losgemaakte materiaal via de ruimte tussen de boorstangen en de wand van het gat naar boven wordt gespoeld en aan het oppervlak bemonsterd wordt door vloeistof en materiaal van elkaar te scheiden. De methode wordt gebruikt bij straightflushboren en spuitboren. Levert normaliter monsters op met bemonsteringskwaliteit klasse E.

opDiepteGrijpen

Manier van bemonsteren waarbij het materiaal op diepte met een grijper wordt uitgenomen. De methode wordt gebruikt bij het grijperboren. Levert normaliter monsters op met bemonsteringskwaliteit klasse D of E. Welke klasse van toepassing is wordt mede bepaald door de cohesie en de vochtigheid van de grond.

opDiepteKernen

Manier van bemonsteren waarbij een kolom materiaal op diepte met een speciale boorbeitel of met draaiende spuiters wordt vrijgeboord, in een container wordt opgevangen, wordt losgetrokken of losgesneden en naar boven wordt gehaald. De methode wordt gebruikt bij kernboren, rotary core drilling en bij gebruik van de Sherbrooke sampler. Levert normaliter monsters op met bemonsteringskwaliteit klasse A, B, C of D. Welke klasse van toepassing is wordt bepaald door het type bemonsteringsapparaat, de boortechniek, de cohesie en de vochtigheid van de grond.

opDiepteLosroeren

Manier van bemonsteren waarbij het materiaal op diepte wordt losgeroerd, in het apparaat wordt opgevangen en met het apparaat naar boven wordt gehaald. De methode wordt gebruikt bij boren met het bucketsysteem, draaiend boren met de hand, pulsboren en bij de VanderStaay-boor en de handbediende zuigerboor. Levert normaliter monsters op met bemonsteringskwaliteit klasse E tot D. Welke klasse van toepassing is wordt bepaald door de boortechniek en de cohesie en de vochtigheid van het materiaal.

opDiepteUitsteken

Manier van bemonsteren waarbij een kolom materiaal op diepte wordt uitgestoken, in een container wordt opgevangen, wordt losgetrokken of losgesneden en in de container naar boven wordt gehaald. De methode wordt gebruikt bij het Ackermann-apparaat, de VanderStaay-boor, Aqualock sampler, Beeker-monsternemer, het Begemann-steekapparaat, Dachnovski-apparaat, de dropcorer, DLDS, folie-sampler, grondkolomcilinder, gutsboor, monsterringsteker, MOSTAP, pistoncorer, (veen)profielsteker, ramgutsboor, sonisch boren, de spitsmuismonstersteker, steekbuis, trilflip, het VanderHorst-steekapparaat, de vibrocorer, window sampler en de Zenkovitchboor. Levert monsters op met bemonsteringskwaliteit klasse A, B, C of D. Welke klasse van toepassing is wordt bepaald door het type bemonsteringsapparaat, de boortechniek, de cohesie en de vochtigheid van het materiaal.

onbekend

Het is niet bekend welke manier is toegepast.

onbekendDeelsOpDiepteUitsteken

Er zijn twee manieren van bemonsteren toegepast. Voor een deel van het interval is een kolom grond op diepte uitgestoken en in een container opgevangen (opDiepteUitsteken). Het is onbekend welke andere manier is toegepast.

opAfstandDroogDeelsOpDiepteUitsteken

Er zijn twee manieren van bemonsteren toegepast. Het materiaal is op diepte losgeroerd en de losgemaakte grond is door schroefwerking naar boven gehaald (opAfstandDroog). Voor een deel van het interval is een kolom materiaal op diepte uitgestoken en in een container opgevangen (opDiepteUitsteken). Dit is bijvoorbeeld het geval bij boren met een holle avegaar waarbij ook monsters zijn gestoken.

opAfstandNatDeelsOpDiepteKernen

Er zijn twee manieren van bemonsteren toegepast. Het materiaal is op diepte losgeroerd of losgespoten en de grond is naar boven gespoeld op een niet nader omschreven manier: omvat de IMBRO-waarden opAfstandNat, op AfstandNatBinnendoor en op afstandNatBuitenlangs). Voor een deel van het interval is een kolom materiaal op diepte met een speciale boorbeitel of met draaiende spuiters vrijgeboord en in een container opgevangen (opDiepteKernen). Dit is bijvoorbeeld het geval bij straightflushboren waarbij ook is gekernd.

opAfstandNatDeelsOpDiepteUitsteken

Er zijn twee manieren van bemonsteren toegepast. Het materiaal is op diepte losgeroerd of losgespoten en de grond is naar boven gespoeld (opAfstandNat). Voor een deel van het interval is een kolom materiaal op diepte uitgestoken en in een container opgevangen (opDiepteUitsteken). Dit is bijvoorbeeld het geval bij straightflushboren waarbij ook monsters zijn gestoken.

opAfstandOnbekend

Manier van bemonsteren waarbij het materiaal op diepte wordt losgeroerd of losgespoten en niet bekend is hoe de losgemaakte grond naar boven is gehaald (droog of nat).

opDiepteOnbekend

Manier van bemonsteren waarbij het materiaal op diepte is losgemaakt en opgevangen en niet bekend is hoe het opgevangen materiaal naar boven is gehaald.

7.12 Bemonsteringsprocedure

De lijst met de procedures voor bemonstering.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
ISO22475d1v2006

NEN-EN-ISO 22475-1:2006 Methoden voor monsterneming en grondwatermeting - Deel 1: Technische grondslagen voor de uitvoering. Een internationale norm geaccepteerd door Nederland en Europa.

ISO22475d1v2021

NEN-EN-ISO 22475-1:2021 Methoden voor monsterneming en grondwatermeting - Deel 1: Technische grondslagen voor de uitvoering. Een internationale norm geaccepteerd door Nederland en Europa.

onbekend

Het is niet bekend onder welke afspraken het bemonsteren is uitgevoerd.

7.13 BepaaldeHydrofysischeEigenschappen

De lijst met de categorieën van hydrofysische eigenschappen die van het materiaal zijn bepaald.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
geen

Er zijn geen hydrofysische eigenschappen bepaald.

standaard

De verzadigde waterdoorlatendheid, de droge volumieke massa en de volumieke massa zijn bepaald, en de volumieke massa vaste delen is niet bepaald.
Dit vereist een interval met een minimum lengte van 2 cm. De vereiste monsterkwaliteit is QM1, QM2 of QM3.

uitgebreid

De verzadigde waterdoorlatendheid, de droge volumieke massa en de volumieke massa vaste delen zijn bepaald.
Dit vereist een interval met een minimum lengte van 2 cm. De vereiste monsterkwaliteit is QM1, QM2 of QM3.

waterdoorlatendheidMislukt

De bepaling van de verzadigde waterdoorlatendheid is niet geslaagd. De droge volumieke massa, de volumieke massa en/of de volumieke massa vaste delen is bepaald.
Dit vereist een interval met een minimum lengte van 2 cm. De monsterkwaliteit is gelijk aan QM1, QM2 of QM3.

7.14 BepaaldeSamenstellingseigenschappen

De lijst met de categorieën van samenstellingseigenschappen die van het materiaal zijn bepaald.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
geen

Er zijn geen samenstellingseigenschappen bepaald.

standaard

Van het onderzocht interval zijn de standaard samenstellingseigenschappen bepaald en dat zijn de korrelgrootteverdeling, het kalkgehalte en organische stof gehalte. Het organisch koolstofgehalte en zwavelgehalte zijn niet bepaald.
In zeer uitzonderlijke gevallen kan het voorkomen dat bij de bepaling van het organische stof gehalte of kalkgehalte iets misgaat in de uitvoering en alleen in dat geval ontbreken die bepalingen.
De bepaling van de standaard samenstellingseigenschappen vereist een interval met een minimum lengte van 1 cm. De monsterkwaliteit stelt geen beperkingen.

standaardMetChemie

Van het onderzocht interval zijn de standaard samenstellingseigenschappen en chemische eigenschappen bepaald en dat zijn de korrelgrootteverdeling, het kalkgehalte, organische stof gehalte, organisch koolstofgehalte en zwavelgehalte.
In zeer uitzonderlijke gevallen kan het voorkomen dat bij de bepaling van het kalkgehalte, organische stof gehalte, organisch koolstofgehalte of zwavelgehalte iets misgaat in de uitvoering en alleen in dat geval ontbreken die bepalingen.
De bepaling van de standaard samenstellingseigenschappen en chemische eigenschappen vereist een interval met een minimum lengte van 1 cm. De monsterkwaliteit stelt geen beperkingen.

zonderKorrelverdeling

Van het onderzocht interval zijn het organische stof gehalte en kalkgehalte bepaald. Het organisch koolstofgehalte en zwavelgehalte zijn niet bepaald. De bepaling van de korrelgrootteverdeling ontbreekt omdat de bepaling niet is gelukt en dat is het geval bij sterk organisch materiaal.
Dit vereist een interval met een minimum lengte van 1 cm. De monsterkwaliteit stelt geen beperkingen.

zonderKorrelverdelingMetChemie

Van het onderzocht interval zijn het organische stof gehalte, kalkgehalte, organisch koolstofgehalte en zwavelgehalte bepaald. De bepaling van de korrelgrootteverdeling ontbreekt omdat de bepaling niet is gelukt en dat is het geval bij sterk organisch materiaal.
Dit vereist een interval met een minimum lengte van 1 cm. De monsterkwaliteit stelt geen beperkingen.

7.15 Bepalingsmethode

De lijst met de methoden die voor de bepalingen in de geologische monsteranalyse worden toegepast.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
droogZeven

Methode voor het bepalen van de korrelgrootteverdeling. Voor het bepalen van de verdeling van de fractie groter dan 63 µm is droge zeving gebruikt. Deze methode wordt gebruikt wanneer het materiaal uit het onderzocht interval uit grind of grover materiaal bestaat.

droogZevenLaser

Methode voor het bepalen van de korrelgrootteverdeling. Het materiaal is droog gezeefd over de 2mm-zeef. De verdeling van de korrels kleiner dan 2 mm is bepaald door middel van laserdiffractie. De korrels groter dan 2 mm zijn niet nader onderverdeeld.

drogenOven

Methode voor het bepalen van het watergehalte. Het materiaal wordt gedroogd in een oven waardoor het water verdampt. Uit het massaverlies wordt het watergehalte berekend.

drogenOvenVolumeVoorbepaald

Methode voor het bepalen van de droge volumieke massa. Het materiaal is met een ring uit een monster gestoken en dat is vervolgens geheel pas gemaakt. Massa en inhoud van de steekring zijn heel nauwkeurig bekend. Vervolgens is het materiaal gedroogd in een oven waardoor het water verdampt, en is de massa van de volle steekring met een balans bepaald.
Uit de massa en het bekend volume is de droge volumieke massa berekend.

fallingHead

Methode voor het bepalen van de waterdoorlatendheid van verzadigde cohesieve grond. Het proefstuk wordt onder een bepaalde druk in de opstelling geplaatst en van onderaf verzadigd. Er wordt een hydraulische gradiënt aangelegd tussen de bovenkant van het proefstuk en de onderkant en die neemt tijdens de proef af. De tijd die nodig is om een bepaald volume water door het monster te laten stromen wordt gemeten. De verzadigde waterdoorlatendheid wordt berekend met de wet van Darcy.

fallingHeadOnvoldoendeCohesief

Methode voor het bepalen van de waterdoorlatendheid van verzadigde onvoldoende cohesieve grond. Het proefstuk wordt volledig verzadigd. Er wordt een hydraulische gradiënt aangelegd tussen de bovenkant van het proefstuk en de onderkant en die neemt tijdens de proef af. De tijd die nodig is om een bepaald volume water door het monster te laten stromen wordt gemeten. Tijdens de meting wordt de opstelling afgedekt zodat er geen verdamping kan optreden. De verzadigde waterdoorlatendheid wordt berekend met de wet van Darcy.

getraptVerhitten550

Methode voor het bepalen van het organischestofgehalte. Het materiaal wordt getrapt verhit van 105 °C naar 450 °C en vervolgens naar 550 °C, waardoor de organische stof verbrandt. Uit het massaverlies is het gehalte berekend.

getraptVerhitten800

Methode voor het bepalen van het kalkgehalte. Het materiaal wordt getrapt verhit van 550 °C naar 800 °C waardoor de koolzure kalk wordt omgezet in calciumoxide. Uit het massaverlies is het gehalte berekend. Vervolgens wordt er nog verhit naar 1000 °C.

natDroogZevenPipet

Methode voor het bepalen van de korrelgrootteverdeling. Het materiaal is nat gezeefd over de 63 µm-zeef. De verdeling van de korrels kleiner dan 63 µm is bepaald door middel van pipetteren. De verdeling van de korrels groter dan 63 µm is bepaald door middel van droge zeving.

pyknometerVloeistof

Methode voor het bepalen van de volumieke massa vaste delen. De volumieke massa van de vaste delen is bepaald met een met vloeistof gevulde pyknometer. De massa is bepaald met een balans. Het volume is berekend uit het volumeverschil van de vloeistof in de pyknometer.

verhittenCO2indirectMeten

Methode voor het bepalen van het organische koolstofgehalte. Het materiaal wordt in tweeën gedeeld. Het eerste deel wordt bij een temperatuur van ten minste 500 °C verhit waarbij de aanwezige organische koolstof wordt omgezet in CO2. Vervolgens wordt het materiaal bij een temperatuur van ten minste 1400 °C verhit waarbij het anorganische koolstof wordt omgezet in CO2. Het tweede proefstuk wordt direct verhit bij een temperatuur van 1400 °C, waarbij al het koolstof wordt omgezet in CO2. De hoeveelheid CO2 wordt gemeten en daaruit wordt het gehalte aan koolstof en anorganisch koolstof berekend. Uit het verschil van deze beide gehaltes wordt het aandeel organische koolstof berekend.

verhittenSO2meten

Methode voor het bepalen van het zwavelgehalte. Het materiaal wordt bij een temperatuur van 1400°C verhit waarbij het aanwezige zwavel wordt omgezet in SO2. De hoeveelheid SO2 wordt gemeten en daaruit wordt het gehalte aan zwavel berekend.

volumeVoorbepaald

Methode voor het bepalen van de volumieke massa. De volumieke massa is bepaald van het materiaal dat met een ring uit een monster is gestoken en dat vervolgens geheel pas is gemaakt. Massa en inhoud van de steekring zijn heel nauwkeurig bekend. De massa van de volle steekring is met een balans bepaald.

7.16 Bepalingsprocedure

De lijst met de procedures die voor de bepalingen in de geologische monsteranalyse worden toegepast.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
GDNpraktijkrichtlijnv2023_waterdoorlatendheid

Praktijkrichtlijn Geologische Dienst Nederland, versie 2023 beschrijft in het deel waterdoorlatendheid de procedure voor het bepalen van de verzadigde waterdoorlatendheid.

EN15936v2012

NEN-EN 15936:2012 Slib, behandeld biologisch afval, bodem en afval – Bepaling van de totale organische koolstof (TOC) door droge verbranding beschrijft de procedure voor het bepalen van het organisch koolstofgehalte.
Een Europese norm geaccepteerd door Nederland.

ISO13320v2009

NEN-ISO 13320:2009 Analyse van de deeltjesgrootteverdeling - Methoden met laserdiffractie beschrijft de procedure voor het bepalen van de korrelgrootteverdeling door middel van laserdiffractie.
Een internationale norm geaccepteerd door Nederland.

ISO14688d2v2019NEN8990v2020

NEN-EN-ISO 14688-2:2019+NEN 8990:2020 Geotechnisch onderzoek en beproeving - Identificatie en classificatie van grond - Deel 2: Grondslagen voor een classificatie + NEN 8991:2020 Geotechnisch onderzoek en beproeving – Identificatie en classificatie van grond – Nederlandse aanvulling op NEN-EN-ISO 14688-2 beschrijft de zogenaamde classificatieproeven. De uitwerking van de bepaling van het organischestofgehalte en het kalkgehalte zijn in de Nederlandse bijlage opgenomen.

ISO15178v2000

ISO 15178:2000 Soil quality - Determination of total sulfur by dry combustion beschrijft de procedure voor het bepalen van het zwavelgehalte.

ISO17892d1v2014

NEN-EN-ISO 17892-1:2014 Geotechnisch onderzoek en beproeving - Beproeving van grond in het laboratorium - Deel 1: Bepaling van het watergehalte beschrijft de procedure voor het bepalen van het watergehalte door middel van drogen.
Een internationale norm geaccepteerd door Europa en Nederland.

ISO17892d2v2014

NEN-EN-ISO 17892-2:2014 Geotechnisch onderzoek en beproeving - Beproeving van grond in het laboratorium - Deel 2: Bepaling van de dichtheid van fijn korrelige grond beschrijft de procedure voor het bepalen van de volumieke massa en de droge volumieke massa.
Een internationale norm geaccepteerd door Europa en Nederland.

ISO17892d3v2016

NEN-EN-ISO 17892-3:2016 Geotechnisch onderzoek en beproeving - Beproeving van grond in het laboratorium - Deel 3: Bepaling van de dichtheid van gronddeeltjes beschrijft de procedure voor het bepalen van volumieke massa van de vaste delen met de gas- en vloeistofpyknometer.
Een internationale norm geaccepteerd door Europa en Nederland.

ISO17892d4v2016

NEN-EN-ISO 17892-4:2016 Geotechnisch onderzoek en beproeving - Beproeving van grond in het laboratorium - Deel 4: Bepaling van de korrelgrootte verdeling beschrijft de procedure voor het bepalen van de korrelgrootteverdeling van fracties door middel van natte zeving over de 63µm-zeef, droge zeving voor fracties groter dan 63 µm en voor de fracties kleiner dan 63 µm met de hydrometer en de pipetmethode.
Een internationale norm geaccepteerd door Europa en Nederland.

ISO17892d11v2019

NEN-EN 15936:2012 Slib, behandeld biologisch afval, bodem en afval - Bepaling van de totale organische koolstof door droge verbranding en beschrijft de procedure voor het bepalen van het organische koolstofgehalte.

7.17 BeschrevenMateriaal

De lijst met de materialen waaruit de lagen in een boorprofiel bestaan.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
grond

Het boorprofiel omvat alleen lagen die beschreven zijn als grond of bijzonder materiaal.

7.18 Beschrijfkwaliteit

De lijst met de kwaliteitsniveaus van de geologische boorprofielen.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
geologischStandaardGeroerd

De grond is beschreven volgens de eisen in SBB6:2022 gesteld aan een standaard geologische beschrijving van geroerde boormonsters.

geologischStandaardOngeroerd

De grond is beschreven volgens de eisen in SBB6:2022 gesteld aan een standaard geologische beschrijving die is gemaakt van ongeroerde boormonsters.

geologischUitgebreidGeroerd

De grond is beschreven volgens de eisen in SBB6:2022 gesteld aan een uitgebreide geologische beschrijving van geroerde boormonsters.

geologischUitgebreidOngeroerd

De grond is beschreven volgens de eisen in SBB6:2022 gesteld aan een uitgebreide geologische beschrijving die is gemaakt van ongeroerde boormonsters.

archeologischStandaardArchief

De grond is op een standaard manier beschreven volgens de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASB) tot en met versie 1.1, voor zowel geroerde als ongeroerde boormonsters.

geologischNEN5104Archief

De grond is beschreven op basis van NEN 5104, met eventueel extra aspecten die geen onderdeel uitmaken van de procedure. Met verschillen in monsterkwaliteit is bij de beschrijving niet consequent rekening gehouden. GeologischNEN5104Archief beslaat een breed spectrum in de mate van detail.

geologischStandaardArchief

De grond is op een standaard manier beschreven volgens de Standaard Boor Beschrijvingsmethode (SBB) tot en met versie 5.3, voor zowel geroerde als ongeroerde boormonsters.

geologischUitgebreidArchief

De grond is op een uitgebreide manier beschreven volgens de Standaard Boor Beschrijvingsmethode (SBB) tot en met versie 5.3, voor zowel geroerde als ongeroerde boormonsters.

7.19 Beschrijflocatie

De lijst met de plekken waar het beschrijven van boormonsters wordt uitgevoerd.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
lab

De monsters zijn beschreven in een beschrijfruimte.

veld

De monsters zijn beschreven in het veld, direct na monstername.

veldlab

De monsters zijn beschreven in een container aan boord van een schip of een daarmee vergelijkbare ruimte, direct na monstername.

onbekend

De plek waar de monsters zijn beschreven is niet bekend.

7.20 Beschrijfprocedure

De lijst met de procedures voor geologische boormonsterbeschrijving.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
GDN_SBB6v2022

Standaard Boor Beschrijvingsmethode 6 versie 2022. Een door de Geologische Dienst Nederland vastgestelde procedure voor de beschrijving van boormonsters.

GDN_SBB4v1995

Standaard Boor Beschrijvingsmethode 4 uit 1995. Een door een voorganger van de Geologische Dienst Nederland vastgestelde procedure voor de beschrijving van boormonsters. Hieronder vallen ook voorgaande versies vanaf 1990.

GDN_SBB5v1999

Standaard Boor Beschrijvingsmethode 5 uit 1999. Een door een voorganger van de Geologische Dienst Nederland vastgestelde procedure voor de beschrijving van boormonsters.

GDN_SBB5.1v2000

Standaard Boor Beschrijvingsmethode 5.1 uit 2000. Een door een voorganger van de Geologische Dienst Nederland vastgestelde procedure voor de beschrijving van boormonsters.

GDN_SBB5.2v2005

Standaard Boor Beschrijvingsmethode 5.2 uit 2005. Een door een voorganger van de Geologische Dienst Nederland vastgestelde procedure voor de beschrijving van boormonsters.

GDN_SBB5.3v2008

Standaard Boor Beschrijvingsmethode 5.3 uit 2008. Een door een voorganger van de Geologische Dienst Nederland vastgestelde procedure voor de beschrijving van boormonsters.

NEN5104plusOnbekend

NEN 5104 Geotechniek Classificatie van onverharde grondmonsters uit 1989 beschrijft de procedure voor het beschrijven van grondmonsters voor geotechniek.
De grond is geclassificeerd volgens NEN 5104. Wanneer de grond niet geclassificeerd kan worden is het bijzonder materiaal. Er zijn eventueel extra aspecten beschreven die geen onderdeel uitmaken van de procedure, het is niet bekend volgens welke procedure deze aspecten zijn beschreven.
De NEN 5104 kent geen strikt onderscheid tussen beschrijven, analyseren en interpreteren en daardoor kan het resultaat een synthetisch karakter hebben.

SIKB_ASB1.1v2008

Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode versie 1.1 uit 2008. Op basis van de Standaard Boor Beschrijvingsmethode versie 5.2. Een in opdracht van het SIKB vastgestelde procedure voor de beschrijving van boormonsters. Hieronder vallen ook voorgaande versies vanaf 2005.

7.21 BijzonderheidMateriaal

De lijst met de bijzonderheden van het onderzochte materiaal die tijdens bepalingen in geologische monsteranalyse zijn geconstateerd.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
aggregatie

Het onderzochte materiaal is nadat het uit de ondergrond is genomen, bijvoorbeeld door droging, enigszins geaggregeerd (verkit). Er zijn brokjes aanwezig die meestal, maar niet altijd eenvoudig verpulverd kunnen worden.

desintegratie

Het onderzochte materiaal is na droging in de oven op 105 of 110 °C gedesintegreerd. Dit kan wijzen op een bijzondere samenstelling van het materiaal.

gelaagd

Het onderzochte materiaal is gelaagd.

gescheurd

Het onderzochte materiaal is gescheurd.

insluiting

In het onderzochte materiaal komen 1 of meer insluitingen voor, bijvoorbeeld een grindkorrel, schelp, een stukje puin, hout of een klei- of leemkluit.

verkleuring

Het onderzochte materiaal is na droging in de oven op 105 of 110 °C van kleur veranderd. Dit kan wijzen op een bijzondere samenstelling van het materiaal.

wormgat

In het onderzochte materiaal komen 1 of meer wormgaten voor.

wortelgang

In het onderzochte materiaal komen 1 of meer wortelgangen voor.

7.22 BijzonderheidUitvoering

De lijst met de bijzonderheden die zich tijdens de uitvoering van bepalingen in de geologische monsteranalyse hebben voorgedaan.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
massaProefstuk

De massa van het proefstuk is kleiner dan de procedure voorschrijft.

materiaalVerloren

Er is een correctie op de verdeling van de fractie groter dan 63 µm toegepast omdat tijdens het zeven een klein deel (niet meer dan 1 %) van het materiaal verloren is gegaan.

onvoldoendeDroog

Het watergehalte van het proefstuk is na droging op 60 °C groter dan 3 %. Er bestaat de kans dat het materiaal bij 105 °C niet volledig droog is.

sequentieelUitgevoerd

De bepaling is na een andere bepaling op hetzelfde materiaal uitgevoerd. Het kan zijn dat er materiaal verloren is gegaan. De bepaling is hierdoor minder nauwkeurig.

volumeProefstuk

Het volume van het proefstuk is kleiner dan de procedure voorschrijft.

waterWeggelekt

Er is water uit het proefstuk gelekt na verzadiging.

7.23 BijzonderMateriaal

De lijst met de materialen waaruit een laag die geen grond- of gesteentelaag is bestaat.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
betonOngebroken

Antropogeen materiaal: beton dat niet als puin wordt geclassificeerd, bijvoorbeeld een betonplaat.

breuksteen

Antropogeen materiaal: stenen van natuurlijk materiaal die gebruikt zijn als ballast of stortsteen.

geotextiel

Antropogeen materiaal: textiel en folies die gebruikt worden in grondverbetering en meestal uit kunststof bestaan.

houtGebruikt

Antropogeen materiaal: hout of houtig materiaal dat door de mens gebruikt is. Voorbeelden zijn rijsmatten, funderingspalen, beschoeiingen, scheepswrakken.

houtskool

Antropogeen materiaal: door verbranding verkoolde resten van hout, meestal gebroken stukjes.

huisvuil

Antropogeen materiaal: niet nader omschreven huishoudelijk afval.

kalkGemaakt

Antropogeen materiaal: op kalk gebaseerd materiaal van menselijke makelij zoals gebluste kalk of als hulpstof herkenbare kalk.

mijnsteen

Antropogeen materiaal: stenen van natuurlijk materiaal die het bijproduct zijn van mijnbouw.

ophoogmateriaalLichtKunststof

Antropogeen materiaal: ophoogmateriaal met een laag soortelijk gewicht dat vooral uit plastics en soortgelijke kunststoffen bestaat, met als voorbeeld geëxpandeerd polystyreen.

ophoogmateriaalLichtStenig

Antropogeen materiaal: ophoogmateriaal met een laag soortelijk gewicht dat uit stenig materiaal van menselijke makelij bestaat. Voorbeelden zijn bims, geëxpandeerde kleikorrels, flugsand, schuimbeton en schuimglas.

plantenrestenHoutig

Natuurlijk materiaal: de houtige, onverteerde resten van planten, zoals stammen, takken en houtige wortels.

plantenrestenNietHoutig

Natuurlijk materiaal: de niet-houtige, onverteerde resten van planten, zoals worteltjes, rietstengels en bladeren.

puin

Antropogeen materiaal: bouw- en sloopafval, veelal een mengsel van stenige materialen die door de mens gemaakt of bewerkt zijn; soilmix, een mengsel van de grond ter plaatse met een materiaal als cement of waterglas, wordt ook hiertoe gerekend.

soilmix

Antropogeen materiaal: een mengsel van de grond ter plaatse met een materiaal als cement of waterglas; wordt bijvoorbeeld als grondverbetering gebruikt voor grondkeringen.

verbrandingsresten

Antropogeen bestanddeel: minerale verbrandingsresten met een diameter die varieert van kleiner dan 63 µm tot groter dan 2 mm.

verbrandingsrestenFijn

Antropogeen materiaal: minerale verbrandingsresten met een diameter vergelijkbaar met die van silt en lutum (kleiner dan 63 µm).

verbrandingsrestenMiddelgrof

Antropogeen materiaal: minerale verbrandingsresten met een diameter vergelijkbaar met die zand (0,063 tot 2 mm).

verbrandingsrestenGrof

Antropogeen materiaal: minerale verbrandingsresten met een diameter groter dan 2 mm.

wegverhardingsmateriaal

Antropogeen materiaal: materiaal dat gebruikt is voor het verharden van wegen en erven. Voorbeelden zijn asfalt, betonklinkers, klinkers, steenslag en tegels.

zwerfkeiVerweerd

Natuurlijk materiaal: een zo verweerde zwerfkei dat het materiaal volledig vergruisd is en doorboord kan worden.

plantenresten

Natuurlijk materiaal: de onverteerde resten van planten, zoals stammen, takken, wortels, rietstengels en bladeren.

7.24 Bodemgebruik

De lijst met de waarden voor bodemgebruik.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
akkerBollen

Terrein in landelijk gebied in gebruik voor akkerbouw of vollegrondstuinbouw en wel voor bloembollen.

akkerNietBollen

Terrein in landelijk gebied in gebruik voor akkerbouw of vollegrondstuinbouw, maar niet voor bloembollen.

boomgaard

Terrein in landelijk gebied in gebruik als boomgaard.

bos

Terrein in landelijk gebied dat bedekt is met bos.

gebruikInTransitie

Terrein dat niet-verhard is en nog niet werkelijk in gebruik is omdat men het gebruik van het terrein aan het veranderen is.

geenBodemgebruik

Terrein met verhard oppervlak.

glastuinbouw

Terrein in landelijk gebied in gebruik voor tuinbouw onder glas.

grasland

Terrein of een kleiner stuk grond (grasland, wegberm, dijk) in landelijk gebied dat voor korte of lange tijd met gras begroeid is.

natuurGeenVegetatie

Terrein in landelijk gebied dat in gebruik is als natuurterrein zonder vegetatie, bijvoorbeeld stranden, wadplaten of stuifzandgebieden.

natuurKorteVegetatie

Terrein in landelijk gebied dat in gebruik is als natuurterrein en begroeid is met heide, riet of andere korte vegetatie.

nietLandelijkBomen

Terrein in niet-landelijk gebied dat overwegend met bomen is begroeid (plantsoenen, singels, begraafplaatsen, volkstuinen en campings).

nietLandelijkGras

Terrein in niet-landelijk gebied dat overwegend met gras is begroeid (bijv. parken, golfbanen, sportparken, grasstroken en een grasveld bij zwembaden).

7.25 Bontheid

De lijst voor de classificatie van het aandeel kleurige korrels in de zand- en de grindfractie.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
nietBont

De fractie bestaat voor meer dan 99 % van het volume uit korrels die doorschijnend, wit, licht- tot donkergrijs of zwart zijn.

matigBont

De fractie bestaat voor minimaal 90 en minder dan 99 % van het volume uit korrels die doorschijnend, wit, licht- tot donkergrijs of zwart zijn.

zeerBont

De fractie bestaat voor minder dan 90 % van het volume uit korrels die doorschijnend, wit, licht- tot donkergrijs of zwart zijn.

nietBontArchief

De fractie is niet bont. Het is niet bekend hoe de bontheid is bepaald, en wat het precies betekent. De aanduiding moet beschouwd worden als indicatief.

matigBontArchief

De fractie is matig bont. Het is niet bekend hoe de bontheid is bepaald, en wat het precies betekent. De aanduiding moet beschouwd worden als indicatief.

zeerBontArchief

De fractie is zeer bont. Het is niet bekend hoe de bontheid is bepaald, en wat het precies betekent. De aanduiding moet beschouwd worden als indicatief.

onbekend

Het aandeel kleurige korrels is niet bekend.

7.26 Boorprocedure

De lijst met de procedures voor boren.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
bedrijfSpecifiek

Er is een door de uitvoerder van de boring voor het eigen bedrijf opgestelde procedure gevolgd.

SIKB2001vanafV6.0

SIKB protocol 2001 Plaatsen van handboringen en peilbuizen, maken van boorbeschrijvingen, nemen van grondmonsters en waterpassen. Versie 6.0 en opvolgende versies die geen relevante wijzigingen voor (de gegevens van) het booronderzoek bevatten.

SIKB2101vanafV3.3

SIKB protocol 2101 Mechanisch boren. Versie 3.3 en opvolgende versies die geen relevante wijzigingen voor (de gegevens van) het booronderzoek bevatten.

onbekend

Het is niet bekend onder welke afspraken het boren is uitgevoerd.

7.27 Boortechniek

De lijst met de technieken voor het maken van een gat in de ondergrond.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
handDraaien

De techniek waarbij een apparaat met de hand wordt bediend en door draaien dieper de grond in wordt gedreven. Tijdens het boren is er sprake van een open gat. Om het geboorde gat bij verder boren in stand te houden kan verbuizing worden aangebracht. Voorbeelden van apparaten die gebruikt worden zijn de verschillende typen edelmanboren, de grindboor, de lepelboor, de riversideboor, de spiraalboor en de keienvanger.

handDrukken

De techniek waarbij een apparaat zonder zuiger met de hand wordt bediend en door drukken dieper de grond in wordt gedreven. De gebruikte apparaten worden gewoonlijk steekapparaten genoemd en voorbeelden zijn de gutsboor, het VanderHorst-steekapparaat, het Dachnovski-apparaat, de profielsteker, de veenprofielsteker, de monsterringsteker, de folie-sampler, de steekbuis, de Beeker-monsternemer en de grondkolomcilinder.

handDrukkenZuiger

De techniek waarbij een apparaat dat voorzien is van een zuiger met de hand wordt bediend en door drukken dieper de grond in wordt gedreven. Voorbeelden van apparaten die gebruikt worden zijn het Livingstone-apparaat, de zuigerboor en de VanderStaay-boor.

handHameren

De techniek waarbij een apparaat met de hand wordt bediend en een hamer wordt gebruikt om het dieper de grond in te drijven; de hamer kan met de hand bediend worden of elektrisch worden aangedreven. Voorbeelden van apparaten die gebruikt worden zijn de gutsboor en bepaalde steekapparaten (Dachnovski-apparaat, monsterringsteker, folie-sampler, de steekbuis en grondkolomcilinder).

handPulsen

De techniek waarbij een apparaat met de hand wordt bediend en een buis met een terugslagklep dieper de grond in wordt gedreven door deze herhaaldelijk te laten vallen. De buis met terugslagklep wordt de puls genoemd. Bij pulsen is het geboorde traject altijd maar voor een klein gedeelte open en wordt het grootste deel van het gat beschermd door een buis die tijdens het boren naar beneden wordt gedrukt. Aanvullende maatregelen om het geboorde gat in stand te houden om verder te kunnen boren zijn niet nodig.

mechanischDraaienOnverbuisd

De techniek waarbij een apparaat mechanisch wordt aangedreven en door draaien dieper de grond in wordt gedreven. Tijdens het boren is er sprake van een volledig open gat, behalve in het deel van het traject waarin tijdens de voorbereiding tijdelijke verbuizing is gezet. Om het geboorde gat bij verder boren in stand te houden kan (aanvullende) verbuizing worden aangebracht of spoeling worden gebruikt. Voorbeelden zijn boren met de avegaar, het bucketsysteem, luchtliftsysteem, rotary drillingsysteem, straightflushsysteem en de zuigboor.

mechanischDraaienVerbuisd

De techniek waarbij een apparaat mechanisch wordt aangedreven en door draaien dieper de grond in wordt gedreven. De draaiende boorkop zit onderaan een buis die precies in het gat past. De buis zorgt ervoor dat het gat tijdens het boren in stand wordt gehouden. Het voorbeeld is counterflushboren.

mechanischDrukken

De techniek waarbij een apparaat mechanisch wordt aangedreven en door continu drukken dieper de grond in wordt gedreven. Voorbeelden van apparaten die gebruikt worden zijn het Ackermann-apparaat, het Begemann-steekapparaat, de DLDS, de MOSTAP en de spitsmuismonstersteker. Ook een gutsboor wordt gedrukt wanneer de aard van de ondergrond dat toestaat.

mechanischGrijpen

De techniek waarbij een mechanisch bediende grijper wordt gebruikt om het gat dieper te maken. Tijdens het boren is er sprake van een volledig open gat. Om het geboorde gat bij verder boren in stand te houden kan verbuizing worden aangebracht of spoeling worden gebruikt. Wanneer er slechts een oppervlakkig gat wordt gemaakt wordt dit niet als een vorm van boren beschouwd. Een voorbeeld is het grijperboorsysteem.

mechanischHameren

De techniek waarbij een apparaat mechanisch wordt aangedreven en een hamer wordt gebruikt om het de grond in te drijven. Voorbeelden zijn de ramgutsboor, de window sampler en het Ackermann-apparaat; een gutsboor wordt gehamerd wanneer de aard van de ondergrond dat vereist.

mechanischPulsen

De techniek waarbij een apparaat mechanisch wordt aangedreven en een buis met een terugslagklep dieper de grond in wordt gedreven door deze herhaaldelijk te laten vallen. De buis met terugslagklep wordt de puls genoemd en deze techniek is de meest gebruikte in de wereld van de geotechniek. Bij pulsen is het geboorde traject altijd maar voor een klein gedeelte open en wordt het grootste deel van het gat beschermd door een buis die tijdens het boren naar beneden wordt gedrukt. Aanvullende maatregelen om het geboorde gat in stand te houden om dieper te kunnen boren zijn niet nodig.

mechanischSpuitenDraaien

De techniek waarbij een apparaat mechanisch wordt aangedreven en door een combinatie van spuiten en draaien dieper de grond in wordt gedreven. Tijdens het boren is er sprake van een volledig open gat. Om het geboorde gat in stand te houden kan verbuizing worden aangebracht of spoeling worden gebruikt. Het voorbeeld is boren met gebruik van de Sherbrooke sampler.

mechanischSpuitenOnverbuisd

De techniek waarbij met een mechanisch bediend apparaat een gat wordt gemaakt door de grond los te spuiten. Tijdens het boren is er sprake van een volledig open gat. Om het geboorde gat bij verder boren in stand te houden kan verbuizing worden aangebracht. Voorbeelden van apparaten die gebruikt worden zijn een slang aangesloten op een compressor en een spuitlans.

mechanischSpuitenVerbuisd

De techniek waarbij een apparaat mechanisch wordt aangedreven en dieper de grond in wordt gedreven door te hameren en de grond los te spuiten. De boorkop zit onderaan een buis die ervoor zorgt dat het gat tijdens het boren in stand wordt gehouden. Het voorbeeld is ro-flushboren.

mechanischTrillen

De techniek waarbij een apparaat mechanisch wordt aangedreven en door hoogfrequent trillen dieper de grond in wordt gedreven. Het trillen kan gecombineerd worden met drukken of draaien. Voorbeelden zijn (roterend) sonisch boren, vibrocoring en boren met de trilflip, geodoff, de Zenkovitch-boor en de Aqualocksampler.

mechanischVallen

De techniek waarbij het apparaat mechanisch wordt aangedreven en een buis de grond in wordt gedreven door deze van geringe hoogte in een keer in de waterbodem te laten vallen. Voorbeelden zijn de dropcorer en de pistoncorer.

mechanischVerdringen

De techniek waarbij een apparaat mechanisch wordt aangedreven en door draaien, hameren, drukken of trillen de grond in wordt gedreven zonder eigenlijk materiaal naar boven te halen. Het voorbeeld is verdringend (roterend) sonisch boren.

handDrukkenHameren

Er is een handbediend apparaat gebruikt dat met een hamer of door continu te drukken dieper de grond in wordt gedreven.

handOnbekend

Er is een apparaat gebruikt dat met de hand dieper de grond in wordt gedreven. Het is niet bekend hoe dat is gebeurd, mogelijk zijn er verschillende technieken gebruikt.

mechanischDraaienOnverbuisdDeelsDrukkenHameren

Er zijn twee technieken gebruik: de techniek waarbij een apparaat mechanisch wordt aangedreven en door draaien dieper de grond in wordt gedreven en een techniek waarbij een apparaat mechanisch met een hamer of door continu te drukken dieper de grond in wordt gedreven. Dekt onder meer het gebruik van een standaard avegaar in combinatie met een of ander steekapparaat.

mechanischOnbekendDeelsDrukkenHameren

Er zijn twee technieken gebruikt: een techniek waarbij een apparaat mechanisch dieper de grond in wordt gedreven en een techniek waarbij een apparaat mechanisch met een hamer of door continu te drukken dieper de grond in wordt gedreven.

onbekend

Het is niet bekend welke techniek is gebruikt.

onbekendDeelsDrukkenHameren

Er zijn twee technieken gebruikt: een op geen enkele wijze gespecificeerde techniek en een techniek waarbij een apparaat mechanisch met een hamer of door continu te drukken dieper de grond in wordt gedreven.

onbekendPulsen

Een techniek waarbij een puls dieper de grond in wordt gedreven door deze herhaaldelijk te laten vallen.

7.28 Buismateriaal

De lijst met de materialen waaruit de buizen die in het boorgat zijn achtergebleven bestaan.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
pe

De buis bestaat uit polyethyleen, waarbij onbekend is of het high density of low density polyethyleen betreft.

peHighDensity

De buis bestaat uit high density polyethyleen.

peLowDensity

De buis bestaat uit low density polyethyleen.

pePvc

De buis bestaat uit polyethyleen en pvc, waarbij onbekend is of het high density of low density polyethyleen betreft.

staal

De buis bestaat uit staal, waarbij onbekend is welk type staal het betreft.

staalGegalvaniseerd

De buis bestaat uit gegalvaniseerd staal.

staalRoestvrij

De buis bestaat uit roestvrij staal.

7.29 ConsistentieFijneGrond

De lijst voor de classificatie van de stijfheid van fijne grond.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
zeerSlap

Grond waar een vinger gemakkelijk tot 25 mm in kan worden gedrukt en die tussen de vingers door loopt wanneer de hand wordt samengeknepen. Een klasse onder de NEN-EN-ISO 14688 procedure.

slap

Grond waar een vinger tot 10 mm kan worden gedrukt en die met lichte druk van de vingers kan worden verkneed. Een klasse onder de NEN-EN-ISO 14688 procedure.

stevig

Grond die met de duim gemakkelijk kan worden ingedrukt en niet met de vingers kan worden verkneed, maar wel tot 3 mm dikke strengen kan worden uitgerold zonder te breken of te verkruimelen. Een klasse onder de NEN-EN-ISO 14688 procedure.

stijf

Grond waar met de duim een ondiepe voor in kan worden gemaakt en die verkruimelt en breekt wanneer de grond tot 3 mm dikke strengen wordt uitgerold, maar nog vochtig genoeg is om weer tot een bol te worden gekneed. Een klasse onder de NEN-EN-ISO 14688 procedure.

zeerStijf

Grond waar nog net een kerf in kan worden gemaakt met de nagel van de duim. De grond kan niet meer worden vervormd en verkruimelt onder druk. Vaak is deze grond uitgedroogd. De grond heeft meestal een lichte kleur. Een klasse onder de NEN-EN-ISO 14688 procedure.

zeerSlapNEN5104

Grond die zonder knijpen tussen de vingers door loopt. Een klasse uit de indeling van De Bakker & Schelling (1966), gebruikt onder de Standaard Boor Beschrijvingsmethode tot en met versie 5.3.

slapNEN5104

Grond die bij knijpen zeer gemakkelijk tussen de vingers door loopt. Een klasse uit de indeling van De Bakker & Schelling (1966), gebruikt onder de Standaard Boor Beschrijvingsmethode tot en met versie 5.3.

matigSlapNEN5104

Grond die bij knijpen nog goed tussen de vingers door loopt. Een klasse uit de indeling van De Bakker & Schelling (1966), gebruikt onder de Standaard Boor Beschrijvingsmethode tot en met versie 5.3.

matigStevigNEN5104

Grond die met stevig knijpen nog juist tussen de vingers door te krijgen is. Een klasse uit de indeling van De Bakker & Schelling (1966), gebruikt onder de Standaard Boor Beschrijvingsmethode tot en met versie 5.3.

stevigNEN5104

Grond die niet tussen de vingers door te krijgen is. Een klasse uit de indeling van De Bakker & Schelling (1966), gebruikt onder de Standaard Boor Beschrijvingsmethode tot en met versie 5.3.

zeerStevigNEN5104

Grond met de duimnagel in te drukken is. Een klasse uit de indeling van Karim & de Ruyter (1993), gebruikt onder de Standaard Boor Beschrijvingsmethode tot en met versie 5.3.

hardNEN5104

Grond waar met een mes in kan worden gesneden. Een klasse uit de indeling van Karim & de Ruyter (1993), gebruikt onder de Standaard Boor Beschrijvingsmethode tot en met versie 5.3.

zeerHardNEN5104

Grond waar met een mes met moeite in kan worden gesneden. Een klasse uit de indeling van Karim & de Ruyter (1993), gebruikt onder de Standaard Boor Beschrijvingsmethode tot en met versie 5.3.

7.30 ConsistentieOrganischeGrond

De lijst voor de classificatie van de stijfheid van organische grond.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
zeerSlap

De grond loopt zonder knijpen tussen de vingers door.

slap

De grond loopt met knijpen zeer gemakkelijk tussen de vingers door.

matigSlap

De grond loopt met knijpen nog goed tussen de vingers door.

matigStevig

De grond is met stevig knijpen nog juist tussen de vingers door te krijgen.

stevig

De grond is ook met stevig knijpen niet tussen de vingers door te krijgen.

vast

De grond is nog met de nagel in te drukken.

7.31 Coördinaattransformatie

De lijst met de methoden waarmee de coördinaten zijn omgezet.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
7parameterTransformatie

De gegevens zijn getransformeerd van WGS84 naar ETRS89, gebruikmakend van de 7-parameter transformatie. De transformatieparameters zijn afkomstig van de Dienst der Hydrografie en zijn tijdsafhankelijk. Voor elk jaar is een parameterset beschikbaar voor de berekening van coördinaten in ETRS89 in Nederland, waarna een transformatieprocedure naar de juiste dag volgt.

7parameterTransformatie1989

De gegevens zijn getransformeerd van WGS84 naar ETRS89, gebruikmakend van de 7-parameter transformatie. De transformatieparameters zijn afkomstig van de Dienst der Hydrografie en zijn tijdsafhankelijk. Bij transformatie is gebruik gemaakt van de parameterset 1989.0.

nietGetransformeerd

De gegevens zijn aangeleverd in ETRS89; transformatie was niet nodig.

RDNAPTRANS2008

De gegevens zijn getransformeerd van RD naar ETRS89, gebruikmakend van de transformatie RDNAPTRANS™, versie 2008. RDNAPTRANS™ is de officiële transformatie tussen RD/NAP en ETRS89 afkomstig van het Kadaster.

RDNAPTRANS2018

De gegevens zijn getransformeerd van RD naar ETRS89, gebruikmakend van de transformatie RDNAPTRANS™, versie 2018. RDNAPTRANS™ is de officiële transformatie tussen RD/NAP en ETRS89 afkomstig van het Kadaster, Rijkswaterstaat en de Dienst der Hydrografie van de Koninklijke Marine in het samenwerkingsverband NSGI (Nederlandse Samenwerking Geodetische Infrastructuur).

RDNAPTRANS2008MV0

De gegevens zijn getransformeerd van RD naar ETRS89, gebruikmakend van de Transformatie RDNAPTRANS™, versie 2008. De verticale positie van het aardoppervlak is onbekend, bij transformatie is uitgegaan van 0 m NAP. RDNAPTRANS™ is de officiële transformatie tussen RD/NAP en ETRS89 afkomstig van het Kadaster.

RDNAPTRANS2018MV0

De gegevens zijn getransformeerd van RD naar ETRS89, gebruikmakend van de Transformatie RDNAPTRANS™, versie 2018. De verticale positie van het aardoppervlak is onbekend, bij transformatie is uitgegaan van 0 m NAP. RDNAPTRANS™ is de officiële transformatie tussen RD/NAP en ETRS89 afkomstig van het Kadaster.

7.32 Dispersiemethode

De lijst met de methoden voor het losmaken van samengeklonterde korrels.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
metUltrasoonbad

Samenklonterende korrels zijn losgemaakt door het materiaal in een ultrasoonbad gevuld met water en een dispersiemiddel los te trillen.

roeren

Samenklonterende korrels zijn losgemaakt door het materiaal in water zonder een dispersiemiddel los te roeren.

roerenDispersiemiddel

Samenklonterende korrels zijn losgemaakt door het materiaal in water met een dispersiemiddel los te roeren.

7.33 Droogtemperatuur

De lijst met de temperaturen waarbij het materiaal is gedroogd.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
105graden

Het materiaal is gedroogd bij een temperatuur van 105 °C.

110graden

Het materiaal is gedroogd bij een temperatuur van 110 °C.

7.34 Droogtijd

De lijst met de duur van de periode waarin het materiaal is gedroogd.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
16tot24uur

Het materiaal is tussen de 16 en 24 uur gedroogd.

24uurEnLanger

Het materiaal is langer dan 24 uur gedroogd.

stabieleMassa1uur

Het materiaal is gedroogd tot het materiaal een stabiele massa heeft en dat is wanneer de massa van het materiaal niet meer dan 0,1 % veranderd na 1 uur drogen.

stabieleMassa5minuten

Het materiaal is gedroogd tot het materiaal een stabiele massa heeft en dat is wanneer de massa van het materiaal niet meer dan 0,5 % veranderd na 5 minuten drogen.

7.35 FractieverdelingLab

De lijst voor de classificatie van de fracties die voor de bepaling van korrelgrootteverdeling in de geologie is gebruikt.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
basisBeperktStandaard

De fractie kleiner dan 63 µm is niet onderverdeeld, de fractie 63 µm tot 2mm is op de beperkte manier onderverdeeld en de fractie groter dan 2 mm is op de standaard manier onderverdeeld.

minimaalMinimaalBasis

De fractie kleiner dan 63 µm is op de minimale manier onderverdeeld, de fractie 63 µm tot 2 mm is op de minimale manier onderverdeeld en de fractie groter dan 2 mm is niet onderverdeeld.

standaardStandaardBasis

De fractie kleiner dan 63 µm is op de standaard manier onderverdeeld, de fractie 63 µm tot 2 mm is op de standaard manier onderverdeeld en de fractie groter dan 2 mm is niet onderverdeeld.

7.36 GebruiktMedium

De lijst met de vloeistoffen en de gassen die in bepalingen zijn gebruikt.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
butanol

In de bepaling is de vloeistof butanol gebruikt.

gezuiverdWater

In de bepaling is leidingwater gebruikt dat door destillatie, demineralisatie of ionisatie gezuiverd is van alle zouten en mineralen.

hexaan

In de bepaling is de vloeistof hexaan gebruikt.

leidingwater

In de bepaling is water gebruikt dat bestemd is voor menselijke consumptie en via leidingen wordt getransporteerd.

SAR13water

In de bepaling is zogenaamd SAR-water gebruikt met SAR waarde (sodium adsorption ratio) 13. De SAR waarde geeft de verhouding tussen natrium en calcium plus magnesium.

spiritus

In de bepaling is de vloeistof spiritus gebruikt.

7.37 GenetischeTypering

De lijst met de waarden voor de geologische typering van de wording van lagen en laagjes.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
begravenBodem

Een bodem die na vorming begraven is geraakt door sedimentatie. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

bekkenopvulling

Regelmatig parallel gelaagde opeenvolging afgezet in een meer. Opeenvolging bestaat meestal uit een afwisseling van klei en leem, of fijn en grof zand, soms met fijn grind. Omvat ook warven. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

deflatieNiveau

Een laag uiterst grof zand, grind, keitjes of keien met door de wind gefacetteerde en gepolijste zijden die de top vormt van een minder grove laag.

dekzand

Meestal fijn, goed gesorteerd, afgerond zand, door de wind over grote gebieden afgezet in de koude, droge omstandigheden aan het eind van de laatste ijstijd, al dan niet lokaal verspoeld. Komt in heel Nederland voor: in Oost- en Zuid-Nederland aan de oppervlakte, elders onder holocene veen- of kleilagen.

geulbasis

Slecht gesorteerd, heterogeen en grofkorrelig laagje dat een scherpe ondergrens heeft en naar boven toe geleidelijk overgaat in fijnkorreliger materiaal. Kan ook ander grover materiaal bevatten, zoals klei- en leembrokken, houtresten en schelpfragmenten.

gliede

Een laag die uit doppleriet bestaat en die op een zandpakket ligt. Doppleriet heeft de consistentie en structuur van zwarte schoensmeer en ontstaat wanneer veen oxideert en de humuszuren als stroperige zwarte brij naar beneden sijpelen en samenklonteren. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

hellingmateriaal

Grond die door hellingprocessen verplaatst is en bestaat uit een mengsel van lokaal hoger gelegen grond en grond die al deel uitmaakte van de helling. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

ingestovenZand

Dunne laag (meestal minder dan 1 cm) zwak siltig zand in een veenpakket.

keileem

Sterk zandige leem of klei, vaak met grind. Samenstelling buitengewoon heterogeen met een vrij groot aandeel van alle korrelgroottefracties (lutum, silt, zand en grind). De zandfractie is zeer slecht gesorteerd en bevat korrels uit de hele zandfractie. Kleur (donker) bruingrijs, groengrijs of roestbruin. Kalkloos tot kalkrijk, bevat soms ingewalste zandlenzen en/of opgenomen ouder materiaal (bijvoorbeeld potkleibandjes of brokjes). In Oost-Nederland kan het glauconiet en/of glauconiethoudende leem- of kleibrokjes bevatten door opgenomen Tertiair materiaal. Grindassociatie glaciaal. Komt voor in Noord- en Midden-Nederland. Meestal afgezet onder het landijs in het Saalien, al zijn er voorbeelden uit het Elsterien bekend; in dat geval is de grindassociatie niet duidelijk glaciaal.

keizand

Zwak tot uiterst siltig zand, meestal met grind. Samenstelling buitengewoon heterogeen met een groter aandeel van alle korrelgroottefracties (lutum, silt, zand en grind). De zandfractie is zeer slecht gesorteerd en bevat korrels uit de hele zandfractie. Kleur beige/geel of roestbruin; als er meer fijne fractie aanwezig is ook bruin- of groengrijs. Kalkloos tot kalkrijk, bevat soms ingewalste zandlenzen en/of opgenomen ouder materiaal (bijvoorbeeld potkleibandjes of brokjes). Grindassociatie glaciaal. Komt voor in Noord- en Midden-Nederland. Meestal afgezet onder het landijs in het Saalien of als uitspoelingsrest van keileem. Er zijn voorbeelden bekend uit het Elsterien, die bestaan uit zeer slecht gesorteerd zwak siltig grof zand, meestal met grind; in dit geval is de grindassociatie niet duidelijk glaciaal. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

laklaag

Een donkergrijs tot zwart niveau in lichtgrijze fluviatiele komklei die het resultaat is van terrestrische of subaquatische neerslag van organische zuren. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

loess

Leem die door de wind is afgezet en in het algemeen voor meer dan 75 % bestaat uit kwartskorrels uit de siltfractie (korrelgrootte tussen 2 en 63 µm). Komt vooral voor in Zuid-Limburg en ligt vaak rechtstreeks op grindlagen die door de Maas zijn afgezet. Kan verspoeld voorkomen en grote diktes bereiken in dolines en als hellingmateriaal.

meerbodem

Fijn en overwegend organisch sediment dat afgezet is in een kalme meest fluviatiele setting, bijvoorbeeld in een meer, verlaten rivierarm of pingoruïne.

mudDrape

Fijnkorrelig laagje dat de morfologie van het onderliggende laagje volgt

oplichtingsLaag

Ingespoelde laag afgezet bij het horizontaal inscheuren van een veenpakket bij vloed of overstroming wat leidt tot het oplichten van het bovenste veenpakket. Dit ingespoelde materiaal wordt tussen de twee veenlagen afgezet, de grens met het boven- en onderliggende veenpakket is zeer scherp. Het materiaal kan zandig of kleiig zijn; in het laatste geval wordt er wel gesproken over klapklei. Diktes variëren van enkele millimeters tot meer dan 10 cm.

potklei

Zwak tot matig siltig of zandige klei, stevig tot (zeer) hard, veelal kalkrijk en glimmerhoudend. Kleur licht- tot donkergrijs, of donkerbruin tot zwart. Sedimenten die afgezet zijn in diepe sub-glaciale smeltwatergeulen, direct na het afsmelten van het Elsterien landijs. Hoge tot zeer hoge lutum percentages zijn kenmerkend, in enkele gevallen oplopend tot 60 %. Kenmerkend is de sterke wisseling in dikte over korte afstanden. Komt alleen in Noord-Nederland voor.

verweerdGesteente

Grond die het product is van verwering van onderliggend intact gesteente. Gekenmerkt door naast elkaar voorkomen van brokken onverweerd gesteente en volledig verweerd materiaal, dat als klei, silt, zand of grind wordt beschreven. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

7.38 GeotechnischeGrondsoort

De lijst voor de geotechnische beschrijving van de grondsoort gebaseerd op de systematiek van NEN-EN-ISO 14688-1:2019+NEN 8990:2020 nl.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
keien

Zeer grove minerale grond, waarvan de zeer grove fractie voor meer dan 50 % uit keien bestaat, zonder waarneembare andere bijmenging.

keienMetGrind

Zeer grove minerale grond, waarvan de zeer grove fractie voor meer dan 50 % uit keien bestaat, en die voor de rest vooral uit grind bestaat.

keienMetZand

Zeer grove minerale grond, waarvan de zeer grove fractie voor meer dan 50 % uit keien bestaat, en die voor de rest vooral uit zand bestaat.

keienMetSilt

Zeer grove minerale grond, waarvan de zeer grove fractie voor meer dan 50 % uit keien bestaat met daartussen fijn materiaal dat zich gedraagt als silt.

keienMetKlei

Zeer grove minerale grond, waarvan de zeer grove fractie voor meer dan 50 % uit keien bestaat met daartussen fijn materiaal dat zich gedraagt als klei.

keitjes

Zeer grove minerale grond, waarvan de zeer grove fractie voor meer dan 50 % uit keitjes bestaat, zonder waarneembare andere bijmenging.

keitjesMetGrind

Zeer grove minerale grond, waarvan de zeer grove fractie voor meer dan 50 % uit keitjes bestaat, en die voor de rest vooral uit grind bestaat.

keitjesMetZand

Zeer grove minerale grond, waarvan de zeer grove fractie voor meer dan 50 % uit keitjes bestaat, en die voor de rest vooral uit zand bestaat.

keitjesMetSilt

Zeer grove minerale grond, waarvan de zeer grove fractie voor meer dan 50 % uit keitjes bestaat met daartussen fijn materiaal dat zich gedraagt als silt.

keitjesMetKlei

Zeer Grove minerale grond, waarvan de zeer grove fractie voor meer dan 50 % uit keitjes bestaat met daartussen fijn materiaal dat zich gedraagt als klei.

grind

Grove minerale grond, waarvan de grove fractie bestaat uit grind zonder waarneembare bijmenging.

grindMetKeien

Grove minerale grond, waarvan de grove fractie voor meer dan 50 % uit grind bestaat, en die voor de rest vooral uit keien bestaat.

grindMetKeitjes

Grove minerale grond, waarvan de grove fractie voor meer dan 50 % uit grind bestaat, en die voor de rest vooral uit keitjes bestaat.

zwakZandigGrind

Grove minerale grond, waarvan de grove fractie voor meer dan 50 % uit grind bestaat en voor 5 tot 20 % uit zand bestaat.

sterkZandigGrind

Grove minerale grond, waarvan de grove fractie voor meer dan 50 % uit grind en voor meer dan 20 % uit zand bestaat.

siltigGrind

Grove minerale grond, waarvan de grove fractie bestaat uit grind met daartussen fijn materiaal dat zich gedraagt als silt.

kleiigGrind

Grove minerale grond, waarvan de grove fractie voor meer dan 50 % uit grind bestaat met daartussen fijn materiaal dat zich gedraagt als klei.

zand

Grove minerale grond, waarvan de grove fractie uit zand bestaat, zonder waarneembare bijmenging.

zandMetKeien

Grove minerale grond, waarvan de grove fractie voor meer dan 50 % uit zand bestaat, en die voor de rest vooral uit keien bestaat.

zandMetKeitjes

Grove minerale grond, waarvan de grove fractie voor meer dan 50 % uit zand bestaat, en die voor de rest vooral uit keitjes bestaat.

zwakGrindigZand

Grove minerale grond, waarvan de grove fractie voor meer dan 50 % uit zand bestaat, en die voor 5 tot 20 % uit grind bestaat.

sterkGrindigZand

Grove minerale grond, waarvan de grove fractie voor meer dan 50 % uit zand bestaat, en die voor meer dan 20 % uit grind bestaat.

siltigZand

Grove minerale grond, waarvan de grove fractie voor meer dan 50 % uit zand bestaat, en die verder uit fijn materiaal bestaat, dat zich gedraagt als silt.

siltigZandMetGrind

Grove minerale grond, waarvan de grove fractie voor meer dan 50 % uit zand bestaat, en die verder bestaat uit fijn materiaal dat zich gedraagt als silt, en die grind bevat.

kleiigZand

Grove minerale grond, waarvan de grove fractie voor meer dan 50 % uit zand bestaat, en die verder uit fijn materiaal bestaat, dat zich gedraagt als klei.

kleiigZandMetGrind

Grove minerale grond, waarvan de grove fractie voor meer dan 50 % uit zand bestaat, en die verder bestaat uit fijn materiaal dat zich gedraagt als klei, en die grind bevat.

silt

Fijne minerale grond die zich gedraagt als silt, geen grind of zeer grof materiaal en geen zichtbaar of voelbaar zand (bij uitsmeren over de hand) bevat.

siltMetKeien

Fijne minerale grond die zich gedraagt als silt en keien bevat.

siltMetKeitjes

Fijne minerale grond die zich gedraagt als silt en keitjes bevat.

zwakGrindigSilt

Fijne minerale grond die zich gedraagt als silt en enkele grindkorrels bevat.

sterkGrindigSilt

Fijne minerale grond die zich gedraagt als silt en veel grindkorrels bevat.

zwakZandigSilt

Fijne minerale grond die zich gedraagt als silt, zichtbaar en nauwelijks voelbaar zand en geen grind of zeer grof materiaal bevat.

zwakZandigSiltMetGrind

Fijne minerale grond grond die zich gedraagt als silt, zichtbaar en nauwelijks voelbaar zand en grind bevat.

sterkZandigSilt

Fijne minerale grond die zich gedraagt als silt, goed zichtbaar en duidelijk voelbaar zand en geen grind of zeer grof materiaal bevat.

sterkZandigSiltMetGrind

Fijne minerale grond die zich gedraagt als silt, goed zichtbaar en duidelijk voelbaar zand en grind bevat.

klei

Fijne minerale grond die zich gedraagt als klei, geen grind of zeer grof materiaal en geen zichtbaar of voelbaar zand bevat.

kleiMetKeien

Fijne minerale grond die zich gedraagt als klei en keien bevat.

kleiMetKeitjes

Fijne minerale grond die zich gedraagt als klei en keitjes bevat.

zwakGrindigeKlei

Fijne minerale grond die zich gedraagt als klei, enkele grindkorrels en geen zichtbaar of voelbaar zand bevat.

sterkGrindigeKlei

Fijne minerale grond die zich gedraagt als klei, veel grindkorrels en geen zichtbaar of voelbaar zand bevat.

zwakZandigeKlei

Fijne minerale grond die zich gedraagt als klei, zichtbaar en nauwelijks voelbaar zand en geen grind of grover materiaal bevat.

zwakZandigeKleiMetGrind

Fijne minerale grond die zich gedraagt als klei, zichtbaar en nauwelijks voelbaar zand en grind bevat.

sterkZandigeKlei

Fijne minerale grond die zich gedraagt als klei, goed zichtbaar en duidelijk voelbaar zand en geen grind of grover materiaal bevat.

sterkZandigeKleiMetGrind

Fijne minerale grond die zich gedraagt als klei, goed zichtbaar en duidelijk voelbaar zand en grind bevat.

detritus

Organische grond die uit detritus bestaat, een organisch materiaal met nauwelijks enige treksterkte, dat uit gebroken vezels bestaat en weinig samenhang vertoont.

zwakZandigeDetritus

Organische grond die uit detritus bestaat en zichtbaar en nauwelijks voelbaar zand bevat.

sterkZandigeDetritus

Organische grond die uit detritus bestaat en goed zichtbaar en goed voelbaar zand bevat.

siltigeDetritus

Organische grond die uit detritus bestaat en waarneembaar silt bevat.

kleiigeDetritus

Organische grond die uit detritus bestaat en waarneembaar klei bevat.

humus

Organische grond die uit humus bestaat, een gehomogeniseerd mengsel zonder treksterkte dat hoofdzakelijk bestaat uit de niet-makkelijk afbreekbare resten van de bovengrondse delen van planten.

zwakZandigeHumus

Organische grond die uit humus bestaat en zichtbaar en nauwelijks voelbaar zand bevat.

sterkZandigeHumus

Organische grond die uit humus bestaat en goed zichtbaar en goed voelbaar zand bevat.

siltigeHumus

Organische grond die uit humus bestaat en waarneembaar silt bevat.

kleiigeHumus

Organische grond die uit humus bestaat en waarneembaar klei bevat.

veen

Organische grond die uit veen bestaat, een vezelig en samenhangend organisch materiaal met enige treksterkte dat bestaat uit de nog gedeeltelijk als zodanig herkenbare delen van planten.

zwakZandigVeen

Organische grond die uit veen bestaat en zichtbaar en nauwelijks voelbaar nauwelijks voelbaar zand bevat.

sterkZandigVeen

Organische grond die uit veen bestaat en goed zichtbaar en goed voelbaar zand bevat.

siltigVeen

Organische grond die uit veen bestaat en waarneembaar silt bevat.

kleiigVeen

Organische grond die uit veen bestaat en waarneembaar klei bevat.

bruinkool

Organische grond die compact is en een hoge treksterkte heeft.

gyttja

Organische grond die amorf is, stroef aanvoelt en een pasta-achtige consistentie heeft.

7.39 Glimmergehalteklasse

De lijst voor de classificatie van het aandeel glimmers in het volume van de grond.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
glimmersGeen

Glimmers - dunne, plaatvormige sedimentdeeltjes met een goed herkenbaar glimmend oppervlak - komen niet voor.

glimmerSpoor

Glimmers - dunne, plaatvormige sedimentdeeltjes met een goed herkenbaar glimmend oppervlak - zijn aanwezig en maken minder dan 0,1 % van het volume uit.

glimmerWeinig

Glimmers - dunne, plaatvormige sedimentdeeltjes met een goed herkenbaar glimmend oppervlak - maken minimaal 0,1 en minder dan 1 % van het volume uit.

glimmerVeel

Glimmers - dunne, plaatvormige sedimentdeeltjes met een goed herkenbaar glimmend oppervlak - maken minstens 1 % van het volume uit.

onbekend

Het is niet bekend of glimmers aanwezig zijn.

7.40 Grensbepaling

De lijst met de methoden voor het bepalen van de grenzen van lagen.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
afgeleid

De grens is gebaseerd op een verandering die niet waargenomen is in de monsters, maar afgeleid is uit het boorgedrag; het begrip scherpte is niet van toepassing.

afgeleidBoorgatlog

De grens is gebaseerd op een verandering die niet waargenomen is in de monsters, maar afgeleid is uit de boorgatlogging; het begrip scherpte is niet van toepassing.

afgeleidSondering

De grens is gebaseerd op een verandering die niet waargenomen is in de monsters, maar afgeleid is uit een sondering die op minder dan 5 meter van de boring vandaan ligt; het begrip scherpte is niet van toepassing.

voorbepaald

De grens is niet gebaseerd op een verandering maar is kunstmatig bepaald, en valt bijvoorbeeld samen met de grens van een bemonsterd interval; het begrip scherpte is niet van toepassing.

waargenomenScherp

De grens is gebaseerd op een verandering die waargenomen is in de monsters. De verandering waarop de grens is gebaseerd voltrekt zich binnen een bereik van minder dan 3 mm.

waargenomenGeleidelijk

De grens is gebaseerd op een verandering die waargenomen is in de monsters. De verandering voltrekt zich binnen een bereik dat tussen 3 en 30 mm ligt.

waargenomenDiffuus

De grens is gebaseerd op een verandering die waargenomen is in de monsters. De verandering voltrekt zich binnen een bereik dat tussen 30 en 100 mm ligt.

waargenomenWillekeurig

De grens is gebaseerd op een verandering die waargenomen is in de monsters, maar de verandering is zo geleidelijk dat de grens op een willekeurige plaats is gelegd.

onbekend

Het is niet bekend op welke manier de grens is bepaald.

waargenomen

De grens is gebaseerd op een verandering die waargenomen is in de monsters. De verandering is niet nader gespecificeerd.

7.41 Grindgehalteklasse

De lijst voor de classificatie van het aandeel grind in grindarme grond volgens NEN 5104.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
nietGrindig

Grind is niet aanwezig.

zwakGrindig

Grind is aanwezig en maakt minder dan 5 % van de massa uit.

matigGrindig

Grind maakt minimaal 5 en minder dan 15 % van de massa uit.

sterkGrindig

Grind maakt minimaal 15 en minder dan 30 % van de massa uit.

grindig

Grind is aanwezig, maar het aandeel in de massa is niet bekend.

onbekend

Het is niet bekend of grind aanwezig is.

7.42 Grindherkomst

De lijst met de waarden voor de herkomst van grind.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
fluviatielEridanos

Grind dat aangevoerd is door het Baltisch riviersysteem (Eridanos) en voornamelijk afkomstig is uit het Oostzeegebied. Kenmerkende grindsoorten zijn: zeer groot aandeel van heldere kwarts. Zeldzame gidssoorten zijn: verkiezelde fossielen en barnsteen.

fluviatielMaas

Grind dat aangevoerd is door het Maas riviersysteem en voornamelijk afkomstig uit de Ardennen, Noord-Frankrijk en de Vogezen. Kenmerkende grindsoorten zijn: groot aandeel witte kwarts met in mindere mate heldere kwarts, gerolde vuursteen (ook wel Maas-eitjes), conglomeraat en kalksteen. Zeldzame gidssoorten zijn: Revinienkwartsiet en Vogezengraniet.

fluviatielNoordDuits

Grind dat aangevoerd is door het Noord-Duits riviersysteem en voornamelijk afkomstig is uit de Noord-Duitse middengebergten. Kenmerkende veel voorkomende grindsoorten zijn: porfier, lydiet, rode zandsteen, witte en heldere kwarts. Een zeldzame gidssoort is: Thüringerwoudporfier.

fluviatielRijnAlpien

Grind dat aangevoerd is door het Alpiene Rijnsysteem en voornamelijk afkomstig is van het Rijn-Leisteenplateau. Kenmerkende grindsoorten zijn: porfier, rode ijzerkiezel, rode en groene zandsteen, kwartsiet.

fluviatielRijnPreAlpien

Grind dat aangevoerd is door het pre-Alpiene Rijnsysteem. Kenmerkende grindsoorten zijn: groot aandeel witte kwarts met in mindere mate heldere kwarts. Een zeldzame gidssoort is: kiezeloöliet.

fluviatielSchelde

Grind dat aangevoerd is door het Schelde systeem, afkomstig uit Midden België. Grindsamenstelling varieert maar bestaat voor het overgrote deel uit hoekige vuursteen en witte kwarts met in mindere mate heldere kwarts.

glaciaal

Grind dat aangevoerd is door het landijs vanuit Zweden, Finland, Denemarken en soms uit Noorwegen. Kenmerkende veel voorkomende grindsoorten zijn: graniet, niet-gerolde vuursteen en kalksteen. Zeldzame gidssoorten zijn Rapakivigraniet en Rhombenporfier.

nietBepaald

De herkomst van het grind kon niet worden bepaald.

fluviatielOostelijk

Grind dat aangevoerd is uit oostelijke richting door het Baltisch riviersysteem (Eridanos) of door het Noord-Duitse riviersysteem.

fluviatielZuidelijk

Grind dat aangevoerd is uit zuidelijke richting door het riviersysteem van de Rijn of door het riviersysteem van de Maas.

fluviatielZuidelijkEnGlaciaal

Grind dat aangevoerd is uit zuidelijke richting gemengd met grind dat is aangevoerd door landijs. Vaak is dit grind afkomstig van geërodeerde glaciale en zuidelijke afzettingen en gezamenlijk afgezet. Het aandeel glaciaal en zuidelijk varieert maar beide zijn goed herkenbaar.

7.43 GrondsoortNEN5104

De lijst voor de classificatie van de grondsoort gebaseerd op de systematiek van NEN 5104.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
blokken

Grond die voor meer dan 50 % van de massa uit blokken, voor een onbepaald deel uit minder grof mineraal materiaal bestaat en een onbepaald deel organische stof bevat. Deze grondsoort zou gezien, de grootte van blokken, in boringen eigenlijk niet voor mogen komen.
De namen van zeer grove gronden zijn toegevoegd (blokken, keien en keitjes) als uitbreiding op de classificatie volgens NEN 5104.

keienNietGespecificeerd

Grond die voor meer dan 50 % van de massa uit keien, voor een onbepaald deel uit minder grof mineraal materiaal bestaat en een onbepaald deel organische stof bevat.
De namen van zeer grove gronden zijn toegevoegd (blokken, keien en keitjes) als uitbreiding op de classificatie volgens NEN 5104.

keitjesNietGespecificeerd

Grond die voor meer dan 50 % van de massa uit keitjes, voor een onbepaald deel uit minder grof mineraal materiaal bestaat en een onbepaald deel organische stof bevat. In de NEN 5104 worden keitjes overigens stenen genoemd.
De namen van zeer grove gronden zijn toegevoegd (blokken, keien en keitjes) als uitbreiding op de classificatie volgens NEN 5104.

grindNietGespecificeerd

Grond die voor meer dan 30 % van het massa uit grind bestaat, waarvan het aandeel silt plus lutum en zand niet bekend is en niet veel organische stof bevat.

siltigGrind

Grond die voor meer dan 30 % van de massa uit grind, voor meer dan 20 % uit silt plus lutum en voor minder dan 20 % uit zand bestaat en niet veel organische stof bevat.

zandigGrind

Grond die voor meer dan 30 % van het massa uit grind en voor minder dan 20 % uit silt plus lutum, en niet veel organische stof bevat. Het aandeel zand is niet bekend.
De namen van gronden waarvan het aandeel van bijmengsels niet is bepaald (niet gespecificeerd) zijn toegevoegd als uitbreiding op de classificatie volgens NEN 5104.

zwakZandigGrind

Grond die voor meer dan 30 % van het massa uit grind, voor minder dan 20 % uit silt plus lutum en voor minder dan 10 % uit zand bestaat en niet veel organische stof bevat.

matigZandigGrind

Grond die voor meer dan 30 % van het massa uit grind, voor minder dan 20 % uit silt plus lutum en voor 10 tot 30 % uit zand bestaat en niet veel organische stof bevat.

sterkZandigGrind

Grond die voor meer dan 30 % van het massa uit grind, voor 30 tot 50 % uit zand en voor minder dan 20 % uit silt plus lutum bestaat en niet veel organische stof bevat.

uiterstZandigGrind

Grond die voor meer dan 30 % van het massa uit grind, voor meer dan 50 % uit zand en voor minder dan 20 % uit silt plus lutum bestaat en niet veel organische stof bevat.

schelpenNietGespecificeerd

Grond die voor meer dan 30 % van het massa uit schelpen (fragmenten groter of gelijk aan 2 mm) bestaat, waarvan het aandeel silt plus lutum en zand niet bekend is en niet veel organische stof bevat.
De namen van schelprijke gronden zijn toegevoegd (schelpen) als uitbreiding op de classificatie volgens NEN 5104.

siltigeSchelpen

Grond die voor meer dan 30 % van de massa uit schelpen (fragmenten groter of gelijk aan 2 mm), voor meer dan 20 % uit silt plus lutum en voor minder dan 20 % uit zand bestaat en niet veel organische stof bevat.
De namen van schelprijke gronden zijn toegevoegd (schelpen) als uitbreiding op de classificatie volgens NEN 5104.

zandigeSchelpen

Grond die voor meer dan 30 % van het massa uit schelpen (fragmenten groter of gelijk aan 2 mm) en voor minder dan 20 % uit silt plus lutum, en niet veel organische stof bevat. Het aandeel zand is niet bekend.
De namen van schelprijke gronden zijn toegevoegd (schelpen) als uitbreiding op de classificatie volgens NEN 5104.

zwakZandigeSchelpen

Grond die voor meer dan 30 % van het massa uit schelpen (fragmenten groter of gelijk aan 2 mm), voor minder dan 20 % uit silt plus lutum en voor minder dan 10 % uit zand bestaat en niet veel organische stof bevat.
De namen van schelprijke gronden zijn toegevoegd (schelpen) als uitbreiding op de classificatie volgens NEN 5104.

matigZandigeSchelpen

Grond die voor meer dan 30 % van het massa uit schelpen (fragmenten groter of gelijk aan 2 mm), voor minder dan 20 % uit silt plus lutum en voor 10 tot 30 % uit zand bestaat en niet veel organische stof bevat.
De namen van schelprijke gronden zijn toegevoegd (schelpen) als uitbreiding op de classificatie volgens NEN 5104.

sterkZandigeSchelpen

Grond die voor meer dan 30 % van het massa uit schelpen (fragmenten groter of gelijk aan 2 mm), voor 30 tot 50 % uit zand en voor minder dan 20 % uit silt plus lutum bestaat en niet veel organische stof bevat.
De namen van schelprijke gronden zijn toegevoegd (schelpen) als uitbreiding op de classificatie volgens NEN 5104.

uiterstZandigeSchelpen

Grond die voor meer dan 30 % van het massa uit schelpen (fragmenten groter of gelijk aan 2 mm), voor meer dan 50 % uit zand en voor minder dan 20 % uit silt plus lutum bestaat en niet veel organische stof bevat.
De namen van schelprijke gronden zijn toegevoegd (schelpen) als uitbreiding op de classificatie volgens NEN 5104.

veenNietGespecificeerd

Grond die voor meer dan 15 % van de massa uit organische stof die vezelig is en samenhang vertoont bestaat.
De namen van organische gronden zijn uitgebreid. Grondsoorten die volgens NEN 5104 als veen geclassificeerd zouden moeten worden, zijn nader gespecificeerd (veen, bruinkool, detritus, dy en gyttja).

mineraalrijkVeen

Grond die voor 15 tot 70% van de massa uit organisch stof die vezelig is en samenhang vertoont bestaat, en voor 30 tot 85 % uit mineraal materiaal, maar waarvan de verhouding lutum, silt en zand niet is bepaald.
De namen van organische gronden zijn uitgebreid. Grondsoorten die volgens NEN 5104 als veen geclassificeerd zouden moeten worden, zijn nader gespecificeerd (veen, bruinkool, detritus, dy en gyttja).

mineraalarmVeen

Grond die voor meer dan 35 % van de massa uit organische stof die vezelig is en samenhang vertoont bestaat, voor maximaal 30 % uit lutum en voor maximaal 65 % uit silt plus zand.
De namen van organische gronden zijn uitgebreid. Grondsoorten die volgens NEN 5104 als veen geclassificeerd zouden moeten worden, zijn nader gespecificeerd (veen, bruinkool, detritus, dy en gyttja).

kleiigVeen

Grond die voor 15 tot 70 % van de massa uit organische stof die vezelig is en samenhang vertoont bestaat, en voor meer dan 5 % uit lutum bestaat.
De namen van organische gronden zijn uitgebreid. Grondsoorten die volgens NEN 5104 als veen geclassificeerd zouden moeten worden, zijn nader gespecificeerd (veen, bruinkool, detritus, dy en gyttja).

zwakKleiigVeen

Grond die voor 25 tot 70 % van de massa uit organische stof die vezelig is en samenhang vertoont bestaat, voor minder dan 70 % uit silt plus zand en voor tussen 5 en 55 % uit lutum.
De namen van organische gronden zijn uitgebreid. Grondsoorten die volgens NEN 5104 als veen geclassificeerd zouden moeten worden, zijn nader gespecificeerd (veen, bruinkool, detritus, dy en gyttja).

sterkKleiigVeen

Grond die voor 15 tot 45 % van de massa uit organische stof die vezelig is en samenhang vertoont bestaat, voor minder dan 77,5 % uit silt plus zand en voor tussen 7 en 70 % uit lutum.
De namen van organische gronden zijn uitgebreid. Grondsoorten die volgens NEN 5104 als veen geclassificeerd zouden moeten worden, zijn nader gespecificeerd (veen, bruinkool, detritus, dy en gyttja).

zandigVeen

Grond die voor 15 tot 40 % van de massa uit organische stof die vezelig is en samenhang vertoont bestaat, en voor minder dan 7 % uit lutum.
De namen van organische gronden zijn uitgebreid. Grondsoorten die volgens NEN 5104 als veen geclassificeerd zouden moeten worden, zijn nader gespecificeerd (veen, bruinkool, detritus, dy en gyttja).

zwakZandigVeen

Grond die voor 22,5 tot 40 % van de massa uit organische stof die vezelig is en samenhang vertoont bestaat, voor tussen 55 en 77,5 % uit silt plus zand en voor minder dan 5 % uit lutum.
De namen van organische gronden zijn uitgebreid. Grondsoorten die volgens NEN 5104 als veen geclassificeerd zouden moeten worden, zijn nader gespecificeerd (veen, bruinkool, detritus, dy en gyttja).

sterkZandigVeen

Grond die voor 15 tot 25 % van de massa uit organische stof die vezelig is en samenhang vertoont bestaat, voor tussen 70 en 85 % uit silt plus zand en voor minder dan 7 % uit lutum.
De namen van organische gronden zijn uitgebreid. Grondsoorten die volgens NEN 5104 als veen geclassificeerd zouden moeten worden, zijn nader gespecificeerd (veen, bruinkool, detritus, dy en gyttja).

bruinkoolNietGespecificeerd

Grond die voor minimaal 15 % van de massa uit organische stof die vezelig is en samenhang vertoont en ingekoold is bestaat en voor een onbepaald deel uit mineraal materiaal.
De namen van organische gronden zijn uitgebreid. Grondsoorten die volgens NEN 5104 als veen geclassificeerd zouden moeten worden, zijn nader gespecificeerd (veen, bruinkool, detritus, dy en gyttja).

mineraalrijkeBruinkool

Grond die voor 15 tot 70% van de massa uit organisch stof die vezelig is en samenhang vertoont en ingekoold is bestaat, en voor 30 tot 85 % uit mineraal materiaal, maar waarvan de verhouding lutum, silt en zand niet is bepaald.
De namen van organische gronden zijn uitgebreid. Grondsoorten die volgens NEN 5104 als veen geclassificeerd zouden moeten worden, zijn nader gespecificeerd (veen, bruinkool, detritus, dy en gyttja).

mineraalarmeBruinkool

Grond die voor meer dan 35 % van de massa uit organische stof die vezelig is en samenhang vertoont en ingekoold is bestaat, voor maximaal 30 % uit lutum en voor maximaal 65 % uit silt plus zand.
De namen van organische gronden zijn uitgebreid. Grondsoorten die volgens NEN 5104 als veen geclassificeerd zouden moeten worden, zijn nader gespecificeerd (veen, bruinkool, detritus, dy en gyttja).

kleiigeBruinkool

Grond die voor 15 tot 70 % van de massa uit organische stof die vezelig is en samenhang vertoont en ingekoold is bestaat, en voor meer dan 5 % uit lutum bestaat.
De namen van organische gronden zijn uitgebreid. Grondsoorten die volgens NEN 5104 als veen geclassificeerd zouden moeten worden, zijn nader gespecificeerd (veen, bruinkool, detritus, dy en gyttja).

zwakKleiigeBruinkool

Grond die voor 25 tot 70 % van de massa uit organische stof die vezelig is en samenhang vertoont en ingekoold is bestaat, voor minder dan 70 % uit silt plus zand en voor tussen 5 en 55 % uit lutum.
De namen van organische gronden zijn uitgebreid. Grondsoorten die volgens NEN 5104 als veen geclassificeerd zouden moeten worden, zijn nader gespecificeerd (veen, bruinkool, detritus, dy en gyttja).

sterkKleiigeBruinkool

Grond die voor 15 tot 45 % van de massa uit organische stof die vezelig is en samenhang vertoont en ingekoold is bestaat, voor minder dan 77,5 % uit silt plus zand en voor tussen 7 en 70 % uit lutum.
De namen van organische gronden zijn uitgebreid. Grondsoorten die volgens NEN 5104 als veen geclassificeerd zouden moeten worden, zijn nader gespecificeerd (veen, bruinkool, detritus, dy en gyttja).

zandigeBruinkool

Grond die voor 15 tot 40 % van de massa uit organische stof die vezelig is en samenhang vertoont en ingekoold is bestaat, en voor minder dan 7 % uit lutum.
De namen van organische gronden zijn uitgebreid. Grondsoorten die volgens NEN 5104 als veen geclassificeerd zouden moeten worden, zijn nader gespecificeerd (veen, bruinkool, detritus, dy en gyttja).

zwakZandigeBruinkool

Grond die voor 22,5 tot 40 % van de massa uit organische stof die vezelig is en samenhang vertoont en ingekoold is bestaat, voor tussen 55 en 77,5 % uit silt plus zand en voor minder dan 5 % uit lutum.
De namen van organische gronden zijn uitgebreid. Grondsoorten die volgens NEN 5104 als veen geclassificeerd zouden moeten worden, zijn nader gespecificeerd (veen, bruinkool, detritus, dy en gyttja).

sterkZandigeBruinkool

Grond die voor 15 tot 25 % van de massa uit organische stof die vezelig is en samenhang vertoont en ingekoold is bestaat, voor tussen 70 en 85 % uit silt plus zand en voor minder dan 7 % uit lutum.
De namen van organische gronden zijn uitgebreid. Grondsoorten die volgens NEN 5104 als veen geclassificeerd zouden moeten worden, zijn nader gespecificeerd (veen, bruinkool, detritus, dy en gyttja).

detritusNietGespecificeerd

Grond die voor minimaal 15 % van de massa uit organische stof die vezelig is en geen samenhang vertoont bestaat en voor een onbepaald deel uit mineraal materiaal.
De namen van organische gronden zijn uitgebreid. Grondsoorten die volgens NEN 5104 als veen geclassificeerd zouden moeten worden, zijn nader gespecificeerd (veen, bruinkool, detritus, dy en gyttja).

mineraalrijkeDetritus

Grond die voor 15 tot 70% van de massa uit organisch stof die vezelig is en geen samenhang bestaat, en voor 30 tot 85 % uit mineraal materiaal, maar waarvan de verhouding lutum, silt en zand niet is bepaald.
De namen van organische gronden zijn uitgebreid. Grondsoorten die volgens NEN 5104 als veen geclassificeerd zouden moeten worden, zijn nader gespecificeerd (veen, bruinkool, detritus, dy en gyttja).

mineraalarmeDetritus

Grond die voor meer dan 35 % van de massa uit organische stof die vezelig is en geen samenhang bestaat, voor maximaal 30 % uit lutum en voor maximaal 65 % uit silt plus zand.
De namen van organische gronden zijn uitgebreid. Grondsoorten die volgens NEN 5104 als veen geclassificeerd zouden moeten worden, zijn nader gespecificeerd (veen, bruinkool, detritus, dy en gyttja).

kleiigeDetritus

Grond die voor 15 tot 70 % van de massa uit organische stof die vezelig is en geen samenhang bestaat, en voor meer dan 5 % uit lutum bestaat.
De namen van organische gronden zijn uitgebreid. Grondsoorten die volgens NEN 5104 als veen geclassificeerd zouden moeten worden, zijn nader gespecificeerd (veen, bruinkool, detritus, dy en gyttja).

zwakKleiigeDetritus

Grond die voor 25 tot 70 % van de massa uit organische stof die vezelig is en geen samenhang bestaat, voor minder dan 70 % uit silt plus zand en voor tussen 5 en 55 % uit lutum.
De namen van organische gronden zijn uitgebreid. Grondsoorten die volgens NEN 5104 als veen geclassificeerd zouden moeten worden, zijn nader gespecificeerd (veen, bruinkool, detritus, dy en gyttja).

sterkKleiigeDetritus

Grond die voor 15 tot 45 % van de massa uit organische stof die vezelig is en geen samenhang bestaat, voor minder dan 77,5 % uit silt plus zand en voor tussen 7 en 70 % uit lutum.
De namen van organische gronden zijn uitgebreid. Grondsoorten die volgens NEN 5104 als veen geclassificeerd zouden moeten worden, zijn nader gespecificeerd (veen, bruinkool, detritus, dy en gyttja).

zandigeDetritus

Grond die voor 15 tot 40 % van de massa uit organische stof die vezelig is en geen samenhang bestaat, en voor minder dan 7 % uit lutum.
De namen van organische gronden zijn uitgebreid. Grondsoorten die volgens NEN 5104 als veen geclassificeerd zouden moeten worden, zijn nader gespecificeerd (veen, bruinkool, detritus, dy en gyttja).

zwakZandigeDetritus

Grond die voor 22,5 tot 40 % van de massa uit organische stof die vezelig is en geen samenhang bestaat, voor tussen 55 en 77,5 % uit silt plus zand en voor minder dan 5 % uit lutum.
De namen van organische gronden zijn uitgebreid. Grondsoorten die volgens NEN 5104 als veen geclassificeerd zouden moeten worden, zijn nader gespecificeerd (veen, bruinkool, detritus, dy en gyttja).

sterkZandigeDetritus

Grond die voor 15 tot 25 % van de massa uit organische stof die vezelig is en geen samenhang bestaat, voor tussen 70 en 85 % uit silt plus zand en voor minder dan 7 % uit lutum.
De namen van organische gronden zijn uitgebreid. Grondsoorten die volgens NEN 5104 als veen geclassificeerd zouden moeten worden, zijn nader gespecificeerd (veen, bruinkool, detritus, dy en gyttja).

gyttjaNietGespecificeerd

Grond die voor minimaal 15 % van de massa uit organische stof die fijnkorrelig is en samenhang vertoont bestaat en voor een onbepaald deel uit mineraal materiaal.
De namen van organische gronden zijn uitgebreid. Grondsoorten die volgens NEN 5104 als veen geclassificeerd zouden moeten worden, zijn nader gespecificeerd (veen, bruinkool, detritus, dy en gyttja).

mineraalrijkeGyttja

Grond die voor 15 tot 70% van de massa uit organisch stof die fijnkorrelig is en samenhang vertoont bestaat, en voor 30 tot 85 % uit mineraal materiaal, maar waarvan de verhouding lutum, silt en zand niet is bepaald.
De namen van organische gronden zijn uitgebreid. Grondsoorten die volgens NEN 5104 als veen geclassificeerd zouden moeten worden, zijn nader gespecificeerd (veen, bruinkool, detritus, dy en gyttja).

mineraalarmeGyttja

Grond die voor meer dan 35 % van de massa uit organische stof die fijnkorrelig is en samenhang vertoont bestaat, voor maximaal 30 % uit lutum en voor maximaal 65 % uit silt plus zand.
De namen van organische gronden zijn uitgebreid. Grondsoorten die volgens NEN 5104 als veen geclassificeerd zouden moeten worden, zijn nader gespecificeerd (veen, bruinkool, detritus, dy en gyttja).

kleiigeGyttja

Grond die voor 15 tot 70 % van de massa uit organische stof die fijnkorrelig is en samenhang vertoont bestaat, en voor meer dan 5 % uit lutum bestaat.
De namen van organische gronden zijn uitgebreid. Grondsoorten die volgens NEN 5104 als veen geclassificeerd zouden moeten worden, zijn nader gespecificeerd (veen, bruinkool, detritus, dy en gyttja).

zwakKleiigeGyttja

Grond die voor 25 tot 70 % van de massa uit organische stof die fijnkorrelig is en samenhang vertoont bestaat, voor minder dan 70 % uit silt plus zand en voor tussen 5 en 55 % uit lutum.
De namen van organische gronden zijn uitgebreid. Grondsoorten die volgens NEN 5104 als veen geclassificeerd zouden moeten worden, zijn nader gespecificeerd (veen, bruinkool, detritus, dy en gyttja).

sterkKleiigeGyttja

Grond die voor 15 tot 45 % van de massa uit organische stof die fijnkorrelig is en samenhang vertoont bestaat, voor minder dan 77,5 % uit silt plus zand en voor tussen 7 en 70 % uit lutum.
De namen van organische gronden zijn uitgebreid. Grondsoorten die volgens NEN 5104 als veen geclassificeerd zouden moeten worden, zijn nader gespecificeerd (veen, bruinkool, detritus, dy en gyttja).

zandigeGyttja

Grond die voor 15 tot 40 % van de massa uit organische stof die fijnkorrelig is en samenhang vertoont bestaat, en voor minder dan 7 % uit lutum.
De namen van organische gronden zijn uitgebreid. Grondsoorten die volgens NEN 5104 als veen geclassificeerd zouden moeten worden, zijn nader gespecificeerd (veen, bruinkool, detritus, dy en gyttja).

zwakZandigeGyttja

Grond die voor 22,5 tot 40 % van de massa uit organische stof die fijnkorrelig is en samenhang vertoont bestaat, voor tussen 55 en 77,5 % uit silt plus zand en voor minder dan 5 % uit lutum.
De namen van organische gronden zijn uitgebreid. Grondsoorten die volgens NEN 5104 als veen geclassificeerd zouden moeten worden, zijn nader gespecificeerd (veen, bruinkool, detritus, dy en gyttja).

sterkZandigeGyttja

Grond die voor 15 tot 25 % van de massa uit organische stof die fijnkorrelig is en samenhang vertoont bestaat, voor tussen 70 en 85 % uit silt plus zand en voor minder dan 7 % uit lutum.
De namen van organische gronden zijn uitgebreid. Grondsoorten die volgens NEN 5104 als veen geclassificeerd zouden moeten worden, zijn nader gespecificeerd (veen, bruinkool, detritus, dy en gyttja).

dy

Grond die vrijwel volledig uit organische stof bestaat, amorf en zwartig is en een geleiachtige consistentie heeft.
De namen van organische gronden zijn uitgebreid. Grondsoorten die volgens NEN 5104 als veen geclassificeerd zouden moeten worden, zijn nader gespecificeerd (veen, bruinkool, detritus, dy en gyttja).

kleiNietGespecificeerd

Grond die minder dan 30 % grind en minder dan 15 % organische stof bevat en die, als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor meer dan 8 % van de massa uit lutum bestaat. Het aandeel zand is niet bekend.
De namen van gronden waarvan de bijmengsels niet zijn bepaald (niet gespecificeerd) zijn toegevoegd als uitbreiding op de classificatie volgens NEN 5104.

siltigeKlei

Grond die minder dan 30 % grind en minder dan 15 % organische stof bevat en die, als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor meer dan 25 % van de massa uit lutum bestaat.
f grond die minder dan 30 % grind en minder dan 15 % organische stof bevat en die, als die twee bestanddelen worden uitgesloten, tussen 8 en 25 % van de massa uit lutum, tussen 25 en 75 % uit silt en voor minder dan 50 % uit zand bestaat, maar waarvan de precieze verhouding tussen de hoeveelheden zand, silt en lutum niet goed in woorden is uit te drukken.
De namen van gronden waarvan het aandeel van bijmengsels niet is bepaald (niet gespecificeerd) zijn toegevoegd als uitbreiding op de classificatie volgens NEN 5104.

zwakSiltigeKlei

Grond die minder dan 30 % grind en minder dan 15 % organische stof bevat en die, als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor meer dan 50 % van de massa uit lutum bestaat.

matigSiltigeKlei

Grond die minder dan 30 % grind en minder dan 15 % organische stof bevat en die, als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor meer dan 35 % van de massa uit lutum bestaat.

sterkSiltigeKlei

Grond die minder dan 30 % grind en minder dan 15 % organische stof bevat en die, als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor meer dan 25 % van de massa uit lutum bestaat.

uiterstSiltigeKlei

Grond die minder dan 30 % grind en minder dan 15 % organische stof bevat en die, als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor tussen 8 en 25 % van de massa uit lutum, voor tussen 25 en 75 % uit silt en voor minder dan 50 % uit zand bestaat, maar waarvan de precieze verhouding tussen de hoeveelheden zand, silt en lutum niet goed in woorden is uit te drukken.

zandigeKlei

Grond die minder dan 30 % grind en minder dan 15 % organische stof bevat en die, als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor tussen 8% en 25 % van de massa uit lutum en voor meer dan 50 % uit zand bestaat.
De namen van gronden waarvan het aandeel van bijmengsels niet is bepaald (niet gespecificeerd) zijn toegevoegd als uitbreiding op de classificatie volgens NEN 5104.

zwakZandigeKlei

Grond die minder dan 30 % grind en minder dan 15 % organische stof bevat en die, als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor tussen 17,5 en 25 % van de massa uit lutum, voor meer dan 50 % uit zand en voor de rest uit silt bestaat.

matigZandigeKlei

Grond die minder dan 30 % grind en minder dan 15 % organische stof bevat en die, als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor tussen 12 en 17,5 % van de massa uit lutum, voor meer dan 50 % uit zand en voor de rest uit silt bestaat.

sterkZandigeKlei

Grond die minder dan 30 % grind en minder dan 15 % organische stof bevat en die, als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor tussen 8 en 12 % van de massa uit lutum, voor meer dan 50 % uit zand en voor de rest uit silt bestaat.

leemNietGespecificeerd

Grond die minder dan 30 % grind en minder dan 15 % organische stof bevat en die, als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor meer dan 42 % uit silt bestaat, voor maximaal 25 % uit lutum en voor maximaal 50 % uit zand bestaat, maar waarvan de precieze verhouding tussen de hoeveelheden zand, silt en lutum niet goed in woorden is uit te drukken.
De namen van gronden waarvan de bijmengsels niet zijn bepaald (niet gespecificeerd) zijn toegevoegd als uitbreiding op de classificatie volgens NEN 5104.

zwakZandigeLeem

Grond die minder dan 30 % grind en minder dan 15 % organische stof bevat en die, als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor meer dan 65 uit silt, voor maximaal 25 % uit lutum en voor maximaal 15 % uit zand bestaat.

sterkZandigeLeem

Grond die minder dan 30 % grind en minder dan 15 % organische stof bevat en die, als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor meer dan 42 % uit silt, voor maximaal 20 % uit lutum en voor tussen 15 en 50 % uit zand bestaat, maar waarvan de precieze verhouding tussen de hoeveelheden zand, silt en lutum niet goed in woorden is uit te drukken.

zandNietGespecificeerd

Grond die minder dan 30 % grind en minder dan 15 % organische stof bevat en die, als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor minimaal 50 % van de massa uit zand, voor maximaal 8 % uit lutum en voor maximaal 50 % uit silt bestaat.
De namen van gronden waarvan de bijmengsels niet zijn bepaald (niet gespecificeerd) zijn toegevoegd als uitbreiding op de classificatie volgens NEN 5104.

kleiigZand

Grond die minder dan 30 % grind en minder dan 15 % organische stof bevat en die, als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor minimaal 82,5 % van de massa uit zand, voor 5 tot 8 % uit lutum en voor maximaal 12,5 % uit silt bestaat.
De namen van gronden waarvan het aandeel van bijmengsels niet is bepaald (niet gespecificeerd) zijn toegevoegd als uitbreiding op de classificatie volgens NEN 5104.

siltigZand

Grond die minder dan 30 % grind en minder dan 15 % organische stof bevat en die, als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor tussen 50 en 92 % van de massa uit zand, voor maximaal 8 % uit lutum en voor maximaal 50 % uit silt bestaat.
De namen van gronden waarvan het aandeel van bijmengsels niet is bepaald (niet gespecificeerd) zijn toegevoegd als uitbreiding op de classificatie volgens NEN 5104.

zwakSiltigZand

Grond die minder dan 30 % grind en minder dan 15 % organische stof bevat en die, als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor minimaal 90 % van de massa uit zand, voor maximaal 5 % uit lutum en voor maximaal 10 % uit silt bestaat.

matigSiltigZand

Grond die minder dan 30 % grind en minder dan 15 % organische stof bevat en die, als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor tussen 82,5 en 90 % van de massa uit zand, voor maximaal 5 % uit lutum en voor tussen 10 en 17,5 % uit silt bestaat.

sterkSiltigZand

Grond die minder dan 30 % grind en minder dan 15 % organische stof bevat en die, als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor tussen 67,5 en 82,5 % van de massa uit zand, voor maximaal 8 % uit lutum en voor tussen 17,5 en 32,5 % uit silt bestaat.

uiterstSiltigZand

Grond die minder dan 30 % grind en minder dan 15 % organische stof bevat en die, als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor tussen 50 en 67,5 % van de massa uit zand, voor maximaal 8 % uit lutum en voor tussen 32,5 en 50 % uit silt bestaat.

grondNietGespecificeerd

Grond die niet nader geclassificeerd is volgens de NEN 5104. Er zijn andere kenmerken beschreven die in andere attributen opgenomen zijn.

grondNietGespecificeerdSiltig

Grond die niet nader geclassificeerd is volgens de NEN 5104, waar een siltig aandeel in is benoemd. Er zijn andere kenmerken beschreven die in andere attributen opgenomen zijn.

grondNietGespecificeerdKleiig

Grond die niet nader geclassificeerd is volgens de NEN 5104, waar een kleiig aandeel in is benoemd. Er zijn andere kenmerken beschreven die in andere attributen opgenomen zijn.

grondNietGespecificeerdZandig

Grond die niet nader geclassificeerd is volgens de NEN 5104, waar een zandig aandeel in is benoemd. Er zijn andere kenmerken beschreven die in andere attributen opgenomen zijn.

7.44 GrootteklasseBrokje

De lijst voor de classificatie van de grootte van brokjes grond.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
ergKlein

De grootte is kleiner dan of gelijk aan 2 mm.

klein

De grootte is groter dan 2 en kleiner dan of gelijk aan 6,3 mm.

vrijKlein

De grootte is groter dan 6,3 en kleiner dan of gelijk aan 20 mm.

vrijGroot

De grootte is groter dan 20 en kleiner dan of gelijk aan 63 mm.

groot

De grootte is groter dan 63 en kleiner dan of gelijk aan 200 mm.

zeerGroot

De grootte is groter dan 200 mm.

7.45 HerkomstRekenwaarde

De lijst met de bronnen waaruit de waarde die wordt gebruikt als rekenwaarde is overgenomen.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
massaAangenomen

De volumieke massa (ρ) van de korrels die is gebruikt als rekenwaarde bij de toepassing van de Wet van Stokes is gebaseerd op een aanname.

massaAfgeleid

De volumieke massa (ρ) van de korrels die is gebruikt als rekenwaarde bij de toepassing van de Wet van Stokes is afgeleid uit de bepaling van de volumieke massa van de vaste delen van het materiaal.

massaBepaald

De volumieke massa (ρ) van de korrels die is gebruikt als rekenwaarde bij de toepassing van de Wet van Stokes is nauwkeurig bepaald.

7.46 Hoekigheid

De lijst voor de classificatie van de hoekigheid van de korrels.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
zeerHoekig

Geen afgeronde hoeken of randen.

hoekig

Weinig afgeronde hoeken of randen.

subhoekig

Onregelmatig oppervlak, waarbij de primaire hoeken en randen nog zichtbaar zijn.

subrond

Oppervlak egaal maar onregelmatig, waarbij de primaire hoeken en randen nog zichtbaar zijn.

afgerond

Oppervlak egaal met alleen enkele uithollingen of vlakke stukken of alleen gladde convexe oppervlakten.

zeerAfgerond

Oppervlak egaal.

hoekigZeerHoekig

Geen of weinig afgeronde hoeken of randen.

subhoekigSubrond

Oppervlak onregelmatig en al dan niet egaal, waarbij de primaire hoeken en randen nog zichtbaar zijn.

afgerondZeerAfgerond

Oppervlak volledig egaal, of egaal met alleen enkele uithollingen of vlakke stukken of alleen gladde convexe oppervlakten.

onbekend

De hoekigheid van de korrels is niet bekend.

7.47 Horizontcode

De lijst met de horizontcodes.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
A

Een horizont waarin de organische stof geheel of vrijwel geheel is omgezet (niet meer herkenbaar als resten van planten en dieren). Kenmerken niet nader gespecificeerd.

AB

Geleidelijke overgang van een A- naar een B-horizont, van minerale samenstelling, waarin de organische stof geheel of vrijwel geheel is omgezet. Kenmerken niet nader gespecificeerd.

AC

Geleidelijke overgang van een A- naar een C-horizont, met een minerale of moerige samenstelling. Kenmerken niet nader gespecificeerd.

AE

Geleidelijke overgang van een A- naar een E-horizont, van minerale samenstelling, waarin de organische stof geheel of vrijwel geheel is omgezet en door het verticaal (soms lateraal) uitspoelen is verarmd aan kleimineralen en/of sesquioxyden. Kenmerken niet nader gespecificeerd.

B

Een minerale (soms moerige) inspoelingshorizont. Kenmerken niet nader gespecificeerd.

BC

Geleidelijke overgang van een B- naar een C-horizont, met minerale samenstelling. Kenmerken niet nader gespecificeerd.

C

Een moerige of minerale laag (vast gesteente uitgezonderd), die weinig of niet is veranderd door bodemvormende processen die een O-, A-, E- en B-horizont zouden kunnen doen ontstaan. Kenmerken niet nader gespecificeerd.

E

Een minerale horizont die door het verticaal (soms lateraal) uitspoelen is verarmd aan kleimineralen en/of sesquioxyden. Meestal heeft de E-horizont een lager humusgehalte dan de erboven liggende horizont. Deze eluviale horizont (vandaar de E) heet ook wel uitspoelingshorizont. Kenmerken niet nader gespecificeerd.

EB

Geleidelijke overgang van een E- naar een B-horizont, met een minerale samenstelling, deels verarmd door uitspoeling van kleimineralen en/of sesquioxyden. Kenmerken niet nader gespecificeerd.

O

Een moerige horizont, die boven een A- of een E-horizont ligt en die bestaat uit in een aeroob milieu opgehoopte resten van voornamelijk bovengrondse plantendelen in verschillende stadia van omzetting (strooisellaag). Kenmerken niet nader gespecificeerd.

7.48 Hulpmiddel

De lijst met de hulpmiddelen die voor het maken van de geologische boormonsterbeschrijving kunnen worden gekozen.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
beeldanalyseapparaat

Voor het bepalen van de grootte en de vorm van zandkorrels is een beeldanalyseapparaat (image analyser) gebruikt.

binoculair

Voor het bepalen van de kleur van zandkorrels is een binoculair gebruikt.

binoculairBeeldanalyseapparaat

Voor het bepalen van de kleur van zandkorrels is een binoculair gebruikt en voor het bepalen van de grootte en de vorm van zandkorrels is een beeldanalyseapparaat (image analyser) gebruikt.

binoculairVergelijkingsmicroscoop

Voor het bepalen van de kleur van zandkorrels is een binoculair gebruikt en voor het bepalen van de grootte en de vorm van zandkorrels is een vergelijkingsmicroscoop gebruikt.

binoculairVergelijkingsmicroscoopBeeldanalyseapparaat

Voor het bepalen van de kleur van zandkorrels is een binoculair gebruikt en voor het bepalen van de grootte en de vorm van zandkorrels is een vergelijkingsmicroscoop en een beeldanalyseapparaat (image analyser) gebruikt.

vergelijkingsmicroscoop

Voor het bepalen van de grootte en de vorm van zandkorrels is een vergelijkingsmicroscoop gebruikt.

vergelijkingsmicroscoopBeeldanalyseapparaat

Voor het bepalen van de grootte en de vorm van zandkorrels is een vergelijkingsmicroscoop en een beeldanalyseapparaat (image analyser) gebruikt.

7.49 HydrologischeOmstandigheid

De lijst met de hydrologische omstandigheden van het terrein.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
inundatieRivierwater

Het terrein is zo gelegen dat het periodiek onder water komt te staan door het binnendringen van rivierwater.

inundatieZeewater

Het terrein is zo gelegen dat het periodiek onder water komt te staan door het binnendringen van zeewater.

kwelGeenWijst

Het terrein is zo gelegen dat grondwater via kwel de wortelzone kan bereiken, maar het omhoogkomen van het grondwater is niet direct geassocieerd met een breuk in de ondergrond.

kwelWijst

Het terrein is zo gelegen dat grondwater via kwel de wortelzone kan bereiken. Het omhoogkomen van zoet grondwater is direct geassocieerd met een breuk in de ondergrond.

7.50 InhoudMonsterhouder

De lijst met de volumes van de monsterhouder die bij bepaalde bepalingen is gebruikt.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
50ml

De monsterhouder heeft een inhoud van ca. 50 ml.

100ml

De monsterhouder heeft een inhoud van ca. 100 ml. Deze wordt gebruikt bij materialen met een lage volumieke massa van de vaste delen, zoals veen.

7.51 KaderAanlevering

De lijst met de redenen waarom het registratieobject aan de basisregistratie ondergrond is aangeleverd.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
MBW

De gegevens zijn aangeleverd in het kader van de Mijnbouwwet.

ONW

De gegevens zijn aangeleverd in het kader van de Ontgrondingenwet.

OW

De gegevens zijn aangeleverd in het kader van de omgevingswet.

publiekeTaak

De gegevens zijn aangeleverd in het kader van de publieke taakuitvoering, zonder nadere specificering.

RO

De gegevens zijn aangeleverd in het kader van de wet ruimtelijke ordening.

WABO

De gegevens zijn aangeleverd in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

WW

De gegevens zijn aangeleverd in het kader van de Waterwet.

archiefoverdracht

De gegevens zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht.

7.52 KaderInwinning

De lijst met de redenen waarom het onderzoek is uitgevoerd.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
BROModel

Onderzoek uitgevoerd voor het maken en onderhouden van een geologisch model in de basisregistratie ondergrond. Het betreft het hydrogeologisch model REGISII, de geologische modellen GeoTop en DGM (Digitaal Geologisch Model), en hun voorgangers.

gebiedsmodelBeheerGrondwater

Onderzoek uitgevoerd voor het maken van een model van de hydrogeologische opbouw van de ondergrond van een bepaald gebied ten behoeve van het grondwaterbeheer.

gebiedsmodelGebruikGrondwater

Onderzoek uitgevoerd voor het maken van een model van de hydrogeologische opbouw van de ondergrond van een bepaald gebied ten behoeve van grondwatergebruik.

gebiedsmodelGebruikOndergrond

Onderzoek uitgevoerd voor het maken van een model van de geologische opbouw van de ondergrond van een bepaald gebied ten behoeve van het gebruik van de ondergrond anders dan voor grondwatergebruik.

gebiedsmodelOntgronding

Onderzoek uitgevoerd voor het maken van een model van de geologische opbouw van de ondergrond van een bepaald gebied ten behoeve van ontgronding.

gebiedsmodelOrdeningOndergrond

Onderzoek uitgevoerd voor het maken van een model van de (hydro)geologische opbouw van de ondergrond van een bepaald gebied ten behoeve van ordeningsvraagstukken.

locatieModelGebruikGrondwater

Onderzoek uitgevoerd voor het bepalen van de (hydro)geologische opbouw van de ondergrond op een bepaalde locatie en ten behoeve van de aanleg van een grondwaterontrekkingsput, een infiltratieput of een gesloten of open WKO-installatie.

locatieModelGebruikOndergrond

Onderzoek uitgevoerd voor het bepalen van de geologische opbouw van de ondergrond op een bepaalde locatie en ten behoeve van de aanleg van constructies voor het gebruik van de ondergrond dat zich niet beperkt tot het grondwater.

locatieModelMonitoringGrondwater

Onderzoek uitgevoerd voor het bepalen van de (hydro)geologische opbouw van de ondergrond op een bepaalde locatie en ten behoeve van de aanleg van een grondwatermonitoringput.

specialistischOnderzoek

Onderzoek uitgevoerd om gegevens in te winnen in het kader van wetenschappelijk onderzoek.

geotechnischOnderzoek

Onderzoek met als hoofddoel de geotechnische eigenschappen en gedrag van de ondergrond te bepalen. Waarbij ook aspecten ten behoeve van de (hydro)geologische opbouw van de ondergrond zijn bepaald.

grondwaterMonitoringGebruik

Onderzoek uitgevoerd voor het bepalen van de (hydro)geologische opbouw van de ondergrond ten behoeve van de aanleg van een grondwatermonitoringput, een grondwaterontrekkingsput, een infiltratieput of een gesloten of open WKO-installatie: omvat de IMBRO-waarden gebiedsmodelGebruikGrondwater, locatieModelGebruikGrondwater en locatieModelMonitoringGrondwater.

onbekend

Het is niet bekend voor welk doel het onderzoek is uitgevoerd.

7.53 KaderstellendeProcedure

De lijst met de kaderstellende procedures voor de uitvoering van het booronderzoek.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
EN1997d2v2007

NEN-EN 1997-2:2007 Eurocode 7 Geotechnisch ontwerp. Deel 2: Grondonderzoek en beproeving inclusief nationale bijlage. De Eurocode 7 maakt deel uit van de eurocode serie van Europese standaarden (EN) gerelateerd aan constructies. In Eurocode 7 Geotechnisch ontwerp wordt omschreven hoe geotechnische constructies worden ontworpen. Eurocode 7 is op 12 juni 2006 goed gekeurd door het Europese Comité voor Standaardisatie en verplicht in de lidstaten vanaf maart 2010.

geen

Er is geen kaderstellende procedure van toepassing.

7.54 Kalkgehalteklasse

De lijst voor de classificatie van het kalkgehalte van grond.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
kalkloos

Bruist niet op bij het toevoegen van verdund zoutzuur (10 % HCl). Een klasse onder de NEN-EN-ISO 14688 procedure.

zwakKalkhoudend

Bruist zwak of sporadisch op bij het toevoegen van verdund zoutzuur (10 % HCl). Een klasse onder de NEN-EN-ISO 14688 procedure.

kalkhoudend

Bruist waarneembaar, maar niet aanhoudend op bij het toevoegen van verdund zoutzuur (10 % HCl). Een klasse onder de NEN-EN-ISO 14688 procedure.

kalkrijk

Bruist sterk en aanhoudend op bij het toevoegen van verdund zoutzuur (10 % HCl). Een klasse onder de NEN-EN-ISO 14688 procedure.

kalkloosNEN5104

Geeft geen zichtbare en geen hoorbare opbruising bij het toevoegen van verdund zoutzuur (10 % HCl). Een klasse onder de NEN 5104 procedure.

kalkarmNEN5104

Geeft hoorbare en niet zichtbare opbruising tot duidelijk hoorbare en met korte opbruising bij het toevoegen van verdund zoutzuur (10 % HCl). Een klasse onder de NEN 5104 procedure.

kalkrijkNEN5104

Bruist heftig en langdurig op bij het toevoegen van verdund zoutzuur (10 % HCl). Een klasse onder de NEN 5104 procedure.

kalkAandeelOnbekend

Koolzure kalk is aanwezig in de grond, maar het aandeel is niet bekend.

onbekend

Het is niet bekend of de grond koolzure kalk bevat.

7.55 Kleur

De lijst met de kleuren van grond en slib.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
lichtblauw

Lichtblauw omvat de Munsellkleur 5B 7/6 (light blue).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

lichtblauwGrijs

LichtblauwGrijs omvat de Munsellkleuren 10B 7/1, 10B 8/1, 5B 7/1, 5B 8/1, 5PB 7/1 en 5PB 8/1 (light bluish gray).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

lichtblauwGroen

LichtblauwGroen omvat de Munsellkleuren 5BG 6/6 (light blue green) en 5BG 7/2 (pale blue green).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

blauw

Blauw omvat de Munsellkleur 5B 5/6 (moderate blue).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

blauwGrijs

BlauwGrijs omvat de Munsellkleuren 10B 5/1, 10B 6/1 , 5B 5/1, 5B 6/1, 5PB 5/1, 5PB 6/1 (bluish gray).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

blauwGroen

BlauwGroen omvat de Munsellkleuren 5BG 4/6 (moderate blue green) en 5BG 5/2 (grayish blue green).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

blauwWit

BlauwWit omvat de Munsellkleur 5B 9/1 (bluish white).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

blauwZwart

BlauwZwart omvat de Munsellkleuren 10B 2.5/1, 5B 2.5/1 en 5PB 2.5/1 (bluish black).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

donkerblauwGrijs

DonkerblauwGrijs omvat de Munsellkleuren 10B 4/1, 5B 4/1, 5PB 4/1 (dark bluish gray), 5B 3/1 en 5PB 3/1, 10B 3/1 (very dark bluish gray).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

donkerblauwGroen

DonkerblauwGroen omvat de Munsellkleur 5BG 3/2 (dusky blue green).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

lichtbruin

Lichtbruin omvat de Munsellkleuren 7.5YR 6/3 en 7.5YR 6/4 (light brown).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

lichtbruinGrijs

LichtbruinGrijs omvat de Munsellkleuren 10YR 6/2 en 2.5Y 6/2 (light brownish gray).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

bruin

Bruin omvat de Munsellkleuren 10YR 4/3, 10YR 5/3, 7.5YR 4/2, 7.5YR 4/3, 7.5YR 4/4, 7.5YR 5/2, 7.5YR 5/3, 7.5YR 5/4 (brown).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

bruinGeel

BruinGeel omvat de Munsellkleuren 10YR 6/6 en 10YR 6/8 (brownish yellow).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

bruinRood

BruinRood omvat de Munsellkleuren 10R 3/2, 10R 3/3, 10R 3/4, 5R 3/2, 5R 3/3, 5R 3/4, 7.5R 3/2, 7.5R 3/3, 7.5R 3/4 en 2.5YR 3/2 (dusky red).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

bruinZwart

BruinZwart omvat de Munsellkleur 5YR 2/1 (brownish black).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

donkerbruin

Donkerbruin omvat de Munsellkleuren 10YR 3/3, 7.5YR 3/2, 7.5YR 3/3 en 7.5YR 3/4 (dark brown).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

donkerbruinRood

DonkerbruinRood omvat de Munsellkleuren 10R 2.5/2, 2.5YR 2.5/2, 5R 2.5/2, 5R 2.5/3, 5R 2.5/4, 7.5R 2.5/2, 7.5R 2.5/3 en 7.5R 2.5/4 (very dusky red).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

lichtgeelBruin

LichtgeelBruin omvat de Munsellkleuren 10YR 6/4, 2.5Y 6/3 en 2.5Y 6/4 (light yellowish brown).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

lichtgeelGroen

LichtgeelGroen omvat de Munsellkleur 5GY 6/4 en 10GY 7/2 (pale yellowish green).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

lichtgeelRoze

LichtgeelRoze omvat de Munsellkleuren 7.5YR 9.5/2 en 7.5YR 9/2 (pale yellowish pink).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

geel

Geel omvat de Munsellkleuren 10YR 7/6, 10YR 7/8, 10YR 8/6, 10YR 8/8, 2.5Y 7/6, 2.5Y 7/8, 2.5Y 8/6, 2.5Y 8/8, 5Y 7/6, 5Y 7/8, 5Y 8/6 en 5Y 8/8 (yellow).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

geelBruin

GeelBruin omvat de Munsellkleuren 10YR 5/4, 10YR 5/6 en 10YR 5/8 (yellowish brown).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

geelGroen

GeelGroen omvat de Munsellkleuren 10GY 6/4 (moderate yellowish green) en 5GY 7/4 (moderate yellow green).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

geelRood

GeelRood omvat de Munsellkleuren 5YR 4/6, 5YR 5/6 en 5YR 5/8 (yellowish red).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

donkergeelBruin

DonkergeelBruin omvat de Munsellkleuren 10YR 3/4, 10YR 3/6, 10YR 4/4 en 10YR 4/6 (dark yellowish brown).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

donkergeelGroen

DonkergeelGroen omvat de Munsellkleur 10GY 4/4 (dark yellowish green).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

lichtgrijs

Lichtgrijs omvat de Munsellkleuren 10YR 7/1, 10YR 7/2, 2.5Y 7/1, 2.5Y 7/2, 5Y 7/1, 5Y 7/2, 5YR 7/1, 7.5YR 7/1 en N 7/ (light gray).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

lichtgrijsBlauw

LichtgrijsBlauw omvat de Munsellkleuren 5B 6/2 en 5PB 7/2 (pale blue).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

lichtgrijsBruin

LichtgrijsBruin omvat de Munsellkleuren 10YR 6/3, 2.5Y 7/3, 2.5Y 7/4, 2.5Y 8/2, 2.5Y 8/3 en 2.5Y 8/4 (pale brown).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

lichtgrijsGeel

LichtgrijsGeel omvat de Munsellkleuren 2.5Y 8.5/2, 5Y 7/3, 5Y 7/4, 5Y 8/2, 5Y 8/3 en 5Y 8/4 (pale yellow).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

lichtgrijsGroen

LichtgrijsGroen omvat de Munsellkleuren 5G 6/2, 5G 7/2, 5G 8/2, 10G 6/2 (pale green), 5GY 7/2 (grayish yellow green), 10G 8/2 (very pale green) en 5GY 6/2 (light grayish green).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

lichtgrijsOlijf

LichtgrijsOlijf omvat de Munsellkleuren 10Y 6/2 (light grayish olive), 10Y 6/4, 5Y 6/3 en 5Y 6/4 (pale olive).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

lichtgrijsRood

LichtgrijsRood omvat de Munsellkleuren 10R 6/2, 10R 6/3, 10R 6/4, 10R 7/2, 10R 7/3, 10R 7/4, 2.5YR 6/2, 2.5YR 7/2, 5R 6/2, 5R 6/3, 5R 6/4, 5R 7/2, 5R 7/3, 5R 7/4, 7.5R 6/2, 7.5R 6/3, 7.5R 6/4, 7.5R 7/2, 7.5R 7/3 en 7.5R 7/4 (pale red).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

lichtgrijsRoze

LichtgrijsRoze omvat de Munsellkleur 5RP 8/2 (pale pink).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

grijs

Grijs omvat de Munsellkleuren 10YR 5/1, 10YR 6/1, 2.5Y 5/1, 2.5Y 6/1, 5Y 5/1, 5Y 6/1, 5YR 5/1, 5YR 6/1, 7.5YR 5/1, 7.5YR 6/1, N 5/ en N 6/ (gray).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

grijsBlauw

GrijsBlauw omvat de Munsellkleuren 5PB 3/2 (dusky blue) en 5PB 5/2 (grayish blue).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

grijsBruin

GrijsBruin omvat de Munsellkleuren 10YR 5/2 en 2.5Y 5/2 (grayish brown).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

grijsGroen

GrijsGroen omvat de Munsellkleuren 5G 4/2, 5G 5/2, 5GY 5/2, 5GY 5/2 (grayish green) en 10G 4/2, 10GY 5/2 (grayish green).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

grijsOlijf

GrijsOlijf omvat de Munsellkleuren 10Y 5/2 (grayish olive).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

grijsPaars

GrijsPaars omvat de Munsellkleuren 5P 4/2 (grayish purple) en 5RP 4/2 (grayish red purple).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

grijsRood

GrijsRood omvat de Munsellkleuren 10R 4/2, 10R 4/3, 10R 4/4, 10R 5/2, 10R 5/3, 10R 5/4, 2.5YR 4/2, 2.5YR 5/2, 5R 4/2, 5R 4/3, 5R 4/4, 5R 5/2, 5R 5/3, 5R 5/4, 7.5R 4/2, 7.5R 4/3, 7.5R 4/4, 7.5R 5/2, 7.5R 5/3 en 7.5R 5/4 (weak red).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

donkergrijs

Donkergrijs omvat de Munsellkleuren 10YR 4/1, 2.5Y 4/1, 5Y 4/1, 5YR 4/1, 7.5YR 4/1, N 4/ (dark gray).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

donkergrijsBruin

DonkergrijsBruin omvat de Munsellkleuren 10YR 4/2, 2.5Y 4/2 (dark grayish brown).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

donkergrijsGroen

DonkergrijsGroen omvat de Munsellkleuren 5GY 3/2 (very dark grayish green), 5GY 4/2 (dark grayish green) en 10GY 3/2 (dusky yellowish green).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

donkergrijsOlijf

DonkergrijsOlijf omvat de Munsellkleuren 10Y 3/2 (very dark grayish olive) en 10Y 4/2 (dark grayish olive).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

lichtgroen

Lichtgroen omvat de Munsellkleur 5G 7/4 (light green).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

lichtgroenGeel

LichtgroenGeel omvat de Munsellkleur 10Y 8/2 (pale greenish yellow).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

lichtgroenGrijs

LichtgroenGrijs omvat de Munsellkleuren 10BG 7/1, 10BG 8/1, 10G 7/1, 10G 8/1, 10GY 7/1, 10GY 8/1, 10Y 7/1, 10Y 8/1, 5BG 7/1, 5BG 8/1, 5G 7/1, 5G 8/1, 5GY 7/1 en 5GY 8/1 (light greenish gray).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

groen

Groen omvat de Munsellkleuren 5G 5/6 (moderate green) en 5G 6/6 (brilliant green).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

groenGeel

GroenGeel omvat de Munsellkleur 10Y 7/4 (moderate greenish yellow).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

groenGrijs

GroenGrijs omvat de Munsellkleuren 10BG 5/1, 10BG 6/1, 10G 5/1, 10G 6/1, 10GY 5/1, 10GY 6/1, 10Y 5/1, 10Y 6/1, 5BG 5/1, 5BG 6/1, 5G 5/1, 5G 6/1, 5GY 5/1 en 5GY 6/1 (greenish gray).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

groenZwart

GroenZwart omvat de Munsellkleuren 10BG 2.5/1, 5G 2/1, 10G 2.5/1, 5GY 2/1, 10GY 2.5/1, 10Y 2.5/1, 5BG 2.5/1, 5G 2.5/1 en 5GY 2.5/1 (greenish black).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

donkergroenGeel

DonkergroenGeel omvat de Munsellkleur 10Y 6/6 (dark greenish yellow).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

donkergroenGrijs

DonkergroenGrijs omvat de Munsellkleuren 10GY 4/1, 10BG 4/1, 10G 4/1, 10Y 4/1, 5BG 4/1, 5G 4/1, 5GY 4/1 (dark greenish gray) en 5G 3/1 (very dark greenish gray).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

donkergroenZwart

DonkergroenZwart omvat de Munsellkleuren 10Y 3/1 en 5GY 3/1, 10GY 3/1, 5G 3/1 (very dark greenish gray).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

lichtolijf

Lichtolijf omvat de Munsellkleur 10Y 5/4 (light olive).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

lichtolijfBruin

LichtolijfBruin omvat de Munsellkleuren 2.5Y 5/3, 2.5Y 5/4, 2.5Y 5/6 en 2.5Y 5/8 (light olive brown).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

lichtolijfGrijs

LichtolijfGrijs omvat de Munsellkleur 5Y 6/2 (light olive gray).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

lichtolijfGroen

LichtolijfGroen omvat de Munsellkleuren 5GY 5/4 (light olive green).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

olijf

Olijf omvat de Munsellkleuren 10Y 4/4, 5Y 4/3, 5Y 4/4, 5Y 5/3, 5Y 5/4 en 5Y 5/6 (olive).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

olijfBruin

OlijfBruin omvat de Munsellkleuren 2.5Y 4/3, 2.5Y 4/4 en 2.5Y 4/6 (olive brown).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

olijfGeel

OlijfGeel omvat de Munsellkleuren 2.5Y 6/6, 2.5Y 6/8, 5Y 6/6 en 5Y 6/8 (olive yellow).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

olijfGrijs

OlijfGrijs omvat de Munsellkleuren 5Y 4/2 en 5Y 5/2 (olive gray).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

olijfGroen

OlijfGroen omvat de Munsellkleur 5GY 4/4 (olive green).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

olijfZwart

OlijfZwart omvat de Munsellkleur 5Y 2/1 (olive black).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

donkerolijf

Donkerolijf omvat de Munsellkleur 10Y 3/4 (dark olive).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

donkerolijfBruin

DonkerolijfBruin omvat de Munsellkleuren 2.5Y 3/3 (dark olive brown).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

donkerolijfGrijs

DonkerolijfGrijs omvat de Munsellkleur 5Y 3/2 (dark olive gray).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

donkerolijfGroen

DonkerolijfGroen omvat de Munsellkleuren 5GY 3/4 (dark olive green).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

lichtpaars

Lichtpaars omvat de Munsellkleuren 5P 6/2 (pale red purple) en 5RP 6/2 (pale red purple).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

donkerpaars

Donkerpaars omvat de Munsellkleuren 5P 2/2 en 5RP 2/2 (very dusky purple).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

donkerpaarsRood

DonkerpaarsRood omvat de Munsellkleur 10R 2/2 (very dusky red).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

lichtrood

Lichtrood omvat de Munsellkleuren 10R 6/6, 10R 6/8, 10R 7/6, 10R 7/8, 2.5YR 6/6, 2.5YR 6/8, 2.5YR 7/6, 2.5YR 7/8, 5R 6/6, 5R 6/8, 5R 7/6, 5R 7/8, 7.5R 6/6, 7.5R 6/8, 7.5R 7/6 en 7.5R 7/8 (light red).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

lichtroodBruin

LichtroodBruin omvat de Munsellkleuren 2.5YR 6/3, 2.5YR 6/4, 2.5YR 7/3, 2.5YR 7/4, 5YR 6/3 en 5YR 6/4 (light reddish brown).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

lichtroodGrijs

LichtroodGrijs omvat de Munsellkleuren 2.5YR 7/1 (light reddish gray).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

rood

Rood omvat de Munsellkleuren 10R 4/6, 10R 4/8, 10R 5/6, 10R 5/8, 2.5YR 4/6, 2.5YR 4/8, 2.5YR 5/6, 2.5YR 5/8, 5R 4/6, 5R 4/8, 5R 5/6, 5R 5/8, 7.5R 4/6, 7.5R 4/8, 7.5R 5/6 en 7.5R 5/8 (red).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

roodBruin

RoodBruin omvat de Munsellkleuren 2.5YR 4/3, 2.5YR 4/4, 2.5YR 5/3, 2.5YR 5/4, 5YR 4/3, 5YR 4/4, 5YR 5/3 en 5YR 5/4 (reddish brown).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

roodGeel

RoodGeel omvat de Munsellkleuren 5YR 6/6, 5YR 6/8, 5YR 7/6, 5YR 7/8, 7.5YR 6/6, 7.5YR 6/8, 7.5YR 7/6, 7.5YR 7/8 en 7.5YR 8/6 (reddish yellow).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

roodGrijs

RoodGrijs omvat de Munsellkleuren 10R 5/1, 10R 6/1, 2.5YR 5/1, 2.5YR 6/1, 5R 5/1, 5R 6/1, 5YR 5/2, 7.5R 5/1 en 7.5R 6/1 (reddish gray).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

roodZwart

RoodZwart omvat de Munsellkleuren 10R 2.5/1 en 2.5YR 2.5/1 (reddish black).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

donkerrood

Donkerrood omvat de Munsellkleuren 10R 3/6, 2.5YR 3/6, 5R 2.5/6, 5R 3/6, 5R 3/8, 7.5R 3/6 en 7.5R 3/8 (dark red).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

donkerroodBruin

DonkerroodBruin omvat de Munsellkleuren 2.5YR 2.5/3, 2.5YR 2.5/4, 2.5YR 3/3, 2.5YR 3/4 , 5YR 2.5/2, 5YR 3/2, 5YR 3/3, 5YR 3/4 (dark reddish brown), 5YR 2/2 (dusky brown).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

donkerroodGrijs

DonkerroodGrijs omvat de Munsellkleuren 10R 3/1, 10R 4/1, 2.5YR 3/1, 2.5YR 4/1, 5R 3/1, 5R 4/1, 5YR 4/2, 7.5R 3/1 en 7.5R 4/1 (dark reddish gray).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

lichtoranjeGeel

LichtoranjeGeel omvat de Munsellkleuren 10YR 9.5/2 en 10YR 9/2 (pale orange yellow).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

oranjeBruin

OranjeBruin omvat de Munsellkleuren 7.5YR 4/6, 7.5YR 5/6 en 7.5YR 5/8 (strong brown).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

lichtroze

Lichtroze omvat de Munsellkleuren 5R 8/2, 5R 8/3, 5R 8/4, 7.5R 8/2, 7.5R 8/3 en 7.5R 8/4 (light pink).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

roze

Roze omvat de Munsellkleuren 10R 8/3, 10R 8/4, 2.5YR 8/3, 2.5YR 8/4, 5YR 7/3, 5YR 7/4, 5YR 8/3, 5YR 8/4, 7.5YR 7/3, 7.5YR 7/4, 7.5YR 8/3 en 7.5YR 8/4 (pink).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

rozeGrijs

RozeGrijs omvat de Munsellkleuren 10R 7/1, 5R 7/1, 5YR 6/2, 5YR 7/2, 7.5R 7/1, 7.5YR 6/2, 7.5YR 7/2 (pinkish gray).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

rozeWit

RozeWit omvat de Munsellkleuren 10R 8/2, 2.5YR 8/2, 5YR 8/2, 7.5YR 8.5/2 en 7.5YR 8/2 (pinkish white).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

wit

Wit omvat de Munsellkleuren 10R 8/1, 10YR 8.5/1, 10YR 8/1, 10YR 9.5/1, 10YR 9/1, 2.5Y 8.5/1, 2.5Y 8/1, 2.5Y 9.5/1, 2.5Y 9/1, 2.5YR 8/1, 5R 8/1, 5Y 8/1, 5YR 8/1, 7.5R 8/1, 7.5YR 8.5/1, 7.5YR 8/1, 7.5YR 9.5/1, 7.5YR 9/1, N 8.5/, N 8/ en N 9/, N9.5/ (white).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

witBlauw

WitBlauw omvat de Munsellkleur 5B 8/2 (very pale blue).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

witBruin

WitBruin omvat de Munsellkleuren 10YR 7/3, 10YR 7/4, 10YR 8.5/2, 10YR 8/2, 10YR 8/3, en 10YR 8/4 (very pale brown).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

witGeel

WitGeel omvat de Munsellkleuren 2.5Y 9.5/2 en 2.5Y 9/2 (very pale yellow).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

zwart

Zwart omvat de Munsellkleuren 10YR 2/1, 2.5Y 2.5/1, 5Y 2.5/1, 5Y 2.5/2, 5YR 2.5/1, N 1/ en 7.5YR 2.5/1 (black).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

zwartBruin

ZwartBruin omvat de Munsellkleuren 10YR 2/2 (very dark brown), 10YR 3/2, 2.5Y 3/2 very dark grayish brown, 7.5YR 2.5/2 en 7.5YR 2.5/3 (very dark brown).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

zwartGrijs

ZwartGrijs omvat de Munsellkleuren 10YR 3/1, 2.5Y 3/1, 5Y 3/1, 5YR 3/1, 7.5YR 3/1 en N 3/ (very dark gray), N 2/ (grayish black).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

zwartGroen

ZwartGroen omvat de Munsellkleuren 10BG 3/1, 10G 3/1, 10GY 3/1, 5BG 3/1 (very dark greenish gray), 5G 2.5/2 en 5G 3/2 (very dark grayish green).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

zwartOlijf

ZwartOlijf omvat de Munsellkleuren 10Y 3/2 (very dark grayish olive).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

zwartRood

ZwartRood omvat de Munsellkleuren 5R 2.5/1, 7.5R 2.5/1 (reddish black), 5R 2/2 (blackish red) en 5R 2/6 (very dark red).
Voor gegevens die zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht onder IMBRO/A.

blauwBruin

BlauwBruin zoals gebruikt voor archiefgegevens.

bruinBlauw

BruinBlauw zoals gebruikt voor archiefgegevens.

bruinGrijs

BruinGrijs zoals gebruikt voor archiefgegevens.

bruinGroen

BruinGroen zoals gebruikt voor archiefgegevens.

bruinOranje

BruinOranje zoals gebruikt voor archiefgegevens.

bruinPaars

BruinPaars zoals gebruikt voor archiefgegevens.

bruinWit

BruinWit zoals gebruikt voor archiefgegevens.

donkerblauw

Donkerblauw zoals gebruikt voor archiefgegevens.

donkerbruinGeel

DonkerbruinGeel zoals gebruikt voor archiefgegevens.

donkerbruinGrijs

DonkerbruinGrijs zoals gebruikt voor archiefgegevens.

donkerbruinGroen

DonkerbruinGroen zoals gebruikt voor archiefgegevens.

donkerbruinZwart

DonkerbruinZwart zoals gebruikt voor archiefgegevens.

donkergeel

Donkergeel zoals gebruikt voor archiefgegevens.

donkergeelGrijs

DonkergeelGrijs zoals gebruikt voor archiefgegevens.

donkergrijsBlauw

DonkergrijsBlauw zoals gebruikt voor archiefgegevens.

donkergrijsGeel

DonkergrijsGeel zoals gebruikt voor archiefgegevens.

donkergrijsRood

DonkergrijsRood zoals gebruikt voor archiefgegevens.

donkergroen

Donkergroen zoals gebruikt voor archiefgegevens.

donkeroranjeBruin

DonkeroranjeBruin zoals gebruikt voor archiefgegevens.

geelGrijs

GeelGrijs zoals gebruikt voor archiefgegevens.

grijsGeel

GrijsGeel zoals gebruikt voor archiefgegevens.

grijsOranje

GrijsOranje zoals gebruikt voor archiefgegevens.

grijsWit

GrijsWit zoals gebruikt voor archiefgegevens.

groenBruin

GroenBruin zoals gebruikt voor archiefgegevens.

groenWit

GroenWit zoals gebruikt voor archiefgegevens.

lichtbruinGeel

LichtbruinGeel zoals gebruikt voor archiefgegevens.

lichtgeel

Lichtgeel zoals gebruikt voor archiefgegevens.

lichtgeelGrijs

LichtgeelGrijs zoals gebruikt voor archiefgegevens.

lichtgrijsWit

LichtgrijsWit zoals gebruikt voor archiefgegevens.

lichtroodGeel

LichtroodGeel zoals gebruikt voor archiefgegevens.

lichtwitGrijs

LichtwitGrijs zoals gebruikt voor archiefgegevens.

onbekend

De kleur is niet bekend.

oranje

Oranje zoals gebruikt voor archiefgegevens.

oranjeGeel

OranjeGeel zoals gebruikt voor archiefgegevens.

oranjeGrijs

OranjeGrijs zoals gebruikt voor archiefgegevens.

oranjeRood

OranjeRood zoals gebruikt voor archiefgegevens.

paars

Paars zoals gebruikt voor archiefgegevens.

paarsGrijs

PaarsGrijs zoals gebruikt voor archiefgegevens.

witGrijs

WitGrijs zoals gebruikt voor archiefgegevens.

zwartBlauw

ZwartBlauw zoals gebruikt voor archiefgegevens.

zwartGeel

ZwartGeel zoals gebruikt voor archiefgegevens.

7.56 Korrelkleur

De lijst met de categorieën voor het indelen van zandkorrels naar kleur.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
grijzeKorrels

De zandkorrels zijn licht- tot donkergrijs en niet transparant.

groeneKorrels

De zandkorrels zijn licht- tot donkergroen en niet transparant.

rozeKorrels

De zandkorrels zijn lichtrood of roze en niet transparant.

transparanteKorrels

De zandkorrels zijn lichtgrijs tot kleurloos en enigszins transparant.

witteKorrels

De zandkorrels zijn wit en niet transparant.

zwarteKorrels

De zandkorrels zijn zwart, niet tot iets transparant en vaak dof. De korrelvorm is vergelijkbaar met de vorm van andere zandkorrels.

7.57 KwaliteitBeschrevenMonsters

De lijst met de kwaliteitsniveaus van de monsters op het moment van de uitvoering van de beschrijving.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
deelsOngeroerd

Een niet nader gespecificeerd deel van de monsters is ongeroerd.

geroerd

De beschrijving is gemaakt van geroerde boormonsters.

onbekend

De beschrijving is gemaakt van boormonsters waarvan de monsterkwaliteit niet bekend is.

ongeroerd

De beschrijving is gemaakt van ongeroerde boormonsters.

7.58 Laagaandeelklasse

De lijst voor de classificatie van het volumeaandeel van de laagjes in de laag.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
spoorTot1

Er komt een spoor voor en dat betekent dat het aandeel in het volume minder dan 1 % is.

weinig1Tot10

Er komt weinig voor en dat betekent dat het aandeel in het volume minimaal 1 en minder dan 10 % is.

veel10Tot30

Er komt veel voor en dat betekent dat het aandeel in het volume minimaal 10 en minder dan 30 % is.

zeerVeel30Tot50

Er komt zeer veel voor en dat betekent dat het aandeel in het volume minimaal 30 en minder dan 50 % is.

uiterstVeel50Tot70

Er komt uiterst veel voor en dat betekent dat het aandeel in het volume minimaal 50 en minder dan 70 % is.

merendeels70Tot90

Er komt uiterst veelmnerendeels voor en dat betekent dat het aandeel in het volume minimaal 70 en minder dan 90 % is.

grotendeels90Tot99

Er komt uiterst veelgrotendeels voor en dat betekent dat het aandeel in het volume minimaal 90 en minder dan 99 % is.

bijnaVolledigTenminste99

Er komt uiterst veelbijna volledig voor en dat betekent dat het aandeel in het volume minstens 99 % is.

aandeelOnbekend

Laagjes zijn aanwezig, maar het aandeel in het volume is niet bekend.

7.59 Laagdikteklasse

De lijst voor de classificatie van de dikte van afwijkende laagjes en laagjes.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
ergDunGelamineerd

De dikte van de laagjes is kleiner dan 2 mm.

dunGelamineerd

De dikte van de laagjes ligt tussen 2 en 6 mm.

dikGelamineerd

De dikte van de laagjes ligt tussen 6 en 20 mm.

ergDunGelaagd

De dikte van de laagjes ligt tussen 20 en 60 mm.

dunGelaagd

De dikte van de laagjes ligt tussen 60 en 200 mm.

zeerDunSBBarchief

De dikte van de laagjes is kleiner dan 10 mm. Een klasse gebruikt onder de Standaard Boor Beschrijvingsmethode tot versie 6.

dunSBBarchief

De dikte van de laagjes ligt tussen 10 en 100 mm. Een klasse gebruikt onder de Standaard Boor Beschrijvingsmethode tot versie 6.

dikSBBarchief

De dikte van de laagjes is groter dan 100 mm. Een klasse gebruikt onder de Standaard Boor Beschrijvingsmethode tot versie 6.

wisselend

De dikte van de laagjes varieert.

onbekend

De dikte van de laagjes is niet bekend.

7.60 Landschapselement

De lijst met de landschapselementen.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
beekdal

Natuurlijk landschapselement. Een lager gelegen gebied buiten het rivieren- en kustgebied waardoor een beek stroomt.

berm

Menselijk landschapselement. Strook grond langs een weg die onder meer steun geeft aan het weglichaam.

daliegat

Menselijk landschapselement. Cirkelvormige depressie van twee á vijf meter doorsnede waar kalkrijke klei is gewonnen die gebruikt werd voor de verbetering van (nu verdwenen) veenland.

dekzandrug

Natuurlijk landschapselement. Terreinverheffing met flauwe helling, die grotendeels onder arctische omstandigheden in het Weichselien door de wind zijn gevormd.

eenmanses

Menselijk landschapselement. Veelal bolgelegen akker, vanaf de middeleeuwen ontstaan op zandgronden door toebrengen van een mengsel van plaggen en mest.

esker

Natuurlijk landschapselement. Heuvelrug gevormd door het smeltwater van landijs. Deze rug kan zowel in een tunnel onder het landijs tot afzetting zijn gekomen als tussen afsmeltende landijsblokken.

gegravenWater

Menselijk landschapselement. Door mensen gegraven of aangelegde watergang, zoals een sloot, gracht of kanaal.

gemoerneerdTerrein

Menselijk landschapselement. Onregelmatig hobbelig, terrein ontstaan door delving van zout veen. De ontstane putten werden daarna gedempt met uitgegraven klei.

getijdeGeul

Natuurlijk landschapselement. Bij laagwater droogvallende geul in een getijdengebied.

getijdePlaat

Natuurlijk landschapselement. Bij laagwater droogvallende plaat in een getijdengebied.

geulInactief

Natuurlijk landschapselement. Geul die nog verbinding heeft met de actieve geul maar waarin het water niet meer doorstroomt.

greppel

Menselijk landschapselement. Niet watervoerende, smalle en ondiepe gegraven geul voor waterafvoer vanuit de kavel naar de sloot.

helling

Natuurlijk landschapselement. Schuin oplopend of aflopend vlak in een landschap.

houtwal

Menselijk of halfnatuurlijk landschapselement. Natuurlijk begroeide wal met bomen en struiken als erfafscheiding en scheiding tussen weilanden en akkers.

koebosje

Menselijk landschapselement. Klein, met bomen begroeid en vaak met een ringsloot omzoomd stuk land waar in het verleden ziek vee begraven werd. Meestal gelegen aan de rand van een weide.

kolk

Natuurlijk landschapselement. Poel ontstaan door rondkolkend water tijdens dijkdoorbraak.

kreekrug

Natuurlijk landschapselement. Zandige rug in het zeekleilandschap ontstaan door inversie van het landschap.

kustduin

Natuurlijk of half natuurlijk landschapselement. Duin die gelegen is in het huidige kustgebied.

kwelder

Natuurlijk landschapselement. Begroeide buitendijkse landaanwas die bij een gemiddeld hoogwater niet meer onderloopt.

landduin

Natuurlijk of half natuurlijk landschapselement. Duinvorm in hoger gelegen zandgebieden, veelal ontstaan door ontbossing en overbegrazing.

meer

Natuurlijk of menselijk landschapselement. Door land omringde watervlakte.

oeverwal

Natuurlijk landschapselement. Een langgerekte hoogte langs een (voormalige) rivier.

oudeBewoningsplaats

Menselijk landschapselement. Plaats waar vroegere bewoning heeft plaatsgevonden.

pingoruine

Natuurlijk landschapselement. Cirkel- tot ovaalvormige depressies, omgeven door een vrijwel gesloten walletje. Ontstaan onder arctische omstandigheden, onder invloed van bodemijs.

poel

Natuurlijk of menselijk landschapselement. Niet-lijnvormig waterelement zonder aan- of afvoer van water. Omvat ook dobbes.

rabat

Menselijk landschapselement. Opgehoogde plantstrook voor bomen in natte gebieden. Het ophogen van het rabat gebeurt met de grond die vrijkomt bij het graven van waterafvoerende greppels.

restgeulDroog

Natuurlijk landschapselement. Lijnvormige laagte ontstaan door opvulling van een kreekrug of rivier.

restgeulWater

Natuurlijk landschapselement. Watervoerende geul die niet meer verbonden is met een actief systeem.

restRandNietVerveend

Menselijk landschapselement. Hoogveenrand die niet verveend is.

rivierduinBegraven

Natuurlijk landschapselement. Voormalig rivierduin dat overdekt is door later gevormde grond en uitsteekt boven de omgeving.

rivierduinNietBegraven

Natuurlijk landschapselement. Rivierduin dat niet overdekt is en waarvan de vorming nog niet voltooid hoeft te zijn.

rivierterras

Natuurlijk landschapselement. Restant van een vroegere riviervlakte die door tektonische en klimatologische processen hoger ligt dan de huidige rivierbedding.

strand

Natuurlijk landschapselement. Zandige strook met weinig of geen vegetatie direct grenzend aan de zee. Het strand loopt deels onder bij hoogwater.

strandwal

Natuurlijk landschapselement. Door de zee tot boven het hoogwater niveau opgeworpen zandbank. Strandwallen liggen evenwijdig aan (voormalige) kustlijnen.

uiterwaarde

Natuurlijk landschapselement. Grond gelegen tussen de bedding van actieve rivieren en de winterdijk. Uiterwaarden liggen door binnendijkse opslibbing hoger dan de aangrenzende buitendijkse gebieden.

ven

Natuurlijk landschapselement. Ondiep meer in een zandgebied.

zandbank

Natuurlijk zeebodemelement. Ondiepe banken van zand die vaak ontstaan in de branding nabij een strand.

zandgolf

Natuurlijk zeebodemelement. Golf van zand die over de bodem van de zee migreert, vaak meters hoog en breed en met een lengte van honderden meters.

zetwal

Menselijk landschapselement. Vaak smalle, langgerekte strook grond in het veengebied, waar het uitgebaggerde veen op te drogen werd gelegd om er turven van te maken.

zinkgat

Natuurlijk landschapselement. Verticaal gat in kalksteen van enkele meters breed en diep, dat vaak opgevuld is met lokaal hellingmateriaal.

7.61 LiggingOpGrondlichaam

De lijst met de omschrijvingen van het deel van een grondlichaam waar de locatie van onderzoek op ligt.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
binnenteen

De binnenteen is de overgang van het talud naar het maaiveld aan de binnenzijde (bij dijken de landzijde) van het grondlichaam.

buitenteen

De buitenteen is de overgang van het talud naar het maaiveld aan de buitenzijde (bij dijken de waterzijde) van het grondlichaam.

kruin

De top of het hoogste vlak van het grondlichaam.

talud

De zijwand van het grondlichaam.

teen

De overgang van het talud naar het maaiveld, niet nader gespecificeerd naar binnen- of buitenkant.

7.62 LokaalVerticaalReferentiepunt

De lijst met de referentiepunten voor de verticale positie.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
maaiveld

Het oppervlak van de vaste aarde, daar waar de aarde niet bedekt is met water. Het maaiveld vormt de grens tussen de ondergrond en de bovengrond.

waterbodem

De bodem van het waterlichaam. Deze vormt de grens tussen de ondergrond en de bovengrond, daar waar de aarde bedekt is met water.

7.63 MassaPercentageklasse

De lijst met de standaardclassificatie van massapercentages in de vakgebieden geologie en geotechniek.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
spoorTot1

Er komt een spoor voor en dat betekent dat het aandeel in de massa minder dan 1 % is.

weinig1tot25

Er komt weinig voor en dat betekent dat het aandeel in de massa tussen minimaal 1 en minder dan 25 % is.

veel25tot50

Er komt veel voor en dat betekent dat het aandeel in de massa minimaal 25 en minder dan 50 % is.

zeerVeel50tot75

Er komt zeer veel voor en dat betekent dat het aandeel in de massa minimaal 50 en minder dan 75 % is.

uiterstVeelMinstens75

Er komt uiterst veel voor en dat betekent dat het aandeel in de massa minstens 75 % is.

aandeelOnbekend

Het bestanddeel is aanwezig, maar het aandeel in de massa is niet bekend.

onbekend

Het is niet bekend of het bestanddeel aanwezig is.

7.64 MateVerwering

De lijst voor de classificatie van de mate van verwering van schelpmateriaal.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
nietVerweerd

Het schelpmateriaal vertoont geen sporen van chemische verwering.

matigVerweerd

Het schelpmateriaal is enigermate chemisch verweerd.

sterkVerweerd

Het schelpmateriaal is verregaand chemisch verweerd.

verweerd

Het schelpmateriaal is chemisch verweerd, maar de mate waarin is niet bekend.

7.65 MenselijkSpoor

De lijst met de menselijke sporen die de laagopbouw verstoren.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
graafSpoor

Verstoring die wordt herkend als het gevolg van graven door de mens.

hoefSpoor

Verstoring die wordt herkend als het gevolg van de indruk van een poot van een hoefdier, dat waarschijnlijk als vee gehouden is (komt voor in kleiige afzettingen).

ploegSpoor

Verstoring die wordt herkend als het gevolg van ploegen.

7.66 MethodeLocatiebepaling

De lijst met de methoden voor het bepalen van de locatie van het onderzoek.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
DGPS50tot200cm

Meting d.m.v. satellietnavigatie met differentiaalcorrectie, in het dagelijks gebruik aangeduid als DGPS. Afwijking tussen 50 en 200 cm. DGPS maakt gebruik van een wereldwijd satellietnavigatiesysteem, Global Navigation Satellite System (GNSS). GNSS wordt in het dagelijks gebruik vaak aangeduid met GPS als verzamelnaam voor de 4 systemen GPS, Glonass, Galileo en Beidou.

GPS200tot1000cm

Meting d.m.v. satellietnavigatie zonder correctie, SPP (Single Point Positioning), in het dagelijks gebruik aangeduid als GPS. Afwijking tussen 200 en 1000 cm. SPP maakt gebruik van een wereldwijd satellietnavigatiesysteem, Global Navigation Satellite System (GNSS). GNSS wordt in het dagelijks gebruik vaak aangeduid met GPS als verzamelnaam voor de 4 systemen GPS, Glonass, Galileo en Beidou.

PPPGPS0tot2cm

Meting d.m.v. PPP (Precise Point Positioning) satellietnavigatie, afwijking kleiner dan 2 cm. De nauwkeurigheid wordt bereikt wanneer de meting is uitgevoerd met Ambiguity Resolution (PPP-AR) of bij een lange meettijd. PPP maakt gebruik van een wereldwijd satellietnavigatiesysteem, Global Navigation Satellite System (GNSS). GNSS wordt in het dagelijks gebruik vaak aangeduid met GPS als verzamelnaam voor de 4 systemen GPS, Glonass, Galileo en Beidou.

PPPGPS2tot5cm

Meting d.m.v. PPP (Precise Point Positioning) satellietnavigatie, afwijking tussen 2 en 5 cm. De nauwkeurigheid wordt bereikt wanneer de meting is uitgevoerd met Ambiguity Resolution (PPP-AR) of bij een lange meettijd. PPP maakt gebruik van een wereldwijd satellietnavigatiesysteem, Global Navigation Satellite System (GNSS). GNSS wordt in het dagelijks gebruik vaak aangeduid met GPS als verzamelnaam voor de 4 systemen GPS, Glonass, Galileo en Beidou.

PPPGPS5tot10cm

Meting d.m.v. PPP (Precise Point Positioning) satellietnavigatie, afwijking tussen 5 en 10 cm. De nauwkeurigheid wordt bereikt wanneer de meting is uitgevoerd met Ambiguity Resolution (PPP-AR) of bij een lange meettijd. PPP maakt gebruik van een wereldwijd satellietnavigatiesysteem, Global Navigation Satellite System (GNSS). GNSS wordt in het dagelijks gebruik vaak aangeduid met GPS als verzamelnaam voor de 4 systemen GPS, Glonass, Galileo en Beidou.

PPPGPS10tot50cm

Meting d.m.v. PPP (Precise Point Positioning) satellietnavigatie, afwijking tussen 10 en 50 cm. De nauwkeurigheid wordt bereikt wanneer de meting is uitgevoerd in korte tijd zonder Ambiguity Resolution. PPP maakt gebruik van een wereldwijd satellietnavigatiesysteem, Global Navigation Satellite System (GNSS). GNSS wordt in het dagelijks gebruik vaak aangeduid met GPS als verzamelnaam voor de 4 systemen GPS, Glonass, Galileo en Beidou.

RTKGPS0tot2cm

Meting d.m.v. RTK (Real Time Kinematic) satellietnavigatie, in het dagelijks gebruik ook wel aangeduid als DGPS, afwijking kleiner dan 2 cm. De nauwkeurigheid wordt bereikt wanneer de meting is uitgevoerd met Ambiguity Resolution (ook wel fix). RTK maakt gebruik van een wereldwijd satellietnavigatiesysteem, Global Navigation Satellite System (GNSS). GNSS wordt in het dagelijks gebruik vaak aangeduid met GPS als verzamelnaam voor de 4 systemen GPS, Glonass, Galileo en Beidou.

RTKGPS2tot5cm

Meting d.m.v. RTK (Real Time Kinematic) satellietnavigatie, in het dagelijks gebruik ook wel aangeduid als DGPS, afwijking tussen 2 en 5 cm. De nauwkeurigheid wordt bereikt wanneer de meting is uitgevoerd met Ambiguity Resolution (ook wel fix). RTK maakt gebruik van een wereldwijd satellietnavigatiesysteem, Global Navigation Satellite System (GNSS). GNSS wordt in het dagelijks gebruik vaak aangeduid met GPS als verzamelnaam voor de 4 systemen GPS, Glonass, Galileo en Beidou.

RTKGPS5tot10cm

Meting d.m.v. RTK (Real Time Kinematic) satellietnavigatie, in het dagelijks gebruik ook wel aangeduid als DGPS, afwijking tussen 5 en 10 cm. De nauwkeurigheid wordt bereikt wanneer de meting is uitgevoerd met Ambiguity Resolution (ook wel fix). RTK maakt gebruik van een wereldwijd satellietnavigatiesysteem, Global Navigation Satellite System (GNSS). GNSS wordt in het dagelijks gebruik vaak aangeduid met GPS als verzamelnaam voor de 4 systemen GPS, Glonass, Galileo en Beidou.

RTKGPS10tot50cm

Meting d.m.v. RTK (Real Time Kinematic) satellietnavigatie, in het dagelijks gebruik ook wel aangeduid als DGPS, afwijking tussen 10 en 50 cm. De nauwkeurigheid wordt bereikt wanneer de meting is uitgevoerd zonder Ambiguity Resolution (ook wel fix). RTK maakt gebruik van een wereldwijd satellietnavigatiesysteem, Global Navigation Satellite System (GNSS). GNSS wordt in het dagelijks gebruik vaak aangeduid met GPS als verzamelnaam voor de 4 systemen GPS, Glonass, Galileo en Beidou.

tachymetrie0tot10cm

Meting d.m.v. tachymetrie, ook wel als landmeting of Total Station aangeduid, vanaf een referentiepunt dat geen NAP-peilmerk is, afwijking kleiner dan 10 cm.

tachymetrie10tot50cm

Meting d.m.v. tachymetrie, ook wel als landmeting of Total Station aangeduid, vanaf een referentiepunt dat geen NAP-peilmerk is, afwijking tussen 10 en 50 cm.

DGPS0tot100cm

Meting d.m.v. Real Time Kinematic GPS, ook wel als DGPS aangeduid of d.m.v. Differential Global Positioning System, afwijking kleiner dan 100 centimeter.

DGPS100tot500cm

Meting d.m.v. Global Positioning System of d.m.v. Differential Global Positioning System, afwijking tussen 100 en 500 centimeter.

GBKNonbekend

Locatie bepaald aan de hand van de grootschalige basiskaart van Nederland (tegenwoordig BGT), afwijking onbekend.

GPSonbekend

Meting d.m.v. Global Positioning System, afwijking onbekend.

grondbakennavigatie

Meting d.m.v. radionavigatie die gebruik maakt van een lokaal systeem van radiobakens op aarde. Afwijking onbekend, kan oplopen tot 500 meter. Deze methode werd vooral op zee gebruikt, voorbeelden zijn DECCA en Hi-Fix.

kaartGrootschalig

Locatie bepaald aan de hand van niet-digitale kaart, afwijking onbekend. Een grootschalige kaart is een kaart met een schaalgrootte niet kleiner dan 1:10.000 (bijvoorbeeld 1:500, 1:5.000 of 1:10.000).

kaartKleinschalig

Locatie bepaald aan de hand van niet-digitale kaart, afwijking onbekend. Een kleinschalige kaart is een kaart met een schaalgrootte kleiner dan 1:10.000 (bijvoorbeeld 1:25.000, 1:50.000 of 1:100.000).

kaartOnbekend

Locatie bepaald aan de hand van een analoge kaart, afwijking onbekend. De schaal van de kaart is niet bekend.

landmetingOnbekend

Meting d.m.v. landmeting, afwijking onbekend.

onbekend

Het is niet bekend op welke manier de locatie is bepaald.

7.67 MethodePositiebepalingSliblaag

De lijst met de methoden voor het bepalen van de verticale positie van de sliblaag.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
akoestisch

Via deze technieken wordt met een hoogfrequent (210 – 700 kHz) de afstand van een zender tot de bovenzijde van de sliblaag bepaald. Dit is de laag waarop het signaal reflecteert. Lage frequenties (15 – 30 kHZ) kunnen onder bepaalde omstandigheden gebruikt worden om de onderzijde van de sliblaag te definiëren.

elektromagnetisch

Bij deze techniek worden elektromagnetische pulsen gebruikt om de waterdiepte en onderzijde van de sliblaag te bepalen. Er wordt gewerkt met een zender en ontvanger. De resolutie is afhankelijk van de geleidbaarheid van het water, grondsoort, meetfrequentie.

radioactief

Bij deze techniek wordt in de waterkolom de dichtheid radioactief bepaald. Op basis van dichtheidsverschillen wordt de top van de sliblaag vastgesteld.

ultrasoon

Bij deze techniek wordt in de waterkolom de dichtheid met hoogfrequente geluidsgolven bepaald. Op basis van dichtheidsverschillen wordt de top van de sliblaag vastgesteld.

versnelling

Bij deze techniek laat met een object in de waterkolom vallen. Door gelijktijdig de diepte en versnelling te meten kan worden afgeleid op welke diepte zich de bovenzijde van de sliblaag zich bevindt. In het slib zal de valversnelling van het instrument vertragen.

visueel

Voor metingen aan een monsterkolom wordt een transparante holle buis (aan de onderzijde al dan niet afsluitbaar) in de grond gedrukt. Visueel wordt dan de bovenzijde van de sliblaag bepaald.

waterdruk

Deze techniek maakt gebruik van een meetinstrument dat achter een boot voortgetrokken wordt. Hiervoor dient de dichtheid van de top van de sliblaag vooraf gedefinieerd te worden. Door het meetinstrument deze dichtheid te geven hoeft alleen de hoogte van de waterkolom boven het meetinstrument gemeten te worden met een waterdrukmeter.

weerstandMechanisch

Bij deze techniek wordt een meetlichaam mechanisch naar beneden gedrukt. De weerstanden hierbij worden geregistreerd. Dit kan tevens in de meetkop plaatsvinden zoals bij een sondering.

weerstandPeilhengel

Bij toepassing van een peilhengel is een peilstok met een schijf van 10 cm diameter bevestigd aan een hengel. De hengel wordt gebruikt om de peilstok neer te laten tot deze blijft staan op een sliblaag. De diepte kan worden afgelezen (b-weerstand).

weerstandPeilstok

Bij toepassing van een peilstok wordt gebruik gemaakt van een licht gewicht stok met een geperforeerde schijf van 10 tot 18 cm diameter om de bovenzijde van de sliblaag te bepalen op basis van gevoelde weerstand bij indrukken in de bodem (a-weerstand).

7.68 MethodeVerticalePositiebepaling

De lijst met de methoden voor het bepalen van de verticale positie van het onderzoek.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
AHN2_50cmRaster

Positie bepaald m.b.v. Actueel Hoogtebestand Nederland, versie 2 ingewonnen tussen 2007 en 2012. Voor de bepaling van de verticale positie is het rasterbestand van 50 x 50 cm gebruikt. De uitvoerder heeft met kennis van zaken gebruik gemaakt van het ruwe rasterbestand of het gefilterde rasterbestand, het zogenaamde maaiveldraster is gefilterd voor elementen die op het maaiveld staan zoals begroeiing en bebouwing.

AHN3_50cmRaster

Positie bepaald m.b.v. Actueel Hoogtebestand Nederland, versie 3, ingewonnen tussen 2014 en 2019. Voor de bepaling van de verticale positie is het rasterbestand van 50 x 50 cm gebruikt. De uitvoerder heeft met kennis van zaken gebruik gemaakt van het ruwe rasterbestand of het gefilterde rasterbestand, het zogenaamde maaiveldraster is gefilterd voor elementen die op het maaiveld staan zoals begroeiing en bebouwing.

AHN4_50cmRaster

Positie bepaald m.b.v. Actueel Hoogtebestand Nederland, versie 4, ingewonnen tussen 2020 en 2022. Voor de bepaling van de verticale positie is het rasterbestand van 50 x 50 cm gebruikt. De uitvoerder heeft met kennis van zaken gebruik gemaakt van het ruwe rasterbestand of het gefilterde rasterbestand, het zogenaamde maaiveldraster is gefilterd voor elementen die op het maaiveld staan zoals begroeiing en bebouwing.

PPPGPS0tot4cm

Meting d.m.v. PPP (Precise Point Positioning) satellietnavigatie, afwijking kleiner dan 4 cm. De nauwkeurigheid wordt bereikt wanneer de meting is uitgevoerd met Ambiguity Resolution (PPP-AR) of bij een lange meettijd. PPP maakt gebruik van een wereldwijd satellietnavigatiesysteem, Global Navigation Satellite System (GNSS). GNSS wordt in het dagelijks gebruik vaak aangeduid met GPS als verzamelnaam voor de 4 systemen GPS, Glonass, Galileo en Beidou.

PPPGPS4tot10cm

Meting d.m.v. PPP (Precise Point Positioning) satellietnavigatie, afwijking tussen 4 en 10 cm. De nauwkeurigheid wordt bereikt wanneer de meting is uitgevoerd met Ambiguity Resolution (PPP-AR) of bij een lange meettijd. PPP maakt gebruik van een wereldwijd satellietnavigatiesysteem, Global Navigation Satellite System (GNSS). GNSS wordt in het dagelijks gebruik vaak aangeduid met GPS als verzamelnaam voor de 4 systemen GPS, Glonass, Galileo en Beidou.

PPPGPS10tot20cm

Meting d.m.v. PPP (Precise Point Positioning) satellietnavigatie, afwijking tussen 10 en 20 cm. De nauwkeurigheid wordt bereikt wanneer de meting is uitgevoerd met Ambiguity Resolution (PPP-AR) of bij een lange meettijd. PPP maakt gebruik van een wereldwijd satellietnavigatiesysteem, Global Navigation Satellite System (GNSS). GNSS wordt in het dagelijks gebruik vaak aangeduid met GPS als verzamelnaam voor de 4 systemen GPS, Glonass, Galileo en Beidou.

PPPGPS20tot100cm

Meting d.m.v. PPP (Precise Point Positioning) satellietnavigatie, afwijking tussen 20 en 100 cm. De nauwkeurigheid wordt bereikt wanneer de meting is uitgevoerd in korte tijd zonder Ambiguity Resolution. PPP maakt gebruik van een wereldwijd satellietnavigatiesysteem, Global Navigation Satellite System (GNSS). GNSS wordt in het dagelijks gebruik vaak aangeduid met GPS als verzamelnaam voor de 4 systemen GPS, Glonass, Galileo en Beidou.

RTKGPS0tot4cm

Meting d.m.v. RTK (Real Time Kinematic) satellietnavigatie, in het dagelijks gebruik ook wel aangeduid als DGPS, afwijking kleiner dan 4 cm. De nauwkeurigheid wordt bereikt wanneer de meting is uitgevoerd met Ambiguity Resolution (ook wel fix). RTK maakt gebruik van een wereldwijd satellietnavigatiesysteem, Global Navigation Satellite System (GNSS). GNSS wordt in het dagelijks gebruik vaak aangeduid met GPS als verzamelnaam voor de 4 systemen GPS, Glonass, Galileo en Beidou.

RTKGPS4tot10cm

Meting d.m.v. RTK (Real Time Kinematic) satellietnavigatie, in het dagelijks gebruik ook wel aangeduid als DGPS, afwijking tussen 4 en 10 cm. De nauwkeurigheid wordt bereikt wanneer de meting is uitgevoerd met Ambiguity Resolution (ook wel fix). RTK maakt gebruik van een wereldwijd satellietnavigatiesysteem, Global Navigation Satellite System (GNSS). GNSS wordt in het dagelijks gebruik vaak aangeduid met GPS als verzamelnaam voor de 4 systemen GPS, Glonass, Galileo en Beidou.

RTKGPS10tot20cm

Meting d.m.v. RTK (Real Time Kinematic) satellietnavigatie, in het dagelijks gebruik ook wel aangeduid als DGPS, afwijking tussen 10 en 20 cm. De nauwkeurigheid wordt bereikt wanneer de meting is uitgevoerd met Ambiguity Resolution (ook wel fix). RTK maakt gebruik van een wereldwijd satellietnavigatiesysteem, Global Navigation Satellite System (GNSS). GNSS wordt in het dagelijks gebruik vaak aangeduid met GPS als verzamelnaam voor de 4 systemen GPS, Glonass, Galileo en Beidou.

RTKGPS20tot100cm

Meting d.m.v. RTK (Real Time Kinematic) satellietnavigatie, in het dagelijks gebruik ook wel aangeduid als DGPS, afwijking tussen 20 en 100 cm. De nauwkeurigheid wordt bereikt wanneer de meting is uitgevoerd zonder Ambiguity Resolution (ook wel fix). RTK maakt gebruik van een wereldwijd satellietnavigatiesysteem, Global Navigation Satellite System (GNSS). GNSS wordt in het dagelijks gebruik vaak aangeduid met GPS als verzamelnaam voor de 4 systemen GPS, Glonass, Galileo en Beidou.

tachymetrie0tot10cm

Meting d.m.v. tachymetrie, ook wel als landmeting of Total Station aangeduid, vanaf een referentiepunt dat geen NAP-peilmerk is, afwijking kleiner dan 10 cm.

tachymetrie10tot50cm

Meting d.m.v. tachymetrie, ook wel als landmeting of Total Station aangeduid, vanaf een referentiepunt dat geen NAP-peilmerk is, afwijking tussen 10 en 50 cm.

waterpassing0tot2cm

Meting d.m.v. waterpassing vanaf een NAP-peilmerk, afwijking kleiner dan 2 cm.

waterpassing2tot4cm

Meting d.m.v. waterpassing vanaf een NAP-peilmerk, afwijking tussen 2 en 4 cm.

waterpassing4tot10cm

Meting d.m.v. waterpassing vanaf een NAP-peilmerk, afwijking tussen 4 en 10 cm.

AHN1

Positie bepaald m.b.v. Actueel Hoogtebestand Nederland, versie 1 van 1996-2003.

AHN2

Positie bepaald m.b.v. Actueel Hoogtebestand Nederland, versie 2 van 2007-2012.

AHN3

Positie bepaald m.b.v. Actueel Hoogtebestand Nederland, versie 3 van 2014-2019.

AHNonbekend

Positie bepaald m.b.v. Actueel Hoogtebestand Nederland, versie onbekend.

DGPS0tot10cm

Meting d.m.v. Real Time Kinematic GPS, ook wel als DGPS aangeduid, afwijking kleiner dan 10 centimeter.

geen

Er is geen positie bepaald.

GPSonbekend

Meting d.m.v. Global Positioning System, afwijking onbekend.

kaartGrootschalig

Locatie bepaald aan de hand van niet-digitale kaart, afwijking onbekend. Een grootschalige kaart is een kaart met een schaalgrootte niet kleiner dan 1:10.000 (bijvoorbeeld 1:500, 1:5.000 of 1:10.000).

kaartKleinschalig

Locatie bepaald aan de hand van niet-digitale kaart, afwijking onbekend. Een kleinschalige kaart is een kaart met een schaalgrootte kleiner dan 1:10.000 (bijvoorbeeld 1:25.000, 1:50.000 of 1:100.000).

kaartOnbekend

Positie bepaald aan de hand van niet-digitale kaart, afwijking onbekend.

landmetingOnbekend

Meting d.m.v. landmeting, afwijking onbekend.

onbekend

Het is niet bekend op welke manier de verticale positie is bepaald.

7.69 Monsterkwaliteit

De lijst met de kwaliteitsniveaus van de monsters op het moment van de uitvoering van de bepaling.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
QM1

Gelaagdheid, interne gelaagdheid (ofwel interne structuur), veldvochtigheid (ofwel monstervochtigheid), consistentie en spanningstoestand intact (verandering door monstername reversibel).

QM2

Gelaagdheid, interne gelaagdheid (ofwel interne structuur), veldvochtigheid (ofwel monstervochtigheid) en consistentie intact.

QM3

Gelaagdheid, interne gelaagdheid (ofwel interne structuur) en veldvochtigheid (ofwel monstervochtigheid) intact.

QM4

Gelaagdheid intact.

QM5

Gelaagdheid niet intact.

7.70 Monstervochtigheid

De lijst voor de classificatie van de vochtigheidstoestand van het materiaal.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
volledigUitgedroogd

Het materiaal bevat geen vocht.

uitgedroogd

Het materiaal bevat vocht maar vertoont ook sporen van krimp of vlekken die erop wijzen dat een deel van het vocht verdampt is.

veldvochtig

Het materiaal is net zo vochtig als het materiaal dat direct uit het boorgat komt.

onbekend

De vochtigheidstoestand van het materiaal is niet bekend.

7.71 MunsellHoofdkleur

De lijst voor de codes van de hoofdkleur in het Munsellsysteem.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
5B

De waarde van de hoofdkleur is 5B. De B staat voor de kleur blauw (Blue).

10B

De waarde van de hoofdkleur is 10B. De B staat voor de kleur blauw (Blue).

5BG

De waarde van de hoofdkleur is 5BG. Dit staat voor de kleur blauw groen (Blue Green).

10BG

De waarde van de hoofdkleur is 10BG. Dit staat voor de kleur blauw groen (Blue Green).

5G

De waarde van de hoofdkleur is 5G. Dit staat voor de kleur groen (Green).

10G

De waarde van de hoofdkleur is 10G. Dit staat voor de kleur groen (Green).

5GY

De waarde van de hoofdkleur is 5GY. Dit staat voor de kleur groen geel (Green Yellow).

10GY

De waarde van de hoofdkleur is 10GY. Dit staat voor de kleur groen geel (Green Yellow).

N

De waarde van de hoofdkleur is N. Dit staat voor de kleur neutraal (Neutral).

5P

De waarde van de hoofdkleur is P. De P staat voor de kleur paars (Purple).

5PB

De waarde van de hoofdkleur is 5PB. Dit staat voor kleur paars blauw (Purple Blue).

5R

De waarde van de hoofdkleur is 5R. Dit staat voor de kleur rood (Red).

7.5R

De waarde van de hoofdkleur is 7.5R. Dit staat voor de kleur rood (Red).

10R

De waarde van de hoofdkleur is 10R. Dit staat voor de kleur rood (Red).

5RP

De waarde van de hoofdkleur is 5RP. De RP staat voor de kleur rood (RedPurple).

2.5Y

De waarde van de hoofdkleur is 2.5Y. Dit staat voor de kleur geel (Yellow).

5Y

De waarde van de hoofdkleur is 5Y. Dit staat voor de kleur geel (Yellow).

10Y

De waarde van de hoofdkleur is 10Y. Dit staat voor de kleur geel (Yellow).

2.5YR

De waarde van de hoofdkleur is 2.5YR. Dit staat voor de hoofdkleur geel rood (Yellow Red).

5YR

De waarde van de hoofdkleur is 5YR. Dit staat voor de hoofdkleur geel rood (Yellow Red).

7.5YR

De waarde van de hoofdkleur is 7.5YR. Dit staat voor de hoofdkleur geel rood (Yellow Red).

10YR

De waarde van de hoofdkleur is 10YR. Dit staat voor de hoofdkleur geel rood (Yellow Red).

7.72 MunsellWitheid

De lijst voor de codes van de witheid in het Munsellsysteem.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
1

De waarde van de witheid is 1.

2

De waarde van de witheid is 2.

2.5

De waarde van de witheid is 2.5.

3

De waarde van de witheid is 3.

4

De waarde van de witheid is 4.

5

De waarde van de witheid is 5.

6

De waarde van de witheid is 6.

7

De waarde van de witheid is 7.

8

De waarde van de witheid is 8.

8.5

De waarde van de witheid is 8.5.

9

De waarde van de witheid is 9.

9.5

De waarde van de witheid is 9.5.

7.73 MunsellZuiverheid

De lijst voor de codes van de zuiverheid in het Munsellsysteem.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
1

De waarde van de zuiverheid is 1.

2

De waarde van de zuiverheid is 2.

3

De waarde van de zuiverheid is 3.

4

De waarde van de zuiverheid is 4.

6

De waarde van de zuiverheid is 6.

8

De waarde van de zuiverheid is 8.

7.74 NaamGebeurtenis

De lijst met de gebeurtenissen.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
eindGerapporteerd

Er is na de rapportage van een of meerdere deelonderzoeken een volgend deelonderzoek gerapporteerd, en dat is het rapport waarmee het onderzoek wordt gecompleteerd.

startGerapporteerd

Het eerste deel van het onderzoek is gerapporteerd, maar daarmee is het onderzoek nog niet compleet.

volledigGerapporteerd

Het onderzoek is in een keer volledig gerapporteerd.

7.75 Organischestofgehalteklasse

De lijst voor de classificatie van het aandeel organische stof in grond volgens NEN-EN-ISO 14688.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
nietOrganisch

Organische stof is niet aanwezig.

zwakOrganisch

Organische stof is waarneembaar aanwezig en heeft voelbaar geen invloed op het gedrag van de grond.

sterkOrganisch

Organische stof is waarneembaar aanwezig en heeft voelbaar invloed op het gedrag van de grond.

7.76 OrganischestofgehalteklasseNEN5104

De lijst voor de classificatie van het aandeel organisch materiaal in grond volgens NEN 5104.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
nietHumeus

Organische materiaal is niet aanwezig.

zwakHumeus

Organisch materiaal is aanwezig en maakt minder dan 2,5 % van de massa uit, tenzij de grond als een klei is benoemd dan kan het aandeel tot 5 % bedragen.

matigHumeus

Organisch materiaal maakt minimaal 2,5 en minder dan 8 % van de massa uit, tenzij de grond als een klei is benoemd dan kan het aandeel tot 16 % bedragen.

sterkHumeus

Organisch materiaal maakt minimaal 8 en minder dan 16 % van de massa uit, tenzij de grond als een klei is benoemd dan kan het aandeel tot 30 % bedragen.

humeus

Organisch materiaal is aanwezig, maar het aandeel in de massa is niet bekend.

onbekend

Het is niet bekend of organisch materiaal aanwezig is.

7.77 RedenNietBeschreven

De lijst met de redenen waarom een interval niet is beschreven.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
geenMonster

Het interval is niet beschreven omdat de monsters niet meer voorhanden waren.

geenOpbrengst

Het interval is niet beschreven omdat de monstercontainer voor een deel leeg was (of omdat een deel van interval dat continu gestoken had moeten worden, niet helemaal bemonsterd kon worden). Het ‘lege’ deel wordt altijd vastgelegd als diepste deel van een interval.

geenOpdracht

Het interval is niet beschreven omdat het was uitgesloten van de opdracht.

geenVasteOndergrond

Het interval is niet beschreven omdat er een holte in de ondergrond was (al dan niet opgevuld met water).

mechanischVerstoord

Het interval is niet beschreven omdat de laagopbouw ernstig verstoord is door een post-sedimentaire discontinuïteit.

naval

Het interval is niet beschreven omdat het aanwezige materiaal als naval is beschouwd.

proefstukUitgenomen

Het interval is niet beschreven omdat een proefstuk is uitgenomen voor boormonsteranalyse dat de volledige doorsnede van het monster beslaat en er onvoldoende materiaal was om het op de juiste wijze te beschrijven.

antropogeenVerstoord

Het interval is niet beschreven omdat de laagopbouw verstoord is door de mens. Het interval bestaat uit materiaal dat door de mens is neergelegd of uit natuurlijke grond waarvan de samenhang door de mens volledig is verstoord.

beschrijvingOnvoldoende

Het interval is zeer summier beschreven en voldoet niet aan de eisen van de beschrijfkwaliteit van het boorprofiel.

onbekend

De reden waarom het interval niet is beschreven is niet bekend.

7.78 Referentiestelsel

De lijst met de referentiestelsels waarin de coördinaten zijn gedefinieerd.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
ETRS89

European Terrestrial Reference System 1989 (EPSG 4258).

RD

Rijks Driehoeksmeting – Amersfoort RD New (EPSG 28992).

WGS84

World Geodetic System 1984 (EPSG 4326).

7.79 Registratiestatus

De lijst met de statussen waarin het registratieobject zich bevindt.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
aangevuld

Het registeren van de gegevens van het object heeft na de start van de registratie een vervolg gekregen. De gegevens in de registratie ondergrond zijn minimaal een keer aangevuld met nieuwe gegevens.

geregistreerd

Het registeren van de gegevens van het object is gestart. De gegevens uit het eerste brondocument zijn in de registratie ondergrond vastgelegd. Er zijn daarna geen nieuwe gegevens geregistreerd.

voltooid

Het registeren van de gegevens van het object is voltooid. Alle gegevens zijn in de registratie ondergrond vastgelegd en er kunnen geen nieuwe gegevens meer worden geregistreerd.

7.80 SedimentairFenomeen

De lijst met de sedimentaire fenomenen.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
dropClast

Een geïsoleerde klast bestaande uit klei of leem die de laag eronder heeft ingedrukt.

dropStone

Een geïsoleerde klast variërend in grootte van grind tot keitje in meer fijnkorrelige grond, die de laag eronder heeft ingedrukt.

7.81 Sfericiteit

De lijst voor de classificatie van de bolrondheid van korrels.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
bol

De gemiddelde korrel is in alle richtingen ongeveer even lang.

langwerpig

De gemiddelde korrel is in twee van de drie richtingen ongeveer even lang, maar in de derde veel langer

plat

De gemiddelde korrel is in twee van de drie richtingen ongeveer even lang, maar in de derde veel korter.

7.82 SoortArcheologischBestanddeel

De lijst met de bestanddelen van lagen die vanuit archeologisch oogpunt interessant zijn.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
aardewerk

Aardewerk en fragmenten van aardewerk, bijvoorbeeld potscherven of pijpenkoppen.

baksteen

Baksteen en fragmenten van baksteen.

botOnverbrand

Bot en fragmenten van bot die niet verbrand en al dan niet bewerkt zijn.

botVerbrand

Bot en fragmenten van bot die verbrand en al dan niet bewerkt zijn.

gebrokenKwarts

Gebroken, hoekig gesteentegruis, enkele millimeters groot, dat herkend wordt als gebruikt voor de verschraling van klei voor het vervaardigen van keramische objecten, bijvoorbeeld potten.

glas

Glas en glasscherven.

houtskoolBrokken

Houtskoolresten die groter zijn dan 2 mm.

houtskoolSpikkels

Houtskoolresten die kleiner zijn dan 2 mm.

metaal

Metaalresten en metalen gebruiksvoorwerpen.

natuursteen

Steen die herkend wordt als een door de mens behandeld of verwerkte brok gesteente.

verbrandeLeem

Leem of klei die door blootstelling aan hitte geblakerd of gebakken is.

verbrandingsresten

Minerale verbrandingsresten en amorfe bijproducten van verbranding of verbranding of verhitting die niet uit leem bestaan.

visrest

Delen van vissen die door de mens gebruikt zijn als voedsel.

vuursteenBewerkt

Vuursteenfragmenten die herkend worden als het product van bewerking.

7.83 SoortBijzonderBestanddeel

De lijst met de bijzondere bestanddelen van grond.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
botresten

Natuurlijk bestanddeel: botten, of resten daarvan, afkomstig van gewervelde dieren of mensen. Uitgesloten hiervan zijn resten van vissen. De botresten zijn vaak wit tot grijs van kleur en hebben een grootte van enkele millimeters tot decimeters.

breuksteen

Antropogeen bestanddeel: stenen van natuurlijk materiaal die gebruikt zijn als ballast of stortsteen.

doppleriet

Natuurlijk bestanddeel: samengeklonterde geleiachtige humuszuren in oude wortelgangen of holtes in veen of het onderliggende substraat. Ontstaat bij het draineren van hoogveen en de daarop volgende oxidatie van veen waardoor de humuszuren als stroperige zwarte brij naar beneden sijpelen en samenklonteren. Doppleriet heeft de consistentie en structuur van zwarte schoensmeer; bij langdurige blootstelling aan lucht verkleurd het naar bruin. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

fosfaatconcreties

Natuurlijk bestanddeel: bolronde of knolvormige fosforieten of fosfaatconcreties hebben een groengrijze tot zwarte kleur. De concreties worden vooral gevonden in glauconiethoudende zanden uit het Tertiair of Midden-Krijt. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

goethiet

Natuurlijk bestanddeel: korrelvormige ijzerhydroxide met een matte, donkerbruine kleur. Komt voor als koffieboontjes-achtige korrels tot 2 mm groot. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

gruisPuimsteen

Natuurlijk bestanddeel: fijne vulkanische resten (puimsteen) en as met een korrelgrootte kleiner dan 2 mm. De puimsteen is herkenbaar aan de gelig-grijze kleur, de in de korrels aanwezige kleine poriën en het lage gewicht waardoor het drijft. Bij een korrelgrootte groter dan 2 mm wordt het als grind beschreven. In de volksmond wordt het ook wel bimsen of bimsenzand genoemd. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

houtskool

Antropogeen of natuurlijk bestanddeel: door verbranding verkoolde resten van hout. Het materiaal is zwart, vaak gebroken en heeft meestal een grootte van millimeters tot enkele decimeters.

huisvuil

Antropogeen bestanddeel: huishoudelijk afval, bestaat vaak uit verpakkingsmateriaal (papier of plastic), plastic, metaal, klein aardewerk en eventueel etensresten.

ijzerconcretiesGeenKlappersteen

Natuurlijk bestanddeel: korrels of brokken samengesteld materiaal van neergeslagen ijzerverbindingen in een matrix van zand en/of grind, klei of silt. Het is meestal geelbruin, roodbruin of donkerbruin van kleur (roestig) maar kan als het opengebroken wordt van binnen donkergrijs tot bijna zwart zijn. De grootte van de brokken is meestal 0,5 tot 50 mm, maar grotere brokken zijn mogelijk. De concreties komen soms in laagjes voor. Klapperstenen zijn ook een soort ijzerconcretie maar die worden apart benoemd.

ijzerconcretiesKlappersteen

Natuurlijk bestanddeel: bijzonder soort ijzerconcretie die als bolvormige (concentrische) concretie gevormd is rond een klei- of leembrok met een grootte van enkele millimeters tot centimeters. De concretie is meestal geelbruin, roodbruin of donkerbruin van kleur (roestig) aan de buiten en binnenzijde, maar het binnenste van de concretie is meestal donkergrijs tot bijna zwart van kleur. Bij geroerde boormethoden breken de concreties vaak waardoor er alleen bolvormige fragmenten aanwezig zijn in het boormonster. Intacte klapperstenen makken meestal een tikkend of klapperend geluid als ze geschud worden.

jarosiet

Natuurlijk bestanddeel: kleine brokjes of vlekken van geel mineraal (gehydrateerd kalium-ijzer-sulfaat) dat kan voorkomen in zure klei- of veenlagen, meestal in combinatie met ijzerconcreties en -vlekken. Komt voornamelijk voor in ingepolderde of gedraineerde gebieden in zogenaamde katteklei. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

kalkconcreties

Natuurlijk bestanddeel: delen van de grond die door calciumcarbonaat tot een geheel zijn samengekit. Omvat een scala aan verschijningsvormen, van lösspoppetjes tot septariën. Lössafzettingen daargelaten, komen de concreties overwegend voor in Tertiaire kleilagen. De grootte ligt meestal tussen enkele centimeters en enkele decimeters.

mangaanconcreties

Natuurlijk bestanddeel: korrels of brokken samengesteld materiaal van neergeslagen mangaanverbindingen in een matrix van zand en/of grind. Het is blauwzwart, donkergrijs-zwart of zwart van kleur. De grootte van de brokken varieert van millimeters tot centimeters, maar kan ook decimeters zijn. De zwarte mangaanconcretie is soms omgeven door ijzerconcreties en roestvlekken. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

mijnsteen

Antropogeen bestanddeel: stenen van natuurlijk materiaal die het bijproduct zijn van mijnbouw.

ophoogmateriaalLichtKunststof

Antropogeen bestanddeel: ophoogmateriaal met een laag soortelijk gewicht dat vooral uit plastics en soortgelijke kunststoffen bestaat, met als voorbeeld geëxpandeerd polystyreen.

ophoogmateriaalLichtStenig

Antropogeen bestanddeel: ophoogmateriaal met een laag soortelijk gewicht dat uit stenig materiaal van menselijke makelij bestaat. Voorbeelden zijn bims, geëxpandeerde kleikorrels, flugsand, schuimbeton en schuimglas.

puin

Antropogeen bestanddeel: bouw- en sloopafval, veelal een mengsel van stenige materialen die door de mens gemaakt of bewerkt zijn; soilmix, een mengsel van de grond ter plaatse met een materiaal als cement of waterglas, wordt ook hiertoe gerekend.

siderietconcreties

Natuurlijk bestanddeel: een bijzonder soort ijzerconcretie opgebouwd uit ijzercarbonaat met een grijs-bruine, donker roodbruine of donker bruine kleur. Kenmerkende eigenschap is dat het reageert op zoutzuur (HCl). De vorm is vaak langwerpig en de grootte loopt tot enkele decimeters. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

verbrandingsrestenFijn

Antropogeen bestanddeel: minerale verbrandingsresten met een diameter vergelijkbaar met die van silt en lutum (kleiner dan 63 μm). De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

verbrandingsrestenMiddelgrof

Antropogeen bestanddeel: minerale verbrandingsresten met een diameter die vergelijkbaar is met zand (0,063 tot 2 mm). De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

verbrandingsrestenGrof

Antropogeen bestanddeel: minerale verbrandingsresten met een diameter groter dan 2 mm. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

vivianiet

Natuurlijk bestanddeel: mineraal (gehydrateerd ferrofosfaat) dat meestal in de vorm van kleine brokjes voorkomt in (organisch rijke) klei of leem. Meest herkenbare eigenschap is dat het verse witte mineraal binnen korte tijd verkleurd naar fel blauw bij blootstelling aan de lucht. De brokjes hebben meestal een grootte van 0,5 tot 10 mm. Komt incidenteel ook voor in combinatie met ijzeroer en kan dan als brokjes en/of huidjes voorkomen. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

wegverhardingsmateriaal

Antropogeen bestanddeel: materiaal dat gebruikt is voor het verharden van wegen en erven. Voorbeelden zijn asfalt, betonklinkers, klinkers, steenslag en tegels. Hieronder valt ook halfverharding in de vorm van lavagruis, schelpengruis, en andere verharde opgebrachte grondmengsels.

zwerfkeiVerweerd

Natuurlijk bestanddeel: een sterk verweerde zwerfkei (meestal van graniet) die volledig vergruisd is. De vergruisde resten vullen hetzelfde volume als de oorspronkelijke zwerfkei, maar kunnen enigszins versleurd zijn door grondwerking. De grootte van het geheel varieert van enkele centimeters tot decimeters, het gruis zelf is meestal tot enkele millimeters groot. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

concreties

Natuurlijk bestanddeel: niet nader gespecificeerde delen van de grond die tot een geheel zijn samengekit.

7.84 SoortDierfossiel

De lijst met de categorieën dierlijke fossielen.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
balanus

Resten van zeepokken, een groep van sedentair levende kreeftachtigen die met name in getijdengebieden leven en een kegelvormige, uit kalkplaatjes opgebouwde schaal vormen.

bryozoa

Resten van bryozoa of mosdiertjes, een groep van sedentair levende, kolonievormende ongewervelde dieren die in brak- en zoutwater voorkomen. De individuen zijn typisch 0,5 mm groot en vormen een kalkig of hoornachtig skelet in de vorm van een bekertje of buisje.

ditrupa

Fossiele resten van de schaal van een mariene borstelworm. De buisvormige schalen lopen enigszins spits toe en zijn licht gebogen. Vertonen een sterke gelijkenis met een slagtand van een olifant, vandaar de in de volksmond gehanteerde naam Olifantstandjes.

foraminifeer

Resten van foraminiferen, eencellige mariene organismen die een veelal kalkig schaaltje vormen dat typisch in grootte varieert tussen 0,1 en 5 mm.

haaientand

Haaientanden of de herkenbare resten daarvan, al dan niet gefossiliseerd.

lingula

Schelpen of schelpresten van Lingula, een levend fossiel dat al sinds het Siluur of mogelijk ouder bestaat. Lingula komt tegenwoordig specifiek voor in brak water. De schelpen kunnen herkend worden aan de vorm en het ontbreken van groeven of tanden op de schalen die het sluiten van de schelphelften ondersteunen.

ostracode

Schildjes van ostracoden, ook wel mosselkreeftjes, zijn gemaakt van chitine en meestal verkalkt. Variëren sterk in vorm en versiering met een grootte van meestal 0,1 tot 2 mm.

visrest

Resten van wervels, graten of andere delen van vissen. Vaak donkerbruin tot zwart van kleur, relatief licht van gewicht (veel lichter dan bot).

zeeEgelEchinocardium

Schalen of fragmenten van een soort uit het genus Echinocardium, een zee-egelgroep die veel voorkomt als gravende zee-egel. Een van de soorten is de Echinocardium cordatum, bekend als de zeeklit. Deze kan tot ongeveer 6 cm groot worden.

zeeEgelEchinocyamus

Schalen of fragmenten van Echinocyamus pusillus, ook wel het zeeboontje genaamd, een vrij platte zee-egel uit de Noordzee met een maximale grootte van ongeveer 1 cm.

zeeEgelNietGespecificeerd

Zee-egelschalen of fragmenten daarvan, niet toe te wijzen aan een specifieke soort.

zeeEgelStekel

Zee-egelstekels of fragmenten daarvan.

zoogdiertand

Fossiele of recente tanden of kiezen van zoogdieren, bijvoorbeeld muizen, koeien of mammoeten.

7.85 SoortGesteente

De lijst met de soorten gesteente.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
kalksteen

Het gesteente bestaat voornamelijk uit calciumcarbonaat (CaCO3, kalk). Hieronder vallen alle kalkstenen met uitzondering van mergel, dat apart onderscheiden wordt.

kalksteenMergel

Het gesteente bestaat voornamelijk uit calciumcarbonaat (CaCO3, kalk), een soort kalksteen die vrij zacht is, grofkorrelig, brokkelig en lichtgekleurd met veel herkenbare mariene fossielen. Staat ook wel bekend als tufkalk of krijtkalk.

kleisteenNietGespecificeerd

Het gesteente bestaat voornamelijk uit siliciklastisch materiaal waarvan de korrels niet met een loep zichtbaar zijn. Het is ontstaan door de compactie en/of verkitting van klei; hieronder valt ook schalie.

siltsteenNietGespecificeerd

Het gesteente bestaat uit siliciklastisch materiaal en dat bestaat voor het grootste deel uit korrels die kleiner zijn dan 0,063 mm en die een mes krassen of tussen de tanden knarsen.

vuursteen

Het gesteente bestaat uit microkristallijne (fijn verdeelde), opake kwarts; komt meestal voor als knollen of platen in mergels of andere kalksteen.

zandsteenNietGespecificeerd

Het gesteente bestaat uit siliciklastisch materiaal en dat bestaat voor het grootste deel uit kwartskorrels met een mediaan die tussen 0,063 en 2 mm ligt.

kalksteenNietGespecificeerd

Het gesteente bestaat voornamelijk uit calciumcarbonaat (CaCO3, kalk). Hieronder vallen alle kalkstenen, ook mergel.

7.86 SoortGrind

De lijst met de soorten grind.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
barnsteen

Grind bestaand uit barnsteen, de versteende hars van naaldbomen. Barnsteen is vrij zacht, amorf, met een donkergele, bruine of roodbruine kleur en soms transparant. Wordt ook wel amber genoemd. De waarde wordt in de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

conglomeraat

Grind van conglomeraat, een sedimentair gesteente of verkit sediment dat uit grind of grovere korrels in een matrix van fijner materiaal bestaat. Conglomeraat varieert sterk in kleur afhankelijk van de samenstelling. Omvat ook breccie. De waarde wordt in de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

kalksteen

Grind van kalksteen, een sedimentair gesteente dat voornamelijk is opgebouwd uit calciumcarbonaat (CaCO3, kalk). Kleur varieert, maar vaak wit tot donkergrijs van kleur. Hieronder valt alle kalksteen met uitzondering van mergel en oölietische kalksteen die apart onderscheiden worden. De waarde wordt in de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

kalksteenMergel

Grind van mergel, een soort kalksteen die vrij zacht is, grofkorrelig, brokkelig en lichtgekleurd met veel herkenbare mariene fossielen. Staat ook wel bekend als tufkalk of krijtkalk. De waarde wordt in de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

kalksteenNietGespecificeerd

Grind van kalksteen dat niet verder op naam is gebracht. De waarde wordt alleen gebruikt in de standaardbeschrijving.

kalksteenOolietisch

Grind van oölietische kalksteen, een verkiezelde kalksteen die grotendeels bestaat uit ooïden en dat zijn afgeronde, concentrisch gelaagde kalkkorrels van enkele millimeters tot centimeters groot. Meestal donkergrijs van kleur. In het verleden ook bekend onder de naam Ringenkiezel. De waarde wordt in de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

kiezelooliet

Grind dat een verkiezelde ooïde van enkele millimeters tot centimeters groot is. De waarde wordt in de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

kleiIJzerVerkitting

Grind van een een sterk verharde klei of leem die meestal roestig gekleurd is, niet met de nagel gekrast kan worden en alleen gebroken kan worden door een hamerslag. Het materiaal is verkit door neerslag van ijzerhoudend mineralen zoals sideriet. Heeft een bijzonder hoge soortelijke massa. Als de verkitting gebroken wordt is de buitenste schil (tot enkele millimeters dik) meestal roestbruin van kleur, de binnenkant is donkerbruin met soms concentrische banden erin.

kleiLeemVerkitting

Grind van een sterk verharde klei of leem die niet met de nagel gekrast kan worden en alleen gebroken kan worden door een hamerslag. De kleur varieert van grijs tot zwart, soms bruin of licht grijs.

kleiSiltsteenMassief

Grind van klei- of siltsteen, een sedimentair gesteente dat ontstaan is door de compactie en verkitting van klei of leem. Het omvat zowel kleisteen, siltsteen als tussenvormen daarvan (analoog aan wat in het Engels mudstone wordt genoemd). Klei- en siltsteen zijn, in tegenstelling tot schalie, massief zonder duidelijke splijting. Er kan wel gelaagdheid aanwezig zijn, vooral in siltstenen. De kleur is vaak licht tot donker grijs. De waarde wordt in de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

kleisteenSchalie

Grind van schalie, een sedimentair gesteente dat ontstaan is door de compactie en/of verkitting van klei. Schalie is een gelamineerde kleisteen en heeft een duidelijke splijting. Schalie is vrij mat met een overwegend donkergrijze tot zwarte kleur. De waarde wordt in de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

kristallijnDonker

Grind van kristallijn gesteente (metamorf gesteente of stollingsgesteente) dat niet verder op naam is gebracht. De grindkorrels bestaan uit deels donkergrijze tot zwarte kristallen, samen met witte en/of transparante kristallen.

kristallijnGraniet

Grind van graniet, een stollingsgesteente met duidelijke kristallen (meestal 1-10 mm groot) in hoofdzaak bestaand uit overwegend kwarts, veldspaat (kali-veldspaat en plagioklaas) en mica's (muscoviet of biotiet). Door de verschillende mineralen heeft het een wisselende kleursamenstelling, maar overwegend is het combinatie van grijs/transparant (kwarts), roze/melkwit/crème (veldspaat) en bruin/grijs (mica). Twee soorten graniet worden apart onderscheiden: Rapakivi- en Vogezengraniet.

kristallijnGranietNietGespecificeerd

Grind van graniet dat niet verder op naam is gebracht. De waarde wordt alleen gebruikt in de standaardbeschrijving.

kristallijnGranietRapakivi

Grind van Rapakivi-graniet, een soort graniet uit Zuid Finland en Zweden, onder andere de Aland-eilanden. Rapakivi's zijn te herkennen aan hun roodachtige tint en de witte ringen (0,5-1,5 cm, rond, ovaal tot bijna rechthoekig) op het oppervlak. De witte ringen zijn van plagioklaas en vormen een soort van schil rondom de ronde roodachtige kaliveldspaten. De waarde wordt in de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

kristallijnGranietVogezen

Grind van graniet uit de Vogezen. Er zijn verschillende types, maar over het algemeen is Vogezen-graniet herkenbaar aan de vrij kleine kristallen (1-5 mm) en een overwegend zwart-wit-grijze kleur. Enkele typen hebben opvallend grote eerstelingen tot 4 a 5 cm groot, in de kleuren wit of paars-rood. De waarde wordt in de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

kristallijnPorfier

Grind afkomstig van porfier, een stollingsgesteente dat op basis van de textuur wordt onderscheiden. Het gesteente heeft duidelijke kristallen, waarbij één type kristal veel groter is dan de rest en als het ware zweeft in een fijne matrix. De samenstelling van porfieren varieert en profieren met de samenstelling van graniet worden als graniet benoemd. Er worden twee soorten porfier apart onderscheiden: rhombenporfier en Thüringerwoudporfier. De waarde wordt in de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

kristallijnPorfierRhomben

Grind van rhombenporfier, een soort porfier die herkend wordt aan de grote (ca. 1 cm) wittige kristallen die een rhombisch of ruitvormige vorm hebben en in een veelal donkergrijze tot grijze matrix liggen. De ruitvormige kristallen zijn meestal veldspaten. Op een vers breukvlak vallen de ruitvormige kristallen nauwelijks op; op een licht verweerd oppervlak zijn ze goed herkenbaar. De waarde wordt in de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

kristallijnPorfierThuringerwoud

Grind van porfier uit het Thüringerwoud, een soort porfier met een wit of lichtgrijze tot lichtroze matrix met daarin vrij kleine kristallen van veldspaten (hooguit 1 cm) en/of kwartsen (tot 5 mm). Deze kristallen zijn grijzig of gelig van kleur; donkergrijze of andere donkergekleurde kristallen zijn niet of nauwelijks aanwezig. Thüringerwoudporfieren zijn vaak sterk afgerond. Ze worden, wegens hun transport door de Weser of Elbe, ook wel Weser- of incidenteel Elbeporfieren genoemd. De waarde wordt in de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

kristallijnRood

Grind van kristallijn gesteente (metamorf gesteente of stollingsgesteente) dat niet verder op naam is gebracht. De grindkorrels bestaan uit deels roze tot donkerrode kristallen, samen met witte tot lichtgrijze en/of transparante kristallen, soms met een beperkt aandeel aan andere kleuren zoals donkergrijs, groen of zwart.

kristallijnSyeniet

Grind van syeniet, een stollingsgesteente met duidelijke kristallen van enkele millimeters groot. Het bestaat overwegend uit veldspaat (kaliveldspaat en plagioklaas), hoornblende en mica's (biotiet, of chloriet), terwijl kwarts niet of nauwelijks aanwezig is. De kleuren zijn overwegend roze/licht rood met bruin/grijs/zwart. Syenieten komen uit Scandinavië. De waarde wordt in de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

kwartsAgaat

Grind bestaand uit cryptokristallijne kwarts met een karakteristieke gebandheid. Gevormd in holtes in zeer oude gesteenten, vaak basalten. Het is transparant tot opaak in diverse kleuren. De waarde wordt in de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

kwartsChalcedoon

Grind bestaand uit cryptokristallijne kwarts die niet de karakteristiek gebandheid van agaat of de typische kleur van ijzerkiezel heeft. Gevormd in holtes in zeer oude gesteenten, vaak basalten. Divers in kleuren maar meestal wit tot lichtblauw. De waarde wordt in de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

kwartsHelder

Grind bestaand uit (vrijwel) volledig transparante kwarts, zonder kleur of heel lichtgrijs of wit. Kan dof of mat lijken door beschadigingen aan de buitenkant.

kwartsiet

Grind van kwartsiet, een metamorfe zandsteen. Heeft over het algemeen een grijzige kleur. Te onderscheiden van zandsteen doordat breuken niet om de individuele zandkorrels lopen maar door de korrels gaan.

kwartsietRevinien

Grind van Revinienkwartsiet, een metamorfe zandsteen met een oorsprong in de Ardennen. Het is een grijze, donkergrijze, blauwgrijze of blauwgroene kwartsiet met duidelijk herkenbare pyrietkubussen. De pyriet is aan de buitenkant verweerd waardoor alleen de sterk hoekige tot vierkante holtes zijn achtergebleven; binnenin zijn de goudglanzende kubische pyrietkristallen zichtbaar met een grootte tot enkele millimeters. De waarde wordt in de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

kwartsIJzerkiezel

Grind bestaand uit cryptokristallijne kwarts met een donkerrode, donkergele tot bruinrode kleur; matte glans en niet-transparant. Wordt ook wel jaspis genoemd. De waarde wordt in de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

kwartsMetVeldspaat

Grind bestaand uit kwarts met losse veldspaten. Vaak sterk verweerd of gefragmenteerd kristallijn grind waarvan alleen de kwarts en veldspaat nog overgebleven zijn. Het wat amorfere, vaak grijzige kwarts komt naast enigszins platige licht blauwgrijze, roze of lichtrode veldspaat voor. De waarde wordt in de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

kwartsRood

Grind bestaand uit kwarts met een rode of roze kleur, heldere glans en enigszins transparant.

kwartsWit

Grind bestaand uit kwarts met een (vrijwel) volledig melkwitte kleur, niet-transparant.

lydiet

Grind van lydiet, een metamorfe radiolariet en dat is een sedimentair gesteente dat in de diepzee is gevormd en voor een groot deel uit radiolariën bestaat. Het bestaat vrijwel geheel uit kwarts en is herkenbaar aan de egaal zwarte of heel donkergrijze kleur en de matte glans; daarnaast heeft het vaak de vorm van een parallellepipedum waarvan de hoeken afgerond zijn. Het is zeer hard en vormvast. Incidenteel komen er dunne witte aders in voor. Lydiet en radiolariet verschillen van elkaar in structuur: lydiet is, op de aders na, zeer homogeen van kleur en structuur, terwijl radiolariet vaak tweekleurig is en verschillende laagjes heeft.

metamorfLeisteen

Grind van leisteen, een metamorfe schalie of kleisteen. Door de metamorfose ontstaat een duidelijke foliatie van afwisselende laagjes kwarts (met veldspaat) en mica; hierdoor heeft leisteen een duidelijke splijting en breekt het in dunne, plaatvormige brokken. De kleur is vaak lichtgrijs tot donkergrijs. De waarde wordt in de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

metamorfNietGespecificeerd

Grind van metamorf gesteente dat niet verder op naam is gebracht. Kenmerkend is dat kristallen of structuren door de metamorfose allemaal één richting hebben.

radiolariet

Grind van radiolariet, een sedimentair gesteente dat in de diepzee is gevormd en voor een groot deel uit radiolariën bestaat. Het is herkenbaar aan de enigszins gebande of gelaagde fijne structuur en zwarte, donkergrijze, bruine of grijsgroene kleur. Als deze laagjes verschillen in textuur gaat het vaak een afwisseling van zeer gladde homogene laagjes en iets ruwere enigszins pokdalige laagjes. Het heeft een matte glans. Radiolariet als geheel is zeer hard en is vaak vrij kubisch met afgeronde hoeken. Incidenteel komen er dunne witte vrij rechte aders in voor. Lydiet en radiolariet verschillen van elkaar in structuur: lydiet is op de aders na zeer homogeen van kleur en structuur terwijl radiolariet vaak uit twee kleuren bestaat en enigszins een verschil in textuur tussen verschillende laagjes heeft. De waarde wordt in de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

septarie

Grind van een septarie, een harde concretie die gevormd is in kalkhoudende klei. Aan de buitenkant vaak beige tot grijs van kleur, van binnen vaak bruinig. Opengeslagen vertonen septariën scheuren die (gedeeltelijk) gevuld zijn met calcietkristallen en andere mineralen. Kunnen in grootte van enkele centimeters tot decimeters bereiken. Septariën zijn onder andere afkomstig uit Tertiaire kleien.

veldspaatRood

Grind bestaand uit veldspaat met een lichtrode, roze, rode tot donkerrode kleur. Veldspaat is herkenbaar aan de enigszins schubbige tot platige structuur, hoekige breukpatronen onder min of meer rechte hoeken, soms kubische breukvlakken en incidenteel witte adertjes. De waarde wordt in de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

veldspaatWitGrijs

Grind bestaand uit veldspaat met een witte, licht grijze tot grijze kleur. Veldspaat is herkenbaar aan de enigszins schubbige tot platige structuur, hoekige breukpatronen onder min of meer rechte hoeken, soms kubische breukvlakken en incidenteel witte adertjes. De waarde wordt in de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

verkiezeldFossiel

Grind bestaand uit verkiezelde schelpen, koralen, bryozoa of resten van andere dierlijke organismen. Het heeft de vorm van het oorspronkelijke fragment behouden en is soms nog herkenbaar en door verkiezeling sterk verhard. De kleuren zijn vaak grijs, soms donkergrijs, maar soms ook lichtbeige met roestbruine aanslag van ijzeroxide.

verkiezeldHout

Grind bestaand uit hout dat verkiezeld is. Het heeft de structuur van hout behouden, dus groeiringen zijn nog steeds zichtbaar, maar het is verkiezeld waardoor het een lichtgrijze tot lichtbeige kleur heeft. Meestal vrij hard en stevig.

vulkanischBasalt

Grind van basalt, een vulkanisch gesteente met weinig tot geen waarneembare kristallen; als die aanwezig zijn lijken deze te 'zweven' in een amorfe matrix. Het is overwegend donkergrijs tot zwart van kleur; bij verwering ontstaat vaak een bruinige schil van 1 a 2 mm dik en daaronder is de basalt weer donker van kleur. Basalt is meestal afkomstig uit het Oostzeegebied. Amygdaloïde basalt wordt apart onderscheiden. De waarde wordt in de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

vulkanischBasaltAmygdaloidaal

Grind van zeer oude basalt gekenmerkt door het voorkomen van amygdales, (deels) opgevulde holtes die sterk in grootte wisselen. Veelal afkomstig uit West-Duitsland en zuidelijk Zweden. Ook wel melafier, melafieramandelsteen of diabaasporfieriet genoemd. De waarde wordt in de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

vulkanischPuimsteen

Grind van puimsteen, een vulkanisch gesteente dat herkenbaar is aan de lage soortelijke massa, de gelig-grijze kleur en de grote porositeit. Puimsteen drijft op water. In de volksmond wordt het wel bimsen of bimsenzand genoemd.

vulkanischTufsteen

Grind van tufsteen, een vulkanisch gesteente dat uit aan elkaar verkitte vulkanische as bestaat, met korrels overwegend kleiner dan 2 millimeter. De kleur varieert tussen lichtrood, licht geel, licht bruin of lichtgrijs. In tufsteen zijn vaak duidelijk waarneembare kristallen aanwezig met andere kleuren, bijvoorbeeld van kwarts, veldspaat of amfibool. Het voelt vrij licht aan, maar drijft niet. De waarde wordt in de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

vuursteenGepatineerd

Grind bestaand uit verweerde vuursteen, een microkristallijne (fijn verdeelde) kwarts die van origine voorkomt in de vorm van knollen of platen in mergel en andere kalksteen uit bijvoorbeeld Denemarken of (Belgisch) Limburg en die door verwering een wittige waas over de breukvlakken heeft gekregen. De waas kan uitgroeien tot een dikke witte laag en als de vuursteen doorgeslagen wordt is de binnenzijde vaak weer vers en onverweerd. De waarde wordt in de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

vuursteenGerold

Grind dat sterk afgerond is en uit niet-verweerde vuursteen bestaat, een microkristallijne (fijn verdeelde) kwarts die van origine voorkomt in de vorm van knollen of platen in mergel en andere kalksteen uit bijvoorbeeld Denemarken of (Belgisch) Limburg. Een bekende naam uit Zuid Nederland voor dit soort grind is Maaseitjes.

vuursteenNietGerold

Grind dat hoekig is en uit niet-verweerde vuursteen bestaat, een microkristallijne (fijn verdeelde) kwarts die van origine voorkomt in de vorm van knollen of platen in mergel en andere kalksteen uit bijvoorbeeld Denemarken of (Belgisch) Limburg.

zandsteenGeelBruin

Grind van lichtgele, gele, lichtbruin of bruine zandsteen, een sedimentair gesteente ontstaan door compactie en verkitting van zand. De poriën zijn deels of geheel gevuld met kalk of kwarts. De zandsteen kan gelaagd zijn en grind en fossielen bevatten.

zandsteenGlauconiethoudend

Grind van lichtgele, gele, soms grijzige of groenige zandsteen, een sedimentair gesteente ontstaan door compactie en verkitting van zand met daarin groene tot donkergroene glauconietkorrels. De poriën zijn deels of geheel gevuld met kalk of kwarts. De zandsteen kan gelaagd zijn en grind en fossielen bevatten. De waarde wordt in de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

zandsteenGrijs

Grind van lichtgrijze, grijze of donkergrijze zandsteen, een sedimentair gesteente ontstaan door compactie en verkitting van zand. De poriën zijn deels of geheel gevuld met kalk of kwarts. De zandsteen kan gelaagd zijn en grind en fossielen bevatten.

zandsteenGroen

Grind van lichtgroene, groene of donkergroen zandsteen, een sedimentair gesteente ontstaan door compactie en verkitting van zand, waarin geen glauconietkorrels zichtbaar zijn. De poriën zijn deels of geheel gevuld met kalk of kwarts. De zandsteen kan gelaagd zijn en grind en fossielen bevatten.

zandsteenKwartsietisch

Grind van zandsteen, een sedimentair gesteente ontstaan door compactie en verkitting van zand met een kiezelcement. Herkenbaar aan de grijze kleur, zeer hoekige zandkorrels, het uiterlijk van voegen-cement en zeer grote hardheid. Het is nooit normaal gelaagd; het breukvlak is mat en splinterig terwijl het oppervlak vaak glanst. Kwartsietische zandsteen, ook cementkwartsiet genoemd, is oorspronkelijk gevormd in Tertiaire zandsteen die door circulerend grondwater met veel silica is verkiezeld. Kan ook grind bevatten en zelfs als conglomeraat ontwikkeld zijn. De waarde wordt in de standaardbeschrijving gewoonlijk niet gebruikt.

zandsteenRood

Grind van lichtrode, rode, roze of donkerrode tot paarsige zandsteen, een sedimentair gesteente ontstaan door compactie en verkitting van zand. De poriën zijn deels of geheel gevuld met kalk of kwarts. De zandsteen kan gelaagd zijn en grind en fossielen bevatten. Soms is de zandsteen sterk glimmerhoudend. Sommige van deze rode zandstenen kunnen toegekend worden aan het zogenaamde Bontzandsteen, maar dit onderscheid is niet voldoende te maken om dit apart te onderscheiden.

zandVerkitting

Grind van een door verkitting verhard zand dat niet met de nagel gekrast kan worden en alleen gebroken kan worden door een hamerslag. Het heeft vaak een bolvorm en kan centimeters groot worden. Wordt ook plaatseigen zandsteen genoemd, al kan het door erosie getransporteerd zijn.

kristallijnNietgespecificeerd

Grind van kristallijn gesteente (metamorf gesteente of stollingsgesteente) dat niet verder op naam is gebracht.

kwartsietNietGespecificeerd

Grind bestaand uit kwartsiet, een metamorfe zandsteen, dat niet verder op naam is gebracht.

kwartsNietGespecificeerd

Grind bestaand uit kwarts dat niet verder op naam is gebracht.

veldspaatNietGespecificeerd

Grind bestaand uit veldspaat dat niet verder op naam is gebracht.

vuursteenNietGespecificeerd

Grind bestaand uit vuursteen, een microkristallijne (fijn verdeelde) kwarts die van origine voorkomt in de vorm van knollen of platen in mergel en andere kalksteen, dat niet verder op naam is gebracht.

zandsteenNietGespecificeerd

Grind van zandsteen, een sedimentair gesteente ontstaan door compactie en verkitting van zand, dat niet verder op naam is gebracht.

7.87 SoortGrond

De lijst met de soorten grond die als brokje, insluitsel, lens of afwijkend laagje voorkomen.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
asVulkanisch

Een bijzondere grond, grond die uit vulkanisch materiaal met een korrelgrootte kleiner dan 4 mm bestaat.

bruinkoolNietGespecificeerd

Een organische grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat en waarvan de minerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat, en als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor meer dan 15 % van de massa uit organische stof die vezelig is en samenhang vertoont en ingekoold is bestaat.

detritusNietGespecificeerd

Een organische grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat en waarvan de minerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat, en als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor meer dan 15 % van de massa uit organische stof die vezelig is en geen samenhang vertoont bestaat.

diatomiet

Een bijzondere grond, grond die vrijwel volledig uit de kiezelskeletjes van diatomeeën bestaat, wittig en veelal dun gelaagd of gelamineerd is.

dy

Een bijzondere grond, grond die vrijwel volledig uit organische stof bestaat, amorf en zwartig is en een geleiachtige consistentie heeft.

grindNietGespecificeerd

Een grindrijke grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat, waarvan de minerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minimaal 30 % van de massa uit grind bestaat en weinig organische stof bevat.

gyttjaNietGespecificeerd

Een organische grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat en waarvan de minerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat, en als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor meer dan 15 % van de massa uit organische stof die fijnkorrelig is en samenhang vertoont bestaat.

ijzeroer

Een bijzondere grond, grond die vrijwel volledig uit ijzeroer bestaat, geelbruin tot bruinrood is en zeer samenhangend is.

kalkgyttja

Een bijzondere grond, grond die vrijwel volledig uit kalk bestaat, wittig tot gelig is en een pasta-achtige consistentie heeft.

kleiNietGespecificeerd

Een grindarme minerale grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat, waarvan de minerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat en weinig organische stof bevat, en als die drie bestanddelen worden uitgesloten, voor meer dan 8 % van de massa uit lutum bestaat.

leemNietGespecificeerd

Een grindarme minerale grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat, waarvan de minerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat en weinig organische stof bevat, en waarvan de precieze verhouding tussen de hoeveelheden zand, lutum en silt niet goed in woorden is uit te drukken.

schelpmateriaalNietGespecificeerd

Een schelprijke grond, grond die voor minimaal 30 % van het volume uit schelpmateriaal bestaat en niet veel grind en organische stof bevat.

veenNietGespecificeerd

Een organische grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat en waarvan de minerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat, en als die twee bestanddelen worden uitgesloten, voor meer dan 15 % van de massa uit organische stof die vezelig is en samenhang vertoont bestaat.

zandNietGespecificeerd

Een grindarme minerale grond, grond die niet veel schelpmateriaal bevat, waarvan de minerale fractie (grind, zand, lutum, silt) voor minder dan 30 % van de massa uit grind bestaat en weinig organische stof bevat, en als die drie bestanddelen worden uitgesloten, voor meer dan 50 % van de massa uit zand en minder dan of gelijk aan 8% uit lutum bestaat.

onbekend

Het soort grond is niet bekend.

schelpenNietGespecificeerd

Een schelprijke grond, grond die voor minimaal 30 % van de massa uit schelpen en schelpfragmenten (groter dan of gelijk aan 2 mm) bestaat en niet veel grind en organische stof bevat.

7.88 SoortPlantenrest

De lijst met de soorten plantenresten die als bestanddeel van de organische fractie voorkomen.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
detritus

Verspoelde of anderszins verplaatste vezels of fragmenten van planten die dermate fijn zijn dat deze niet als houtig of niet houtig ingedeeld kunnen worden.

galigaan

Roodbruine rondvormige holle stengelbasis met een typische doorsnede van millimeters tot een enkele centimeter.
De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

heide

Roodbruine resten van worteltjes en takjes van heide: dunne, kronkelige, houtige resten van typisch centimeters lengte.
De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

menyanthes

Oranje-bruine, lensvormige Menyantheszaden van enkele millimeters groot.
De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

mos

Zeer fijne bruinkleurige vezeltjes met een schilferig uiterlijk.
De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

plantenrestenHoutig

Onverteerde plantenresten afkomstig van de houtig delen (stammen, takken of houtige wortels) van planten die niet verder ingedeeld zijn. Deze resten kunnen bestaan uit de gebroken fragmenten of uit doorsnedes van de houtige delen. De grootte varieert van millimeters tot enkele decimeters. Het materiaal kan zeer zacht tot zeer hard zijn.

plantenrestenHoutigBerk

Onverteerde resten van de houtige delen (stammen of takken) van berken, te herkennen aan de kenmerkende witte bast. Deze resten kunnen bestaan uit de gebroken fragmenten of uit doorsnedes van de houtige delen. De grootte varieert meestal van centimeters tot enkele decimeters. Het materiaal kan zeer zacht tot hard zijn.
De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

plantenrestenHoutigEik

Onverteerde resten van de houtige delen (stammen, takken, houtige wortels) van eiken, te herkennen aan de roodbruine tot gelige harde houtresten, of eikels. Deze resten kunnen bestaan uit de gebroken fragmenten of uit doorsnedes van de houtige delen. De grootte varieert meestal van centimeters tot enkele decimeters. Het materiaal is meestal vrij hard.
De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

plantenrestenHoutigEls

Onverteerde resten van de houtige delen (stammen, takken, houtige wortels of wortelknollen) van elzen, te herkennen aan het roodbruine spinthout zonder waarneembare kern, of eivormige elzenproppen. Deze resten kunnen bestaan uit de gebroken fragmenten of uit doorsnedes van de houtige delen. De grootte varieert meestal van centimeters tot enkele decimeters. Het materiaal kan zeer zacht tot hard zijn.
De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

plantenrestenHoutigGeenBerkEikElsWilg

Onverteerde plantenresten afkomstig van de houtig delen (stammen, takken of houtige wortels) van planten die niet afkomstig zijn van Berk, Els, Eik of Wilg. Deze resten kunnen bestaan uit de gebroken fragmenten of uit doorsnedes van de houtige delen. De grootte varieert van millimeters tot enkele decimeters. Het materiaal kan zeer zacht tot zeer hard zijn.
De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

plantenrestenHoutigWilg

Onverteerde resten van de houtige delen (stammen, takken of houtige wortels) van wilgen, te herkennen aan geelwitte kleur. Deze resten kunnen bestaan uit de gebroken fragmenten of uit doorsnedes van de houtige delen. De grootte varieert meestal van centimeters tot enkele decimeters. Het materiaal kan zeer zacht tot zacht zijn.
De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

plantenrestenNietHoutig

Niet-houtige, onverteerde resten van planten, zoals worteltjes, stengels, bladeren of vruchten die niet verder ingedeeld zijn.

plantenrestenNietHoutigBerk

Onverteerde niet houtige resten van Berk, zoals bladeren of zaadjes.
De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

plantenrestenNietHoutigEik

Onverteerde niet houtige resten van Eik, zoals eikels en symmetrisch gelobde bladeren.
De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

plantenrestenNietHoutigEls

Onverteerde niet houtige resten van Els, zoals elzenkatjes en ovaalvormig dubbelgezaagd blad.
De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

plantenrestenNietHoutigWilg

Onverteerde niet houtige resten van Wilg, zoals wilgenkatjes en spitse vingervormige bladeren.
De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

riet

Geelkleurige resten van riet: glanzende, platte, fijne worteltjes, typisch millimeters groot en resten van bladeren, wortelstokken en stengels, typisch centimeters tot decimeters groot.
De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

scheuchzeria

Platte, kronkelige, bruine lichtglanzende stengels met dicht op elkaar staande knopen met typisch een lengte van een of enkele centimeters.
De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

veenmos

Gelige blaadjes en stengeltjes die typisch millimeters tot centimeters groot zijn.
De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

wollegras

Borstels van de basale bladscheden van eenarig wollegras: haren met typisch een lengte van een of enkele centimeters.
De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

zegge

Dunne worteltjes die typisch millimeters tot centimeters groot zijn, platte vooral brede bladresten die typisch millimeters tot centimeters lang zijn en licht geel tot bruin van kleur zijn.
De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

plantenrest

Onverteerde plantenresten afkomstig van planten die niet verder ingedeeld zijn: omvat de waarden plantenrestenHoutig en plantenrestenNietHoutig.

7.89 SoortSchelp

De lijst met de namen van de taxonomische categorieën schelpen.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
abraAlba

Witte dunschaal (Abra alba), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniem van Mactra alba. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

abraSp

Tweekleppigen van het geslacht Alba die niet op soort zijn gedetermineerd; marien. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

acanthocardiaEchinata

Gedoornde hartschelp (Acanthocardia echinata), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniem van Cardium echinatum De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

acanthocardiaPaucicostata

Tere hartschelp (Acanthocardia paucicostata), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniem van Cardium paucicostatum. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

acilaCobboldiae

Acila cobboldiae, uitgestorven mariene tweekleppige bekend uit het Plioceen tot Vroeg Pleistoceen. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

acilaSp

Tweekleppigen van het geslacht Acila die niet op soort zijn gedetermineerd; marien. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

acteonTornatilis

Spoelhoren (Acteon tornatilis), mariene gastropode. Geaccepteerd synoniem van Bulla tornatilis. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

aequipectenOpercularis

Wijde mantel (Aequipecten opercularis), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniem van Ostrea opercularis, Chlamys opercularis en Pecten opercularis. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

angulusBenedeni

Angulus benedeni, uitgestorven mariene tweekleppige bekend uit het Mioceen tot Plioceen. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

angulusSp

Tweekleppigen van het geslacht Angulus, die niet op soort zijn gedetermineerd. Marien. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

anodontaSp

Tweekleppigen van het geslacht Anodonta, die niet op soort zijn gedetermineerd; zoetwater. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

anomiaEphippium

Paardenzadel (Anomia ephippium), mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

anomiaSp

Tweekleppigen van het geslacht Anomia die niet op soort zijn gedetermineerd; marien. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

antalisSp

Tweekleppigen van het geslacht Antalis die niet op soort zijn gedetermineerd; marien. Geaccepteerd synoniem van Dentalium sp. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

aporrhaisPespelecani

Pelikaansvoet (Aporrhais pespelecani), mariene gastropode. Geaccepteerd synoniem van Strombus pespelecani. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

asbjornseniaPygmaea

Kleine platschelp (Asjornsenia pygmaea), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniem van Tellina pygmaeus en Angulus pygmaeus. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

arcaNoae

Arca noae, mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

archimediellaTriplicata

Archimediella triplicata, uitgestorven mariene gastropode bekend uit het Plioceen. Geaccepteerd synoniem van Turitella triplicata en Turbo triplicatus. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

arcopagiaCrassa

Stevige platschelp (Arcopagia crassa), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniem van Tellina crassa. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

arcticaIslandica

Noordkromp (Arctica islandica), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniem van Venus islandica en Cyprina islandica. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

astarteIncerta

Astarte incerta, uitgestorven mariene tweekleppige bekend uit het Plioceen. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

astarteMontagui

Driehoekige astarte (Astarte montagui), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniem van Venus montagui. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

astartidae

Tweekleppigen van de familie Astartidae die niet nader zijn gedetermineerd, marien. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

atrinaFragilis

Atrina fragilis, mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniem van Pinna fragilis. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

barneaCandida

Witte boormossel (Barnea candida), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniem van Pholas candidus. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

barneaSp

Tweekleppigen van het geslacht Barnea die niet op soort zijn gedetermineerd; marien.

bithyniidae

Tweekleppigen van de familie Bithyniidae (Diepslakken) die niet nader zijn gedetermineerd, brak- tot zoetwater. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

bittiumReticulatum

Muizenkeutel (Bittium reticulatum), mariene gastropode. Geaccepteerd synoniem van Strombiformis reticulatus en Cerithium reticulatum.

buccinumUndatum

Wulk (Buccinum undatum), mariene gastropode. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

calliostomaSp

Gastropoden van het geslacht Calliostoma die niet op soort zijn gedetermineerd; marien. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

capulusUngaricus

Hongaarse muts (Capulus ungaricus), mariene gastropode. Geaccepteerd synoniem van Patella ungarica. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

carbonicolaSp

Tweekleppigen van het fossiele geslacht Carbonicola, die niet op soort zijn gedetermineerd; zoetwater. Bekend uit het Carboon. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

cerastodermaEdule

Gewone kokkel (Cerastoderma edule), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniem van Cardium edule. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

cerastodermaGlaucum

Brakwaterkokkel (Cerastoderma glaucum), mariene en brakwater tweekleppige. Geaccepteerd synoniem van Cardium glaucum. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

cerastodermaSp

Tweekleppigen van het geslacht Cerastoderma, die niet op soort zijn gedetermineerd; marien. Geaccepteerd synoniem van Cardium sp.

chameleaStriatula

Gewone venusschelp (Chamelea striatula), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniem van Chamelea gallina striatula en Pectunculus striatulus. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

chlamysSp

Tweekleppigen van het geslacht Chamys, die niet op soort zijn gedetermineerd; marien. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

corbiculaFluminea

Aziatische korfmossel (Corbicula fluminea), zoetwater tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

corbiculaSp

Tweekleppigen van het geslacht Corbicula, die niet op soort zijn gedetermineerd; marien, brak en zoetwater milieu. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

crepidulaFornicata

Muiltje (Crepidula fornicata), mariene gastropode. Geaccepteerd synoniem van Patella fornicata. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

cylichnaCylindracea

Valse oubliehoorn (Cylichna cylindracea), mariene gastropode. Geaccepteerd synoniem van Bulla cylindracea. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

diplodontaRotundata

Ronde komschelp (Diplodonta rotundata), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniem van Tellina rotundata. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

donaxVittatus

Zaagje (Donax vittatus), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniem van Cuneus vittatus. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

dosiniaExoleta

Gewone artemisschelp (Dosinia exoleta), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniem van Venus exolata. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

dosiniaSp

Tweekleppigen van het geslacht Dosinia, die niet op soort zijn gedetermineerd; marien en brakwater milieu. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

dreissenaSp

Tweekleppigen van het geslacht Dreissena, die niet op soort zijn gedetermineerd; brak- en zoetwater milieu. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

ennuculaLaevigata

Ennucula laevigata, uitgestorven mariene tweekleppige bekend uit het Plioceen. Geaccepteerd synoniem van Leionucula laevigata. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

ennuculaTenuis

Dunne parelmoerneut (Ennucula tenuis), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniem van Arca tenuis. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

ensisEnsis

Kleine zwaardschede (Ensis ensis), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniem van Solen ensis. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

ensisSp

Tweekleppigen van het geslacht Ensis, die niet op soort zijn gedetermineerd; marien.

epitoniumClathrus

Gewone wenteltrap (Epitonium clathrus), mariene gastropode. Geaccepteerd synoniem van Turbo clathrus. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

euspiraCatena

Grote tepelhoorn (Euspira catena), mariene gastropode. Geaccepteerd synoniem van Cochlea catena. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

euspiraNitida

Glanzende tepelhoorn (Euspira nitida), mariene gastropode. Geaccepteerd synoniem van Nerita nitida en Natica nitida. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

euspiraSp

Gastropoden van het geslacht Euspira die niet op soort zijn gedetermineerd; marien. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

fabulinaFabula

Rechtsgestreepte platschelp (Fabulina fabula), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniem van Tellina fabula. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

gariSp

Tweekleppigen van het geslacht Gari die niet op soort zijn gedetermineerd; marien. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

gibbulaSp

Gastropoden van het geslacht Gibbula die niet op soort zijn gedetermineerd; marien. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

glycymerisSp

Tweekleppigen van het geslacht Glycymeris die niet op soort zijn gedetermineerd; marien.

heteranomiaSquamula

Schilferige dekschelp (Heteranomia squamula), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniem van Anomia squamula. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

hiatellaArctica

Noordse rotsboorder (Hiatella arctica), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniem van Mya arctica. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

hydrobiidae

Gastropoden van de familie Hydrobiidae die niet nader zijn gedetermineerd, marien, brak- en zoetwater milieu.

lacunaSp

Gastropoden van het geslacht Lacuna die niet op soort zijn gedetermineerd; marien. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

lacunaVincta

Scheefhoren (Lacuna vincta), mariene gastropode. Geaccepteerd synoniem van Turbo vinctus. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

laevicardiumCrassum

Noorse hartschelp (Laevicardium crassum), mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

littorinaLittorea

Alikruik (Littorina littorea), mariene gastropode. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

littorinaSp

Gastropoden van het geslacht Littorina die niet op soort zijn gedetermineerd; marien. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

lucinaSp

Tweekleppigen van het geslacht Lucina die niet op soort zijn gedetermineerd; marien. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

lucinellaDivaricata

Dubbeltjesschelp (Lucinella divaricata), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniem van Tellina divaricata. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

lucinomaBorealis

Noordse cirkelschelp (Lucinoma borealis), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniem van Venus borealis. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

lutrariaLutraria

Gewone otterschelp (Lutraria lutraria), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniem van Mya lutraria. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

lutrariaSp

Tweekleppigen van het geslacht Lutraria die niet op soort zijn gedetermineerd; marien. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

lymnaeaSp

Gastropoden van het geslacht Lymnaea die niet op soort zijn gedetermineerd; zoetwater. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

macomaBalthica

Nonnetje (Macoma balthica), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniem van Tellina balthica en Limecola balthica. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

macomaCalcarea

Ovaal nonnetje (Macoma calcarea), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniem van Tellina calcarea. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

macomangulusTenuis

Tere platschelp (Macomangulus tenuis), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniem van Angulus tenuis en Tellina tenuis. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

macomaObliqua

Macoma obliqua, mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

macomaPraetenuis

Macoma praetenuis, uitgestorven mariene tweekleppige bekend uit het Plioceen tot Midden Pleistoceen. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

macomaSp

Tweekleppigen van het geslacht Macoma die niet op soort zijn gedetermineerd; marien.

mactraSp

Tweekleppigen van het geslacht Mactra die niet op soort zijn gedetermineerd; marien.

mactraStultorum

Grote strandschelp (Mactra stultorum), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniem van Cardium stultorum en Mactra corallina. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

magallanaAngulata

Japanse oester (Magallana angulata), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniem van Ostra angulata, Crassostrea angulata en Gryphaea angulata. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

mimachlamysVaria

Bonte mantel (Mimachlamys varia), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniem van Ostrea varia. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

modiolusModiolus

Paardenmossel (Modiolus modiolus), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniem van Mytilus modiolus. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

moerellaDonacina

Stralende platschelp (Moerella donacina), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniem van Tellina donacina. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

myaArenaria

Strandgaper (Mya arenaria), mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

myaSp

Tweekleppigen van het geslacht Mya die niet op soort zijn gedetermineerd; marien.

myaTruncata

Afgeknotte gaper (Mya truncata), mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

mysiaUndata

Zandschelp (Mysia undata), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniem van Venus undata. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

mytilusEdulis

Gewone mossel (Mytilus edulis), mariene tweekleppige.

naiadites

Gastropoden van het uitgestorven geslacht Naiadites die niet op soort zijn gedetermineerd; zoetwater. Bekend uit het Carboon. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

nassariusSp

Gastropoden van het geslacht Nassarius die niet op soort zijn gedetermineerd; marien tot brakwater milieu. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

neptuneaAntiqua

Noordhoren (Neptunea antiqua), mariene gastropode. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

nucellaLapillus

Purperslak (Nucella lapillus), mariene gastropode. Geaccepteerd synoniem van Buccinum lapillus. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

nuculanaSp

Tweekleppigen van het geslacht Nuculana die niet op soort zijn gedetermineerd; marien. Geaccepteerd synoniem van Leda sp. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

nuculaNitidosa

Driehoekige parelmoerneut (Nucula nitidosa), mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

nuculaSp

Tweekleppigen van het geslacht Nucula die niet op soort zijn gedetermineerd; marien. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

ocenebraErinaceus

Geschubde stekelhoren (Ocenebra erinaceus), mariene gastropode. Geaccepteerd synoniem van Murex erinaceus. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

ostreaEdulis

Zeeuwse oester (Ostrea edulis), mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

ostreaSp

Tweekleppigen van het geslacht Ostrea die niet op soort zijn gedetermineerd; marien.

paleogeneOstrea

Fossiele tweekleppigen uit het Paleogeen van het geslacht Ostrea die niet op soort zijn gedetermineerd; marien. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

palliolumSp

Tweekleppigen van het geslacht Palliolum die niet op soort zijn gedetermineerd; marien. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

palliolumTigerinum

Tijgerpels (Palliolum tigerinum), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniem van Pecten tigerinus. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

parvicardiumExiguum

Scheve hartschelp (Parvicardium exiguum), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniem van Cardium exiguum. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

patellaPellucida

Blauwgesteepte schaalhoren (Patella pellucida), mariene gastropode. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

pectinidae

Tweekleppigen van de familie Pectinidae die niet nader zijn gedetermineerd, marien.

peringiaUlvae

Wadslakje (Peringia ulvae), mariene en brakwater gastropode. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

petricolariaPholadiformis

Amerikaanse boormossel (Petricolaria pholadiformis), mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

pholasDactylus

Pholade (Pholas dactylus), mariene tweekleppige. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

pisidiumSp

Tweekleppigen van het geslacht Pisidium die niet op soort zijn gedetermineerd; zoetwater. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

planorbisSp

Gastropoden van het geslacht Planorbis die niet op soort zijn gedetermineerd; zoetwater. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

pliothyrinaSowerbyana

Pliothyrina sowerbyana, uitgestorven brachiopode, marien. Bekend uit het Mioceen en Plioceen. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

pododesmusPatelliformis

Manteldekschelp (Pododesmus patelliformis), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniem van Monia patelliformis en Anomia patelliformis. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

polititapesRhomboides

Gevlamde tapijtschelp (Polititapes rhomboides), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniem van Polititapes virgineus en Venus rhomboides. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

polititapesSenescens

Grijze tapijtschelp (Polititapes senescens), uitgestorven mariene tweekleppige bekend uit het Pleistoceen. Geaccepteerd synoniem van Venerupis senescens. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

propebelaTurricula

Gewone trapgevel (Propebela turricula), mariene gastropode. Geaccepteerd synoniem van Murex turricula. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

retusaObtusa

Oubliehoren (Retusa obtusa), mariene gastropode. Geaccepteerd synoniem van Bulla obtusa. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

rissoaSp

Gastropoden van het geslacht Rissoa die niet op soort zijn gedetermineerd; marien. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

scrobiculariaPlana

Platte slijkgaper (Scrobicularia plana), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniem van Trigonella plana.

serripesGroenlandicus

Serripes groenlandicus, mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniem van Cardium groenlandicum. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

skeneopsisPlanorbis

Zeeposthorentje (Skeneopsis planorbis), mariene gastropode. Geaccepteerd synoniem van Turbo planorbis. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

solenSp

Tweekleppigen van het geslacht Solen die niet op soort zijn gedetermineerd; marien. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

sphaeriumSp

Tweekleppigen van het geslacht Sphaerium die niet op soort zijn gedetermineerd; zoetwater. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

spisulaElliptica

Ovale strandschelp (Spisula elliptica), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniem van Mactra elliptica. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

spisulaSolida

Stevige strandschelp (Spisula solida), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniem van Cardium solidum. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

spisulaSp

Tweekleppigen van het geslacht Spisula die niet op soort zijn gedetermineerd; marien.

spisulaSubtruncata

Halfgeknotte strandschelp (Spisula subtruncata), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniem van Trigonella subtruncata. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

steromphalaCineraria

Asgrauwe tolhoorn (Steromphala cineraria), mariene gastropode. Geaccepteerd synoniem van Gibbula cineraria en Trochus cinerarius. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

striarcaLactea

Melkwitte arkschelp (Striarca lactea), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniem van Arca lactea. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

succineaSp

Gastropoden van het geslacht Succinea die niet op soort zijn gedetermineerd; land. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

tellimyaFerruginosa

Ovale zeeklitschelp (Tellimya ferruginosa), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniem van Mya ferruginosa. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

tellinaSp

Tweekleppigen van het geslacht Tellina die niet op soort zijn gedetermineerd; marien. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

theodoxusSp

Gastropoden van het geslacht Theodoxus die niet op soort zijn gedetermineerd; brak- en zoetwater milieu. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

thraciaPhaseolina

Papierschelp (Thracia phaseolina), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniem van Amphidesma phaseolina. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

thyasiraFlexuosa

Golfschelp (Thyasira flexuosa), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniem van Tellina flexuosa. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

timocleaOvata

Ovale venusschelp (Timoclea ovata), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniem van Venus ovata. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

tritiaNitida

Grofgeribde fuikhoren (Nassarius reticulatus), mariene gastropode. Geaccepteerd synoniem van Nassa nitida, Hinia nitida en Nassarius nitidus. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

tritiaReticulata

Gevlochten fuikhoren (Tritia reticulata), mariene gastropode. Geaccepteerd synoniem van Nassarius reticulatus, Hinia reticulata en Buccinum reticulatum. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

tritiaReticulataNitida

Gevlochten of grofgeribde fuikhoren (Tritia reticulata of Tritia nitida), mariene gastropode waarbij het onderscheid tussen beide soorten niet gemaakt is. Samengevoegd geaccepteerd synoniem van Nassarius reticulatus, Hinia reticulata, Buccinum reticulatum, Nassa nitida, Hinia nitida en Nassarius nitidus. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

tritiaSp

Gastropoden van het geslacht Tritia die niet verder op soort zijn gedeterminieerd, marien. Geaccepteerd synoniem van Hinia sp. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

tritiaVaricosa

Kleine fuikhoren (Tritia varicosa), mariene gastropode. Geaccepteerd synoniem van Nassarius pygmaeus, Hinia pygmaea en Hinia varicosa. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

triviaSp

Gastropoden van het geslacht Trivia die niet op soort zijn gedetermineerd; marien. Geaccepteerd synoniem van Cypraea sp. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

trochusSp

Gastropoden van het geslacht Trochus die niet op soort zijn gedetermineerd; marien. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

turritellaSp

Gastropoden van het geslacht Turritella die niet op soort zijn gedetermineerd; marien.

turritellinellaTricarinata

Penhoren (Turritellinella tricarinata), mariene gastropode. Geaccepteerd synoniem van Turritella communis en Turbo tricarinatus. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

unionidae

Tweekleppigen van de familie Unionidae die niet nader zijn gedetermineerd, zoetwater.

valvataSp

Gastropoden van het geslacht Valvata die niet op soort zijn gedetermineerd; brak- en zoetwater milieu.

varicorbulaGibba

Toegeknepen korfmossel (Varicorbula gibba), zoetwater tweekleppige. Geaccepteerd synoniem van Corbula gibba. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

venericorPlanicosta

Zwinkokkel (Venericor planicosta), uitgestorven mariene tweekleppige bekend uit het Eoceen. Geaccepteerd synoniem van Megacardita planicosta. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

venerupisCorrugata

Tapijtschelp (Venerupis corrugata), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniem van Venus corrugata. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

venerupisSp

Tweekleppigen van het geslacht Venerupis die niet op soort zijn gedetermineerd; marien. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

venusSp

Tweekleppigen van het geslacht Venus die niet op soort zijn gedetermineerd; marien.

viviparusGlacialis

Viviparus glacialis, uitgestorven zoetwater gastropode bekend uit het Vroeg Pleistoceen. Geaccepteerd synoniem van Paludina glacialis. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

yoldiaLanceolata

Yoldia lanceolata, uitgestorven mariene tweekleppige bekend uit het Vroeg Pleistoceen. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

yoldiaOblongoides

Yoldia oblongoides, uitgestorven mariene tweekleppige bekend uit het Vroeg Pleistoceen. Geaccepteerd synoniem van Yoldia myalis. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

yoldiaSp

Tweekleppigen van het geslacht Yoldia die niet op soort zijn gedetermineerd; marien. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

zirfaeaCrispata

Ruwe boormossel (Zirfaea crispata), mariene tweekleppige. Geaccepteerd synoniem van Mya crispata en Pholas crispata. De waarde is alleen van toepassing bij de uitgebreide beschrijving.

gastropoda

Gastropoden die niet op geslacht zijn gedetermineerd.

schelpMarien

Mariene schelpen die niet op soort zijn gedetermineerd.

schelpNietMarien

Zoetwater en land schelpen die niet op soort zijn gedetermineerd.

7.90 SoortVeen

De lijst met de soorten veen.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
bosveen

Het veen bestaat uit een bruinkleurige matrix die weinig samenhang vertoont met daarin licht geel- tot roodbruine resten van hout die typisch millimeters tot decimeters groot zijn. Dit type veen kan een relatief grote minerale component hebben.

heideveen

Het veen bestaat uit een samenhangende bruin- tot zwartkleurige matrix van fijn vezelig materiaal met daarin veel als zodanig herkenbare roodbruine resten van worteltjes en takjes van heide: dunne, kronkelige, houtige resten van typisch centimeters lengte. Dit type veen is gewoonlijk mineraalarm.

mosveen

Het veen heeft veelal een platige structuur en bestaat voornamelijk uit zeer fijne bruinkleurige vezeltjes met een schilferig uiterlijk. Dit type veen is gewoonlijk mineraalarm.

nietBepaald

Het soort veen kon niet worden bepaald.

rietveen

Het veen bestaat voornamelijk uit als zodanig herkenbare geelkleurige resten van riet: glanzende, platte, fijne worteltjes, typisch millimeters groot en resten van wortelstokken en stengels, typisch centimeters tot decimeters groot. Dit type veen kan een relatief grote minerale component hebben.

veenmosveen

Het veen bestaat voornamelijk uit als zodanig herkenbare resten van veenmos: gelige blaadjes en stengeltjes die typisch millimeters tot centimeters groot zijn. Dit type veen is gewoonlijk mineraalarm.

wollegrasveen

Het veen bevat als zodanig herkenbare resten van borstels van de basale bladscheden van eenarig wollegras: haren met typisch een lengte van een of enkele centimeters. Dit type veen is gewoonlijk mineraalarm en heeft een bruinige kleur.

zeggeveen

Het veen bestaat voornamelijk uit als zodanig herkenbare resten van zegge: dunne worteltjes die typisch millimeters tot centimeters groot zijn, platte vooral brede bladresten die typisch millimeters tot centimeters lang zijn en licht geel tot bruin van kleur zijn. Dit type veen kan een geringe minerale component hebben.

scheuchzeriaveen

Het veen bestaat voornamelijk uit als zodanig herkenbare resten van Scheuchzeria: platte, kronkelige, bruine lichtglanzende stengels met dicht op elkaar staande knopen met typisch een lengte van een of enkele centimeters. Dit type veen is gewoonlijk mineraalarm.

7.91 Spoelingtoeslag

De lijst met de materialen die aan werkwater zijn toegevoegd.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
bentoniet

Water met toevoeging van bentoniet om de viscositeit te verhogen en circulatieverlies te verminderen.

bentonietBariet

Water met toevoeging van bentoniet en bariumsulfaat om het soortelijk gewicht te verhogen.

bentonietMicrodolomiet

Water met toevoeging van bentoniet en microdolomiet om het soortelijk gewicht te verhogen.

polymeren

Water met toevoeging van (biologisch afbreekbare) polymeren als CMC om de viscositeit te verhogen en circulatieverlies te verminderen.

onbekend

Het is niet bekend welk materiaal als spoeling is gebruikt.

7.92 StopcriteriumVeld

De lijst met de redenen waarom met de activiteit in het veld is opgehouden.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
beperkingTechnisch

De veldactiviteit is voortijdig gestopt vanwege beperkingen van het gebruikte apparaat.

einddoel

Het vooraf gestelde doel van de veldactiviteit is bereikt; vaak is dat de beoogde einddiepte.

obstakel

De veldactiviteit is voortijdig gestopt omdat op een niet nader omschreven obstakel is gestuit.

obstakelConstructie

De veldactiviteit is voortijdig gestopt omdat op een deel van een constructie is gestuit; voorbeelden zijn resten van een bouwwerk, een rioolbuis.

obstakelGrindStenen

De veldactiviteit is voortijdig gestopt omdat op grind, zeer grove grond of stenen is gestuit.

obstakelIJzervloer

De veldactiviteit is voortijdig gestopt omdat op een ijzervloer, ofwel een laag ijzeroer, is gestuit.

obstakelPuin

De veldactiviteit is voortijdig gestopt omdat op puin is gestuit.

obstakelVastGesteente

De veldactiviteit is voortijdig gestopt omdat het vast gesteente is bereikt.

risico

De veldactiviteit is voortijdig gestopt omdat er niet veilig verder gewerkt kan worden vanwege een niet nader omschreven risico.

risicoGrondwaterdruk

De veldactiviteit is voortijdig gestopt omdat de grondwaterdruk te hoog is om veilig verder te kunnen werken.

risicoWerkwaterverlies

De veldactiviteit is voortijdig gestopt omdat het werkwater zeer snel wegstroomde.

storing

De veldactiviteit is voortijdig gestopt omdat er een organisatorisch of technisch probleem is opgetreden.

onbekend

Het onderzoek is voortijdig gestopt. De reden is niet bekend.

7.93 Structuur

De lijst met de waarden voor de interne opbouw van lagen.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
geenStructuur

De laag heeft geen sedimentaire of post-sedimentaire structuur.

gelaagdheidFlaser

Sedimentaire structuur: de laag bestaat uit een afwisseling van zand en fijnkorrelige grond; het zand vormt golvende laagjes, het fijne materiaal vormt ook golvende laagjes of het komt voor in lenzen.

gelaagdheidLinsen

Sedimentaire structuur: de laag bestaat uit een afwisseling van fijnkorrelige grond en zand; de fijnkorrelige grond vormt golvende laagjes, het zand vormt ook golvende laagjes of het komt voor in lenzen.

gelaagdheidParallel

Sedimentaire structuur: de laag is een opeenvolging van horizontale of subhorizontale laagjes die uit eenzelfde grondsoort bestaan

heterogeenGelaagd

Sedimentaire structuur: de laag is een min of meer regelmatige afwisseling van verschillende grondsoorten.

involutie

Post-sedimentaire structuur: de laag is een opeenvolging van onregelmatig ondulerende homogene gedeelten op cm tot m-schaal (plooien, zakvormen) zonder duidelijk onderling verband en wordt toegeschreven aan post-sedimentaire processen die in de bodem kunnen optreden boven een permafrostniveau.

mozaiekStructuur

Post-sedimentaire structuur: de laag heeft zijn oorspronkelijke structuur grotendeels verloren; de grond is verbroken tot een mozaïek van brokjes met een grootte van enkele millimeters tot enkele centimeters. Komt voor in fijnkorrelige lagen. In individuele brokjes kan de oorspronkelijke structuur (deels) behouden zijn.

onregelmatigVervormd

Post- of synsedimentaire structuur : de laag bestaat uit onregelmatig vervormde grondlichamen van twee of meer grondsoorten. De grondlichamen zijn meestal scherp begrensd en zijn vervormd door verkneding, breukwerking, vervloeiing, opbarsting, of een combinatie hiervan. Soms zijn in de delen resten van de oorspronkelijke gelaagdheid zichtbaar.

ribbelsAsymmetrisch

Sedimentaire structuur: de laag is opgebouwd uit ribbels met een steile en een minder steile flank.

ribbelsKlimmend

Sedimentaire structuur: de laag is opgebouwd uit ribbels die elkaar verticaal opvolgen.

ribbelsSymmetrisch

Sedimentaire structuur: de laag is opgebouwd uit ribbels met even steile flanken.

scheveGelaagdheidLaaghoekig

Sedimentaire structuur: de laag bestaat uit scheefstaande laagjes; de laagjes zijn goed zichtbaar en de hoek van scheefstelling is niet meer dan enkele graden.

scheveGelaagdheidNormaal

Sedimentaire structuur: de laag bestaat uit scheefstaande laagjes; de laagjes zijn goed zichtbaar en de hoek van scheefstelling is minimaal enkele graden.

scheveGelaagdheidOnduidelijk

Sedimentaire structuur: de laag bestaat uit scheefstaande laagjes; de laagjes zijn slecht zichtbaar doordat ze uiterst dun zijn of uit goed gesorteerd sediment bestaan.

scheveGelaagdheidVisgraat

Sedimentaire structuur: de laag bestaat uit verticale eenheden die zijn opgebouwd uit scheefstaande laagjes; de helling van de scheefstaande laagjes is in aangrenzende eenheden tegengesteld.

zettingStructuur

Post-sedimentaire structuur: de laag heeft zijn oorspronkelijke structuur enigszins verloren door natuurlijke belasting en vertoont een patroon van kleine (sub)verticale, scherp gedefinieerde vlakjes waarlangs het sediment op mm- tot cm-schaal verzet is.

7.94 TextuurOrganischeGrond

De lijst voor de classificatie van de mate van vezeligheid van organische grond.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
amorf

Geen zichtbare plantaardige structuur, sponsachtige consistentie. Een klasse onder de NEN-EN-ISO 14688 procedure.

pseudoVezelig

Mengsel van vezels met een lengte kleiner dan 1 mm en amorfe massa. Een klasse onder de NEN-EN-ISO 14688 procedure.

pseudoVezeligFijn

Mengsel van vezels en amorfe massa. Er is geen onderscheid gemaakt tussen fijne en grove vezels (fijnVezelig en grofVezelig). Een klasse onder de NEN-EN-ISO 14688 procedure.

pseudoVezeligGrof

Mengsel van vezels met een lengte of diameter groter dan 1 mm en amorfe massa. Een klasse onder de NEN-EN-ISO 14688 procedure.

vezelig

Vezelige structuur, eenvoudig te herkennen plantaardige structuur, behoudt enige sterkte. Er is geen onderscheid gemaakt tussen fijne en grove vezels (fijnVezelig en grofVezelig). Een klasse onder de NEN-EN-ISO 14688 procedure.

vezeligFijn

Vezelige structuur, vezels met een lengte kleiner dan 1 mm, eenvoudig te herkennen plantaardige structuur, behoudt enige sterkte. Een klasse onder de NEN-EN-ISO 14688 procedure.

vezeligGrof

Vezelige structuur, vezels met een lengte of diameter groter dan 1 mm, eenvoudig te herkennen plantaardige structuur, behoudt enige sterkte. Een klasse onder de NEN-EN-ISO 14688 procedure.

amorfNietGespecificeerd

Vergane plantenresten. Het is niet bekend in welke mate de plantenresten zijn verteerd.

zwakAmorfNEN5104

Niet tot zwak vergane plantenresten. Bij handpersen ontwijkt geen veen tussen de vingers en het uitgeperste water is kleurloos tot troebel. Een klasse ontleend aan Von Post (1961).

matigAmorfNEN5104

Matig vergane plantenresten, de structuur is nog zichtbaar. Bij handpersen glijdt veel van het veen tussen de vingers door en het uitgeknepen water is troebel. Een klasse ontleend aan Von Post (1961).

sterkAmorfNEN5104

Zeer sterk vergane plantenresten, structuur ontbreekt geheel. Bij handpersen glijdt het grootste deel van het veen tussen de vingers door. Een klasse ontleend aan Von Post (1961).

7.95 TijdelijkeVerandering

De lijst met de waarden voor tijdelijke verandering in het terrein.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
bevriezing

Voor de start van het onderzoek was de ondergrond ten behoeve van andere werkzaamheden bevroren.

bouwput

Voor de start van het onderzoek was de ondergrond ten behoeve van bouwwerkzaamheden uitgegraven.

bronbemaling

Voor de start van het onderzoek was de grondwaterstand verlaagd ten behoeve van andere werkzaamheden.

injectie

Voor de start van het onderzoek was er materiaal in de ondergrond geïnjecteerd ten behoeve van andere werkzaamheden.

vacuumconsolidatie

Voor de start van het onderzoek was er in de ondergrond vacuümconsolidatie toegepast ten behoeve van andere werkzaamheden.

verticaleDrainage

Voor de start van het onderzoek was de ondergrond tot op enige diepte verticaal gedraineerd (met strips, grindpalen, etc.) ten behoeve van andere werkzaamheden.

voorbelasting

Voor de start van het onderzoek was de ondergrond voorbelast ten behoeve van andere werkzaamheden.

7.96 ToegepastOptischModel

De lijst met de gebruikte modellen voor de vertaling van meetresultaten van de laserdiffractie naar de korrelgrootteverdeling.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
Fraunhofer

Het meetresultaat van de laserdiffractie is met behulp van het Fraunhofermodel op basis van lichtverstrooiing omgerekend naar de korrelgrootteverdeling. Het Fraunhofermodel is met name geschikt voor materiaal met grote korrels.

Mie

Het meetresultaat van de laserdiffractie is met behulp van het model van Mie op basis van lichtbuiging (refractie) omgerekend naar de korrelgrootteverdeling. Het model van Mie is met name geschikt voor fijne korrels.

7.97 TypeDiscontinuïteit

De lijst met de discontinuïteiten die de laagopbouw verstoren.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
antropogeen

Grensvlak in antropogene grond dat niet als laagscheiding kan worden beschreven.

breuk

Een vlak waarlangs lagen verzet zijn.

ijswigInvulling

De begrenzing van een (sub)verticaal wigvormig grondlichaam dat is opgebouwd uit verticaal tot subverticaal gelamineerd sediment en dat geassocieerd is met het voorkomen van een aantal trapsgewijs verlopende breukjes in het omringende materiaal.

krimpscheur

Een smalle, (sub)verticale wigvormige discontinuïteit in fijnkorrelige grond, die met andersoortig materiaal gevuld is.

kryoturbatie

Een discontinuïteit die uit grond bestaat dat na afzetting van het sediment, is vermengd door herhaaldelijk bevriezen en ontdooien.

opbarsting

Een of meer (sub)verticaal verlopende zandige aders, vingers of bolvormige structuren die dezelfde lithologie hebben als onderliggende lagen en lateraal begrensd zijn door naar boven toe convex afbuigende plooien. De structuren zijn enkele millimeters dik tot enkele centimeters in diameter.

zandwig

De begrenzing van een (sub)verticaal wigvormig grondlichaam dat uit verticaal tot subverticaal gelamineerd zand bestaat en dat geassocieerd is met het voorkomen van naar boven toe convex afbuigende plooien in het omringende, zandige, materiaal.

7.98 TypeIngreep

De lijst met de omschrijvingen van de wijze waarop een antropogene laag is ontstaan.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
gecontroleerdAangebracht

Opgebracht materiaal dat tot een bepaalde graad verdicht is (engineered fill).

geroerd

De natuurlijke samenhang van de grond is door ploegen of andere vormen van omwoelen verstoord.

losGestort

Opgebracht materiaal dat los gestort is.

nietBepaald

De wijze waarop de mens in de opbouw van de ondergrond heeft ingegrepen, kon niet worden bepaald.

7.99 Vakgebied

De lijst met de vakgebieden waarbinnen het onderzoek is uitgevoerd.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
geologie

Booronderzoek uitgevoerd vanuit specialistisch geologische expertise.

geologieArcheologie

Booronderzoek uitgevoerd vanuit specialistisch geologische expertise met ondersteuning vanuit archeologische expertise.

geologieArcheologieMilieukunde

Booronderzoek uitgevoerd vanuit specialistisch geologische expertise met ondersteuning vanuit archeologische en milieukundige expertise.

geologieMilieukunde

Booronderzoek uitgevoerd vanuit specialistisch geologische expertise met ondersteuning vanuit milieukundige expertise.

7.100 VerticaalReferentievlak

De lijst met de referentievlakken waarin de verticale positie is gedefinieerd.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
LAT

Laagst mogelijke waterstand gebaseerd op de stand van zon en maan (Lowest Astronomical Tide).

MSL

Gemiddeld zeeniveau (Mean Sea Level).

NAP

Normaal Amsterdams Peil.

7.101 VerticaleTrend

De lijst met de omschrijvingen van de aard van een geleidelijke verticale verandering in een laag.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
geenTrend

De laag vertoond geen waarneembare geleidelijke verticale verandering.

naarBovenFijner

De laag vertoond een verticale trend waarbij deze naar boven toe fijner wordt wat zich uit in meerdere kenmerken.

naarBovenGrover

De laag vertoond een verticale trend waarbij deze naar boven toe grover wordt wat zich uit in meerdere kenmerken.

naarBovenMeerGlauconiet

De laag vertoond een verticale trend waarbij naar boven toe het aandeel glauconiet toeneemt.

naarBovenMeerGlimmer

De laag vertoond een verticale trend waarbij naar boven toe het aandeel glimmers toeneemt.

naarBovenMeerGrind

De laag vertoond een verticale trend waarbij naar boven toe het grindgehalte toeneemt.

naarBovenMeerKalk

De laag vertoond een verticale trend waarbij naar boven toe het kalkgehalte toeneemt.

naarBovenMeerLutum

De laag vertoond een verticale trend waarbij naar boven toe het lutumgehalte toeneemt.

naarBovenMeerOrganischMateriaal

De laag vertoond een verticale trend waarbij naar boven toe het organisch stofgehalte toeneemt.

naarBovenMeerPlanten

De laag vertoond een verticale trend waarbij naar boven toe het aandeel plantenresten toeneemt.

naarBovenMeerSchelpen

De laag vertoond een verticale trend waarbij naar boven toe het schelpenmateriaalgehalte toeneemt.

naarBovenMeerSilt

De laag vertoond een verticale trend waarbij naar boven toe het siltgehalte toeneemt.

naarBovenMeerZand

De laag vertoond een verticale trend waarbij naar boven toe het zandgehalte toeneemt.

naarBovenMinderGlauconiet

De laag vertoond een verticale trend waarbij naar boven toe het aandeel glauconiet afneemt.

naarBovenMinderGlimmer

De laag vertoond een verticale trend waarbij naar boven toe het aandeel glimmers afneemt.

naarBovenMinderGrind

De laag vertoond een verticale trend waarbij naar boven toe het grindgehalte afneemt.

naarBovenMinderKalk

De laag vertoond een verticale trend waarbij naar boven toe het kalkgehalte afneemt.

naarBovenMinderLutum

De laag vertoond een verticale trend waarbij naar boven toe het lutumgehalte afneemt.

naarBovenMinderOrganischMateriaal

De laag vertoond een verticale trend waarbij naar boven toe het organisch stofgehalte afneemt.

naarBovenMinderPlanten

De laag vertoond een verticale trend waarbij naar boven toe het aandeel plantenresten afneemt.

naarBovenMinderSchelpen

De laag vertoond een verticale trend waarbij naar boven toe het schelpmateriaalgehalte afneemt.

naarBovenMinderSilt

De laag vertoond een verticale trend waarbij naar boven toe het siltgehalte afneemt.

naarBovenMinderZand

De laag vertoond een verticale trend waarbij naar boven toe het zandgehalte afneemt.

bovenkantAmorf

De laag is aan de bovenkant amorf. Er is geen sprake van een geleidelijke overgang.

bovenkantGrindig

De laag is aan de bovenkant grindig. Er is geen sprake van een geleidelijke overgang.

bovenkantGrof

De laag is aan de bovenkant grof. Er is geen sprake van een geleidelijke overgang.

bovenkantHumeus

De laag is aan de bovenkant humeus. Er is geen sprake van een geleidelijke overgang.

bovenkantKalkloos

De laag is aan de bovenkant kalkloos. Er is geen sprake van een geleidelijke overgang.

bovenkantKleiig

De laag is aan de bovenkant kleiig. Er is geen sprake van een geleidelijke overgang.

bovenkantSchelphoudend

De laag is aan de bovenkant schelphoudend. Er is geen sprake van een geleidelijke overgang.

bovenkantSiltig

De laag is aan de bovenkant siltig. Er is geen sprake van een geleidelijke overgang.

bovenkantZandig

De laag is aan de bovenkant zandig. Er is geen sprake van een geleidelijke overgang.

onderkantAmorf

De laag is aan de onderkant amorf. Er is geen sprake van een geleidelijke overgang.

onderkantGrindig

De laag is aan de onderkant grindig. Er is geen sprake van een geleidelijke overgang.

onderkantGrof

De laag is aan de onderkant grof. Er is geen sprake van een geleidelijke overgang.

onderkantHumeus

De laag is aan de onderkant humeus. Er is geen sprake van een geleidelijke overgang.

onderkantKleiig

De laag is aan de onderkant kleiig. Er is geen sprake van een geleidelijke overgang.

onderkantSchelphoudend

De laag is aan de onderkant schelphoudend. Er is geen sprake van een geleidelijke overgang.

onderkantSiltig

De laag is aan de onderkant siltig. Er is geen sprake van een geleidelijke overgang.

onderkantZandig

De laag is aan de onderkant zandig. Er is geen sprake van een geleidelijke overgang.

7.102 VerwijderdMateriaal

De lijst met de materialen die zijn verwijderd.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
antropogeenNietStenigBestanddeel

Voorafgaand aan de bepaling is niet-stenig antropogeen materiaal verwijderd.

antropogeenStenigBestanddeel

Voorafgaand aan de bepaling is stenig antropogeen materiaal verwijderd en dat is licht stenig ophoogmateriaal, puin, stenen, verbrandingsresten en wegverhardingsmateriaal.

botresten

Er is voorafgaand aan de bepaling zijn botten, of resten daarvan, afkomstig van gewervelde dieren of mensen verwijderd.

geen

Er is voorafgaand aan de bepaling geen materiaal verwijderd.

grind

Voorafgaand aan de bepaling is grind en grover materiaal verwijderd.

houtskool

Voorafgaand aan de bepaling zijn door verbranding verkoolde resten van hout verwijderd.

ijzerconcreties

Voorafgaand aan de bepaling zijn korrels of brokken samengesteld materiaal van neergeslagen ijzerverbindingen in een matrix van zand en/of grind, klei of silt, verwijderd.

kalkconcreties

Voorafgaand aan de bepaling zijn concreties die door carbonaat tot een geheel zijn verkit verwijderd.

plantenrestenHoutig

Voorafgaand aan de bepaling zijn houtige, onverteerde resten van planten, zoals stammen en takken verwijderd.

plantenrestenNietHoutig

Voorafgaand aan de bepaling zijn niet-houtige, onverteerde resten van planten, zoals worteltjes, rietstengels en bladeren verwijderd.

schelpmateriaal

Voorafgaand aan de bepaling zijn schelpen en resten van schelpen verwijderd.

7.103 VerwijderingsmethodeKalk

De lijst met de methoden voor het verwijderen van koolzure kalk.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
handmatig

Koolzure kalk is handmatig verwijderd en enkel grove bestanddelen zijn verwijderd.

HCL_0.5M

Koolzure kalk is verwijderd met HCL (0,5 M).

nietVerwijderd

Koolzure kalk is niet verwijderd.

7.104 VerwijderingsmethodeOrganischeStof

De lijst met de methoden voor het verwijderen van het organische stof.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
handmatig

Organische stof is handmatig verwijderd en enkel grove bestanddelen zijn verwijderd.

H2O2_15procent

Organische stof is verwijderd met H2O2 (15 %).

nietVerwijderd

Organische stof is niet verwijderd.

7.105 Verzadigingsmethode

De lijst met de methoden voor verzadiging die voor de bepalingen in de geologische monsteranalyse worden toegepast.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
waterverzadigen

Methode voor het vooraf verzadigen van het proefstuk. Het proefstuk in de ring wordt met behulp van een monsterhouder in een waterbad met deksel geplaatst. Het proefstuk wordt uiterst langzaam van onderaf verzadigd. Dit duurt ca. 4 tot 10 dagen. Na verzadiging wordt aan de bovenkant van het proefstuk eenmalig 25 mm water afgezogen.

onderBelasting

Methode voor het vooraf verzadigen van het proefstuk. Het proefstuk wordt tussen twee poreuze stenen in het apparaat geplaatst onder druk en krijgt eerst de gelegenheid om zich aan te passen aan de nieuwe druk (het proefstuk is geconsolideerd). Dit duurt 24 uur. Vervolgens krijgt het proefstuk de gelegenheid om water vanaf de onderkant op te nemen. Dit duurt circa 1 tot 3 dagen.

7.106 Vlekkleur

De lijst met de kleuren van vlekken.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
bruinTotBijnaZwart

De vlekken zijn bruin tot bijna zwart.

donkerbruinTotPaars

De vlekken zijn donkerbruin tot paars.

donkergeelTotOkergeel

De vlekken zijn donkergeel tot okergeel.

geelTotLichtgeel

De vlekken zijn geel tot lichtgeel.

grijs

De vlekken zijn grijs.

oranjeroodTotRoodbruin

De vlekken zijn oranjerood tot roodbruin, roestkleurig.

blauw

Blauw zoals gebruikt voor archiefgegevens.

bruin

Bruin zoals gebruikt voor archiefgegevens.

geel

Geel zoals gebruikt voor archiefgegevens.

groen

Groen zoals gebruikt voor archiefgegevens.

onbekend

De vlekkleur is niet bekend.

oranje

Oranje zoals gebruikt voor archiefgegevens.

rood

Rood zoals gebruikt voor archiefgegevens.

wit

Wit zoals gebruikt voor archiefgegevens.

zwart

Zwart zoals gebruikt voor archiefgegevens.

7.107 VolumePercentageklasse

De lijst met de standaardclassificatie van volumepercentages in het vakgebied geologie.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
geen

Het bestanddeel komt niet voor.

spoorTot1

Er komt een spoor voor en dat betekent dat het aandeel in het volume minder dan 1 % is.

weinig1tot10

Er komt weinig voor en dat betekent dat het aandeel in het volume minimaal 1 en minder dan 10 % is.

veel10tot30

Er komt veel voor en dat betekent dat het aandeel in het volume minimaal 10 en minder dan 30 % is.

zeerVeel30tot50

Er komt zeer veel voor en dat betekent dat het aandeel in het volume minimaal 30 en minder dan 50 % is.

uiterstVeelMinstens50

Er komt uiterst veel voor en dat betekent dat het aandeel in het volume minstens 50 % is.

aandeelOnbekend

Het bestanddeel is aanwezig, maar het aandeel in het volume is niet bekend.

onbekend

Het is niet bekend of het bestanddeel aanwezig is.

zeerVeelTotUiterstVeelMinstens30

Er komt zeer veel tot uiterst veel voor en dat betekent dat het aandeel in het volume minstens 30 % is.

7.108 Voorbehandeling

De lijst met de werkzaamheden die tijdens het boren zijn uitgevoerd om een interval te prepareren ten behoeve van de bemonstering.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
bevriezing

De uitvoerder heeft het interval tijdens het boren bevroren.

geen

Er heeft tijdens het boren geen voorbehandeling plaatsgevonden.

injectieDragendVermogen

De uitvoerder heeft het interval tijdens het boren geïnjecteerd met materiaal om de waterdoorlatendheid te verkleinen.

injectieWaterdoorlatendheid

De uitvoerder heeft het interval tijdens het boren geïnjecteerd met materiaal om het dragend vermogen te vergroten.

onbekend

Het is onbekend of er tijdens het boren voorbehandeling heeft plaatsgevonden.

7.109 Voorbereiding

De lijst met de werkzaamheden die voor het boren zijn uitgevoerd.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
bevriezing

De uitvoerder heeft voordat met boren is begonnen de ondergrond tot op een bepaalde diepte bevroren.

geen

De uitvoerder heeft geen voorbereidende werkzaamheden uitgevoerd.

injectieDragendVermogen

De uitvoerder heeft voordat met boren is begonnen de ondergrond tot op een bepaalde diepte geïnjecteerd met materiaal om het dragend vermogen te vergroten.

injectieWaterdoorlatendheid

De uitvoerder heeft voordat met boren is begonnen de ondergrond tot op een bepaalde diepte geïnjecteerd met materiaal om de waterdoorlatendheid te verkleinen.

tijdelijkeVerbuizingVooraf

De uitvoerder heeft voordat met boren is begonnen tot op een bepaalde diepte in de ondergrond een buis aangebracht.

vacuumconsolidatie

De uitvoerder heeft voordat met boren is begonnen tot op een bepaalde diepte in de ondergrond vacuümconsolidatie toegepast.

verticaleDrainage

De uitvoerder heeft voordat met boren is begonnen de ondergrond tot op een bepaalde diepte verticaal gedraineerd (strips, grindpalen, etc.).

7.110 VormVoorkomen

De lijst met de vormen van voorkomens van andere soorten grond of gesteente in grond.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
brokjesErgKlein

Brokjes met een lengte minder dan 2 mm.

brokjesKlein

Brokjes met een lengte tussen 2 en 6 mm.

brokjesVrijKlein

Brokjes met een lengte tussen 6 en 20 mm.

brokjesVrijGroot

Brokjes met een lengte tussen 20 en 60 mm.

brokjesGroot

Brokjes met een lengte tussen 60 en 200 mm.

laagjesErgDunGelamineerd

Een of meer laagjes met een dikte kleiner dan 2 mm.

laagjesDunGelamineerd

Een of meer laagjes met een dikte tussen 2 en 6 mm.

laagjesDikGelamineerd

Een of meer laagjes met een dikte tussen 6 en 20 mm.

laagjesErgDunGelaagd

Een of meer laagjes met een dikte tussen 20 en 60 mm.

laagjesDunGelaagd

Een of meer laagjes met een dikte tussen 60 en 200 mm.

sedimentlenzen

Een of meer geïsoleerde, duidelijk begrensde, lensvormige voorkomens die herkend worden als in deeltjes afgezet.

7.111 WeggegravenMateriaal

De lijst met de materialen die zijn weggegraven.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
grind

Natuurlijke of antropogene grond die in hoofdzaak uit grind bestaat.

huisvuil

Ongedifferentieerd huishoudelijk afval.

klei

Natuurlijke of antropogene grond die in hoofdzaak uit leem bestaat.

leem

Natuurlijke of antropogene grond die in hoofdzaak uit klei bestaat.

ophoogmateriaalLicht

Ophoogmateriaal met een laag soortelijk gewicht.

puin

Bouw- en sloopafval; veelal een mengsel van stenig materiaal dat door de mens gemaakt of bewerkt is.

stenen

Stenen van natuurlijk materiaal dat door de mens bewerkt is tot bouwstenen, ballastblokken, (basalt)stortsteen of een bijproduct van mijnbouw zijn.

veen

Natuurlijke of antropogene grond die in hoofdzaak uit veen bestaat.

wegverhardingsmateriaal

Materiaal dat gebruikt is voor het verharden van wegen en erven; voorbeelden zijn asfalt, betonklinkers, klinkers, steenslag en tegels.

zand

Natuurlijke of antropogene grond die in hoofdzaak uit zand bestaat.

7.112 Zandmediaanklasse

De lijst voor de classificatie van de mediaan van de zandfractie

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
fijn63tot105um

De zandmediaan is groter dan 63 μm en kleiner dan of gelijk aan 105 μm. Een klasse binnen de categorie fijn onder de NEN-EN-ISO 14688 procedure.

fijn105tot150um

De zandmediaan is groter dan 105 μm en kleiner dan of gelijk aan 150 μm. Een klasse binnen de categorie fijn onder de NEN-EN-ISO 14688 procedure.

fijn150tot200um

De zandmediaan is groter dan 150 μm en kleiner dan of gelijk aan 200 μm. Een klasse binnen de categorie fijn onder de NEN-EN-ISO 14688 procedure.

middelgrof200tot300um

De zandmediaan is groter dan 200 μm en kleiner dan of gelijk aan 300 μm. Een klasse binnen de categorie middelgrof onder de NEN-EN-ISO 14688 procedure.

middelgrof300tot420um

De zandmediaan is groter dan 300 μm en kleiner dan of gelijk aan 420 μm. Een klasse binnen de categorie middelgrof onder de NEN-EN-ISO 14688 procedure.

middelgrof420tot630um

De zandmediaan is groter dan 420 μm en kleiner dan of gelijk aan 630 μm. Een klasse binnen de categorie middelgrof onder de NEN-EN-ISO 14688 procedure.

grof630tot2000um

De zandmediaan is groter dan 630 μm en kleiner dan of gelijk aan 2000 μm. Een klasse onder de NEN-EN-ISO 14688 procedure.

uiterstFijnNEN5104

De zandmediaan is gelijk aan of groter dan 63 μm en kleiner dan 105 μm. Een klasse onder de NEN5104 procedure.

zeerFijnNEN5104

De zandmediaan is gelijk aan of groter dan 105 μm en kleiner dan 150 µm. Een klasse onder de NEN5104 procedure.

matigFijnNEN5104

De zandmediaan is gelijk aan of groter dan 150 μm en kleiner dan 210 µm. Een klasse onder de NEN 5104 procedure.

matigGrofNEN5104

De zandmediaan is gelijk aan of groter dan 210 μm en kleiner dan 300 µm. Een klasse onder de NEN 5104 procedure.

zeerGrofNEN5104

De zandmediaan is gelijk aan of groter dan 300 μm en kleiner dan 420 µm. Een klasse onder de NEN 5104 procedure.

uiterstGrofNEN5104

De zandmediaan is gelijk aan of groter dan 420 μm en kleiner dan 2000 µm. Een klasse onder de NEN 5104 procedure.

onbekend

De mediaan van de zandfractie is niet bekend

7.113 Zandspreiding

De lijst voor de classificatie van de spreiding van de korrelgrootte van de zandfractie.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
zeerKlein

Zand waarvan meer dan 90 % van de korrels binnen dezelfde zandmediaanklasse valt.

matigKlein

Zand waarvan meer dan 90 % van de korrels binnen twee aansluitende zandmediaanklassen valt.

matigGroot

Zand waarvan meer dan 90 % van de korrels binnen drie aansluitende zandmediaanklassen valt en de zandmediaan in de middelste van de drie zandmediaanklassen ligt.

zeerGroot

Zand waarvan minder dan 90 % van de korrels binnen drie aansluitende zandmediaanklassen valt en de zandmediaan niet in de middelste van de drie zandmediaanklassen ligt.

tweetoppig

Zand waarvan de korrels tot twee populaties horen die meestal niet in aaneensluitende zandmediaanklassen liggen.

zeerKleinNEN5104

Zand met een matig kleine variatie in grootte van de zandkorrels. De gelijkmatigheidscoefficient D60/D10 (de verhouding tussen de korrelgrootten waarbij respectievelijk 60 % en 10 % van de massa van de zandfractie kleiner is) is groter dan of gelijk aan 1,0 en kleiner dan 1,8.

matigNEN5104

Zand met een matige variatie in grootte van de zandkorrels: omvat de waarden matigKleinNEN5104 en matigGrootNEN5104. De gelijkmatigheidscoefficient D60/D10 (de verhouding tussen de korrelgrootten waarbij respectievelijk 60 % en 10 % van de massa van de zandfractie kleiner is) is groter dan of gelijk aan 1,8 en kleiner dan 3,0.

matigKleinNEN5104

Zand met een matig kleine variatie in grootte van de zandkorrels. De gelijkmatigheidscoefficient D60/D10 (de verhouding tussen de korrelgrootten waarbij respectievelijk 60 % en 10 % van de massa van de zandfractie kleiner is) is groter dan of gelijk aan 1,8 en kleiner dan 2,2.

matigGrootNEN5104

Zand met een matig grote variatie in grootte van de zandkorrels. De gelijkmatigheidscoefficient D60/D10 (de verhouding tussen de korrelgrootten waarbij respectievelijk 60 % en 10 % van de massa van de zandfractie kleiner is) is groter dan of gelijk aan 2,2 en kleiner dan 3,0.

zeerGrootNEN5104

Zand met een zeer grote variatie in grootte van de zandkorrels. De gelijkmatigheidscoefficient D60/D10 (de verhouding tussen de korrelgrootten waarbij respectievelijk 60 % en 10 % van de massa van de zandfractie kleiner is) groter is dan of gelijk aan 3,0.

onbekend

De spreiding van de korrelgrootte van de zandfractie is niet bekend.

7.114 ZeerGroveFractieGehalteklasse

De lijst voor de classificatie van het aandeel van zeer grove korrels in de grond.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
geenZeerGroveFractie

De grond bevat geen zeer grove korrels.

keienWeinigTotVeel

De grond bestaat voor minimaal 1 en minder dan 30 % van de massa uit zeer grove korrels en dat zijn vooral keien.

keienZeerVeel

De grond bestaat voor minimaal 30 en minder dan 50 % van de massa uit zeer grove korrels en dat zijn vooral keien.

keitjesWeinigTotVeel

De grond bestaat voor minimaal 1 en minder dan 30 % van de massa uit zeer grove korrels en dat zijn vooral keitjes.

keitjesZeerVeel

De grond bestaat voor minimaal 30 en minder dan 50 % van de massa uit zeer grove korrels en dat zijn vooral keitjes.

onbekend

Het is niet bekend of de grond zeer grove korrels bevat.

7.115 ZeerGroveFractieGehalteklasseArchief

De lijst voor de indicatieve klassen voor het aandeel zeer grove korrels.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
geen

De grond bevat geen zeer grove korrels.

keienWeinigTotVeelArchief

Keien komen weinig tot veel voor. Het is niet bekend hoe het aandeel is bepaald, en wat het aandeel precies betekent. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.

keienZeerVeelArchief

Keien komen zeer veel voor. Het is niet bekend hoe het aandeel is bepaald, en wat het aandeel precies betekent. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.

keitjesWeinigTotVeelArchief

Keitje komen weinig tot veel voor. Het is niet bekend hoe het aandeel is bepaald, en wat het aandeel precies betekent. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.

keitjesZeerVeelArchief

Keitjes komen zeer veel voor. Het is niet bekend hoe het aandeel is bepaald, en wat het aandeel precies betekent. De hoeveelheid moet beschouwd worden als indicatief.

keienAandeelOnbekend

Keien zijn aanwezig, maar het aandeel is niet bekend.

keitjesAandeelOnbekend

Keitjes zijn aanwezig, maar het aandeel is niet bekend.

7.116 Zoutcorrectiemethode

De lijst met de methoden voor het corrigeren voor het gehalte aan opgeloste zouten.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
nietToegepast

Het watergehalte is niet gecorrigeerd voor het gehalte aan opgeloste zouten.

zoutgehalteAangenomen

Het watergehalte is gecorrigeerd voor het gehalte aan opgeloste zouten. Het zoutgehalte van het poriënwater is een aangenomen waarde.

zoutgehalteBepaald

Het watergehalte is gecorrigeerd voor het gehalte aan opgeloste zouten. Het zoutgehalte van het poriënwater is bepaald.

WIJZIGINGEN AAN
WAS = vervallen tekst
WORDT = nieuwe tekst