In de versiehistorie wordt met WELT-xx verwezen naar de Wensen en Eisen Lijst voor de TPOD-standaard. Deze lijst bevat meldingen en wijzigingsverzoeken die door gebruikers van de standaard zijn ingediend. De ingediende meldingen zijn te vinden via https://www.geonovum.nl/geo-standaarden/omgevingswet/meldingen.
Voor de STOP-standaard bestaat een vergelijkbaar meldingssysteem, waarnaar wordt verwezen met STOP-issue #xx. De STOP-issuetracker is te vinden via https://gitlab.com/koop/STOP/standaard/-/issues.
Versie | Datum | Wijziging |
---|---|---|
2.0.2 | 2023-06-23 | Hele document:
|
2.0.2 | 2023-06-23 | In alle kaders over toekomstige functionaliteit is nu ook aangegeven of er een workaround bestaat en zo ja, wat die workaround is. |
2.0.2 | 2023-06-23 | Hoofdstuk 2 Inhoudelijke aspecten van de reactieve interventie
|
2.0.2 | 2023-06-23 | Paragraaf 3.4 Annoteren
|
2.0.2 | 2023-06-23 | Paragraaf 3.5 Waardelijsten
|
2.0.2 | 2023-06-23 | Paragraaf 3.6 Presentatiemodel
|
2.0.2 | 2023-06-23 | Hoofdstuk 4 De vormgeving van Besluit en Regeling bij de reactieve interventie
|
2.0.2 | 2023-06-23 | Paragrafen 4.4.2.1 en 4.4.2.2:
|
2.0.2 | 2023-06-23 | Paragraaf 4.4.2.1:
|
2.0.2 | 2023-06-23 |
|
2.0.2 | 2023-06-23 | Paragraaf 4.4.2.3
|
2.0.2 | 2023-06-23 |
|
2.0.2 | 2023-06-23 | Paragraaf 5.2.1.2:
|
2.0.2 | 2023-06-23 | Paragraaf 5.3 Specificatie van de Vrijetekststructuur |
2.0.2 | 2023-06-23 | Paragraaf 6.1.2 Locatie:
|
2.0.2 | 2023-06-23 | Paragraaf 6.1.3 Annotatie
|
2.0.2 | 2023-06-23 | Paragraaf 7.1 Productmodel
|
2.0.2 | 2023-06-23 | Paragraaf 7.3 Objecttype Juridische regel: |
2.0.2 | 2023-06-23 | Paragraaf 7.4 Objecttype Locatie:
|
2.0.2 | 2023-06-23 | Paragraaf 7.5 Objecttype Geometrie
|
2.0.2 | 2023-06-23 | Paragraaf 7.6.1 Toelichting op de toepassing bij objecttype Regelingsgebied
|
2.0.2 | 2023-06-23 | Hoofdstuk 8 Wijzigen van omgevingsdocumenten met wijzigingsbesluiten
|
2.0.2 | 2023-06-23 | Paragraaf 9.3 Hergebruik van en verwijzen naar GIO’s en OW-objecten in een ander omgevingsdocument
|
2.0.2 | 2023-06-23 | Hoofdstuk 10 Procedure, aan te leveren producten en gegevens
|
2.0.2 | 2023-06-23 | Hoofdstuk 11 Rectificatie en Revisie
|
Het motto van de Omgevingswet is ‘Ruimte voor ontwikkeling, waarborgen voor kwaliteit’. De Omgevingswet staat voor een goede balans tussen het benutten en beschermen van de fysieke leefomgeving. Met benutten wordt bedoeld het doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving om maatschappelijke behoeften te vervullen. Bij beschermen gaat het over het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit.
De Omgevingswet bundelt de wetgeving en regels voor ruimte, wonen, infrastructuur, milieu, natuur en water. Met de Omgevingswet wordt het huidige stelsel van ruimtelijke regels volledig herzien en wordt het fundament van het nieuwe stelsel voor het omgevingsrecht gelegd. Met het vernieuwen van het omgevingsrecht wil de wetgever vier verbeteringen bereiken:
Het omgevingsrecht is inzichtelijk, voorspelbaar en gemakkelijk in het gebruik.
De leefomgeving staat op een samenhangende manier centraal in beleid, besluitvorming en regelgeving.
Een actieve en flexibele aanpak biedt overheden meer afwegingsruimte om doelen voor de leefomgeving te bereiken.
Besluitvorming over projecten in de leefomgeving gaat sneller en beter.
Voor de realisatie van deze doelen biedt de wetgever diverse juridische instrumenten, waaronder de besluiten en andere rechtsfiguren die verschillende bevoegde gezagen in staat stellen besluiten te nemen die ingrijpen in de leefomgeving. De belangrijkste instrumenten zijn:
Algemene Maatregel van Bestuur (Rijk)
Ministeriële Regeling (Rijk)
Omgevingsvisie (Rijk, provincies en gemeenten)
Omgevingsverordening (Provincies)
Waterschapsverordening (Waterschappen)
Omgevingsplan (Gemeenten)
Projectbesluit (Rijk, provincies en waterschappen)
Programma (Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen)
Besluiten moeten, om werking te kunnen hebben, worden bekendgemaakt respectievelijk gepubliceerd. Daartoe moeten ze worden aangeleverd aan de Landelijke Voorziening Bekendmaken en Beschikbaarstellen (verder: LVBB). De LVBB verzorgt vervolgens de bekendmaking van de besluiten en de consolidatie van wijzigingsbesluiten in de (geconsolideerde) Regeling. Beide worden geplaatst op het internetportaal overheid.nl: de bekendmaking van de besluiten komt op officielebekendmakingen.nl in het digitale publicatieblad van het bevoegde gezag en de geconsolideerde Regeling in de nationale respectievelijk lokale regelingenbank. De geconsolideerde Regeling (in STOP-termen: de Toestand) wordt doorgeleverd aan de hierna te bespreken DSO-LV. Deze processen en de resultaten daarvan zijn nader beschreven in paragraaf 3.8.
Digitalisering is een van de instrumenten voor het behalen van de in paragraaf 1.1.1 genoemde verbeterdoelen. De Omgevingswet bevat de grondslagen voor de Landelijke Voorziening Digitaal Stelsel Omgevingswet (verder: DSO-LV). Daarmee is de juridische basis gelegd voor de ontwikkeling van DSO-LV en kunnen er regels worden gesteld over onder andere gemeenschappelijke definities in de standaarden en voorzieningen die onderdeel zijn van het stelsel.
DSO-LV zorgt voor samenhangende, eenduidige en toegankelijke informatie van goede kwaliteit en draagt bij aan de verbetering van het stelsel van het omgevingsrecht. Het stimuleert een snellere en integrale besluitvorming onder de Omgevingswet en vergroot het gebruikersgemak.
DSO-LV biedt het digitale loket waar initiatiefnemers, overheden en belanghebbenden snel kunnen zien wat kan en mag in de fysieke leefomgeving: het Omgevingsloket. Via het Omgevingsloket kunnen zij:
vergunningen aanvragen en meldingen doen;
zien welke regels en beleid van toepassing zijn op een locatie;
(op termijn) informatie raadplegen over de kwaliteit van de fysieke leefomgeving, zoals gegevens over water- of luchtkwaliteit en geluidbelasting.
Om aan deze doelstellingen van DSO-LV te kunnen voldoen, is het nodig om bepaalde besluiten en andere rechtsfiguren machineleesbaar te maken en de gebruikte gegevens uitwisselbaar te maken. Dat betekent dat ze vanuit informatiekundig en technisch oogpunt moeten worden gestructureerd en gestandaardiseerd.
De Omgevingswet biedt daartoe de mogelijkheid door het stellen van regels over die besluiten en andere rechtsfiguren.
Op grond van artikel 20.26 lid 2 Omgevingswet worden besluiten en andere rechtsfiguren op grond van die wet die bij ministeriële regeling zijn aangeduid als omgevingsdocument, ontsloten via DSO-LV. De bedoelde ministeriële regeling is de Regeling standaarden publicaties Omgevingswet[1] De Regeling standaarden publicaties Omgevingswet is een ministeriële regeling bij de Bekendmakingswet
. Deze regeling wijst besluiten en andere rechtsfiguren aan als omgevingsdocument en stelt het verplicht om die omgevingsdocumenten, en ontwerpen daarvan, elektronisch vorm te geven conform de Standaard voor Officiële Publicaties, het InformatieModel Omgevingswet en het voor het betreffende omgevingsdocument voorgeschreven toepassingsprofiel. Ook bevat deze regeling de verplichting om omgevingsdocumenten voor publicatie aan te bieden aan het Bronhouderkoppelvlak van de LVBB.
De Standaard voor Officiële Publicaties (verder: STOP) beschrijft hoe officiële publicaties moeten worden opgesteld en aangeleverd om te kunnen worden bekendgemaakt of gepubliceerd en om te kunnen worden geconsolideerd. STOP gaat daarbij niet over de inhoud van officiële bekendmakingen, maar beschrijft wel de mechanismen en bouwstenen om die inhoud digitaal vast te leggen.
Per domein kan een specificatie van STOP gemaakt worden. Voor het domein van de Omgevingswet is die specificatie gegeven in het ToepassingsProfiel voor OmgevingsDocumenten (TPOD). Daarbij behoort het InformatieModel Omgevingswet (verder: IMOW). IMOW is het logische model dat is toegespitst op de keten ‘Van plan tot publicatie’. IMOW bepaalt hoe omgevingsdocumenten aan DSO-LV moeten worden aangeleverd. IMOW omvat implementatierichtlijnen en implementatie-afspraken voor de omgevingsdocumenten. IMOW is bedoeld voor bouwers van plansoftware en voor technisch ingestelde medewerkers van bevoegde gezagen en adviesbureaus.
Naast IMOW is er, als serviceproduct, het Conceptueel InformatieModel Omgevingswet (verder: CIMOW). CIMOW is het informatiemodel voor informatie-uitwisseling binnen DSO-LV. CIMOW is bedoeld voor de DSO-keten. Per omgevingsdocument is in een Toepassingsprofiel beschreven op welke wijze STOP en IMOW moeten worden toegepast. Een Toepassingsprofiel is een nadere invulling c.q. beperking van STOP en bevat domein- en omgevingsdocument-specifieke afspraken. De toepassingsprofielen geven de informatiekundige specificaties conform STOP en IMOW voor de (inhoudelijke) onderwerpen, de regels en richtlijnen die gelden voor het betreffende omgevingsdocument. Het is in feite de schakel tussen de juridisch(-inhoudelijke) bepalingen in de Omgevingswet en de technische specificaties voor het opstellen van de afzonderlijke omgevingsdocumenten en de data die daarin wordt vastgelegd en het ontwikkelen van software daarvoor. Het TPOD is primair bedoeld voor beleidsmedewerkers en juristen van de bevoegde gezagen, die de omgevingsdocumenten volgens de standaard inhoud en vorm zullen geven.
De STOP/TPOD-standaard legt vast hoe tekst moet worden ingedeeld en geannoteerd, hoe tekst aan locaties moet worden gekoppeld, welke waardelijsten van toepassing zijn en hoe het resultaat vervolgens uitgewisseld moet worden. Het is aan de bevoegde gezagen om de inhoud te bepalen.
Het onderhavige document is het toepassingsprofiel voor de reactieve interventie. Het behoort tot het Toepassingsprofiel voor Omgevingsdocumenten, dat de volgende onderdelen omvat:
Informatiemodel Omgevingswet (document en schema’s);
Toepassingsprofielen voor de omgevingsdocumenten;
Symbolenbibliotheek STOP-TPOD;
Waardelijsten IMOW.
Bij het Toepassingsprofiel voor Omgevingsdocumenten hoort een set van serviceproducten, waaronder:
Conceptueel Informatiemodel Omgevingswet;
Presentatiemodel;
Wegwijzer;
Validatiematrix.
Dit document is in drie delen verdeeld. Deel A beschrijft de uitgangspunten voor de modellering: de doelstellingen van Omgevingswet, STOP/TPOD-standaard en DSO; de juridische, inhoudelijke en procedurele aspecten van de reactieve interventie en tot slot de uitgangspunten die de bouwstenen vormden voor de ontwikkeling van de toepassingsprofielen. Deel B is volledig gewijd aan de modellering van de reactieve interventie. Beschreven worden de vormgeving van Besluit en Regeling, de toepassing van de STOP-tekststructuren, het annoteren met OW-objecten, het wijzigen van omgevingsdocumenten met wijzigingsbesluiten en enkele andere aspecten. Deel C tenslotte gaat over een aantal aspecten van de aanlevering. Het gaat dan om de wettelijk voorgeschreven procedure die de reactieve interventie doorloopt en de producten en gegevens die per stap in die procedure moeten worden aangeleverd. Ook gaat dit hoofdstuk in op rectificatie en revisie.
Dit toepassingsprofiel stelt een aantal (overwegend technische en structurerende) normen voor het opstellen van de reactieve interventie. Voorbeelden daarvan zijn het model voor Besluit en Regeling dat op de reactieve interventie en een besluit tot vaststelling of wijziging daarvan moet worden toegepast, de attributen die nodig zijn om een bepaalde annotatie vast te leggen en de manier waarop de relatie tussen tekst en werkingsgebied wordt vormgegeven. Uiteraard bevat het toepassingsprofiel ook een toelichting op die normen. Om volstrekt helder te maken wat tot de norm behoort, wordt in de tekst een duidelijk onderscheid gemaakt tussen beide teksttypen. De toelichtende teksten staan steeds in de subparagraaf Toelichting, de normen staan in de subparagraaf Norm. Het gaat hier om de functionele normen uit de standaard, niet om juridische normen die regels stellen. De subparagraaf Norm beschrijft hoe bij het opstellen van de reactieve interventie voldaan moet worden aan de TPOD-standaard. Doelstelling hiervan is dat de omgevingsdocumenten van verschillende bevoegde gezagen op eenzelfde manier geraadpleegd en bevraagd kunnen worden en het combineren van informatie uit verschillende omgevingsdocumenten over eenzelfde onderwerp vereenvoudigd wordt. Hiermee hebben deze normen een functionele invalshoek. Validatieregels die bepalen of een reactieve interventie kan worden bekendgemaakt en/of in DSO-LV getoond kan worden, kennen een technische invalshoek: kan het geautomatiseerde systeem het document verwerken?
Dit hoofdstuk beschrijft het instrument reactieve interventie. Het heeft als doel de functionele elementen in het toepassingsprofiel te kunnen identificeren.
Paragraaf 2.1 schetst het karakter van de reactieve interventie. Deze schets bevat informatie op hoofdlijnen, die van belang is voor de functionele elementen in het toepassingsprofiel. In paragraaf 2.2 staan algemene kenmerken van de reactieve interventie. Deze kenmerken geven de (juridische, procedurele, etc.) context weer van de reactieve interventie. Paragraaf 2.3 beschrijft de inhoud en werking van de reactieve interventie. Paragraaf 2.4 beschrijft hoe de reactieve interventie het omgevingsplan wijzigt en hoe het meervoudig bronhouderschap daarbij wordt toegepast. Paragraaf 2.5 ten slotte gaat over het overgangsrecht en de overgangsfase.
Rijk, provincies, waterschappen en gemeenten stellen elk (integraal) beleid en regels vast en nemen vervolgens andere besluiten over de ontwikkeling, het gebruik, de bescherming en het beheer en onderhoud van de fysieke leefomgeving voor hun grondgebied. Zij leggen dit vast in één of meerdere omgevingsdocumenten.
Elk van deze bestuurslagen heeft in het stelsel voor het omgevingsrecht zijn eigen bevoegdheden en verantwoordelijkheden en daarmee samenhangende instrumenten, waaronder de omgevingsdocumenten.
De Omgevingswet geeft gedeputeerde staten (verder: GS) de bevoegdheid om te besluiten dat een onderdeel van een besluit van een gemeente tot vaststelling of wijziging van een omgevingsplan geen deel van het omgevingsplan uitmaakt. Dit besluit van GS wordt reactieve interventie genoemd. In de wet is vastgelegd in welke gevallen en onder welke omstandigheden GS van deze bevoegdheid gebruik kunnen maken. Voorafgaand aan het nemen van dit besluit moeten GS met B&W c.q. gemeenteraad van de betreffende gemeente overleg voeren.
In Tabel 1 tot en met Tabel 3 zijn de algemene kenmerken van de reactieve interventie opgenomen. Deze kenmerken leggen de algemene eigenschappen vast, waarmee informatie over de reactieve interventie wordt bijgehouden. Doel van deze tabellen is het weergeven van de meest essentiële algemene kenmerken van het instrument zodat de lezer het beter kan plaatsen en vergelijken met bestaande instrumenten, niet om een volledig sluitende beschrijving te geven. De in de tabellen aangehaalde artikelen zijn afkomstig uit de Omgevingswet (verder: Ow), tenzij anders vermeld.
Onderwerp | Specificatie |
---|---|
Bevoegde bestuurslaag | Provincie (art. 16.21 Ow) |
Bestuursorgaan | Gedeputeerde staten (art. 16.21 Ow) |
Omgevingsdocument kan rechtstreeks ander omgevingsdocument wijzigen (meervoudig bronhouderschap) | Ja, de reactieve interventie wijzigt het omgevingsplan. |
Ander omgevingsdocument kan rechtstreeks onderhavig omgevingsdocument wijzigen (meervoudig bronhouderschap) | Nee |
Rechtsfiguur kan gewijzigd worden door wijzigingsbesluiten | Ja |
Op grond van artikel 16.21 Ow kunnen GS besluiten dat een onderdeel van een besluit tot vaststelling of wijziging van een omgevingsplan geen deel daarvan uitmaakt. Dit besluit wordt reactieve interventie genoemd.
In lid 1 van artikel 16.21 Ow is vastgelegd dat GS dit besluit kunnen nemen als:
zij over dat onderdeel een zienswijze naar voren hebben gebracht en die zienswijze niet volledig in het omgevingsplan is overgenomen, of
in dat onderdeel wijzigingen zijn aangebracht ten opzichte van het ontwerp, anders dan op grond van een zienswijze van gedeputeerde staten.
GS kunnen, aldus lid 2 van artikel 16.21 Ow, alleen gebruik maken van deze bevoegdheid voor zover:
dat nodig is met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties, en
er sprake is van strijd met een belang als bedoeld in artikel 2.3, tweede lid, onder a Ow, dat is aangegeven in een door een bestuursorgaan van de provincie openbaar gemaakt document.
[NB: in art. 2.3, tweede lid, onder a Ow is dat belang als volgt omschreven: provinciaal belang dat niet op een doelmatige en doeltreffende wijze door het gemeentebestuur kan worden behartigd]
In de motivering van hun besluit moeten GS aangeven waarom ze geen gebruik hebben kunnen maken van andere bevoegdheden die zij hebben om het provinciaal belang te beschermen (artikel 16.21 lid 3 Ow).
GS moeten tijdig in staat worden gesteld om te beoordelen of zij gebruik willen maken van de bevoegdheid een reactieve interventie te geven. Daarom moeten de gemeenteraad of burgemeester en wethouders op grond van artikel 10.3 lid 1 Omgevingsbesluit het besluit tot vaststelling van het omgevingsplan onverwijld aan GS toesturen als zich een geval als bedoeld in artikel 16.21 lid 1 Ow voordoet. Dat is het geval wanneer GS een zienswijze op het ontwerp van het omgevingsplan hebben ingediend die niet volledig is overgenomen of als gemeenteraad of B&W bij de vaststelling van de wijziging van het omgevingsplan daarin een wijziging hebben aangebracht met een andere aanleiding dan een zienswijze van GS.
Het tweede lid van artikel 10.3 Omgevingsbesluit verplicht GS om, voor zij gebruik maken van hun reactieve-interventiebevoegdheid, overleg te voeren met burgemeester en wethouders of de gemeenteraad.
GS moeten, als zij gebruik maken van de bevoegdheid om een reactieve interventie te geven, hun besluit bekendmaken binnen vier weken nadat het besluit tot vaststelling of wijziging van het omgevingsplan is bekend gemaakt, aldus artikel 16.21 lid 4 Ow.
Artikel 16.78 lid 2 Ow bepaalt dat de reactieve interventie gelijktijdig met (het besluit tot wijziging van) het omgevingsplan in werking treedt. Beiden treden dus in werking vier weken nadat het besluit tot vaststelling of wijziging van het omgevingsplan ter inzage is gelegd, tenzij in het besluit over het omgevingsplan een latere datum is bepaald; dan treden beiden op die latere datum in werking.
Opgemerkt wordt dat op basis van de tekst van artikel 16.21 Ow (GS besluiten dat een onderdeel van een omgevingsplan geen deel van dat omgevingsplan uitmaakt) de reactieve interventie alleen kan bestaan uit het verwijderen van (delen van) regels uit het besluit tot wijziging van het omgevingsplan. Het lijkt niet mogelijk om de resterende regels zo te herformuleren dat een leesbaar geheel overblijft of dat GS de regels een andere inhoud geven. Wanneer het besluit tot wijziging van het omgevingsplan bijvoorbeeld inhoudt de wijziging van de maximum bouwhoogte van 25 naar 40 meter, kan met de reactieve interventie de wijziging naar de waarde 40 meter verwijderd worden, maar het is niet mogelijk die waarde te vervangen door (bijvoorbeeld) 32 meter. Gevolg van de reactieve interventie in dit geval is dat de maximum bouwhoogte niet is gewijzigd en dus 25 meter blijft.
Tegen een reactieve interventie kan direct beroep worden ingesteld bij de Raad van State, zonder dat er eerst een zienswijze of een bezwaarschrift moet worden ingediend.
In de Wet ruimtelijke ordening komt een voorloper van de reactieve interventie voor: de reactieve aanwijzing van artikel 3.8 lid 6 Wro. Van dit instrument wordt beperkt gebruik gemaakt. De verwachting is dat dat ook voor de reactieve interventie op basis van de Omgevingswet het geval zal zijn en dat daarin, net als bij de reactieve aanwijzing op grond van de Wro, geen inhoudelijke detaillering op de kaart wordt aangebracht. Dat is een van de redenen om de modellering van de reactieve interventie relatief eenvoudig te houden. De andere redenen zijn de zeer beperkte tijd die GS hebben voor de voorbereiding van hun besluit en -zoals we hierna zullen zien- de korte tijd dat het tijdelijk regelingdeel van een reactieve interventie onderdeel uitmaakt van de geconsolideerde regeling van het omgevingsplan,
In de Wro-praktijk is ook gebleken dat het voorkomt dat nadat een reactieve aanwijzing is gegeven, dat besluit enige tijd later in gewijzigde vorm opnieuw gepubliceerd wordt, bij voorbeeld als gevolg van bestuurlijk overleg. Onder de Omgevingswet kan de reactieve interventie met wijzigingsbesluiten gewijzigd worden.
In het algemeen is een bestuursorgaan verantwoordelijk voor het vaststellen en wijzigen van het omgevingsdocument waarvoor het op grond van de Omgevingswet is aangewezen als bevoegd gezag en worden omgevingsdocumenten alleen gewijzigd door wijzigingsbesluiten van hetzelfde type. In het geval van het omgevingsplan berust die bevoegdheid primair bij de gemeente, maar zijn er ook andere bestuursorganen, van andere bestuurslagen, die andere typen besluiten nemen die leiden tot wijziging van het omgevingsplan:
gedeputeerde staten kunnen met een reactieve interventie besluiten dat een onderdeel van een besluit tot vaststelling of wijziging van het omgevingsplan geen deel van het omgevingsplan uitmaakt[3] Artikel 16.21 Ow
;
bestuursorganen van provincie en Rijk kunnen een voorbereidingsbesluit nemen dat het omgevingsplan wijzigt met voorbeschermingsregels[4] Artikel 4.16 Ow
;
bestuursorganen van waterschap, provincie en Rijk kunnen met een projectbesluit het omgevingsplan wijzigen met regels die nodig zijn voor het uitvoeren en in werking hebben of in stand houden van het project[5] Artikel 5.52 lid 1 Ow
.
Artikel 16.2 Ow bepaalt dat, ter uitvoering van artikel 19 van de Bekendmakingswet, op een bestuursorgaan dat met een van de genoemde instrumenten een omgevingsplan wijzigt, ook de verplichting rust om deze wijziging te verwerken in een nieuwe geconsolideerde versie van het omgevingsplan.
De wetgever heeft reactieve interventie, voorbereidingsbesluit en projectbesluit dus zo bedoeld dat het bestuursorgaan dat met een van die instrumenten het omgevingsplan wijzigt, die wijziging zelf moet verwerken in het omgevingsplan, een instrument van een ander type en van een ander bevoegd gezag van een andere bestuurslaag. Technisch uitgedrukt zijn er in dat geval meerdere bronhouders die eenzelfde omgevingsdocument kunnen wijzigen. Dit wordt meervoudig bronhouderschap genoemd. In grote lijnen zou de technische uitwerking van het beoogde meervoudig bronhouderschap er op neerkomen dat het bestuursorgaan dat het andere besluittype heeft genomen, tegelijk met het ter bekendmaking aan de LVBB aanleveren van dat besluit ook de wijzigingsinstructie voor het omgevingsplan moet aanleveren. De LVBB zou daarmee een nieuwe versie van de geconsolideerde regeling van het omgevingsplan kunnen genereren. De betreffende gemeente zou vervolgens de nieuwe geconsolideerde regeling bij de LVBB moeten ophalen en in de eigen plansoftware in de eigen versie van het omgevingsplan importeren en verwerken.
Gebleken is dat de door de wetgever beoogde vorm van meervoudig bronhouderschap juridisch én technisch heel complex is. Ten eerste omdat iedere wijziging niet alleen een wijziging van tekst is, maar ook van locaties, annotaties en geografische informatieobjecten (en daarmee ook gevolgen kan hebben voor de juridische en technische opzet van het omgevingsplan) en ook gevolgen kan hebben voor de toepasbare regels waarmee het omgevingsplan in het Omgevingsloket bevraagd kan worden. Ten tweede omdat niet eenduidig is hoe wijzigingen uitgevoerd moeten worden. Voor het omgevingsplan geldt namelijk een overgangsfase waarin gemeenten het omgevingsplan stapsgewijs kunnen opbouwen. In die periode bestaat het omgevingsplan uit het omgevingsplan van rechtswege (met name bestaande uit de geldende bestemmingsplannen c.a. die in Ruimtelijkeplannen.nl zijn gepubliceerd en dan via de overbruggingsfunctie in DSO-LV getoond worden), het omgevingsplan van Rijkswege (oftewel de bruidsschatregels) en het omgevingsplan dat de gemeente zelf aan het opbouwen is. Bovendien zal het omgevingsplan naar verwachting vaak gewijzigd worden, zowel door wijzigingsbesluiten (van gemeenteraad maar ook van B&W) en voorbereidingsbesluiten van de gemeente zelf als door voorbereidingsbesluiten, reactieve interventies en projectbesluiten van bestuursorganen van andere bestuurslagen. Alleen al voor de wijzigingsbesluiten van de gemeente zelf geldt dat er zeer zorgvuldig geregisseerd moet worden wanneer welk besluit wordt genomen. Om deze redenen is de vorm van tweerichtingsverkeer met de LVBB die nodig is voor de door de wetgever beoogde vorm van meervoudig bronhouderschap, niet haalbaar gebleken.
Vanwege de complexiteit van het meervoudig bronhouderschap is bij de reactieve interventie het proces gesplitst: de provincie geeft de reactieve interventie en de gemeente zorgt voor de technische verwerking van de reactieve interventie in de geconsolideerde regeling van het omgevingsplan. De provincie moet daarvoor in de reactieve interventie heel precies beschrijven welke onderdelen van het wijzigingsbesluit geen onderdeel uitmaken van het omgevingsplan en geeft de gemeente de opdracht om de reactieve interventie in het omgevingsplan te verwerken.
Met name voor voorbereidingsbesluit en projectbesluit is in de STOP/TPOD-standaard de technische invulling ontwikkeld van het meervoudig bronhouderschap: het tijdelijk regelingdeel. Dit concept houdt in dat de juridische geconsolideerde regeling kan bestaan uit een hoofdregeling en een of meer tijdelijk regelingdelen. Het tijdelijk regelingdeel maakt tijdelijk deel uit van de geconsolideerde regeling en/of is afkomstig van een ander bevoegd gezag dan de ‘eigenaar’ van het omgevingsdocument. Technisch zijn het losse delen. Schematisch ziet dit er zo uit:
Een regeling bestaat op deze manier uit één hoofdregeling en nul of meer tijdelijke regelingdelen. Elk deel (de hoofdregeling en ieder tijdelijk regelingdeel) is een apart ‘work’ (een eigenstandig deel) en kan worden beheerd door een ander bevoegd gezag. Elk deel kan worden gewijzigd en heeft dus ook zijn eigen versies.
In STOP is het tijdelijk regelingdeel vormgegeven in het tekstmodel RegelingTijdelijkdeel. De specificaties voor de toepassing van het tekstmodel RegelingTijdelijkdeel op het voorbereidingsbesluit staan in paragraaf 4.4.3.
Het concept tijdelijk regelingdeel geldt zowel voor tekst als voor geografische informatieobjecten (verder afgekort tot GIO, zie daarvoor verder paragraaf 6.1.2.1). Een tijdelijk regelingdeel kan artikelen en leden hebben die niet in de hoofdregeling voorkomen én alternatieve versies van artikelen en leden uit de hoofdregeling. Ieder tijdelijk regelingdeel heeft eigen GIO’s. Ze kunnen bedoeld zijn als GIO’s die niet in de hoofdregeling voorkomen of als alternatieve versies van GIO’s uit de hoofdregeling, bij voorbeeld om aan te geven dat een onderdeel van de hoofdregeling op een bepaalde locatie wel of juist niet geldt. Datzelfde geldt voor annotaties met OW-objecten.
De hoofdregeling is het initiële STOP/TPOD-omgevingsplan (de bruidsschat), geconsolideerd met alle STOP/TPOD-wijzigingsbesluiten die de gemeente daarna heeft genomen. Een tijdelijk regelingdeel is een technisch afzonderlijk deel, dat niet wordt geconsolideerd in de hoofdregeling, maar wel samen met de hoofdregeling de geconsolideerde regeling vormt. Ieder tijdelijk regelingdeel kan met wijzigingsbesluiten worden gewijzigd; dan ontstaat een consolidatie van dat tijdelijk regelingdeel. Technisch wordt de relatie tussen het tijdelijk regelingdeel en de (hoofd)regeling van het omgevingsplan vastgelegd in de metadata: dít tijdelijk regelingdeel hoort bij díé hoofdregeling.
Ieder tijdelijk regelingdeel begint met de conditie van het tijdelijk regelingdeel: een beschrijving in woorden van de verhouding tussen dit tijdelijk regelingdeel en de hoofdregeling. Doorgaans zal in de conditie worden bepaald dat de regels in het tijdelijk regelingdeel -daar waar ze afwijken- voorrang hebben op de regels in de hoofdregeling. Door middel van het STOP-XML-element Conditie is de conditie als zodanig te herkennen. Met behulp van het tekstelement Conditie kunnen overheid.nl en DSO-LV de conditie tonen bij de regels uit het tijdelijk regelingdeel zodat de raadpleger direct kan zien wat de verhouding tussen tijdelijk regelingdeel en hoofdregeling is. De betekenis van de conditie wordt niet gemodelleerd. Er is dus geen attribuut waarmee de aard van de verhouding tussen hoofdregeling en tijdelijk regelingdeel machineleesbaar wordt gemaakt. Hoe die verhouding is, blijkt uit de tekst van de conditie. Een voorbeeld van de tekst van de conditie staat in de voorbeelden van de paragrafen 4.4.2.3 en 4.4.3.3.
De gemeente moet, ter uitvoering van de reactieve interventie en in opdracht van GS, de reactieve interventie verwerken in het omgevingsplan. Het is echter goed mogelijk dat de gemeente enige tijd nodig heeft voor het uitvoeren van de verwerking, een verwerking die bovendien plaatsvindt tijdens de beroepstermijnen van wijzigingsbesluit en reactieve interventie. Daardoor zouden gebruikers van overheid.nl en DSO-LV bij het raadplegen van de geconsolideerde regeling van het omgevingsplan het effect van de reactieve interventie niet direct na bekendmaking ervan zien. Dit zou er toe kunnen leiden dat een belanghebbende de reactieve interventie niet betrekt bij de overweging om al dan niet beroep in te stellen of een activiteit te gaan verrichten en daarvoor wel of juist niet een omgevingsvergunning aan te vragen. Om dat te voorkomen is er voor gekozen om ook bij de reactieve interventie het tijdelijk regelingdeel in te zetten. Het tijdelijk regelingdeel maakt in het geval van de reactieve interventie maar kort onderdeel uit van de geconsolideerde regeling van het omgevingsplan; nadat de gemeente heeft gezorgd voor verwerking van de reactieve interventie in het omgevingsplan kan het tijdelijk regelingdeel vervallen.
De provincie beschrijft in het Besluit de onderdelen van het gemeentelijke wijzigingsbesluit die geen deel uitmaken van het omgevingsplan. De provincie neemt in het Besluit ook de opdracht op aan de gemeente om te zorgen voor verwerking van de reactieve interventie in de geconsolideerde regeling van het omgevingsplan, met daarbij een termijn waarbinnen deze opdracht moet zijn uitgevoerd. Het tijdelijk regelingdeel bevat twee onderdelen. Het eerste onderdeel is de conditie van het tijdelijk regelingdeel, waarin is beschreven wat de verhouding is tussen het tijdelijk regelingdeel vanuit de reactieve interventie en de hoofdregeling van het omgevingsplan. Het tweede onderdeel bevat de artikelen, ondergebracht in een of meer hoofdstukken, waarin is vastgelegd hoe de regels van (de hoofdregeling van) het omgevingsplan luiden na inwerkingtreden van de reactieve interventie. Waar nodig bevat het tijdelijk regelingdeel geografische informatieobjecten. Daarmee kan bijvoorbeeld het deel van de Locaties worden aangegeven waar een bepaalde regel uit het wijzigingsbesluit niet geldt. Het zijn geografische informatieobjecten die horen bij het tijdelijk regelingdeel; ze zijn niet bedoeld om door de gemeente te worden overgenomen in de verwerking van de reactieve interventie.
Het voorbeeld van Figuur 2 toont hoe het tijdelijk regelingdeel van een reactieve interventie er uit kan zien. Te zien is de Voorrangsbepaling, onderdeel van de conditie. In artikel 1.3 van het voorbeeld is te zien dat de reactieve interventie een deel van het werkingsgebied van een artikel schrapt. Het gedeelte dat daardoor geen deel uitmaakt van het omgevingsplan is vastgelegd in het geografisch informatieobject waarvan naam en identificatie in de bijlage zijn opgenomen. Zie voor een uitgebreider voorbeeld Bijlage 3.
Iedere reactieve interventie stelt een afzonderlijk tijdelijk regelingdeel in als onderdeel van de geconsolideerde regeling van een omgevingsplan. Dat is ook het geval als GS over meerdere besluiten tot wijziging van hetzelfde omgevingsplan, dus van dezelfde gemeente, reactieve interventies geven. Datzelfde geldt voor ieder voorbereidingsbesluit: per voorbereidingsbesluit worden de daarbij behorende voorbeschermingsregels in een afzonderlijk tijdelijk deel geplaatst, Het geldt ook voor ieder projectbesluit dat het omgevingsplan wijzigt. Er is dus niet per omgevingsplan één tijdelijk regelingdeel waarin alle reactieve interventies, alle sets voorbeschermingsregels en alle sets regels van projectbesluiten worden opgenomen.
Visueel gemaakt in een kaartbeeld zoals dat in bijvoorbeeld DSO-LV te zien kan zijn, ziet dat er uit als weergegeven in Figuur 3:
Figuur 3 kan gezien worden als visualisatie van verschillende mogelijkheden:
er zijn drie reactieve interventies gegeven, iedere reactieve interventie heeft een tijdelijk regelingdeel dat geldt voor een eigen gebied;
er is één reactieve interventie gegeven, die reactieve interventie heeft één tijdelijk regelingdeel dat geldt voor drie gebieden;
er zijn twee reactieve interventies gegeven, de eerste reactieve interventie heeft een tijdelijk regelingdeel dat geldt voor twee gebieden, de tweede reactieve interventie heeft een tijdelijk regelingdeel dat geldt voor één gebied.
NB1: ook voorbereidingsbesluit en projectbesluit stellen tijdelijk regelingdelen in. Het kaartbeeld van Figuur 3 kan dus ook een combinatie van tijdelijk regelingdelen uit reactieve interventie, voorbereidingsbesluit en/of projectbesluit weergeven.
NB2: voor tijdelijk regelingdelen die een deel van het grondgebied van een gemeente of provincie betreffen, is het noodzakelijk om in de tekst van het tijdelijk regelingdeel en met behulp van Locaties, IMOW-annotaties en geografische informatieobjecten vast te leggen voor welk gebied ze gelden. Uiteraard is het ook mogelijk dat een reactieve interventie (en dus ook een tijdelijk regelingdeel) geldt voor het hele grondgebied van een gemeente of provincie.
Doordat het tijdelijk regelingdeel aangeeft hoe de regels en geografische informatieobjecten luiden na inwerkingtreden van de reactieve interventie, biedt het ook inzicht in het geval dat een reactieve interventie het verwijderen van een (onderdeel van) een artikel of een geografisch informatieobject uit het omgevingsplan ongedaan maakt. Het door middel van het wijzigingsbesluit verwijderen van het betreffende artikel(onderdeel) of geografisch informatieobject, is inmiddels verwerkt in de hoofdregeling van het omgevingsplan. Het is daar dus niet meer zichtbaar. Het tijdelijk regelingdeel dat hoort bij de reactieve interventie zorgt er dan voor dat het betreffende onderdeel toch in de geconsolideerde regeling te vinden is.
Opgemerkt wordt dat er toepasbare regels kunnen zijn bij onderdelen van het wijzigingsbesluit die in de hoofdregeling zijn geconsolideerd maar door de reactieve interventie geen onderdeel meer vormen van het omgevingsplan. De reactieve interventie brengt geen wijzigingen in die toepasbare regels aan. Het ligt op de weg van de gemeente om, nadat zij de reactieve interventie heeft verwerkt, de toepasbare regels aan te passen zodat ze weer in overeenstemming met de hoofdregeling zijn.
De toepassing van het concept tijdelijk regelingdeel op de reactieve interventie, gerelateerd aan de procedure die bij de reactieve interventie wordt doorlopen, is in Figuur 4 gevisualiseerd en daarna beschreven.
Een bestuursorgaan van de gemeente neemt een besluit tot wijziging van het omgevingsplan. Dit wijzigingsbesluit wordt bekendgemaakt en geconsolideerd met de bestaande hoofdregeling. Het wijzigingsbesluit leidt dus tot een nieuwe versie van de hoofdregeling die op overheid.nl en in DSO-LV te raadplegen is. GS besluiten tot een reactieve interventie, die zij aan de LVBB aanleveren. De reactieve interventie bevat onder andere de opdracht aan de gemeente om de reactieve interventie in het omgevingsplan te verwerken en het tijdelijk regelingdeel met conditie, de regels van het omgevingsplan zoals ze gelden na inwerkingtreden van de reactieve interventie en de GIO’s. De reactieve interventie wordt bekendgemaakt. De reactieve interventie leidt niet tot een nieuwe versie van de hoofdregeling; de al aanwezige hoofdregeling in de regelingenbank op overheid.nl en in DSO-LV, die was ontstaan door het wijzigingsbesluit van de gemeente, blijft ongewijzigd bestaan. De reactieve interventie voegt een nieuw tijdelijk regelingdeel aan de geconsolideerde regeling van het omgevingsplan toe. GS zorgen er dus voor dat er -heel tijdelijk- een nieuw tijdelijk regelingdeel deel gaat uit maken van de geconsolideerde regeling van het omgevingsplan. Om te voldoen aan de opdracht in de reactieve interventie moet de gemeente de informatie aanleveren die leidt tot een nieuwe versie van de hoofdregeling waarin de reactieve interventie van GS is verwerkt. De gemeente moet tegelijkertijd informatie aanleveren waardoor het tijdelijk regelingdeel met de voorbeschermingsregels niet langer getoond wordt in de regelingenbank op overheid.nl en in DSO-LV. Dat gebeurt door -in de ConsolidatieInformatie- een Intrekking aan de LVBB aan te leveren: een setje gegevens dat zorgt voor de technische intrekking van het tijdelijk regelingdeel van de reactieve interventie. Dit is alleen een technische intrekking. In juridische zin is er geen sprake van intrekking van de reactieve interventie. Op officielebekendmakingen.nl is -ook na de intrekking van het tijdelijk regelingdeel- de bekendmaking van de reactieve interventie nog steeds te vinden. Door de aanlevering van de Intrekking zorgt de LVBB er voor dat het tijdelijk regelingdeel van de reactieve interventie in de lokale regelingenbank op overheid.nl niet meer als onderdeel van de geconsolideerde regeling van het omgevingsplan getoond wordt. De LVBB geeft deze informatie door zodat ook DSO-LV het tijdelijk regelingdeel niet meer toont als onderdeel van de actuele geconsolideerde regeling. Via tijdreizen in DSO-LV is het tijdelijk regelingdeel nog steeds te vinden.
In paragraaf 10.4 is – aan de hand van de procedure die de reactieve interventie doorloopt- beschreven welke informatie de gemeente moet aanleveren voor het verwerken van de reactieve interventie in de hoofdregeling van het omgevingsplan en voor het intrekken van het tijdelijk regelingdeel en hoe de gemeente die informatie moet aanleveren.
De Invoeringswet Omgevingswet kent alleen (nogal impliciet) overgangsrecht voor de reactieve aanwijzing op grond van de Wet ruimtelijke ordening: als voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet het ontwerp van een bestemmingsplan ter inzage is gelegd maar nog niet in werking is getreden, blijft het oude recht daarop van toepassing. Dat betekent dat GS na inwerkingtreding van de Omgevingswet nog een reactieve aanwijzing kunnen geven over een bestemmingsplan waarvan het ontwerp voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd en dat een op dat moment reeds gegeven reactieve aanwijzing geëerbiedigd wordt. Zo'n reactieve aanwijzing op grond van de Wro wordt niet gelijk gesteld met een reactieve interventie op grond van de Omgevingswet.
Er is geen sprake van een in de wet vastgelegde overgangsfase om te komen van reactieve aanwijzing naar reactieve interventie.
In dit hoofdstuk worden de uitgangspunten voor de toepassingsprofielen voor omgevingsdocumenten beschreven. Deze uitgangspunten zijn mede gebruikt als bouwstenen voor de ontwikkeling van de TPOD’s. Deze informatie is met name beschrijvend van aard en dient het doel achtergrond te bieden voor deel B, dat de modellering van de reactieve interventie beschrijft en voortborduurt op de uitgangspunten beschreven in dit hoofdstuk. Dit hoofdstuk beschrijft generiek de toegepaste principes in algemene bewoording. Het is mogelijk dat onderdelen van die teksten voor de reactieve interventie niet van toepassing zijn.
Het proces van opstellen van omgevingsdocumenten en daarbij toepassen van de STOP/TPOD-standaard begint intern bij het bevoegd gezag. Waar dat relevant is voor het instrument kan een informeel deel volgen dat bestaat uit participatie en (voor)overleg. Deze informele fase is vormvrij. In het informele deel van het proces kan een informele versie van het omgevingsdocument gebruikt worden die aan de STOP/TPOD-standaard voldoet, maar dat is niet verplicht.
Bij het opstellen van het omgevingsdocument ten behoeve van het formele deel van het proces moet gebruik gemaakt worden van de standaarden STOP en TPOD. De standaarden ondersteunen ook dit opstelproces. Na het opstellen van het omgevingsdocument volgen voor die instrumenten waarvoor dat van toepassing is publicatie en kennisgeving van het ontwerp van het omgevingsdocument en later publicatie of bekendmaking van het besluit op overheid.nl.
Op overheid.nl worden alleen ontwerp- en vastgestelde besluiten gepubliceerd respectievelijk bekendgemaakt. De DSO-viewer toont alleen ontwerpregelingen en geldende regelingen. Vooralsnog zorgt de DSO-keten niet voor het beschikbaar stellen en raadpleegbaar maken van informele versies van de omgevingsdocumenten, zoals concepten en voorontwerpen.
Er is onderscheid tussen omgevingsdocumenten die regels bevatten, zoals het omgevingsplan, en omgevingsdocumenten die geen regels bevatten, zoals de omgevingsvisie.
Omgevingsdocumenten die regels bevatten, zullen vanuit de gebruikerstoepassing van het DSO het meest bevraagd worden. Daarom worden aan die omgevingsdocumenten extra eisen gesteld ten behoeve van de bekendmaking en zijn er extra mogelijkheden aan toegevoegd voor bevraging en raadpleging. Om deze reden besteden de standaarden bijzondere aandacht aan deze categorie als het gaat om tekststructuur, annotaties en weergave.
De omgevingsdocumenten zonder regels hebben een ander karakter. Ze hebben een vrijere opzet en kennen geen artikelsgewijze indeling. Hiervoor geldt dan ook een aantal eisen niet die wel voor de omgevingsdocumenten met regels gelden, zoals vaste tekststructuren.
De specificaties voor de tekststructuur zijn opgenomen in hoofdstuk 5.
Omgevingsdocumenten komen in principe tot stand door het nemen van een initieel besluit (het eerste besluit waarbij een volledig omgevingsdocument wordt vastgesteld). Bij het omgevingsplan en de waterschapsverordening bestaat het initiële besluit uit een overgangsrechtelijke situatie en/of een regeling van rijkswege. Daarna kunnen de omgevingsdocumenten door wijzigingsbesluiten gewijzigd worden. Voor omgevingsplannen, omgevingsverordeningen, waterschapsverordeningen, AMvB’s, MR en omgevingsvisies geldt de verplichting ze in geconsolideerde vorm beschikbaar te stellen. De LVBB zorgt er voor dat alle achtereenvolgens genomen wijzigingsbesluiten verwerkt worden tot een doorlopende versie van het omgevingsdocument: de geconsolideerde Regeling. In hoofdstuk 4 wordt dit nader beschreven.
Onder annoteren verstaan we het toevoegen van gegevens aan (onderdelen van) een omgevingsdocument die de inhoud van het omgevingsdocument voor de computer vertalen. Door het annoteren kan een viewer locaties en andere gegevens op een kaart en bij een tekst weergeven. Het annoteren zorgt er ook voor dat een omgevingsdocument op bepaalde kenmerken doorzoekbaar is. In het geval van omgevingsdocumenten met artikelstructuur waarin regels over activiteiten worden gesteld, helpt het annoteren ook bij het verbinden van toepasbare regels, oftewel vragenbomen, aan regels met locaties. De gegevens die bij het annoteren worden toegevoegd worden niet in de voor de mens leesbare tekst weergegeven. Voor degene die dat wil zijn ze wel terug te vinden. Het annoteren van omgevingsdocumenten met OW-objecten is beschreven in hoofdstuk 7. Daar wordt ook van ieder OW-object aangegeven wat het doel is van die annotatie, met andere woorden: wat levert de extra inspanning van het annoteren op aan meerwaarde voor gebruiker en opsteller?
Een waardelijst is een collectie van waarden die gebruikt kunnen worden bij het annoteren. Bij diverse attributen van annotaties hoort een waardelijst met vooraf gedefinieerde waarden. De TPOD-standaard kent alleen limitatieve waardelijsten. Dat is een lijst met vooraf gedefinieerde waarden waaruit gekozen moet worden. Deze waardelijst wordt centraal beheerd en kan alleen beheermatig gewijzigd worden, aangezien een wijziging direct effect heeft op de werking en functionaliteiten van de applicaties van DSO-LV en LVBB
De waardelijsten IMOW zijn vastgelegd in de Stelselcatalogus van het DSO-LV.
In hoofdstuk 7 is per objecttype is aangegeven voor welke attributen een waardelijst geldt.
De inhoud van een omgevingsdocument dient kenbaar te zijn. Daarom moet een omgevingsdocument niet alleen machineleesbaar worden aangeboden, maar is ook een voor de mens te interpreteren weergave noodzakelijk. Uitgangspunt is dat de tekst, de bijbehorende Locaties in combinatie met de annotaties met OW-objecten en de waarden die normen op de verschillende Locaties hebben zo overzichtelijk worden weergegeven dat de raadpleger ze kan interpreteren.
Het Presentatiemodel richt zich op de mensleesbare vorm van het weergeven. Onder weergeven verstaan we het weergeven en visualiseren van de inhoud van een regeling in een voorgedefinieerde vorm (gebruik van symbolen, kleur, lijndikte, arcering, karakterset) conform een afgesproken standaard. Het Presentatiemodel beschrijft daarbij de wijze van weergave van annotaties met OW-objecten op een kaart. Aangezien het tijdelijk regelingdeel van een reactieve interventie niet wordt geannoteerd met OW-objecten waarop het Presentatiemodel van toepassing is, wordt het Presentatiemodel hier niet verder beschreven.
Informatie en specificaties voor de metadata die moeten worden meegeleverd bij de aanlevering voor de bekendmaking c.q. publicatie van omgevingsdocumenten zijn te vinden in de STOP-documentatie.
Het bevoegd gezag levert via het digitale kanaal het digitale besluit aan via het bronhouderkoppelvlak. Het digitale besluit bestaat uit een generiek formeel deel met daarin de artikelen c.q. beleidstekst en geografische informatieobjecten (verder afgekort tot GIO, zie hiervoor paragraaf 6.1.2.1) en een Omgevingswetdeel met specifieke objecten vanuit dit domein (verder: OW-objecten, zie hiervoor hoofdstuk 7). In het geval van een wijzigingsbesluit levert het bevoegd gezag de consolidatie-instructies ten behoeve van het consolideren van het wijzigingsbesluit in de regeling. Beide delen vormen een gevalideerd consistent geheel. De LVBB verzorgt de publicatie van het formele deel van het besluit in het digitale publicatieblad van het bevoegde gezag op officiëlebekendmakingen.nl en consolideert het besluit in de regeling. De OW-objecten worden gedistribueerd naar DSO-LV ten behoeve van het Omgevingsloket.
Op officielebekendmakingen.nl wordt het besluit formeel bekend gemaakt in het digitale publicatieblad van het bevoegde gezag. De authentieke tekst van het besluit wordt in PDF-formaat weergegeven en er is een zogeheten landingspagina voor de informatieobjecten. Tevens is er een web-versie van het besluit.
Daarnaast worden de consolidatie-instructies verwerkt in de geldende regeling van dat moment. Dit resulteert in een documentgerichte weergave van de regeling van waaruit de informatieobjecten kunnen worden benaderd. De informatieobjecten worden afzonderlijk getoond in een interactieve viewer en kunnen vanuit daar ook worden gedownload.
Raadplegen is alleen mogelijk per omgevingsdocument of regeling en dus ook alleen van één bevoegd gezag. Er is geen integraal overzicht van alle regels voor de leefomgeving.
DSO-LV ontvangt de geconsolideerde regeling met de OW-objecten. In het Omgevingsloket zijn diverse functies beschikbaar voor de gebruiker. Het biedt de mogelijkheid tot het oriënteren op de integrale regels of het integrale beleid over de fysieke leefomgeving via de kaart. Met een klik op de kaart zijn de daar geldende regels en het geldende beleid te raadplegen. De locaties uit de diverse regelingen worden via een legenda gesymboliseerd op de kaart. De tekst en kaart geven ook selectiemogelijkheden, bijvoorbeeld het tonen van regeltekst en locaties voor een specifieke activiteit, het uitsluitend tonen van regels die voor iedereen gelden of het tonen van beleid over een specifiek beleidsaspect met de bijbehorende locaties. De getoonde tekst komt uit de geconsolideerde Regelingen vanuit de officiële publicatiebladen.
Tot slot vormen, in omgevingsdocumenten met artikelstructuur waarin regels over activiteiten worden gesteld, de OW-objecten Activiteit en ActiviteitLocatieaanduiding de basis voor de toepasbare regels (vragenbomen) in het Omgevingsloket. De locaties zijn gekoppeld aan de activiteiten in de vragenboom. De vragenbomen zelf worden via een apart kanaal aangeleverd.
Dit deel beschrijft de modellering van de reactieve interventie en voorziet in de vertaling van (een deel van) de kenmerken van de tabellen uit hoofdstuk 2 naar modellen voor tekst en annotaties die de kenmerken structureren en aan elkaar relateren. De beschrijvingen van de modellen leggen uit hoe de reactieve interventie zodanig gestructureerd wordt, dat het machineleesbaar en op een gestandaardiseerde manier uitwisselbaar wordt.
Hoofdstuk 4 beschrijft de vormgeving van Besluit en Regeling bij de reactieve interventie. In hoofdstuk 5 wordt de toepassing van de STOP-tekststructuren op de reactieve interventie beschreven. Hoofdstuk 6 geeft een inleiding op het Informatiemodel Omgevingswet (IMOW). Hoofdstuk 7 beschrijft in detail het annoteren met OW-objecten van de reactieve interventie. Hoofdstuk 8 licht het wijzigen van omgevingsdocumenten met wijzigingsbesluiten toe. In hoofdstuk 9 komen de resterende modelleringsaspecten aan de orde.
IMOW en de toepassing daarvan vormen een domeinspecifieke toepassing van STOP. Om een omgevingsdocument op te stellen en juridisch juist te kunnen bekendmaken is het uiteraard ook nodig om te voldoen aan de specificaties van STOP. Die zijn voor zover nodig en mogelijk in dit toepassingsprofiel beschreven. Voor het overige wordt verwezen naar de STOP-standaard.
Het samenstel van Awb, Bekendmakingswet en Omgevingswet maakt, voor besluiten die niet tot een of meer belanghebbenden zijn gericht en die zijn voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 Awb, onderscheid tussen het (ontwerp)besluit en de op dat (ontwerp)besluit betrekking hebbende stukken. Met het (ontwerp)besluit wordt hier bedoeld dat wat het bestuursorgaan besluit (of voornemens is te besluiten) en wat het bestuursorgaan vaststelt (c.q. gaat vaststellen). De op het (ontwerp)besluit betrekking hebbende stukken zijn stukken die het bestuursorgaan gebruikt bij de onderbouwing van het (ontwerp)besluit, maar niet vaststelt. Een voorbeeld: als de gemeenteraad het besluit neemt tot wijziging van het omgevingsplan, stelt hij de wijziging van het omgevingsplan vast. Rapportages van onderzoeken die zijn uitgevoerd ter onderbouwing van die wijziging zijn op het (ontwerp)besluit betrekking hebbende stukken. De gemeenteraad stelt deze stukken niet vast, maar betrekt ze bij het nemen van het besluit.
Het (ontwerp)besluit moet gepubliceerd c.q. bekend gemaakt worden door plaatsing van de volledige inhoud van het (ontwerp)besluit in het publicatieblad van het bevoegd gezag[6] Artikelen 3:11 lid 1 en 3:44 lid 2 Awb en artikelen 5, 6 en 12 Bekendmakingswet
. De op het (ontwerp)besluit betrekking hebbende stukken moeten ter inzage gelegd worden. Deze terinzagelegging geschiedt zowel op elektronische wijze als op een door het bestuursorgaan aan te wijzen locatie. De (elektronische) terinzagelegging vindt niet plaats in de publicatiebladen.
De LVBB moet kunnen bepalen wat in het publicatieblad gepubliceerd dan wel bekendgemaakt moet worden (namelijk alles wat behoort tot het in de vorige paragraaf beschreven besluit in de juridische context) en dat wat geconsolideerd moet worden. Daartoe maakt de STOP/TPOD-standaard onderscheid tussen Besluit en Regeling.
De Regeling bevat de juridische regels c.q. beleid- of realisatietekst en de geografische begrenzingen van de gebieden waar de regels c.q. de beleid- of realisatietekst gelden, die door het bestuursorgaan worden vastgesteld, gewijzigd of ingetrokken. Voorbeelden zijn het omgevingsplan en de omgevingsvisie. Het Besluit bevat de tekst waarmee het bestuursorgaan bepaalt wat er gebeurt bij de bekendmaking: het stelt een initiële regeling vast, het wijzigt een regeling, het trekt een regeling in etc. Het bestuursorgaan bepaalt ook wanneer die vaststelling, wijziging of intrekking in werking treedt. Onderdeel van het Besluit is dus ook de nieuwe regeling of de wijziging van de regeling. Voorbeelden zijn het raadsbesluit met alle bijbehorende onderdelen waarmee de gemeenteraad een wijziging van het omgevingsplan vaststelt en het statenbesluit met alle bijbehorende onderdelen waarmee provinciale staten de omgevingsvisie vaststellen.
Het Besluit wordt, met inbegrip van de inhoud of wijziging van de Regeling die onderdeel is van het Besluit, bekendgemaakt in het publicatieblad van het bevoegd gezag op officielebekendmakingen.nl. De juridisch geldende versie van de reactieve interventie waaraan rechten en plichten kunnen worden ontleend, bestaat uit de verzameling van de nieuwe regeling en alle daarna vastgestelde wijzigingen van die regeling. Om die verzameling op een voor de mens leesbare en begrijpelijke manier weer te geven is er ook de geconsolideerde Regeling. Een (Toestand van een) geconsolideerde Regeling bevat de inhoud van een regeling zoals die geldt op een bepaald moment. De geconsolideerde Regeling wordt afgeleid uit de initiële regeling waarin steeds de (in werking getreden) wijzigingen uit de wijzigingsbesluiten zijn verwerkt tot een doorlopende versie van de reactieve interventie. De geconsolideerde Regeling vormt de basis voor de weergave van de regeling in de nationale respectievelijk lokale regelingenbank op overheid.nl én van de versie van de reactieve interventie die in DSO-LV te raadplegen is.
Bij Besluit en Regeling kunnen bijlagen worden gevoegd die integraal onderdeel zijn van de tekst van Besluit of Regeling maar om redenen van leesbaarheid e.d. niet in het lichaam van Besluit of Regeling kunnen worden opgenomen. Rapportages van onderzoeken die zijn uitgevoerd ter onderbouwing van het nemen van het juridische besluit als bedoeld in de vorige paragraaf zijn op het besluit betrekking hebbende stukken. Het zijn geen bijlagen bij Besluit of Regeling als bedoeld in de STOP/TPOD-standaard. Ze worden niet in de publicatiebladen gepubliceerd maar ter inzage gelegd. Zie voor de elektronische terinzagelegging van deze stukken paragraaf 4.2.3.
In paragraaf 4.1.1 over het besluit in de juridische context is beschreven dat het samenstel van Awb, Bekendmakingswet en Omgevingswet leidt tot onderscheid tussen het besluit en de op dat besluit betrekking hebbende stukken. Het besluit is dat wat het bestuursorgaan besluit en vaststelt. Het besluit wordt bekend gemaakt in het publicatieblad van het bevoegd gezag. Van het besluit kunnen bijlagen deel uitmaken. Deze bijlagen bevatten informatie die onderdeel is van wat het bestuursorgaan vaststelt maar om redenen van omvang, leesbaarheid en/of vormgeving niet goed in het besluit kan worden opgenomen. Bijlagen worden dus ook in het publicatieblad opgenomen.
Op het (ontwerp)besluit betrekking hebbende stukken zijn stukken die het bestuursorgaan gebruikt bij de onderbouwing van het besluit, maar niet vaststelt. Rapportages van onderzoeken die zijn uitgevoerd ter onderbouwing van het besluit zijn typische voorbeelden van op het (ontwerp)besluit betrekking hebbende stukken. De op het (ontwerp)besluit betrekking hebbende stukken moeten ter inzage gelegd worden. Die terinzagelegging vindt niet plaats in het publicatieblad.
Er is informatie die onderdeel vormt van (een besluit tot vaststelling of wijziging van) een omgevingsdocument maar niet goed direct in het lichaam van besluit of regeling is op te nemen. Deze informatie wordt dan in een bijlage opgenomen. Redenen daarvoor zijn met name leesbaarheid en vormgeving (denk aan lange lijsten en complexe tabellen). Ook kan een bijlage bestaan uit verwijzingen naar de (geografische) informatieobjecten of uit niet-tekstuele informatie. Deze bijlagen worden als onderdeel van Besluit en Regeling gepubliceerd c.q. bekend gemaakt in het publicatieblad.
Bijlagen kunnen worden gepubliceerd als:
bijlage als onderdeel van de tekst in STOP-XML;
PDF-document, gemodelleerd als informatieobject.
De hoofdregel is dat elke tekst die onderdeel is van een besluit of regeling, dus ook een bijlage, wordt vormgegeven als onderdeel van de tekst in STOP-XML. Op die manier is gewaarborgd dat de teksten voldoen aan alle wettelijke eisen betreffende publicatie en bekendmaking. De teksten kunnen dan juridisch rechtsgeldig gepubliceerd en geconsolideerd worden en de voorzieningen kunnen ze volgens de richtlijnen van digitale toegankelijkheid ontsluiten. Ook is het dan mogelijk om te verwijzen naar specifieke onderdelen van de tekst en om onderdelen van de tekst te muteren. Slechts in bijzondere gevallen is het toegestaan een bijlage als PDF-document aan te leveren. Dat is omdat het niet altijd mogelijk is om tekst in STOP-XML uit te wisselen zonder de tekst te moeten overtypen. Het aanleveren van een bijlage als PDF-document is alleen toegestaan in specifieke gevallen die in het betreffende toepassingsprofiel zijn vastgelegd. In dit toepassingsprofiel is dat gedaan in de normen in paragraaf 4. Het gebruik van een PDF-document als bijlage is alleen toegestaan als het voor het bevoegd gezag redelijkerwijs niet mogelijk is om de bijlage als onderdeel van de tekst in STOP-XML op te stellen én als de bijlage informatie bevat die daadwerkelijk als (te consolideren) bijlage gezien kan worden.
Opgemerkt wordt dat aan DSO-LV alleen tekstonderdelen worden doorgeleverd die in de Regeling zijn opgenomen. DSO-LV kan dus ook alleen die onderdelen tonen. Bijlagen die onlosmakelijk onderdeel zijn van het omgevingsdocument zelf, zoals bijlagen bij de regels of de beleidstekst, moeten dus in de Regeling zelf worden opgenomen om in DSO-LV getoond en gebruikt te kunnen worden.
Een bijlage die onderdeel is van de tekst wordt gecodeerd in XML overeenkomstig het STOP-model voor Vrijetekststructuur dat is beschreven in paragraaf 5.3. Een bijlage die onderdeel is van de regeling wordt geconsolideerd, een bijlage die onderdeel is van het besluit wordt niet geconsolideerd. Een voorbeeld van een bijlage die onderdeel is van de tekst in STOP-XML is de bijlage met verwijzingen naar de GIO’s.
Een bijlage die niet in XML via het STOP-model gecodeerd kan worden, is in STOP een informatieobject. Een informatieobject is een zelfstandige entiteit die onderdeel is van het besluit of de regeling waarin het vastgesteld wordt, maar niet is opgenomen in de (XML-) tekst van besluit of regeling.
Naast het geografisch informatieobject, dat wordt beschreven in paragraaf 6.1.2.1, kent STOP het informatieobject dat wordt gebruikt voor tekstuele bijlagen. De bijlage wordt in de vorm van een PDF-document met het besluit meegegeven, gemodelleerd als informatieobject. Een bijlage mag alleen als PDF-document worden aangeleverd als het voor het bevoegd gezag redelijkerwijs niet mogelijk is om de bijlage als onderdeel van de tekst in STOP-XML op te stellen én als de bijlage informatie bevat die daadwerkelijk als (te consolideren) bijlage gezien kan worden. Als de bijlage bekendgemaakt en/of geconsolideerd moet worden, moet het PDF-document onveranderlijk zijn. Daarom moet het voldoen aan de eisen van PDF/A-1a of PDF/A-2a. Bij een latere wijziging van het informatieobject moet het gehele document worden vervangen. STOP kent namelijk geen voorziening om een informatieobject te muteren.
Let op dat een PDF-document als informatieobject precies hetzelfde werkt als een GIO. In een bijlage Informatieobjecten wordt de naam van het PDF-document opgenomen op een manier vergelijkbaar met een begrip en zijn definitie: bij wijze van definitie komt achter de naam van het PDF-document de volledige identificatie van het informatieobject. Aanbevolen wordt om twee verschillende bijlagen informatieobjecten te maken: een bijlage voor de GIO’s en een bijlage voor de PDF-document-informatieobjecten. In de bekendmaking en de viewers op overheid.nl en in DSO-LV zijn PDF-documenten alleen via een omweg (mogelijk via het klikken op een link) te raadplegen. Dit is een extra reden waarom wordt aanbevolen om als dat maar enigszins mogelijk is, bijlagen als onderdeel van de tekst in STOP-XML toe te voegen.
In paragraaf 4.2.1 is aangegeven wat op het (ontwerp)besluit betrekking hebbende stukken zijn: dat zijn stukken die het bestuursorgaan gebruikt bij de onderbouwing van het besluit, maar geen integraal onderdeel vormen van de tekst van Besluit of Regeling. Bekende voorbeelden zijn de rapportages van onderzoeken die zijn uitgevoerd ter onderbouwing van het besluit, zoals een milieueffectrapportage en rapportages van akoestisch onderzoek, archeologisch onderzoek en bodemonderzoek, en de zienswijzennota. Volgens Awb en Bekendmakingswet zijn op het (ontwerp)besluit betrekking hebbende stukken geen onderdeel van de publicatie of bekendmaking in het publicatieblad, maar worden ze ter inzage gelegd. Vanuit het besluit in het publicatieblad moet het mogelijk zijn om op eenvoudige wijze de elektronisch ter inzage gelegde stukken te raadplegen.
Over deze stukken bepaalt de Awb het volgende:
De op het ontwerpbesluit betrekking hebbende stukken liggen ter inzage gedurende de termijn van zes weken voor het naar voren brengen van zienswijzen, die begint op de dag waarop het ontwerp ter inzage is gelegd en daarvan kennis is gegeven[7] Artikelen 3:11 en 3:16 Awb
.
De op het definitieve besluit betrekking hebbende stukken liggen ter inzage totdat de beroepstermijn van zes weken is verstreken[8] Artikelen 3:44 en 6:7 Awb
. De beroepstermijn begint op de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt (of, in het geval van een besluit dat aan goedkeuring is onderworpen, op de dag na die waarop het goedkeuringsbesluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt)[9] Artikel 6:8 Awb
.
Uitgangspunt van de wetgever is dus dat de op het (ontwerp)besluit betrekking hebbende stukken gedurende de zes weken van de zienswijzen- respectievelijk beroepstermijn ter inzage liggen. Het kan uiteraard voorkomen dat betrokkenen ook na die termijnen kennis willen nemen van deze stukken. Als de stukken dan niet meer elektronisch worden ontsloten, zou een betrokkene het bestuursorgaan moeten verzoeken om toezending van die stukken, of naar een fysieke locatie toe moeten om inzage te krijgen in die stukken. Daarom wordt aanbevolen om de elektronische terinzagelegging van de op het ontwerpbesluit betrekking hebbende stukken en de op het (definitieve) besluit betrekking hebbende stukken in ieder geval te laten voortduren totdat de volledige procedure is afgerond. Bij een besluit waartegen geen beroep openstaat is dat totdat het besluit in werking is getreden. Bij een besluit waartegen wel beroep openstaat is dat in ieder geval tot het einde van de beroepstermijn en, als beroep tegen het besluit is ingesteld, totdat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak heeft gedaan op de beroepen.
Naast de verplichting om op het (ontwerp)besluit betrekking hebbende stukken ter inzage te leggen, gelden ook de verplichtingen uit de Archiefwet. Op grond van deze wet zijn overheidsorganen verplicht de onder hen berustende archiefbescheiden te bewaren en om ze na afloop van de voor het betreffende stuk geldende bewaartermijn te vernietigen.
Toekomstige functionaliteit
Onderzocht wordt of in de toekomst voor de elektronische terinzagelegging van stukken die betrekking hebben op het (ontwerp)besluit van omgevingsdocumenten gebruik gemaakt kan worden van een nog te ontwikkelen centrale voorziening voor het ontsluiten van dergelijke stukken in het kader van de Wet open overheid en de Bekendmakingswet. Wanneer duidelijk is of voor deze stukken gebruik gemaakt kan worden van een centrale voorziening, welke voorziening dat is en hoe de aanlevering moet plaatsvinden, zal dat in een volgende versie van dit toepassingsprofiel beschreven worden.
Workaround
Zolang er geen centrale voorziening is voor de elektronische terinzagelegging van op het (ontwerp)besluit betrekking hebbende stukken, past het bevoegd gezag naar keuze één van de volgende methoden toe:
het ontsluit de betreffende stukken op een zelf te bepalen elektronische wijze, bijvoorbeeld via de eigen website, of
het levert de betreffende stukken aan de LVBB aan als onderdeel van het Besluit conform STOP. Daarbij moet worden voldaan aan de eisen aan PDF-bijlagen die in dit hoofdstuk zijn beschreven. De LVBB stelt beperkingen aan de bestandsgrootte.
Op het besluit betrekking hebbende stukken zijn stukken waarmee het bestuursorgaan het besluit onderbouwt en motiveert. Wanneer het bevoegd gezag zelf de stukken op elektronische wijze ontsluit, neemt het in het onderdeel Motivering dan wel de Toelichting van het Besluit een link op naar de webpagina waar die stukken zijn ontsloten, en/of een link naar het betreffende stuk op die webpagina. Wanneer het bevoegd gezag de stukken opneemt als onderdeel van het Besluit, neemt het ze op als Bijlagen bij de Motivering dan wel de Toelichting.
Wanneer het bevoegd gezag zelf de stukken op elektronische wijze ontsluit, wordt aanbevolen om de terinzagelegging op elektronische wijze van de op het ontwerpbesluit betrekking hebbende stukken en de op het (definitieve) besluit betrekking hebbende stukken in ieder geval te laten voortduren totdat de volledige procedure is afgerond.
STOP schrijft voor hoe een officiële publicatie vormgegeven en aangeleverd moet worden om te kunnen worden bekendgemaakt of gepubliceerd en om te kunnen worden geconsolideerd. Onderdeel van die voorschriften van STOP zijn de modellen voor Besluit en Regeling en de tekststructuren. Beide spelen een belangrijke rol bij het opstellen en aanleveren van omgevingsdocumenten. De TPOD-standaard geeft daarvan per type omgevingsdocument een specificatie: welk model moet worden gebruikt en hoe moet dat model worden toegepast.
Er zijn modellen voor het Besluit en modellen voor de Regeling. De STOP/TPOD-standaard kent voor het Besluit de modellen BesluitKlassiek en BesluitCompact. Voor de Regeling zijn dat de modellen RegelingKlassiek, RegelingCompact, RegelingVrijetekst en RegelingTijdelijkdeel. RegelingKlassiek is uitsluitend bedoeld voor de instrumenten met regels van het Rijk. RegelingCompact is het model voor de decentrale regels, oftewel de instrumenten met regels van gemeente, waterschap en provincie, maar kan ook voor instrumenten met regels van het Rijk gebruikt worden. Het Rijk heeft dus een keuzemogelijkheid tussen RegelingKlassiek en RegelingCompact, waarbij wordt opgemerkt dat als het omgevingsdocument eenmaal is vormgegeven conform een van de modellen, er niet op een later moment in de levensloop van datzelfde omgevingsdocument zomaar kan worden overgestapt op het andere model. RegelingVrijetekst wordt gebruikt voor alle instrumenten met Vrijetekststructuur. RegelingTijdelijkdeel tot slot is het model dat moet worden gebruikt wanneer een tijdelijk regelingdeel wordt toegevoegd aan de geconsolideerde regeling van omgevingsplan of omgevingsverordening: bij een voorbereidingsbesluit, een reactieve interventie en een projectbesluit als dat een of meer omgevingsplannen wijzigt met regels die nodig zijn voor het uitvoeren en in werking hebben of in stand houden van het project. BesluitKlassiek wordt alleen in combinatie met RegelingKlassiek gebruikt. BesluitCompact wordt gebruikt als besluitmodel bij RegelingCompact, RegelingVrijetekst en RegelingTijdelijkdeel. In het vervolg van dit hoofdstuk worden alleen de modellen beschreven die voor de reactieve interventie van toepassing zijn.
De modellen voor Regeling en Besluit die in het geval van de reactieve interventie gebruikt moeten worden, zijn in detail beschreven in paragraaf 4.4.
De STOP/TPOD-standaard onderscheidt twee tekststructuren:
Artikelstructuur: de tekststructuur voor het Lichaam[10] Lichaam van de regeling als bedoeld in Aanwijzing 3.53 van de Aanwijzingen voor de regelgeving en in STOP
van een Regeling als dat is opgebouwd uit één of meer artikelen;
Vrijetekststructuur:
de tekststructuur voor het Lichaam van een Regeling van juridisch authentieke documenten die geen artikelen bevat;
de tekststructuur voor onderdelen van Besluit en Regeling buiten het Lichaam.
Opgemerkt wordt dat er ook in het Lichaam van een Besluit artikelen voorkomen. Deze artikelen vallen echter niet onder het begrip Artikelstructuur. Dat de elementen van de Vrijetekststructuur worden gebruikt buiten het Lichaam geldt zowel voor omgevingsdocumenten met Artikelstructuur als voor omgevingsdocumenten met Vrijetekststructuur, en zowel voor Besluit als voor Regeling.
In het vervolg van dit hoofdstuk is vastgelegd welke modellen voor Besluit en Regeling gebruikt moeten worden en welke bijzondere bepalingen gelden voor de reactieve interventie. In hoofdstuk 5 zijn de STOP-tekststructuren en de toepassing daarvan op de reactieve interventie beschreven.
Bij het opstellen en wijzigen van omgevingsdocumenten werkt het bevoegd gezag in de eigen plansoftware aan het omgevingsdocument in Regeling-vorm: de volledige inhoud van het omgevingsdocument. Met de volledige inhoud wordt bedoeld: alle artikelen (en boven- en onderliggende structuurelementen), alle informatieobjecten en alle OW-informatie.
Voorafgaand aan (en eventueel ook na) het nemen van een besluit tot vaststelling of wijziging van de reactieve interventie door gedeputeerde staten genereert de software van het bevoegd gezag uit die Regeling een Besluit. In het geval van een nieuwe reactieve interventie genereert de software een Besluit met daarin het volledige nieuwe tijdelijk regelingdeel, in het geval van een wijzigingsbesluit genereert de software een Besluit dat -in principe in renvooiweergave- de wijzigingen bevat van de bestaande versie van het tijdelijk regelingdeel naar de nieuwe versie van het tijdelijk regelingdeel, oftewel een overzicht van de wijzigingen die het besluit aanbrengt in het bestaande tijdelijk regelingdeel. Naast het onderdeel met het nieuwe tijdelijk regelingdeel of de wijzigingen in het bestaande tijdelijk regelingdeel, bevat het Besluit ook andere onderdelen, zoals de ondertekening, motivering en bijlagen. Het bevoegd gezag levert het Besluit aan de LVBB aan. De LVBB zorgt ervoor dat het aangeleverde Besluit bekend gemaakt wordt en genereert met behulp van het Besluit een nieuw tijdelijk regelingdeel of een nieuwe versie van een tijdelijk regelingdeel. Ook zorgt de LVBB ervoor dat het tijdelijk regelingdeel samen met de juiste hoofdregeling de geconsolideerde versie van omgevingsplan of omgevingsverordening vormt. Om het de LVBB mogelijk te maken om die verwerkingen te doen stelt de STOP/TPOD-standaard eisen aan de vormgeving van de tekst van Regeling en Besluit. Die eisen zijn vastgelegd in modellen voor Besluit en modellen voor Regeling.
De STOP/TPOD-standaard kent voor instrumenten met een tijdelijk regelingdeel het model RegelingTijdelijkdeel, dat gecombineerd moet worden met BesluitCompact als model voor het Besluit. De toepassing daarvan op de reactieve interventie wordt beschreven in paragraaf 4.4.2 (Besluit) en paragraaf 4.4.3 (Regeling). In de paragrafen Norm wordt voorgeschreven hoe de modellen moeten worden toegepast. In de paragrafen Toelichting en Voorbeeld bij beide worden tekstvoorbeelden gegeven.
Op de reactieve interventie moet voor het Besluit het model BesluitCompact en voor de Regeling het model RegelingTijdelijkdeel worden toegepast.
In het Besluit staat wat het bestuursorgaan vaststelt (of wijzigt), met inbegrip van de procedure van totstandkoming en de motivering van het besluit. Het Besluit wordt, met inbegrip van de inhoud of wijziging van de Regeling die onderdeel is van het Besluit, bekendgemaakt in het publicatieblad van het bevoegd gezag op officielebekendmakingen.nl.
In paragraaf 4.4.2.1 is de norm voor de toepassing van het STOP-model BesluitCompact voor de reactieve interventie vastgelegd: welke elementen moeten respectievelijk mogen worden gebruikt en hoe vaak kunnen ze voorkomen. Paragraaf 4.4.2.2 geeft een uitgebreide toelichting op de elementen van het Besluit. In paragraaf 4.4.2.3 worden norm en toelichting concreet gemaakt met een voorbeeld.
Opgemerkt wordt dat de modellen voor Besluit en Regeling XML-modellen zijn. Met de in de volgende paragrafen genoemde elementen worden dus (STOP-)XML-elementen bedoeld.
Omwille van de leesbaarheid en herkenbaarheid zijn de namen van de ‘hoofdelementen’ vetgedrukt en die van de ‘subelementen’ schuingedrukt. De ‘hoofdelementen’ zijn genummerd om er in de toelichting en het voorbeeld in de volgende paragrafen naar te kunnen verwijzen.
Een besluit tot vaststelling of wijziging van de reactieve interventie moet worden opgesteld en aangeleverd overeenkomstig het model BesluitCompact. BesluitCompact bevat de volgende elementen:
RegelingOpschrift: STOP-element dat de officiële titel van het Besluit bevat. Verplicht element. Komt 1 keer voor.
Aanhef: STOP-element dat een blok tekst aan het begin van een Besluit bevat. Optioneel element. Komt 0 of 1 keer voor.
Lichaam: STOP-element dat het lichaam (oftewel het dictum) van het Besluit bevat: dat wat het bestuursorgaan vaststelt of wijzigt. Verplicht element. Komt 1 keer voor. Bestaat voor zowel initieel besluit (besluit dat een tijdelijk regelingdeel instelt) als wijzigingsbesluit (besluit dat een tijdelijk regelingdeel wijzigt) uit de volgende elementen:
WijzigArtikel: STOP-element dat beschrijft wat wordt vastgesteld of gewijzigd en verwijst naar de WijzigBijlage. Verplicht element. Komt ten minste 1 keer voor.
Ieder WijzigArtikel moet de volgende onderdelen bevatten:
Kop: STOP-element dat de Kop bevat. Verplicht element. Komt 1 keer voor. Bevat ten minste één van de Kopelementen Label, Nummer en Opschrift; ieder van deze onderdelen komt 0 of 1 keer voor.
Wat: STOP-element dat bevat:
een tekstuele omschrijving van dat wat het bestuursorgaan vaststelt (in het geval van een initieel besluit) respectievelijk wijzigt (in het geval van een wijzigingsbesluit); en
een verwijzing, zowel tekstueel als met IntRef, naar de WijzigBijlage.
Artikel: STOP-element dat een regulier artikel bevat. Verplicht element. Komt ten minste 1 keer voor.
Ieder Artikel moet de volgende onderdelen bevatten:
Kop: STOP-element dat de Kop bevat. Verplicht element. Komt 1 keer voor. Bevat ten minste één van de Kopelementen Label, Nummer en Opschrift; ieder van deze onderdelen komt 0 of 1 keer voor.
Verplichte keuze tussen Lid en Inhoud.
Sluiting: STOP-element dat het Besluit afsluit. Optioneel element. Komt 0 of 1 keer voor. De tekst van de Sluiting staat in een of meer reguliere Alinea’s. Ook kan gebruik gemaakt worden van de optionele elementen Slotformulering, Dagtekening en Ondertekening.
WijzigBijlage: STOP-element dat voor een initieel besluit de inhoud van de instelling van het tijdelijk regelingdeel en voor een wijzigingsbesluit de wijzigingen van een versie van het tijdelijk regelingdeel bevat. Verplicht element. Komt ten minste 1 keer voor.
Iedere WijzigBijlage bevat de volgende elementen:
Kop: STOP-element dat de Kop bevat. Verplicht element. Komt 1 keer voor. Bevat ten minste één van de onderdelen Label, Nummer en Opschrift; ieder van deze onderdelen komt 0 of 1 keer voor. Optioneel kan het element Subtitel worden toegevoegd.
Een verplichte keuze uit:
RegelingTijdelijkdeel: STOP-element dat de volledige tekst van het initiële tijdelijk regelingdeel bevat. Onder voorwaarde verplicht element: alleen te gebruiken bij een initiële reactieve interventie; is dan verplicht en komt dan 1 keer voor.
RegelingMutatie: STOP-element dat de wijzigingen tussen twee RegelingVersies bevat. Onder voorwaarde verplicht element: alleen te gebruiken bij een besluit tot wijziging van een tijdelijk regelingdeel; is dan verplicht en komt dan 1 keer voor.
Bijlage: STOP-element dat een bijlage (in dit geval bij het Besluit) bevat. Optioneel element. Komt zo vaak voor als gewenst.
Hoofdregel is dat een bijlage is vormgegeven als onderdeel van de tekst in STOP-XML. In bijzondere gevallen is het toegestaan een bijlage als PDF-document aan te leveren. Een Bijlage die in STOP-XML wordt opgesteld, bevat de volgende elementen:
Kop: STOP-element dat de Kop bevat. Verplicht element. Komt 1 keer voor. Bevat ten minste één van de Kopelementen Label, Nummer en Opschrift; ieder van deze onderdelen komt 0 of 1 keer voor. Optioneel kan het element Subtitel worden toegevoegd.
De inhoud van de Bijlage, opgebouwd met Divisie (optioneel element) en Divisietekst (verplicht element). Divisie en Divisietekst moeten voldoen aan de specificaties voor de Vrijetekststructuur in paragraaf 5.3.
Sluiting: STOP-element dat de Bijlage afsluit. Optioneel element. Komt 0 of 1 keer voor. De tekst van de Sluiting staat in een of meer reguliere Alinea’s. Ook kan gebruik gemaakt worden van de optionele elementen Slotformulering, Dagtekening en Ondertekening.
Een bijlage mag alleen als PDF-document worden aangeleverd als het voor het bevoegd gezag redelijkerwijs niet mogelijk is om de bijlage als onderdeel van de tekst in STOP-XML op te stellen én als de bijlage informatie bevat die daadwerkelijk als bijlage gezien kan worden. Het PDF-document moet dan voldoen aan de eisen van PDF/A-1a of PDF/A-2a en moet worden gemodelleerd als informatieobject.
Toelichting: STOP-element dat de toelichting op het Besluit bevat. Optioneel element. Komt 0 of 1 keer voor.
Een Toelichting bevat de volgende elementen:
Kop: STOP-element dat de Kop bevat. Verplicht indien de -hierna beschreven- aanbevolen eenvoudige modellering voor de toelichting wordt gebruikt. Onder voorwaarde verplicht element indien de gestructureerde modellering voor de toelichting wordt gebruikt: verplicht indien binnen het element Toelichting zowel het element AlgemeneToelichting als het element ArtikelgewijzeToelichting voorkomt, komt dan 1 keer voor; optioneel indien binnen het element Toelichting slechts één van de elementen AlgemeneToelichting en ArtikelgewijzeToelichting voorkomt, komt dan 0 of 1 keer voor. Bevat ten minste één van de Kopelementen Label, Nummer en Opschrift; ieder van deze onderdelen komt 0 of 1 keer voor. Optioneel kan het element Subtitel worden toegevoegd..
De inhoud van de Toelichting, opgebouwd met Divisie (optioneel element) en Divisietekst (verplicht element Divisie en Divisietekst moeten voldoen aan de specificaties voor de Vrijetekststructuur in paragraaf 5.3. Dit is de aanbevolen modellering voor een Toelichting op het Besluit. Geadviseerd wordt om voor de Toelichting op het Besluit deze eenvoudige modellering te gebruiken en niet de hierna beschreven onderverdeelde modellering.
Een onderverdeling van de Toelichting in het geval van een toelichting die zowel een algemeen deel als een artikelsgewijs deel heeft. Aanbevolen wordt om voor een Toelichting op het Besluit niet deze gestructureerde modellering te gebruiken maar de hiervoor beschreven eenvoudige modellering. Indien toch gebruikt bestaat de toelichting uit de volgende elementen:
AlgemeneToelichting: STOP-element dat de algemene toelichting bevat. Optioneel element. Komt 0 of 1 keer voor.
Een AlgemeneToelichting bevat de volgende elementen:
Kop: STOP-element dat de Kop bevat. Verplicht element. Komt 1 keer voor. Bevat ten minste één van de Kopelementen Label, Nummer en Opschrift; ieder van deze onderdelen komt 0 of 1 keer voor. Optioneel kan het element Subtitel worden toegevoegd.
De inhoud van de AlgemeneToelichting, opgebouwd met Divisie (optioneel element) en Divisietekst (verplicht element). Divisie en Divisietekst moeten voldoen aan de specificaties voor de Vrijetekststructuur in paragraaf 5.3.
ArtikelgewijzeToelichting: STOP-element dat de artikelsgewijze toelichting bevat. Optioneel element. Komt 0 of 1 keer voor.
Een ArtikelgewijzeToelichting bevat de volgende elementen:
Kop: STOP-element dat de Kop bevat. Verplicht element. Komt 1 keer voor. Bevat ten minste één van de Kopelementen Label, Nummer en Opschrift; ieder van deze onderdelen komt 0 of 1 keer voor. Optioneel kan het element Subtitel worden toegevoegd.
De inhoud van de ArtikelgewijzeToelichting, opgebouwd met Divisie (optioneel element) en Divisietekst (verplicht element). Divisie en Divisietekst moeten voldoen aan de specificaties voor de Vrijetekststructuur in paragraaf 5.3.
Sluiting: STOP-element dat de Toelichting afsluit. Optioneel element. Komt 0 of 1 keer voor. De tekst van de Sluiting staat in een of meer reguliere Alinea’s. Ook kan gebruik gemaakt worden van de optionele elementen Slotformulering, Dagtekening en Ondertekening.
Bijlage: STOP-element dat een bijlage (in dit geval bij de Toelichting op het Besluit) bevat. Optioneel element. Komt zo vaak voor als gewenst. Een bijlage bij de Toelichting wordt niet geconsolideerd. Voor een bijlage bij de Toelichting gelden dezelfde eisen als voor het ‘hoofdelement’ Bijlage.
ArtikelgewijzeToelichting: STOP-element dat de artikelsgewijze toelichting, oftewel de toelichting op de artikelen in het Besluit, bevat. Optioneel element. Komt 0 of 1 keer voor. Mogelijkheid die STOP biedt voor een toelichting die uitsluitend een toelichting op de artikelen in het besluit is. Dit element zal in een toekomstige versie van de standaard vervallen; gebruik daarvan wordt daarom nu afgeraden. Indien toch gebruikt gelden voor deze ArtikelgewijzeToelichting dezelfde eisen als voor de ArtikelgewijzeToelichting binnen het element Toelichting onder 7.
Motivering: STOP-element dat de motivering van het Besluit bevat. Optioneel element. Komt 0 of 1 keer voor.
Een Motivering bevat de volgende elementen:
Kop: STOP-element dat de Kop bevat. Verplicht element. Komt 1 keer voor. Bevat ten minste één van de Kopelementen Label, Nummer en Opschrift; ieder van deze onderdelen komt 0 of 1 keer voor. Optioneel kan het element Subtitel worden toegevoegd.
De inhoud van de Motivering, opgebouwd met Divisie (optioneel element) en Divisietekst (verplicht element). Divisie en Divisietekst moeten voldoen aan de specificaties voor de Vrijetekststructuur in paragraaf 5.3.
Sluiting: STOP-element dat de Motivering afsluit. Optioneel element. Komt 0 of 1 keer voor. De tekst van de Sluiting staat in een of meer reguliere Alinea’s. Ook kan gebruik gemaakt worden van de optionele elementen Slotformulering, Dagtekening en Ondertekening.
Bijlage: STOP-element dat een bijlage (in dit geval bij de Motivering) bevat. Optioneel element. Komt zo vaak voor als gewenst. Een bijlage bij de Motivering wordt niet geconsolideerd. Voor een bijlage bij de Motivering gelden dezelfde eisen als voor het ‘hoofdelement’ Bijlage.
Inhoudsopgave: STOP-element dat de inhoudsopgave van het Besluit bevat. Optioneel element. Komt 0 of 1 keer voor. Een inhoudsopgave wordt niet geconsolideerd.
Dit element zal in een toekomstige versie van de standaard vervallen; gebruik daarvan wordt daarom nu afgeraden.
In deze paragraaf worden de elementen toegelicht die moeten respectievelijk kunnen voorkomen in een Besluit dat is opgesteld overeenkomstig het model BesluitCompact. Figuur 6 laat schematisch zien hoe het model BesluitCompact voor het voorbereidingsbesluit er uit ziet (de nummers voor de elementen verwijzen naar de nummering in de vorige paragraaf).
Figuur 6 toont de toepassing van het model BesluitCompact op een reactieve interventie. De onderdelen 1 t/m 9 komen in het publicatieblad. In de regelingenbank op overheid.nl en in DSO-LV is alleen de inhoud van de WijzigBijlage (nr 5) te zien.
In de hierna volgende toelichting wordt de nummering van paragraaf 4.4.2.1 gevolgd. In die paragraaf is van ieder element aangegeven of het moet (verplicht) of mag (optioneel) voorkomen; dat wordt in deze toelichting niet herhaald. De ‘hoofdelementen’ zijn weer vetgedrukt en de ‘subelementen’ schuingedrukt.
RegelingOpschrift: de officiële titel van het Besluit. Bijvoorbeeld: Vaststelling reactieve interventie n.a.v. omgevingsplan Gemeentestad wijziging 23.
Aanhef: blok tekst aan het begin van het Besluit. Hierin kunnen bijvoorbeeld de overwegingen van het bestuursorgaan staan, die voorafgaan aan het daadwerkelijke besluit. Bijvoorbeeld: “Overwegende dat:
de Omgevingsverordening Noord-Holland instructieregels voor omgevingsplannen bevat ter voorkoming van nieuwvestiging van geitenhouderijen;
de gemeente Gemeentestad met de onderhavige wijziging van het omgevingsplan op locatie X de nieuwvestiging van een geitenhouderij mogelijk heeft gemaakt;
het daarom, met het oog op de behartiging van het provinciaal belang, wenselijk is dat deze wijziging geen deel uitmaakt van het omgevingsplan.”
Lichaam: het Lichaam van het Besluit, in de bestuurspraktijk ook wel het dictum genoemd.
Het Lichaam bevat een of meer WijzigArtikelen. In de tekst van het WijzigArtikel staat wat het bestuursorgaan besluit vast te stellen of te wijzigen en een verwijzing naar de WijzigBijlage, het onderdeel van het besluit waarin de inhoud of wijzigingen van het tijdelijk regelingdeel staan. Daarnaast moet het WijzigArtikel een machineleesbare verwijzing (met IntRef) naar de WijzigBijlage bevatten. Een voorbeeld van de tekstuele omschrijving en verwijzing bij de (initiële) vaststelling van een reactieve interventie van de provincie Noord-Holland: “Door deze reactieve interventie gelden de in artikel I genoemde onderdelen zoals weergegeven in bijlage A“. In een WijzigArtikel mag geen andere inhoud, zoals de datum van inwerkingtreding van het besluit, worden opgenomen. Opgemerkt wordt dat WijzigArtikel een technische term is die niet in de tekst van het besluit zal voorkomen. Bij gebruik van een Label zal de Kop dus niet Wijzigartikel II zijn maar Artikel II.
In het Lichaam moet ten minste één (regulier) Artikel voorkomen. In het geval van een reactieve interventie moet in het Lichaam van het Besluit een Artikel voorkomen met daarin een (globale) omschrijving van de onderdelen van het gemeentelijke wijzigingsbesluit die geen deel uitmaken van het omgevingsplan. Ook moet er een Artikel zijn met de opdracht aan de gemeente om te zorgen voor verwerking van de reactieve interventie in de geconsolideerde regeling van het omgevingsplan, met daarbij een termijn waarbinnen deze opdracht moet zijn uitgevoerd. Zie hiervoor verder paragraaf 2.4. Tot slot is er een artikel dat de (omschrijving van de) datum van inwerkingtreding van de reactieve interventie regelt. In een Artikel mag geen inhoud worden opgenomen die in een WijzigArtikel hoort.
Het is gebruikelijk dat WijzigArtikel voor Artikel komt, maar daar kan indien gewenst van worden afgeweken.
RegelingOpschrift, Aanhef, Lichaam en de hierna te bespreken Sluiting samen vormen een geheel dat goed vergelijkbaar is met het raadsbesluit- of statenbesluit-document waarmee de besluitvormingsprocedure van een gemeente of provincie wordt vastgelegd. Wat (vermoedelijk) wel anders zal zijn is dat WijzigArtikel en Artikel verplicht een Kop moeten hebben. Die Kop moet ten minste één van de elementen Label, Nummer en Opschrift bevatten. In het voorbeeld van een initieel besluit (Figuur 7) in paragraaf 4.4.2.3 hebben WijzigArtikel en Artikel een Kop bestaande uit Label (namelijk: Artikel) en Nummer. Dat maakt het makkelijk om vanuit de WijzigBijlage naar het bijbehorende WijzigArtikel te verwijzen.
Op de WijzigArtikelen en Artikelen in het Lichaam van het Besluit zijn de in paragraaf 4.4.2.1 genoemde eisen van toepassing. De bepalingen over de Artikelstructuur van paragraaf 5.2 gelden er niet voor. Ze kunnen niet worden geannoteerd met de in hoofdstuk 7 beschreven annotaties met OW-objecten.
Sluiting: de afsluiting van het Besluit. Hier staat vaak de datum waarop het bestuursorgaan het besluit heeft genomen. Ook staan hier de namen en dergelijke van de personen die namens het bestuursorgaan het besluit hebben ondertekend. Een voor de interne huishouding van het bevoegd gezag gebruikt papieren of digitaal exemplaar van het besluitdocument kan ook de handtekeningen van die personen bevatten. De versie van het besluit die ter bekendmaking aan de LVBB wordt aangeboden wordt niet voorzien van handtekeningen.
Wanneer tegen het besluit beroep kan worden ingesteld wordt de rechtsmiddelenclausule in dit onderdeel opgenomen: de vermelding dat tegen het besluit beroep kan worden ingesteld en door wie, binnen welke termijn en bij welk orgaan dat beroep kan worden ingesteld. Dit is alleen het geval bij de aanlevering van een definitief besluit.
WijzigBijlage: het element waarin óf de inhoud van het initiële tijdelijk regelingdeel staat óf de wijzigingen die het Besluit aanbrengt in een bestaand tijdelijk regelingdeel. De WijzigBijlage bevat de inhoud van de (wijziging van de) Regeling. Een WijzigBijlage heeft dus een heel andere functie dan een (gewone) Bijlage. Een reactieve interventie wordt gegeven naar aanleiding van een gemeentelijk besluit tot wijziging van het omgevingsplan. Daarom is er bij een reactieve interventie één WijzigBijlage.
De WijzigBijlage moet worden voorzien van een Kop. Een voorbeeld van deze Kop: ‘Bijlage A bij artikel I.’ Het artikel waarnaar wordt verwezen is het WijzigArtikel in het Lichaam van het Besluit. Na de Kop moet een keuze worden gemaakt tussen RegelingTijdelijkdeel en RegelingMutatie.
RegelingTijdelijkdeel wordt gekozen wanneer een bevoegd gezag met de reactieve interventie een nieuw tijdelijk regelingdeel instelt. De RegelingTijdelijkdeel bevat het volledige tijdelijk regelingdeel, oftewel de betreffende regels van (de hoofdregeling van) het omgevingsplan zoals ze luiden na inwerkingtreden van de reactieve interventie. Dit onderdeel moet voldoen aan de specificaties voor RegelingTijdelijkdeel die in paragraaf 4.4.3.1 zijn vastgelegd en aan de specificaties voor de Artikelstructuur die zijn beschreven in paragraaf 5.2. Dit is ook het onderdeel dat kan worden geannoteerd met OW-objecten. Dit is beschreven in hoofdstuk 7.
RegelingMutatie wordt gekozen wanneer het bevoegd gezag een wijzigingsbesluit neemt: een besluit dat een bestaand tijdelijk regelingdeel wijzigt. De RegelingMutatie bevat de wijzigingen van een bestaand tijdelijk regelingdeel naar een nieuwe versie van het tijdelijk regelingdeel.
Bijlage: het gaat hier om een Bijlage bij het Besluit. Dit zijn bijlagen die integraal onderdeel zijn van de tekst van het Besluit maar die om redenen van leesbaarheid e.d. niet in het lichaam van het Besluit kunnen worden opgenomen. Rapportages van onderzoeken die zijn uitgevoerd ter onderbouwing van het nemen van het juridische besluit als bedoeld in paragraaf 4.1.1 zijn geen bijlagen bij het Besluit (of de Regeling) als bedoeld in de STOP/TPOD-standaard, maar op het besluit betrekking hebbende stukken, zie hiervoor ook paragraaf 4.2.
Er kunnen zoveel bijlagen bij het Besluit worden gevoegd als nodig is. Bijlagen bij het Besluit worden alleen bekendgemaakt en niet geconsolideerd. Deze bijlagen zijn dus wel te vinden in het publicatieblad van het bevoegd gezag op officielebekendmakingen.nl, maar niet in de regelingenbank op overheid.nl en niet in DSO-LV. Vanuit de regelingenbanken op overheid.nl en DSO-LV kunnen door middel van een link naar de officiële bekendmaking de bijlagen wel eenvoudig gevonden worden.
Uitgangspunt van de STOP/TPOD-standaard is dat elke tekst die onderdeel is van een officiële publicatie, zoals een besluit of regeling, wordt uitgewisseld in STOP-XML. Daarmee is gewaarborgd dat de teksten voldoen aan alle wettelijke eisen. De teksten kunnen dan juridisch rechtsgeldig gepubliceerd worden en de voorzieningen zorgen er voor dat ze volgens de richtlijnen van digitale toegankelijkheid worden ontsloten. Als de bijlage onderdeel is van de tekst in STOP-XML, staat de inhoud in een of meer Divisieteksten, die desgewenst hiërarchisch kunnen worden gestructureerd in Divisies. Deze elementen van de Vrijetekststructuur en hun specificaties zijn beschreven in paragraaf 5.3. Tekst uitwisselen in STOP-XML is niet altijd mogelijk zonder de tekst te moeten overtypen. Daarom ondersteunt de STOP/TPOD-standaard ook het aanleveren van tekst als PDF-document. Een tekst in een PDF-document is voor de landelijke voorzieningen minder goed te hanteren; denk aan verwijzen naar specifieke onderdelen en muteren dat niet -of niet goed- mogelijk is. Daarom wordt het gebruik van PDF-documenten slechts in specifieke, in het toepassingsprofiel vastgelegde, gevallen toegestaan. In dit toepassingsprofiel is, in de norm van paragraaf 4.4.2.1, bepaald dat het aanleveren van een bijlage als PDF-document alleen is toegestaan als het voor het bevoegd gezag redelijkerwijs niet mogelijk is om de bijlage als onderdeel van de tekst in STOP-XML op te stellen én als de bijlage informatie bevat die daadwerkelijk als bijlage gezien kan worden.
Een bijlage in de vorm van een PDF-document moet onveranderlijk zijn. Daarom moet het PDF-document voldoen aan de eisen van PDF/A-1a of PDF/A-2a en moet het worden gepubliceerd als informatieobject. Een beschrijving van beide publicatiemogelijkheden voor bijlagen staat in paragraaf 4.2. Een Bijlage wordt niet geannoteerd met OW-objecten.
Een Bijlage kan worden afgesloten met het element Sluiting. Van die mogelijkheid zal naar verwachting niet vaak gebruik gemaakt worden.
Toelichting: het gaat hier om een Toelichting bij het Besluit. Deze toelichting is onder andere vergelijkbaar met het voorstel-document waarmee het dagelijks bestuur van gemeente, provincie of waterschap een onderbouwing geeft voor het voorgestelde besluit dat het aan het algemeen bestuur voorlegt. Omdat de toelichting bedoeld is voor gebruik in het interne besluitvormingsproces kan er ook voor gekozen worden de toelichting wel op te nemen in het besluit dat aan het bestuursorgaan ter vaststelling wordt aangeboden, maar niet in het bekend te maken besluit. Als de toelichting wel onderdeel is van het bekend te maken besluit, dan wordt het meegenomen in de publicatie.
De STOP/TPOD-standaard biedt in de huidige versie voor zowel Besluit als Regeling een aantal mogelijkheden voor het indelen van toelichtingen. Er zijn de ‘hoofdelementen’ Toelichting en ArtikelgewijzeToelichting. Binnen het ‘hoofdelement’ Toelichting kan worden gekozen tussen enerzijds een vrije, niet nader gestructureerde opzet en anderzijds een gestructureerde opzet met de onderliggende elementen AlgemeneToelichting en ArtikelgewijzeToelichting. Deze mogelijkheden stellen medewerkers van bevoegde gezagen en adviesbureaus die de standaard in hun omgevingsdocumenten toepassen en bouwers van plansoftware voor lastige keuzes. Bovendien noodzaken ze de applicaties die de tekst tonen (officielebekendmakingen.nl, de regelingenbanken op overheid.nl en DSO-LV) om alle mogelijkheden te ondersteunen. Daarom zal in de toekomst de standaard zo worden aangepast dat er nog maar één modellering voor de toelichting als onderdeel van BesluitCompact is. Aangezien een artikelsgewijze toelichting bij een besluit een toelichting zou geven op de artikelen en wijzigartikelen in het lichaam van het besluit en het niet erg voor de hand ligt om dat te doen, zal de toekomstige modellering voor de toelichting als onderdeel van het besluit bestaan uit het ‘hoofdelement’ Toelichting met daarbinnen de vrije, niet nader gestructureerde opzet met Divisies en Divisieteksten. Aanbevolen wordt om voor de toelichting bij het besluit alleen de toekomstige modellering te gebruiken en geen gebruik te maken van het ‘hoofdelement’ ArtikelgewijzeToelichting en ook niet van de gestructureerde opzet met de onderliggende elementen AlgemeneToelichting en ArtikelgewijzeToelichting binnen het ‘hoofdelement’ Toelichting. Dit is een (dringende) aanbeveling. Op het moment van uitbrengen van deze versie van dit toepassingsprofiel is het namelijk nog niet mogelijk om de modellering in deze zin te wijzigen. NB: voor de toelichting op het tijdelijk regelingdeel geldt een andere aanbeveling, zie daarvoor onderdeel 4 van paragraaf 4.4.3.1.
De daadwerkelijke inhoud van de toelichting staat in een of meer Divisieteksten, die desgewenst hiërarchisch kunnen worden gestructureerd in Divisies. Deze elementen van de Vrijetekststructuur en hun specificaties zijn beschreven in paragraaf 5.3. Het element Toelichting heeft verplicht een Kop.
Een Toelichting kan worden afgesloten met het element Sluiting. Van die mogelijkheid zal naar verwachting niet vaak gebruik gemaakt worden. Aan een Toelichting kunnen een of meer Bijlagen worden toegevoegd.
Een Toelichting wordt niet geannoteerd met OW-objecten. Een Toelichting op het Besluit wordt alleen bekendgemaakt en niet geconsolideerd. Deze Toelichting is dus wel te vinden op officielebekendmakingen.nl, maar niet in de regelingenbanken op overheid.nl en niet in DSO-LV. Vanuit de regelingenbanken op overheid.nl en DSO-LV kan door middel van een link naar de officiële bekendmaking de Toelichting wel eenvoudig gevonden worden.
ArtikelgewijzeToelichting: dit element zal in een toekomstige versie van de standaard vervallen; gebruik daarvan wordt daarom nu afgeraden. Daarom zijn in de norm in paragraaf 4.4.2.1 de subelementen van de ArtikelgewijzeToelichting niet opgenomen en wordt er in deze paragraaf geen nadere toelichting op gegeven.
Motivering: dit is de motivering oftewel de inhoudelijke onderbouwing van het Besluit. In de motivering zullen GS, onder meer aan de hand van de criteria van artikel 16.21 Ow, het gebruik van de bevoegdheid een reactieve interventie te geven onderbouwen. In het geval van een wijzigingsbesluit wordt in dit deel onder andere beschreven op welke onderdelen de reactieve interventie wordt aangepast en waarom.
De inhoud van een Motivering staat in een of meer Divisieteksten, die desgewenst hiërarchisch kunnen worden gestructureerd in Divisies. Deze elementen van de Vrijetekststructuur en hun specificaties zijn beschreven in paragraaf 5.3. De Motivering kan worden afgesloten met het element Sluiting. Dat dat bij een omgevingsdocument daadwerkelijk gebeurt, ligt niet voor de hand. Daarom wordt de Sluiting niet nader toegelicht. Ter ondersteuning van de motivering kunnen een of meer Bijlagen, bijvoorbeeld in de vorm van bijlagen met onderzoeksgegevens en bescheiden, worden toegevoegd. Indien dat gebeurt, gelden daarvoor dezelfde specificaties als voor het ‘hoofdelement’ Bijlage; zie ook de toelichting bij nr. 6. Een Motivering wordt niet geannoteerd met OW-objecten. Een Motivering wordt alleen bekendgemaakt en niet geconsolideerd. De Motivering is dus wel te vinden op officielebekendmakingen.nl, maar niet in de regelingenbank op overheid.nl en niet in DSO-LV. Vanuit de regelingenbanken op overheid.nl en DSO-LV kan door middel van een link naar de officiële bekendmaking de Motivering wel eenvoudig gevonden worden.
Inhoudsopgave: STOP maakt het mogelijk dat aan een Besluit een Inhoudsopgave wordt toegevoegd. Dat dat bij een besluit tot vaststelling of wijziging van een omgevingsdocument daadwerkelijk gebeurt, ligt niet voor de hand. Dit element zal in een toekomstige versie van de standaard vervallen; gebruik daarvan wordt daarom nu afgeraden. Om deze redenen zijn in de norm in paragraaf 4.4.2.1 de subelementen van de Inhoudsopgave niet opgenomen en wordt dit element niet nader toegelicht.
Veel van de hiervoor besproken elementen moeten worden voorzien van een Kop. Voor de Kop zijn de Kopelementen Label, Nummer en Opschrift beschikbaar. Label is de aanduiding van het type tekstelement, zoals Hoofdstuk, Paragraaf of Artikel. Opschrift is de titel van het tekstelement, die aangeeft waar de tekst over gaat. Voor deze Koppen gelden niet de voorschriften voor Koppen van paragraaf 5.2.2.1.1.
In de schema’s van STOP komt in een aantal hoofd- en subelementen het element InleidendeTekst -bedoeld voor niet-juridische contextinformatie- voor. Dit element zal in een toekomstige versie van de standaard vervallen; gebruik daarvan wordt daarom nu afgeraden. Daarom is dit element hier niet opgenomen.
Door toepassing van model BesluitCompact ziet een initiële reactieve interventie waarmee een tijdelijk regelingdeel wordt ingesteld, er schematisch uit zoals aangegeven in Figuur 7. De nummers in deze figuur komen overeen met de nummering van de vorige twee paragrafen.
Een uitgebreider voorbeeld is opgenomen in bijlage 3.
In de Regeling van een omgevingsdocument staat welke regels of beleid gelden in de fysieke leefomgeving, dan wel, in het geval van het projectbesluit, wat er wordt gerealiseerd in de fysieke leefomgeving. De Regeling is te vinden in de regelingenbank op overheid.nl en in DSO-LV.
In paragraaf 4.4.3.1 is de norm voor het model voor het tijdelijk regelingdeel van de reactieve interventie vastgelegd: welke elementen moeten respectievelijk mogen worden gebruikt en hoe vaak kunnen ze voorkomen. Paragraaf 4.4.3.2 geeft een uitgebreide toelichting op de elementen van de Regeling, waaronder ook tips over het al dan niet gebruikelijk zijn van een bepaald element. In paragraaf 4.4.3.3 worden norm en toelichting concreet gemaakt met een voorbeeld.
Opgemerkt wordt dat de modellen voor Besluit en Regeling XML-modellen zijn. Met de in de volgende paragrafen genoemde elementen worden dus (STOP-)XML-elementen bedoeld.
Omwille van de leesbaarheid en herkenbaarheid zijn de namen van de ‘hoofdelementen’ vetgedrukt en die van de ‘subelementen’ schuingedrukt. De ‘hoofdelementen’ zijn genummerd om er in de toelichting en het voorbeeld in de volgende paragrafen naar te kunnen verwijzen.
Een tijdelijk regelingdeel behorend bij een reactieve interventie vormt samen met de hoofdregeling (en eventuele andere tijdelijk regelingdelen) de geconsolideerde Regeling van een omgevingsplan. Het tijdelijk regelingdeel moet worden opgebouwd overeenkomstig het model RegelingTijdelijkdeel. RegelingTijdelijkdeel bevat de volgende elementen:
RegelingOpschrift: STOP-element dat de officiële titel van het tijdelijk regelingdeel bevat. Verplicht element. Komt 1 keer voor.
Lichaam: STOP-element dat de inhoud van het tijdelijk regelingdeel bevat[11] Het Lichaam is het belangrijkste onderdeel van de Regeling. Zie daarvoor de toelichting in de volgende paragraaf en de beschrijving van de Artikelstructuur in paragraaf 5.2. Dit is het deel dat wordt geannoteerd met OW-objecten, zie daarvoor hoofdstuk 7
. Verplicht element. Komt 1 keer voor. Het Lichaam bevat de volgende elementen:
Conditie: STOP-element dat een Artikel bevat waarin de verhouding is vastgelegd tussen dit tijdelijk regelingdeel en de hoofdregeling van het omgevingsplan waarover de reactieve interventie gaat. Verplicht element. Komt 1 keer voor. Binnen de Conditie komt 1 Artikel voor. De Kop van het Artikel in dit element heeft geen Label of Nummer maar bestaat uitsluitend uit een Opschrift. Dit Artikel wordt niet in een Hoofdstuk of ander structuurelement ondergebracht.
Artikel: een of meer artikelen die de regels van het omgevingsplan bevatten zoals ze luiden na inwerkingtreden van de reactieve interventie. Verplicht element. Komt zo vaak voor als gewenst. De artikelen moeten voldoen aan de specificaties voor de Artikelstructuur in paragraaf 5.2. Het is verplicht om deze artikelen onder te brengen in een of meer hoofdstukken. Desgewenst kunnen de hoofdstukken worden gestructureerd met de structuurelementen die volgens paragraaf 5.2.1.1 zijn toegestaan.
Bijlage: STOP-element dat een bijlage (in dit geval bij het tijdelijk regelingdeel) bevat. Optioneel element. Komt zo vaak voor als gewenst. Een bijlage die onderdeel is van het tijdelijk regelingdeel wordt geconsolideerd.
Hoofdregel is dat een bijlage is vormgegeven als onderdeel van de tekst in STOP-XML. In bijzondere gevallen is het toegestaan een bijlage als PDF-document aan te leveren. Een Bijlage die in STOP-XML wordt opgesteld, bevat de volgende elementen:
Kop: STOP-element dat de Kop bevat. Verplicht element. Komt 1 keer voor. Bevat ten minste één van de Kopelementen Label, Nummer en Opschrift; ieder van deze elementen komt 0 of 1 keer voor. Optioneel kan het element Subtitel worden toegevoegd.
Gereserveerd: leeg STOP-element waarmee bij weergave op overheid.nl en in DSO-LV de tekst ‘Gereserveerd’ wordt gegenereerd. Optioneel element. Komt 0 of 1 keer voor. Indien in een Bijlage het element Gereserveerd wordt gebruikt mag in die Bijlage geen van de elementen Vervallen, Divisie en Divisietekst voorkomen.
Vervallen: leeg STOP-element waarmee bij weergave op overheid.nl en in DSO-LV de tekst ‘Vervallen’ wordt gegenereerd. Geeft aan dat de Bijlage de status ‘vervallen’ heeft; het is niet langer juridisch geldig en heeft geen inhoud meer. Optioneel element. Komt 0 of 1 keer voor. Indien in een Bijlage het element Vervallen wordt gebruikt mag in die Bijlage geen van de elementen Gereserveerd, Divisie en Divisietekst voorkomen.
De inhoud van de Bijlage, opgebouwd met Divisie (optioneel element) en Divisietekst (verplicht element). Indien een Bijlage inhoud bevat, mogen in die Bijlage de elementen Gereserveerd en Vervallen niet voorkomen. Divisie en Divisietekst moeten voldoen aan de specificaties voor de Vrijetekststructuur in paragraaf 5.3.
Sluiting: STOP-element dat de Bijlage afsluit. Optioneel element. Komt 0 of 1 keer voor. De tekst van de Sluiting staat in een of meer reguliere Alinea’s. Ook kan gebruik gemaakt worden van de optionele elementen Slotformulering, Dagtekening en Ondertekening.
Een bijlage mag alleen als PDF-document worden aangeleverd als het voor het bevoegd gezag redelijkerwijs niet mogelijk is om de bijlage als onderdeel van de tekst in STOP-XML op te stellen én als de bijlage informatie bevat die daadwerkelijk als (te consolideren) bijlage gezien kan worden. Het PDF-document moet dan voldoen aan de eisen van PDF/A-1a of PDF/A-2a en moet worden gemodelleerd als informatieobject.
Toelichting: STOP-element dat de toelichting op het tijdelijk regelingdeel bevat. Optioneel element. Komt 0 of 1 keer voor.
Een Toelichting bevat de volgende elementen:
Kop: STOP-element dat de Kop bevat. Onder voorwaarde verplicht element: verplicht indien binnen het element Toelichting zowel het element AlgemeneToelichting als het element ArtikelgewijzeToelichting voorkomt, komt dan 1 keer voor; optioneel indien binnen het element Toelichting slechts één van de elementen AlgemeneToelichting en ArtikelgewijzeToelichting voorkomt, komt dan 0 of 1 keer voor. Bevat ten minste één van de Kopelementen Label, Nummer en Opschrift; ieder van deze onderdelen komt 0 of 1 keer voor. Optioneel kan het element Subtitel worden toegevoegd.
AlgemeneToelichting: STOP-element dat de algemene toelichting bevat. Optioneel element. Komt 0 of 1 keer voor.
Een AlgemeneToelichting bevat de volgende elementen:
Kop: STOP-element dat de Kop bevat. Verplicht element. Komt 1 keer voor. Bevat ten minste één van de Kopelementen Label, Nummer en Opschrift; ieder van deze onderdelen komt 0 of 1 keer voor. Optioneel kan het element Subtitel worden toegevoegd.
De inhoud van de AlgemeneToelichting, opgebouwd met Divisie (optioneel element) en Divisietekst (verplicht element). Divisie en Divisietekst moeten voldoen aan de specificaties voor de Vrijetekststructuur in paragraaf 5.3.
ArtikelgewijzeToelichting: STOP-element dat de artikelsgewijze toelichting op het tijdelijk regelingdeel bevat. Optioneel element. Komt 0 of 1 keer voor.
Een ArtikelgewijzeToelichting bevat de volgende elementen:
Kop: STOP-element dat de Kop bevat. Verplicht element. Komt 1 keer voor. Bevat ten minste één van de Kopelementen Label, Nummer en Opschrift; ieder van deze onderdelen komt 0 of 1 keer voor. Optioneel kan het element Subtitel worden toegevoegd.
De inhoud van de ArtikelgewijzeToelichting, opgebouwd met Divisie (optioneel element) en Divisietekst (verplicht element). Divisie en Divisietekst moeten voldoen aan de specificaties voor de Vrijetekststructuur in paragraaf 5.3.
De inhoud van de Toelichting, opgebouwd met Divisie (optioneel element) en Divisietekst (verplicht element), zonder de structurerende elementen AlgemeneToelichting en/of ArtikelgewijzeToelichting. Mogelijkheid die STOP biedt voor een toelichting die uitsluitend algemeen van aard is. Geadviseerd wordt om in RegelingTijdelijkdeel van deze mogelijkheid geen gebruik te maken. Indien toch gebruikt moeten Divisie en Divisietekst voldoen aan de specificaties voor de Vrijetekststructuur in paragraaf 5.3.
Sluiting: STOP-element dat de Toelichting afsluit. Optioneel element. Komt 0 of 1 keer voor. De tekst van de Sluiting staat in een of meer reguliere Alinea’s. Ook kan gebruik gemaakt worden van de optionele elementen Slotformulering, Dagtekening en Ondertekening.
Bijlage: STOP-element dat een bijlage (in dit geval bij de Toelichting) bevat. Optioneel element. Komt zo vaak voor als gewenst. Een bijlage bij de Toelichting wordt geconsolideerd. Voor een bijlage bij de Toelichting gelden dezelfde eisen als voor het ‘hoofdelement’ Bijlage.
ArtikelgewijzeToelichting: STOP-element dat de artikelsgewijze toelichting, oftewel de toelichting op de artikelen in de Regeling, bevat. Optioneel element. Komt 0 of 1 keer voor. Mogelijkheid die STOP biedt voor een toelichting die uitsluitend een toelichting op de artikelen in de regeling is. Dit element zal in een toekomstige versie van de standaard vervallen; gebruik daarvan wordt daarom nu afgeraden. Indien toch gebruikt gelden voor deze ArtikelgewijzeToelichting dezelfde eisen als voor de ArtikelgewijzeToelichting binnen het element Toelichting onder 4.
RegelingTijdelijkdeel is het model dat een bevoegd gezag moet gebruiken bij het vaststellen van een nieuwe reactieve interventie. Ieder tijdelijk regelingdeel is daardoor opgebouwd conform het model RegelingTijdelijkdeel. Zoals in hoofdstuk 2 is beschreven, vormt het tijdelijk regelingdeel (of, indien er meer tijdelijk regelingdelen zijn: alle tijdelijk regelingdelen) samen met de hoofdregeling de geconsolideerde versie van het omgevingsplan.
In deze paragraaf worden de elementen toegelicht die moeten respectievelijk kunnen voorkomen in het tijdelijk regelingdeel van de reactieve interventie, overeenkomstig het model RegelingTijdelijkdeel. Figuur 8 laat schematisch zien hoe het model RegelingTijdelijkdeel voor de reactieve interventie er uit ziet (de nummers voor de elementen verwijzen naar de nummering in de vorige paragraaf).
In de hierna volgende toelichting wordt de nummering van paragraaf 4.4.3.1 gevolgd. In die paragraaf is van ieder element aangegeven of het moet (verplicht) of mag (optioneel) voorkomen; dat wordt in deze toelichting niet herhaald. De ‘hoofdelementen’ zijn weer vetgedrukt en de ‘subelementen’ schuingedrukt.
RegelingOpschrift: de officiële titel van het tijdelijk regelingdeel. Het RegelingOpschrift is onderdeel van het tijdelijk regelingdeel dat, samen met de hoofdregeling en mogelijk ook andere tijdelijk regelingdelen, -in het geval van de reactieve interventie weliswaar slechts heel beperkte tijd- deel gaat uitmaken van de geconsolideerde regeling van het omgevingsplan. Het verdient daarom aanbeveling om in het RegelingOpschrift aan te geven waar de reactieve interventie over gaat. Bijvoorbeeld: Reactieve interventie op omgevingsplan Gemeentestad wijziging 23. Welk bestuursorgaan de reactieve interventie heeft vastgesteld blijkt al uit de metadata, daarom wordt aanbevolen om dat niet in het RegelingOpschrift te vermelden.
Lichaam: het element dat de inhoud van het omgevingsdocument bevat. In het Lichaam van het tijdelijk regelingdeel zijn dat twee onderdelen: de Conditie en de Artikelen die de betreffende regels van de hoofdregeling van het omgevingsplan bevatten zoals ze luiden na inwerkingtreden van de reactieve interventie.
De Conditie is het element waarin wordt beschreven wat de relatie is tussen het tijdelijk regelingdeel en de hoofdregeling. Zoals in hoofdstuk 2 is beschreven, vormen de hoofdregeling en alle daarbij behorende tijdelijk regelingdelen samen de geconsolideerde regeling van het omgevingsplan. In de Artikelen in het tijdelijk regelingdeel van een reactieve interventie wordt vastgelegd hoe de betreffende regels van het omgevingsplan moeten luiden. Ze wijken dus per definitie af van de regels in de hoofdregeling. In de Conditie wordt daarom beschreven dat het tijdelijk regelingdeel voorrang heeft op de hoofdregeling. STOP vereist dat de beschrijving van de relatie wordt opgenomen in een Artikel binnen het element Conditie. Binnen het element Conditie is slechts 1 Artikel toegestaan. Dit Artikel moet, net als alle andere artikelen, worden voorzien van een Kop. In dit specifieke geval bestaat die Kop uitsluitend uit een Opschrift; Label en Nummer komen dus niet voor. Een voorbeeld van het Opschrift van dit Artikel is ‘Voorrangsbepaling’. Het artikel waarin de tekst van de conditie staat, wordt niet in een structuurelement zoals een Hoofdstuk ondergebracht.
Het tweede onderdeel van het Lichaam bestaat uit de Artikelen die de betreffende regels van het omgevingsplan bevatten zoals ze luiden na inwerkingtreden van de reactieve interventie. Voor deze Artikelen gelden de specificaties voor de Artikelstructuur die zijn beschreven in paragraaf 5.2. Zoals daar is beschreven kunnen artikelen zijn opgenomen in een hiërarchische structuur, bestaande uit Hoofdstukken en andere structuurelementen. In het geval van de reactieve interventie is het verplicht de artikelen in een of meer hoofdstukken te plaatsen.
Deze Artikelen worden (zeer beperkt) geannoteerd met de OW-objecten. Het annoteren met OW-objecten is beschreven in hoofdstuk 7.
Een uitgebreide toelichting op het tijdelijk regelingdeel staat in paragraaf 2.4.
Bijlage: het gaat hier om een Bijlage bij de Regeling. Dit is een bijlage die informatie bevat die integraal onderdeel is van het omgevingsdocument maar om redenen van leesbaarheid en/of vormgeving (denk aan lange lijsten en complexe tabellen) niet goed in de artikelen van het Lichaam van de Regeling kan worden opgenomen. Er kunnen zoveel bijlagen bij de Regeling worden gevoegd als nodig is. Bijlagen bij de Regeling worden bekendgemaakt én geconsolideerd. Dat laatste houdt in dat ze met een later wijzigingsbesluit gewijzigd kunnen worden. Deze bijlagen zijn dus zowel te vinden in het publicatieblad van het bevoegd gezag op officielebekendmakingen.nl als in de regelingenbank op overheid.nl en in DSO-LV.
Uitgangspunt van de STOP/TPOD-standaard is dat elke tekst die onderdeel is van een officiële publicatie, zoals een besluit of regeling, wordt uitgewisseld in STOP-XML. Daarmee is gewaarborgd dat de teksten voldoen aan alle wettelijke eisen. De teksten kunnen dan juridisch rechtsgeldig gepubliceerd worden en de voorzieningen zorgen er voor dat ze volgens de richtlijnen van digitale toegankelijkheid worden ontsloten. Als de bijlage onderdeel is van de tekst in STOP-XML, staat de inhoud in een of meer Divisieteksten, die desgewenst hiërarchisch kunnen worden gestructureerd in Divisies. Deze elementen van de Vrijetekststructuur en hun specificaties zijn beschreven in paragraaf 5.3. Een voorbeeld van een bijlage in STOP-XML is de bijlage met verwijzingen naar de GIO’s. Een ander voorbeeld is de bijlage met begripsbepalingen, in het geval dat de begripsbepalingen niet in het artikel in de regeling worden geplaatst maar in een bijlage. Het is mogelijk om zo’n bijlage in verschillende onderdelen op te delen. Voor die onderverdeling worden de vrijetekstelementen Divisie (optioneel element) en Divisietekst (verplicht element) gebruikt.
Tekst uitwisselen in STOP-XML is niet altijd mogelijk zonder de tekst te moeten overtypen. Daarom ondersteunt de STOP/TPOD-standaard ook het aanleveren van tekst als PDF-document. Een tekst in een PDF-document is voor de landelijke voorzieningen minder goed te hanteren; denk aan verwijzen naar specifieke onderdelen en muteren dat niet -of niet goed- mogelijk is. Daarom wordt het gebruik van PDF-documenten slechts in specifieke, in het toepassingsprofiel vastgelegde, gevallen toegestaan. In dit toepassingsprofiel is, in de norm van paragraaf 4.4.3.1, bepaald dat een bijlage alleen als PDF-document mag worden aangeleverd als het voor het bevoegd gezag redelijkerwijs niet mogelijk is om de bijlage als onderdeel van de tekst in STOP-XML op te stellen én als de bijlage informatie bevat die daadwerkelijk als (te consolideren) bijlage gezien kan worden. Dat de bijlage informatie moet bevatten die daadwerkelijk als (te consolideren) bijlage gezien kan worden betekent dat het moet gaan om informatie die onlosmakelijk onderdeel is van de regeling maar om redenen van leesbaarheid en/of vormgeving niet in het Lichaam van de Regeling kan worden opgenomen. Het betekent ook dat niet de volledige inhoud van het Lichaam van de Regeling in een bijlage in PDF-formaat mag worden opgenomen. Een bijlage in de vorm van een PDF-document moet onveranderlijk zijn. Daarom moet het PDF-document voldoen aan de eisen van PDF/A-1a of PDF/A-2a en moet het worden gepubliceerd als informatieobject. Een beschrijving van beide publicatiemogelijkheden voor bijlagen staat in paragraaf 4.2.
Bij een bijlage als onderdeel van de tekst in STOP-XML is het mogelijk om met een later wijzigingsbesluit één of meer gedeelten van de bijlage te wijzigen. Bij een bijlage in de vorm van een PDF-document kan dat niet; in dat geval wordt het hele PDF-document vervangen.
In een Bijlage bij de Regeling kan het element Gereserveerd worden gebruikt. Dit element maakt het mogelijk om alvast een structuur neer te zetten die is voorbereid op toekomstige aanvullingen. Het is een leeg element waarmee bij weergave op overheid.nl en in DSO-LV de tekst ‘Gereserveerd’ wordt gegenereerd. Het bevoegd gezag kan het element niet zelf vullen met eigen tekst. Met latere wijzigingsbesluiten kan het element Gereserveerd worden vervangen door een structuurelement met daadwerkelijke inhoud. Gezien het karakter van de reactieve interventie ligt het gebruik van dit element niet voor de hand.
Wanneer een bijlage vervalt kan in het element Bijlage het element Vervallen worden opgenomen. Op deze manier blijft zichtbaar dat er een bijlage was en dat die later is vervallen. Het voordeel daarvan is dat in de wetstechnische informatie de historie van het element kan worden teruggevonden. Een andere mogelijkheid bij het vervallen van een bijlage is om het element Bijlage met een wijzigingsbesluit te verwijderen. Dan is het element niet langer zichtbaar en is er ook geen wetstechnische informatie meer.
Een Bijlage kan worden afgesloten met het element Sluiting. Van die mogelijkheid zal naar verwachting niet vaak gebruik gemaakt worden. Een Bijlage wordt niet geannoteerd met OW-objecten.
Toelichting: het gaat hier om de Toelichting op de Conditie en de artikelen in het tijdelijk regelingdeel. De STOP/TPOD-standaard biedt in de huidige versie voor zowel Besluit als Regeling een aantal mogelijkheden voor het indelen van toelichtingen. Er zijn de ‘hoofdelementen’ Toelichting en ArtikelgewijzeToelichting. Binnen het ‘hoofdelement’ Toelichting kan worden gekozen tussen enerzijds een gestructureerde opzet met de onderliggende elementen AlgemeneToelichting en/of ArtikelgewijzeToelichting en anderzijds een vrije, niet nader gestructureerde opzet. Deze mogelijkheden stellen medewerkers van bevoegde gezagen en adviesbureaus die de standaard in hun omgevingsdocumenten toepassen en bouwers van plansoftware voor lastige keuzes. Bovendien noodzaken ze de applicaties die de tekst tonen (officielebekendmakingen.nl, de regelingenbanken op overheid.nl en DSO-LV) om alle mogelijkheden te ondersteunen. Daarom zal in de toekomst de standaard zo worden aangepast dat er nog maar één modellering voor de toelichting van Regelingen is, namelijk het ‘hoofdelement’ Toelichting met daarbinnen de gestructureerde opzet. Op het moment van uitbrengen van deze versie van dit toepassingsprofiel is die aanscherping nog niet mogelijk. Het is uiteraard niet wenselijk dat er omgevingsdocumenten worden opgesteld met een toelichting-modellering die in de toekomst niet meer voldoet aan de dan aangescherpte standaard en dan moeten worden aangepast. Daarom wordt met klem geadviseerd om alleen de toekomstige modellering te gebruiken en geen gebruik te maken van het ‘hoofdelement’ ArtikelgewijzeToelichting en ook niet van de vrije, niet nader gestructureerde opzet met Divisies en Divisieteksten binnen het ‘hoofdelement’ Toelichting. NB: voor de toelichting op het besluit geldt een andere aanbeveling, zie daarvoor onderdeel 7 van paragraaf 4.4.2.2.
De toekomstige modellering bestaat er uit dat alleen gebruik wordt gemaakt van het ‘hoofdelement’ Toelichting en daarbinnen de gestructureerde opzet met de elementen AlgemeneToelichting en/of ArtikelgewijzeToelichting. Een toelichting kan dan alleen een algemene toelichting bevatten, alleen een artikelsgewijze toelichting of allebei. De algemene toelichting en de artikelsgewijze toelichting hebben verplicht een kop. De kop van het element toelichting is verplicht wanneer de elementen AlgemeneToelichting en ArtikelgewijzeToelichting allebei voorkomen. Wanneer slechts een van beide elementen voorkomt is de kop van het element Toelichting optioneel: het bevoegd gezag mag dan zelf kiezen of het de toelichting al dan niet een kop geeft.
Let op dat de hier besproken algemene toelichting een algemene toelichting geeft op het tijdelijk regelingdeel en niet op een besluit. In DSO-LV is de algemene toelichting aan het hele regelingsgebied gekoppeld. Het is niet mogelijk om onderdelen van de toelichting te koppelen aan specifieke locaties. In de artikelsgewijze toelichting wordt, waar nodig, een toelichting gegeven op de artikelen in het lichaam van het tijdelijk regelingdeel en desgewenst ook op de bijlage(n) die onderdeel zijn van die regeling.
Een Toelichting kan worden afgesloten met het element Sluiting. Van die mogelijkheid zal naar verwachting niet vaak gebruik gemaakt worden. Aan een Toelichting kunnen een of meer Bijlagen worden toegevoegd.
Een Toelichting bij het tijdelijk regelingdeel wordt bekendgemaakt én geconsolideerd. Deze toelichting is dus zowel te vinden op officielebekendmakingen.nl als in de regelingenbank op overheid.nl en in DSO-LV. Een Toelichting wordt niet geannoteerd met OW-objecten.
ArtikelgewijzeToelichting: dit ‘hoofd’element zal in een toekomstige versie van de standaard vervallen; gebruik daarvan wordt daarom nu afgeraden. Dringend wordt geadviseerd om alleen de toekomstige modellering te gebruiken. Dat houdt in dat geen gebruik gemaakt wordt van het ‘hoofdelement’ ArtikelgewijzeToelichting, maar van het bij nr 4 beschreven ‘hoofdelement’ Toelichting met daarbinnen de gestructureerde opzet met de elementen AlgemeneToelichting en/of ArtikelgewijzeToelichting. Daarom zijn in de norm in paragraaf 4.4.3.1 de subelementen van de ArtikelgewijzeToelichting niet opgenomen en wordt er in deze paragraaf geen nadere toelichting op gegeven.
Veel van de hiervoor besproken elementen moeten worden voorzien van een Kop. Voor de Kop zijn de Kopelementen Label, Nummer en Opschrift beschikbaar. Label is de aanduiding van het type tekstelement, zoals Hoofdstuk, Paragraaf of Artikel. Opschrift is de titel van het tekstelement, die aangeeft waar de tekst over gaat. Voor de Koppen in de artikelen in het tijdelijk regelingdeel gelden extra eisen, die zijn beschreven in paragraaf 5.2.2.1.1.
In de schema’s van STOP komt in een aantal hoofd- en subelementen het element InleidendeTekst -bedoeld voor niet-juridische contextinformatie- voor. Dit element zal in een toekomstige versie van de standaard vervallen; gebruik daarvan wordt daarom nu afgeraden. Daarom is dit element hier niet opgenomen.
Door toepassing van model RegelingTijdelijkdeel ziet het tijdelijk regelingdeel waarmee een reactieve interventie -heel tijdelijk- aangeeft hoe de betreffende regels in de hoofdregeling van het omgevingsplan luiden, er schematisch uit zoals aangegeven in Figuur 9. De nummers in deze figuur komen overeen met de nummering van de vorige twee paragrafen.
STOP benoemt tekstelementen en beschrijft de structuur waarin die tekstelementen toegepast kunnen worden. STOP geldt voor alle officiële overheidspublicaties. Specifieke typen publicaties hebben een eigen toepassingsprofiel op het STOP-model, dat nadere specificaties van STOP kan geven. In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe de STOP-tekststructuren in zijn algemeenheid op omgevingsdocumenten en vervolgens specifiek op de reactieve interventie moeten worden toegepast.
STOP onderscheidt twee tekststructuren:
Artikelstructuur: de tekststructuur voor het Lichaam van een Regeling als dat is opgebouwd uit één of meer artikelen;
Vrijetekststructuur:
de tekststructuur voor het Lichaam van een Regeling van juridisch authentieke documenten die geen artikelen bevat;
de tekststructuur voor onderdelen van Regeling en Besluit buiten het Lichaam.
Er zijn omgevingsdocumenten waarvan het Lichaam artikelen bevat en dus de Artikelstructuur heeft, zoals de omgevingsverordening, de waterschapsverordening en het omgevingsplan, en omgevingsdocumenten waarvan het Lichaam geen artikelen bevat en dus de Vrijetekststructuur heeft, zoals de omgevingsvisie. In het vervolg van dit toepassingsprofiel worden omgevingsdocumenten waarvan het Lichaam artikelen bevat ‘omgevingsdocument met Artikelstructuur’ genoemd en worden omgevingsdocumenten waarvan het Lichaam de Vrijetekststructuur heeft (oftewel geen artikelen bevat) ‘omgevingsdocument met Vrijetekststructuur’ genoemd.
Zoals in hoofdstuk 4 al is opgemerkt komen er ook in het Lichaam van een Besluit artikelen voor. Deze artikelen vallen echter niet onder het begrip Artikelstructuur. Dat de elementen van de Vrijetekststructuur worden gebruikt buiten het Lichaam geldt zowel voor omgevingsdocumenten met Artikelstructuur als voor omgevingsdocumenten met Vrijetekststructuur, en zowel voor Regeling als Besluit. De specificatie van de STOP-Artikelstructuur is dus alleen van toepassing op het Lichaam van omgevingsdocumenten met Artikelstructuur. De specificatie van de STOP-Vrijetekststructuur is van toepassing op alle omgevingsdocumenten.
Zoals in paragraaf 5.1 is beschreven is de Artikelstructuur de tekststructuur voor het Lichaam van de Regeling[12] Zie voor de begrippen Lichaam en Regeling ook hoofdstuk 4
van omgevingsdocumenten met Artikelstructuur, zoals de omgevingsverordening, de waterschapsverordening en het omgevingsplan. Dit is het deel dat de artikelen met de inhoud van het omgevingsdocument bevat. De specificaties voor de Artikelstructuur en de toepassing van die specificaties voor de reactieve interventie worden in de navolgende paragrafen beschreven.
De opmaak van de tekst, waaronder die van de Koppen, wordt bepaald door de applicaties die de tekst tonen: officielebekendmakingen.nl, de regelingenbanken op overheid.nl en DSO-LV. Dit toepassingsprofiel bevat daarom geen voorschriften over de opmaak van de elementen en hun Koppen. Ten behoeve van de mensleesbare tekst in het proces van opstellen van en besluitvorming over het omgevingsdocument, voorafgaand aan de bekendmaking en consolidatie, kan de plansoftware -door leverancier of bevoegd gezag te bepalen- opmaak aan de tekst toevoegen.
De elementen van de STOP-Artikelstructuur zijn onder te verdelen in structuurelementen, elementen met inhoud en de inhoud zelf. Structuurelementen zijn die elementen die de tekst structureren maar zelf geen inhoud bevatten: Hoofdstuk, Titel, Afdeling, Paragraaf, Subparagraaf en Subsubparagraaf. Elementen met inhoud zijn die elementen die inhoud bevatten maar niet zelf inhoud zijn: Artikel en Lid. De inhoud zelf is dat wat in Artikel of Lid staat. Voorbeelden van de vorm die de inhoud kan aannemen zijn Alinea, Tabel en Figuur. In de navolgende tekst gebruiken we ‘tekstelement’ als term voor de drie elementsoorten tezamen.
In paragraaf 5.3.1 is de norm voor de toepassing van de Artikelstructuur op de reactieve interventie vastgelegd: welke elementen moeten respectievelijk mogen worden gebruikt, hoe vaak kunnen ze voorkomen en in welke volgorde. Paragraaf 5.3.2 geeft daar een toelichting op.
De reactieve interventie is een omgevingsdocument met Artikelstructuur. Voor de indeling van het Lichaam van de Regeling van de reactieve interventie gelden de volgende regels:
Boek en Deel mogen niet gebruikt worden.
Hoofdstuk en Artikel komen altijd voor.
Als er behoefte is om in een Hoofdstuk Artikelen te groeperen wordt Afdeling gebruikt.
In hoofdstukken waarin een onderverdeling in Afdelingen niet volstaat (bijvoorbeeld vanwege de omvang van het hoofdstuk of de verscheidenheid aan onderwerpen in het hoofdstuk) wordt Paragraaf gebruikt; dit tekstelement komt tussen Afdeling en Artikel.
Een volgende onderverdeling ontstaat door Subparagraaf te gebruiken; dit tekstelement komt tussen Paragraaf en Artikel.
Bij behoefte aan nog verder gaande onderverdeling wordt Subsubparagraaf gebruikt; dit tekstelement komt tussen Subparagraaf en Artikel.
Als er behoefte is om in een Hoofdstuk Afdelingen te groeperen kan Titel worden gebruikt; dit tekstelement komt dan tussen Hoofdstuk en Afdeling.
Een tekstelement mag slechts één lagerliggend type tekstelement bevatten.
Artikelen kunnen worden onderverdeeld in Leden.
Leden kunnen niet worden onderverdeeld in Subleden.
Concrete tekst kan alleen voorkomen onder Artikel en Lid: de Inhoud. Wanneer een Artikel is onderverdeeld in Leden bevatten alleen de Leden Inhoud; het Artikel zelf brengt in dat geval structuur aan en kent zelf geen tekst oftewel Inhoud.
Het element Inhoud bevat ten minste één van de inhoud-elementen Alinea, Begrippenlijst, Figuur, Formule, Groep, Lijst en Tabel; deze kunnen alleen voorkomen onder Artikel en Lid. Het is niet toegestaan om het element Tussenkop te gebruiken.
Onder ieder structuurelement en onder Artikel kan het element Gereserveerd worden geplaatst: leeg STOP-element waarmee bij weergave op overheid.nl en in DSO-LV de tekst ‘Gereserveerd’ wordt gegenereerd.
Onder ieder structuurelement en onder Artikel kan het element Vervallen worden geplaatst: leeg STOP-element waarmee bij weergave op overheid.nl en in DSO-LV de tekst ‘Vervallen’ wordt gegenereerd. Geeft aan dat het element de status ‘vervallen’ heeft; het is niet langer juridisch geldig en heeft geen inhoud meer.
Het element Redactioneel is niet toegestaan.
Voet- en eindnoten zijn niet toegestaan.
Voor tekstelementen in het Lichaam van de Regeling van omgevingsdocumenten met Artikelstructuur gelden de regels uit Tabel 4. Daarbij geldt dat een tekstelement uit de kolom ‘Type tekstelement’ slechts één type tekstelement van de in de kolom ‘Mag bevatten’ genoemde typen tekstelementen mag bevatten.
De tekstelementen die kunnen worden gebruikt in het Lichaam van de Regeling van de reactieve interventie, oftewel het onderdeel dat de artikelen bevat en dat geannoteerd kan worden met de OW-objecten die in hoofdstuk 7 zijn beschreven, zijn Hoofdstuk, Titel, Afdeling, Paragraaf, Subparagraaf, Subsubparagraaf, Artikel en Lid. Deze tekstelementen zijn ontleend aan de Aanwijzingen voor de regelgeving (aanwijzingen 3.54, 3.56, 3.57, 3.58, 3.59), met enige nadere specificaties en toevoegingen. Artikel en Lid zijn de tekstelementen die de daadwerkelijke inhoud bevatten. Figuur 10 laat zien dat als een Artikel is onderverdeeld in Leden, het Artikel zelf geen Inhoud bevat.
In de norm staat dat een tekstelement slechts één lagerliggend type tekstelement mag bevatten (nr 8 en boven Tabel 4). Een voorbeeld om dat te verduidelijken: als een Paragraaf Subparagrafen bevat, moeten de Artikelen in de Subparagrafen staan; de Paragraaf kan dus niet eerst een aantal Artikelen bevatten en daarna Subparagrafen.
Figuur 11 toont de juiste plaatsing van de Artikelen, de plaatsing van de artikelen 2.1 en 2.2 in het voorbeeld van Figuur 12 is niet toegestaan.
Onder ieder structuurelement en onder Artikel kunnen de elementen Gereserveerd en Vervallen geplaatst worden. Het element Gereserveerd is een leeg element waarmee bij weergave op overheid.nl en in DSO-LV de tekst ‘Gereserveerd’ wordt gegenereerd. Het bevoegd gezag kan het element niet zelf vullen met eigen tekst. Dit element maakt het mogelijk om alvast een structuur neer te zetten die is voorbereid op toekomstige aanvullingen. Met latere wijzigingsbesluiten kan het element Gereserveerd worden vervangen door een structuurelement met daadwerkelijke inhoud.
Het element Vervallen is een leeg element waarmee bij weergave op overheid.nl en in DSO-LV de tekst ‘Vervallen’ wordt gegenereerd. Het bevoegd gezag kan het element niet zelf vullen met eigen tekst. Wanneer een structuurelement of artikel vervalt kan het worden vervangen door het element Vervallen. Op deze manier blijft zichtbaar dat er een structuurelement of artikel was en dat dat later is vervallen. Het voordeel daarvan is dat in de wetstechnische informatie de historie van het element kan worden teruggevonden. Het werken met het element Vervallen is niet verplicht: het is ook mogelijk om het betreffende structuurelement of artikel met een wijzigingsbesluit volledig te verwijderen. Dan is het element niet langer zichtbaar. Het nadeel hiervan is dat er van het element geen wetstechnische informatie meer is.
Artikel is de kleinste mutatie-eenheid. Dit betekent dat het de eenheid is die, ongeacht hoeveel wijzigingen met een wijzigingsbesluit in dat artikel of in de leden van dat artikel worden aangebracht, als geheel vervangen wordt bij consolidatie. Bij gebruik van de wijzigingsmethode renvooi wordt door de renvooi-weergave van de wijzigingen zichtbaar wat er door het wijzigingsbesluit in het artikel gewijzigd is. Het artikel is ook de eenheid waarover in de wetstechnische informatie in de regelingenbanken de juridische verantwoording wordt bijgehouden.
Ten behoeve van de leesbaarheid en de oriëntatie in de tekst moet een groot deel van de tekstelementen in het Lichaam van de Regeling van de reactieve interventie worden voorzien van een Kop. STOP kent voor de Kop de Kopelementen Label, Nummer en Opschrift en stelt het verplicht om ten minste één van die Kop-elementen te gebruiken. Dit toepassingsprofiel stelt striktere eisen aan Kop. Daarnaast stelt dit toepassingsprofiel eisen aan het gebruik van Lijsten in de reactieve interventie.
In paragraaf 5.2.2.1 is de norm voor de toepassing van Koppen en Lijsten in de reactieve interventie vastgelegd. Paragraaf 5.2.2.2 geeft daar een toelichting op.
De in het navolgende overzicht genoemde tekstelementen moeten worden voorzien van een Kop. Een Kop bevat de volgende Kop-elementen:
Label: de tekstuele aanduiding van het type van het tekstelement
Nummer: de identificatie van het tekstelement met een nummer of andere aanduiding
Opschrift: de titel van het tekstelement, waarmee de inhoud van het onderdeel beknopt wordt aangeduid[13] Ontleend aan Aanwijzing 3.57 van de Aanwijzingen voor de regelgeving
.
Gebruik van het element Subtitel, het vierde (optionele) Kop-element dat STOP kent, is in omgevingsdocumenten met Artikelstructuur niet toegestaan.
Voor de Kop van de tekstelementen die in de reactieve interventie zijn toegestaan, gelden de onderstaande regels, waarbij geldt dat alle Kopelementen verplicht zijn, tenzij expliciet anders is vermeld.
Hoofdstuk:
Label: Hoofdstuk
Nummer: Hoofdstukken worden oplopend genummerd in Arabische cijfers. Achter het cijfer mag een letter worden toegevoegd. Tussen cijfer en letter en achter het laatste karakter komt geen punt.
Opschrift:
Hoofdstuk 1 heeft het Opschrift Algemene bepalingen
Het bevoegd gezag is vrij in de keuze van het Opschrift van de overige hoofdstukken.
Titel:
Label: Titel
Nummer: De nummering van Titels begint met het volledige nummer van het Hoofdstuk waarin de Titel voorkomt, waar nodig inclusief de aan het cijfer toegevoegde letter, gevolgd door een punt, daarna oplopende nummering van de Titels in Arabische cijfers. Achter het laatste cijfer mag een letter worden toegevoegd. Tussen cijfer en letter en achter het laatste karakter komt geen punt.
Opschrift: Door het bevoegd gezag zelf te kiezen.
Afdeling:
Label: Afdeling
Nummer:
In het geval dat tussen Hoofdstuk en Afdeling Titel voorkomt: De nummering van Afdelingen begint met het volledige samengestelde nummer van de Titel waarin de Afdeling voorkomt, waar nodig inclusief de toegevoegde letter, gevolgd door een punt, daarna oplopende nummering van de Afdelingen in Arabische cijfers. Achter het laatste cijfer mag een letter worden toegevoegd. Tussen cijfer en letter en achter het laatste karakter komt geen punt.
In het geval dat tussen Hoofdstuk en Afdeling geen Titel voorkomt: De nummering van Afdelingen begint met het volledige nummer van het Hoofdstuk waarin de Afdeling voorkomt, waar nodig inclusief de toegevoegde letter, gevolgd door een punt, daarna oplopende nummering van de Afdelingen in Arabische cijfers. Achter het laatste cijfer mag een letter worden toegevoegd. Tussen cijfer en letter en achter het laatste karakter komt geen punt.
Opschrift: Door het bevoegd gezag zelf te kiezen.
Paragraaf:
Label: Paragraaf; in plaats daarvan kan het paragraafteken (§) gebruikt worden
Nummer: De nummering van Paragrafen begint met het volledige samengestelde nummer van de Afdeling waarin de Paragraaf voorkomt, waar nodig inclusief de toegevoegde letter, gevolgd door een punt, daarna oplopende nummering van de Paragrafen in Arabische cijfers. Achter het laatste cijfer mag een letter worden toegevoegd. Tussen cijfer en letter en achter het laatste karakter komt geen punt.
Opschrift: Door het bevoegd gezag zelf te kiezen.
Subparagraaf:
Label: Subparagraaf; in plaats daarvan kan het paragraafteken (§) gebruikt worden
Nummer: De nummering van Subparagrafen begint met het volledige samengestelde nummer van de Paragraaf waarin de Subparagraaf voorkomt, waar nodig inclusief de toegevoegde letter, gevolgd door een punt, daarna oplopende nummering van de Subparagrafen in Arabische cijfers. Achter het laatste cijfer mag een letter worden toegevoegd. Tussen cijfer en letter en achter het laatste karakter komt geen punt.
Opschrift: Door het bevoegd gezag zelf te kiezen.
Subsubparagraaf:
Label: Subsubparagraaf; in plaats daarvan kan het paragraafteken (§) gebruikt worden
Nummer: De nummering van Subsubparagrafen begint met het volledige samengestelde nummer van de Subparagraaf waarin de Subsubparagraaf voorkomt, waar nodig inclusief de toegevoegde letter, gevolgd door een punt, daarna oplopende nummering van de Subsubparagrafen in Arabische cijfers. Achter het laatste cijfer mag een letter worden toegevoegd. Tussen cijfer en letter en achter het laatste karakter komt geen punt.
Opschrift: Door het bevoegd gezag zelf te kiezen.
Artikel:
Label: Artikel
Nummer: De nummering van Artikelen begint met het volledige nummer van het Hoofdstuk waarin het Artikel voorkomt, waar nodig inclusief de toegevoegde letter, gevolgd door een punt, daarna oplopende nummering van de Artikelen in Arabische cijfers. Achter het laatste cijfer mag een letter worden toegevoegd. Tussen cijfer en letter en achter het laatste karakter komt geen punt. NB: De nummering van Artikel wordt dus alleen bepaald door de plaats van het Artikel in het Hoofdstuk en niet door de positie van het Artikel in Titel, Afdeling, Paragraaf, Subparagraaf of Subsubparagraaf.
Opschrift: Door het bevoegd gezag zelf te kiezen.
Lid:
Label: n.v.t., Lid heeft geen Label
Nummer: Leden worden per artikel oplopend genummerd in Arabische cijfers, waarbij het eerste lid van ieder artikel het nummer 1 krijgt. Achter het laatste cijfer mag een letter worden toegevoegd. Tussen cijfer en letter komt geen punt. Achter het laatste karakter komt een punt.
Opschrift: n.v.t., Lid heeft geen Opschrift
5.2.2.1.2 Lijsten
Voor Lijsten gelden de volgende regels:
Lijsten mogen voorkomen onder Artikel en Lid.
Een Lijst wordt altijd voorafgegaan door een inleidende tekst, oftewel de aanhef. Voor de aanhef moet verplicht gebruik gemaakt worden van het element Alinea uit de STOP-elementen voor Inhoud.
Lijsten mogen in ten hoogste drie niveaus gebruikt worden.
De onderdelen van de Lijst op het eerste niveau worden aangegeven met letters, op het tweede niveau met Arabische cijfers en op het derde niveau met Romeinse cijfers.
Voor deze lijsten moet gebruik gemaakt worden van het STOP-element Lijst van het type expliciet: de opsommingstekens worden expliciet meegeleverd.
Het aantal Lijstitems per niveau is onbeperkt.
Een Lijst heeft geen opschrift.
Alle structuurelementen en Artikel worden voorzien van een Kop die bestaat uit alle drie de Kopelementen Label, Nummer en Opschrift. Over het algemeen kan het bevoegd gezag (de tekst van) het Opschrift zelf kiezen.
Lijsten kunnen voorkomen in Artikelen en Leden. Een Lijst wordt altijd voorafgegaan door een inleidende tekst, oftewel de aanhef. Daarvoor wordt gebruik gemaakt van het STOP-tekstelement Alinea. Er gelden regels voor het maximum aantal niveaus in Lijsten en de te gebruiken opsommingstekens in Lijsten. Het is goed gebruik dat achter het nummer of cijfer van lijstitems een punt wordt geplaatst.
STOP kent twee typen voor Lijst: expliciet en ongemarkeerd. Bij gebruik van het type expliciet levert het bevoegd gezag de opsommingstekens mee; ze staan dus hard in de tekst. Bij gebruik van het type ongemarkeerd wordt per lijstitem niet het opsommingsteken maar de positie van dat item in de totale lijst aangegeven. De applicaties die de tekst tonen (officielebekendmakingen.nl, de regelingenbanken op overheid.nl en DSO-LV) bepalen dan met welke opsommingstekens de lijstitems worden weergegeven. Voor de hier bedoelde lijsten in artikelen en leden in het Lichaam van omgevingsdocumenten met Artikelstructuur is het verplicht om Lijst van het type expliciet te gebruiken.
Figuur 13 geeft een voorbeeld van een Artikel met Leden. Lid 1 bevat een Lijst, voorafgegaan door een aanhef direct achter het nummer van het Lid.
Zoals uit de norm van paragraaf 5.2.2.1 blijkt, bestaat de nummering van Hoofdstuk, Titel, Afdeling, Paragraaf, Subparagraaf, Subsubparagraaf, Artikel en Lid uit Arabische cijfers. Bij ieder tekstelement is het toegestaan om aan die nummering letters toe te voegen.
Wanneer met een wijzigingsbesluit een nieuw tekstelement wordt ingevoegd tussen al bestaande tekstelementen, bijvoorbeeld een nieuw artikel tussen de artikelen 2.5 en 2.6, zijn daar twee methoden voor:
het ingevoegde tekstelement krijgt het nummer dat volgt op dat van het tekstelement waarna het wordt ingevoegd; de daaropvolgende tekstelementen worden vernummerd (in het voorbeeld: het nieuwe artikel krijgt het nummer 2.6, de daaropvolgende artikelen worden vernummerd naar 2.7 etc.);
het ingevoegde tekstelement krijgt hetzelfde nummer als het tekstelement waarna het wordt ingevoegd met daarachter (de eerstvolgende beschikbare) letter (in het voorbeeld: het nieuwe artikel krijgt het nummer 2.5a, de daaropvolgende artikelen behouden hun oorspronkelijke nummering).
Het voordeel van methode 1 is dat de nummering van tekstelementen volledig geautomatiseerd door software kan worden uitgevoerd. Nadelen zijn dat het met een wijzigingsbesluit invoegen van een tekstelement kan leiden tot een omvangrijke vernummering met als gevolg een omvangrijke aanlevering van gewijzigde onderdelen in renvooiweergave en tot mogelijke problemen wanneer meerdere wijzigingsbesluiten tegelijk in procedure zijn.
Voordelen van methode 2 zijn dat het invoegen van een tekstelement niet leidt tot een omvangrijker aanlevering bij een wijzigingsbesluit dan vanwege inhoudelijke wijzigingen nodig is en dat zich minder nummeringsconflicten zullen voordoen in het geval meerdere wijzigingsbesluiten tegelijk in procedure zijn. Nadeel van deze methode is, naast het wellicht meer visuele aspect van een ondoorzichtige nummering door het toevoegen van letters, dat de nummering van tekstelementen niet volledig geautomatiseerd door software kan worden uitgevoerd; dat kan leiden tot fouten.
Zoals in paragraaf 5.1 is beschreven is de Vrijetekststructuur:
de tekststructuur voor het Lichaam van een Regeling van juridisch authentieke documenten die geen artikelen bevat;
de tekststructuur voor onderdelen van Regeling en Besluit buiten het Lichaam: Bijlage, Toelichting, ArtikelgewijzeToelichting en Motivering[14] Zie voor uitleg en toepassing van de elementen Lichaam, Regeling, Bijlage, Toelichting, ArtikelgewijzeToelichting en Motivering hoofdstuk 4
.
De specificaties voor de Vrijetekststructuur en de toepassing van die specificaties voor de reactieve interventie worden in de navolgende paragrafen beschreven.
De elementen van de STOP-tekststructuren zijn onder te verdelen in structuurelementen, elementen met inhoud en de inhoud zelf. Structuurelementen zijn die elementen die de tekst structureren maar zelf geen inhoud bevatten. In de Vrijetekststructuur is dat het element Divisie. Elementen met inhoud zijn die elementen die inhoud bevatten maar niet zelf inhoud zijn. In de Vrijetekststructuur is dat het element Divisietekst. De inhoud zelf is dat wat in de Divisietekst staat. Voorbeelden van de vorm die de inhoud kan aannemen zijn Alinea, Tabel en Figuur. In de navolgende tekst gebruiken we ‘tekstelement’ als term voor de drie elementsoorten tezamen.
De opmaak van de tekst, waaronder die van de Koppen, wordt bepaald door de applicaties die de tekst tonen: officielebekendmakingen.nl, de regelingenbanken op overheid.nl en DSO-LV. Dit toepassingsprofiel bevat daarom geen voorschriften over de opmaak van de elementen en hun Koppen. Ten behoeve van de mensleesbare tekst in het proces van opstellen van en besluitvorming over het omgevingsdocument, voorafgaand aan de bekendmaking en consolidatie, kan de plansoftware -door leverancier of bevoegd gezag te bepalen- opmaak aan de tekst toevoegen.
In paragraaf 5.2.1.1 is de norm voor de toepassing van de Vrijetekststructuur op de reactieve interventie vastgelegd: welke elementen moeten respectievelijk mogen worden gebruikt, hoe vaak kunnen ze voorkomen en in welke volgorde. Paragraaf 5.2.1.2 geeft daar een toelichting op.
De elementen van Besluit en Regeling van de reactieve interventie waarvan in hoofdstuk 4 is bepaald dat ze moeten worden opgebouwd volgens de Vrijetekststructuur, moeten voldoen aan de specificaties in deze paragraaf. De Vrijetekststructuur kent de volgende elementen:
Divisie: STOP-structuurelement dat gebruikt wordt voor de structurering van vrije tekst. Optioneel element. Komt zo vaak voor als gewenst. Divisie kan genest worden, oftewel hiërarchisch ingedeeld worden in verschillende niveaus van Divisie. Indien gebruik gemaakt wordt van Divisie, moet in ieder geval de Divisie van het laagste hiërarchische niveau een of meer elementen Divisietekst bevatten. De Divisies van de overige hiërarchische niveaus kunnen Divisietekst bevatten. In de hiërarchische indeling van de Divisies kunnen geen niveaus worden overgeslagen.
Divisie bevat de volgende elementen:
Kop: STOP-element dat de Kop bevat. Verplicht element. Komt 1 keer voor. Bevat ten minste één van de Kopelementen Label, Nummer en Opschrift; ieder van deze elementen komt 0 of 1 keer voor. Optioneel kan het element Subtitel worden toegevoegd.
Gereserveerd: leeg STOP-element waarmee bij weergave op overheid.nl en in DSO-LV de tekst ‘Gereserveerd’ wordt gegenereerd. Optioneel element. Komt 0 of 1 keer voor. Mag alleen voorkomen in een Divisie binnen de Regeling. Indien in een Divisie het element Gereserveerd wordt gebruikt mag in die Divisie geen van de elementen Divisie of Divisietekst voorkomen.
Vervallen: leeg STOP-element waarmee bij weergave op overheid.nl en in DSO-LV de tekst ‘Vervallen’ wordt gegenereerd. Geeft aan dat de Divisie de status ‘vervallen’ heeft; het is niet langer juridisch geldig en heeft geen inhoud meer. Optioneel element. Komt 0 of 1 keer voor. Mag alleen voorkomen in een Divisie binnen de Regeling. Indien in een Divisie het element Vervallen wordt gebruikt mag in die Divisie geen van de elementen Gereserveerd, Divisie en Divisietekst voorkomen.
Wanneer binnen de Divisie de elementen Gereserveerd of Vervallen niet voorkomen: een verplichte keuze tussen:
Divisie (van een lagergelegen niveau)
Divisietekst
Divisietekst: STOP-element dat de inhoudelijke bouwsteen is voor de Vrijetekststructuur. Onder voorwaarde verplicht element: alleen te gebruiken wanneer binnen het bovenliggende element de elementen Gereserveerd en Vervallen niet voorkomen; is dan verplicht en komt dan ten minste 1 keer voor.
Divisietekst bevat de volgende elementen:
Kop: STOP-element dat de Kop bevat. Optioneel element. Komt 0 of 1 keer voor. Indien Kop voorkomt bevat het ten minste één van de Kopelementen Label, Nummer en Opschrift; ieder van deze onderdelen komt 0 of 1 keer voor. Optioneel kan het element Subtitel worden toegevoegd.
Gereserveerd: leeg STOP-element waarmee bij weergave op overheid.nl en in DSO-LV de tekst ‘Gereserveerd’ wordt gegenereerd. Optioneel element. Komt 0 of 1 keer voor. Mag alleen voorkomen in een Divisietekst binnen de Regeling. Indien in een Divisietekst het element Gereserveerd wordt gebruikt mag in die Divisie geen van de elementen Divisie of Divisietekst voorkomen.
Vervallen: leeg STOP-element waarmee bij weergave op overheid.nl en in DSO-LV de tekst ‘Vervallen’ wordt gegenereerd. Geeft aan dat de Divisietekst de status ‘vervallen’ heeft; het is niet langer juridisch geldig en heeft geen inhoud meer. Optioneel element. Komt 0 of 1 keer voor. Mag alleen voorkomen in een Divisietekst binnen de Regeling. Indien in een Divisietekst het element Vervallen wordt gebruikt mag in die Divisie geen van de elementen Gereserveerd, Divisie en Divisietekst voorkomen.
Inhoud: STOP-element voor de inhoud. Onder voorwaarde verplicht element: alleen te gebruiken wanneer binnen de Divisietekst de elementen Gereserveerd en Vervallen niet voorkomen; is dan verplicht en komt dan (per Divisietekst) ten minste 1 keer voor. Het element Inhoud bevat ten minste één van de inhoud-elementen Alinea, Begrippenlijst, Citaat, Figuur, Formule, Groep, Lijst, Tabel en Tussenkop. Deze elementen zijn desgewenst binnen het element Kadertekst te plaatsen.
Voor het inhoud-element Lijst kan gekozen worden tussen Lijst van het type expliciet en Lijst van het type ongemarkeerd.
De Artikelstructuur wordt alleen toegepast in het Lichaam van de Regeling van omgevingsdocumenten met Artikelstructuur. De Vrijetekststructuur is de tekststructuur voor het Lichaam van de Regeling van omgevingsdocumenten met Vrijetekststructuur, zoals de omgevingsvisie. Dit is het deel dat de (beleids)tekst met de inhoud van het omgevingsdocument bevat. Daarnaast is de Vrijetekststructuur de tekststructuur die wordt gebruikt in diverse delen van Regeling en Besluit buiten het Lichaam: Bijlage, Toelichting, ArtikelgewijzeToelichting en Motivering. Dat geldt zowel voor omgevingsdocumenten met Vrijetekststructuur als voor omgevingsdocumenten met Artikelstructuur.
In de Artikelstructuur wordt structuur aangebracht met specifiek benoemde structuurelementen zoals Hoofdstuk, Afdeling en Paragraaf. Die structuur toont direct -mens- en machineleesbaar- de positie van een element in het geheel. In de Vrijetekststructuur komt slechts één structuurelement voor, namelijk Divisie. Divisies kunnen genest worden: de opsteller kan desgewenst de tekst naar eigen inzicht hiërarchisch indelen in verschillende niveaus van Divisie. De positie van een Divisie in de hiërarchie bepaalt het niveau van die Divisie. De indeling in Divisies is de structuur zoals die kan worden weergegeven in een inhoudsopgave. Figuur 14 toont een voorbeeld van een tekst met Divisie in drie hiërarchische niveaus.
In het Label van de Kop van de Divisie kan uiteraard gebruik gemaakt worden van de termen hoofdstuk, afdeling en paragraaf. Dat wordt getoond in Figuur 15.
Divisie is dus het structuurelement van de Vrijetekststructuur, vergelijkbaar met structuurelementen als Hoofdstuk en Paragraaf in de Artikelstructuur. Divisie is een optioneel element: het is dus niet verplicht om tekstdelen met Vrijetekststructuur te structureren met Divisies. In de praktijk zal dat vaak wel gebeuren en zal Divisie in ten minste één niveau voorkomen. Iedere Divisie moet worden voorzien van een Kop. In de Vrijetekststructuur worden slechts beperkte eisen aan Kop gesteld: er moet ten minste één van de Kopelementen Label, Nummer of Opschrift zijn. Hoe die worden ingevuld is aan de opsteller. Figuur 16 geeft een voorbeeld van een tekst met Divisies in drie niveaus waarbij in de Kop alleen gebruik wordt gemaakt van het Kop-element Opschrift.
In de Vrijetekststructuur is Divisietekst het element met inhoud: het element dat inhoud bevat maar niet zelf inhoud is. Divisietekst is het verplichte element: het moet in iedere tekst met Vrijetekststructuur voorkomen. Het element Divisietekst van de Vrijetekststructuur komt overeen met Artikel (en Lid) van de Artikelstructuur. Divisietekst kan niet genest worden en is dus niet in te delen in hiërarchische niveaus. Divisietekst is de kleinste mutatie-eenheid. Dit betekent dat het de eenheid is die, ongeacht hoeveel wijzigingen met een wijzigingsbesluit in die Divisietekst worden aangebracht, als geheel vervangen wordt bij consolidatie. Bij gebruik van de wijzigingsmethode renvooi wordt door de renvooi-weergave van de wijzigingen zichtbaar wat er door het wijzigingsbesluit in de Divisietekst gewijzigd is. De Divisietekst is ook de eenheid waarover in de wetstechnische informatie in de regelingenbanken de juridische verantwoording wordt bijgehouden.
Divisietekst is in STOP gedefinieerd als een zelfstandig leesbaar stuk tekst met een interne inhoudelijke samenhang. De opsteller bepaalt zelf wat tot een Divisietekst behoort. Dat kunnen een of meer alinea’s zijn, maar ook de volledige tekst binnen een Divisie.
Bij Divisietekst is de Kop optioneel: de opsteller kan een Divisietekst voorzien van een Kop, maar dat is niet verplicht. Als een Divisietekst een Kop heeft, geldt ook daarvoor de beperkte eis dat de Kop uit ten minste één van de Kopelementen Label, Nummer of Opschrift moet bestaan. Hoe die worden ingevuld is aan de opsteller.
Binnen de Divisietekst wordt Inhoud opgenomen. Hiervoor kan gebruik gemaakt worden van alle Inhoud-elementen die STOP kent. We lichten hier de Inhoud-elementen Tussenkop en Lijst toe. Met het element Tussenkop kan een niet-structurerende ordening in de tekst worden aangebracht. Tussenkop is geen structuurelement en komt dan ook niet in een inhoudsopgave voor. Voor Lijst kent STOP twee typen: expliciet en ongemarkeerd. Bij gebruik van het type expliciet levert het bevoegd gezag de opsommingstekens mee; ze staan dus hard in de tekst. Bij gebruik van het type ongemarkeerd levert het bevoegd gezag niet de opsommingstekens aan. De applicaties die de tekst tonen (officielebekendmakingen.nl, de regelingenbanken op overheid.nl en DSO-LV) tonen de lijstitems in de door het bevoegd gezag aangeleverde volgorde en bepalen zelf met welke opsommingstekens de lijstitems worden weergegeven. Voor een tekst met Vrijetekststructuur is niet voorgeschreven welk type Lijst gebruikt moet worden: het is aan het bevoegd gezag om een keuze tussen de twee types te maken. Wanneer het bevoegd gezag zelf wil bepalen met welke opsommingstekens lijstitems worden weergegeven, kiest het voor de Lijst van het type expliciet. Als het bevoegd gezag het aan de applicaties wil overlaten, kiest het voor de Lijst van type ongemarkeerd.
In Figuur 19 is te zien dat Divisietekst kan voorkomen onder een Divisie van ieder niveau, ook als er Divisies van lagere niveaus zijn. De vrijetekststructuur geeft dus meer vrijheid dan de artikelstructuur, waar een artikel alleen onder het structuurelement van het laagste niveau kan voorkomen.
Zowel in Divisie als in Divisietekst die voorkomen in de Regeling kunnen de elementen Gereserveerd en Vervallen geplaatst worden. Het element Gereserveerd is een leeg element waarmee bij weergave op overheid.nl en in DSO-LV de tekst ‘Gereserveerd’ wordt gegenereerd. Het bevoegd gezag kan het element niet zelf vullen met eigen tekst. Dit element maakt het mogelijk om alvast een structuur neer te zetten die is voorbereid op toekomstige aanvullingen. Met latere wijzigingsbesluiten kan het element Gereserveerd worden vervangen door een structuurelement met daadwerkelijke inhoud. Dat verklaart ook waarom het element Gereserveerd niet in Divisie en Divisietekst in het Besluit kan voorkomen. Het Besluit zelf wordt immers niet gewijzigd en daardoor zou het element Gereserveerd nooit vervangen worden door daadwerkelijke inhoud. Ook inhoudelijk zou een element Gereserveerd in een Besluit een wonderlijke keuze zijn.
Het element Vervallen is een leeg element waarmee bij weergave op overheid.nl en in DSO-LV de tekst ‘Vervallen’ wordt gegenereerd. Het bevoegd gezag kan het element niet zelf vullen met eigen tekst. Wanneer een Divisie of Divisietekst vervalt kan het worden vervangen door het element Vervallen. Op deze manier blijft zichtbaar dat er een Divisie of Divisietekst was en dat die later is vervallen. Het voordeel daarvan is dat in de wetstechnische informatie de historie van het element kan worden teruggevonden. Het element Vervallen kan niet in Divisie en Divisietekst in het Besluit voorkomen. Het Besluit zelf wordt immers niet gemuteerd en daardoor zijn er geen Besluit-onderdelen die vervallen. Het werken met het element Vervallen is niet verplicht: het is ook mogelijk om de betreffende Divisie of Divisietekst met een wijzigingsbesluit volledig te verwijderen. Dan is het element niet langer zichtbaar. Het nadeel hiervan is dat er van het element geen wetstechnische informatie meer is.
Opgemerkt wordt dat waar in deze paragraaf Divisie en Divisietekst worden genoemd, het gaat over de STOP-structuurelementen Divisie en Divisietekst. Het gaat niet over de OW-objecten Divisie en Divisietekst. Zoals hiervoor al gezegd komen de STOP-structuurelementen Divisie en Divisietekst voor in het Lichaam van de Regeling van omgevingsdocumenten met Vrijetekststructuur, maar ook in onderdelen van Besluit en Regeling daarbuiten, zowel in omgevingsdocumenten met Vrijetekststructuur als in omgevingsdocumenten met Artikelstructuur. In IMOW komen Divisie en Divisietekst voor als objecttypen, die alleen gebruikt kunnen worden in het Lichaam van de Regeling van omgevingsdocumenten met Vrijetekststructuur.
Het Informatiemodel Omgevingswet, verder afgekort tot IMOW, beschrijft vanuit informatiekundig én domeininhoudelijk perspectief de aspecten die van belang zijn voor het annoteren bij het opstellen van omgevingsdocumenten en ten behoeve van de informatieverschaffing in DSO-LV.
Dit hoofdstuk geeft een introductie op IMOW. Paragraaf 6.1 beschrijft de drie hoofdcomponenten van IMOW: tekst, locatie en annotatie. Voordat daar in hoofdstuk 7 gedetailleerd wordt ingegaan, wordt in paragraaf 6.2 beschreven hoe het annoteren met OW-objecten vanuit de standaard is bedoeld.
Bovenstaande figuur toont de drie hoofdcomponenten van IMOW in hun samenhang. IMOW is een model waarmee van tekst kan worden vastgelegd op welke locatie deze geldig is en aan tekst en locatie met behulp van annotaties gegevens kunnen worden toegevoegd. Die gegevens maken tekst en locatie machineleesbaar waardoor ze bekendgemaakt kunnen worden, herkenbaar in een viewer weergegeven kunnen worden en waardoor onderdelen geselecteerd en bevraagd kunnen worden. Het vervolg van deze paragraaf beschrijft deze drie componenten in grote lijnen. In hoofdstuk 7 worden ze in detail beschreven.
Benadrukt wordt dat IMOW alleen van toepassing is op het Lichaam van de Regeling van omgevingsdocumenten, oftewel het onderdeel dat de artikelen respectievelijk de (beleids)teksten bevat.
Zoals in hoofdstuk 5 al is beschreven kent STOP twee soorten tekststructuur: Artikelstructuur en Vrijetekststructuur. In het STOP-tekstmodel is Artikelstructuur de tekststructuur voor het Lichaam van een Regeling die is opgebouwd uit één of meer artikelen. Vrijetekststructuur is de tekststructuur die wordt gebruikt voor het Lichaam van een Regeling van juridisch authentieke documenten die geen artikelen bevat én voor diverse onderdelen van Regeling en Besluit buiten het Lichaam, waaronder Bijlage en Toelichting.
IMOW maakt eveneens onderscheid tussen de Artikelstructuur en de Vrijetekststructuur. Het verschil met STOP is dat IMOW alleen wordt toegepast op het lichaam van de Regeling van omgevingsdocumenten, oftewel het onderdeel dat de artikelen respectievelijk de (beleids)teksten bevat. IMOW wordt dus niet toegepast op de overige onderdelen van de Regeling, zoals motivering, artikelsgewijze toelichting en bijlagen, en niet op de onderdelen van het Besluit. Twee voorbeelden: IMOW wordt wel toegepast op de artikelen met regels van het omgevingsdocument maar niet op bijlagen bij die regels en ook niet op de motivering die onderdeel vormt van het besluit, wel op de beleidsteksten in de omgevingsvisie maar niet op een eventuele bijbehorende zienswijzennota of participatieverslag.
Voor tekst met Artikelstructuur onderscheidt IMOW de objecten Regeltekst en Juridische regel (beschreven in subparagraaf 6.1.1.1), voor het lichaam van omgevingsdocumenten met Vrijetekststructuur heeft IMOW de objecten Divisie, Divisietekst en Tekstdeel (de onderwerpen van subparagraaf 6.1.1.2).
Voor het Lichaam van de Regeling van omgevingsdocumenten met Artikelstructuur onderscheidt IMOW de objecttypen Regeltekst en Juridische regel.
Regeltekst is de IMOW-term voor de kleinste zelfstandige eenheid van (een of meer) bij elkaar horende Juridische regels in een omgevingsdocument met Artikelstructuur: artikel en lid. Het OW-objecttype Regeltekst is het koppelobject naar de STOP-elementen Artikel en Lid. Zoals in paragraaf 5.2 is beschreven zijn Artikel en Lid in STOP elementen met inhoud en geen structuurelementen. De Regeltekst is in een tekst concreet aan te wijzen.
Het OW-objecttype Juridische regel staat voor een abstract concept waarmee een regel met juridische werkingskracht wordt beschreven. Juridische regel wordt gebruikt om aan verschillende onderdelen van een Regeltekst locaties en annotaties met de domeinspecifieke OW-objecten (zie daarvoor hoofdstuk 7) te kunnen koppelen.
Regeltekst bevat altijd ten minste één Juridische regel; wanneer dat gewenst is kan Regeltekst meerdere Juridische regels bevatten. De individuele Juridische regels in een Regeltekst met meerdere Juridische regels zijn niet als zelfstandige eenheden te identificeren. Bij bevraging in bijvoorbeeld DSO-LV zal altijd de volledige Regeltekst als resultaat worden weergegeven en niet de individuele Juridische regel. Het is niet verplicht om een Regeltekst in meerdere Juridische regels onder te verdelen.
Voor het Lichaam van de Regeling van omgevingsdocumenten met Vrijetekststructuur onderscheidt IMOW de objecttypen Divisie, Divisietekst en Tekstdeel.
De OW-objecttypen Divisie en Divisietekst zijn de koppelobjecten naar de Divisie en Divisietekst van STOP. Zoals in paragraaf 5.3 is beschreven is Divisie in STOP het structurerende element dat ingedeeld kan worden in verschillende hiërarchische niveaus. De STOP-Divisie is dus vergelijkbaar met Hoofdstuk, Afdeling en Paragraaf et cetera van de Artikelstructuur. In STOP is Divisietekst het element dat de inhoud bevat, het is de inhoudelijke bouwsteen van de Vrijetekststructuur. De STOP-Divisietekst is vergelijkbaar met Artikel (en Lid) van de Artikelstructuur.
Het OW-objecttype Tekstdeel staat voor een abstract concept waarmee een deel van een tekst wordt beschreven. Tekstdeel wordt gebruikt om aan verschillende onderdelen van een Divisie of Divisietekst Locaties en annotaties met de domeinspecifieke OW-objecten (zie daarvoor hoofdstuk 7) te kunnen koppelen. Een Divisie of Divisietekst bevat altijd ten minste één Tekstdeel; wanneer dat gewenst is kan een Divisie of Divisietekst meerdere Tekstdelen bevatten.
Let op dat het STOP-tekstmodel de elementen Divisie en Divisietekst kent en IMOW de objecttypen Divisie en Divisietekst. Ze zijn niet hetzelfde. De STOP-elementen Divisie en Divisietekst worden gebruikt voor het Lichaam van de Regeling van omgevingsdocumenten met Vrijetekststructuur, maar ook voor diverse andere onderdelen van Besluit en Regeling. Dat is ruimer dan de OW-objecten Divisie en Divisietekst, die alleen kunnen voorkomen in het Lichaam van de Regeling van een omgevingsdocument met Vrijetekststructuur.
In regelingen kan informatie worden vastgelegd die niet op een begrijpelijke manier in tekst te beschrijven is. De geometrische begrenzing van Locatie is daar een voorbeeld van; gedacht kan ook worden aan een geluidsfragment. STOP gebruikt het informatieobject als bedoeld in Aanwijzing 3.50 van de Aanwijzingen voor de regelgeving (waarin de voorwaarden staan waar verwijzingen naar informatie op internet aan moeten voldoen) om dergelijke informatie op een juridisch juiste manier vast te leggen en er vanuit de tekst van een regeling naar te verwijzen. Een informatieobject dat de geometrische begrenzing van een of meer Locaties vastlegt wordt een geografisch informatieobject genoemd. (Zoals al eerder gemeld wordt de term geografisch informatieobject afgekort tot GIO.) Feitelijk is een GIO een GML-bestand met een of meer geometrieën, voorzien van metadata conform de STOP-specificatie voor een GIO.
Een GIO is een technische voorziening voor het accuraat specificeren en juridisch borgen van een gebied. Het is onderdeel van het besluit als informatie die niet uit tekst bestaat als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Bekendmakingswet. Het wordt tegelijk met de tekst van het besluit in het publicatieblad van het betreffende bevoegd gezag op officielebekendmakingen.nl gepubliceerd.
De tekst van de Regeling moet minimaal één keer met een tekstuele aanduiding verwijzen naar ieder GIO. Daardoor wordt de inhoud ervan onderdeel van besluit en regeling. Voor die tekstuele aanduiding wordt de naam van het GIO gebruikt. De vermelding van de naam van het GIO in de tekst heeft als doel dat een lezer begrijpt op welke locatie de tekst betrekking heeft. De systematiek waarmee informatieobjecten machineleesbaar worden vastgelegd en de manier waarop de tekst van de Regeling verwijst naar het informatieobject zorgen ervoor dat:
de informatie permanent via de verwijzing is terug te vinden;
de informatie met algemeen beschikbare software op een voor de mens begrijpelijke manier weergegeven kan worden;
de onveranderlijkheid van het informatieobject voldoende is gewaarborgd.
STOP bevat de eisen waaraan een GIO moet voldoen. Deze eisen zorgen voor de borging van de juridische bestendigheid van de GIO’s. Aan een GIO kan een module worden toegevoegd met daarin de GIO-symbolisatie: informatie over hoe een GIO (op overheid.nl) wordt afgebeeld op een kaart. In het geval van een GIO met normwaarden is dat verplicht.
Voor de bekendmaking van omgevingsdocumenten is het verplicht om de geometrische begrenzing van onderdelen van de regeling vast te leggen in een GIO. Een uitzondering daarop is een regel die geldt voor het hele ambtsgebied van het bevoegd gezag: in dat geval wordt de Locatie, oftewel het ambtsgebied, niet vastgelegd met een GIO. Zie hiervoor verder paragraaf 7.4.5.
Het in omgevingsdocumenten juridisch juist werken met GIO’s gebeurt als volgt:
In de tekst van de Regeling moet de (mensleesbare) naam van ieder GIO minimaal één keer voorkomen, voorzien van een (machineleesbare) verwijzing naar het betreffende onderdeel in de bijlage Informatieobjecten.
De coördinaten van iedere Locatie moeten zijn vastgelegd in een GIO.
In de bijlage Informatieobjecten wordt de naam van het GIO opgenomen op een manier vergelijkbaar met een begrip en zijn definitie: bij wijze van definitie komt achter de naam de volledige identificatie van het GIO.
De constructie met de naam van het GIO in de lopende tekst waarna in de bijlage die naam wordt gekoppeld aan de volledige identificatie van het GIO zorgt ervoor dat de lopende tekst goed leesbaar blijft, maar dat tevens de unieke identificatie van het GIO, waarmee de inhoud van het GIO wordt ontsloten, leesbaar in de regeling te vinden is.
Figuur 21 laat een voorbeeld van deze verwijzing zien in een Juridische regel; Figuur 22 laat een voorbeeld zien van deze verwijzing in een Tekstdeel:
In de toelichtingen op Omgevingswet en Omgevingsbesluit wordt de term werkingsgebied gebruikt voor het gebied waar een regel zijn werking heeft. In de praktijk bestaat het werkingsgebied van een Regeltekst niet altijd uit één aaneengesloten gebied, maar vaak uit meerdere gebieden en soms ook uit punten of lijnen. IMOW gebruikt voor de afzonderlijke onderdelen van het juridische werkingsgebied van een Regeltekst het object Locatie, dat de coördinaten bevat die het gebied begrenzen. Het werkingsgebied van de Regeltekst bestaat uit de optelling van alle Locaties van de Juridische regels die samen de Regeltekst vormen. Uit het juridisch systeem volgt dat van iedere Regeltekst duidelijk moet zijn waar deze geldt. Iedere Regeltekst heeft daarom een werkingsgebied en dus ook één of meer Locaties. In IMOW is het werkingsgebied de relatie tussen de Regeltekst en de Locatie(s) van die Regeltekst, of, als de Regeltekst uit meerdere Juridische regels bestaat, alle Locaties van de Juridische regels in de Regeltekst. Deze relatie wordt in DSO-LV afgeleid, het bevoegd gezag hoeft geen afzonderlijke geometrie voor het werkingsgebied aan te leveren.
Het OW-object Locatie heeft twee functies. De eerste functie is het (impliciet) juridisch vastleggen van het werkingsgebied van de Regeltekst. Dit maakt de ‘klik op de kaart’ mogelijk: door een klik op de kaart worden de op die plek geldende regels (of het geldende beleid) getoond. Het maakt ook het omgekeerde mogelijk: vanuit de tekst laten zien waar die tekst geldt. De tweede functie van Locatie is dat het vastlegt waar de domeinspecifieke objecttypen Activiteit (via ActiviteitLocatieaanduiding), Omgevingswaarde, Omgevingsnorm en de verschillende typen Gebiedsaanwijzing van toepassing zijn.
Gebieden, punten en lijnen kunnen worden gegroepeerd tot respectievelijk gebiedengroep, puntengroep of lijnengroep, in welk geval de groep een Locatie vormt. Soms komt de groep overeen met het GIO en soms de losse Locatie. Het OW-object Locatie heeft het optionele attribuut noemer. Dit maakt het mogelijk om een mensleesbare relatie te leggen tussen de OW-Locatie en de naam van het GIO die in de tekst van de regel voorkomt (zie hiervoor verder paragraaf 6.1.2.1). Iedere OW-locatie moet in een GIO voorkomen.
Locatie komt ook voor in het Lichaam van de Regeling van omgevingsdocumenten met Vrijetekststructuur. Het wordt gebruikt om het gebied vast te leggen waarover een Tekstdeel iets zegt. Net als bij de Regeltekst wordt de optelling van alle Locaties van de Tekstdelen die samen de Divisie of de Divisietekst vormen werkingsgebied genoemd. Ook hier geldt dat de relatie door LVBB en in DSO-LV wordt afgeleid en het bevoegd gezag geen afzonderlijke geometrie voor het werkingsgebied hoeft aan te leveren. Anders dan bij Juridische regel is het niet verplicht om aan ieder Tekstdeel een Locatie te koppelen.
Figuur 23 laat een voorbeeld zien: een artikel uit een omgevingsdocument met Artikelstructuur respectievelijk een Divisie of Divisietekst uit een omgevingsdocument met Vrijetekststructuur heeft drie Locaties die samen het werkingsgebied van dat artikel of Divisie c.q. Divisietekst vormen.
In paragraaf 6.1.2.1 is al beschreven dat de naam van ieder GIO minimaal één keer in de tekst van de Regeling moet voorkomen. Meer algemeen geldt dat uit de tekst duidelijk moet blijken waar een Juridische regel of Tekstdeel geldt. Voorbeelden daarvan zijn (de term waaruit blijkt waar de tekst geldt is cursief weergegeven): “In het ‘Stiltegebied’ is het verboden om een toestel te gebruiken dat het ervaren van de natuurlijke geluiden kan verstoren.” “Ter plaatse van de locatie ‘Duurzame energie’ wordt ernaar gestreefd om in 2025 18 hectare zonnepanelen gerealiseerd te hebben.” Als de locatie steeds dezelfde is, is het niet nodig om zo’n verwijzing in ieder artikel of lid op te nemen. Een oplossing kan zijn om in het begin van bij voorbeeld een afdeling of paragraaf een artikel op te nemen dat aangeeft wat het werkingsgebied van de artikelen in die afdeling of paragraaf is. Een voorbeeld: “Deze paragraaf geldt ter plaatse van de functie ‘wonen’.” Het is niet de bedoeling om alleen in het artikel of de bijlage met begripsbepalingen alle mensleesbare namen van de GIO’s en hun (machineleesbare) verwijzingen naar de betreffende onderdelen in de bijlage Informatieobjecten op te nemen en dat in de lopende tekst van de regeling niet te doen.
Met het OW-objecttype Locatie wordt de begrenzing vastgelegd van het gebied waarover een Juridische regel of een Tekstdeel gaat. Het kan wenselijk zijn om in de tekst een onderdeel van zo’n gebied in woorden te beschrijven, bijvoorbeeld met een geografische of vergelijkbare term (in het Stadspark, op de Veluwe, in ieder hoekpand), zonder de begrenzing van zo’n onderdeel vast te leggen. LVBB en DSO-LV kunnen de ligging van zo’n in woorden beschreven gebied niet afleiden en ook niet tonen. Zij weten immers niet waar het Stadspark is of waar de hoekpanden zijn. In zo’n geval worden de Locaties getoond die het werkingsgebied vormen van de Regeltekst of de Divisie of Divisietekst waarin die Juridische regel of dat Tekstdeel voorkomt. Het wordt dan aan de lezer overgelaten om te interpreteren waar de regel wel en niet werking heeft.
Locatie en de toepassing ervan worden in detail beschreven in paragraaf 7.4.
De STOP/TPOD-standaard maakt het voor bevoegde gezagen mogelijk om zich te beperken tot het verbinden van Juridische regels of Tekstdelen met Locaties. Een computer weet dan dat beide bij elkaar horen maar kan geen verdere betekenis aan die relatie geven en kan de Locaties ook niet op een voor de mens herkenbare manier op een kaart weergeven.
Dat kan wel met het in paragraaf 3.4 al kort beschreven mechanisme annoteren: het toevoegen van gegevens aan (onderdelen van) een omgevingsdocument die de inhoud van het omgevingsdocument voor de computer vertalen. Door het annoteren kan een viewer locaties en andere gegevens op een kaart en bij een tekst weergeven. Het annoteren zorgt er ook voor dat een omgevingsdocument op bepaalde kenmerken doorzoekbaar is. Het annoteren kan, in omgevingsdocumenten met artikelstructuur waarin regels over activiteiten worden gesteld, ook helpen bij het verbinden van toepasbare regels, oftewel vragenbomen, aan regels en Locaties. In paragraaf 6.2 wordt de bedoeling van het annoteren van omgevingsdocumenten met OW-objecten toegelicht. In hoofdstuk 7 worden de OW-objecten in detail gespecificeerd en toegelicht.
Zoals hiervoor al is beschreven maakt IMOW het mogelijk om vast te leggen op welke Locatie een bepaalde tekst geldig is en om daar nadere gegevens aan toe te voegen. Het doel daarvan is om die Locaties herkenbaar op een kaart weer te geven en om de informatie in het omgevingsdocument raadpleegbaar te maken: met behulp van die informatie kunnen bepaalde onderdelen geselecteerd worden. Een voorbeeld daarvan is het annoteren met de activiteit zwemmen. Door in een zoekscherm de activiteit zwemmen te selecteren, worden in DSO-LV de artikelen getoond waarin Juridische regels zijn geannoteerd met die Activiteit. Ook worden in het bijbehorende kaartbeeld alle Locaties getoond die bij die artikelen en die Activiteit-annotatie horen.
De bedoeling van het annoteren met IMOW is dat de Locaties en de nadere gegevens een letterlijke vertaling of vastlegging van de regels respectievelijk de beleidstekst zijn. IMOW is niet bedoeld voor interpretaties, nadere afleidingen of het toevoegen van niet door regels of beleidsteksten vastgelegde gebieden. Ook is IMOW niet bedoeld voor a contrario-redeneringen, bijvoorbeeld dat het gebruik van een annotatie op de ene plek een betekenis geeft aan het ontbreken van die annotatie (of juist zijn tegenhanger) op een andere plek.
Dit wordt toegelicht aan de hand van twee voorbeelden, het eerste voor een omgevingsdocument met Artikelstructuur en het tweede voor een omgevingsdocument met Vrijetekststructuur. De afbeeldingen in de voorbeelden zijn bedoeld om het principe uit te leggen, niet om de werking van een specifiek instrument te tonen. De weergave is willekeurig gekozen, het Presentatiemodel is niet toegepast.
Bovenstaande afbeelding toont het grondgebied van een gemeente en de Locatie, bestaande uit drie Gebieden (eventueel gegroepeerd in één Gebiedengroep), die hoort bij de Juridische regel van artikel 2.10. Ter plaatse van deze Locatie is het -kort gezegd- toegestaan om zonder vergunning of melding een kinderopvanginstelling te exploiteren. De OW-objecten zijn niet bedoeld om vervolgens af te leiden dat in de rest van het grondgebied van deze gemeente het exploiteren van een kinderopvanginstelling verboden is, of dat daar voor die activiteit een vergunningplicht of meldingsplicht geldt. Dat is alleen zo wanneer het bevoegd gezag dat expliciet heeft bepaald, bijvoorbeeld door een Locatie voor de rest van het grondgebied op te nemen en daaraan een Juridische regel met een verbod, vergunningplicht of meldingsplicht te koppelen, met de bijbehorende annotatie.
Bovenstaande afbeelding toont het grondgebied van een provincie en de Locatie, bestaande uit drie Gebieden (eventueel gegroepeerd in één Gebiedengroep), die hoort bij een hoofdstuk in de omgevingsvisie over kantoorontwikkelingslocaties. In haar omgevingsvisie legt de provincie vast dat zij de haar ter beschikking staande middelen wil inzetten om deze gebieden te ontwikkelen tot kantoorlocaties. De OW-objecten zijn niet bedoeld om vervolgens af te leiden dat er in de rest van het grondgebied van deze provincie geen kantoren aanwezig zijn of geen nieuwe kantoren kunnen komen. Dat is alleen zo wanneer het bevoegd gezag dat expliciet heeft bepaald, bijvoorbeeld door een Locatie voor de rest van het grondgebied op te nemen en daarvoor als beleidsvoornemen te formuleren dat bestaande leegstaande kantoorruimte wordt omgevormd tot woonruimte en dat geen nieuwe kantoorgebouwen worden toegestaan.
Dit hoofdstuk beschrijft de toepassing van het annoteren met OW-objecten op de reactieve interventie. De objecten, de bijbehorende attributen en waardelijsten worden gedetailleerd toegelicht. Paragraaf 7.1 bevat het productmodel voor de reactieve interventie in de vorm van een IMOW-UML-klassediagram, met een korte toelichting op het diagram. In de paragrafen 7.2 tot en 7.6 worden in detail de OW-objecten en hun attributen en de toepassing van het annoteren met die objecten op de reactieve interventie beschreven. Ieder onderdeel wordt volgens een vast stramien beschreven. Het begint met een toelichting op de toepassing: waarvoor en wanneer wordt het object of attribuut in de praktijk gebruikt. Daarna volgt een definitie van het object, om precies aan te geven waar het over gaat. In de volgende subparagraaf wordt aangegeven wat het doel van het objecttype is, met andere woorden: wat is het resultaat, wat levert de extra inspanning van het annoteren met dit object op? Vervolgens wordt de norm gesteld. Deze subparagraaf begint steeds met een uitsnede van het IMOW-diagram met daarin die objecten en relaties die relevant zijn. De norm somt de attributen op die horen bij dit OW-object, waarbij wordt aangegeven of het attribuut verplicht of optioneel is, hoe vaak het attribuut kan of moet voorkomen, of er een waardelijst voor het attribuut bestaat en of er constraints, oftewel voorwaarden voor de toepassing, gelden. De daaropvolgende subparagraaf geeft een toelichting op de attributen, de waardelijsten en de eventuele constraints die samen de norm vormen.
In de laatste twee paragrafen van dit hoofdstuk wordt beschreven op welk niveau annotaties worden geplaatst en wordt aangegeven hoe het annoteren wordt toegepast wanneer een deel van norm of beleid in een bijlage staat.
Daar waar in dit hoofdstuk de naam van een OW-object gebruikt wordt, wordt die naam met een hoofdletter geschreven. De namen van attributen van objecten worden cursief gedrukt.
Figuur 26 toont het volledige IMOW-diagram in UML voor het tijdelijk regelingdeel van de reactieve interventie.
In het diagram zijn in blauw de tekstobjecten weergegeven: Regeltekst en Juridische regel. Regeltekst (in het donkerblauwe blokje) is het koppelobject naar STOP. In roze is Locatie met zijn verschijningsvormen weergegeven. Het witte blokje is het Regelingsgebied. In het model is aangegeven welke waardelijsten van toepassing zijn.
De tekst van het tijdelijk regelingdeel van de reactieve interventie kan worden geannoteerd met de OW-objecttypen Regeltekst (zie paragraaf 7.2) en Juridische regel (zie paragraaf 7.3). De Juridische regel bij de reactieve interventie is altijd van het type Regel voor iedereen. Iedere Juridische regel moet met een Locatie (zie paragraaf 7.4) verbonden worden. Op die manier is het mogelijk om vanuit de kaart in DSO-LV de verschillende onderdelen van het tijdelijk regelingdeel van de reactieve interventie te vinden. Anders dan de meeste andere omgevingsdocumenten kan het tijdelijk regelingdeel van de reactieve interventie niet geannoteerd worden met de domeinspecifieke OW-objecten, oftewel met Activiteit, Omgevingswaarde, Omgevingsnorm en de verschillende typen Gebiedsaanwijzing.
Het volledige gebied waar de reactieve interventie over gaat moet worden vastgelegd met het objecttype Regelingsgebied dat in paragraaf 7.6 wordt beschreven.
Regeltekst is de STOP/TPOD-term voor de kleinste zelfstandige eenheid van ordening en informatie in het Lichaam van een Regeling van een omgevingsdocument met Artikelstructuur: artikel of lid. Regeltekst bevat altijd ten minste één Juridische regel; wanneer dat nodig is kan Regeltekst meerdere Juridische regels bevatten. Iedere Regeltekst heeft een werkingsgebied-relatie met Locatie, waarmee wordt aangegeven waar een Regeltekst zijn werking heeft. Opgemerkt wordt dat het annoteren van Juridische regel met OW-objecten via het koppelobject Regeltekst wordt gekoppeld aan de STOP-elementen Artikel en Lid. Artikel en Lid zijn in STOP elementen die inhoud bevatten en geen structuurelementen. Omgevingsdocumenten met Artikelstructuur kunnen dus, anders dan omgevingsdocumenten met Vrijetekststructuur, niet geannoteerd worden op het niveau van structuurelementen zoals Hoofdstuk en Afdeling.
Regeltekst is de kleinste zelfstandige eenheid van (een of meer) bij elkaar horende Juridische regels in het Lichaam van de Regeling van omgevingsdocumenten met Artikelstructuur, te weten een artikel of een lid.
Doel van het objecttype Regeltekst is het leggen van de verbinding tussen de Juridische regel uit het Omgevingswet-domein en het artikel of lid uit STOP.
Regeltekst kent de volgende attributen:
identificatie: de unieke identificatie waaronder elk object van dit type bekend is. Identificatie conform datatype NEN3610-ID. Verplicht attribuut. Komt 1 keer voor.
Regeltekst kent geen waardelijsten.
Regeltekst kent de volgende constraints:
één type Juridische regel per Regeltekst; constraint geldig op het niveau van Artikel: alle Juridische regels in een Artikel en alle Juridische regels in alle Leden van een Artikel moeten van hetzelfde type zijn;
indien Artikel is onderverdeeld in Leden, annotaties alleen op Leden.
Attributen
Het attribuut identificatie behoeft geen toelichting.
In de uitsnede van het diagram is ook de relatie werkingsgebied te zien. Deze relatie is de verwijzing van een specifieke Regeltekst naar (de identificatie van) de bijbehorende Locatie(s). De relatie is in een onderbroken lijn weergegeven omdat het een conceptuele relatie is. De relatie is impliciet inbegrepen in de relatie tussen Regeltekst, Juridische regel en Locatie en geeft aan wat het werkingsgebied van de Regeltekst is: het gebied waar het Artikel of Lid zijn werking heeft. De relatie wordt afgeleid in DSO-LV waarbij de som van de locaties van de onderliggende Juridische regels wordt gebruikt. Het is dus niet zo dat het bevoegd gezag ook nog een afzonderlijke geometrie voor het werkingsgebied moet aanleveren.
Regeltekst kent geen waardelijsten.
Constraints
‘één type Juridische regel per Regeltekst: deze constraint betekent dat alle Juridische regels in een Regeltekst van hetzelfde type moeten zijn. Deze voorwaarde dient het doel van het onderscheid in de verschillende typen Juridische regel, namelijk het als uitgangssituatie alleen tonen van die regels die op de betreffende doelgroep gericht zijn. De typen Juridische regel en de achterliggende doelgroepbenadering worden toegelicht bij Juridische regel in paragraaf 7.3.5. Deze constraint geldt op het niveau van Artikel: alle Juridische regels in een Artikel en alle Juridische regels in alle Leden van een Artikel moeten van hetzelfde type zijn.
indien Artikel is onderverdeeld in Leden, annotaties alleen op Leden: deze constraint houdt in dat als een Artikel is onderverdeeld in Leden, de annotaties alleen mogen verwijzen naar de Leden en niet naar het Artikel, oftewel annotaties worden dan alleen op Lid-niveau toegepast. Deze constraint heeft ook tot gevolg dat als een Artikel is onderverdeeld in Leden, alleen de Leden kunnen worden geannoteerd als Regeltekst en Artikel niet.
Juridische regel is een conceptuele constructie, die in IMOW wordt gebruikt om verschillende onderdelen van een Regeltekst, bijvoorbeeld de onderdelen van een Lijst of de verschillende activiteiten die in een Regeltekst worden genoemd, een eigen Locatie te kunnen geven. Ook maakt Juridische regel het mogelijk om verschillende onderdelen van een Regeltekst een eigen thema te geven en/of te annoteren met verschillende annotaties Activiteit, Omgevingsnorm, Omgevingswaarde en Gebiedsaanwijzing. Juridische regel is altijd onderdeel van een Regeltekst en, zoals we in de paragrafen 6.1.1 en 7.2 al hebben gezien, Regeltekst kan meerdere Juridische regels bevatten. In een Regeltekst met meerdere Juridische regels zijn de individuele Juridische regels niet als zelfstandige eenheid te identificeren.
Bij de Juridische regel moet worden aangegeven hoe nauwkeurig het bevoegd gezag de Locatie van die Juridische regel bedoeld heeft en hoe Locatie geïnterpreteerd moet worden. Een Locatie kan exact bedoeld zijn, maar ook indicatief. Een voorbeeld van dat laatste is als een grens met een formule berekend is; de grens houdt dan geen rekening met de situering van objecten als woningen e.d. terwijl dat in de interpretatie wel zou moeten. Ook kan een Locatie in een omgevingsdocument bedoeld zijn als indicatie of zoekzone voor de plek voor een toekomstige ontwikkeling: pas later wordt de daadwerkelijke plek bepaald.
Met het OW-object Juridische regel kan extra informatie aan de Juridische regel worden gekoppeld: tot welke regelsoort de Juridische regel behoort, wat het thema is waarover de Juridische regel gaat en met welk OW-object of met welke OW-objecten de Juridische regel geannoteerd is.
Juridische regel heeft drie typen: Regel voor iedereen, Instructieregel en Omgevingswaarderegel. Doel van deze typen is het eenvoudig kunnen selecteren van regeltekst voor een specifieke gebruikersgroep, waardoor iedere gebruikersgroep als uitgangssituatie alleen die regels krijgt voorgelegd die voor die groep van belang zijn. Daartoe wordt onderscheid gemaakt tussen instructieregels, die alleen voor andere overheden zijn bedoeld, omgevingswaarderegels, die op zichzelf alleen werking hebben voor de bestuursorganen van het bevoegd gezag dat de omgevingswaarde heeft vastgesteld, en regels die voor iedereen van belang zijn. Uiteraard wordt alleen dat type gekozen dat in het betreffende omgevingsdocument kan voorkomen. Instructieregels kunnen alleen voorkomen in AMvB, ministeriële regeling en omgevingsverordening. Omgevingswaarden kunnen alleen in AMvB, omgevingsverordening en omgevingsplan voorkomen. Regels voor iedereen tot slot kunnen voorkomen in alle omgevingsdocumenten met regels. Het type Juridische regel geeft dus aan tot welke soort een Juridische regel behoort en voor wie de Juridische regel bedoeld is.
Instructieregels kunnen worden gesteld over de uitoefening van een bevoegdheid of een taak. Ze richten zich dus tot een bepaald instrument of een taakuitoefening. Om met behulp van een computer snel te kunnen selecteren welke instructieregels relevant zijn, wordt aan Instructieregel extra informatie toegevoegd: richt de instructieregel zich tot een instrument, en zo ja tot welk instrument, of gaat het over de uitoefening van een taak en zo ja wie moet die taak uitoefenen.
Bij Regeltekst is de voorwaarde opgenomen dat alle Juridische regels binnen één Regeltekst van hetzelfde type moeten zijn, zie hiervoor ook paragraaf 7.2. Op deze manier wordt voorkomen dat Juridische regels die voor verschillende doelgroepen bedoeld zijn bij elkaar in één lid respectievelijk artikel worden geplaatst. Dit komt het tonen van regels per doelgroep ten goede.
Juridische regel is het objecttype, te gebruiken in het Lichaam van de Regeling van omgevingsdocumenten met Artikelstructuur, dat een regel met juridische werkingskracht beschrijft.
Doel van het objecttype Juridische regel is:
het kunnen verbinden van verschillende onderdelen van een Regeltekst met eigen Locaties;
het kunnen annoteren van verschillende onderdelen van een Regeltekst met thema en de domeinspecifieke annotaties Activiteit, Omgevingsnorm, Omgevingswaarde en de verschillende typen Gebiedsaanwijzing;
het kunnen leggen van relaties tussen de domeinspecifieke annotaties, waardoor de Juridische regel als geheel machineleesbaar wordt;
het, door middel van het attribuut thema, in samenhang kunnen tonen van verschillende Juridische regels binnen hetzelfde omgevingsdocument;
het kunnen selecteren van Regelteksten naar doelgroep door middel van de keuze voor het type Juridische regel;
het kunnen leggen van verbindingen tussen onderdelen van verschillende omgevingsdocumenten, bijvoorbeeld een omgevingsvisie en een omgevingsverordening, die met hetzelfde thema zijn geannoteerd.
Juridische regel kent de volgende attributen en waardelijsten:
identificatie: de unieke identificatie waaronder elk object van dit type bekend is. Identificatie conform datatype NEN3610-ID. Verplicht attribuut. Komt 1 keer voor.
idealisatie: attribuut dat vastlegt op welke manier de begrenzing van Locatie voor deze Juridische regel geïnterpreteerd moet worden en door het bevoegd gezag bedoeld is. Te kiezen uit de limitatieve waardelijst ‘Idealisatie’. Verplicht attribuut. Komt 1 keer voor.
thema: de naam van het thema van de Juridische regel, te kiezen uit de limitatieve waardelijst ‘Thema’. Optioneel attribuut. Komt zo vaak voor als gewenst.
locatieaanduiding: de verwijzing van een specifieke Juridische regel naar (de identificatie van) de bijbehorende Locatie(s); attribuut dat een of meer specifieke Locatie(s) aanduidt waar deze Juridische regel van toepassing is. Verplicht attribuut. Komt ten minste 1 keer voor.
gebiedsaanwijzing: de verwijzing van een specifieke Juridische regel naar (de identificatie van) een Gebiedsaanwijzing; attribuut dat vastlegt dat de Juridische regel met (één van de typen van) het object Gebiedsaanwijzing geannoteerd is. Optioneel attribuut. Komt zo vaak voor als gewenst.
artikelOfLid: de verwijzing van een specifieke Juridische regel naar de Regeltekst oftewel het artikel of lid waar de Juridische regel onderdeel van is. Verplicht attribuut. Komt 1 keer voor.
kaartaanduiding: de verwijzing van een specifieke Juridische regel naar (de identificatie van) de Kaart waarop de Locaties en OW-objecten worden weergegeven die horen bij de betreffende Juridische regel. Optioneel attribuut. Aangezien het object Kaart niet bij de reactieve interventie kan worden toegepast, kan dit attribuut niet voorkomen.
Juridische regel kent drie typen:
Regel voor iedereen: een Juridische regel die voor eenieder relevant is of relevant kan zijn; te gebruiken voor iedere Juridische regel die geen Instructieregel of Omgevingswaarderegel is. Regel voor iedereen heeft alle attributen van Juridische regel, aangevuld met:
activiteitaanduiding: de verwijzing van een specifieke Juridische regel naar (de identificatie van) een Activiteit; attribuut dat vastlegt dat de Juridische regel met het object Activiteit geannoteerd is. Optioneel attribuut. Komt zo vaak voor als gewenst.
omgevingsnormaanduiding: de verwijzing van een specifieke Juridische regel van het type Regel voor iedereen naar (de identificatie van) een Omgevingsnorm; attribuut dat vastlegt dat de Juridische regel met het object Omgevingsnorm geannoteerd is. Optioneel attribuut. Komt zo vaak voor als gewenst.
Instructieregel: regel als bedoeld in paragraaf 2.5.1 Omgevingswet, gericht tot een ander bestuursorgaan of bestuurlijke organisatie. Instructieregels kunnen niet voorkomen in de reactieve interventie. Daarom wordt dit type Juridische regel hier niet verder besproken.
Omgevingswaarderegel: regel over een omgevingswaarde als bedoeld in afdeling 2.3 Omgevingswet, die op zichzelf alleen gericht is tot de bestuursorganen van het bevoegd gezag dat de omgevingswaarde heeft vastgesteld. Omgevingswaarden en dus ook omgevingswaarderegels kunnen niet voorkomen in de reactieve interventie. Daarom wordt dit type Juridische regel hier niet verder besproken.
Juridische regel kent de volgende constraint:
instructieregelInstrument of instructieregelTaakuitoefening.
Ook is voor Juridische regel relevant dat het objecttype Regeltekst de constraint heeft dat alle Juridische regels in een Regeltekst van hetzelfde type moeten zijn. Zie hiervoor paragraaf 7.2.4.
Werkafspraak
Tot anders is bepaald in een volgende versie van dit toepassingsprofiel dan wel in een nader bericht van de beheerder van de TPOD-Standaard geldt de volgende werkafspraak:
Het attribuut idealisatie moet voor alle Juridische regels in een Regeltekst dezelfde waarde hebben.
Attributen en waardelijsten
idealisatie: attribuut dat aangeeft op welke manier het bevoegd gezag de begrenzing van Locatie voor een Juridische regel bedoeld heeft: is het een exacte of een indicatieve afbakening? De waardelijst ‘Idealisatie’ kent twee waarden: exact en indicatief. Hiermee kan worden aangegeven of de begrenzing van Locatie voor deze Juridische regel exact of indicatief bedoeld is. Wanneer wordt gekozen voor de waarde indicatief geeft dat alleen aan dat de begrenzing indicatief bedoeld is. Met idealisatie wordt niet vastgelegd met welke marge de indicatieve begrenzing bedoeld is. Het attribuut idealisatie is in IMOW gepositioneerd als attribuut van Juridische regel. Dat lijkt misschien vreemd omdat het informatie geeft over de gewenste interpretatie van Locatie. Toch hoort idealisatie bij Juridische regel omdat het vertelt hoe de Locatie voor déze Juridische regel geïnterpreteerd moet worden. Op deze manier is het mogelijk om dezelfde Locatie ook voor een andere Juridische regel te (her)gebruiken en voor die Juridische regel een andere idealisatie te geven. Figuur 29 geeft hiervan een voorbeeld. De artikelen 3.28 en 5.7 van een omgevingsverordening gaan over dezelfde Locatie ‘provinciale wegen’. Artikel 3.28 bevat een Juridische regel van het type Regel voor iedereen; met de waarde exact voor idealisatie wordt aangegeven dat voor deze Juridische regel de begrenzing exact is bedoeld. Wanneer een omgevingsvergunning voor een uitweg wordt aangevraagd voor een plek die ligt binnen de begrenzing is deze (beoordelings)regel daarop van toepassing; ligt de plek net daarbuiten dan is de regel daar niet van toepassing. In artikel 5.7 staat een Juridische regel van het type Instructieregel. Met de waarde indicatief voor idealisatie heeft de provincie aangegeven dat voor deze Juridische regel de begrenzing indicatief is bedoeld.
thema: attribuut dat kernachtig de grondgedachte van de Juridische regel weergeeft. Het thema is een aanduiding van het aspect van de fysieke leefomgeving waar de Juridische regel over gaat. Om harmonisatie tussen bevoegde gezagen en tussen instrumenten te bevorderen is er een waardelijst voor thema. Het overgrote deel van de waarden van deze waardelijst is rechtstreeks ontleend aan artikel 1.2 Ow, waarin is aangegeven welke aspecten de fysieke leefomgeving omvat. In 1 wordt de relatie tussen artikel 1.2 Ow en de waarden van de waardelijst gelegd.
Per Juridische regel kunnen net zoveel thema’s worden toegevoegd als gewenst is. thema is een attribuut en geen object. Het kent daardoor geen eigen weergave.
Met het attribuut thema kan het thema van een Juridische regel worden aangegeven. thema kan bijvoorbeeld worden gebruikt om alle Juridische regels over een bepaald thema in eenzelfde omgevingsdocument te selecteren, of om van verschillende omgevingsdocumenten de Juridische regels en/of Tekstdelen met hetzelfde thema te selecteren. Afhankelijk van de functionaliteit die een viewer biedt is het vervolgens ook mogelijk om de Locaties van alle Juridische regels en/of Tekstdelen met hetzelfde thema op een kaartbeeld weer te geven.
Overwogen wordt om aan het objecttype Juridische regel een attribuut subthema toe te voegen waarmee het bevoegde gezag desgewenst binnen een thema een nadere specialisatie kan aanbrengen.
locatieaanduiding: attribuut dat de verwijzing bevat naar de identificatie van de Locatie(s) die bij de Juridische regel horen én aangeeft wat de betekenis van die Locatie(s) is voor het object waar het bij hoort; in dit geval voor Juridische regel. Dit attribuut legt dus vast dat deze Locatie(s) de locatie(s) is (zijn) waar deze Juridische regel van toepassing is.
Iedere Juridische regel heeft een verwijzing naar één of meer Locaties. Ook de objecten ActiviteitLocatieaanduiding, Omgevingsnorm, Omgevingswaarde en (de verschillende typen) Gebiedsaanwijzing hebben een verwijzing naar één of meer Locaties. Op deze manier is van iedere Juridische regel, ongeacht het object of de objecten waarmee het is geannoteerd, duidelijk voor welke Locatie(s) deze geldt. Doordat ieder specifiek voorkomen van de objecten ActiviteitLocatieaanduiding, Omgevingsnorm, Omgevingswaarde en (de verschillende typen) Gebiedsaanwijzing ook zelf een verwijzing naar één of meer Locaties heeft, kan van iedere Activiteit - ActiviteitLocatieaanduiding-combinatie, Omgevingsnorm, Omgevingswaarde en Gebiedsaanwijzing worden getoond voor welke Locatie(s) deze geldt, onafhankelijk van de Juridische regels waarin hij geldt.
artikelOfLid: attribuut voor de verwijzing van een Juridische regel naar de identificatie van de Regeltekst oftewel het artikel of lid waarin de Juridische regel voorkomt.
activiteitaanduiding, gebiedsaanwijzing, omgevingswaardeaanduiding en omgevingsnormaanduiding: de attributen die de verwijzing bevatten van de Juridische regel (of het type Juridische regel) naar de identificatie van de domeinspecifieke annotatie oftewel Activiteit, Gebiedsaanwijzing, Omgevingswaarde en/of Omgevingsnorm. Samen met die domeinspecifieke annotatie duiden deze attributen aan waar de Juridische regel over gaat: over een activiteit, over een van de typen gebiedsaanwijzing, over een omgevingswaarde en/of over een omgevingsnorm.
kaartaanduiding: attribuut dat de verwijzing bevat van de Juridische regel naar de identificatie van een specifiek Kaartobject. Aangezien het Kaartobject niet bij de reactieve interventie kan worden toegepast, wordt dit attribuut hier niet verder besproken.
De drie typen van Juridische regel geven aan tot welke soort een Juridische regel behoort en geven daarvan indien nodig een nadere specificatie. Zoals in paragraaf 7.3.1 al is uitgelegd is het doel daarvan het eenvoudig kunnen selecteren van regels voor een specifieke gebruikersgroep, waardoor een gebruiker in principe alleen die regels krijgt voorgelegd die voor hem of haar van belang zijn. Daartoe wordt onderscheid gemaakt tussen instructieregels, die alleen voor andere overheden zijn bedoeld, omgevingswaarderegels, die op zichzelf alleen werking hebben voor de bestuursorganen van het bevoegd gezag dat de omgevingswaarde heeft vastgesteld, en regels die voor iedereen van belang zijn.
Instructieregels en omgevingswaarderegels kunnen niet voorkomen in de reactieve interventie. Daarom worden deze typen Juridische regel hier niet verder besproken.
In het model is vastgelegd met welke domeinspecifieke OW-objecten een type Juridische regel geannoteerd kan worden. Het object Activiteit kan alleen gebruikt worden in combinatie met een Regel voor iedereen. Het object Omgevingsnorm kan worden toegepast in combinatie met een Regel voor iedereen en een Instructieregel. Het object Omgevingswaarde kan alleen worden gebruikt in combinatie met een Omgevingswaarderegel. Het object Gebiedsaanwijzing kan worden toegepast in combinatie met alle typen Juridische regel. In het IMOW-diagram is dat te zien doordat het attribuut gebiedsaanwijzing verwijst van Juridische regel naar het object Gebiedsaanwijzing en niet vanuit een van de typen Juridische regel.
In AMvB, ministeriële regeling en omgevingsverordening kunnen alle drie de typen Juridische regel voorkomen. Het omgevingsplan kan de typen ‘Regel voor iedereen’ en ‘Omgevingswaarderegel’ bevatten. In de waterschapsverordening ten slotte kan alleen het type ‘Regel voor iedereen’ voorkomen.
Constraints
instructieregelInstrument of instructieregelTaakuitoefening: deze constraint, die geldt voor de Juridische regel van het type Instructieregel, houdt in dat er bij een instructieregel altijd één van de genoemde attributen gekozen moet worden, met andere woorden: het is verplicht dat er precies één van de twee voorkomt, niet minder en niet meer.
Opgemerkt wordt dat voor Regeltekst de constraint geldt ‘één type Juridische regel per Regeltekst’. Dat betekent dat alle Juridische regels in een Regeltekst van hetzelfde type moeten zijn. Deze constraint is toegelicht in paragraaf 7.2.5.
Zoals gezegd kan een Regeltekst één of meer Juridische regels bevatten. Een Juridische regel kan geannoteerd worden met een of meer Gebiedsaanwijzingen, Activiteiten, Omgevingsnormen en/of Omgevingswaarden. Dit samen betekent dat IMOW het mogelijk maakt om een Juridische regel te annoteren met:
één of meer voorkomens van één objecttype (bijvoorbeeld één Activiteit);
combinaties van één of meer verschillende objecttypen (bijvoorbeeld meerdere Activiteiten, een Gebiedsaanwijzing en meerdere Omgevingsnormen).
Een Regeltekst kan daardoor één Juridische regel bevatten die is geannoteerd met meerdere objecten. Een Regeltekst kan ook meerdere Juridische regels bevatten die ieder zijn geannoteerd met één of meer objecten. IMOW maakt het zelfs mogelijk om in de Regeltekst net zoveel Juridische regels te onderscheiden als er objecten zijn. Het is aan het bevoegd gezag om hierin een keuze te maken.
Toelichting op werkafspraak
idealisatie is het attribuut van Juridische regel dat aangeeft op welke manier het bevoegd gezag de begrenzing van de Locatie(s) voor die Juridische regel bedoeld heeft: is het een exacte of een indicatieve afbakening? Bij een Regeltekst kunnen 1 of meer Juridische regels horen. Modelmatig is het toegestaan dat bij een Regeltekst zowel Juridische regels met een exacte als Juridische regels met een indicatieve idealisatie horen. Juridische regel is echter een abstract concept, waardoor in de tekst van een artikel of lid niet is aan te wijzen welke delen van de tekst horen bij welke Juridische regel en ook niet is aan te wijzen welke Locatie hoort bij welk deel van de tekst. Als bij een Regeltekst zowel Juridische regel(s) met een exacte als Juridische regel(s) met een indicatieve idealisatie horen kunnen viewers daardoor niet laten zien voor welk deel van de tekst van het artikel of lid de begrenzing van de Locatie exact of juist indicatief bedoeld is.
Daarom geldt, totdat in een volgende versie van dit toepassingsprofiel dan wel in een nader bericht van de beheerder van de TPOD-Standaard anders is bepaald, de werkafspraak ‘Het attribuut idealisatie moet voor alle Juridische regels in een Regeltekst dezelfde waarde hebben.’
Het OW-object Locatie geeft aan waar een Juridische regel of Tekstdeel en de domeinspecifieke annotaties Activiteit, Omgevingswaarde, Omgevingsnorm, de verschillende typen Gebiedsaanwijzing en de bijbehorende waarden van toepassing zijn. De optelling van alle Locaties van alle Juridische regels in een Regeltekst vormt het werkingsgebied van de Regeltekst; de optelling van alle Locaties van alle Tekstdelen in een Divisie of Divisietekst vormt het werkingsgebied van de Divisie of Divisietekst. Locatie wordt altijd vastgelegd in een GIO.
Locatie heeft zeven verschijningsvormen: Gebied, Gebiedengroep, Lijn, Lijnengroep, Punt, Puntengroep en Ambtsgebied. Optioneel kan de hoogteligging van het Gebied, de Lijn of de Punt worden vastgelegd. Toegestane geometrieën bij een Gebied zijn Surface en MultiSurface (de termen die de GML-standaard gebruikt voor Vlak en Multivlak); bij een Lijn zijn dat Curve en MultiCurve (GML-termen voor Lijn en Multilijn) en bij Punt tenslotte zijn toegestaan Point en MultiPoint (de GML-termen voor Punt en Multipunt). Bij MultiSurface worden meerdere vlakken samengevoegd tot één onlosmakelijk geheel. Wanneer slechts een onderdeel gewijzigd moet worden, leidt dat toch tot een wijziging van de hele MultiSurface. Datzelfde geldt voor MultiCurve en MultiPoint. Aanbevolen wordt om MultiSurface, MultiCurve en MultiPoint alleen te gebruiken wanneer het daadwerkelijk de bedoeling is dat er één onlosmakelijk geheel ontstaat. Een andere manier van groepering is het samenvoegen van twee of meer Gebieden, Lijnen of Punten tot een Gebiedengroep, Lijnengroep respectievelijk Puntengroep. Op deze manier is het mogelijk om één van de Gebieden van een Gebiedengroep, één van de Lijnen van een Lijnengroep of één van de Punten van een Puntengroep te wijzigen. Punt is noodzakelijk voor het als omgevingswaarde vaststellen van geluidproductieplafonds; die hebben de vorm van een puntlocatie. Lijn wordt onder andere in het omgevingsplan gebruikt voor het aangeven van rooilijnen bij het stellen van regels over het situeren van bouwwerken. Voor het overige is het aan te bevelen om Punt en Lijn als Geometrie zoveel mogelijk te vermijden omdat bij raadplegen in een viewer een punt en een lijn lastig te vinden zijn.
Locaties kunnen onbeperkt gestapeld worden, dat wil zeggen dat Locaties elkaar geheel of gedeeltelijk kunnen overlappen. Dat geldt zowel voor Locaties met eenzelfde annotatie oftewel OW-object als voor Locaties met verschillende annotaties c.q. OW-objecten. Het is dus mogelijk om op exact dezelfde plek bijvoorbeeld de Locaties van verschillende Juridische regels of Tekstdelen, van een aantal Activiteiten, van een Omgevingswaarde, van een aantal Omgevingsnormen en diverse typen Gebiedsaanwijzing neer te leggen. Ook kunnen die Locaties elkaar gedeeltelijk overlappen. De navolgende figuren laten daarvan voorbeelden zien. De figuren laten mogelijke toepassingen in het omgevingsplan zien, maar zijn bedoeld om generiek voor omgevingsdocumenten het principe te illustreren.
Locatie is het objecttype dat machineleesbaar vastlegt waar een Juridische regel, Tekstdeel en/of de domeinspecifieke objecttypen van toepassing zijn.
Doel van het objecttype Locatie is het met coördinaten vastleggen waar een Juridische regel, Tekstdeel, Activiteit, Omgevingsnorm, Omgevingswaarde, type Gebiedsaanwijzing en bij Omgevingsnorm en Omgevingswaarde behorende waarden van toepassing zijn.
Locatie kent de volgende attributen:
identificatie: de unieke identificatie waaronder elk object van dit type bekend is. Identificatie conform datatype NEN3610-ID. Verplicht attribuut. Komt 1 keer voor.
noemer: de mensleesbare term of frase waarmee een Locatie wordt aangeduid. Optioneel attribuut. Komt 0 of 1 keer voor.
Locatie kent zeven verschijningsvormen:
Gebied: op zichzelf staande geometrisch afgebakende ‘ruimte’ in een virtuele weergave van de fysieke leefomgeving. De geometrische afbakening is juridisch van aard. Gebied heeft alle attributen van Locatie, aangevuld met:
hoogte: de hoogte waarop het Gebied ligt of de hoogte binnen het Gebied waarop de Juridische regel of het Tekstdeel van toepassing is. Optioneel attribuut. Komt 0 of 1 keer voor. Wordt vastgelegd met WaardeEenheid, dat bestaat uit de volgende elementen:
waarde: de numerieke waarde van de hoogte. Verplicht element indien het attribuut hoogte wordt gebruikt.
eenheid: de grootheid waarin de hoogte wordt uitgedrukt. Voor eenheid kan gebruik gemaakt worden van de waardelijst 'Eenheid’. Verplicht element indien het attribuut hoogte wordt gebruikt.
geometrie: de verwijzing van een specifiek Gebied naar (de identificatie van) de bijbehorende Geometrie. Verplicht attribuut. Komt 1 keer voor.
Gebiedengroep: een groep of verzameling van bij elkaar behorende Gebieden, die samen de Locatie vormen. Gebiedengroep heeft alle attributen van Locatie, aangevuld met:
groepselement: de verwijzing van een Gebiedengroep naar de Gebieden die samen de Gebiedengroep vormen. Verplicht attribuut. Komt ten minste 1 keer voor.
Lijn: op zichzelf staande geometrisch afgebakende lijnlocatie in een virtuele weergave van de fysieke leefomgeving. De geometrische afbakening is juridisch van aard. Lijn heeft alle attributen van Locatie, aangevuld met:
hoogte: de hoogte waarop de Lijn ligt. Optioneel attribuut. Komt 0 of 1 keer voor. Wordt vastgelegd met WaardeEenheid, dat bestaat uit de volgende elementen:
waarde: de numerieke waarde van de hoogte. Verplicht element indien het attribuut hoogte wordt gebruikt.
eenheid: de grootheid waarin de hoogte wordt uitgedrukt. Voor eenheid kan gebruik gemaakt worden van de waardelijst 'Eenheid’. Verplicht element indien het attribuut hoogte wordt gebruikt.
geometrie: de verwijzing van een specifieke Lijn naar (de identificatie van) de bijbehorende Geometrie. Verplicht attribuut. Komt 1 keer voor.
Lijnengroep: een groep of verzameling van bij elkaar behorende Lijnen, die samen de Locatie vormen. Lijnengroep heeft alle attributen van Locatie, aangevuld met:
groepselement: de verwijzing van een Lijnengroep naar de Lijnen die samen de Lijnengroep vormen. Verplicht attribuut. Komt ten minste 1 keer voor.
Punt: op zichzelf staande geometrisch afgebakende puntlocatie in een virtuele weergave van de fysieke leefomgeving. De geometrische afbakening is juridisch van aard. Punt heeft alle attributen van Locatie, aangevuld met:
hoogte: de hoogte waarop de Punt ligt. Optioneel attribuut. Komt 0 of 1 keer voor. Wordt vastgelegd met WaardeEenheid, dat bestaat uit de volgende elementen:
waarde: de numerieke waarde van de hoogte. Verplicht element indien het attribuut hoogte wordt gebruikt.
eenheid: de grootheid waarin de hoogte wordt uitgedrukt. Voor eenheid kan gebruik gemaakt worden van de waardelijst 'Eenheid’. Verplicht element indien het attribuut hoogte wordt gebruikt.
geometrie: de verwijzing van een specifieke Punt naar (de identificatie van) de bijbehorende Geometrie. Verplicht attribuut. Komt 1 keer voor.
Puntengroep: een groep of verzameling van bij elkaar behorende Punten, die samen de Locatie vormen. Puntengroep heeft alle attributen van Locatie, aangevuld met:
groepselement: de verwijzing van een Puntengroep naar de Punten die samen de Puntengroep vormen. Verplicht attribuut. Komt ten minste 1 keer voor.
Ambtsgebied: bijzondere vorm van Gebied, zijnde een op zichzelf staande geometrisch afgebakende ‘ruimte’ in een virtuele weergave van de fysieke leefomgeving, die samenvalt met het ambtsgebied van een bepaald bevoegd gezag: het gebied waarover dat bevoegd gezag de bevoegdheid tot regeling en bestuur heeft. Ambtsgebied heeft alle attributen van Locatie, aangevuld met:
bestuurlijkeGrenzenVerwijzing: attribuut dat de gegevens voor het doen van een verwijzing naar de bestuurlijkeGrenzen-voorziening bevat.
bestuurlijkeGrenzenVerwijzing wordt ingevuld met de gegevensgroep BestuurlijkeGrenzenVerwijzing die de volgende attributen kent:
bestuurlijkeGrenzenID: de identificatie van het gebied in de bestuurlijkegrenzenvoorziening: de CBS-code respectievelijk de RVIG-code van het bevoegd gezag, inclusief de letteraanduiding in hoofdletters van de bestuurslaag;
domein: het onderdeel van de bestuurlijkeGrenzen-voorziening waarin de ambtsgebieden worden bijgehouden. Verplicht attribuut. Komt 1 keer voor. Wordt ingevuld met de verplichte waarde ‘NL.BI.BestuurlijkGebied’.
geldigOp: de datum waarop Ambtsgebied geldig is. Verplicht attribuut. Komt 1 keer voor. De verwijzing is altijd statisch: met de Locatie Ambtsgebied wordt bedoeld het ambtsgebied zoals dat gold op de ingevulde datum.
Locatie kent geen waardelijsten.
Locatie kent de volgende constraints:
(bij Gebied): geometrie is van type Surface of MultiSurface;
(bij Lijn): geometrie is van type Curve of MultiCurve;
(bij Punt): geometrie is van type Point of MultiPoint.
Werkafspraak
Tot anders is bepaald in een volgende versie van dit toepassingsprofiel dan wel in een nader bericht van de beheerder van de TPOD-Standaard geldt de volgende werkafspraak:
Het attribuut hoogte wordt niet gebruikt.
noemer: de mensleesbare term of frase waarmee de Locatie wordt aangeduid en beschreven, waardoor er, indien relevant, naar de Locatie kan worden verwezen. Let op: de noemer is niet altijd gelijk aan de naam van het GIO. Het gebruik van noemer is optioneel omdat een noemer niet altijd zinvol is en omdat er Locaties zijn die niet met een term of frase te benoemen zijn. Dat geldt bijvoorbeeld voor de losse Locaties binnen een Gebiedengroep. Voorbeelden van noemer voor omgevingsplan respectievelijk omgevingsverordening, waarbij de noemer in cursieve tekst is weergegeven, zijn: Ter plaatse van de functie Levendig stadscentrum zijn de volgende activiteiten toegestaan. Nieuwe luidruchtige activiteiten en gedragingen zijn in een stiltegebied verboden.
Locatie kan de locatie zijn van een Juridische regel of Tekstdeel (en daarmee, al dan niet samen met andere Locaties, het werkingsgebied van de Regeltekst, de Divisie of de Divisietekst), en/of de Locatie van een van de domeinspecifieke annotaties Activiteit, Gebiedsaanwijzing, Omgevingsnorm en Omgevingswaarde. Het hangt af van het objecttype waarmee de Locatie wordt gecombineerd of het gebruik van het attribuut noemer zinvol is of niet. Bij de beschrijving van die objecttypen wordt dit aangegeven.
hoogte: optioneel attribuut waarmee voor Gebied, Lijn en Punt de hoogteligging kan worden vastgelegd. hoogte wordt vastgelegd met WaardeEenheid, dat bestaat uit de elementen waarde en eenheid. waarde legt de hoogte in een getal vast, eenheid geeft aan in welke grootheid de hoogte moet worden gemeten. Voor eenheid kan gebruik gemaakt worden van de waardelijst 'Eenheid’. Het gebruik van het attribuut hoogte maakt een (zeer beperkte) benadering van 3D mogelijk. hoogte kan bijvoorbeeld worden gebruikt om van (de omgevingswaarde) geluidproductieplafonds aan te geven op welke hoogte ze gelden; in dat geval wordt de eenheid meter gekozen.
geometrie: attribuut dat de verwijzing bevat van een specifiek Gebied, Lijn of Punt naar de identificatie van de bijbehorende Geometrie. Dit attribuut legt dus vast dat deze Geometrie bij het betreffende Gebied, Lijn of Punt hoort. Bij Ambtsgebied kan er geen geometrie worden meegeleverd.
bestuurlijkeGrenzenVerwijzing: attribuut waardoor DSO-LV weet dat de inhoud van dit object te vinden is in een andere voorziening, alleen te gebruiken bij Ambtsgebied. Het bijhouden van het Ambtsgebied gebeurt in de bestuurlijkeGrenzen-voorziening. Het attribuut bestuurlijkeGrenzenVerwijzing maakt gebruik van de gegevensgroep BestuurlijkeGrenzenVerwijzing. In het navolgende worden de attributen van BestuurlijkeGrenzenVerwijzing toegelicht.
bestuurlijkeGrenzenID: de identificatie van het Ambtsgebied. Deze is gelijk aan de bevoegd-gezag-code. Voor gemeenten, provincies en waterschappen is dat de CBS-code, inclusief de letteraanduiding van de bestuurslaag. Een voorbeeld daarvan is GM0297 voor de gemeente Zaltbommel. Voor het Rijk wordt de RVIG-code gehanteerd. Aan de hand van deze code weet DSO-LV van welk bevoegd gezag het ambtsgebied uit de bestuurlijkeGrenzen-voorziening getoond moet worden
domein: attribuut dat aangeeft welke van de onderdelen van de bestuurlijkeGrenzen-voorziening moet worden bevraagd: het bestuurlijk gebied;
geldigOp: attribuut waardoor DSO-LV weet welke versie van het ambtsgebied getoond moet worden: het Ambtsgebied zoals dat geldig was op de ingevulde datum. Wanneer naar aanleiding van een bestuurlijke herindeling of andere grenscorrectie het ambtsgebied is gewijzigd, kan met een wijzigingsbesluit het Ambtsgebied-object gewijzigd worden door de geldigOp-datum van de bestuurlijkeGrenzenVerwijzing te wijzigen.
Met uitzondering van Locatie in de verschijningsvorm van Ambtsgebied wordt Locatie altijd vastgelegd in een GIO.
Ambtsgebied
Het Ambtsgebied-object wordt alleen aangeleverd als dat noodzakelijk is: de eerste keer dat in een Regeling het Ambtsgebied de Locatie is van een regel én wanneer naar aanleiding van een bestuurlijke herindeling of andere grenscorrectie in een wijzigingsbesluit het Ambtsgebied wordt gewijzigd naar een nieuwe versie van dat Ambtsgebied.
Uitgangspunt van regelgeving over de bekendmaking van besluiten is dat informatie die niet op een begrijpelijke manier in tekst te beschrijven is, wordt vastgelegd in een informatieobject. Daarom wordt de locatie waar een regel (of beleid) geldig is, vastgelegd met een GIO. Op deze manier is de locatie permanent terug te vinden en is de onveranderlijkheid van de locatie gewaarborgd (zie ook paragraaf 6.1.2.1). Door het nemen van het besluit stelt het bevoegd gezag het GIO vast en ‘ontstaat’ de locatie. Wanneer een regel geldt voor het hele ambtsgebied van het bevoegd gezag wordt het niet passend geacht als het bevoegd gezag dat ambtsgebied in de vorm van een GIO vast zou stellen. Ambtsgebieden worden immers door andere wetgeving (en in de meeste gevallen door een ander bevoegd gezag) vastgesteld. Daarom wordt Ambtsgebied als verschijningsvorm van Locatie niet vastgelegd met het object Geometrie en niet vastgesteld in de vorm van een GIO, maar neemt het bevoegd gezag een verwijzing op naar het eigen ambtsgebied in de bestuurlijkeGrenzen-voorziening. Dit is de voorziening waarin de door die andere wetgeving vastgestelde bestuurlijke grenzen worden vastgelegd en beheerd. Aangezien Ambtsgebied niet wordt vastgelegd met het object Geometrie en niet door het bevoegd gezag wordt vastgesteld, kent het niet de attributen geometrie en hoogte.
Bij het gebruik van Ambtsgebied als Locatie van een regel of beleid wordt altijd statisch verwezen naar het Ambtsgebied. Dat is nodig om bij een eventuele toekomstige bestuurlijke herindeling de overgang naar de nieuwe indeling te kunnen maken.
Aanbevolen wordt om, als het de bedoeling is dat een regel of (beleids)tekst geldt voor het hele ambtsgebied, vanuit de Juridische regel of het Tekstdeel te verwijzen naar (de identificatie van) het ambtsgebied in de bestuurlijkeGrenzen-voorziening. Het is echter mogelijk om in zo’n geval gebruik te maken van een zelf gecreëerde Locatie. Het is dan aan het bevoegd gezag om er voor te zorgen dat de geometrie van die zelf gecreëerde Locatie exact samenvalt met de geometrie van het ambtsgebied in de bestuurlijkeGrenzen-voorziening. Dat kan door een kopie te maken van de geometrie van het ambtsgebied in de bestuurlijkeGrenzen-voorziening. Het aanleveren van een onjuiste geometrie heeft gevolgen voor de vindbaarheid van regels op locatie in DSO-LV.
Locatie kent geen waardelijsten.
Constraints
Locatie heeft drie constraints:
(bij Gebied): geometrie is van type Surface of MultiSurface;
(bij Lijn): geometrie is van type Curve of MultiCurve;
(bij Punt): geometrie is van type Point of MultiPoint.
Deze constraints betekenen enerzijds -tamelijk voor de hand liggend- dat de Locatieverschijningsvorm Gebied alleen mag verwijzen naar vlak-geometrieën en niet naar punt- of lijn-geometrieën, dat de Locatieverschijningsvorm Lijn alleen mag verwijzen naar lijn-geometrieën en niet naar punt- of vlak-geometrieën en dat de Locatieverschijningsvorm Punt alleen mag verwijzen naar punt-geometrieën en niet naar vlak- of lijn-geometrieën. Anderzijds betekenen de constraints dat gekozen moet worden tussen de enkelvoudige en de multivariant van de geometrietypen. Zoals in paragraaf 7.4.1 al is beschreven, worden bij de multivarianten meerdere vlakken (of lijnen of punten) samengevoegd tot één onlosmakelijk geheel en moeten de multivarianten alleen gekozen worden als het daadwerkelijk de bedoeling is dat er één onlosmakelijk geheel ontstaat.
Toelichting op werkafspraak
hoogte is het attribuut van Locatie waarmee voor Gebied, Lijn en Punt de hoogteligging kan worden vastgelegd. STOP kent hoogte niet, het is geen kenmerk van het GIO. Daardoor kan de hoogte niet bekendgemaakt worden en heeft het geen juridische werking.
Daarom geldt, totdat in een volgende versie van dit toepassingsprofiel dan wel in een nader bericht van de beheerder van de TPOD-Standaard anders is bepaald, de werkafspraak ‘Het attribuut hoogte wordt niet gebruikt’.
Met uitzondering van Ambtsgebied worden de in de vorige paragraaf besproken typen van Locatie vastgelegd met Geometrie. Het object Geometrie legt de positie en vorm van een Gebied, Lijn of Punt vast door middel van coördinaten om het te kunnen begrenzen en op een kaart op de juiste positie te kunnen weergeven. Geometrie wordt door zowel IMOW als STOP gebruikt. Geometrie wordt vastgelegd in de vorm van een GML-bestand dat in het GIO wordt opgenomen.
Geometrie is het object dat de geometrische bepaling van een Gebied, Lijn of Punt door middel van coördinaten bevat.
Doel van het objecttype Geometrie is:
het vastleggen en begrenzen van Locatie door middel van coördinaten ten behoeve van het publiceren van geo-informatieobjecten;
het op een kaart of in een viewer op de juiste positie weergeven van Locaties.
Geometrie kent de volgende attributen:
id: het identificerend attribuut dat gebruikt wordt om naar de Geometrie te verwijzen. Verplicht attribuut. Komt 1 keer voor.
geometrie: het attribuut dat de coördinaten van de Geometrie bevat. Verplicht attribuut. Komt 1 keer voor.
Geometrie kent geen waardelijsten en constraints.
geometrie: dit attribuut bevat de coördinaten van de Geometrie. De geometrische typen die gebruikt worden binnen dit attribuut dienen overeen te komen met de gekozen verschijningsvorm van Locatie. Zie hiervoor de constraints bij het objecttype Locatie. Deze constraints zijn beschreven in paragraaf 7.4.4 en toegelicht in paragraaf 7.4.5.
Het objecttype Regelingsgebied is bedoeld om het volledige gebied waar de Regeling over gaat aan te geven. Dat volledige gebied wordt gevormd door de optelling van alle Locaties van de Juridische regels of Tekstdelen die in de Regeling voorkomen. Het object Regelingsgebied bestaat uit één Locatie die de buitengrens of buitengrenzen van de optelling van alle Locaties vormt. Wanneer het Regelingsgebied niet één aaneengesloten geheel vormt, kan de Locatie uiteraard bestaan uit de samenvoeging van twee of meer Gebieden tot een Gebiedengroep. Aan de hand van dit object kan DSO-LV bepalen welke regelingen op welke gebieden van toepassing zijn. Het objecttype Regelingsgebied is noodzakelijk voor DSO-LV om het omgevingsdocument te kunnen tonen. Door dit object kan de DSO-viewer de begrenzing laten zien van het volledige gebied waar de Regeling over gaat én kan die viewer bij een klik op de kaart laten zien welke omgevingsdocumenten op die plek van toepassing zijn.
Het bevoegd gezag dient per Regeling het Regelingsgebied aan te leveren. In principe is dit een eenmalige aanlevering. Voor omgevingsplan en waterschapsverordening zal het Regelingsgebied samen met de bruidsschat door het Rijk worden aangeleverd en hoeven gemeenten en waterschappen dat niet zelf te doen. Mocht gedurende de levensloop van de Regeling het Regelingsgebied wijzigen, dan moet het bevoegd gezag uiteraard de Locatie behorend bij het Regelingsgebied wijzigen.
In veel gevallen valt het Regelingsgebied samen met het ambtsgebied van het bevoegd gezag. Dat is in ieder geval zo bij AMvB, ministeriële regeling, omgevingsverordening, waterschapsverordening, omgevingsplan en omgevingsvisie.
Let op dat bij het omgevingsplan en de waterschapsverordening het Regelingsgebied ook het ambtsgebied is wanneer in omgevingsplan of waterschapsverordening als bodembeheergebied als bedoeld in artikel 5.89o respectievelijk 6.3 Besluit kwaliteit leefomgeving een gebied wordt aangewezen dat groter is dan het ambtsgebied van de aanwijzende gemeente respectievelijk waterschap[15] Artikel 5.89o Besluit kwaliteit leefomgeving geeft gemeenten de bevoegdheid om in het omgevingsplan een bodembeheergebied aan te wijzen voor het met een maatwerkregel of maatwerkvoorschrift afwijken van bepaalde kwaliteitseisen van het Besluit activiteiten leefomgeving voor het toepassen van grond, baggerspecie, mijnsteen of vermengde mijnsteen op of in de landbodem. Blijkens de Nota van Toelichting op het Aanvullingsbesluit Bodem (Staatsblad 2021, nr 98, pag. 427-428) mag de gemeente daarbij een groter gebied aanwijzen dan de eigen gemeente. De gemeente kan het gebied buiten de eigen gemeente alleen aanwijzen als herkomstgebied en niet als toepassingsgebied. Artikel 6.3 Besluit kwaliteit leefomgeving geeft waterschappen een vergelijkbare bevoegdheid voor de waterschapsverordening.
. Het gebied buiten het ambtsgebied valt dan buiten het Regelingsgebied.
Bij het projectbesluit en het Natura 2000-besluit valt het Regelingsgebied niet samen met het ambtsgebied, maar is het Regelingsgebied gelijk aan het gebied waar het project (met inbegrip van eventuele (compensatie)maatregelen) wordt uitgevoerd, het Natura 2000-gebied dat wordt aangewezen respectievelijk het deel daarvan waar een beperking aan de toegang wordt gesteld. Bij programma, instructie, reactieve interventie en voorbereidingsbesluit is het sterk afhankelijk van de inhoud of het Regelingsgebied gelijk is aan het ambtsgebied of niet.
Regelingsgebied is een objecttype dat hoort bij de Regeling. Voor de relatie tussen Regelingsgebied, Locatie, GIO en tekst geldt één van de volgende opties:
In de situatie waarin het Regelingsgebied gelijk is aan het ambtsgebied:
De geometrie van het Regelingsgebied wordt niet in een GIO vastgelegd. Het Regelingsgebied wordt als los OW-object meegeleverd dat verwijst naar het ambtsgebied in de BestuurlijkeGrenzenVoorziening. Het Regelingsgebied wordt niet gekoppeld aan een Juridische regel of Tekstdeel en het is niet nodig (en ook niet de bedoeling) om in de regeling een artikel of stuk tekst op te nemen dat het Regelingsgebied instelt of benoemt.
In de situatie waarin het Regelingsgebied niet gelijk is aan het ambtsgebied:
De geometrie waarvan het Regelingsgebied gebruikt maakt moet in een GIO vastgelegd zijn. Er zijn twee situaties te onderscheiden:
Het omgevingsdocument heeft al vanuit de inhoud een specifieke Locatie waar het Regelingsgebied naar kan verwijzen
Voorbeelden daarvan zijn het in het projectbesluit benoemde projectgebied en het door een aanwijzingsbesluit Natura 2000 aangewezen Natura 2000-gebied. Het Regelingsgebied wordt als los OW-object meegeleverd dat verwijst naar de betreffende specifieke Locatie. Het Regelingsgebied zelf wordt niet gekoppeld aan een Juridische regel of Tekstdeel en het is niet nodig om in de regeling een artikel of stuk tekst op te nemen dat het Regelingsgebied instelt of benoemt en de verwijzing naar een GIO bevat. Het Regelingsgebied verwijst immers naar een bestaande specifieke Locatie; in de tekst is die specifieke Locatie al benoemd en die tekst bevat ook al de GIO-verwijzing.
Het omgevingsdocument heeft niet vanuit de inhoud een specifieke Locatie waar het Regelingsgebied naar kan verwijzen
Een voorbeeld hiervan is een reactieve interventie die bepaalt dat een aantal onderdelen, met eigen Locaties, van een besluit tot wijziging van een omgevingsplan geen deel van het omgevingsplan uitmaken. In dit geval moet voor het Regelingsgebied een Locatie worden gecreëerd die de buitengrens vormt van de optelling van alle Locaties van de Juridische regels of Tekstdelen die in de Regeling voorkomen. Het is in deze situatie wel nodig om in de regeling een artikel of stuk tekst op te nemen dat het Regelingsgebied benoemt en de verwijzing naar een GIO bevat. Het OW-object Regelingsgebied wordt gekoppeld aan de Juridische regel of het Tekstdeel van dat artikel of stuk tekst.
Regelingsgebied is het objecttype dat machineleesbaar vastlegt waar de volledige Regeling van toepassing is.
Doel van het objecttype Regelingsgebied is het geheel van Locaties aan te geven waarover in een bepaalde Regeling regels dan wel beleid zijn vastgesteld.
Regelingsgebied kent de volgende attributen:
identificatie: de unieke identificatie waaronder elk object van dit type bekend is. Identificatie conform datatype NEN3610-ID. Verplicht attribuut. Komt 1 keer voor.
locatieaanduiding: de verwijzing van een Regelingsgebied naar (de identificatie van) de bijbehorende Locatie; attribuut dat de specifieke Locatie aanduidt waar dit Regelingsgebied van toepassing is. Verplicht attribuut. Komt 1 keer voor.
Regelingsgebied kent geen waardelijsten en geen constraints.
locatieaanduiding: het attribuut dat de verwijzing bevat naar de identificatie van de specifieke Locatie die bij het Regelingsgebied hoort. Voor Regelingsgebied bevat Locatie (de verwijzingen naar) de geometrie(ën) die de buitengrens of buitengrenzen van de regeling vormen.
Een annotatie met een OW-object kan -in inhoudelijke zin- betrekking hebben op een hele Regeltekst respectievelijk een hele Divisie of Divisietekst, of alleen op een Juridische regel of een Tekstdeel, en indien gewenst zelfs op een onderdeel daarvan. In de technische uitwerking worden annotaties gepositioneerd op het niveau van Regeltekst respectievelijk Divisie of Divisietekst: iedere annotatie verwijst naar de identificatie van de Regeltekst dan wel de Divisie of Divisietekst. De annotatie die inhoudelijk gaat over een onderdeel van een Regeltekst, Divisie of Divisietekst verwijst dus niet exact naar het opsommingsonderdeel of het stukje tekst waarop de annotatie van toepassing is, maar naar (de identificatie van) de Regeltekst (oftewel het artikel of lid) of de Divisie of Divisietekst waarin de annotatie voorkomt. Gevolg daarvan is dat DSO-LV bij een bevraging het hele Artikel of het hele Lid c.q. de hele Divisie of Divisietekst toont en niet alleen de Juridische regel, Tekstdeel of het stukje tekst waar de annotatie inhoudelijk betrekking op heeft. Dat is ook wenselijk omdat op die manier de volledige context wordt getoond.
Zoals hiervoor al een aantal keren is opgemerkt wordt het annoteren met OW-objecten alleen toegepast op het Lichaam van de Regeling van omgevingsdocumenten, oftewel het onderdeel dat de artikelen respectievelijk de inhoudelijke (beleids)teksten bevat. Bij dat inhoudelijke deel kunnen bijlagen worden gevoegd. Aan (onderdelen van) bijlagen kunnen geen annotaties worden toegevoegd. In omgevingsdocumenten met Artikelstructuur kunnen Locatie en de domeinspecifieke annotaties (Activiteit, Omgevingsnorm, Omgevingswaarde en Gebiedsaanwijzing) immers alleen gekoppeld worden aan het OW-object Juridische regel. Het object Juridische regel kan alleen worden toegepast op een artikel of een lid en niet op (onderdelen van) een bijlage. Datzelfde geldt voor omgevingsdocumenten met Vrijetekststructuur: daar kan de domeinspecifieke annotatie (i.c. Gebiedsaanwijzing) alleen gekoppeld worden aan het OW-object Tekstdeel. Het object Tekstdeel kan alleen worden toegepast op de (beleids)tekst van het omgevingsdocument en niet op (onderdelen van) een bijlage.
Er zijn situaties waarin het, bijvoorbeeld om redenen van leesbaarheid of vormgeving (denk aan lange lijsten en complexe tabellen), wenselijk is om onderdelen van een norm niet in het artikel van de norm maar in een bijlage te plaatsen. Voorbeelden van die onderdelen zijn de waarden van een omgevingsnorm of omgevingswaarde en de locaties waar een norm geldt. Ook in zo’n geval wordt een bijlage niet geannoteerd, maar worden de annotaties aan het artikel (of lid) toegevoegd. De mensleesbare informatie staat dan in de bijlage; de machineleesbare informatie is gekoppeld aan het artikel of lid. Een gebruiker merkt dat niet.
Deze systematiek kan worden toegepast bij het annoteren met Activiteit. Een voorbeeld is een artikel in een omgevingsplan waarin staat dat het ter plaatse van de functie Bedrijventerrein toegestaan is om de activiteiten te verrichten die in de bijlage zijn opgesomd. Ook bij het annoteren met de OW-objecten Omgevingsnorm en Omgevingswaarde kan dit principe worden toegepast. Er moet dan echter wel rekening mee gehouden worden dat de STOP/TPOD-standaard niet toestaat dat kwantitatieve respectievelijk kwalitatieve waarden die bij een norm horen zowel in de tekst als in GIO’s en het normwaarde-attribuut van Omgevingsnorm of Omgevingswaarde voorkomen. Wanneer de waarden in de tekst van de bijlage zijn geplaatst moet bij het annoteren van het artikel met Omgevingsnorm of Omgevingswaarde gekozen worden voor het normwaarde-attribuut ‘waardeInRegeltekst’. Daarmee wordt een verwijzing gemaakt naar de tekst van het artikel dat de norm bevat; het artikel bevat dan weer de verwijzing naar de bijlage. Het GIO bevat in zo’n geval alleen de geometrie en geen waarden (en ook geen verwijzing naar de tekst, die kent alleen de TPOD-standaard). Dit geldt overigens ook wanneer kwantitatieve of kwalitatieve waarden in de tekst van het artikel staan; ook dan moet bij het annoteren met Omgevingsnorm of Omgevingswaarde gekozen worden voor het normwaarde-attribuut ‘waardeInRegeltekst’.
Hier kan nog worden opgemerkt dat het vanuit de standaard niet nodig is om te werken met waarden en locaties in een bijlage. De kenbaarheid is immers afdoende juridisch geborgd wanneer die informatie in het GIO is opgenomen. Vanuit dat principe volstaat het om de norm in het artikel op te nemen en de geometrie en de waarden in het GIO (en in het normwaarde-attribuut van Omgevingsnorm of Omgevingswaarde) vast te leggen.
Dit hoofdstuk gaat over het wijzigen van omgevingsdocumenten met wijzigingsbesluiten. Daarbij is onderscheid gemaakt in het wijzigen van tekst (8.1), het wijzigen van GIO’s (paragraaf 8.2) en het wijzigen van OW-objecten (paragraaf 8.3).
Nadat een initiële regeling van een omgevingsdocument tot stand is gekomen, wordt deze met wijzigingsbesluiten gewijzigd. Uitgangspunt van de STOP/TPOD-standaard is dat voor het wijzigen van tekst gebruik gemaakt wordt van de wijzigingsmethode renvooi. Hoe renvooi moet worden toegepast, wordt beschreven in paragraaf 8.1.1. Er bestaan twee alternatieven voor renvooi, te weten Intrekken & vervangen en Integrale tekstvervanging, die onder bepaalde omstandigheden mogen worden toegepast. Deze alternatieve wijzigingsmethoden worden in paragraaf 8.1.2 beschreven.
Een bestuursorgaan dat een omgevingsdocument wijzigt, besluit alleen over de wijzigingen die het in dat omgevingsdocument aanbrengt, niet over de ongewijzigde onderdelen. In een wijzigingsbesluit staan daarom alleen de onderdelen van het omgevingsdocument die gewijzigd zijn. De wijzigingsmethode renvooi ondersteunt dat aspect van het besluitvormingsproces optimaal: met renvooi worden in de tekst speciale markeringen aangebracht die de wijzigingen die het besluit ten opzichte van de vorige versie van de regeling aanbrengt, op een voor de mens inzichtelijk manier zichtbaar maken. Daarnaast is deze methodiek automatiseerbaar. Daardoor kan geautomatiseerd uit de bestaande tekst en de renvooimarkeringen in het wijzigingsbesluit de nieuwe versie van de tekst ge(re)construeerd worden en kunnen de renvooimarkeringen geautomatiseerd worden gegenereerd door de twee versies van de tekst met elkaar te vergelijken.
Het bevoegd gezag start het wijzigingsproject door de juridische uitgangssituatie te kiezen: de versie van de regeling ten opzichte waarvan de wijzigingen worden aangebracht. Doorgaans zal dat de op het moment van starten geldende versie van de regeling zijn. Bij toepassing van versiebeheer wordt van die juridische uitgangssituatie een bevroren versie gemaakt. In die bevroren regelingversie worden de voor het wijzigingsproject benodigde wijzigingen in de tekst aangebracht. Het is mogelijk dat tussen de start van dit project en de publicatie van het ontwerp- of definitieve besluit andere wijzigingsbesluiten hebben geleid tot een nieuwe versie van de geldende regeling. Als dat zo is, worden die wijzigingen overgenomen in de juridische uitgangssituatie voor het wijzigingsproject. De juridische uitgangssituatie is de ‘was’-versie; de juridische uitgangssituatie inclusief de wijzigingen van het wijzigingsproject is de ‘wordt’-versie. Uit een vergelijking van de ‘wordt’-versie van de regeling met de ‘was’-versie van de regeling genereert de plansoftware (of een renvooiservice) het ontwerp- of definitieve wijzigingsbesluit, waarin de wijzigingen met renvooimarkeringen zijn aangegeven.
Bron van het wijzigingsbesluit is de XML-versie waarin machineleesbaar de wijzigingen worden gespecificeerd. Daarvan wordt een PDF-versie gegenereerd, waarin in renvooi de wijzigingen op een mensleesbare manier worden weergegeven.
Bij gebruik van de wijzigingsmethode renvooi wordt in de WijzigBijlage van het Besluit een RegelingMutatie opgenomen met daarin achtereenvolgens alle wijzigingen.
Het model voor regelingen met artikelstructuur kent de volgende elementen:
RegelingOpschrift
Lichaam, met daarbinnen de tekstelementen Hoofdstuk, Titel, Afdeling, Paragraaf, Subparagraaf, Subsubparagraaf, Artikel en Lid
Bijlage, met daarbinnen Divisie en Divisietekst
Toelichting, met daarbinnen
AlgemeneToelichting, met daarbinnen Divisie en Divisietekst
ArtikelgewijzeToelichting, met daarbinnen Divisie en Divisietekst
De elementen van een regeling die met de wijzigingsmethode renvooi gemuteerd kunnen worden, worden mutatie-eenheden genoemd. De mutatie-eenheden in een regeling met artikelstructuur zijn:
de elementen Lichaam, Bijlage, Toelichting, AlgemeneToelichting en ArtikelgewijzeToelichting;
de tekstelementen Hoofdstuk, Titel, Afdeling, Paragraaf, Subparagraaf, Subsubparagraaf, Artikel, Divisie en Divisietekst.
Het RegelingOpschrift kan niet gemuteerd worden. Het hele lichaam wordt slechts in uitzonderlijke gevallen, wanneer er ingrijpende wijzigingen in de structuur van het lichaam van de regeling nodig zijn, vervangen.
In het lichaam is artikel de kleinste mutatie-eenheid. Dit betekent dat het artikel de eenheid is die, ongeacht hoeveel wijzigingen in dat artikel of in de leden van dat artikel worden aangebracht, als geheel vervangen wordt bij consolidatie. Door de renvooi-weergave wordt zichtbaar wat er door het wijzigingsbesluit in het artikel gewijzigd is. Het is ook de eenheid waarover in de wetstechnische informatie in de regelingenbanken de juridische verantwoording wordt bijgehouden. In de Bijlage, AlgemeneToelichting en ArtikelgewijzeToelichting is Divisietekst de kleinste mutatie-eenheid. Ook daarvoor geldt dat, ongeacht hoeveel wijzigingen in die Divisietekst worden aangebracht, de Divisietekst als geheel vervangen wordt bij consolidatie en dat door de renvooi-weergave zichtbaar wordt wat de wijzigingen in de Divisietekst zijn.
De wijzigingsmethode renvooi maakt het bijvoorbeeld mogelijk om een volledig hoofdstuk met daarin afdelingen, paragrafen en artikelen in het lichaam van een regeling toe te voegen, om de algemene toelichting te vervangen door een nieuwe versie daarvan, maar ook om een lid uit een artikel te verwijderen of een woord in een lid van een artikel te wijzigen in een ander woord. In de laatste twee gevallen bevat het wijzigingsbesluit het volledige artikel dat gewijzigd wordt, waardoor de wijziging in haar context zichtbaar en daardoor begrijpelijk is.
Figuur 34 en Figuur 35 geven een beeld van de werking van de wijzigingsmethode renvooi. In Figuur 34 staat links de tekst van artikel 5.7 in de oude versie van de regeling, oftewel de ‘was’-versie, en rechts de tekst van datzelfde artikel in de nieuwe versie van de regeling, de ‘wordt’-versie. De plansoftware (of een renvooiservice) heeft een vergelijking van de ‘wordt’-versie met de ‘was’-versie van de regeling gemaakt en heeft daaruit het ontwerp- of definitieve wijzigingsbesluit gegenereerd. Figuur 35 laat de mensleesbare renvooiweergave van het wijzigingsbesluit zien.
Door deze methodiek is precies te zien welke onderdelen van de tekst door het wijzigingsbesluit gewijzigd zijn. Bij (wijzigings)besluiten waartegen beroep kan worden ingesteld maakt dat ook direct duidelijk waarover dat beroep kan gaan. Uit de weergave van het voorbeeld van Figuur 35 wordt duidelijk dat het recht op het bouwen van een bijbehorend bouwwerk en het gebruik daarvan voor mantelzorg al bestond en dat in beroep alleen kan worden opgekomen tegen de vergroting van de toegelaten oppervlakte en de beperking tot alleen buiten de bebouwde kom.
Het model voor regelingen met vrijetekststructuur kent de volgende elementen:
RegelingOpschrift
Lichaam, met daarbinnen Divisie en Divisietekst
Bijlage, met daarbinnen Divisie en Divisietekst
De elementen van een regeling die met de wijzigingsmethode renvooi gemuteerd kunnen worden, worden mutatie-eenheden genoemd. De mutatie-eenheden in een regeling met vrijetekststructuur zijn:
de elementen Lichaam en Bijlage;
de tekstelementen Divisie en Divisietekst.
Het RegelingOpschrift kan niet gemuteerd worden. Het hele lichaam wordt slechts in uitzonderlijke gevallen, wanneer er ingrijpende wijzigingen in de structuur van het lichaam van de regeling nodig zijn, vervangen. Divisietekst is, zowel in het lichaam als in de bijlage, de kleinste mutatie-eenheid. Dat betekent dat, ongeacht hoeveel wijzigingen in die Divisietekst worden aangebracht, de Divisietekst als geheel vervangen wordt bij consolidatie. Door de renvooi-weergave wordt zichtbaar wat de wijzigingen in de Divisietekst zijn. Het is ook de eenheid waarover de juridische verantwoording wordt bijgehouden.
Om een wijzigingsbesluit leesbaar te houden, wordt niet de volledige tekst van de regeling met renvooi opgenomen in het besluit, maar alleen de delen waarin de wijzigingen voorkomen: het gewijzigde artikel, het ingevoegde hoofdstuk et cetera. Het kan wenselijk zijn, bijvoorbeeld ten behoeve van het besluitvormingsproces, om ook een versie van de gehele tekst van de regeling te hebben waarin de wijzigingen die het wijzigingsbesluit daarin aanbrengt in renvooi worden weergegeven. Daardoor wordt het effect van de wijzigingen op de hele regeling inzichtelijk. Dit is mogelijk door een proefversie te maken: de regelingversie die volgt uit dit specifieke besluit. Door het geautomatiseerde proces komt de regeling-in-renvooi namelijk exact overeen met het besluit.
Er zijn omstandigheden waarin het gebruik van de wijzigingsmethode renvooi niet mogelijk is, bijvoorbeeld omdat de plansoftware die het bevoegd gezag gebruikt dat nog niet ondersteunt. Voor het wijzigen van de reactieve interventie is het dan bij wijze van Tijdelijke Alternatieve Maatregel toegestaan om gebruik te maken van een van de alternatieve wijzigingsmethoden, namelijk Intrekken & vervangen (zie paragraaf 8.1.2.1.1) of Integrale tekstvervanging (zie paragraaf 8.1.2.1.2). Gebruik van deze wijzigingsmethoden stelt bijzondere eisen aan de formulering van het besluit. Die zijn, met een voorbeeld, het onderwerp van paragraaf 8.1.2.2.
8.1.2.1.1 Intrekken & vervangen
Uiterlijk met ingang van 1 oktober 2023, of zoveel eerder als in een nader bericht van de beheerder van de TPOD-Standaard wordt aangegeven, is het gebruik van de wijzigingsmethode Intrekken & vervangen als alternatief voor renvooi niet meer toegestaan.
8.1.2.1.2 Integrale tekstvervanging
Bij gebruik van de alternatieve wijzigingsmethode Integrale tekstvervanging wordt de gehele versie van een regeling vervangen door een nieuwe versie van die regeling. In tegenstelling tot de wijzigingsmethode Intrekken & vervangen kan deze wijzigingsmethode ook gebruikt worden voor het wijzigen van een hoofdregeling wanneer bij die hoofdregeling één of meer tijdelijk regelingdelen horen.
Bij de alternatieve wijzigingsmethode Integrale tekstvervanging wordt in de WijzigBijlage een RegelingMutatie opgenomen, met daarin een VervangRegeling die de gehele gewijzigde nieuwe regelingversie bevat. In het element RegelingMutatie worden de identificaties van de was- en de wordt-versie opgenomen. Ongewijzigde GIO’s worden bij deze methode niet opnieuw aangeleverd.
Bij de toepassing van de alternatieve wijzigingsmethoden Intrekken & vervangen en Integrale tekstvervanging wordt een volledige (versie van een) regeling vervangen door een nieuwe (versie van een) regeling. Daarin is niet gemarkeerd welke wijzigingen het wijzigingsbesluit daarin aanbrengt. Het is uiteraard niet de bedoeling dat door het om technische redenen toepassen van een van deze wijzigingsmethoden de volledige regeling voor beroep vatbaar wordt, dus ook de onderdelen die juridisch gezien niet gewijzigd zijn. Om dat te voorkomen wordt geadviseerd om in het dictum van het besluit de wijzigingen aan te geven. Daarmee wordt bewerkstelligd dat in juridische zin sprake is van een wijzigingsbesluit, terwijl dat technisch is uitgevoerd met Intrekken & vervangen of Integrale tekstvervanging. De door VNG en ministerie van BZK geadviseerde opzet van zo’n besluit is weergegeven in Figuur 36.
NB1: In het voorbeeld van Figuur 36 lijkt het alsof in Artikel III andere artikelen, ondergebracht in een hoofdstuk, voorkomen. Dat is alleen visueel zo; de STOP/TPOD-standaard staat geen artikelen in artikelen toe. In technische termen bestaat Artikel III uit een Kop, gevolgd door een element Inhoud dat een aantal alinea’s en een opsomming met lijstitems bevat.
NB2: In het voorbeeld is artikel IV een WijzigArtikel, de andere artikelen zijn reguliere Artikelen.
Op grond van artikel 7, eerste lid, Bekendmakingswet bestaat een regeling uit tekst en kan een regeling tevens informatie bevatten die niet uit tekst bestaat. Een GIO is zo’n onderdeel dat uit andere informatie bestaat. In het derde lid van dit artikel is nu bepaald dat bij wijziging van een onderdeel van een regeling dat niet uit tekst maar uit andere informatie bestaat of van een bijlage bij die regeling die wegens aard of omvang niet in het publicatieblad maar elders elektronisch is gepubliceerd, die informatie of die bijlage opnieuw wordt vastgesteld. Er is een wijziging van lid 3 van artikel 7 in voorbereiding waardoor deze bepaling alleen nog geldt voor onderdelen van een regeling die uit andere informatie dan tekst bestaat (en voor bijlagen) die niet geconsolideerd kunnen worden. Een GIO is een onderdeel dat geconsolideerd kan worden. Daardoor hoeft, na inwerkingtreden van deze wijziging van de Bekendmakingswet, bij wijziging een GIO niet opnieuw vastgesteld te worden maar kan het gewijzigd kan worden.
Om technische reden is het nog niet mogelijk om GIO’s te wijzigen door alleen de gewijzigde onderdelen aan te leveren. Voor GIO’s bestaat nog geen renvooi-weergave. Als een bestuursorgaan een GIO wil wijzigen, bijvoorbeeld omdat bij het gebiedsgewijs opbouwen van het omgevingsplan een artikel over de activiteit wonen niet alleen meer het centrum als werkingsgebied heeft maar ook het buitengebied, dan doet het dat door een nieuwe versie van het GIO vast te stellen en aan te leveren. Ook hier geldt dat het niet de bedoeling is dat door het moeten aan leveren van een nieuwe versie van een GIO, bij iedere wijziging van een GIO, hoe klein ook, het hele GIO voor beroep vatbaar wordt, dus ook de onderdelen die niet gewijzigd zijn. Om dat te voorkomen kan een vergelijkbare werkwijze worden toegepast als bij de alternatieve wijzigingsmethoden Intrekken & vervangen en Integrale tekstvervanging. Geadviseerd wordt om in het dictum van het besluit de wijzigingen in het GIO precies te beschrijven. Dan is juridisch sprake van een wijzigingsbesluit, dat technisch wordt uitgevoerd op de beschikbare manier, namelijk door het vaststellen en aanleveren van een nieuwe versie van het GIO. Dit kan verduidelijkt worden door in de motivering of de toelichting kaartjes op te nemen waarmee de verschillen worden geïllustreerd. Figuur 37 laat een voorbeeld van zo’n kaartje zien (bron: LandGoed en gemeente Amsterdam).
Een wijzigingsbesluit kan ook gevolgen hebben voor de OW-objecten in de geconsolideerde regeling. Het bevoegd gezag kan het omgevingsdocument zo wijzigen dat de OW-objecten wijzigen of dat er andere OW-objecten nodig zijn. Voor het wijzigen van OW-objecten zijn er in grove lijnen drie scenario’s: het wijzigen van een bestaand OW-object, het laten vervallen van een bestaand OW-object en het toevoegen van een nieuw OW-object.
Wanneer door of samen met het wijzigingsbesluit een bestaand OW-object wijzigt, voegt het bevoegd gezag bij de aanlevering van het bekend te maken besluit de gewijzigde attributen met de bestaande identificatie van een al bestaand OW-object toe. DSO-LV herkent het OW-object op basis van de identificatie en verwerkt de attributen.
In het geval dat door of samen met het wijzigingsbesluit een bestaand OW-object moet vervallen (in mutatietermen: het object wordt beëindigd), voegt het bevoegd gezag bij de aanlevering van het bekend te maken besluit het OW-object met een bestaande identificatie toe met de status ‘beëindigen’. DSO-LV herkent de identificatie van het OW-object en verwerkt het op basis van de status ‘beëindigen’: (het effect van) het OW-object wordt niet meer getoond.
Wanneer door het wijzigingsbesluit een nieuw OW-object ontstaat, levert het bevoegd gezag bij de aanlevering van het bekend te maken besluit het nieuwe OW-object aan. Er wordt dan een OW-object meegeleverd met een identificatie die in DSO-LV nog niet bekend is. DSO-LV beschouwt het als een nieuw OW-object en voegt het toe op dezelfde manier als bij de aanlevering van een initieel besluit.
Voor het wijzigen van OW-objecten gelden drie uitgangspunten:
lever alleen gegevens aan als ze gewijzigd zijn;
verwijder expliciet gegevens die niet meer gebruikt worden;
een wijziging van een object zorgt voor een nieuwe versie van dat object.
Bij toepassing van de wijzigingsmethode renvooi en de alternatieve wijzigingsmethode Integrale tekstvervanging gelden deze drie uitgangspunten onverkort. Voor de alternatieve wijzigingsmethode Intrekken & vervangen geldt een uitzondering op het uitgangspunt ‘lever alleen gegevens aan als ze gewijzigd zijn’ voor de objecttypen Regeltekst, Divisie, Divisietekst, Pons en Regelingsgebied. Deze objecten moeten bij Intrekken & vervangen altijd opnieuw worden aangeleverd. Ze hoeven echter als ze blijven bestaan niet beëindigd te worden. (Wanneer onderdeel van de wijziging is dat zo’n object niet blijft bestaan moet het wel beëindigd worden.) De andere twee uitgangspunten gelden ook bij deze wijzigingsmethode onverkort.
De reactieve interventie kent ten behoeve van een goede werking enige voorschriften voor de indeling. In de navolgende subparagrafen wordt dat toegelicht en wordt de norm geformuleerd die dit toepassingsprofiel op dit punt stelt.
Om het concept tijdelijk regelingdeel, als alternatieve toepassing van het meervoudig bronhouderschap, te laten werken stelt dit toepassingsprofiel enkele voorschriften voor de indeling van de reactieve interventie. Er gelden voorschriften voor het Lichaam van het Besluit, het Lichaam van de Regeling en voor de geografische informatieobjecten.
In paragraaf 4.4 is de toepassing van de STOP-modellen voor Besluit en Regeling bij de reactieve interventie vastgelegd en toegelicht. Een aantal onderdelen daarvan wordt hier nader toegelicht.
Lichaam van het Besluit
In dit deel staat, in een of meer artikelen, een (globale) omschrijving van de onderdelen van het gemeentelijke wijzigingsbesluit die geen deel uitmaken van het omgevingsplan. Het bevat ook een artikel met de opdracht aan de gemeente om te zorgen voor verwerking van de reactieve interventie in de geconsolideerde regeling van het omgevingsplan, met daarbij een termijn waarbinnen deze opdracht moet zijn uitgevoerd.
Lichaam van de Regeling
Het Lichaam van de Regeling, oftewel het tijdelijk regelingdeel, begint met de Conditie met daarin een artikel dat beschrijft wat de verhouding is tussen dit tijdelijk regelingdeel en de hoofdregeling van het omgevingsplan. Het beschrijft feitelijk dat het tijdelijk regelingdeel voorgaat op de hoofdregeling. De Kop van dit artikel heeft alleen een Opschrift, het heeft geen Label en geen Nummer. Het is aan te bevelen om dit artikel het Opschrift ‘Voorrangsbepaling’ te geven. Dit artikel wordt niet in een hoofdstuk ondergebracht.
Vervolgens bevat het Lichaam van de Regeling een of meer artikelen waarin staat hoe de regels van (de hoofdregeling van) het omgevingsplan luiden als gevolg van de reactieve interventie. Deze artikelen worden ondergebracht in een of meer hoofdstukken. In een bijlage zijn de namen en identificatiecodes opgenomen van de GIO’s (waarin de Locaties en eventuele normwaarden zijn vastgelegd) die bij de artikelen in het tijdelijk regelingdeel horen.
GIO’s
Waar nodig zijn bij de reactieve interventie GIO’s gevoegd. Daarmee kan bijvoorbeeld het deel van de Locaties worden aangegeven waar een bepaalde regel uit het wijzigingsbesluit niet geldt. Het zijn GIO’s die horen bij het tijdelijk regelingdeel; ze geven aan hoe de gemeente de Locaties in het omgevingsplan moet aanpassen en ze zijn niet bedoeld om door de gemeente te worden overgenomen in de verwerking van de reactieve interventie.
De reactieve interventie bevat in ieder geval de volgende onderdelen:
In het Lichaam van het Besluit:
een of meer Artikelen met daarin de (globale) omschrijving van de onderdelen van het gemeentelijke wijzigingsbesluit die geen deel uitmaken van het omgevingsplan;
een Artikel met daarin de opdracht aan de gemeente om te zorgen voor verwerking van de reactieve interventie in het omgevingsplan;
In het Lichaam van de Regeling:
de Conditie: verplicht onderdeel dat de verhouding tussen dit tijdelijk regelingdeel en de hoofdregeling van het omgevingsplan beschrijft; altijd in de vorm van een artikel met een Opschrift maar zonder Label en Nummer; dit artikel wordt niet in een hoofdstuk ondergebracht;
een of meer Artikelen met de regels van het omgevingsplan zoals ze luiden als gevolg van de reactieve interventie, ondergebracht in een of meer hoofdstukken. Verplicht onderdeel. Waar nodig bevatten de regels een verwijzing naar een of meer GIO’s bij het tijdelijk regelingdeel;
een bijlage met de namen en identificatiecodes van de GIO’s.
GIO’s die horen bij het tijdelijk regelingdeel, waarmee gebieden kunnen worden vastgelegd waar een regel uit het omgevingsplan wel of juist niet werking heeft.
Figuur 38 toont het Lichaam van het Besluit van de reactieve interventie, met voorbeeldteksten voor de globale omschrijving van de onderdelen van het wijzigingsbesluit die geen deel uitmaken van het omgevingsplan en de opdracht aan de gemeente tot verwerking. Figuur 39 geeft een beeld van het tijdelijk regelingdeel van de reactieve interventie; te zien zijn de conditie en de regels van het omgevingsplan zoals ze luiden als gevolg van de reactieve interventie. In het tijdelijk regelingdeel is te zien dat het instrument is opgezet in de Artikelstructuur.
Een stuk tekst kan een verwijzing naar een ander tekstelement of ander document bevatten. Voorbeelden hiervan zijn:
de verwijzing vanuit een begrip in een regel naar de begripsbepaling waarin dat begrip wordt gedefinieerd;
de verwijzing vanuit een beleidsregel over de toepassing van een open norm naar de regel waarin de open norm is vastgelegd;
de verwijzing vanuit een artikel naar de artikelsgewijze toelichting op dat artikel (en vice versa);
de verwijzing vanuit een regel naar een wettelijke bepaling;
de verwijzing vanuit een tekstelement in een omgevingsdocument met Vrijetekststructuur naar een ander tekstelement in datzelfde of een ander omgevingsdocument of in een ander besluit of regeling.
Het gaat hier om een simpele verwijzing; de verhouding tussen het ene tekstelement en het andere tekstelement of document is niet gekwalificeerd. Met de hier beschreven verwijzing wordt ook uitdrukkelijk niet de verwijzing vanuit een Juridische regel, Divisie, Divisietekst of Tekstdeel naar een Locatie of een OW-object bedoeld.
Het model maakt het mogelijk de hier bedoelde verwijzing te maken. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de STOP-XML-elementen IntRef (voor verwijzingen tussen tekstelementen binnen een omgevingsdocument) en ExtRef (voor verwijzingen vanuit een omgevingsdocument naar tekstelementen in) andere documenten; dat kunnen omgevingsdocumenten maar ook andere typen documenten zijn). Een verwijzing kan gemaakt worden naar een tekstelement in de reactieve interventie zelf, maar ook naar (een tekstelement in) een ander document.
Bij een verwijzing naar een ander document is aandacht nodig voor de formulering van de verwijzing. Wanneer een algemene verwijzing naar het andere document wordt gemaakt, dus zonder te verwijzen naar een specifieke versie daarvan, zou een wijziging in het andere document onbedoeld kunnen leiden tot wijziging van de reactieve interventie zonder dat daar een besluit van het bevoegd gezag aan ten grondslag ligt. Zo’n algemene verwijzing zonder specifieke versie noemen we een dynamische verwijzing. Wanneer het ongewenst is dat een wijziging in het andere document doorwerkt in de reactieve interventie kan een statische verwijzing worden gemaakt. Er wordt dan expliciet verwezen naar een specifieke versie van dat andere document.
Ten behoeve van de goede raadpleegbaarheid van de reactieve interventie wordt sterk aanbevolen om in ieder geval gebruik te maken van de verwijzing vanuit een begrip in een regel naar de begripsbepaling waarin dat begrip wordt gedefinieerd.
Voor het maken van de verwijzing wordt gebruik gemaakt van de generieke XML-elementen IntRef (voor de verwijzing naar een ander tekstelement in hetzelfde document) en ExtRef (voor de verwijzing naar (tekstelementen in) een ander document).
In het kader van enkelvoudige opslag, meervoudig gebruik kan de wens bestaan om in een omgevingsdocument gebruik te maken van een GIO of OW-object uit een ander omgevingsdocument. Dat kan op twee manieren:
door een kopie van een GIO of OW-object te maken en die in een ander omgevingsdocument te gebruiken;
door te verwijzen naar een GIO of OW-object in een ander omgevingsdocument.
Deze methoden worden in de volgende paragrafen beschreven, met een advies over de toepassing.
Bij deze methode wordt een kopie gemaakt van een GIO of OW-object in omgevingsdocument A en wordt die kopie in omgevingsdocument B gebruikt. Dit kan als omgevingsdocumenten A en B van hetzelfde bevoegd gezag zijn, maar ook als ze van verschillende bevoegde gezagen zijn. De kopie moet een andere identificatie krijgen dan het origineel. Dat is omdat iedere identificatie uniek moet zijn en (relevant bij een kopie van een GIO of OW-object van een ander bevoegd gezag) omdat in zowel de GIO- als in de OW-object-identificatie de bevoegdgezag-code verweven is.
In de tekst van omgevingsdocumenten en bij het annoteren ervan wordt verwezen naar (de identificatie van) GIO’s en OW-objecten. Bij deze methode van hergebruik wordt in omgevingsdocument B niet verwezen naar een GIO of OW-object dat hoort bij dat omgevingsdocument, maar wordt verwezen naar (de identificatie van) een GIO of OW-object dat hoort bij omgevingsdocument A. Er kan worden verwezen naar een GIO of OW-object behorend bij een omgevingsdocument van het eigen bevoegd gezag, maar er kan ook worden verwezen naar een GIO of OW-object behorend bij een omgevingsdocument van een ander bevoegd gezag.
Er kan op twee manieren worden verwezen:
statisch: er wordt verwezen naar één bepaalde versie van het GIO;
dynamisch: er wordt verwezen naar de actuele versie van het GIO.
Naar een OW-object kan alleen dynamisch worden verwezen.
Technisch is het in de aanlevering mogelijk om in omgevingsdocument B te verwijzen naar (de identificatie van) een GIO of OW-object in omgevingsdocument A. Bij de aanlevering van het besluit over omgevingsdocument B wordt het GIO of het OW-object niet meegeleverd in de bestandenset behorend bij dat besluit, maar door de verwijzing wordt het juridisch wel onderdeel van het besluit.
Juridisch zijn er kanttekeningen te plaatsen bij deze methode. In het geval dat in omgevingsdocument B statisch wordt verwezen naar een GIO in omgevingsdocument A, verandert omgevingsdocument B niet wanneer het GIO in omgevingsdocument A wordt gewijzigd; er wordt immers verwezen naar een specifieke, eerdere versie van dat GIO. Maar let goed op dat er naar een OW-object alleen dynamisch kan worden verwezen en dat er vaak verwevenheid zal zijn tussen GIO en OW-object; statisch verwijzen zal dan vaak niet mogelijk zijn. Als in omgevingsdocument B dynamisch wordt verwezen naar een GIO in omgevingsdocument A of wordt verwezen naar een OW-object in omgevingsdocument A, wordt bij een wijziging van dat GIO of OW-object in omgevingsdocument A ook omgevingsdocument B gewijzigd. Dat verwijst immers naar de actuele versie van dat GIO of OW-object, dat nu gewijzigd is. De wijziging van omgevingsdocument B vindt dan plaats zonder dat het bestuursorgaan dat verantwoordelijk is voor omgevingsdocument B daarover een besluit heeft genomen. Dat is uiteraard niet de bedoeling. Dat geldt des te meer wanneer op deze manier onbedoeld een GIO of OW-object in een omgevingsplan is gewijzigd zonder dat de gemeente daarover een besluit heeft genomen. Dan is voor die wijziging niet de juiste procedure van ter inzage leggen van ontwerpbesluit en van definitief besluit gevolgd, met de bijbehorende mogelijkheden van zienswijzen en beroep. Als de wijziging van omgevingsdocument A er uit zou bestaan dat het betreffende GIO of OW-object zou worden verwijderd, zou er in omgevingsdocument B een verwijzing zijn naar een GIO of OW-object dat niet meer bestaat; technisch bekeken zou er dan een dode link zijn, juridisch gezien heeft een onderdeel van omgevingsdocument B geen werkingsgebied meer.
Er zijn gevallen waarin het de bedoeling is dat omgevingsdocument B mee wijzigt met wijzigingen van omgevingsdocument A. Een voorbeeld is dat in een omgevingsverordening de begrenzing van grondwaterbeschermingsgebieden wordt vastgesteld en omgevingsvisie en waterprogramma die begrenzing volgen. Toekomstige wijzigingen kunnen dan in omgevingsdocument B juridisch worden geborgd door de formulering daarop af te stemmen.
Als in een omgevingsdocument wordt verwezen naar een GIO of OW-object in een ander omgevingsdocument van hetzelfde bevoegd gezag, bijvoorbeeld vanuit een omgevingsvisie naar een omgevingsverordening, ligt het beheer in eigen hand van dat bevoegd gezag en is de kans op onbedoelde wijzigingen kleiner. Wanneer echter wordt verwezen naar een GIO of OW-object in een omgevingsdocument van een ander bevoegd gezag, bijvoorbeeld een verwijzing in een omgevingsplan naar de omgevingsverordening van de provincie, is het beheer niet in eigen hand en is de kans op problemen uiteraard veel groter.
Geadviseerd wordt alleen te verwijzen naar GIO’s en/of OW-objecten in een ander omgevingsdocument als dat juridisch verantwoord is.
Waarschuwing mogelijke toekomstige wijziging standaard
In de huidige implementatie weet de DSO-keten niet bij welke regeling, oftewel bij welk specifieke omgevingsdocument, een OW-object hoort. Dit heeft een aantal ongewenste gevolgen. Het eerste gevolg is dat ieder bevoegd gezag ieder OW-object kan wijzigen en verwijderen, ook als dat OW-object is geïntroduceerd door een ander bevoegd gezag. Het tweede gevolg is dat als een omgevingsdocument wordt ingetrokken, DSO-LV niet weet welke OW-objecten erbij horen en daardoor niet kan controleren of alle OW-objecten die bij dat omgevingsdocument horen zijn ingetrokken of beëindigd, waardoor er in DSO-LV ‘verweesde’ OW-objecten kunnen voorkomen: objecten die niet meer bij een omgevingsdocument horen. Bovendien zijn er nu validatieregels waarvan het doel is om te voorkomen dat een OW-object verwijst naar een OW-object dat niet meer bestaat, dus om dode links te voorkomen. Deze validatieregels komen er op neer dat een OW-object waarnaar door een ander OW-object wordt verwezen, niet mag worden beëindigd.
Om de ongewenste gevolgen in de toekomst te voorkomen, zal in de DSO-keten worden vastgelegd bij welke regeling het OW-object hoort. Ook zullen in de TPOD-standaard daarmee verband houdende regels worden gesteld omtrent OW-objecten en het wijzigen daarvan. Onderdeel daarvan zal waarschijnlijk zijn dat het alleen is toegestaan om bij het verwijzen naar OW-objecten in een ander omgevingsdocument te verwijzen naar OW-objecten in een ander omgevingsdocument van hetzelfde bevoegd gezag. Deze regels zullen worden vertaald in validatieregels.
Geadviseerd wordt om nu al op deze wijziging te anticiperen door -als er al wordt verwezen- alleen te verwijzen naar GIO’s en/of OW-objecten in een ander omgevingsdocument van hetzelfde bevoegd gezag.
Dit deel bevat twee hoofdstukken. Hoofdstuk 10 beschrijft de wettelijk voorgeschreven procedure die de reactieve interventie doorloopt en de producten en gegevens die per stap in die procedure moeten worden aangeleverd. Hoofdstuk 11 gaat over Rectificatie en Revisie. Voorlopig is alleen paragraaf 11.1 Rectificatie gevuld, paragraaf 11.2 krijgt in een volgende versie inhoud.
Een (voorgenomen) besluit tot het vaststellen of wijzigen van een omgevingsdocument doorloopt een procedure. Die procedure begint bij de meeste omgevingsdocumenten met een voorbereidende, meer informele fase. Tijdens deze fase vinden overleg met eventuele initiatiefnemers, medeoverheden en adviseurs en participatie door belanghebbenden plaats. Voor deze fase gelden meestal geen procedurele eisen en aan producten die worden gebruikt voor overleg en participatie worden geen vormvereisten gesteld. Het is mogelijk om voor overleg en participatie een conceptversie van het voorgenomen besluit te maken die aan de STOP/TPOD-standaard voldoet, maar dat is niet verplicht. Documenten en conceptversies worden niet op overheid.nl gepubliceerd en ook niet in DSO-LV getoond. Het raadplegen van een conceptversie van een omgevingsdocument kan alleen in een eigen raadpleegomgeving van het bevoegd gezag. Ze worden dus niet aan de LVBB aangeboden en de bepalingen en beschrijvingen in dit hoofdstuk zijn er niet op van toepassing.
Bij het projectbesluit is dat anders. Het daadwerkelijke opstellen van het projectbesluit wordt voorafgegaan door de voorbereidende fase van de projectprocedure, waarvoor procedurele eisen gelden en vormvereisten en inhoudelijke eisen gesteld zijn aan de kennisgevingen en (ontwerp)stukken die ter inzage gelegd en vastgesteld moeten worden.
Nadat een bevoegd gezag is gestart met het opstellen van het initiële omgevingsdocument of de wijziging daarvan doorloopt het de bij dat instrument behorende formele procedure, waarvoor diverse wettelijke bepalingen gelden. In de loop van die procedure worden een of meer versies van het besluit (inclusief de initiële regeling of de wijzigingsinstructies voor de geconsolideerde regeling) aan de LVBB aangeleverd. Ook kan er een wettelijke verplichting bestaan om een kennisgeving te doen, die ook aan de LVBB moet worden aangeleverd. Nadat het bevoegd gezag het besluit heeft genomen en het besluit bekend is gemaakt en in werking is getreden, is voor een aantal instrumenten de procedure afgelopen. In het geval van een besluit waartegen beroep kan worden ingesteld, volgt nog een proceduregedeelte dat kan leiden tot wijzigingen in de geldigheid en zelfs tot wijzigingen in de inhoud van het besluit. Een wijziging in de geldigheid kan zich bijvoorbeeld voordoen wanneer een besluit naar aanleiding van een verzoek om voorlopige voorziening door de rechter wordt geschorst. Een wijziging in de geldigheid én de inhoud is mogelijk wanneer de rechter een besluit geheel of gedeeltelijk vernietigt, dan wel zelf in de zaak voorziend het besluit wijzigt. Deze wijzigingen moeten worden doorvertaald naar de geconsolideerde Regeling van het omgevingsdocument. Om dit hele proces te kunnen verwerken en het resultaat correct aan DSO-LV door te kunnen leveren, heeft de LVBB informatie nodig over de procedure en informatie voor de consolidatie. Het bevoegd gezag levert die informatie deels aan samen met de aanlevering van de besluitversie; deels moet het die informatie in een later stadium aanleveren.
Paragraaf 10.2 beschrijft de producten die het bevoegd gezag tijdens de procedure van de reactieve interventie moet aanleveren. In deze paragraaf wordt van een aantal producten de STOP-modellering beschreven. Paragraaf 10.3 gaat over de aan te leveren gegevens over de producten en de procedure. Van deze gegevens wordt aangegeven of het een verplicht of optioneel gegeven is en hoe vaak het moet of mag voorkomen. Daarnaast schetst deze paragraaf de achtergrond van de gegevens: waarom moet een bevoegd gezag het gegeven gebruiken en wat voor effect heeft het gegeven.
Paragraaf 10.4 beschrijft de afzonderlijke fasen in de procedure van het omgevingsdocument. Van iedere fase worden het juridisch kader en de aan te leveren producten en gegevens beschreven. Dit is een praktische paragraaf: per fase wordt precies aangegeven wat het bevoegd gezag moet doen. Degene die bijvoorbeeld heel concreet wil weten wat hij of zij moet doen en aanleveren voor de ontwerpfase van een omgevingsdocument leest deze paragraaf en volgt indien gewenst van daaruit de verwijzingen naar paragraaf 10.2 om daar (nogmaals) de achtergronden van bepaalde gegevens te lezen.
Het belangrijkste product dat tijdens de procedure moet worden aangeleverd is uiteraard het besluit tot vaststelling of wijziging van de reactieve interventie. Dat is in deel B uitgebreid beschreven.
In een aantal gevallen, die in paragraaf 10.4 worden beschreven, moet het bevoegd gezag een kennisgeving doen, die in een van de officiële publicatiebladen wordt geplaatst. De kennisgeving is een zakelijke weergave van de inhoud, vaak van een besluit. De kennisgeving wordt conform STOP gemodelleerd. De kennisgeving is een zelfstandige eenheid. Dat betekent dat een kennisgeving als een afzonderlijke bestandenset wordt aangeleverd. De kennisgeving behorend bij een besluit moet worden aangeleverd nádat de bestandenset van het besluit is aangeleverd.
De kennisgeving heeft de Vrijetekststructuur. De modellering van de kennisgeving is als volgt:
RegelingOpschrift: verplicht element, komt 1 keer voor.
Lichaam: verplicht element, komt 1 keer voor.
Divisietekst: verplicht element, komt zo vaak voor als gewenst. Bevat de volgende elementen:
Kop: STOP-element dat de Kop bevat. Optioneel element. Komt 0 of 1 keer voor. Indien Kop voorkomt bevat het ten minste één van de Kopelementen Label, Nummer en Opschrift; ieder van deze onderdelen komt 0 of 1 keer voor. Optioneel kan het element Subtitel worden toegevoegd. Als de kennisgeving maar één Divisietekst bevat, hoeft de Divisietekst geen Kop te hebben.
Inhoud: STOP-element dat de inhoud van de kennisgeving bevat. Verplicht element. Komt (per DivisieTekst) 1 keer voor. Het element Inhoud bevat ten minste één van de tekstelementen die STOP daarvoor kent; alle tekstelementen voor Inhoud zijn toegestaan.
Als beroep is ingesteld tegen een besluit en de bestuursrechter het besluit geheel of gedeeltelijk vernietigt, moet het bestuursorgaan mededeling doen van de uitspraak op de manier die voor de bekendmaking van het besluit is voorgeschreven. Dat betekent dat de volledige inhoud van de uitspraak in publicatieblad van het bevoegd gezag moet worden geplaatst. De kennisgeving wordt conform STOP gemodelleerd.
De mededeling heeft de Vrijetekststructuur. De modellering van de mededeling is als volgt:
RegelingOpschrift: verplicht element, komt 1 keer voor.
Lichaam: verplicht element, komt 1 keer voor.
Divisietekst: verplicht element, komt zo vaak voor als gewenst. Bevat de volgende elementen:
Kop: STOP-element dat de Kop bevat. Optioneel element. Komt 0 of 1 keer voor. Indien Kop voorkomt bevat het ten minste één van de Kopelementen Label, Nummer en Opschrift; ieder van deze onderdelen komt 0 of 1 keer voor. Optioneel kan het element Subtitel worden toegevoegd. Als de mededeling maar één Divisietekst bevat, hoeft de Divisietekst geen Kop te hebben.
Inhoud: STOP-element dat de inhoud van de mededeling bevat. Verplicht element. Komt (per DivisieTekst) 1 keer voor. Het element Inhoud bevat ten minste één van de tekstelementen die STOP daarvoor kent; alle tekstelementen voor Inhoud zijn toegestaan.
Toekomstige functionaliteit
In de toekomst zal de mededeling van de uitspraak van de rechter conform model Mededeling van de STOP/TPOD-standaard worden opgesteld en aan de LVBB worden aangeleverd voor de publicatie in het publicatieblad.
Workaround
Zolang de Mededeling van de uitspraak van de rechter nog niet in de DSO-keten is geïmplementeerd, wordt voor de mededeling van de uitspraak van de rechter een besluit conform model BesluitCompact gebruikt. In het besluit moet dan worden aangegeven dat het niet een besluit maar een mededeling betreft.
In deze paragraaf worden alle gegevens beschreven die informatie geven over de aan te leveren producten en de procedure: Doel (paragraaf 10.3.1), BesluitMetadata (paragraaf 10.3.2), RegelingMetadata (paragraaf 10.3.3), KennisgevingMetadata (paragraaf 10.3.4), soort procedure en ConsolidatieInformatie (paragraaf 10.3.5) en Procedure-informatie (paragraaf 10.3.6). Deze paragraaf geeft vooral achtergrondinformatie over de gegevens. Paragraaf 10.4 beschrijft vervolgens de concrete toepassing van de gegevens per fase en per product.
Voor het bereiken van bepaalde doelen of voldoen aan bepaalde verplichtingen met betrekking tot de fysieke leefomgeving is het nodig om een van de juridische instrumenten van de Omgevingswet in te zetten. Dit instrument doorloopt de wettelijk voorgeschreven procedure. In de loop van die procedure worden een of meer versies van het besluit (inclusief de initiële regeling of de wijzigingsinstructies voor de geconsolideerde regeling) en gegevens over dat besluit aan de LVBB aangeleverd. Het uiteindelijke resultaat van het hele proces is dat er een nieuwe Regeling ontstaat, of een nieuwe versie van een bestaande Regeling.
Om van een omgevingsdocument vast te leggen dat tekst, informatieobjecten en OW-informatie bij elkaar horen, gedurende alle stadia van het proces van opstellen, voorbereidingsprocedure, besluitvorming, bekendmaken en consolideren, is een unieke identificatie nodig. De STOP/TPOD-standaard noemt die identificatie Doel. De term Doel is afgeleid van het doel dat het bevoegd gezag voor ogen heeft als aanleiding voor de introductie van een specifiek nieuw omgevingsdocument of wijziging daarvan op één moment in de tijd. Voor degenen die met de RO-Standaarden en IMRO bekend zijn is Doel enigszins vergelijkbaar met het dossiernummer oftewel de IMRO-code van een plan of besluit op grond van de Wet ruimtelijke ordening.
Doel is in STOP gedefinieerd als de identificatie van een nieuwe regeling of de wijziging daarvan met één moment van inwerkingtreding, één (beoogd) moment waarop de regeling geldig wordt en eventueel één moment waarop de geldigheid van de regeling eindigt. De LVBB gebruikt het Doel om de consolidatie van regelingen te sturen.
Wanneer het bevoegd gezag constateert dat er een nieuw omgevingsdocument nodig is, of dat een bestaand omgevingsdocument gewijzigd moet worden, maakt het een nieuwe Regelingversie met een nieuw Doel oftewel identificatie aan. Afhankelijk van de gebruikte software kan het bevoegd gezag het aanmaken van de identificatie aan de software overlaten. Alles wat nodig is om de versie van de Regeling van het omgevingsdocument vast te leggen en te beschrijven wordt aan een Doel gekoppeld:
één versie van de tekst (inclusief afbeeldingen en dergelijke) voor het omgevingsdocument dat moet ontstaan of wordt gewijzigd (of eventueel één versie van de tekst voor elke regeling die moet ontstaan of wordt gewijzigd in het geval het besluit meerdere regelingen instelt en/of wijzigt);
één versie van elk informatieobject dat onderdeel is van het nieuwe of gewijzigde omgevingsdocument;
één versie van de OW-informatie die hoort bij het nieuwe of gewijzigde omgevingsdocument[16] NB: In het geval van een directe mutatie van OW-objecten wordt verwezen naar het Doel van een vorige aanlevering. Er kunnen dan meerdere versies van OW-objecten hetzelfde Doel hebben.
.
Ten behoeve van de publicatie of bekendmaking genereert de software van het bevoegd gezag een besluitversie die wordt aangeleverd aan de LVBB. Bij een Doel oftewel identificatie van een versie van regelgeving kunnen dus in de loop van de procedure meerdere besluitversies worden aangeleverd.
Zoals gezegd is Doel de identificatie van een nieuw omgevingsdocument of de wijziging daarvan met één moment van inwerkingtreding. De LVBB gebruikt Doel om de consolidatie van omgevingsdocumenten te sturen: per inwerkingtredingsdatum (of geldigheidsdatum in geval van terugwerkende kracht) kan op deze manier een Toestand van de Regeling gemaakt worden.
Sterk aanbevolen wordt om in één besluit alleen onderdelen met eenzelfde inwerkingtredingsdatum op te nemen. Daarom wordt ook aanbevolen om bijtijds na te denken over welke wijzigingen gecombineerd kunnen worden en welke wijzigingen juist niet gecombineerd kunnen worden. Redenen voor het niet combineren van wijzigingen zijn bijvoorbeeld dat de wijzigingen door verschillende bestuursorganen zullen worden vastgesteld en de verschillende mate van gevoeligheid van wijzigingen. Wijzigingen die te combineren zijn kunnen direct in één RegelingVersie met één Doel samengebracht worden. Voor wijzigingen die niet gecombineerd kunnen worden moeten verschillende RegelingVersies met verschillende Doelen worden aangemaakt. Iedere RegelingVersie (met bijbehorend Doel) wordt in een eigen besluit opgenomen.
Mochten toch bij uitzondering met één besluit verschillende onderdelen van een Regeling worden vastgesteld die op verschillende momenten in werking treden, dan krijgt iedere inwerkingtredingsmoment-onderdelencombinatie een eigen Doel. Ieder Doel hoort bij een versie van een regeling en de bijbehorende GIO’s. Een voorbeeld: Provinciale staten stellen bij besluit van 28 januari 2024 een wijziging van de omgevingsverordening vast. Hiervan treden 10 onderdelen op 12 februari in werking, de resterende onderdelen treden op 24 maart in werking. De onderdelen die op 12 februari in werking treden, worden in één RegelingVersie ondergebracht en krijgen Doel X, de onderdelen die op 24 maart in werking treden worden in een andere RegelingVersie ondergebracht en krijgen Doel Y. Een besluit met verschillende inwerkingtredingsmomenten voor verschillende onderdelen zou zich bijvoorbeeld kunnen voordoen wanneer het dagelijks bestuur een besluit heeft voorbereid en vervolgens aan het algemeen bestuur voorlegt, waarna dat algemeen bestuur besluit niet alle onderdelen tegelijkertijd in werking te laten treden. Zoals hiervoor beschreven noodzaakt dat er toe om verschillende RegelingVersies te maken.
De mogelijkheid bestaat dat er twee besluiten zijn voorbereid met ieder een eigen Doel omdat de verwachting was dat ze niet gelijktijdig in werking zouden treden, waarover toch gelijktijdig besluitvorming plaatsvindt. Het is dan niet nodig om de Doelen samen te voegen tot één Doel.
In paragraaf 10.4.1.2 is de concrete toepassing van Doel op de reactieve interventie beschreven in de vorm van specificaties en een voorbeeld.
De BesluitMetadata leggen vast welke organisatie verantwoordelijk is voor de besluitversie en bevatten gegevens om het besluit goed vindbaar te maken. In deze paragraaf zijn de BesluitMetadata beschreven die voor besluiten tot vaststelling of wijziging van omgevingsdocumenten relevant zijn. De BesluitMetadata voor het ontwerpbesluit en het definitieve besluit zijn gelijk. Aangegeven is of het gegeven verplicht of optioneel is en hoe vaak het moet of kan voorkomen. Daarnaast is bij de meeste gegevens een toelichting gegeven: hoe werkt het en wat voor effect heeft het. Er is geen vaste, voorgeschreven volgorde voor de BesluitMetadata.
eindverantwoordelijke: (de identificatie van) het openbaar lichaam dat de wettelijke verantwoordelijkheid draagt voor de inhoud van het ontwerp- of definitief besluit. Uit de STOP-waardelijsten voor gemeente, waterschap, provincie respectievelijk ministerie moet de juiste waarde gekozen worden. Verplicht gegeven. Komt 1 keer voor. Door dit gegeven wordt in de voorzieningen de naam van de gemeente, het waterschap, de provincie of het ministerie getoond.
maker: (de identificatie van) het openbaar lichaam dat de eindverantwoordelijkheid draagt voor het creëren van de instrumentversie. Uit de STOP-waardelijsten voor gemeente, waterschap, provincie respectievelijk ministerie moet de juiste waarde gekozen worden. Verplicht gegeven. Komt 1 keer voor. Door dit gegeven wordt in de voorzieningen de naam van de gemeente, het waterschap, de provincie of het ministerie getoond.
soortBestuursorgaan: de typering van het bestuursorgaan dat verantwoordelijk is voor het besluit. Uit de STOP-waardelijst bestuursorgaan moet de juiste waarde gekozen worden. Verplicht gegeven. Komt 1 keer voor. Voorbeelden zijn ‘college van burgemeester en wethouders’, ‘dagelijks bestuur’ en ‘minister’. In de BesluitMetadata moet gekozen worden voor het bestuursorgaan dat het besluit daadwerkelijk neemt of gaat nemen, ook als dat op grond van een gedelegeerde bevoegdheid gebeurt.
informatieobjectRef: de verwijzing naar een versie van een Juridisch informatieobject dat met de tekst van het ontwerp- of definitief besluit gepubliceerd moet worden omdat het onderdeel is van de juridische inhoud van het besluit of aanvullende informatie geeft over het besluit. Komt zo vaak voor als gewenst. Wordt geplaatst binnen het container-element informatieobjectRefs, dat 1 of meer informatieobjectRef-elementen bevat. Het containerelement informatieobjectRefs is verplicht wanneer tot het ontwerp- of definitief besluit een of meer GIO’s of PDF-documenten behoren en komt niet voor wanneer tot het ontwerpbesluit geen GIO’s of PDF-documenten behoren.
officieleTitel: de titel van het besluit zoals die door het bevoegd gezag wordt vastgesteld. Verplicht gegeven. Komt 1 keer voor. De officiële titel moet gelijk zijn aan het RegelingOpschrift van het besluit.
citeertitel: de titel van het besluit die gebruikt wordt in aanhalingen. Wordt geplaatst binnen het containerelement CiteertitelInformatie, dat op zijn beurt wordt geplaatst binnen het element heeftCiteertitelInformatie. Het element heeftCiteertitelInformatie is een optioneel element, dat 0 of 1 keer voorkomt. Bij de citeertitel moet worden aangegeven of de citeertitel officieel is of niet, door bij het gegeven isOfficieel de juiste waarde te kiezen. De citeertitel is officieel als deze in het besluit wordt vastgesteld; voor isOfficieel moet dan de waarde true worden gekozen. Als de citeertitel niet in het besluit wordt vastgesteld, is de citeertitel een ‘redactioneel’ gegeven; voor isOfficieel moet dan de waarde false worden gekozen. In het geval van een omgevingsdocument zal de citeertitel over het algemeen niet in het besluit worden vastgesteld.
De citeertitel van een (ontwerp)besluit is gelijk aan de officiële titel en het RegelingOpschrift van het besluit, of, als die erg lang zijn, een verkorte versie daarvan. Het wordt aanbevolen om aan de metadata van het besluit het gegeven citeertitel toe te voegen. De reden daarvoor is als volgt. Wanneer er tegelijkertijd meerdere ontwerpbesluiten tot wijziging van dezelfde regeling in procedure zijn, zal de DSO-viewer een reeks van ontwerpregelingen tonen. Als de DSO-viewer voor de ‘naam’ van iedere ontwerpregelingversie alleen de citeertitel uit de RegelingMetadata zou gebruiken (zie hiervoor paragraaf 10.3.3), zou iedere ontwerpregelingversie dezelfde ‘naam’ hebben. Voor een raadpleger is dan niet duidelijk welke ontwerpregeling voor haar of hem interessant is. Daarom zal de DSO-viewer in de toekomst gebruik maken van de citeertitel uit de BesluitMetadata om de verschillende ontwerpregelingen van elkaar te kunnen onderscheiden. Wanneer de citeertitel ontbreekt, zal de DSO-viewer gebruik maken van het gegeven officieleTitel of van het RegelingOpschrift van het besluit.
onderwerp: een korte specificatie van de inhoud van het ontwerp- of definitief besluit, te kiezen uit de STOP-waardelijst onderwerp. Verplicht gegeven. Komt ten minste 1 keer voor. Wordt geplaatst binnen het containerelement onderwerpen, dat 1 of meer onderwerp-elementen bevat. Het containerelement onderwerpen is een verplicht element, dat 1 keer voorkomt. Het onderwerp speelt een rol bij het vindbaar maken en bij de zoekresultaatfiltering van besluiten, regelingen en kennisgevingen op overheid.nl. Daarom wordt geadviseerd om alle toepasselijke onderwerpen van de waardelijst toe te voegen.
rechtsgebied: specificatie hoe het instrument wordt ingedeeld binnen het geheel van het recht, te kiezen uit de STOP-waardelijst rechtsgebied. Komt zo vaak voor als gewenst. Wordt geplaatst binnen het containerelement rechtsgebieden, dat 1 of meer rechtsgebied-elementen bevat. Het containerelement rechtsgebieden is een optioneel element, dat 0 of 1 keer voorkomt. Het rechtsgebied speelt een rol bij het vindbaar maken en bij de zoekresultaatfiltering van besluiten, regelingen en kennisgevingen op overheid.nl. Daarom wordt geadviseerd om het element rechtsgebied te gebruiken.
soortProcedure: de typering van (het product van) de fase van de procedure, te kiezen uit de STOP-waardelijst soortprocedure. Verplicht gegeven. Komt 1 keer voor. Met dit gegeven wordt aangegeven of een ontwerpbesluit of een definitief besluit wordt aangeleverd. Bij een ontwerpbesluit moet de waarde Ontwerpbesluit worden gekozen. Bij de aanlevering ter bekendmaking van een vastgesteld besluit moet de waarde Definitief besluit worden gekozen. Deze keuze bepaalt ook welke procedurestappen in het Procedureverloop (zie paragraaf 10.3.5 beschikbaar zijn.
grondslag: de machineleesbare verwijzing naar de juridische bron die de wettelijke grondslag van het instrument geeft. Moet altijd verwijzen naar (een versie van) een geconsolideerde regeling. Komt zo vaak voor als gewenst. Wordt geplaatst binnen het containerelement grondslagen, dat 1 of meer grondslag-elementen bevat. Het containerelement grondslagen is een optioneel element. Komt 0 of 1 keer voor.
De grondslag ziet er -in STOP-XML- uit als in de navolgende afbeelding. De uri is een Juriconnect 1.3.1-verwijzing. Zie daarvoor ook de ‘Juriconnect-standaard voor identificatie van en verwijzing naar wet- en regelgeving’. Wanneer verwezen wordt naar een artikel in een wet die in werking is getreden, kan de uri eenvoudig gegenereerd worden door op wetten.overheid.nl naar het betreffende artikel te gaan en daar met behulp van de linktool een link naar de meest recente versie zonder geldigheidsdatum te genereren en die te kopiëren.
STOP kent naast de hiervoor genoemde BesluitMetadata ook nog de metadata afkortingen en alternatieveTitels. Geadviseerd wordt om deze metadata bij omgevingsdocumenten niet te gebruiken. Ze worden daarom niet verder besproken.
Waarschuwing toekomstige wijziging TPOD-standaard
In een volgende versie van de TPOD-standaard zal het verplicht worden om het gegeven citeertitel te gebruiken. Als overgangsmaatregel wordt geadviseerd wordt om -wanneer en zodra de gebruikte plansoftware dat mogelijk maakt- op deze wijziging te anticiperen door het gegeven citeertitel te gebruiken.
De RegelingMetadata leggen vast welke organisatie verantwoordelijk is voor de regelingversie en bevatten gegevens om de regeling goed vindbaar te maken. In deze paragraaf zijn de RegelingMetadata beschreven die voor omgevingsdocumenten relevant zijn. De RegelingMetadata die bij een ontwerpbesluit worden aangeleverd zijn nagenoeg gelijk aan de RegelingMetadata die bij een definitief besluit worden aangeleverd. Aangegeven is of het gegeven verplicht of optioneel is en hoe vaak het moet c.q. kan voorkomen. Daarnaast is bij de meeste gegevens een toelichting gegeven: hoe werkt het en wat voor effect heeft het. Er is geen vaste, voorgeschreven volgorde voor de RegelingMetadata.
soortRegeling: nadere typering van een regeling, te kiezen uit de STOP-waardelijst soortregeling. Verplicht gegeven. Komt 1 keer voor. Voorbeelden zijn omgevingsplan en waterschapsverordening.
eindverantwoordelijke: (de identificatie van) het openbaar lichaam dat de wettelijke verantwoordelijkheid draagt voor de inhoud van de regeling. Uit de STOP-waardelijsten voor gemeente, waterschap, provincie respectievelijk ministerie moet de juiste waarde gekozen worden. Verplicht gegeven. Komt 1 keer voor. Door dit gegeven wordt in de voorzieningen de naam van de gemeente, het waterschap, de provincie of het ministerie getoond.
maker: (de identificatie van) het openbaar lichaam dat de eindverantwoordelijkheid draagt voor het creëren van de instrumentversie. Uit de STOP-waardelijsten voor gemeente, waterschap, provincie respectievelijk ministerie moet de juiste waarde gekozen worden. Verplicht gegeven. Komt 1 keer voor. Door dit gegeven wordt in de voorzieningen de naam van de gemeente, het waterschap, de provincie of het ministerie getoond.
soortBestuursorgaan: de typering van het bestuursorgaan dat verantwoordelijk is voor de regeling. Verplicht gegeven. Komt 1 keer voor. Uit de STOP-waardelijst bestuursorgaan moet de juiste waarde gekozen worden. Voorbeelden zijn gemeenteraad, algemeen bestuur en provinciale staten. In de RegelingMetadata moet gekozen worden voor het bestuursorgaan waaraan in de Omgevingswet de bevoegdheid tot het vaststellen van het omgevingsdocument is toegedeeld, ook als dat bestuursorgaan die bevoegdheid (gedeeltelijk) aan een ander bestuursorgaan heeft gedelegeerd.
officieleTitel: de titel van de regeling zoals die door het bevoegd gezag wordt vastgesteld. Verplicht gegeven. Komt 1 keer voor. De officiële titel moet gelijk zijn aan het RegelingOpschrift van de regeling.
citeertitel: de titel van de regeling die gebruikt wordt in aanhalingen. Wordt geplaatst binnen het containerelement CiteertitelInformatie, dat op zijn beurt wordt geplaatst binnen het element heeftCiteertitelInformatie. Het element heeftCiteertitelInformatie is een optioneel element, dat 0 of 1 keer voorkomt. Bij de citeertitel moet worden aangegeven of de citeertitel officieel is of niet, door bij het gegeven isOfficieel de juiste waarde te kiezen. De citeertitel is officieel als deze in de regeling wordt vastgesteld; voor isOfficieel moet dan de waarde true worden gekozen. Als de citeertitel niet in de regeling wordt vastgesteld, is de citeertitel een ‘redactioneel’ gegeven; voor isOfficieel moet dan de waarde false worden gekozen.
De citeertitel is niet hetzelfde als de officiële titel. Bij wetgeving gebeurt het vaak dat de wet een lange officiële titel heeft en een korte citeertitel die in de dagelijkse praktijk wordt gebruikt. Een voorbeeld: ‘Wet van 1 juli 2020 tot wijziging van de Bekendmakingswet en andere wetten in verband met de elektronische publicatie van algemene bekendmakingen, mededelingen en kennisgevingen’ is de officiële titel van de wet met de citeertitel ‘Wet elektronische publicaties’. De citeertitel is in deze wet vastgesteld en is dus officieel.
Hoewel het bij veel omgevingsdocumenten niet voor de hand lijkt te liggen om een citeertitel toe te voegen omdat die hetzelfde zal zijn als de officiële titel, is dat wel wenselijk. In de DSO-viewer namelijk speelt de ‘naam’ van het omgevingsdocument op verschillende plekken een rol: in de resultaat- en filterschermen na een zoekactie en in het scherm waarin tekst en kaart van de regeling worden getoond. De DSO-viewer gebruikt daarvoor de citeertitel uit de RegelingMetadata. Als er geen citeertitel is, stelt de viewer zelf de ‘naam’ samen uit de gegevens soortRegeling en eindverantwoordelijke.
onderwerp: een korte specificatie van de inhoud van de regeling, te kiezen uit de STOP-waardelijst onderwerp. Verplicht gegeven. Komt ten minste 1 keer voor. Wordt geplaatst binnen het containerelement onderwerpen, dat 1 of meer onderwerp-elementen bevat. Het containerelement onderwerpen is een verplicht element, dat 1 keer voorkomt. Het onderwerp speelt een rol bij het vindbaar maken en bij de zoekresultaatfiltering van besluiten, regelingen en kennisgevingen op overheid.nl. Daarom wordt geadviseerd om alle toepasselijke onderwerpen van de waardelijst toe te voegen.
rechtsgebied: specificatie hoe het instrument wordt ingedeeld binnen het geheel van het recht, te kiezen uit de STOP-waardelijst rechtsgebied. Komt zo vaak voor als gewenst. Wordt geplaatst binnen het containerelement rechtsgebieden, dat 1 of meer rechtsgebied-elementen bevat. Het containerelement rechtsgebieden is een optioneel element, dat 0 of 1 keer voorkomt. Het rechtsgebied speelt een rol bij het vindbaar maken en bij de zoekresultaatfiltering van besluiten, regelingen en kennisgevingen op overheid.nl. Daarom wordt geadviseerd om het element rechtsgebied te gebruiken.
overheidsdomein: brede onderverdeling van de overheidsbrede thema's die op een instrument van toepassing zijn, te kiezen uit de STOP-waardelijst overheidsthema. Komt zo vaak voor als gewenst. Wordt geplaatst binnen het containerelement overheidsdomeinen, dat 1 of meer overheidsdomein-elementen bevat. Het containerelement overheidsdomeinen is een optioneel element, dat 0 of 1 keer voorkomt. Het overheidsdomein speelt een rol bij het vindbaar maken en in de zoekresultaatfiltering van besluiten, regelingen en kennisgevingen op overheid.nl. Daarom wordt geadviseerd om het element overheidsdomein te gebruiken.
opvolgerVan: de verwijzing van een opvolgende regeling naar de door deze regeling opgevolgde andere regeling. De opvolgingsrelatie wijst naar het Work van de opgevolgde regeling. Komt zo vaak voor als gewenst. Wordt geplaatst binnen het containerelement opvolging, dat 1 of meer opvolgerVan-elementen bevat. Het containerelement opvolging is een optioneel element, dat 0 of 1 keer voorkomt. OpvolgerVan komt alleen voor wanneer de regeling een andere regeling daadwerkelijk opvolgt. Het komt alleen voor wanneer de oorspronkelijke regeling wordt ingetrokken en vervangen door een nieuwe regeling en alleen bij een regeling behorend bij een definitief besluit, niet bij een regeling behorend bij een ontwerpbesluit. Een voorbeeld is een provincie die aanvankelijk een omgevingsvisie genaamd ‘Prachtig Provincieland’ had en deze na verloop van een aantal jaren intrekt en een nieuwe omgevingsvisie instelt genaamd ‘Provincieland economisch voorop’. Bij de nieuwe omgevingsvisie ‘Provincieland economisch voorop’ wordt met opvolgerVan verwezen naar (de identificatie van) de ingetrokken omgevingsvisie ‘Prachtig Provincieland’. Door het aangeven van deze opvolg-relatie is het mogelijk om bij een tijdreis vanuit de nieuwe regeling de ingetrokken regeling als voorganger te tonen.
grondslag: de machineleesbare verwijzing naar een juridische bron die de wettelijke grondslag van het instrument geeft. Moet altijd verwijzen naar (een versie van) een geconsolideerde regeling. Komt zo vaak voor als gewenst. Wordt geplaatst binnen het containerelement grondslagen, dat 1 of meer grondslag-elementen bevat. Het containerelement grondslagen is een optioneel element, dat 0 of 1 keer voorkomt.
De grondslag ziet er -in STOP-XML- uit als in onderstaande afbeelding. De uri is een Juriconnect 1.3.1-verwijzing. Zie daarvoor ook de ‘Juriconnect-standaard voor identificatie van en verwijzing naar wet- en regelgeving’. Wanneer verwezen wordt naar een artikel in een wet die in werking is getreden, kan de uri eenvoudig gegenereerd worden door op wetten.overheid.nl naar het betreffende artikel te gaan en daar met behulp van de linktool een link naar de meest recente versie zonder geldigheidsdatum te genereren en die te kopiëren.
STOP kent naast de hiervoor genoemde RegelingMetadata ook nog de metadata afkorting, voorkeursafkorting en alternatieveTitel. Geadviseerd wordt om deze metadata bij omgevingsdocumenten niet te gebruiken. Ze worden daarom niet verder besproken.
Waarschuwing toekomstige wijziging TPOD-standaard
In een volgende versie van de TPOD-standaard zal het verplicht worden om het gegeven citeertitel te gebruiken. Als overgangsmaatregel wordt geadviseerd wordt om -wanneer en zodra de gebruikte plansoftware dat mogelijk maakt- op deze wijziging te anticiperen door het gegeven citeertitel te gebruiken.
De KennisgevingMetadata leggen vast welke organisatie verantwoordelijk is voor de kennisgeving en bevatten gegevens om de kennisgeving goed vindbaar te maken. In deze paragraaf zijn de KennisgevingMetadata beschreven die voor de kennisgeving van omgevingsdocumenten relevant zijn. Aangegeven is of het gegeven verplicht of optioneel is en hoe vaak het moet c.q. kan voorkomen. Daarnaast is bij de meeste gegevens een toelichting gegeven: hoe werkt het en wat voor effect heeft het. Er is geen vaste, voorgeschreven volgorde voor de KennisgevingMetadata.
eindverantwoordelijke: (de identificatie van) het openbaar lichaam dat de wettelijke verantwoordelijkheid draagt voor de inhoud van de kennisgeving. Uit de STOP-waardelijsten voor gemeente, waterschap, provincie respectievelijk ministerie moet de juiste waarde gekozen worden. Verplicht gegeven. Komt 1 keer voor. Door dit gegeven wordt op overheid.nl de naam van de gemeente, het waterschap, de provincie of het ministerie getoond.
maker: (de identificatie van) het openbaar lichaam dat de eindverantwoordelijkheid draagt voor het creëren van de kennisgeving. Uit de STOP-waardelijsten voor gemeente, waterschap, provincie respectievelijk ministerie moet de juiste waarde gekozen worden. Verplicht gegeven. Komt 1 keer voor. Door dit gegeven wordt op overheid.nl de naam van de gemeente, het waterschap, de provincie of het ministerie getoond.
officieleTitel: de titel van de kennisgeving zoals die door het bevoegd gezag is bepaald; deze is gelijk aan de tekstuele weergave van het gehele RegelingOpschrift van de kennisgeving (zie daarvoor paragraaf 10.2.1). Verplicht gegeven. Komt 1 keer voor. Dit gegeven speelt een rol bij het vindbaar en herkenbaar maken van de kennisgeving op overheid.nl. Daarom wordt geadviseerd om de kennisgeving een zo onderscheidend en herkenbaar mogelijke titel (en RegelingOpschrift) te geven.
onderwerp: een korte specificatie van de inhoud van de kennisgeving, te kiezen uit de STOP-waardelijst onderwerp. Verplicht gegeven. Komt ten minste 1 keer voor. Wordt geplaatst binnen het containerelement onderwerpen, dat 1 of meer onderwerp-elementen bevat. Het containerelement onderwerpen is een verplicht element, dat 1 keer voorkomt. Het onderwerp speelt een rol bij het vindbaar maken en bij de zoekresultaatfiltering van besluiten, regelingen en kennisgevingen op overheid.nl. Daarom wordt geadviseerd om alle toepasselijke onderwerpen van de waardelijst toe te voegen.
mededelingOver: de verwijzing vanuit een kennisgeving naar (de identificatie van) het (ontwerp)besluit waarover de kennisgeving gaat. Onder voorwaarde verplicht gegeven. Komt 0 of 1 keer voor. Dit gegeven is alleen verplicht als de kennisgeving gaat over een (voorafgaand aan de kennisgeving aangeleverd, daadwerkelijk bestaand) ontwerp- of definitief besluit. Door dit gegeven is vanuit de kennisgeving op eenvoudige wijze het (ontwerp)besluit vindbaar waar de kennisgeving over gaat. Het werkt ook omgekeerd: vanuit het besluit is de kennisgeving makkelijk te vinden. Daardoor is vanuit het besluit de informatie over de procedure van het besluit, zoals de begin- en einddatum van de inzagetermijn dan wel de einddatum van de beroepstermijn, te raadplegen.
soortKennisgeving: gegeven dat aangeeft wat voor soort kennisgeving het betreft, te kiezen uit een waardelijst die in het STOP-schema is opgenomen. Optioneel gegeven. Komt 0 of 1 keer voor. Met dit gegeven wordt aangegeven of het een kennisgeving betreft waarmee (inzage- en bezwaar/beroeps-)termijnen worden doorgegeven of een kennisgeving waarmee informatie wordt doorgegeven over het voornemen een besluit te gaan nemen zonder (inzage- en beroeps-)termijnen. In STOP 1.3.0 is dit gegeven, om redenen van backwards compatibility, zo gemodelleerd dat het een optioneel gegeven is met KennisgevingBesluittermijnen als defaultwaarde. Dit betekent dat wanneer het gegeven soortKennisgeving in de aanlevering niet wordt aangeleverd, het een KennisgevingBesluittermijnen is (uiteraard is dat ook zo als het element soortKennisgeving wel voorkomt met de waarde KennisgevingBesluittermijnen). Wanneer het een ander soort kennisgeving is, moet het element soortKennisgeving voorkomen. In STOP 2.0 zal soortKennisgeving worden gewijzigd in een verplicht gegeven dat 1 keer voorkomt. Nadrukkelijk wordt geadviseerd om daarop vooruit te lopen en ook bij een kennisgeving waarmee (inzage- en bezwaar/beroeps-)termijnen worden doorgegeven, het gegeven soortKennisgeving te gebruiken.
Aan de hand van de soort procedure bepaalt de LVBB wat er met het besluit wordt gedaan. Uiteraard moet DSO-LV weten of de aangeleverde OW-objecten horen bij een ontwerpbesluit of een definitief besluit. Daarvoor kent ook IMOW proceduregegevens. DSO-LV weet dat het gaat om OW-objecten behorend bij een ontwerpregeling omdat in dat geval bij de OW-objecten als procedurestatus ‘ontwerp’ is aangegeven.
Indien sprake is van een ontwerpbesluit levert het bevoegd gezag het ontwerpbesluit aan bij de LVBB met als soortProcedure ‘ontwerpbesluit’. Na ontvangst van een ontwerpbesluit genereert de LVBB daaruit een proefversie: bij een initieel ontwerpbesluit de eerste (ontwerp)versie van de regeling en bij een ontwerp-wijzigingsbesluit de verwerking van het ontwerpbesluit in de regelingversie waarop het bevoegd gezag het ontwerpbesluit heeft gebaseerd. De LVBB stelt de proefversie beschikbaar voor DSO-LV en levert de OW-objecten door aan DSO-LV. DSO-LV toont vervolgens die proefversie in de vorm van een ontwerpregeling.
Nadat het bestuursorgaan een besluit over een omgevingsdocument heeft genomen, levert het dat besluit aan bij de LVBB met als soortProcedure ‘definitief besluit’. Na ontvangst van een initieel besluit destilleert de LVBB daaruit de Regelingversie. Na ontvangst van een wijzigingsbesluit voert de LVBB de consolidatie uit met als resultaat een nieuwe toestand van de Regeling. De LVBB doet dat wanneer de inwerkingtredingsdatum van het (wijzigings)besluit -en daarmee ook van de nieuwe RegelingVersie- bekend is. De LVBB haalt die datum op uit de meegeleverde ConsolidatieInformatie.
Toekomstige functionaliteit
Het tonen van de procedurestatus van onderdelen van een regeling is in DSO-LV geïmplementeerd voor ontwerpregelingen; in de regelingenbank is het niet geïmplementeerd.
Workaround
Geen
De STOP/TPOD-standaard ziet het ontwerpbesluit en het definitieve besluit als afzonderlijke procedures. Zoals in paragraaf 10.3.5 al is aangegeven moet bij de aanlevering van een besluitversie de soort procedure worden gekozen: aangegeven moet worden of een ontwerpbesluit of een definitief besluit wordt aangeleverd. De procedure-informatie wordt verder ingevuld met de module Procedureverloop. Dit is de verzameling van stappen in de procedure van de besluitversie. De module Procedureverloop kan dus meerdere stappen bevatten, en ook in de loop van de tijd aan de hand van het verloop van de procedure worden aangevuld. Deze module en de Procedurestappen die als metadata kunnen worden aangeleverd betreffen alleen het formele en door DSO-LV ondersteunde deel van de procedure, dus vanaf de publicatie van een ontwerpbesluit. Gegevens over de daaraan voorafgaande stappen, zoals participatie, conceptversies voor overleg en voorbereiding van de besluitvorming door het bestuursorgaan, worden niet door de STOP/TPOD-standaard ondersteund en niet door de LVBB verwerkt. Ze kunnen uiteraard wel door het bevoegd gezag in de eigen software worden bijgehouden.
Het ontwerpbesluit en het definitieve besluit hebben ieder een afzonderlijke module Procedureverloop. In de ontwerpfase levert het bevoegd gezag het ontwerpbesluit aan bij de LVBB met als soortProcedure ‘ontwerpbesluit’ en het Procedureverloop met de relevante Procedurestappen horend bij een ontwerpbesluit. Nadat het bestuursorgaan een besluit over een omgevingsdocument heeft genomen, levert het dat besluit aan bij de LVBB met als soortProcedure ‘definitief besluit’ en het Procedureverloop met de relevante stappen horend bij een definitief besluit. Diverse omgevingsdocumenten treden direct na de bekendmaking van het besluit in werking en zijn dan ook direct onherroepelijk. Besluiten waartegen beroep kan worden ingesteld worden geconsolideerd terwijl nog niet zeker is of ze (geheel of gedeeltelijk) blijvend onderdeel van het omgevingsdocument uitmaken. Voor een raadpleger van de geconsolideerde regeling is het van belang om van ieder onderdeel van de regeling te weten wat de status daarvan is om te kunnen bepalen welke rechten en verplichtingen zij/hij daaraan kan ontlenen. Dat geldt voor alle tekstonderdelen, GIO’s en OW-objecten. Daarom moeten bij besluiten waartegen beroep kan worden ingesteld, na de aanlevering van het definitieve besluit, nieuwe Procedurestappen aan het Procedureverloop worden toegevoegd. Dit maakt het mogelijk om in de geconsolideerde regelingen op overheid.nl en in DSO-LV de status aan te geven van de onderdelen van die regeling die door het betreffende besluit zijn gewijzigd.
De initiële aanlevering van het Procedureverloop vindt doorgaans plaats bij het ontwerpbesluit respectievelijk definitieve besluit. Vervolgens wordt het Procedureverloop gemuteerd met een Procedureverloopmutatie bij de kennisgeving of met een directe mutatie. In paragraaf 10.4 is steeds in iedere fase en bij ieder product aangegeven welke methode moet worden toegepast.
Een Procedurestap kent de volgende gegevens:
soortStap: geeft aan welke stap het betreft, te kiezen uit de STOP-waardelijst Procedurestap_ontwerp respectievelijk Procedurestap_definitief. Verplicht gegeven. Komt 1 keer voor.
voltooidOp: datum waarop deze procedurestap heeft plaats gevonden of (naar verwachting) plaats zal vinden. Verplicht gegeven. Komt 1 keer voor.
meerInformatie: URL-verwijzing naar extra informatie over de Procedurestap. Optioneel gegeven. Komt 0 of 1 keer voor. Dit gegeven is bedoeld voor het geven van extra informatie over de betreffende Procedurestap en de gevolgen daarvan op de geldigheid van regeling, niet voor extra informatie over de inhoud van de regeling. Dit gegeven wordt alleen in de beroepsfase van het besluit gebruikt, en dus alleen bij besluiten waartegen bezwaar en/of beroep kan worden ingesteld.
Naast de Procedurestap(pen) bevat het Procedureverloop het gegeven bekendOp. Daar vult het bevoegd gezag de datum in waarop eenieder kennis kon hebben van deze informatie.
Het gevolg van de Procedurestappen op de geldigheid van regeling leidt de LVBB af uit de aangeleverde informatie en wordt automatisch bij de bekendmaking, in de regelingenbanken en in DSO-LV getoond.
Toekomstige functionaliteit
Het tonen van een toestand van een regeling vóór de inwerkingtredingsdatum is nog niet geïmplementeerd in de DSO-keten.
Het tonen van de procedurestatus van onderdelen van een regeling is in DSO-LV geïmplementeerd voor ontwerpregelingen; in de regelingenbank is het niet geïmplementeerd.
Het doorgeven van wijzigingen in de status van een besluit in de beroepsfase is nog niet geïmplementeerd in de DSO-keten; naar huidige verwachting zal dat na inwerkingtreden van de Omgevingswet gebeuren.
Workaround
Geen
Hiervoor zijn Procedureverloopmutaties beschreven waarmee een Procedurestap aan het Procedureverloop wordt toegevoegd (voegStappenToe). Er zijn ook mutaties voor het vervangen (vervangStappen) en voor het verwijderen van Procedurestappen (verwijderStappen). Dit is bijvoorbeeld nodig wanneer een al gestarte terinzagelegging van een ontwerpbesluit opnieuw moet beginnen vanwege het ontbreken van een cruciaal onderzoeksrapport. Een ander voorbeeld is de situatie waarin in de beroepsfase de Procedurestap Beroep ingesteld was aangeleverd, terwijl later blijkt dat er geen beroep is ingesteld.
In het geval van de al gestarte terinzagelegging van een ontwerpbesluit die opnieuw moet beginnen, moet daarvoor een nieuwe kennisgeving in het publicatieblad van het bevoegd gezag gepubliceerd worden. Het bevoegd gezag levert die kennisgeving dan aan met daarbij
Procedureverloopmutaties vervangStappen, waarmee de Procedurestappen Begin inzagetermijn en Einde inzagetermijn met de oorspronkelijke data die bij de kennisgeving waren aangeleverd, worden vervangen door de Procedurestappen Begin inzagetermijn en Einde inzagetermijn met de nieuwe data.
Er zijn ook gevallen waarin niet een nieuwe publicatie (zoals een kennisgeving) wordt gedaan. Voorbeelden zijn het eerder genoemde onterechte aanleveren van de Procedurestap Beroep ingesteld, of de situatie waarin de tekst van de kennisgeving wel de juiste data zijn genoemd, maar in het Procedureverloop onjuiste data staan. In die gevallen wordt gebruik gemaakt van de dan geldende correctiemethode bij de LVBB.
In deze paragraaf wordt de procedure beschreven die een reactieve interventie doorloopt. Van iedere stap in die procedure wordt aangegeven of deze door de STOP/TPOD-standaard en de DSO-keten wordt ondersteund en zo ja, welke producten en welke gegevens en metadata aan die keten moeten worden aangeleverd.
GS kunnen een reactieve interventie geven als zij over een onderdeel van een besluit tot wijziging van een omgevingsplan een zienswijze naar voren hebben gebracht en de gemeente die zienswijze niet volledig in het omgevingsplan heeft overgenomen, of als de gemeente in een onderdeel van dat wijzigingsbesluit bij de vaststelling wijzigingen heeft aangebracht met een andere aanleiding dan een zienswijze van GS. De reactieve interventie is dus altijd onderdeel van de procedure tot wijziging van het omgevingsplan.
In de ‘voorbereidingsfase’ van de reactieve interventie zullen GS het door de gemeente gepubliceerde ontwerpbesluit tot wijziging van het omgevingsplan beoordelen om te bezien of het nodig is om over een of meer onderdelen van dat ontwerpbesluit een zienswijze naar voren te brengen. Nadat de gemeente het definitieve besluit heeft genomen, zullen GS dat besluit beoordelen om te bezien of hun zienswijze daarin volledig is overgenomen en/of er andere wijzigingen ten opzichte van het ontwerp zijn aangebracht. Voordat GS een reactieve interventie geven, moeten zij overleg voeren met burgemeester en wethouders of de gemeenteraad.
Zoals in paragraaf 10.3.1 al is aangegeven, is een unieke identificatie nodig om van een omgevingsdocument vast te leggen dat tekst, informatieobjecten en OW-informatie bij elkaar horen, gedurende het hele proces van opstellen, voorbereiden, besluiten, bekendmaken en consolideren. De STOP/TPOD-standaard noemt die identificatie Doel. Het Doel wordt bij het ter bekendmaking aanleveren van een reactieve interventie meegeleverd. De eerste handeling bij de start van het opstellen van zo’n besluit is het aanmaken van een nieuwe Regelingversie met een nieuw Doel oftewel identificatie. Het Doel moet voldoen aan de eisen die STOP daaraan stelt:
de identificatie moet het volgende patroon volgen: /join/id/proces/” <overheid> “/” <datum> “/” <overig>
overheid: code van het bevoegde gezag volgens één van de STOP-waardelijsten voor Overheid
datum: datum van het ontstaan van het doel; dit mag een jaartal of een volledige datum zijn
overig: door het bevoegd gezag te bepalen; dit kan een betekenisloze code zijn of een betekenisvolle tekstuele beschrijving van (het resultaat van) het doel. Hiervoor gelden de volgende eisen:
alleen toegestaan: boven- en onderkast letters, cijfers en underscore;
te beginnen met een cijfer of letter;
maximale lengte:128 karakters.
Het Doel moet uiteraard uniek zijn.
Het Doel bij een reactieve interventie zou er zo uit kunnen zien: /join/id/proces/pv22/2024/instelling_reactieveinterventie_wijzigingsbesluit28_Assen, maar ook /join/id/proces/pv22/2024/546d9cff158f4d148f9bb6c953dc3019. Het Doel moet uniek zijn. Het is dus goed mogelijk dat de plansoftware zelf het Doel genereert en dat dat eerder Doelen met een betekenisloze code (zoals het tweede voorbeeld) dan met een betekenisvolle beschrijving oplevert.
Het Doel is een computerleesbare identificatie van de regeling. De voor de mens leesbare ‘identificatie’ van de regeling is het RegelingOpschrift. Dat zal waarschijnlijk ook direct bij de start van het opstellen van de reactieve interventie worden ingevoerd.
Nadat het Doel is aangemaakt, start de ambtelijke organisatie van de provincie in de plansoftware met het opstellen van het tijdelijk regelingdeel van de reactieve interventie (met daarin de artikelen waarin is vastgelegd hoe de regels van (de hoofdregeling van) het omgevingsplan luiden na inwerkingtreden van de reactieve interventie) en het besluit-deel. Afhankelijk van de functionaliteiten die de gebruikte plansoftware biedt, kunnen tussentijdse producten worden gegenereerd ten behoeve van overleg. Gezien het karakter van de reactieve interventie zal dat vooral intern overleg binnen de eigen organisatie zijn, maar een conceptversie van de reactieve interventie kan ook gebruikt worden voor het verplichte overleg met de gemeente.
GS kunnen besluiten dat een onderdeel van een besluit tot vaststelling of wijziging van een omgevingsplan geen deel daarvan uitmaakt[17] Artikel 16.21 Ow
. GS kunnen dit besluit nemen als[18] Artikel 16.21 lid 1 Ow
:
zij over dat onderdeel een zienswijze naar voren hebben gebracht en die zienswijze niet volledig in het omgevingsplan is overgenomen, of
in dat onderdeel wijzigingen zijn aangebracht ten opzichte van het ontwerp, anders dan op grond van een zienswijze van gedeputeerde staten.
GS kunnen alleen gebruik maken van de bevoegdheid om een reactieve interventie te geven voor zover[19] Artikel 16.21 lid 2 Ow
:
dat nodig is met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties, en
er sprake is van strijd met een belang als bedoeld in artikel 2.3, tweede lid, onder a Ow, dat is aangegeven in een door een bestuursorgaan van de provincie openbaar gemaakt document.
Het belang als bedoeld in artikel 2.3, tweede lid, onder a Ow is een provinciaal belang dat niet op een doelmatige en doeltreffende wijze door het gemeentebestuur kan worden behartigd.
GS moeten tijdig in staat worden gesteld om te beoordelen of zij gebruik willen maken van de bevoegdheid een reactieve interventie te geven. Daarom moeten de gemeenteraad of burgemeester en wethouders het besluit tot vaststelling van het omgevingsplan onverwijld aan GS toesturen als zich een geval als bedoeld in artikel 16.21 lid 1 Ow voordoet[20] Artikel 10.3 lid 1 Omgevingsbesluit
. Dat is het geval wanneer GS een zienswijze op het ontwerp van het omgevingsplan hebben ingediend die de gemeente niet volledig heeft overgenomen of als gemeenteraad of B&W bij de vaststelling van de wijziging van het omgevingsplan daarin een wijziging hebben aangebracht met een andere aanleiding dan een zienswijze van GS.
GS moeten voor zij een reactieve interventie geven, overleg voeren met burgemeester en wethouders of de gemeenteraad[21] Artikel 10.3 lid 2 Omgevingsbesluit
.
De afdelingen 3.6 en 3.7 van de Awb zijn van toepassing op de reactieve interventie. Dit betekent dat naast de bepalingen van de Bekendmakingswet, ook de bepalingen van de Awb over bekendmaking en mededeling van besluiten op de reactieve interventie van toepassing zijn, datzelfde geldt voor de Awb-bepalingen over de motivering van besluiten.
De reactieve interventie dient te berusten op een deugdelijke motivering, die moet worden vermeld bij de bekendmaking ervan[22] Artikel 3:46 en 3:47 lid 1 Awb
. In de motivering van hun besluit moeten GS aangeven waarom ze geen gebruik hebben kunnen maken van andere bevoegdheden die zij hebben om het provinciaal belang te beschermen[23] Artikel 16.21 lid 3 Ow
.
GS moeten de reactieve interventie bekendmaken binnen vier weken nadat het besluit tot vaststelling of wijziging van het omgevingsplan is bekend gemaakt[24] Artikel 16.21 lid 4 Ow
. De reactieve interventie treedt gelijktijdig met (het besluit tot wijziging van) het omgevingsplan in werking[25] Artikel 16.78 lid 2 Ow
. Beiden treden dus in werking vier weken nadat het besluit tot vaststelling of wijziging van het omgevingsplan ter inzage is gelegd, tenzij in het besluit over het omgevingsplan een latere datum is bepaald[26] Artikel 16.78 lid 1 Ow
; dan treden beiden op die latere datum in werking. De reactieve interventie wordt bekendgemaakt door plaatsing ervan in het provinciaal blad[27] Artikel 3:42 Awb jo artikel 6 jo artikel 2 lid 1 Bekendmakingswet
.
Gelijktijdig met de bekendmaking van het besluit moet kennis worden gegeven van het besluit en van het feit dat tegen de reactieve interventie beroep kan worden ingesteld.
Tegen de reactieve interventie kan een belanghebbende rechtstreeks beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State instellen[28] Artikel 8:1 jo 8:6 lid 1 jo artikel 2.2 onderdeel A sub 2 sub e Invoeringswet Omgevingswet, waarmee de reactieve interventie wordt toegevoegd aan bijlage 1 Awb (aanwijzing besluiten waartegen op grond van artikel 7:1 Awb geen bezwaar kan worden gemaakt), en onderdeel B sub 2 sub g onderdeel g Invoeringswet Omgevingswet, waarmee de reactieve interventie wordt toegevoegd aan bijlage 2 artikel 2 Awb (aanwijzing besluiten waartegen op grond van artikel 8:6 Awb rechtstreeks beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State openstaat)
(zie voor de beroepsfase verder paragraaf 10.4.4). De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken[29] Artikel 6:7 Awb
. De termijn begint op de dag na die waarop het besluit is bekendgemaakt[30] Artikel 6:8 lid 1 Awb
.
Bij de bekendmaking van het besluit moet melding gemaakt worden van het feit dat tegen het besluit beroep kan worden ingesteld[31] Artikel 3:45 lid 1 Awb
. Daarbij moet worden vermeld door wie, binnen welke termijn en bij welk orgaan beroep kan worden ingesteld[32] Artikel 3:45 lid 2 Awb
. Deze bepaling houdt in dat deze zogeheten rechtsmiddelenclausule in het besluit moet worden opgenomen.
De reactieve interventie is niet met afdeling 3.4 voorbereid. Daarom wordt er geen mededeling van het besluit gedaan aan zienswijzenindieners en geldt er geen wettelijke verplichting om kennis te geven van de terinzagelegging van op de zaak betrekking hebbende stukken.
In Figuur 45 is met een tijdlijn aangegeven hoe de procedures van een wijziging van het omgevingsplan en de reactieve interventie in elkaar grijpen. Te zien is dat GS maar beperkte tijd hebben voor hun afweging om al dan niet een reactieve interventie te geven en voor voorbereiding, nemen en bekendmaken van de reactieve interventie. Ook is te zien dat beide beroepstermijnen niet gelijktijdig starten en eindigen.
Nadat is gebleken dat het noodzakelijk is om een reactieve interventie te geven en het verplichte overleg met de gemeente is gevoerd, maakt de ambtelijke organisatie van de provincie met behulp van de plansoftware een versie van Besluit en Regeling(en) van de reactieve interventie. Deze versie doorloopt het interne besluitvormingsproces. Dit resulteert in een voorstel aan GS. Vervolgens stellen GS de reactieve interventie vast. Daarbij kunnen GS nog wijzigingen in de reactieve interventie aanbrengen. De ambtelijke organisatie verwerkt deze eventuele wijzigingen in de plansoftware.
Ten behoeve van de bekendmaking van het definitieve besluit in het provinciaal blad genereert de ambtelijke organisatie vanuit de plansoftware een besluit, bestaande uit een (definitieve) versie van het Besluit en de Regeling. In de paragrafen 2.4, 4.4 en 9.1 is uitgebreid beschreven wat er in het geval van een initiële reactieve interventie in Besluit en Regeling (in dit geval het tijdelijk regelingdeel) moet staan. Kort samengevat bevat het Besluit een globale omschrijving van de onderdelen van het gemeentelijke wijzigingsbesluit die geen deel uitmaken van het omgevingsplan en de opdracht aan de gemeente om de reactieve interventie te verwerken in de geconsolideerde regeling van het omgevingsplan, waarbij de provincie een termijn stelt waarbinnen de gemeente deze opdracht moet hebben uitgevoerd. Het tijdelijk regelingdeel bevat de Conditie, die de verhouding tussen tijdelijk regelingdeel en hoofdregeling van het omgevingsplan vastlegt, en een of meer artikelen waarin staat hoe de regels van (de hoofdregeling van) het omgevingsplan luiden als gevolg van de reactieve interventie. Ook bevat de aanlevering één of meer GIO’s. In het geval het een (definitief) besluit tot wijziging van een al eerder vastgestelde reactieve interventie betreft, staan in de Regeling (conform model RegelingMutatie) de wijzigingsinstructies voor de consolidatie van het tijdelijk regelingdeel.
Zie voor het bepalen van de termijn waarbinnen de gemeente de reactieve interventie moet hebben verwerkt ook paragraaf 10.4.3.
Om de bekendmaking van de reactieve interventie in het provinciaal blad te kunnen doen en doorlevering door LVBB aan DSO-LV mogelijk te maken, moeten Besluit en Regeling voldoen aan de specificaties die in deel B van dit toepassingsprofiel zijn gegeven. Aanvullend daarop moet de provincie metadata over besluit en over regeling(en) en informatie over het Procedureverloop en de consolidatie meeleveren. De provincie moet ook informatie aanleveren over de relatie tussen het tijdelijk regelingdeel en het omgevingsplan waar het tijdelijk regelingdeel deel van gaat uitmaken. De provincie moet tot slot een publicatieopdracht aan de LVBB aanleveren, waarin wordt aangegeven welk soort publicatie wordt aangeleverd en op welke datum die publicatie gepubliceerd moet worden. Dat is achtereenvolgens in de volgende paragrafen beschreven.
10.4.2.3.1 Besluitmetadata
De BesluitMetadata leggen vast welke organisatie verantwoordelijk is voor de besluitversie en bevatten gegevens om het besluit goed vindbaar te maken. In paragraaf 10.3.2 zijn de BesluitMetadata beschreven. Daar is aangegeven of het gegeven verplicht of optioneel is, hoe vaak het moet c.q. kan voorkomen en wat het doel respectievelijk het resultaat van het gegeven is. Hierna is voor de BesluitMetadata die relevant zijn voor een definitief besluit tot vaststelling van de reactieve interventie aangegeven hoe ze moeten worden toegepast.
eindverantwoordelijke: kies uit de STOP-waardelijst voor provincie (de identificatiecode van) de betreffende provincie die de reactieve interventie heeft vastgesteld.
maker: kies uit de STOP-waardelijst voor provincie (de identificatiecode van) de betreffende provincie die de reactieve interventie heeft vastgesteld.
soortBestuursorgaan: kies uit de STOP-waardelijst bestuursorgaan de waarde ‘gedeputeerde staten’.
informatieobjectRef: neem hier de verwijzingen op naar de GIO’s (en eventueel de als informatieobject gemodelleerde PDF-documenten) die het besluit toevoegt aan het tijdelijk regelingdeel van de reactieve interventie.
officieleTitel: geef het besluit een onderscheidende en herkenbare titel. De officiële titel moet gelijk zijn aan het RegelingOpschrift van het besluit. Een voorbeeld van de officiële titel van een besluit tot vaststelling van een reactieve interventie is ‘Vaststelling reactieve interventie n.a.v. omgevingsplan Gemeentestad wijziging 23’.
citeertitel: geadviseerd wordt om het gegeven citeertitel te gebruiken. De citeertitel is hetzelfde als de officieleTitel en het RegelingOpschrift van het besluit, of, als die erg lang zijn, een verkorte versie daarvan. De citeertitel wordt niet in het besluit vastgesteld en daarom moet voor isOfficieel de waarde false worden gekozen.
onderwerp: kies uit de STOP-waardelijst onderwerp alle toepasselijke onderwerpen. Voor omgevingsdocumenten kunnen deze waarden uit de waardelijst passend zijn: wonen, verkeer, ruimte en infrastructuur, natuur en milieu, cultuur en recreatie, bouwen en verbouwen, scheepvaart, rail- en wegverkeer, luchtvaart, waterbeheer, ruimtelijke ordening, veiligheid, water, stoffen, natuur- en landschapsbeheer, lucht, geluid, flora en fauna, energie, bodem, afval, defensie, recreatie, horeca, evenementen, cultuur, cultureel erfgoed, klimaatverandering.
rechtsgebied: kies uit de STOP-waardelijst rechtsgebied in ieder geval de waarde ‘omgevingsrecht’ en vul dit indien van toepassing aan met andere toepasselijke waarden uit deze waardelijst.
soortProcedure: kies uit de STOP-waardelijst soortprocedure de waarde ‘Definitief besluit’.
grondslag: maak een verwijzing naar artikel 16.21 Omgevingswet, de grondslag voor het geven van de reactieve interventie. De grondslag ziet er -in STOP-XML- uit als in Figuur 46:
Waarschuwing toekomstige wijziging TPOD-standaard
In een volgende versie van de TPOD-standaard zal het verplicht worden om het gegeven citeertitel te gebruiken. Als overgangsmaatregel wordt geadviseerd wordt om -wanneer en zodra de gebruikte plansoftware dat mogelijk maakt- op deze wijziging te anticiperen door het gegeven citeertitel te gebruiken.
10.4.2.3.2 Regelingmetadata tijdelijk regelingdeel
De RegelingMetadata leggen vast welke organisatie verantwoordelijk is voor de regelingversie en bevatten gegevens om de regeling goed vindbaar te maken. In paragraaf 10.3.3 zijn de RegelingMetadata beschreven. Daar is aangegeven of het gegeven verplicht of optioneel is, hoe vaak het moet c.q. kan voorkomen en wat het doel respectievelijk het resultaat van het gegeven is. Hierna is voor de RegelingMetadata die relevant zijn voor het tijdelijk regelingdeel van een (definitief) besluit tot vaststelling van de reactieve interventie aangegeven hoe ze moeten worden toegepast.
soortRegeling: kies uit de STOP-waardelijst soortRegeling de waarde ‘Reactieve interventie’.
eindverantwoordelijke: kies uit de STOP-waardelijst voor provincie (de identificatiecode van) de betreffende provincie die de reactieve interventie heeft vastgesteld.
maker: kies uit de STOP-waardelijst voor provincie (de identificatiecode van) de betreffende provincie die de reactieve interventie heeft vastgesteld.
soortBestuursorgaan: kies uit de STOP-waardelijst bestuursorgaan de waarde ‘gedeputeerde staten’.
officieleTitel: geef het tijdelijk regelingdeel van de reactieve interventie een onderscheidende en herkenbare titel. De officiële titel moet gelijk zijn aan het RegelingOpschrift van de regeling. Een voorbeeld van de officiële titel van een reactieve interventie is ‘Reactieve interventie op omgevingsplan Gemeentestad wijziging 23’. Zie voor aanbevelingen over het RegelingOpschrift van het tijdelijk regelingdeel, die ook op de officiële titel van toepassing zijn, paragraaf 4.4.3.2, onderdeel 1.
citeertitel: maak gebruik van het gegeven citeertitel en doe dat als volgt:
in het tijdelijk regelingdeel is de citeertitel vastgesteld: neem de citeertitel over uit de betreffende bepaling en kies voor isOfficieel de waarde true;
in het tijdelijk regelingdeel is de citeertitel niet vastgesteld: laat de citeertitel hetzelfde zijn als de officiële titel (en het RegelingOpschrift van de regeling), of, als die erg lang is, een verkorte versie daarvan en kies voor isOfficieel de waarde false.
onderwerp: kies uit de STOP-waardelijst onderwerp alle toepasselijke onderwerpen. Voor omgevingsdocumenten kunnen deze waarden uit de waardelijst passend zijn: wonen, verkeer, ruimte en infrastructuur, natuur en milieu, cultuur en recreatie, bouwen en verbouwen, scheepvaart, rail- en wegverkeer, luchtvaart, waterbeheer, ruimtelijke ordening, veiligheid, water, stoffen, natuur- en landschapsbeheer, lucht, geluid, flora en fauna, energie, bodem, afval, defensie, recreatie, horeca, evenementen, cultuur, cultureel erfgoed, klimaatverandering.
rechtsgebied: kies uit de STOP-waardelijst rechtsgebied in ieder geval de waarde ‘omgevingsrecht’ en vul dit indien van toepassing aan met andere toepasselijke waarden uit deze waardelijst.
overheidsdomein: kies uit de STOP-waardelijst overheidsthema alle toepasselijke waarden. Voor omgevingsdocumenten kunnen deze waarden uit de waardelijst passend zijn: bouwen, wonen en leefomgeving; cultuur, sport, vrije tijd; landbouw, natuur en voedsel; milieu, ruimte en water; defensie; verkeer en vervoer.
opvolgerVan: gegeven dat alleen voorkomt wanneer de regeling een andere regeling opvolgt, dus wanneer de oorspronkelijke regeling wordt ingetrokken en vervangen door een nieuwe regeling. Maak een verwijzing naar de identificatie van het Work van de opgevolgde regeling. Naar verwachting zal het niet (snel) gebeuren dat een tijdelijk regelingdeel vanuit een reactieve interventie wordt ingetrokken en vervangen door een volledig nieuw tijdelijk regelingdeel[33] Hier wordt niet gedoeld op de situatie waarin gebruik van de wijzigingsmethode renvooi niet mogelijk is, bijvoorbeeld omdat de plansoftware die het bevoegd gezag gebruikt dat nog niet ondersteunt, en in plaats daarvan gebruik wordt gemaakt van een van de alternatieve wijzigingsmethoden Intrekken & vervangen of Integrale tekstvervanging
.
grondslag: maak een verwijzing naar artikel 16.21 Omgevingswet, de grondslag voor het geven van de reactieve interventie. De grondslag ziet er -in STOP-XML- uit als in Figuur 47.
Waarschuwing toekomstige wijziging TPOD-standaard
In een volgende versie van de TPOD-standaard zal het verplicht worden om het gegeven citeertitel te gebruiken. Als overgangsmaatregel wordt geadviseerd wordt om -wanneer en zodra de gebruikte plansoftware dat mogelijk maakt- op deze wijziging te anticiperen door het gegeven citeertitel te gebruiken.
10.4.2.3.3 Aangeven relatie tussen tijdelijk regelingdeel en omgevingsplan
Overheid.nl en DSO-LV moeten ieder tijdelijk regelingdeel als onderdeel van het juiste omgevingsplan tonen. Om dat te kunnen doen, moeten LVBB en DSO-LV weten van welk omgevingsplan een tijdelijk regelingdeel onderdeel vormt. Het gegeven isTijdelijkDeelVan dat die relatie vastlegt is onderdeel van de module ExpressionIdentificatie. De provincie geeft de relatie tussen tijdelijk regelingdeel en omgevingsplan als volgt aan:
isTijdelijkDeelVan: maak een verwijzing naar de WorkIdentificatie van de geconsolideerde regeling van het omgevingsplan waar het tijdelijk regelingdeel onderdeel van gaat vormen.
Met de module Procedureverloop wordt informatie over het verloop van het definitieve besluit en de verschillende stappen daarin bijgehouden. In paragraaf 10.3.5 is beschreven hoe het doorgeven van procedure-informatie met het Procedureverloop werkt. Hierna is aangegeven hoe dat concreet bij het definitieve besluit tot vaststelling (of eventueel wijziging) van de reactieve interventie moet worden toegepast.
Het Procedureverloop dat bij het definitieve besluit wordt aangeleverd moet de volgende gegevens bevatten:
Procedurestap
soortStap: kies uit de STOP-waardelijst Procedurestap_definitief de waarde ‘Vaststelling’
voltooidOp: vul de datum in van de vergadering van GS waarin de reactieve interventie is vastgesteld, of, bij een parafenbesluit, de datum waarop de laatste paraaf is gezet en het besluit is geacht te zijn genomen.
Procedurestap
soortStap: kies uit de STOP-waardelijst Procedurestap_definitief de waarde ‘Ondertekening’
voltooidOp: vul de datum in waarop namens GS het besluit is ondertekend dan wel de datum van het parafenbesluit.
bekendOp: vul de datum in waarop het besluit in het provinciaal blad wordt gepubliceerd.
Gebruik het gegeven meerInformatie niet.
10.4.2.3.5 ConsolidatieInformatie
Met de module ConsolidatieInformatie wordt informatie aangeleverd ten behoeve van de consolidatie van het besluit in de regeling. In de module ConsolidatieInformatie worden opgenomen:
(een container) BeoogdeRegelgeving met daarin:
BeoogdeRegeling, met daarbinnen:
Doel: vul hier het Doel in van de reactieve interventie
instrumentVersie: vul hier de identificatie in van de regelingversie van het tijdelijk regelingdeel
eId: vul hier de identificatie in van het WijzigArtikel in het besluit waarin staat dat GS besluiten de reactieve interventie conform de (wijzig)bijlage vast te stellen
BeoogdInformatieobject, voor ieder informatieobject dat het besluit vaststelt, met daarbinnen:
Doel: vul hier het Doel in van de reactieve interventie
instrumentVersie: vul hier de identificatie in van het nieuwe Informatieobject
eId: maak hier een verwijzing naar het element in de informatieobjecten-bijlage in de WijzigBijlage dat de ExtIoRef (de identificatie van het daadwerkelijke informatieobject) bevat
(een container) Tijdstempels met daarin:
Tijdstempel, met daarbinnen:
Doel: vul hier het Doel in van de reactieve interventie
soortTijdstempel: juridischWerkendVanaf
datum: de datum waarop het besluit juridisch geldend wordt
Vul hier de inwerkingtredingsdatum van het besluit in. Deze datum mag niet voor de datum van bekendmaking liggen. Bij een reactieve interventie is dit de datum van de dag volgend op de dag waarop het bekend is gemaakt, tenzij in het besluit een andere datum is vastgelegd. Wanneer geen datum wordt ingevuld, kunnen de voorzieningen de regeling(en) niet tonen.
eId: vul hier de identificatie in van het artikel in het Besluit-deel waarin is bepaald wanneer het besluit in werking treedt.
10.4.2.3.6 Datum bekendmaking definitief besluit
De provincie moet de datum waarop zij wil dat het besluit in het provinciaal blad wordt bekendgemaakt, doorgeven in de publicatieopdracht aan de LVBB, met het gegeven datumBekendmaking. Deze datum moet altijd in de toekomst liggen.
10.4.2.4.1 Inhoud en aanlevering kennisgeving
Zoals in paragraaf 10.4.2.1 al is beschreven moet de provincie gelijktijdig met de bekendmaking in het provinciaal blad kennis geven van het besluit en van het feit dat tegen de reactieve interventie beroep kan worden ingesteld. De kennisgeving vermeldt in ieder geval:
een zakelijke weergave van de inhoud van het besluit met daarin een zodanige beschrijving van het besluit en het rechtsgevolg daarvan dat potentiële belanghebbenden eruit kunnen afleiden in hoeverre zij in hun belangen worden geraakt[34] Artikel 12 lid 1 Bekendmakingswet jo artikel 3.7 lid 1 onder a en b Besluit elektronische publicaties
;
de wijze waarop en de periode waarin de stukken waar de kennisgeving betrekking op heeft voor eenieder ter inzage liggen[35] Artikel 12 lid 1 Bekendmakingswet
;
dat tegen het besluit beroep kan worden ingesteld, door wie, binnen welke termijn en bij welk orgaan[36] Artikel 3.7 lid 1 onder c Besluit elektronische publicaties
.
Om de kennisgeving aan de LVBB aan te kunnen leveren en in het provinciaal blad te plaatsen moet deze voldoen aan de specificaties voor de kennisgeving, die in paragraaf 10.2.2 zijn beschreven. De kennisgeving is een zelfstandige eenheid en is geen onderdeel van het besluit. De kennisgeving zit niet in hetzelfde aanleverpakket als het besluit waar het bij hoort, maar moet apart worden aangeleverd nádat het besluit-pakket is aangeleverd.
Bij de kennisgeving moet de provincie KennisgevingMetadata en informatie over het Procedureverloop meeleveren. De provincie moet ook een publicatieopdracht aan de LVBB aanleveren, waarin zij aangeeft welk soort publicatie wordt aangeleverd en op welke datum die publicatie gepubliceerd moet worden. Dat is achtereenvolgens in de volgende paragrafen beschreven.
NB: de kennisgeving komt wel in het provinciaal blad, maar wordt niet in DSO-LV getoond. In DSO-LV wordt wel gebruik gemaakt van informatie uit (de metadata bij) de kennisgeving.
10.4.2.4.2 KennisgevingMetadata
De KennisgevingMetadata leggen vast welke organisatie verantwoordelijk is voor de kennisgeving en bevatten gegevens om de kennisgeving goed vindbaar te maken. In paragraaf 10.3.4 zijn de KennisgevingMetadata beschreven. Daar is aangegeven of het gegeven verplicht of optioneel is, hoe vaak het moet c.q. kan voorkomen en wat het doel respectievelijk het resultaat van het gegeven is. Hierna is voor de KennisgevingMetadata die relevant zijn voor de kennisgeving behorend bij een definitief besluit tot vaststelling (of eventueel wijziging) van de reactieve interventie aangegeven hoe ze moeten worden toegepast.
eindverantwoordelijke: kies uit de STOP-waardelijst voor provincie (de identificatiecode van) de betreffende provincie.
maker: kies uit de STOP-waardelijst voor provincie (de identificatiecode van) de betreffende provincie.
officieleTitel: geef de kennisgeving een zo onderscheidend en herkenbaar mogelijke titel. De officiële titel moet gelijk zijn aan het RegelingOpschrift van de kennisgeving. Een voorbeeld van de officiële titel van deze kennisgeving is: ‘Kennisgeving reactieve interventie n.a.v. wijziging 23 van het omgevingsplan Gemeentestad’.
onderwerp: kies uit de STOP-waardelijst onderwerp alle toepasselijke onderwerpen. Voor omgevingsdocumenten kunnen deze waarden uit de waardelijst passend zijn: wonen, verkeer, ruimte en infrastructuur, natuur en milieu, cultuur en recreatie, bouwen en verbouwen, scheepvaart, rail- en wegverkeer, luchtvaart, waterbeheer, ruimtelijke ordening, veiligheid, water, stoffen, natuur- en landschapsbeheer, lucht, geluid, flora en fauna, energie, bodem, afval, defensie, recreatie, horeca, evenementen, cultuur, cultureel erfgoed, klimaatverandering.
mededelingOver: maak een verwijzing naar de identificatie van het definitieve besluit waarover de kennisgeving gaat.
soortKennisgeving: kies de waarde KennisgevingBesluittermijnen.
10.4.2.4.3 Procedureverloop
Met de module Procedureverloop wordt informatie over het verloop van de procedure van het besluit tot wijziging van het omgevingsplan en de verschillende stappen daarin bijgehouden. In paragraaf 10.3.5 is beschreven hoe het doorgeven van procedure-informatie met het Procedureverloop werkt. Hierna is aangegeven hoe dat concreet bij de kennisgeving behorend bij een definitief besluit tot vaststelling (of eventueel wijziging) van de reactieve interventie moet worden toegepast.
De module Procedureverloop is initieel aangeleverd met het definitieve besluit, zie paragraaf 10.4.2.3.4. Het Procedureverloop wordt vervolgens met een Procedureverloopmutatie bij de kennisgeving gemuteerd.
Bij de kennisgeving van het definitieve besluit tot vaststelling (of eventueel wijziging) van de reactieve interventie worden met een Procedureverloopmutatie aan het Procedureverloop de volgende gegevens toegevoegd:
Procedurestap
soortStap: kies uit de STOP-waardelijst Procedurestap_definitief de waarde ‘Einde beroepstermijn’
voltooidOp: vul de datum in waarop de beroepstermijn van het (definitieve) besluit is geëindigd. Dit is de laatste dag waarop nog beroep tegen het besluit kan worden ingesteld
bekendOp: vul de datum in waarop de kennisgeving in het provinciaal blad wordt gepubliceerd.
Gebruik in deze fase van de procedure het gegeven meerInformatie niet.
10.4.2.4.4 Datum publicatie kennisgeving
De provincie moet de datum waarop zij wil dat de kennisgeving in het provinciaal blad wordt gepubliceerd, doorgeven in de publicatieopdracht aan de LVBB, met het gegeven datumBekendmaking. Deze datum moet altijd in de toekomst liggen.
In hoofdstuk 2 hebben we gezien dat het meervoudig bronhouderschap zoals de wetgever dat in artikel 16.2 Ow heeft bedoeld, namelijk dat GS, als zij met een reactieve interventie het omgevingsplan wijzigen, die wijziging moeten verwerken in een nieuwe versie van de geconsolideerde regeling van het omgevingsplan, technisch niet uitvoerbaar is.
Daarom is gekozen voor de wel uitvoerbare variant van meervoudig bronhouderschap bij de reactieve interventie waarbij de provincie in de reactieve interventie omschrijft welke onderdelen van het gemeentelijke besluit tot wijziging van het omgevingsplan geen onderdeel van dat omgevingsplan vormen en de gemeente de opdracht geeft om de reactieve interventie in het omgevingsplan te verwerken, met een termijn waarbinnen de gemeente dit gedaan moet hebben. Het tijdelijk regelingdeel wordt bij de reactieve interventie ingezet om er voor te zorgen dat de raadpleger van het omgevingsplan in de regelingenbank op overheid.nl en in DSO-LV in de (korte) periode tussen het geven van de reactieve interventie en het verwerken daarvan in de hoofdregeling van het omgevingsplan het effect van de reactieve interventie kan zien. In het tijdelijk regelingdeel legt de provincie vast hoe, als gevolg van de reactieve interventie, de betreffende regels van (de hoofdregeling van) het omgevingsplan luiden. Door de publicatie van de reactieve interventie wordt het tijdelijk regelingdeel onderdeel van de geconsolideerde regeling van het omgevingsplan.
Als de gemeente de reactieve interventie heeft verwerkt moet het tijdelijk regelingdeel niet meer zichtbaar zijn. Het effect van de reactieve interventie is dan immers bereikt: de betreffende onderdelen maken geen deel meer uit van de hoofdregeling en een raadpleger ziet ze niet meer.
De gemeente levert de wijzigingsinstructies voor het verwerken van de reactieve interventie in de hoofdregeling van het omgevingsplan en het verwijderen van het tijdelijk regelingdeel in één aanlevering aan. Het verwijderen van het tijdelijk regelingdeel gebeurt door het in te trekken. Dit is alleen een technische intrekking van het tijdelijk regelingdeel uit de geconsolideerde regeling. In juridische zin is er geen sprake van intrekking van de reactieve interventie. Op officielebekendmakingen.nl is -ook na de intrekking van het tijdelijk regelingdeel- de bekendmaking van de reactieve interventie nog steeds te vinden. Door de intrekking zorgt de LVBB er voor dat het tijdelijk regelingdeel in de lokale regelingenbank op overheid.nl niet meer als onderdeel van de geconsolideerde regeling van het omgevingsplan getoond wordt. De LVBB geeft deze informatie door zodat ook DSO-LV het tijdelijk regelingdeel niet meer toont als onderdeel van de actuele geconsolideerde regeling. Via tijdreizen in DSO-LV is het tijdelijk regelingdeel nog steeds te vinden.
Het is aan GS om in de reactieve interventie te bepalen binnen welke termijn de gemeente de reactieve interventie moet hebben verwerkt. Daarmee bepalen ze impliciet wanneer de gemeente het tijdelijk regelingdeel intrekt. GS kunnen die termijn kort houden, zodat de reactieve interventie zo snel mogelijk in de hoofdregeling van het omgevingsplan is verwerkt. Ze kunnen er ook voor kiezen om te bepalen dat de gemeente dit moet doen na afloop van de beroepstermijn van de reactieve interventie, zodat in DSO-LV gedurende die beroepstermijn heel expliciet in het tijdelijk regelingdeel de bepalingen van de reactieve interventie zichtbaar zijn.
Bij het stellen van de termijn moet de provincie er rekening mee houden dat bij de huidige implementatie in BHKV, LVBB en DSO-LV de gemeente slechts 1 omgevingsplanwijziging per dag kan aanleveren, dat een volgende wijziging pas kan worden aangeleverd nadat de vorige wijziging bekend gemaakt is en dat er slechts 1 regelingversie en dus ook 1 besluit per dag in werking kan treden[37] Zie hiervoor de paragraaf over parallelle wijzigingsprocessen en het omgaan met gelijktijdige wijzigingen in TPOD omgevingsplan
. Dit kan tot gevolg hebben dat de termijn niet te kort gesteld kan worden. Overleg hierover tussen provincie en gemeente is gewenst.
De gemeente moet zorgen voor het verwerken van de reactieve interventie en moet er voor zorgen dat het tijdelijk regelingdeel geen onderdeel meer uitmaakt van de geconsolideerde regeling van het omgevingsplan. Het eindbeeld is dat de gemeente dit doet door aan de LVBB een Revisie aan te leveren met:
een RegelingMutatie met daarin de wijzigingsinstructies voor de hoofdregeling;
indien nodig de nieuwe versie van een of meer GIO‘s;
in de module ConsolidatieInformatie een Intrekking voor de intrekking van het tijdelijk regelingdeel en van de GIO’s die bij het tijdelijk regelingdeel horen;
In het eindbeeld worden door de intrekking van het tijdelijk regelingdeel de bij dat tijdelijk regelingdeel behorende OW-objecten automatisch beëindigd.
Toekomstige functionaliteit
In de toekomst zal het mogelijk zijn om met een Revisie conform de STOP/TPOD-standaard, die wordt aangeleverd aan de LVBB, de reactieve interventie in de hoofdregeling van het omgevingsplan te verwerken en het tijdelijk regelingdeel in te trekken door middel van het aanleveren van een Revisie. Deze mogelijkheid is in de DSO-keten nog niet geïmplementeerd.
Workaround
Zolang deze toekomstige functionaliteit nog niet in de DSO-keten is geïmplementeerd, moet de gemeente een besluit conform model BesluitCompact aanleveren met in de WijzigBijlage de wijzigingsinstructies voor het verwerken van de reactieve interventie en in de module ConsolidatieInformatie een Intrekking van het tijdelijk regelingdeel. In deze paragraaf is beschreven hoe deze workaround moet worden toegepast.
Het eindbeeld is toekomstige functionaliteit die onderdeel is van STOP versie 2.0 en in een latere Release in de DSO-keten wordt geïmplementeerd. Zolang in de DSO-keten deze functionaliteit nog niet geïmplementeerd is, moet een workaround worden toegepast. Die workaround bestaat er uit dat de gemeente een besluit conform model BesluitCompact aanlevert. Het besluit dat voor deze workaround moet worden aangeleverd is alleen om technische redenen nodig. Juridisch gezien is geen sprake van een besluit. Dit technisch noodzakelijke besluit wordt op officielebekendmakingen.nl bekendgemaakt.
Voor de workaround levert de gemeente het volgende aan de LVBB aan:
een besluit conform model BesluitCompact (met als soortProcedure definitief besluit), met daarin:
een RegelingOpschrift waaruit duidelijk blijkt dat het gaat om het verwerken van de reactieve interventie. Een voorbeeld is: ‘Verwerken reactieve interventie n.a.v. omgevingsplan Gemeentestad wijziging 23’
een WijzigArtikel waarin wordt aangegeven dat de hoofdregeling wordt gewijzigd om daarin de reactieve interventie te verwerken, met een verwijzing naar de WijzigBijlage
een regulier Artikel
een WijzigBijlage met daarin een RegelingMutatie met de wijzigingsinstructies voor het verwerken van de reactieve interventie in de hoofdregeling (of, in het geval van toepassing van de alternatieve wijzigingsmethode Integrale tekstvervanging, een VervangRegeling met daarin de nieuwe versie van de regeling van het omgevingsplan waarin de reactieve interventie is verwerkt)
een module ConsolidatieInformatie met daarin:
(een container) BeoogdeRegelgeving met daarin:
BeoogdeRegeling, met daarbinnen:
Doel: vul hier het Doel in van het (technisch noodzakelijke) besluit
instrumentVersie: vul hier de identificatie in van de nieuwe regelingversie die de wijzingen bevat waarmee de reactieve interventie in de hoofdregeling van het omgevingsplan wordt verwerkt
eId: vul hier de identificatie in van het WijzigArtikel in het (technisch noodzakelijke) besluit
BeoogdInformatieobject, voor ieder Informatieobject dat het t.b.v. de verwerking van de reactieve besluit interventie aan de hoofdregeling van het omgevingsplan wordt toegevoegd, met daarbinnen:
Doel: vul hier het Doel in van het (technisch noodzakelijke) besluit
instrumentVersie: vul hier de identificatie in van het nieuwe Informatieobject
eId: maak hier een verwijzing naar het element in de informatieobjecten-bijlage in de WijzigBijlage dat de ExtIoRef (de identificatie van het daadwerkelijke informatieobject) bevat
(een container) Intrekkingen met daarin:
Intrekking
Doel: vul hier het Doel in van het (technisch noodzakelijke) besluit
Instrument: vul hier de identificatie in van het in te trekken tijdelijk regelingdeel
eId: vul hier de identificatie in van het reguliere Artikel in het (technisch noodzakelijke) besluit
(een container) Tijdstempels met daarin:
Tijdstempel
Doel: vul hier het Doel in van het (technisch noodzakelijke) besluit
soortTijdstempel: kies juridischWerkendVanaf
datum: de datum waarop het (technisch noodzakelijke) besluit juridisch geldend wordt
Vul hier de datum in waarop het (technisch noodzakelijke) besluit wordt gepubliceerd, tenzij er al besluiten tot wijziging van het omgevingsplan zijn gepubliceerd met een latere inwerkingtredingsdatum, dan moet als datum gekozen worden de dag na de inwerkingtredingsdatum van het laatst gepubliceerde besluit.
eId: vul hier de identificatie in van het reguliere Artikel in het (technisch noodzakelijke) besluit.
de expliciete beëindiging van alle OW-objecten die bij het tijdelijk regelingdeel horen;
nieuwe OW-objecten en/of de beëindiging of wijziging van OW-objecten, nodig voor de verwerking van de reactieve interventie in de hoofdregeling.
In de situatie waarin deze workaround wordt toegepast (STOP 1.3.0/TPOD 2.0 en Release A in de DSO-keten) worden door het intrekken van het tijdelijk regelingdeel automatisch alle bij dat tijdelijk regelingdeel behorende GIO’s ingetrokken.
10.4.4.1.1 Instellen beroep en beroepstermijn
Tegen de reactieve interventie kan rechtstreeks beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State worden ingesteld[38] Artikel 8:1 jo 8:6 lid 1 jo artikel 2.2 onderdeel A sub 2 sub e Invoeringswet Omgevingswet, waarmee de reactieve interventie wordt toegevoegd aan bijlage 1 Awb (aanwijzing besluiten waartegen op grond van artikel 7:1 Awb geen bezwaar kan worden gemaakt), en onderdeel B sub 2 sub g onderdeel g Invoeringswet Omgevingswet, waarmee de reactieve interventie wordt toegevoegd aan bijlage 2 artikel 2 Awb (aanwijzing besluiten waartegen op grond van artikel 8:6 Awb rechtstreeks beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State openstaat)
. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken[39] Artikel 6:7 Awb
. De termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop de reactieve interventie op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt[40] Artikel 6:8 lid 1 Awb
.
10.4.4.1.2 Voegen van beroep tegen reactieve interventie en tegen wijziging omgevingsplan
De bestuursrechter kan zaken over hetzelfde of een verwant onderwerp ter behandeling voegen[41] Artikel 8:14 lid 1 Awb
. Wanneer zowel beroep is ingesteld tegen het besluit tot wijziging van het omgevingsplan als tegen de reactieve interventie die de provincie naar aanleiding van dat wijzigingsbesluit heeft gegeven en die beroepen over dezelfde onderwerpen gaan, kan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State die zaken gevoegd behandelen. Dit zal dan vaak tot gevolg hebben dat er één uitspraak is over de beroepen tegen het wijzigingsbesluit en de reactieve interventie.
10.4.4.1.3 Voorlopige voorziening
Als tegen de reactieve interventie beroep is ingesteld, kan de voorzieningenrechter (in dit geval de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State) op verzoek een voorlopige voorziening treffen[42] Artikel 8:81 lid 1 Awb
. Het verzoek kan worden gedaan door een partij in de hoofdzaak[43] Artikel 8:81 lid 2 Awb
.
Het indienen van een verzoek om voorlopige voorziening heeft geen schorsende werking; schorsing van het besluit kan alleen ontstaan door de uitspraak van de voorzieningenrechter. De voorzieningenrechter kan de volgende uitspraken doen[44] Artikel 8:84 lid 2 Awb
:
onbevoegdverklaring van de voorzieningenrechter,
niet-ontvankelijkverklaring van het verzoek,
afwijzing van het verzoek, of
gehele of gedeeltelijke toewijzing van het verzoek.
De uitspraken die onder 1 t/m 3 zijn genoemd hebben geen gevolgen voor de juridische status van de reactieve interventie en voor de onderdelen van de hoofdregeling die door de reactieve interventie geen onderdeel meer vormen van het omgevingsplan. In het geval van de onder 4 genoemde uitspraak treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening. Deze uitspraak bestaat doorgaans uit gehele of gedeeltelijke schorsing van het besluit en heeft derhalve wel gevolgen voor de status van (onderdelen van) de reactieve interventie en van de onderdelen van de hoofdregeling die door de reactieve interventie geen onderdeel meer vormen van het omgevingsplan.
De voorzieningenrechter kan, indien hij na de zitting van oordeel is dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak[45] Artikel 8:86 lid 1 Awb
.
De voorzieningenrechter kan in zijn uitspraak bepalen wanneer de voorlopige voorziening vervalt[46] Artikel 8:85 lid 1 Awb
. De voorlopige voorziening vervalt in ieder geval zodra het beroep is ingetrokken of de bestuursrechter uitspraak in de hoofdzaak heeft gedaan[47] Artikel 8:85 lid 2 Awb
. De voorzieningenrechter kan, op verzoek of ambtshalve, een voorlopige voorziening opheffen of wijzigen[48] Artikel 8:87 lid 1 Awb
.
10.4.4.1.4 Bestuurlijke lus en tussenuitspraak
De bestuursrechter (in dit geval de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State) kan het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te (laten) herstellen[49] Artikel 8:51d Awb
en bepaalt daarbij de termijn waarbinnen het bestuursorgaan het gebrek kan herstellen[50] Artikel 8:51d jo 8:51a lid 1 Awb
. Dit wordt bestuurlijke lus genoemd; de bestuursrechter doet een tussenuitspraak[51] Artikel 8:80a lid 1 Awb
. Na de tussenuitspraak zijn de volgende uitkomsten van de bestuurlijke lus mogelijk[52] Artikel 8:51d jo 8:51b lid 2 jo 8:51 onder b Awb
:
het bestuursorgaan laat de gestelde termijn voor herstel van het gebrek ongebruikt verstrijken, oftewel het bestuursorgaan herstelt het gebrek niet of niet op tijd;
het bestuursorgaan herstelt het gebrek door, in de vorm van een brief, eventueel aangevuld met een notitie, een onderzoeksrapportage etc., een aanvullende motivering van een onderdeel van het besluit te geven;
het bestuursorgaan herstelt het gebrek door een nieuw besluit te nemen.
De bestuursrechter kan zo nodig een voorlopige voorziening treffen. Hij moet dan bepalen wanneer de voorlopige voorziening vervalt[53] Artikel 8:80b lid 3 Awb
. Deze voorlopige voorziening vervalt in ieder geval zodra het beroep is ingetrokken of de bestuursrechter uitspraak in de hoofdzaak heeft gedaan[54] Artikel 8:80b lid 4 Awb
.
10.4.4.1.5 Uitspraak in de hoofdzaak
Na de behandeling van eventuele verzoek(en) om voorlopige voorziening, het vooronderzoek en het onderzoek ter zitting en een eventuele tussenuitspraak doet de bestuursrechter (in dit geval de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State) uitspraak in de hoofdzaak, oftewel op de ingestelde beroepen. De bestuursrechter kan de volgende uitspraken doen[55] Artikel 8:70 Awb
:
onbevoegdverklaring van de bestuursrechter,
niet-ontvankelijkverklaring van het beroep,
ongegrondverklaring van het beroep, of
gegrondverklaring van het beroep.
De uitspraken die onder 1 t/m 3 zijn genoemd hebben tot gevolg dat de reactieve interventie onherroepelijk is. Ze hebben geen gevolgen voor de inhoud van de reactieve interventie en van de onderdelen van de hoofdregeling die door de reactieve interventie geen onderdeel meer vormen van het omgevingsplan. In het geval van de onder 4 genoemde uitspraak vernietigt de bestuursrechter de reactieve interventie geheel of gedeeltelijk[56] Artikel 8:72 lid 1 Awb
. In principe brengt dat vernietiging van de rechtsgevolgen van de reactieve interventie of van het vernietigde gedeelte daarvan mee[57] Artikel 8:72 lid 2 Awb
. Dat betekent dat een of meer onderdelen van de hoofdregeling die door de reactieve interventie waren getroffen, weer onderdeel vormen van het omgevingsplan. De bestuursrechter kan echter bepalen dat[58] Artikel 8:72 lid 3 Awb
:
de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit of het vernietigde gedeelte daarvan geheel of gedeeltelijk in stand blijven, of
zijn uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit of het vernietigde gedeelte daarvan.
Indien dat niet mogelijk is, kan de bestuursrechter het bestuursorgaan opdragen een nieuw besluit te nemen of een andere handeling te verrichten met inachtneming van zijn aanwijzingen; daarbij kan de bestuursrechter[59] Artikel 8:72 lid 4 Awb
:
bepalen dat wettelijke voorschriften over de voorbereiding van het nieuwe besluit of de andere handeling geheel of gedeeltelijk buiten toepassing blijven;
het bestuursorgaan een termijn stellen voor het nemen van het nieuwe besluit of het verrichten van de andere handeling.
Als de bestuursrechter de reactieve interventie geheel of gedeeltelijk vernietigt, moet de provincie mededeling doen van de uitspraak in het provinciaal blad[60] Artikel 8:80 lid 1 Awb jo artikel 3:42 Awb, artikel 6 en artikel 2 lid 1 Bekendmakingswet
. Dat betekent dat de provincie de inhoud van de uitspraak moet publiceren in het provinciaal blad.
10.4.4.1.6 Consolidatieplicht
Het omgevingsplan bevat algemeen verbindende voorschriften. Daarom moet er voor gezorgd worden dat het omgevingsplan in geconsolideerde vorm beschikbaar is[61] Artikel 19 lid 1 Bekendmakingswet
op de door de minister van BZK in stand gehouden digitale infrastructuur[62] Artikel 19 lid 4 Bekendmakingswet
: de lokale regelingenbanken op overheid.nl. Te consolideren wijzigingen in een algemeen verbindend voorschrift kunnen als bron hebben[63] Artikel 3.2 en onderdeel 3.7 van bijlage 3 Regeling elektronische publicaties
:
een wijzigingsopdracht in een nieuw algemeen verbindend voorschrift (lees: een wijzigingsbesluit); of
een rechterlijke uitspraak die wordt gepubliceerd in het publicatieblad overeenkomstig artikel 8:80 Awb.
Dit betekent dat de uitspraak van de bestuursrechter over de reactieve interventie, voor zover die uitspraak gevolgen heeft voor de inhoud daarvan, in de geconsolideerde regeling van het omgevingsplan verwerkt moet worden.
10.4.4.1.7 Verstrekken informatie over status besluit
GS moeten, ten behoeve van ontsluiting in DSO-LV, aan het Kadaster informatie verstrekken over de status van de reactieve interventie[64] Artikel 14.4 lid 1 onder b jo artikel 14.5 Ob
. Deze informatieverstrekking geschiedt via een aanlevering aan de LVBB, die de informatie doorlevert aan DSO-LV. Het betreft informatie over[65] Bijlage VIII Ob
:
het gegeven dat tegen het besluit beroep is ingesteld;
het gegeven dat het besluit, of een deel daarvan, is geschorst;
het gegeven dat het besluit, of een deel daarvan, onherroepelijk is geworden;
het gegeven dat het besluit, of een deel daarvan, is vernietigd;
het gegeven dat het besluit of de andere rechtsfiguur, of een deel daarvan, is ingetrokken.
In de vaststellingsfase heeft de provincie, naar aanleiding van een besluit van een gemeente tot wijziging van het omgevingsplan, de reactieve interventie gegeven en bekendgemaakt. In de reactieve interventie heeft de provincie de gemeente opdracht gegeven om de reactieve interventie te verwerken in de hoofdregeling van het omgevingsplan. Met de reactieve interventie heeft de provincie een tijdelijk regelingdeel toegevoegd aan de geconsolideerde regeling van het omgevingsplan. Vervolgens heeft de gemeente de reactieve interventie verwerkt in de hoofdregeling van het omgevingsplan en het tijdelijk regelingdeel van die interventie ingetrokken. De reactieve interventie is op officielebekendmakingen.nl terug te vinden. Daar wordt geen informatie over de status van besluiten bijgehouden. Het tijdelijk regelingdeel van de reactieve interventie is, doordat de gemeente het heeft ingetrokken, geen onderdeel meer van de geconsolideerde regeling van het omgevingsplan in de regelingenbank op overheid.nl en in DSO-LV. Het doorgeven van informatie over de status van besluit en tijdelijk regelingdeel is daardoor niet mogelijk. Het enige wat de provincie tijdens de beroepsfase hoeft te doen, is mededeling doen van de uitspraak van de rechter wanneer beroep tegen de reactieve interventie is ingesteld en de reactieve interventie geheel of gedeeltelijk is vernietigd. In dat geval maken een of meer onderdelen van het wijzigingsbesluit weer deel uit van het omgevingsplan en moet de gemeente dat verwerken in de hoofdregeling van het omgevingsplan.
10.4.4.2.1 Beroepstermijn
Als gedurende de beroepstermijn geen beroep tegen de reactieve interventie is ingesteld, is de reactieve interventie onherroepelijk geworden. Door de reactieve interventie maken een of meer onderdelen van het gemeentelijke wijzigingsbesluit geen deel meer uit van het omgevingsplan. Ook dat is nu onherroepelijk. Als gedurende de beroepstermijn wel beroep tegen de reactieve interventie is ingesteld, is de reactieve interventie (nog) niet onherroepelijk. Ook het als gevolg van de reactieve interventie geen deel meer uitmaken van het omgevingsplan van een of meer onderdelen van het gemeentelijke wijzigingsbesluit is (nog) niet onherroepelijk. De provincie hoeft in deze fase niets te doen.
NB: Er wordt geen kennisgeving gedaan van het feit dat beroep is ingesteld (en ook niet van het feit dat geen beroep is ingesteld).
10.4.4.2.2 Voorlopige voorziening
In deze fase wordt een verzoek om voorlopige voorziening gedaan en uitspraak over dat verzoek gedaan. Door de uitspraak wordt de reactieve interventie wel of juist niet geschorst. In een later stadium kan de voorlopige voorziening vervallen of worden opgeheven. In al deze gevallen hoeft de provincie niets te doen.
NB: Er wordt geen kennisgeving gedaan van het feit dat de reactieve interventie is geschorst.
De voorzieningenrechter kan, na de zitting, onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak. Zie voor dat geval de paragrafen 10.4.4.2.5 t/m 10.4.4.2.8.
10.4.4.2.3 Bestuurlijke lus en tussenuitspraak
Zoals is beschreven in paragraaf 10.4.4.1.4 is een van de mogelijke uitkomsten van de bestuurlijke lus de tussenuitspraak met de opdracht aan het bestuursorgaan om een nieuw besluit te nemen. Mocht de tussenuitspraak er toe leiden dat GS een nieuwe reactieve interventie geven, dan moet deze reactieve interventie op de wettelijk voorgeschreven wijze, dus met toepassing van de STOP/TPOD-standaard, worden bekendgemaakt. De aanlevering gebeurt op dezelfde manier als de aanlevering van het definitieve besluit, die is beschreven in paragraaf 10.4.2.3. Door deze reactieve interventie komt er opnieuw een tijdelijk regelingdeel bij het omgevingsplan en moet de gemeente opnieuw de reactieve interventie in de hoofdregeling van het omgevingsplan verwerken.
10.4.4.2.4 Uitspraak in de hoofdzaak – inleiding
Zoals in paragraaf 10.4.4.1.5 al is beschreven, kan de bestuursrechter in de hoofdzaak de volgende uitspraken doen:
onbevoegdverklaring van de bestuursrechter,
niet-ontvankelijkverklaring van het beroep,
ongegrondverklaring van het beroep, of
gegrondverklaring van het beroep.
Deze uitspraken leiden tot verschillende verplichtingen en handelingen voor de provincie en in sommige gevallen tot handelingen door de gemeente. Die zijn in de volgende vier paragrafen beschreven.
10.4.4.2.5 Uitspraak in de hoofdzaak zonder vernietiging van besluit en rechtsgevolgen
Onbevoegdverklaring van de bestuursrechter, niet-ontvankelijkverklaring van het beroep en ongegrondverklaring van het beroep hebben tot gevolg dat de reactieve interventie onherroepelijk is. De provincie hoeft niets te doen. Door de reactieve interventie maken een of meer onderdelen van het gemeentelijke wijzigingsbesluit geen deel meer uit van het omgevingsplan. Ook dat is nu onherroepelijk. De gemeente had dat in een eerdere fase al verwerkt in de hoofdregeling van het omgevingsplan. Ook de gemeente hoeft, in het kader van de reactieve interventie, niets te doen. Het is uiteraard mogelijk dat ook beroep is ingesteld tegen het gemeentelijke wijzigingsbesluit en dat ook over dat besluit uitspraak is gedaan. In het Toepassingsprofiel Omgevingsplan is, voor alle mogelijke uitspraken, beschreven wat de gemeente dan moet doen en welke informatie de gemeente moet aanleveren.
NB: De provincie doet in deze situatie geen mededeling van de uitspraak en er geldt geen wettelijke verplichting om kennis te geven van de uitspraak.
10.4.4.2.6 Uitspraak in de hoofdzaak met vernietiging van besluit en instandblijven rechtsgevolgen
In deze situatie houdt de uitspraak op de beroepen tegen de reactieve interventie in dat een of meer beroepen gegrond zijn verklaard en de reactieve interventie geheel of gedeeltelijk is vernietigd maar de rechtsgevolgen van de reactieve interventie in stand zijn gebleven.
De provincie moet nu -zo snel mogelijk na ontvangst van de (laatste) uitspraak- mededeling van de uitspraak doen door te zorgen voor publicatie van de inhoud van de uitspraak in het provinciaal blad. Het eindbeeld is dat de provincie mededeling kan doen van de uitspraak van de rechter met toepassing van de Mededeling conform de STOP/TPOD-standaard en die Mededeling aan de LVBB kan aanleveren voor de publicatie in het publicatieblad.
Het eindbeeld is toekomstige functionaliteit die onderdeel is van STOP versie 2.0 en in een latere Release in de DSO-keten wordt geïmplementeerd. Zolang in de DSO-keten deze functionaliteit nog niet geïmplementeerd is, moet een workaround worden toegepast.
De uitspraak waar deze paragraaf over gaat, heeft geen gevolgen voor de hoofdregeling van het omgevingsplan. Het tijdelijk regelingdeel van de reactieve interventie maakt, sinds deze in de hoofdregeling is verwerkt, geen onderdeel meer uit van de geconsolideerde regeling. De uitspraak leidt dus niet tot aanpassing van een regeling. Daarom hoeft de provincie geen ConsolidatieInformatie aan te leveren.
De workaround bestaat er uit dat de provincie de mededeling van de uitspraak aanlevert met de applicatie DROP.
Toekomstige functionaliteit
In de toekomst zal de mededeling van de uitspraak van de rechter over de reactieve interventie conform model Mededeling van de STOP/TPOD-standaard worden opgesteld en aan de LVBB worden aangeleverd voor de publicatie in het publicatieblad. De Mededeling is nog niet in de DSO-keten geïmplementeerd.
Workaround
Zolang de Mededeling nog niet in de DSO-keten is geïmplementeerd, wordt de mededeling van de uitspraak van de rechter over de reactieve interventie aangeleverd met de applicatie DROP.
Door de reactieve interventie maakten een of meer onderdelen van het gemeentelijke wijzigingsbesluit geen deel meer uit van het omgevingsplan. De gemeente had dat in een eerdere fase al verwerkt in de hoofdregeling van het omgevingsplan. De reactieve interventie is weliswaar door de uitspraak geheel of gedeeltelijk vernietigd, maar de rechtsgevolgen van de reactieve interventie zijn in stand gebleven. Dat betekent dat de onderdelen van het gemeentelijke wijzigingsbesluit die door de reactieve interventie waren getroffen, blijvend geen deel uitmaken van het omgevingsplan. Daardoor hoeft de gemeente, in het kader van de reactieve interventie, niets te doen.
Het is uiteraard mogelijk dat ook beroep is ingesteld tegen het gemeentelijke wijzigingsbesluit en dat ook over dat besluit uitspraak is gedaan. In het Toepassingsprofiel Omgevingsplan is, voor alle mogelijke uitspraken, beschreven wat de gemeente dan moet doen en welke informatie de gemeente daarvoor moet aanleveren.
10.4.4.2.7 Uitspraak in de hoofdzaak met gedeeltelijke vernietiging van besluit en rechtsgevolgen
In deze situatie houdt de uitspraak op de beroepen tegen de reactieve interventie in dat een of meer beroepen gegrond zijn verklaard en de reactieve interventie gedeeltelijk is vernietigd, waarbij ook de rechtsgevolgen van de reactieve interventie zijn vernietigd.
Provincie: mededeling van de uitspraak met toepassing van de STOP/TPOD-standaard
De provincie moet nu -zo snel mogelijk na ontvangst van de (laatste) uitspraak- mededeling van de uitspraak doen door te zorgen voor publicatie van de inhoud van de uitspraak in het provinciaal blad. Het eindbeeld is dat de provincie mededeling kan doen van de uitspraak van de rechter met toepassing van de Mededeling conform de STOP/TPOD-standaard en die Mededeling aan de LVBB kan aanleveren voor de publicatie in het publicatieblad.
Het eindbeeld is toekomstige functionaliteit die onderdeel is van STOP versie 2.0 en in een latere Release in de DSO-keten wordt geïmplementeerd. Zolang in de DSO-keten deze functionaliteit nog niet geïmplementeerd is, moet een workaround worden toegepast.
Het tijdelijk regelingdeel van de reactieve interventie maakt, sinds deze in de hoofdregeling is verwerkt, geen onderdeel meer uit van de geconsolideerde regeling van het omgevingsplan. De uitspraak leidt dus niet tot aanpassing van het tijdelijk regelingdeel. Daarom hoeft de provincie geen ConsolidatieInformatie aan te leveren.
De workaround bestaat er uit dat de provincie de mededeling van de uitspraak aanlevert met de applicatie DROP.
Toekomstige functionaliteit
In de toekomst zal de mededeling van de uitspraak van de rechter over de reactieve interventie conform model Mededeling van de STOP/TPOD-standaard worden opgesteld en aan de LVBB worden aangeleverd voor de publicatie in het publicatieblad. De Mededeling is nog niet in de DSO-keten geïmplementeerd.
Workaround
Zolang de Mededeling nog niet in de DSO-keten is geïmplementeerd, wordt de mededeling van de uitspraak van de rechter over de reactieve interventie aangeleverd met de applicatie DROP.
Provincie: nieuw besluit
De bestuursrechter kan in de uitspraak, naast de gedeeltelijke vernietiging van de reactieve interventie, de provincie opdragen een nieuw besluit te nemen. Vanuit technisch perspectief is de procedure van de reactieve interventie geëindigd door de uitspraak. Met het besluit dat als gevolg van de uitspraak moet worden (voorbereid en) genomen start een nieuwe besluitprocedure met een eigen identificatie en een eigen Procedureverloop.
Gemeente: verwerken gedeeltelijke vernietiging reactieve interventie in omgevingsplan
Door de reactieve interventie maakten een of meer onderdelen van het gemeentelijke wijzigingsbesluit geen deel meer uit van het omgevingsplan. De gemeente had dat in een eerdere fase al verwerkt in de hoofdregeling van het omgevingsplan. De reactieve interventie is door de uitspraak gedeeltelijk vernietigd. Dat betekent dat een of meer van de door de reactieve interventie geraakte onderdelen van het gemeentelijke wijzigingsbesluit toch weer deel uitmaken van het omgevingsplan. De gemeente moet deze gevolgen van de uitspraak verwerken in (de hoofdregeling van) het omgevingsplan. Praktisch gezien komt dit er op neer dat de gemeente een of meer onderdelen van het wijzigingsbesluit weer terugbrengt in de hoofdregeling. Het eindbeeld is dat de gemeente dit doet door aan de LVBB een Revisie aan te leveren met een RegelingMutatie met daarin de wijzigingsinstructies voor de hoofdregeling en indien nodig de nieuwe versie van een of meer GIO‘s.
Toekomstige functionaliteit
In de toekomst zal het mogelijk zijn om met een Revisie conform de STOP/TPOD-standaard, die wordt aangeleverd aan de LVBB, de gevolgen van de uitspraak over de reactieve interventie te verwerken in de hoofdregeling van het omgevingsplan. Deze mogelijkheid is in de DSO-keten nog niet geïmplementeerd.
Workaround
Zolang de Revisie nog niet in de DSO-keten is geïmplementeerd, moet de gemeente een besluit conform model BesluitCompact aanleveren met in de WijzigBijlage de wijzigingsinstructies voor het verwerken van de uitspraak over de reactieve interventie. In het vervolg van deze paragraaf is beschreven hoe deze workaround moet worden toegepast.
Het eindbeeld is toekomstige functionaliteit die onderdeel is van STOP versie 2.0 en in een latere Release in de DSO-keten wordt geïmplementeerd. Zolang in de DSO-keten deze functionaliteit nog niet geïmplementeerd is, moet een workaround worden toegepast. Die workaround bestaat er uit dat de gemeente een besluit conform model BesluitCompact aanlevert. Het besluit dat voor deze workaround moet worden aangeleverd is alleen om technische redenen nodig. Juridisch gezien is geen sprake van een besluit. Dit technisch noodzakelijke besluit wordt op officielebekendmakingen.nl bekendgemaakt.
Wanneer uitsluitend de reactieve interventie (gedeeltelijk) vernietigd is en het gemeentelijke wijzigingsbesluit niet (geheel of gedeeltelijk) is vernietigd, levert de gemeente voor de workaround het volgende aan de LVBB aan:
een besluit conform model BesluitCompact (met als soortProcedure definitief besluit), met daarin:
een RegelingOpschrift waaruit duidelijk blijkt dat het gaat om het verwerken van de uitspraak over de reactieve interventie. Een voorbeeld is: ‘Verwerken gedeeltelijke vernietiging reactieve interventie n.a.v. omgevingsplan Gemeentestad wijziging 23’
een WijzigArtikel waarin wordt aangegeven dat de hoofdregeling wordt gewijzigd om daarin de uitspraak over de reactieve interventie te verwerken, met een verwijzing naar de WijzigBijlage
een regulier Artikel
een WijzigBijlage met daarin een RegelingMutatie met de wijzigingsinstructies voor het verwerken van de uitspraak over de reactieve interventie in de hoofdregeling (of, in het geval van toepassing van de alternatieve wijzigingsmethode Integrale tekstvervanging, een VervangRegeling met daarin de nieuwe versie van de regeling waarin de uitspraak over de reactieve interventie is verwerkt)
een module ConsolidatieInformatie met daarin:
(een container) BeoogdeRegelgeving met daarin:
BeoogdeRegeling, met daarbinnen:
Doel: vul hier het Doel in van het (technisch noodzakelijke) besluit
instrumentVersie: vul hier de identificatie in van de nieuwe regelingversie die de wijzingen bevat waarmee de uitspraak over de reactieve interventie in de hoofdregeling van het omgevingsplan wordt verwerkt
eId: vul hier de identificatie in van het WijzigArtikel in het (technisch noodzakelijke) besluit
BeoogdInformatieobject, voor ieder Informatieobject dat t.b.v. de verwerking van de uitspraak over de reactieve interventie aan de hoofdregeling van het omgevingsplan wordt toegevoegd, met daarbinnen:
Doel: vul hier het Doel in van het (technisch noodzakelijke) besluit
instrumentVersie: vul hier de identificatie in van het nieuwe Informatieobject
eId: maak hier een verwijzing naar het element in de informatieobjecten-bijlage in de WijzigBijlage dat de ExtIoRef (de identificatie van het daadwerkelijke informatieobject) bevat
(een container) Tijdstempels met daarin:
Tijdstempel
Doel: vul hier het Doel in van het (technisch noodzakelijke) besluit
soortTijdstempel: kies juridischWerkendVanaf
datum: de datum waarop het (technisch noodzakelijke) besluit juridisch geldend wordt
Vul hier de datum in waarop het (technisch noodzakelijke) besluit wordt gepubliceerd, tenzij er al besluiten tot wijziging van het omgevingsplan zijn gepubliceerd met een latere inwerkingtredingsdatum, dan moet als datum gekozen worden de dag na de inwerkingtredingsdatum van het laatst gepubliceerde besluit.
eId: vul hier de identificatie in van het reguliere Artikel in het (technisch noodzakelijke) besluit.
nieuwe OW-objecten en/of de beëindiging of wijziging van OW-objecten, nodig voor de verwerking van de uitspraak over de reactieve interventie in de hoofdregeling.
Het is ook mogelijk dat niet alleen de reactieve interventie maar ook het gemeentelijke wijzigingsbesluit (geheel of gedeeltelijk) is vernietigd. In dat geval verwerkt de gemeente beide uitspraken in één keer in (de hoofdregeling van) het omgevingsplan. De gemeente past daarbij de methode toe die bij het relevante type uitspraak in het Toepassingsprofiel Omgevingsplan is beschreven.
Tot slot is het mogelijk dat (alleen of ook) beroep is ingesteld tegen het gemeentelijke wijzigingsbesluit en dat alleen dat besluit geheel of gedeeltelijk is vernietigd. In het Toepassingsprofiel Omgevingsplan is, voor alle mogelijke uitspraken, beschreven wat de gemeente dan moet doen en welke informatie de gemeente daarvoor moet aanleveren.
10.4.4.2.8 Uitspraak in de hoofdzaak met gehele vernietiging van besluit en rechtsgevolgen
In deze situatie houdt de uitspraak op de beroepen tegen de reactieve interventie in dat een of meer beroepen gegrond zijn verklaard en de reactieve interventie geheel is vernietigd, waarbij ook de rechtsgevolgen van de reactieve interventie zijn vernietigd.
Provincie: mededeling van de uitspraak met toepassing van de STOP/TPOD-standaard
De provincie moet nu -zo snel mogelijk na ontvangst van de (laatste) uitspraak- mededeling van de uitspraak doen door te zorgen voor publicatie van de inhoud van de uitspraak in het provinciaal blad.
Het eindbeeld is dat de provincie mededeling kan doen van de uitspraak van de rechter met toepassing van de Mededeling conform de STOP/TPOD-standaard en die Mededeling aan de LVBB kan aanleveren voor de publicatie in het publicatieblad.
Het eindbeeld is toekomstige functionaliteit die onderdeel is van STOP versie 2.0 en in een latere Release in de DSO-keten wordt geïmplementeerd. Zolang in de DSO-keten deze functionaliteit nog niet geïmplementeerd is, moet een workaround worden toegepast.
Het tijdelijk regelingdeel van de reactieve interventie maakt, sinds deze in de hoofdregeling is verwerkt, geen onderdeel meer uit van de geconsolideerde regeling van het omgevingsplan. De uitspraak leidt dus niet tot aanpassing van het tijdelijk regelingdeel. Daarom hoeft de provincie geen ConsolidatieInformatie aan te leveren.
De workaround bestaat er uit dat de provincie de mededeling van de uitspraak aanlevert met de applicatie DROP.
Toekomstige functionaliteit
In de toekomst zal de mededeling van de uitspraak van de rechter over de reactieve interventie conform model Mededeling van de STOP/TPOD-standaard worden opgesteld en aan de LVBB worden aangeleverd voor de publicatie in het publicatieblad. De Mededeling is nog niet in de DSO-keten geïmplementeerd.
Workaround
Zolang de Mededeling nog niet in de DSO-keten is geïmplementeerd, wordt voor het doen van mededeling van de uitspraak van de rechter een besluit conform model BesluitCompact gebruikt. In het vervolg van deze paragraaf is beschreven hoe deze workaround moet worden toegepast.
Provincie: nieuw besluit
De bestuursrechter kan in de uitspraak, naast de gehele vernietiging van de reactieve interventie, de provincie opdragen een nieuw besluit te nemen. Vanuit technisch perspectief is de procedure van de reactieve interventie geëindigd door de uitspraak. Met het besluit dat als gevolg van de uitspraak moet worden (voorbereid en) genomen start een nieuwe besluitprocedure met een eigen identificatie en een eigen Procedureverloop.
Gemeente: verwerken gehele vernietiging reactieve interventie in omgevingsplan
Door de reactieve interventie maakten een of meer onderdelen van het gemeentelijke wijzigingsbesluit geen deel meer uit van het omgevingsplan. De gemeente had dat in een eerdere fase al verwerkt in de hoofdregeling van het omgevingsplan. De reactieve interventie is door de uitspraak geheel vernietigd. Dat betekent dat de door de reactieve interventie geraakte onderdelen van het gemeentelijke wijzigingsbesluit, toch weer deel uitmaken van het omgevingsplan. De gemeente moet deze gevolgen van de uitspraak verwerken in (de hoofdregeling van) het omgevingsplan. Praktisch gezien komt dit er op neer dat de gemeente de onderdelen van het wijzigingsbesluit die naar aanleiding van de reactieve interventie waren verwijderd uit de hoofdregeling, daarin weer terugbrengt. Het eindbeeld is dat de gemeente dit doet door aan de LVBB een Revisie aan te leveren met een RegelingMutatie met daarin de wijzigingsinstructies voor de hoofdregeling en indien nodig de nieuwe versie van een of meer GIO‘s.
Toekomstige functionaliteit
In de toekomst zal het mogelijk zijn om met een Revisie conform de STOP/TPOD-standaard, die wordt aangeleverd aan de LVBB, de gevolgen van de uitspraak over de reactieve interventie te verwerken in de hoofdregeling van het omgevingsplan. Deze mogelijkheid is in de DSO-keten nog niet geïmplementeerd.
Workaround
Zolang de Revisie nog niet in de DSO-keten is geïmplementeerd, moet de gemeente een besluit conform model BesluitCompact aanleveren met in de WijzigBijlage de wijzigingsinstructies voor het verwerken van de uitspraak over de reactieve interventie. In het vervolg van deze paragraaf is beschreven hoe deze workaround moet worden toegepast.
Het eindbeeld is toekomstige functionaliteit die onderdeel is van STOP versie 2.0 en in een latere Release in de DSO-keten wordt geïmplementeerd. Zolang in de DSO-keten deze functionaliteit nog niet geïmplementeerd is, moet een workaround worden toegepast. Die workaround bestaat er uit dat de gemeente een besluit conform model BesluitCompact aanlevert. Het besluit dat voor deze workaround moet worden aangeleverd is alleen om technische redenen nodig. Juridisch gezien is geen sprake van een besluit. Dit technisch noodzakelijke besluit wordt op officielebekendmakingen.nl bekendgemaakt.
Wanneer uitsluitend de reactieve interventie (geheel) vernietigd is en het gemeentelijke wijzigingsbesluit niet (geheel of gedeeltelijk) is vernietigd, levert de gemeente voor de workaround het volgende aan de LVBB aan:
een besluit conform model BesluitCompact (met als soortProcedure definitief besluit), met daarin:
een RegelingOpschrift waaruit duidelijk blijkt dat het gaat om het verwerken van de uitspraak over de reactieve interventie. Een voorbeeld is: ‘Verwerken vernietiging reactieve interventie n.a.v. omgevingsplan Gemeentestad wijziging 23’
een WijzigArtikel waarin wordt aangegeven dat de hoofdregeling wordt gewijzigd om daarin de uitspraak over de reactieve interventie te verwerken, met een verwijzing naar de WijzigBijlage
een regulier Artikel
een WijzigBijlage met daarin een RegelingMutatie met de wijzigingsinstructies voor het verwerken van de uitspraak over de reactieve interventie in de hoofdregeling (of, in het geval van toepassing van de alternatieve wijzigingsmethode Integrale tekstvervanging, een VervangRegeling met daarin de nieuwe versie van de regeling waarin de uitspraak over de reactieve interventie is verwerkt)
een module ConsolidatieInformatie met daarin:
(een container) BeoogdeRegelgeving met daarin:
BeoogdeRegeling, met daarbinnen:
Doel: vul hier het Doel in van het (technisch noodzakelijke) besluit
instrumentVersie: vul hier de identificatie in van de nieuwe regelingversie die de wijzingen bevat waarmee de uitspraak over de reactieve interventie in de hoofdregeling van het omgevingsplan wordt verwerkt
eId: vul hier de identificatie in van het WijzigArtikel in het (technisch noodzakelijke) besluit
BeoogdInformatieobject, voor ieder Informatieobject dat het t.b.v. de verwerking van de uitspraak over de reactieve interventie aan de hoofdregeling van het omgevingsplan wordt toegevoegd, met daarbinnen:
Doel: vul hier het Doel in van het (technisch noodzakelijke) besluit
instrumentVersie: vul hier de identificatie in van het nieuwe Informatieobject
eId: maak hier een verwijzing naar het element in de informatieobjecten-bijlage in de WijzigBijlage dat de ExtIoRef (de identificatie van het daadwerkelijke informatieobject) bevat
(een container) Tijdstempels met daarin:
Tijdstempel
Doel: vul hier het Doel in van het (technisch noodzakelijke) besluit
soortTijdstempel: kies juridischWerkendVanaf
datum: de datum waarop het (technisch noodzakelijke) besluit juridisch geldend wordt
Vul hier de datum in waarop het (technisch noodzakelijke) besluit wordt gepubliceerd, tenzij er al besluiten tot wijziging van het omgevingsplan zijn gepubliceerd met een latere inwerkingtredingsdatum, dan moet als datum gekozen worden de dag na de inwerkingtredingsdatum van het laatst gepubliceerde besluit
eId: vul hier de identificatie in van het reguliere Artikel in het (technisch noodzakelijke) besluit.
nieuwe OW-objecten en/of de beëindiging of wijziging van OW-objecten, nodig voor de verwerking van de uitspraak over de reactieve interventie in de hoofdregeling.
Het is ook mogelijk dat niet alleen de reactieve interventie maar ook het gemeentelijke wijzigingsbesluit (geheel of gedeeltelijk) is vernietigd. In dat geval verwerkt de gemeente beide uitspraken in één keer in (de hoofdregeling van) het omgevingsplan. De gemeente past daarbij de methode toe die bij het relevante type uitspraak in het Toepassingsprofiel Omgevingsplan is beschreven.
Tot slot is het mogelijk dat (alleen of ook) beroep is ingesteld tegen het gemeentelijke wijzigingsbesluit en dat alleen dat besluit geheel of gedeeltelijk is vernietigd. In het Toepassingsprofiel Omgevingsplan is, voor alle mogelijke uitspraken, beschreven wat de gemeente dan moet doen en welke informatie de gemeente daarvoor moet aanleveren.
Na de publicatie van een besluit, mededeling of kennisgeving kan blijken dat er wel is gepubliceerd wat het bevoegd gezag heeft aangeleverd, maar dat de inhoud van de publicatie niet helemaal correct is. Het bevoegd gezag moet dan de correcte inhoud alsnog aanleveren. Wat het bevoegd gezag moet aanleveren hangt af van de soort publicatie die gecorrigeerd moet worden en van de soort correctie.
Het kan voorkomen dat de ter bekendmaking aangeleverde versie van een besluit verschilt van wat het bestuursorgaan daadwerkelijk heeft besloten, bijvoorbeeld omdat een aangenomen amendement niet verwerkt is, of door een verschrijving. De bekendmaking moet dan gerectificeerd worden. Juridisch gezien is rectificeren alleen mogelijk voor het herstellen van kennelijke (bekendmakings)fouten, waarbij het herstel geen rechtsgevolgen mag hebben. Als er wel sprake is van rechtsgevolg, dan kan de fout alleen hersteld worden door het nemen van een wijzigingsbesluit.
De STOP/TPOD-standaard biedt bevoegde gezagen de mogelijkheid om een reeds gepubliceerd besluit met een inhoudelijke fout erin te rectificeren. Het eindbeeld is als volgt. Het bevoegd gezag kan de bekendmaking van het besluit rectificeren met toepassing van de Rectificatie conform de STOP/TPOD-standaard. Het bevoegd gezag levert de Rectificatie aan de LVBB aan voor de publicatie in het publicatieblad. De Rectificatie is het aan te leveren ‘product’ waarmee het bevoegd gezag de RegelingMutatie met de wijzigingsinstructies en de ConsolidatieInformatie aanlevert die nodig zijn om de rectificatie te verwerken in de geconsolideerde regeling van het omgevingsdocument. Op die manier geeft het bevoegd gezag aan welke onderdelen van de oorspronkelijke publicatie verkeerd zijn en hoe ze hadden moeten luiden.
Toekomstige functionaliteit
In de toekomst zal de rectificatie van de bekendmaking van een besluit conform model Rectificatie van de STOP/TPOD-standaard worden opgesteld en aan de LVBB worden aangeleverd voor de publicatie in het publicatieblad. De Rectificatie is nog niet in de DSO-keten geïmplementeerd.
Workaround
Zolang de Rectificatie nog niet in de DSO-keten is geïmplementeerd, wordt voor het rectificeren van de bekendmaking een besluit conform model BesluitCompact gebruikt. In het vervolg van deze paragraaf is beschreven hoe deze workaround moet worden toegepast.
Het eindbeeld is toekomstige functionaliteit die onderdeel is van STOP versie 2.0 en in een latere Release in de DSO-keten wordt geïmplementeerd. Zolang in de DSO-keten deze functionaliteit nog niet geïmplementeerd is, moet een workaround worden toegepast. Die workaround bestaat er uit dat het bevoegd gezag een besluit conform model BesluitCompact aanlevert met daarbij een RegelingMutatie en een module ConsolidatieInformatie. Het besluit dat voor deze workaround moet worden aangeleverd is alleen om technische redenen nodig. Juridisch gezien is er geen sprake van een besluit bij het rectificeren van de bekendmaking van een besluit. Dit technisch noodzakelijke besluit wordt op officielebekendmakingen.nl bekendgemaakt.
Voor de workaround levert het bevoegd gezag het volgende aan de LVBB aan:
een besluit conform model BesluitCompact (met als soortProcedure definitief besluit) met de volgende onderdelen:
RegelingOpschrift: geef dit technisch noodzakelijke besluit een RegelingOpschrift waaruit duidelijk blijkt dat het gaat om rectificatie van de bekendmaking van een besluit. Een voorbeeld is: ‘Rectificatie van het besluit Wijziging omgevingsplan Amsterdam t.b.v. de realisatie van 47 studentenwoningen in de Jordaan’.
Aanhef: in dit (niet verplichte) onderdeel kan kort beschreven worden dat het een rectificatie betreft en niet een besluit
Lichaam, met daarin:
WijzigArtikel: geef hierin aan dat de geconsolideerde regeling van het omgevingsdocument wordt gerectificeerd zoals is aangegeven in de WijzigBijlage
Artikel: geef in dit artikel de datum aan waarop de gerectificeerde versie van de geconsolideerde regeling rechtsgeldig is; dit is de datum waarop het (technisch noodzakelijke) besluit wordt gepubliceerd, tenzij er al besluiten tot wijziging van het omgevingsdocument zijn gepubliceerd met een latere inwerkingtredingsdatum, dan moet als datum gekozen worden de dag na de inwerkingtredingsdatum van het laatst gepubliceerde besluit
WijzigBijlage: neem in de WijzigBijlage een RegelingMutatie op met de wijzigingen die door de rectificatie in de actuele regeling worden doorgevoerd
Besluit- en RegelingMetadata
een module ConsolidatieInformatie met daarin:
(een container) BeoogdeRegelgeving met daarin:
BeoogdeRegeling, met daarbinnen:
Doel: vul hier het Doel in van het (technisch noodzakelijke) besluit dat als rectificatie fungeert
instrumentVersie: vul hier de identificatie in van de nieuwe regelingversie die de wijzingen voor de rectificatie bevat
eId: vul hier de identificatie in van het WijzigArtikel in het (technisch noodzakelijke) besluit
BeoogdInformatieobject, voor ieder Informatieobject waarvan als rectificatie een nieuwe versie wordt aangeleverd, met daarbinnen:
Doel: vul hier het Doel in van het (technisch noodzakelijke) besluit
instrumentVersie: vul hier de identificatie in van de nieuwe versie van het Informatieobject
eId: maak hier een verwijzing naar het element in de informatieobjecten-bijlage in de WijzigBijlage dat de ExtIoRef (de identificatie van het daadwerkelijke informatieobject) bevat
(een container) Tijdstempels met daarin:
Tijdstempel, met daarbinnen:
Doel: vul hier het Doel in van het (technisch noodzakelijke) besluit
soortTijdstempel: juridischWerkendVanaf
datum: de datum waarop de rectificatie (het technisch noodzakelijke besluit) juridisch geldend wordt
Vul hier de datum in waarop het (technisch noodzakelijke) besluit wordt gepubliceerd, tenzij er al besluiten tot wijziging van het omgevingsdocument zijn gepubliceerd met een latere inwerkingtredingsdatum, dan moet als datum gekozen worden de dag na de inwerkingtredingsdatum van het laatst gepubliceerde besluit
eId: vul hier de identificatie in van het reguliere artikel in het lichaam van het besluit.
Als de inhoud van een kennisgeving niet klopt, moet deze gerectificeerd worden. Het bevoegd gezag doet dat door een nieuwe kennisgeving aan te leveren, overeenkomstig de voorschriften voor de betreffende kennisgeving. In de tekst van de kennisgeving maakt het bevoegd gezag duidelijk dat het een rectificatie van een eerdere kennisgeving betreft.
Als de inhoud van een mededeling van een rechterlijke uitspraak niet klopt, moet deze gerectificeerd worden. Het bevoegd gezag doet dat door een nieuwe mededeling aan te leveren, overeenkomstig de voorschriften voor de betreffende mededeling. In de tekst van de mededeling maakt het bevoegd gezag duidelijk dat het een rectificatie van een eerdere mededeling betreft.
Zoals in paragraaf 7.3.5 is aangegeven is er een waardelijst voor het attribuut thema. Het grootste deel van de waarden van die waardelijst is rechtstreeks ontleend aan artikel 1.2 Omgevingswet. In onderstaande tabel is aangegeven hoe de relatie is tussen dat artikel en de waarden van de waardelijst.
Onderdelen van artikel 1.2 Ow | Waarden uit de waardelijst Thema | |
Aanhef | Deze wet gaat over: | |
Lid 1 | a. de fysieke leefomgeving, en b. activiteiten die gevolgen hebben of kunnen hebben voor de fysieke leefomgeving. | |
Lid 2 | De fysieke leefomgeving omvat in ieder geval: | |
a. bouwwerken, | Bouwwerken | |
b. infrastructuur, | Infrastructuur | |
c. watersystemen, | Water en watersystemen | |
d. water, | Water en watersystemen | |
e. bodem, | Bodem | |
f. lucht, | Lucht | |
g. landschappen, | Landschap | |
h. natuur, | Natuur | |
i. cultureel erfgoed, j. werelderfgoed. | Cultureel erfgoed | |
Lid 3 | Als gevolgen voor de fysieke leefomgeving worden in ieder geval aangemerkt gevolgen die kunnen voortvloeien uit: | |
a. het wijzigen van onderdelen van de fysieke leefomgeving of het gebruik daarvan, | Landgebruik[66] Wanneer zoals wordt overwogen aan de objecttypen Juridische regel en Tekstdeel een attribuut subthema wordt toegevoegd kan de (Thema-)waarde Landgebruik nader worden gespecialiseerd met subthema’s als landbouw, recreatie, wonen, verkeer etc. | |
b. het gebruik van natuurlijke hulpbronnen, | Energie en natuurlijke hulpbronnen | |
c. activiteiten waardoor emissies, hinder of risico’s worden veroorzaakt, | Gezondheid Milieu algemeen Externe veiligheid Geluid | |
d. het nalaten van activiteiten. | ||
Lid 4 | Als gevolgen voor de fysieke leefomgeving worden ook aangemerkt gevolgen voor de mens, voor zover deze wordt of kan worden beïnvloed door of via onderdelen van de fysieke leefomgeving. |
Reactieve interventie aan de gemeente Gemeentestad i.v.m. omgevingsplan wijziging 12
Gedeputeerde staten van de provincie Provincieland,
overwegende dat burgemeester en wethouders van de gemeente Gemeentestad het ontwerp van het besluit tot wijziging van het omgevingsplan ‘omgevingsplan wijziging 12’ met ingang van 1 februari 2024 gedurende zes weken ter inzage hebben gelegd;
overwegende dat de daarin opgenomen mogelijkheid om bij een geitenhouderij dierenverblijven voor geiten te bouwen met een grotere oppervlakte dan de bestaande oppervlakte, in strijd is met het daarover in onze omgevingsverordening bepaalde waardoor er sprake is van strijd met een belang als bedoeld in artikel 2.3, tweede lid, onder a, Omgevingswet, dat is aangegeven in een door een bestuursorgaan van de provincie openbaar gemaakt document;
overwegende dat wij tegen het ontwerp van ‘omgevingsplan wijziging 12’ binnen de termijn die daarvoor openstond een zienswijze hebben ingediend;
overwegende dat wij het provinciaal belang inzake geitenhouderijen in afdoende mate hebben vastgelegd in de omgevingsverordening en dat voor ons geen andere bevoegdheden open stonden om het provinciaal belang te behartigen;
overwegende dat de gemeenteraad van de gemeente Gemeentestad bij hun besluit van 24 april 2022 het omgevingsplan hebben gewijzigd en daarbij onze zienswijze niet in het omgevingsplan hebben overgenomen;
overwegende dat wij het op grond van het tweede lid van artikel 10.3 Omgevingsbesluit verplichte overleg met burgemeester en wethouders hebben gevoerd;
gelet op de bepalingen van artikel 16.21 Omgevingswet;
besluiten:
Artikel I
Omgevingsplan wijziging 12 maakt geen deel uit van het omgevingsplan voor zover het betreft:
het toedelen van de functie Geitenfokkerij (artikel 4.2 en het bijbehorende geografisch informatieobject ‘Geitenfokkerij’);
het toevoegen van regels voor het bouwen en instandhouden van bedrijfsgebouwen zover dat betrekking heeft op geitenfokkerijen (artikel 5.12 en het bijbehorende geografisch informatieobject);
de uitbreiding van de gebieden waar de regels over maximum bouwhoogte, maximum goothoogte en maximum oppervlakte van toepassing zijn, voor zover deze betrekking hebben op geitenfokkerijen (de geografische informatieobjecten ‘Maximum bouwhoogte’, ‘Maximum goothoogte’ en ‘Maximum oppervlakte’;
het vergroten van het gebied waarvoor de regels over hygiëne van verblijven van landbouwhuisdieren van toepassing zijn met het gebied waaraan de functie Geitenfokkerij is toegedeeld (wijziging van het geografisch informatieobject Landbouwhuisdierenverblijfhygiëne);
het schrappen van het geitenfokkerijverbod;
de verkleinen van het gebied waar het wormenkwekerijverbod van toepassing is (artikel 7.4 en het bijbehorende geografische informatieobject Wormenkwekerijverbod).
Artikel II
Door deze reactieve interventie gelden de betreffende onderdelen zoals aangegeven in bijlage A.
Artikel III
De gemeenteraad dient er voor te zorgen dat het omgevingsplan binnen 5 werkdagen na bekendmaking van dit besluit in overeenstemming is met bijlage A.
Artikel IV
Dit besluit treedt in werking gelijktijdig met de inwerkingtreding van het besluit 2022-34 van de gemeenteraad van de gemeente Gemeentestad tot wijziging van het omgevingsplan.
Aldus besloten in de vergadering d.d. 6 mei 2024
De griffier, De voorzitter,
Bijlage A: Bijlage bij Artikel II
Reactieve interventie voor gemeente Gemeentestad
Voorrangsbepaling
Voor zover de hoofdregeling van het omgevingsplan van de gemeente Gemeentestad niet in overeenstemming is gebracht met de bepalingen van deze reactieve interventie, gelden de hierna genoemde onderdelen op de in deze reactieve interventie bepaalde wijze.
Hoofdstuk 1 Gewijzigd geldende regels omgevingsplan
Artikel 1.1 Functie geitenfokkerij
Artikel 4.2 (Toedeling Functie Geitenfokkerij) en het bijbehorende werkingsgebied dat is vastgelegd in het geografisch informatieobject ‘Geitenfokkerij’ van bijlage II van de hoofdregeling van het omgevingsplan maken geen onderdeel uit van omgevingsplan.
Artikel 1.2 Bouwregels geitenfokkerij
Artikel 5.12 (Bouwregels voor bedrijfsgebouwen voor varkenshouderijen en geitenfokkerijen) geldt niet voor geitenfokkerijen.
Het gebied dat is vastgelegd in het geografisch informatieobject ‘Regels maatvoering bouwen niet van toepassing’ behoort niet tot het werkingsgebied van de regels over de maatvoering bouwen die zijn vastgelegd in de geografische informatieobjecten ‘Maximum bouwhoogte’, ‘Maximum goothoogte’ en ‘Maximum oppervlakte’ van bijlage II van de hoofdregeling van het omgevingsplan.
Artikel 1.3 Hygiëne verblijven landbouwhuisdieren
Artikel 6.21 (Hygiëne van verblijven van landbouwhuisdieren) geldt niet voor het werkingsgebied dat is vastgelegd in het geografisch informatieobject ‘Regels Landbouwhuisdierenhygiëne niet van toepassing’.
Artikel 1.4 Verbod geitenfokkerij
Het volgende artikel is van toepassing gebleven:
Artikel 7.2 Geitenfokkerijverbod
Het oprichten, instandhouden en gebruiken van bouwwerken en het gebruik van gronden ten behoeve van geitenfokkerijen is verboden.
Artikel 1.5 Verbod wormenkwekerij
In afwijking van artikel 7.4 is het oprichten, instandhouden en gebruiken van bouwwerken en het gebruik van gronden ten behoeve van wormenkwekerijen tevens verboden in het werkingsgebied dat is vastgelegd in het geografisch informatieobject ‘Aanvullend wormenkwekerijverbod’.
Bijlage I Overzicht Geografische informatieobjecten
De volgende geografische informatieobjecten gelden in afwijking van en aanvulling op bijlage II van de hoofdregeling van het omgevingsplan:
Regels maatvoering bouwen niet van toepassing: /join/id/regdata/pv25/2022/Regels_maatvoering_bouwen_nvt/nld@2022-05-06;RI0001
Aanvullend wormenkwekerijverbod: /join/id/regdata/pv25/2022/Aanvullend_wormenkwekerijverbod/nld@2022-05-06;RI0001
Regels Landbouwhuisdierenhygiëne niet van toepassing: /join/id/regdata/pv25/2022/Regels_landbouwhuisdierenhygiëne_nvt/nld@2022-05-06;RI0001
In de versiehistorie wordt met WELT-xx verwezen naar de Wensen en Eisen Lijst voor de TPOD-standaard. Deze lijst bevat meldingen en wijzigingsverzoeken die door gebruikers van de standaard zijn ingediend. De ingediende meldingen zijn te vinden via https://www.geonovum.nl/geo-standaarden/omgevingswet/meldingen.
Voor de STOP-standaard bestaat een vergelijkbaar meldingssysteem, waarnaar wordt verwezen met STOP-issue #xx. De STOP-issuetracker is te vinden via https://gitlab.com/koop/STOP/standaard/-/issues.
Versie | Datum | Wijziging |
---|---|---|
2.0.1-rc | 2021-12-17 | Hele document:
|
2.0.1-rc | 2021-12-17 | Hoofdstuk 4 De vormgeving van Besluit en Regeling bij de reactieve interventie
|
2.0.1-rc | 2021-12-17 | Paragraaf 5.2 Specificatie van de Artikelstructuur
|
2.0.1-rc | 2021-12-17 | Paragraaf 5.3 Specificatie van de Vrijetekststructuur
|
2.0.1-rc | 2021-12-17 | Paragraaf 5.4 Bijlagen bij Besluit en Regeling
|
2.0.1-rc | 2021-12-17 | Paragraaf 6.1.2.2 Vastleggen van Locatie met geografisch informatieobject
|
2.0.1-rc | 2021-12-17 | Paragraaf 8.2 hernoemd tot Tekstverwijzing (was Verwijzing) |
2.0.1-rc | 2021-12-17 | Paragraaf 8.3 Hergebruik van en verwijzen naar GIO’s en OW-objecten in een ander omgevingsdocument
|
2.0.1-rc | 2021-12-17 | Paragraaf 8.4 Muteren van OW-objecten verplaatst naar dit hoofdstuk, stond in hoofdstuk 9 |
2.0.1-rc | 2021-12-17 | Hoofdstuk 10 Mutatiescenario’s toegevoegd
|
2.0.0 | 2021-06-29 | Paragraaf 4.3 De vormgeving van Besluit en Regeling
|
2.0.0 | 2021-06-29 | Paragraaf 7.4 Objecttype Locatie
Aan Ambtsgebied, een van de verschijningsvormen van Locatie, is het attribuut bestuurlijkeGrenzenVerwijzing toegevoegd, dat wordt ingevuld met de gegevensgroep BestuurlijkeGrenzenVerwijzing waarin zijn samengevoegd het nieuwe attribuut bestuurlijkeGrenzenID en de bestaande attributen domein en geldigOp; de toelichting is hierop aangepast |
2.0.0-rc | 2021-06-15 | Hele document:
|
2.0.0-rc | 2021-06-15 | Paragraaf 1.2 STOP, IMOW en TPOD
|
2.0.0-rc | 2021-06-15 | Paragraaf 2.2 Algemene kenmerken reactieve interventie
|
2.0.0-rc | 2021-06-15 | Paragrafen 2.3.2.4, 2.3.2.5 en 9.1.2
|
2.0.0-rc | 2021-06-15 | Paragraaf 3.5 Waardelijsten
|
2.0.0-rc | 2021-06-15 | Paragraaf 3.6 Presentatiemodel
|
2.0.0-rc | 2021-06-15 | Hoofdstuk 4 De vormgeving van Besluit en Regeling in de reactieve interventie
|
2.0.0-rc | 2021-06-15 | Hoofdstuk 5 Toepassing van de STOP-tekststructuren op omgevingsdocumenten
|
2.0.0-rc | 2021-06-15 | Paragraaf 5.2 Specificatie van de Artikelstructuur
|
2.0.0-rc | 2021-06-15 | Paragraaf 5.3 Specificatie van de Vrijetekststructuur
|
2.0.0-rc | 2021-06-15 | Hoofdstuk 6 Inleiding op het Informatiemodel Omgevingswet Dit is het inleidende deel van het voormalige zeer uitgebreide Hoofdstuk 6, dat nu is gesplitst in 2 hoofdstukken. De detailbeschrijving van de objecttypen staat nu in Hoofdstuk 7 |
2.0.0-rc | 2021-06-15 | Paragraaf 7.1 Productmodel: het IMOW-UML-diagram voor de reactieve interventie Productmodel vervangen door nieuwe versie, geactualiseerd op de hierna volgende punten |
2.0.0-rc | 2021-06-15 | Paragrafen 7.2 en 7.3 expliciet beschreven dat annotaties met OW-objecten alleen kunnen worden toegepast op het Lichaam van de Regeling van omgevingsdocumenten |
2.0.0-rc | 2021-06-15 | Paragraaf 7.2 Objecttype Regeltekst
Uitsnede uit IMOW-diagram aangepast |
2.0.0-rc | 2021-06-15 | Paragraaf 7.3 Objecttype Juridische regel
Uitsnede uit IMOW-diagram aangepast |
2.0.0-rc | 2021-06-15 | Paragraaf 7.4 Locatie
Toegevoegd toelichting over aanleveren Ambtsgebied |
2.0.0-rc | 2021-06-15 | Paragraaf 7.6 Objecttype Regelingsgebied Toegevoegd dat Regelingsgebied hoort bij de Regeling en niet wordt gekoppeld aan een Juridische regel of Tekstdeel |
2.0.0-rc | 2021-06-15 | Paragraaf 7.7 Het niveau van annoteren Toegevoegd Divisietekst als niveau waarop geannoteerd kan worden |
2.0.0-rc | 2021-06-15 | Hoofdstuk 8 Overige modelleringsaspecten van de reactieve interventie
|
2.0.0-rc | 2021-06-15 | Paragraaf 9.3 Kennisgeving Beschrijving van het element Divisietekst aangepast: de Kop is nu altijd optioneel |