Het wijzigingsoverzicht bevat alleen de wijzigingen van deze versie van dit toepassingsprofiel ten opzichte van de voorgaande versie. De versiehistorie van eerdere versies staat in bijlage 2.
In het wijzigingsoverzicht wordt met WELT-xx verwezen naar de Wensen en Eisen Lijst voor de TPOD-standaard. Deze lijst bevat meldingen en wijzigingsverzoeken die door gebruikers van de standaard zijn ingediend. De ingediende meldingen zijn te vinden via https://www.geonovum.nl/geo-standaarden/omgevingswet/meldingen.
Voor de STOP-standaard bestaat een vergelijkbaar meldingssysteem, waarnaar wordt verwezen met STOP#xx. De STOP-issuetracker is te vinden via https://gitlab.com/koop/STOP/standaard/-/issues.
Versie | Datum | Wijziging |
---|---|---|
3.0.0 | 2023-12-15 | Hele document:
|
3.0.0 | 2023-12-15 | In alle kaders over toekomstige functionaliteit is nu ook aangegeven of er een workaround bestaat en zo ja, wat die workaround is |
3.0.0 | 2023-12-15 | Paragraaf 3.4 Annoteren
|
3.0.0 | 2023-12-15 | Paragraaf 3.5 Waardelijsten (WELT-261)
|
3.0.0 | 2023-12-15 | Paragraaf 3.6 Presentatiemodel
|
3.0.0 | 2023-12-15 | Hoofdstuk 4 De vormgeving van Besluit en Regeling bij de instructie
|
3.0.0 | 2023-12-15 | Paragraaf 5.2 Specificatie van de Vrijetekststructuur
|
3.0.0 | 2023-12-15 | Paragraaf 6.1.2 Locatie:
|
3.0.0 | 2023-12-15 | Paragraaf 6.1.3 Annotatie
|
3.0.0 | 2023-12-15 | De wijziging ‘Toekennen van OW-objecten aan Regelingen’ (WELT-268) omvat 3 onderdelen:
Het feitelijke toekennen van OW-objecten aan Regelingen wordt door DSO-LV uitgevoerd, de TPOD-standaard maakt dit al mogelijk. De andere onderdelen zijn wel wijzigingen van de TPOD-standaard, ze zijn nodig ter ondersteuning van het toekennen van OW-objecten aan Regelingen. Deze onderdelen van de wijziging zijn als volgt verwerkt:
|
3.0.0 | 2023-12-15 | Paragraaf 7.1 Productmodel
|
3.0.0 | 2023-12-15 | Paragraaf 7.6 Objecttype Locatie:
|
3.0.0 | 2023-12-15 | Paragraaf 7.7 Objecttype Geometrie
|
3.0.0 | 2023-12-15 | Paragraaf 7.8 Objecttype Regelingsgebied In paragraaf 7.8.1 Toelichting op de toepassing toegevoegd:
|
3.0.0 | 2023-12-15 | Hoofdstuk 8 Wijzigen van omgevingsdocumenten met wijzigingsbesluiten
|
3.0.0 | 2023-12-15 | Hoofdstuk 10 Procedure, aan te leveren producten en gegevens
|
3.0.0 | 2023-12-15 | Hoofdstuk 11 Rectificatie en Revisie
|
Het motto van de Omgevingswet is ‘Ruimte voor ontwikkeling, waarborgen voor kwaliteit’. De Omgevingswet staat voor een goede balans tussen het benutten en beschermen van de fysieke leefomgeving. Met benutten wordt bedoeld het doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving om maatschappelijke behoeften te vervullen. Bij beschermen gaat het over het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit.
De Omgevingswet bundelt de wetgeving en regels voor ruimte, wonen, infrastructuur, milieu, natuur en water. Met de Omgevingswet wordt het huidige stelsel van ruimtelijke regels volledig herzien en wordt het fundament van het nieuwe stelsel voor het omgevingsrecht gelegd. Met het vernieuwen van het omgevingsrecht wil de wetgever vier verbeteringen bereiken:
Het omgevingsrecht is inzichtelijk, voorspelbaar en gemakkelijk in het gebruik.
De leefomgeving staat op een samenhangende manier centraal in beleid, besluitvorming en regelgeving.
Een actieve en flexibele aanpak biedt overheden meer afwegingsruimte om doelen voor de leefomgeving te bereiken.
Besluitvorming over projecten in de leefomgeving gaat sneller en beter.
Voor de realisatie van deze doelen biedt de wetgever diverse juridische instrumenten, waaronder de besluiten en andere rechtsfiguren die verschillende bevoegde gezagen in staat stellen besluiten te nemen die ingrijpen in de leefomgeving. De belangrijkste instrumenten zijn:
Algemene Maatregel van Bestuur (Rijk)
Ministeriële Regeling (Rijk)
Omgevingsvisie (Rijk, provincies en gemeenten)
Omgevingsverordening (Provincies)
Waterschapsverordening (Waterschappen)
Omgevingsplan (Gemeenten)
Projectbesluit (Rijk, provincies en waterschappen)
Programma (Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen)
Besluiten moeten, om werking te kunnen hebben, worden bekendgemaakt respectievelijk gepubliceerd. Daartoe moeten ze worden aangeleverd aan de Landelijke Voorziening Bekendmaken en Beschikbaarstellen (verder: LVBB). De LVBB verzorgt vervolgens de bekendmaking van de besluiten en de consolidatie van wijzigingsbesluiten in de (geconsolideerde) Regeling. Beide worden geplaatst op het internetportaal overheid.nl: de bekendmaking van de besluiten komt op officielebekendmakingen.nl in het digitale publicatieblad van het bevoegde gezag en de geconsolideerde Regeling in de nationale respectievelijk lokale regelingenbank. De geconsolideerde Regeling (in STOP-termen: de Toestand) wordt doorgeleverd aan de hierna te bespreken DSO-LV. Deze processen en de resultaten daarvan zijn nader beschreven in paragraaf 3.8.
Digitalisering is een van de instrumenten voor het behalen van de in paragraaf Tabel 1 genoemde verbeterdoelen. De Omgevingswet bevat de grondslagen voor de Landelijke Voorziening Digitaal Stelsel Omgevingswet (verder: DSO-LV). Daarmee is de juridische basis gelegd voor de ontwikkeling van DSO-LV en kunnen er regels worden gesteld over onder andere gemeenschappelijke definities in de standaarden en voorzieningen die onderdeel zijn van het stelsel.
DSO-LV zorgt voor samenhangende, eenduidige en toegankelijke informatie van goede kwaliteit en draagt bij aan de verbetering van het stelsel van het omgevingsrecht. Het stimuleert een snellere en integrale besluitvorming onder de Omgevingswet en vergroot het gebruikersgemak.
DSO-LV biedt het digitale loket waar initiatiefnemers, overheden en belanghebbenden snel kunnen zien wat kan en mag in de fysieke leefomgeving: het Omgevingsloket. Via het Omgevingsloket kunnen zij:
vergunningen aanvragen en meldingen doen;
zien welke regels en beleid van toepassing zijn op een locatie;
(op termijn) informatie raadplegen over de kwaliteit van de fysieke leefomgeving, zoals gegevens over water- of luchtkwaliteit en geluidbelasting.
Om aan deze doelstellingen van DSO-LV te kunnen voldoen, is het nodig om bepaalde besluiten en andere rechtsfiguren machineleesbaar te maken en de gebruikte gegevens uitwisselbaar te maken. Dat betekent dat ze vanuit informatiekundig en technisch oogpunt moeten worden gestructureerd en gestandaardiseerd.
De Omgevingswet biedt daartoe de mogelijkheid door het stellen van regels over die besluiten en andere rechtsfiguren.
Op grond van artikel 20.26 lid 2 Omgevingswet worden besluiten en andere rechtsfiguren op grond van die wet die bij ministeriële regeling zijn aangeduid als omgevingsdocument, ontsloten via DSO-LV. De bedoelde ministeriële regeling is de Regeling standaarden publicaties Omgevingswet[1] De Regeling standaarden publicaties Omgevingswet is een ministeriële regeling bij de Bekendmakingswet
. Deze regeling wijst besluiten en andere rechtsfiguren aan als omgevingsdocument en stelt het verplicht om die omgevingsdocumenten, en ontwerpen daarvan, elektronisch vorm te geven conform de Standaard voor Officiële Publicaties, het InformatieModel Omgevingswet en het voor het betreffende omgevingsdocument voorgeschreven toepassingsprofiel. Ook bevat deze regeling de verplichting om omgevingsdocumenten voor publicatie aan te bieden aan het Bronhouderkoppelvlak van de LVBB.
De Standaard voor Officiële Publicaties (verder: STOP) beschrijft hoe officiële publicaties moeten worden opgesteld en aangeleverd om te kunnen worden bekendgemaakt of gepubliceerd en om te kunnen worden geconsolideerd. STOP gaat daarbij niet over de inhoud van officiële bekendmakingen, maar beschrijft wel de mechanismen en bouwstenen om die inhoud digitaal vast te leggen.
Per domein kan een specificatie van STOP gemaakt worden. Voor het domein van de Omgevingswet is die specificatie gegeven in het ToepassingsProfiel voor OmgevingsDocumenten (TPOD). Daarbij behoort het InformatieModel Omgevingswet (verder: IMOW). IMOW is het logische model dat is toegespitst op de keten ‘Van plan tot publicatie’. IMOW bepaalt hoe omgevingsdocumenten aan DSO-LV moeten worden aangeleverd. IMOW omvat implementatierichtlijnen en implementatie-afspraken voor de omgevingsdocumenten. IMOW is bedoeld voor bouwers van plansoftware en voor technisch ingestelde medewerkers van bevoegde gezagen en adviesbureaus.
Naast IMOW is er, als serviceproduct, het Conceptueel InformatieModel Omgevingswet (verder: CIMOW). CIMOW is het informatiemodel voor informatie-uitwisseling binnen DSO-LV. CIMOW is bedoeld voor de DSO-keten. Per omgevingsdocument is in een Toepassingsprofiel beschreven op welke wijze STOP en IMOW moeten worden toegepast. Een Toepassingsprofiel is een nadere invulling c.q. beperking van STOP en bevat domein- en omgevingsdocument-specifieke afspraken. De toepassingsprofielen geven de informatiekundige specificaties conform STOP en IMOW voor de (inhoudelijke) onderwerpen, de regels en richtlijnen die gelden voor het betreffende omgevingsdocument. Het is in feite de schakel tussen de juridisch(-inhoudelijke) bepalingen in de Omgevingswet en de technische specificaties voor het opstellen van de afzonderlijke omgevingsdocumenten en de data die daarin wordt vastgelegd en het ontwikkelen van software daarvoor. Het TPOD is primair bedoeld voor beleidsmedewerkers en juristen van de bevoegde gezagen, die de omgevingsdocumenten volgens de standaard inhoud en vorm zullen geven.
De STOP/TPOD-standaard legt vast hoe tekst moet worden ingedeeld en geannoteerd, hoe tekst aan locaties moet worden gekoppeld, welke waardelijsten van toepassing zijn en hoe het resultaat vervolgens uitgewisseld moet worden. Het is aan de bevoegde gezagen om de inhoud te bepalen.
Het onderhavige document is het toepassingsprofiel voor de instructie. Het behoort tot het Toepassingsprofiel voor Omgevingsdocumenten, dat de volgende onderdelen omvat:
Informatiemodel Omgevingswet (document en schema’s);
Toepassingsprofielen voor de omgevingsdocumenten;
Symbolenbibliotheek STOP-TPOD;
Waardelijsten IMOW.
Bij het Toepassingsprofiel voor Omgevingsdocumenten hoort een set van serviceproducten, waaronder:
Conceptueel Informatiemodel Omgevingswet;
Presentatiemodel;
Wegwijzer;
Validatiematrix.
Dit document is in drie delen verdeeld. Deel A beschrijft de uitgangspunten voor de modellering: de doelstellingen van Omgevingswet, STOP/TPOD-standaard en DSO; de juridische, inhoudelijke en procedurele aspecten van de instructie en tot slot de uitgangspunten die de bouwstenen vormden voor de ontwikkeling van de toepassingsprofielen. Deel B is volledig gewijd aan de modellering van de instructie. Beschreven worden de vormgeving van Besluit en Regeling, de toepassing van de STOP-tekststructuren, het annoteren met OW-objecten, het wijzigen van omgevingsdocumenten met wijzigingsbesluiten en enkele andere aspecten. Deel C tenslotte gaat over een aantal aspecten van de aanlevering. Het gaat dan om de wettelijk voorgeschreven procedure die de instructie doorloopt en de producten en gegevens die per stap in die procedure moeten worden aangeleverd. Ook gaat dit hoofdstuk in op rectificatie en revisie.
Dit toepassingsprofiel stelt een aantal (overwegend technische en structurerende) normen voor het opstellen van de instructie. Voorbeelden daarvan zijn het model voor Besluit en Regeling dat op de instructie en een besluit tot vaststelling of wijziging daarvan moet worden toegepast, de attributen die nodig zijn om een bepaalde annotatie vast te leggen en de manier waarop de relatie tussen tekst en werkingsgebied wordt vormgegeven. Uiteraard bevat het toepassingsprofiel ook een toelichting op die normen. Om volstrekt helder te maken wat tot de norm behoort, wordt in de tekst een duidelijk onderscheid gemaakt tussen beide teksttypen. De toelichtende teksten staan steeds in de subparagraaf Toelichting, de normen staan in de subparagraaf Norm. Het gaat hier om de functionele normen uit de standaard, niet om juridische normen die regels stellen. De subparagraaf Norm beschrijft hoe bij het opstellen van de instructie voldaan moet worden aan de TPOD-standaard. Doelstelling hiervan is dat de omgevingsdocumenten van verschillende bevoegde gezagen op eenzelfde manier geraadpleegd en bevraagd kunnen worden en het combineren van informatie uit verschillende omgevingsdocumenten over eenzelfde onderwerp vereenvoudigd wordt. Hiermee hebben deze normen een functionele invalshoek. Validatieregels die bepalen of een instructie kan worden bekendgemaakt en/of in DSO-LV getoond kan worden, kennen een technische invalshoek: kan het geautomatiseerde systeem het document verwerken?
Dit hoofdstuk beschrijft het instrument instructie en heeft als doel de functionele elementen in het toepassingsprofiel te identificeren.
Paragraaf 2.1 schetst het karakter van de instructie. Deze schets bevat informatie op hoofdlijnen, die van belang is voor de functionele elementen in het toepassingsprofiel.
In paragraaf 2.2 staan algemene kenmerken van de instructie. Deze kenmerken geven de (juridische, procedurele, etc.) context weer van de instructie. Paragraaf 2.3 beschrijft domeinspecifieke kenmerken: de inhoud en werking van de instructie. Paragraaf 2.4 ten slotte gaat over het overgangsrecht en de overgangsfase.
Rijk, provincies, waterschappen en gemeenten stellen elk (integraal) beleid en regels vast en nemen vervolgens andere (uitvoerings)besluiten over de ontwikkeling, het gebruik, de bescherming en het beheer en onderhoud van de fysieke leefomgeving voor hun grondgebied. Zij leggen dit vast in één of meerdere omgevingsdocumenten.
Elk van deze bestuurslagen heeft in het stelsel voor het omgevingsrecht zijn eigen bevoegdheden en verantwoordelijkheden en daarmee samenhangende instrumenten, waaronder de omgevingsdocumenten.
De instructie is een besluit van gedeputeerde staten of minister, gericht tot één of een beperkt aantal bij de instructie specifiek aan te duiden bestuursorganen van gemeente, provincie of waterschap, over de uitoefening van een taak of bevoegdheid. Met de instructie geven zij aan het geadresseerde bestuursorgaan opdracht om een bepaalde taak of bevoegdheid uit te oefenen en/of opdracht over de manier waarop de uitoefening van een taak of bevoegdheid moet gebeuren.
Een instructie heeft alleen werking voor het bestuursorgaan waaraan het is gericht en heeft geen rechtstreekse werking voor burgers of bedrijven. Voor hen heeft de instructie pas gevolgen als het bestuursorgaan dat de instructie heeft gekregen, deze heeft uitgevoerd door het nemen van een besluit of door het verrichten van een feitelijke handeling. Voorbeelden zijn het wijzigen van het omgevingsplan op de manier die in de instructie is aangegeven en het verlagen van het waterpeil in een bepaald gebied.
De Omgevingswet bevat in de artikelen 2.33, 2.34, 12.18, 16.13, 16.14 en 19.16 grondslagen voor het geven van een instructie. In de Regeling standaarden publicaties Omgevingswet is alleen de instructie op basis van de artikelen 2.33 en 2.34 Ow aangewezen als besluit waarop de STOP/TPOD-standaard toegepast moet worden. Daarom wordt in dit toepassingsprofiel uitsluitend de instructie op basis van de artikelen 2.33 en 2.34 Ow beschreven.
In Tabel 1 tot en met Tabel 3 zijn de algemene kenmerken van de instructie opgenomen. Deze kenmerken leggen de algemene eigenschappen vast, waarmee informatie over de instructie wordt bijgehouden. Doel van deze tabellen is het weergeven van de meest essentiële algemene kenmerken van het instrument zodat de lezer het beter kan plaatsen en vergelijken met bestaande instrumenten, niet om een volledig sluitende beschrijving te geven. De in de tabellen aangehaalde artikelen zijn afkomstig uit de Omgevingswet (verder: Ow), tenzij anders vermeld.
Onderwerp | Specificatie |
---|---|
Bevoegde bestuurslaag |
|
Bestuursorgaan |
|
Omgevingsdocument kan rechtstreeks ander omgevingsdocument wijzigen (meervoudig bronhouderschap) | Nee |
Ander omgevingsdocument kan rechtstreeks onderhavig omgevingsdocument wijzigen (meervoudig bronhouderschap) | Nee |
Rechtsfiguur kan gewijzigd worden door wijzigingsbesluiten | Ja |
Gedeputeerde staten (verder: GS) kunnen op grond van artikel 2.33 Ow aan gemeenten en waterschappen waarvan het beheergebied geheel of grotendeels in hun provincie ligt, een instructie geven over de uitoefening van een taak of bevoegdheid. Zo'n instructie kunnen zij alleen geven, onder de voorwaarden die in dat artikel zijn genoemd:
aan de gemeenteraad over het in een omgevingsplan stellen van regels die nodig zijn met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties;
aan het waterschapsbestuur, als dat nodig is voor een doelmatige beheersing van het geluid afkomstig van wegen in beheer bij het waterschap;
aan het waterschapsbestuur, als dat nodig is voor een samenhangend en doelmatig regionaal waterbeheer;
aan het dagelijks bestuur van het waterschap over een projectbesluit;
aan het college van burgemeester en wethouders over het volkshuisvestingsprogramma.
Op grond van artikel 2.34 Ow kan een minister aan provinciebestuur, gemeentebestuur of waterschapsbestuur een instructie geven over de uitoefening van een taak of bevoegdheid. Zo'n instructie kan een minister alleen geven, onder de voorwaarden die in dat artikel zijn genoemd:
aan provinciale staten over het in een omgevingsverordening stellen van instructieregels of regels over activiteiten die gevolgen hebben of kunnen hebben voor de fysieke leefomgeving;
aan gedeputeerde staten over een projectbesluit;
aan provinciale staten over een besluit tot vaststelling van geluidproductieplafonds als omgevingswaarden rondom industrieterreinen waarop zich voorzieningen voor defensie bevinden;
aan de gemeenteraad over het in een omgevingsplan stellen van regels die nodig zijn met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties;
aan het dagelijks bestuur van het waterschap over een projectbesluit;
aan gedeputeerde staten over een instructie aan de gemeenteraad over het stellen van regels die nodig zijn met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties;
aan gedeputeerde staten over het volkshuisvestingsprogramma;
aan het college van burgemeester en wethouders over het volkshuisvestingsprogramma;
aan het provinciebestuur of waterschapsbestuur over de uitoefening van een taak of bevoegdheid op het gebied van het beheer van watersystemen of het waterketenbeheer;
aan de gemeenteraad tot het in het omgevingsplan voor een locatie opnemen van de functie-aanduiding rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht en tot het daarbij bepalen dat wordt voorzien in het beschermen daarvan.
GS respectievelijk minister kunnen een termijn stellen waarbinnen uitvoering moet zijn gegeven aan de instructie.
GS kunnen geen instructie geven aan een gemeente als zij toepassing kunnen geven aan artikel 124, 124a of 273a van de Gemeentewet (bij taakverwaarlozing door de gemeente zelf in de zaak voorzien (indeplaatsstelling) respectievelijk het besluit ter vernietiging voordragen aan het Rijk). Aan een waterschap kunnen zij geen instructie geven als zij toepassing kunnen geven aan artikel 156, eerste lid, van de Waterschapswet (bevoegdheid van GS om het betreffende besluit te vernietigen).
De minister kan geen instructie geven als toepassing gegeven kan worden aan:
artikel 124a, 124b of 268 Gemeentewet (bij taakverwaarlozing door de gemeente de provincie verzoeken om in de zaak te voorzien (indeplaatsstelling), zelf in de zaak voorzien of het besluit bij koninklijk besluit vernietigen)
artikel 121 of 261 Provinciewet (bij taakverwaarlozing door de provincie zelf in de zaak voorzien (indeplaatsstelling) respectievelijk het betreffende besluit vernietigen);
de Wet Naleving Europese regelgeving publieke entiteiten.
Voor zowel GS als de minister geldt dat zij geen instructie kunnen geven als deze is bedoeld voor herhaalde uitvoering door verschillende bestuursorganen (artikel 2.35 lid 1 Ow). Voor beiden geldt ook dat een instructie met het oog op een provinciaal respectievelijk nationaal belang alleen kan worden gegeven als dat belang is aangegeven in een door een bestuursorgaan van de provincie of het Rijk openbaar gemaakt document (artikel 2.35 lid 2 Ow).
Zoals hiervoor al beschreven kan de instructie een termijn bevatten waarbinnen de instructie moet zijn uitgevoerd. Als de instructie op dat moment niet is uitgevoerd, blijft het bestuursorgaan tot wie de instructie was gericht in gebreke. Het bestuursorgaan dat de instructie heeft gegeven kan in dat geval gebruik maken van het taakverwaarlozingsinstrumentarium (indeplaatsstelling en (voordragen voor) vernietiging).
Waarover een instructie gegeven kan worden formuleert de Omgevingswet in de meeste gevallen vrij algemeen: mits wordt voldaan aan de gestelde voorwaarden kan over een veelheid aan onderwerpen die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving een instructie worden gegeven. Uitzondering hierop is de instructie van het Rijk over het rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht. Voor dat geval zijn in artikel 2.34 Ow onderwerp en inhoud van de instructie heel concreet aangegeven: de gemeente moet voor een bepaalde locatie de functie-aanduiding rijksbeschermd stadsgezicht of rijksbeschermd dorpsgezicht opnemen en daaraan beschermende regels toevoegen. De Memorie van Toelichting op het ontwerp van de Omgevingswet maakt deze bepalingen nog concreter: de instructie geeft de exacte begrenzing aan van het gebied waarvoor de functie-aanduiding rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht moet worden opgenomen, de instructie geeft een beschrijving van de voor het stads- of dorpsgezicht kenmerkende karakteristieken die door middel van het omgevingsplan beschermd moeten worden en de instructie geeft de opdracht om in het omgevingsplan een passend sloopvergunningenstelsel op te nemen. Omdat het de bedoeling zal zijn dat rijksbeschermde stads- en dorpsgezichten voor onbepaalde tijd beschermd zijn, zal de instructie vermoedelijk ook aangeven dat het beschermingsregime blijvend in het omgevingsplan moet worden opgenomen.
GS respectievelijk de minister moeten tegelijk met of zo spoedig mogelijk na de bekendmaking van de instructie (door toezending aan het bestuursorgaan tot wie de instructie is gericht[5] Artikel 3:41 lid 1 Awb
), mededeling doen van de instructie in het provinciaal blad respectievelijk de Staatscourant[6] Artikel 10.6a Omgevingsbesluit
. In de Regeling standaarden publicaties Omgevingswet (RspO) is ‘de instructie tot het op grond van artikel 2.33 of 2.34 Ow nemen van een besluit’ aangewezen als omgevingsdocument[7] Artikelen 20.21 en 20.26 Ow, artikel 14.4 Omgevingsbesluit, artikel 16.4a Omgevingsregeling en artikel 2 en bijlage 4 Regeling standaarden publicaties Omgevingswet
. Daardoor is het verplicht om dit type instructie elektronisch vorm te geven overeenkomstig STOP, IMOW en het voor de instructie voorgeschreven toepassingsprofiel en ter publicatie aan te bieden aan de LVBB. Voor de instructie tot een andere handeling dan het nemen van een besluit geldt deze verplichting niet.
Aangezien de instructie een omgevingsdocument is dat in DSO-LV getoond moet worden, moet worden aangegeven voor welke locatie(s) de instructie geldt. Het is aan het bevoegd gezag dat de instructie geeft om te bepalen welke locatie met de instructie wordt meegeleverd: het volledige grondgebied van het bevoegd gezag aan wie de instructie wordt gegeven, of een deel daarvan. Het is aan te bevelen om daarin zo specifiek mogelijk te zijn en de instructie alleen de locatie of locaties te geven waarvoor hij daadwerkelijk bedoeld is. Een raadpleger van DSO-LV krijgt dan geen informatie voorgelegd over een instructie die voor de bevraagde locatie geen werking heeft.
Op grond van artikel 16.85 lid 2 Ow wordt voor de mogelijkheid van beroep de instructie op grond van artikel 2.33 of 2.34 Ow geacht deel uit te maken van het besluit waarop de instructie betrekking heeft. Dit betekent dat tegen een instructie die wordt opgevolgd door het nemen van een besluit (door een ander bestuursorgaan) pas beroep kan worden ingesteld in de periode waarin tegen dat andere besluit beroep kan worden ingesteld. De instructie volgt dan ook de beroepsgang van dat andere besluit.
Tegen een instructie op grond van artikel 2.33 of 2.34 Ow waarop artikel 16.85 lid 2 Ow niet van toepassing is, kan direct beroep worden ingesteld bij de Raad van State. Dit is een instructie tot een andere handeling dan het nemen van een besluit.
In de Wet ruimtelijke ordening komt een voorloper van de instructie voor, de (proactieve) aanwijzing van de artikelen 4.2 respectievelijk 4.4 Wro. In de praktijk is gebleken dat er slechts sporadisch gebruik gemaakt wordt van dit instrument. De verwachting is dat dat ook voor de instructie op basis van de Omgevingswet het geval zal zijn. Dat is een reden om de modellering van de instructie relatief eenvoudig te houden.
In de Wro-praktijk is ook gebleken dat het voorkomt dat nadat een proactieve aanwijzing is gegeven, dat besluit enige tijd later gewijzigd wordt, bij voorbeeld als gevolg van bestuurlijk overleg. Daarom maakt de STOP/TPOD-standaard het mogelijk om de instructie met wijzigingsbesluiten te wijzigen.
Het besluit waarmee de instructie is gegeven, blijft permanent beschikbaar op officielebekendmakingen.nl. Nadat voldaan is aan de instructie door de daarin opgedragen taak of bevoegdheid uit te oefenen, is de instructie materieel uitgewerkt. Het is dan niet langer zinvol om de instructie nog in de regelingenbank op overheid.nl en in DSO-LV in het overzicht van actuele instrumenten te zien.
De Invoeringswet Omgevingswet kent alleen overgangsrecht voor aanwijzingen die op grond van de Wet ruimtelijke ordening respectievelijk de Waterwet zijn gegeven: in bepaalde gevallen blijft het oude recht van toepassing en in andere gevallen wordt zo'n aanwijzing gelijkgesteld met een instructie op grond van de Omgevingswet. Er is geen sprake van een in de wet vastgelegde overgangsfase om te komen van proactieve aanwijzing naar instructie.
In dit hoofdstuk worden de uitgangspunten voor de toepassingsprofielen voor omgevingsdocumenten beschreven. Deze uitgangspunten zijn mede gebruikt als bouwstenen voor de ontwikkeling van de TPOD’s. Deze informatie is met name beschrijvend van aard en dient het doel achtergrond te bieden voor deel B, dat de modellering van de instructie beschrijft en voortborduurt op de uitgangspunten beschreven in dit hoofdstuk. Dit hoofdstuk beschrijft generiek de toegepaste principes in algemene bewoording. Het is mogelijk dat onderdelen van die teksten voor de instructie niet van toepassing zijn.
Het proces van opstellen van omgevingsdocumenten en daarbij toepassen van de STOP/TPOD-standaard begint intern bij het bevoegd gezag. Waar dat relevant is voor het instrument kan een informeel deel volgen dat bestaat uit participatie en (voor)overleg. Deze informele fase is vormvrij. In het informele deel van het proces kan een informele versie van het omgevingsdocument gebruikt worden die aan de STOP/TPOD-standaard voldoet, maar dat is niet verplicht.
Bij het opstellen van het omgevingsdocument ten behoeve van het formele deel van het proces moet gebruik gemaakt worden van de standaarden STOP en TPOD. De standaarden ondersteunen ook dit opstelproces. Na het opstellen van het omgevingsdocument volgen voor die instrumenten waarvoor dat van toepassing is publicatie en kennisgeving van het ontwerp van het omgevingsdocument en later publicatie of bekendmaking van het besluit op overheid.nl.
Op overheid.nl worden alleen ontwerp- en vastgestelde besluiten gepubliceerd respectievelijk bekendgemaakt. De DSO-viewer toont alleen ontwerpregelingen en geldende regelingen. Vooralsnog zorgt de DSO-keten niet voor het beschikbaar stellen en raadpleegbaar maken van informele versies van de omgevingsdocumenten, zoals concepten en voorontwerpen.
Er is onderscheid tussen omgevingsdocumenten die regels bevatten, zoals het omgevingsplan, en omgevingsdocumenten die geen regels bevatten, zoals de omgevingsvisie.
Omgevingsdocumenten die regels bevatten, zullen vanuit de gebruikerstoepassing van het DSO het meest bevraagd worden. Daarom worden aan die omgevingsdocumenten extra eisen gesteld ten behoeve van de bekendmaking en zijn er extra mogelijkheden aan toegevoegd voor bevraging en raadpleging. Om deze reden besteden de standaarden bijzondere aandacht aan deze categorie als het gaat om tekststructuur, annotaties en weergave.
De omgevingsdocumenten zonder regels hebben een ander karakter. Ze hebben een vrijere opzet en kennen geen artikelsgewijze indeling. Hiervoor geldt dan ook een aantal eisen niet die wel voor de omgevingsdocumenten met regels gelden, zoals vaste tekststructuren.
De specificaties voor de tekststructuur zijn opgenomen in hoofdstuk 5.
Omgevingsdocumenten komen in principe tot stand door het nemen van een initieel besluit (het eerste besluit waarbij een volledig omgevingsdocument wordt vastgesteld). Bij het omgevingsplan en de waterschapsverordening bestaat het initiële besluit uit een overgangsrechtelijke situatie en/of een regeling van rijkswege. Daarna kunnen de omgevingsdocumenten door wijzigingsbesluiten gewijzigd worden. Voor omgevingsplannen, omgevingsverordeningen, waterschapsverordeningen, AMvB’s, MR en omgevingsvisies geldt de verplichting ze in geconsolideerde vorm beschikbaar te stellen. De LVBB zorgt er voor dat alle achtereenvolgens genomen wijzigingsbesluiten verwerkt worden tot een doorlopende versie van het omgevingsdocument: de geconsolideerde Regeling. In hoofdstuk 4 wordt dit nader beschreven.
Onder annoteren verstaan we het toevoegen van gegevens aan (onderdelen van) een omgevingsdocument die de inhoud van het omgevingsdocument voor de computer vertalen. Door het annoteren kan een viewer locaties en andere gegevens op een kaart en bij een tekst weergeven. Het annoteren zorgt er ook voor dat een omgevingsdocument op bepaalde kenmerken doorzoekbaar is. In het geval van omgevingsdocumenten met artikelstructuur waarin regels over activiteiten worden gesteld, helpt het annoteren ook bij het verbinden van toepasbare regels, oftewel vragenbomen, aan regels met locaties. De gegevens die bij het annoteren worden toegevoegd worden niet in de voor de mens leesbare tekst weergegeven. Voor degene die dat wil zijn ze wel terug te vinden. Het annoteren van omgevingsdocumenten met OW-objecten is beschreven in hoofdstuk 7. Daar wordt ook van ieder OW-object aangegeven wat het doel is van die annotatie, met andere woorden: wat levert de extra inspanning van het annoteren op aan meerwaarde voor gebruiker en opsteller?
Een waardelijst is een collectie van waarden die gebruikt kunnen worden bij het annoteren. Bij diverse attributen van annotaties hoort een waardelijst met vooraf gedefinieerde waarden. De TPOD-standaard kent alleen limitatieve waardelijsten. Dat is een lijst met vooraf gedefinieerde waarden waaruit gekozen moet worden. Deze waardelijst wordt centraal beheerd en kan alleen beheermatig gewijzigd worden, aangezien een wijziging direct effect heeft op de werking en functionaliteiten van de applicaties van DSO-LV en LVBB.
De waardelijsten IMOW zijn vastgelegd in de Stelselcatalogus van het DSO-LV.
In hoofdstuk 7 is per objecttype is aangegeven voor welke attributen een waardelijst geldt.
De inhoud van een omgevingsdocument dient kenbaar te zijn. Daarom moet een omgevingsdocument niet alleen machineleesbaar worden aangeboden, maar is ook een voor de mens te interpreteren weergave noodzakelijk. Uitgangspunt is dat de tekst, de bijbehorende Locaties in combinatie met de annotaties met OW-objecten en de waarden die normen op de verschillende Locaties hebben zo overzichtelijk worden weergegeven dat de raadpleger ze kan interpreteren.
Het Presentatiemodel richt zich op de mensleesbare vorm van het weergeven. Onder weergeven verstaan we het weergeven en visualiseren van de inhoud van een regeling in een voorgedefinieerde vorm (gebruik van symbolen, kleur, lijndikte, arcering, karakterset) conform een afgesproken standaard. Het Presentatiemodel beschrijft daarbij de wijze van weergave van annotaties met OW-objecten op een kaart.
Aangezien een instructie niet wordt geannoteerd met OW-objecten waarop het Presentatiemodel van toepassing is, wordt het Presentatiemodel hier niet verder beschreven.
Informatie en specificaties voor de metadata die moeten worden meegeleverd bij de aanlevering voor de bekendmaking c.q. publicatie van omgevingsdocumenten zijn te vinden in de STOP-documentatie.
Het bevoegd gezag levert via het digitale kanaal het digitale besluit aan via het bronhouderkoppelvlak. Het digitale besluit bestaat uit een generiek formeel deel met daarin de artikelen c.q. beleidstekst en geografische informatieobjecten (verder afgekort tot GIO, zie hiervoor paragraaf 6.1.2.1) en een Omgevingswetdeel met specifieke objecten vanuit dit domein (verder: OW-objecten, zie hiervoor hoofdstuk 7). In het geval van een wijzigingsbesluit levert het bevoegd gezag de consolidatie-instructies ten behoeve van het consolideren van het wijzigingsbesluit in de regeling. Beide delen vormen een gevalideerd consistent geheel. De LVBB verzorgt de publicatie van het formele deel van het besluit in het digitale publicatieblad van het bevoegde gezag op officiëlebekendmakingen.nl en consolideert het besluit in de regeling. De OW-objecten worden gedistribueerd naar DSO-LV ten behoeve van het Omgevingsloket.
Op officielebekendmakingen.nl wordt het besluit formeel bekend gemaakt in het digitale publicatieblad van het bevoegde gezag. De authentieke tekst van het besluit wordt in PDF-formaat weergegeven en er is een zogeheten landingspagina voor de informatieobjecten. Tevens is er een web-versie van het besluit.
Daarnaast worden de consolidatie-instructies verwerkt in de geldende regeling van dat moment. Dit resulteert in een documentgerichte weergave van de regeling van waaruit de informatieobjecten kunnen worden benaderd. De informatieobjecten worden afzonderlijk getoond in een interactieve viewer en kunnen vanuit daar ook worden gedownload.
Raadplegen is alleen mogelijk per omgevingsdocument of regeling en dus ook alleen van één bevoegd gezag. Er is geen integraal overzicht van alle regels voor de leefomgeving.
DSO-LV ontvangt de geconsolideerde regeling met de OW-objecten. In het Omgevingsloket zijn diverse functies beschikbaar voor de gebruiker. Het biedt de mogelijkheid tot het oriënteren op de integrale regels of het integrale beleid over de fysieke leefomgeving via de kaart. Met een klik op de kaart zijn de daar geldende regels en het geldende beleid te raadplegen. De locaties uit de diverse regelingen worden via een legenda gesymboliseerd op de kaart. De tekst en kaart geven ook selectiemogelijkheden, bijvoorbeeld het tonen van regeltekst en locaties voor een specifieke activiteit, het uitsluitend tonen van regels die voor iedereen gelden of het tonen van beleid over een specifiek beleidsaspect met de bijbehorende locaties. De getoonde tekst komt uit de geconsolideerde Regelingen vanuit de officiële publicatiebladen.
Tot slot vormen, in omgevingsdocumenten met artikelstructuur waarin regels over activiteiten worden gesteld, de OW-objecten Activiteit en ActiviteitLocatieaanduiding de basis voor de toepasbare regels (vragenbomen) in het Omgevingsloket. De locaties zijn gekoppeld aan de activiteiten in de vragenboom. De vragenbomen zelf worden via een apart kanaal aangeleverd.
Dit deel beschrijft de modellering van de instructie en voorziet in de vertaling van (een deel van) de kenmerken van de tabellen uit hoofdstuk 2 naar modellen voor tekst en annotaties die de kenmerken structureren en aan elkaar relateren. De beschrijvingen van de modellen leggen uit hoe de instructie zodanig gestructureerd wordt, dat het machineleesbaar en op een gestandaardiseerde manier uitwisselbaar wordt.
Hoofdstuk 4 beschrijft de vormgeving van Besluit en Regeling bij de instructie. In hoofdstuk 5 wordt de toepassing van de STOP-tekststructuren op de instructie beschreven. Hoofdstuk 6 geeft een inleiding op het Informatiemodel Omgevingswet (IMOW). Hoofdstuk 7 beschrijft in detail het annoteren met OW-objecten van de instructie. Hoofdstuk 8 licht het wijzigen van omgevingsdocumenten met wijzigingsbesluiten toe. In hoofdstuk 9 komen de resterende modelleringsaspecten aan de orde.
IMOW en de toepassing daarvan vormen een domeinspecifieke toepassing van STOP. Om een omgevingsdocument op te stellen en juridisch juist te kunnen bekendmaken is het uiteraard ook nodig om te voldoen aan de specificaties van STOP. Die zijn voor zover nodig en mogelijk in dit toepassingsprofiel beschreven. Voor het overige wordt verwezen naar de STOP-standaard.
Het samenstel van Awb, Bekendmakingswet en Omgevingswet maakt, voor besluiten die niet tot een of meer belanghebbenden zijn gericht en die zijn voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 Awb, onderscheid tussen het (ontwerp)besluit en de op dat (ontwerp)besluit betrekking hebbende stukken. Met het (ontwerp)besluit wordt hier bedoeld dat wat het bestuursorgaan besluit (of voornemens is te besluiten) en wat het bestuursorgaan vaststelt (c.q. gaat vaststellen). De op het (ontwerp)besluit betrekking hebbende stukken zijn stukken die het bestuursorgaan gebruikt bij de onderbouwing van het (ontwerp)besluit, maar niet vaststelt. Een voorbeeld: als de gemeenteraad het besluit neemt tot wijziging van het omgevingsplan, stelt hij de wijziging van het omgevingsplan vast. Rapportages van onderzoeken die zijn uitgevoerd ter onderbouwing van die wijziging zijn op het (ontwerp)besluit betrekking hebbende stukken. De gemeenteraad stelt deze stukken niet vast, maar betrekt ze bij het nemen van het besluit.
Het (ontwerp)besluit moet gepubliceerd c.q. bekend gemaakt worden door plaatsing van de volledige inhoud van het (ontwerp)besluit in het publicatieblad van het bevoegd gezag[8] Artikelen 3:11 lid 1 en 3:44 lid 2 Awb en artikelen 5, 6 en 12 Bekendmakingswet
. De op het (ontwerp)besluit betrekking hebbende stukken moeten ter inzage gelegd worden. Deze terinzagelegging geschiedt zowel op elektronische wijze als op een door het bestuursorgaan aan te wijzen locatie. De (elektronische) terinzagelegging vindt niet plaats in de publicatiebladen.
De LVBB moet kunnen bepalen wat in het publicatieblad gepubliceerd dan wel bekendgemaakt moet worden (namelijk alles wat behoort tot het in de vorige paragraaf beschreven besluit in de juridische context) en dat wat geconsolideerd moet worden. Daartoe maakt de STOP/TPOD-standaard onderscheid tussen Besluit en Regeling.
De Regeling bevat de juridische regels c.q. beleid- of realisatietekst en de geografische begrenzingen van de gebieden waar de regels c.q. de beleid- of realisatietekst gelden, die door het bestuursorgaan worden vastgesteld, gewijzigd of ingetrokken. Voorbeelden zijn het omgevingsplan en de omgevingsvisie. Het Besluit bevat de tekst waarmee het bestuursorgaan bepaalt wat er gebeurt bij de bekendmaking: het stelt een initiële regeling vast, het wijzigt een regeling, het trekt een regeling in etc. Het bestuursorgaan bepaalt ook wanneer die vaststelling, wijziging of intrekking in werking treedt. Onderdeel van het Besluit is dus ook de nieuwe regeling of de wijziging van de regeling. Voorbeelden zijn het raadsbesluit met alle bijbehorende onderdelen waarmee de gemeenteraad een wijziging van het omgevingsplan vaststelt en het statenbesluit met alle bijbehorende onderdelen waarmee provinciale staten de omgevingsvisie vaststellen.
Het Besluit wordt, met inbegrip van de inhoud of wijziging van de Regeling die onderdeel is van het Besluit, bekendgemaakt in het publicatieblad van het bevoegd gezag op officielebekendmakingen.nl. De juridisch geldende versie van de instructie waaraan rechten en plichten kunnen worden ontleend, bestaat uit de verzameling van de nieuwe regeling en alle daarna vastgestelde wijzigingen van die regeling. Om die verzameling op een voor de mens leesbare en begrijpelijke manier weer te geven is er ook de geconsolideerde Regeling. Een (Toestand van een) geconsolideerde Regeling bevat de inhoud van een regeling zoals die geldt op een bepaald moment. De geconsolideerde Regeling wordt afgeleid uit de initiële regeling waarin steeds de (in werking getreden) wijzigingen uit de wijzigingsbesluiten zijn verwerkt tot een doorlopende versie van de instructie. De geconsolideerde Regeling vormt de basis voor de weergave van de regeling in de nationale respectievelijk lokale regelingenbank op overheid.nl én van de versie van de instructie die in DSO-LV te raadplegen is.
Bij Besluit en Regeling kunnen bijlagen worden gevoegd die integraal onderdeel zijn van de tekst van Besluit of Regeling maar om redenen van leesbaarheid e.d. niet in het lichaam van Besluit of Regeling kunnen worden opgenomen. Rapportages van onderzoeken die zijn uitgevoerd ter onderbouwing van het nemen van het juridische besluit als bedoeld in de vorige paragraaf zijn op het besluit betrekking hebbende stukken. Het zijn geen bijlagen bij Besluit of Regeling als bedoeld in de STOP/TPOD-standaard. Ze worden niet in de publicatiebladen gepubliceerd maar ter inzage gelegd. Zie voor de elektronische terinzagelegging van deze stukken paragraaf 4.2.3.
In paragraaf 4.1.1 over het besluit in de juridische context is beschreven dat het samenstel van Awb, Bekendmakingswet en Omgevingswet leidt tot onderscheid tussen het besluit en de op dat besluit betrekking hebbende stukken. Het besluit is dat wat het bestuursorgaan besluit en vaststelt. Het besluit wordt bekend gemaakt in het publicatieblad van het bevoegd gezag. Van het besluit kunnen bijlagen deel uitmaken. Deze bijlagen bevatten informatie die onderdeel is van wat het bestuursorgaan vaststelt maar om redenen van omvang, leesbaarheid en/of vormgeving niet goed in het besluit kan worden opgenomen. Bijlagen worden dus ook in het publicatieblad opgenomen.
Op het (ontwerp)besluit betrekking hebbende stukken zijn stukken die het bestuursorgaan gebruikt bij de onderbouwing van het besluit, maar niet vaststelt. Rapportages van onderzoeken die zijn uitgevoerd ter onderbouwing van het besluit zijn typische voorbeelden van op het (ontwerp)besluit betrekking hebbende stukken. De op het (ontwerp)besluit betrekking hebbende stukken moeten ter inzage gelegd worden. Die terinzagelegging vindt niet plaats in het publicatieblad.
Er is informatie die onderdeel vormt van (een besluit tot vaststelling of wijziging van) een omgevingsdocument maar niet goed direct in het lichaam van besluit of regeling is op te nemen. Deze informatie wordt dan in een bijlage opgenomen. Redenen daarvoor zijn met name leesbaarheid en vormgeving (denk aan lange lijsten en complexe tabellen). Ook kan een bijlage bestaan uit verwijzingen naar de (geografische) informatieobjecten of uit niet-tekstuele informatie. Deze bijlagen worden als onderdeel van Besluit en Regeling gepubliceerd c.q. bekend gemaakt in het publicatieblad.
Bijlagen kunnen worden gepubliceerd als:
bijlage als onderdeel van de tekst in STOP-XML;
PDF-document, gemodelleerd als informatieobject.
De hoofdregel is dat elke tekst die onderdeel is van een besluit of regeling, dus ook een bijlage, wordt vormgegeven als onderdeel van de tekst in STOP-XML. Op die manier is gewaarborgd dat de teksten voldoen aan alle wettelijke eisen betreffende publicatie en bekendmaking. De teksten kunnen dan juridisch rechtsgeldig gepubliceerd en geconsolideerd worden en de voorzieningen kunnen ze volgens de richtlijnen van digitale toegankelijkheid ontsluiten. Ook is het dan mogelijk om te verwijzen naar specifieke onderdelen van de tekst en om onderdelen van de tekst te muteren. Slechts in bijzondere gevallen is het toegestaan een bijlage als PDF-document aan te leveren. Dat is omdat het niet altijd mogelijk is om tekst in STOP-XML uit te wisselen zonder de tekst te moeten overtypen. Het aanleveren van een bijlage als PDF-document is alleen toegestaan in specifieke gevallen die in het betreffende toepassingsprofiel zijn vastgelegd. In dit toepassingsprofiel is dat gedaan in de normen in paragraaf 4.4. Het gebruik van een PDF-document als bijlage is alleen toegestaan als het voor het bevoegd gezag redelijkerwijs niet mogelijk is om de bijlage als onderdeel van de tekst in STOP-XML op te stellen én als de bijlage informatie bevat die daadwerkelijk als (te consolideren) bijlage gezien kan worden.
Opgemerkt wordt dat aan DSO-LV alleen tekstonderdelen worden doorgeleverd die in de Regeling zijn opgenomen. DSO-LV kan dus ook alleen die onderdelen tonen. Bijlagen die onlosmakelijk onderdeel zijn van het omgevingsdocument zelf, zoals bijlagen bij de regels of de beleidstekst, moeten dus in de Regeling zelf worden opgenomen om in DSO-LV getoond en gebruikt te kunnen worden.
Een bijlage die onderdeel is van de tekst wordt gecodeerd in XML overeenkomstig het STOP-model voor Vrijetekststructuur dat is beschreven in paragraaf 5.2. Een bijlage die onderdeel is van de regeling wordt geconsolideerd, een bijlage die onderdeel is van het besluit wordt niet geconsolideerd. Een voorbeeld van een bijlage die onderdeel is van de tekst in STOP-XML is de bijlage met verwijzingen naar de GIO’s.
Een bijlage die niet in XML via het STOP-model gecodeerd kan worden, is in STOP een informatieobject. Een informatieobject is een zelfstandige entiteit die onderdeel is van het besluit of de regeling waarin het vastgesteld wordt, maar niet is opgenomen in de (XML-) tekst van besluit of regeling.
Naast het geografisch informatieobject, dat wordt beschreven in paragraaf 6.1.2.1, kent STOP het informatieobject dat wordt gebruikt voor tekstuele bijlagen. De bijlage wordt in de vorm van een PDF-document met het besluit meegegeven, gemodelleerd als informatieobject. Een bijlage mag alleen als PDF-document worden aangeleverd als het voor het bevoegd gezag redelijkerwijs niet mogelijk is om de bijlage als onderdeel van de tekst in STOP-XML op te stellen én als de bijlage informatie bevat die daadwerkelijk als (te consolideren) bijlage gezien kan worden. Als de bijlage bekendgemaakt en/of geconsolideerd moet worden, moet het PDF-document onveranderlijk zijn. Daarom moet het voldoen aan de eisen van PDF/A-1a of PDF/A-2a. Bij een latere wijziging van het informatieobject moet het gehele document worden vervangen. STOP kent namelijk geen voorziening om een informatieobject te muteren.
Let op dat een PDF-document als informatieobject precies hetzelfde werkt als een GIO. In een bijlage Informatieobjecten wordt de naam van het PDF-document opgenomen op een manier vergelijkbaar met een begrip en zijn definitie: bij wijze van definitie komt achter de naam van het PDF-document de volledige identificatie van het informatieobject. Aanbevolen wordt om twee verschillende bijlagen informatieobjecten te maken: een bijlage voor de GIO’s en een bijlage voor de PDF-document-informatieobjecten. In de bekendmaking en de viewers op overheid.nl en in DSO-LV zijn PDF-documenten alleen via een omweg (mogelijk via het klikken op een link) te raadplegen. Dit is een extra reden waarom wordt aanbevolen om als dat maar enigszins mogelijk is, bijlagen als onderdeel van de tekst in STOP-XML toe te voegen.
In paragraaf 4.2.1 is aangegeven wat op het (ontwerp)besluit betrekking hebbende stukken zijn: dat zijn stukken die het bestuursorgaan gebruikt bij de onderbouwing van het besluit, maar geen integraal onderdeel vormen van de tekst van Besluit of Regeling. Bekende voorbeelden zijn de rapportages van onderzoeken die zijn uitgevoerd ter onderbouwing van het besluit, zoals een milieueffectrapportage en rapportages van akoestisch onderzoek, archeologisch onderzoek en bodemonderzoek, en de zienswijzennota. Volgens Awb en Bekendmakingswet zijn op het (ontwerp)besluit betrekking hebbende stukken geen onderdeel van de publicatie of bekendmaking in het publicatieblad, maar worden ze ter inzage gelegd. Vanuit het besluit in het publicatieblad moet het mogelijk zijn om op eenvoudige wijze de elektronisch ter inzage gelegde stukken te raadplegen.
Over deze stukken bepaalt de Awb het volgende:
De op het ontwerpbesluit betrekking hebbende stukken liggen ter inzage gedurende de termijn van zes weken voor het naar voren brengen van zienswijzen, die begint op de dag waarop het ontwerp ter inzage is gelegd en daarvan kennis is gegeven[9] Artikelen 3:11 en 3:16 Awb
.
De op het definitieve besluit betrekking hebbende stukken liggen ter inzage totdat de beroepstermijn van zes weken is verstreken[10] Artikelen 3:44 en 6:7 Awb
. De beroepstermijn begint op de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt (of, in het geval van een besluit dat aan goedkeuring is onderworpen, op de dag na die waarop het goedkeuringsbesluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt)[11] Artikel 6:8 Awb
.
Uitgangspunt van de wetgever is dus dat de op het (ontwerp)besluit betrekking hebbende stukken gedurende de zes weken van de zienswijzen- respectievelijk beroepstermijn ter inzage liggen. Het kan uiteraard voorkomen dat betrokkenen ook na die termijnen kennis willen nemen van deze stukken. Als de stukken dan niet meer elektronisch worden ontsloten, zou een betrokkene het bestuursorgaan moeten verzoeken om toezending van die stukken, of naar een fysieke locatie toe moeten om inzage te krijgen in die stukken. Daarom wordt aanbevolen om de elektronische terinzagelegging van de op het ontwerpbesluit betrekking hebbende stukken en de op het (definitieve) besluit betrekking hebbende stukken in ieder geval te laten voortduren totdat de volledige procedure is afgerond. Bij een besluit waartegen geen beroep openstaat is dat totdat het besluit in werking is getreden. Bij een besluit waartegen wel beroep openstaat is dat in ieder geval tot het einde van de beroepstermijn en, als beroep tegen het besluit is ingesteld, totdat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak heeft gedaan op de beroepen.
Naast de verplichting om op het (ontwerp)besluit betrekking hebbende stukken ter inzage te leggen, gelden ook de verplichtingen uit de Archiefwet. Op grond van deze wet zijn overheidsorganen verplicht de onder hen berustende archiefbescheiden te bewaren en om ze na afloop van de voor het betreffende stuk geldende bewaartermijn te vernietigen.
Toekomstige functionaliteit
Onderzocht wordt of in de toekomst voor de elektronische terinzagelegging van stukken die betrekking hebben op het (ontwerp)besluit van omgevingsdocumenten gebruik gemaakt kan worden van een nog te ontwikkelen centrale voorziening voor het ontsluiten van dergelijke stukken in het kader van de Wet open overheid en de Bekendmakingswet. Wanneer duidelijk is of voor deze stukken gebruik gemaakt kan worden van een centrale voorziening, welke voorziening dat is en hoe de aanlevering moet plaatsvinden, zal dat in een volgende versie van dit toepassingsprofiel beschreven worden.
Workaround
Zolang er geen centrale voorziening is voor de elektronische terinzagelegging van op het (ontwerp)besluit betrekking hebbende stukken, past het bevoegd gezag naar keuze één van de volgende methoden toe:
het ontsluit de betreffende stukken op een zelf te bepalen elektronische wijze, bijvoorbeeld via de eigen website, of
het levert de betreffende stukken aan de LVBB aan als onderdeel van het Besluit conform STOP. Daarbij moet worden voldaan aan de eisen aan PDF-bijlagen die in dit hoofdstuk zijn beschreven. De LVBB stelt beperkingen aan de bestandsgrootte.
Op het besluit betrekking hebbende stukken zijn stukken waarmee het bestuursorgaan het besluit onderbouwt en motiveert. Wanneer het bevoegd gezag zelf de stukken op elektronische wijze ontsluit, neemt het in het onderdeel Motivering dan wel in het onderdeel Toelichting van het Besluit een link op naar de webpagina waar die stukken zijn ontsloten, en/of een link naar het betreffende stuk op die webpagina. Wanneer het bevoegd gezag de stukken opneemt als onderdeel van het Besluit, neemt het ze op als Bijlagen bij de Motivering dan wel de Toelichting.
Wanneer het bevoegd gezag zelf de stukken op elektronische wijze ontsluit, wordt aanbevolen om de terinzagelegging op elektronische wijze van de op het ontwerpbesluit betrekking hebbende stukken en de op het (definitieve) besluit betrekking hebbende stukken in ieder geval te laten voortduren totdat de volledige procedure is afgerond.
STOP schrijft voor hoe een officiële publicatie vormgegeven en aangeleverd moet worden om te kunnen worden bekendgemaakt of gepubliceerd en om te kunnen worden geconsolideerd. Onderdeel van die voorschriften van STOP zijn de modellen voor Besluit en Regeling en de tekststructuren. Beide spelen een belangrijke rol bij het opstellen en aanleveren van omgevingsdocumenten. De TPOD-standaard geeft daarvan per type omgevingsdocument een specificatie: welk model moet worden gebruikt en hoe moet dat model worden toegepast.
Er zijn modellen voor het Besluit en modellen voor de Regeling. De STOP/TPOD-standaard kent voor het Besluit de modellen BesluitKlassiek en BesluitCompact. Voor de Regeling zijn dat de modellen RegelingKlassiek, RegelingCompact, RegelingVrijetekst en RegelingTijdelijkdeel. RegelingKlassiek is uitsluitend bedoeld voor de instrumenten met regels van het Rijk. RegelingCompact is het model voor de decentrale regels, oftewel de instrumenten met regels van gemeente, waterschap en provincie, maar kan ook voor instrumenten met regels van het Rijk gebruikt worden. Het Rijk heeft dus een keuzemogelijkheid tussen RegelingKlassiek en RegelingCompact, waarbij wordt opgemerkt dat als het omgevingsdocument eenmaal is vormgegeven conform een van de modellen, er niet op een later moment in de levensloop van datzelfde omgevingsdocument zomaar kan worden overgestapt op het andere model. RegelingVrijetekst wordt gebruikt voor alle instrumenten met Vrijetekststructuur. RegelingTijdelijkdeel tot slot is het model dat moet worden gebruikt wanneer een tijdelijk regelingdeel wordt toegevoegd aan de geconsolideerde regeling van omgevingsplan of omgevingsverordening: bij een voorbereidingsbesluit, een reactieve interventie en een projectbesluit als dat een of meer omgevingsplannen wijzigt met regels die nodig zijn voor het uitvoeren en in werking hebben of in stand houden van het project. BesluitKlassiek wordt alleen in combinatie met RegelingKlassiek gebruikt. BesluitCompact wordt gebruikt als besluitmodel bij RegelingCompact, RegelingVrijetekst en RegelingTijdelijkdeel. In het vervolg van dit hoofdstuk worden alleen de modellen beschreven die voor de instructie van toepassing zijn.
De modellen voor Regeling en Besluit die in het geval van de instructie gebruikt moeten worden, zijn in detail beschreven in paragraaf 4.4.
De STOP/TPOD-standaard onderscheidt twee tekststructuren:
Artikelstructuur: de tekststructuur voor het Lichaam[12] Lichaam van de regeling als bedoeld in Aanwijzing 3.53 van de Aanwijzingen voor de regelgeving en in STOP
van een Regeling als dat is opgebouwd uit één of meer artikelen;
Vrijetekststructuur:
de tekststructuur voor het Lichaam van een Regeling van juridisch authentieke documenten die geen artikelen bevat;
de tekststructuur voor onderdelen van Besluit en Regeling buiten het Lichaam.
Opgemerkt wordt dat er ook in het Lichaam van een Besluit artikelen voorkomen. Deze artikelen vallen echter niet onder het begrip Artikelstructuur. Dat de elementen van de Vrijetekststructuur worden gebruikt buiten het Lichaam geldt zowel voor omgevingsdocumenten met Artikelstructuur als voor omgevingsdocumenten met Vrijetekststructuur, en zowel voor Besluit als voor Regeling.
In het vervolg van dit hoofdstuk is vastgelegd welke modellen voor Besluit en Regeling gebruikt moeten worden en welke bijzondere bepalingen gelden voor de instructie. In hoofdstuk 5 zijn de STOP-tekststructuren en de toepassing daarvan op de instructie beschreven.
Bij het opstellen en wijzigen van omgevingsdocumenten werkt het bevoegd gezag in de eigen plansoftware aan het omgevingsdocument in Regeling-vorm: de volledige inhoud van het omgevingsdocument. Met de volledige inhoud wordt bedoeld: alle divisies (en onderliggende elementen en inhoud), alle informatieobjecten en alle OW-informatie.
Voorafgaand aan de publicatie van een ontwerpbesluit en voorafgaand aan (en eventueel ook na) het nemen van een definitief besluit genereert de software van het bevoegd gezag uit die Regeling een Besluit. In het geval van een besluit tot het instellen van een nieuwe Regeling genereert de software een Besluit met daarin de volledige nieuwe Regeling, in het geval van een wijzigingsbesluit genereert de software een Besluit dat -in principe in renvooiweergave- de wijzigingen bevat van de bestaande Regelingversie naar de nieuwe Regelingversie, oftewel een overzicht van de wijzigingen die het besluit aanbrengt in de bestaande Regeling. Naast het onderdeel met de nieuwe Regeling of de wijzigingen in de Regeling, bevat het Besluit ook andere onderdelen, zoals de ondertekening, motivering en bijlagen. Het bevoegd gezag levert het Besluit aan de LVBB aan. De LVBB zorgt er voor dat het aangeleverde Besluit bekend gemaakt wordt en genereert met behulp van het Besluit een nieuwe RegelingVersie, oftewel een nieuwe geconsolideerde Regeling. Om het de LVBB mogelijk te maken om die verwerkingen te doen stelt de STOP/TPOD-standaard eisen aan de vormgeving van de tekst van Besluit en Regeling. Die eisen zijn vastgelegd in modellen voor Besluit en modellen voor Regeling.
Het model voor het Besluit is beschreven in paragraaf 4.4.2. Het model voor de Regeling is het onderwerp van paragraaf 4.4.3. In de paragrafen Norm wordt voorgeschreven hoe de modellen moeten worden toegepast. In de paragrafen Toelichting en Voorbeeld bij beide worden tekstvoorbeelden gegeven. Die (tekst)voorbeelden zijn bedoeld om voor verschillende omgevingsdocumenten met Vrijetekststructuur de toepassing van die modellen toe te lichten.
Op de instructie moeten de modellen BesluitCompact en RegelingVrijetekst worden toegepast.
In het Besluit staat wat het bestuursorgaan vaststelt (of wijzigt), met inbegrip van de procedure van totstandkoming en de motivering van het besluit. Het Besluit wordt, met inbegrip van de inhoud of wijziging van de Regeling die onderdeel is van het Besluit, bekendgemaakt op officielebekendmakingen.nl.
In paragraaf 4.4.2.1 is de norm voor de toepassing van het STOP-model BesluitCompact op de instructie vastgelegd: welke elementen moeten respectievelijk mogen worden gebruikt en hoe vaak kunnen ze voorkomen. Paragraaf 4.4.2.2 geeft een uitgebreide toelichting op de elementen van het Besluit, waaronder ook tips over het al dan niet gebruikelijk zijn van een bepaald element. In paragraaf 4.4.2.3 worden norm en toelichting concreet gemaakt met een voorbeeld.
Opgemerkt wordt dat de modellen voor Besluit en Regeling XML-modellen zijn. Met de in de volgende paragrafen genoemde elementen worden dus (STOP-)XML-elementen bedoeld.
Omwille van de leesbaarheid en herkenbaarheid zijn de namen van de ‘hoofdelementen’ vetgedrukt en die van de ‘subelementen’ schuingedrukt. De ‘hoofdelementen’ zijn genummerd om er in de toelichting en het voorbeeld in de volgende paragrafen naar te kunnen verwijzen.
Voor een besluit tot vaststelling of wijziging van de instructie moet gebruik gemaakt worden van het model BesluitCompact. BesluitCompact bevat de volgende elementen:
RegelingOpschrift: STOP-element dat de officiële titel van het Besluit bevat. Verplicht element. Komt 1 keer voor.
Aanhef: STOP-element dat een blok tekst aan het begin van een Besluit bevat. Optioneel element. Komt 0 of 1 keer voor.
Lichaam: STOP-element dat het lichaam (oftewel het dictum) van het Besluit bevat: dat wat het bestuursorgaan vaststelt of wijzigt. Verplicht element. Komt 1 keer voor. Bestaat voor zowel initieel besluit (besluit dat een regeling instelt) als wijzigingsbesluit (besluit dat een regeling wijzigt) uit de volgende elementen:
WijzigArtikel: STOP-element dat beschrijft wat wordt vastgesteld of gewijzigd en verwijst naar de WijzigBijlage. Verplicht element. Komt ten minste 1 keer voor.
Een WijzigArtikel moet de volgende onderdelen bevatten:
Kop: STOP-element dat de Kop bevat. Verplicht element. Komt 1 keer voor. Bevat ten minste één van de Kopelementen Label, Nummer en Opschrift; ieder van deze onderdelen komt 0 of 1 keer voor.
Wat: STOP-element dat bevat:
een tekstuele omschrijving van dat wat het bestuursorgaan vaststelt (in het geval van een initieel besluit) respectievelijk wijzigt (in het geval van een wijzigingsbesluit); en
een verwijzing, zowel tekstueel als met IntRef, naar de WijzigBijlage.
Artikel: STOP-element dat een regulier artikel bevat. Verplicht element. Komt ten minste 1 keer voor.
Ieder Artikel moet de volgende onderdelen bevatten:
Kop: STOP-element dat de Kop bevat. Verplicht element. Komt 1 keer voor. Bevat ten minste één van de Kopelementen Label, Nummer en Opschrift; ieder van deze onderdelen komt 0 of 1 keer voor.
Verplichte keuze tussen Lid en Inhoud.
Sluiting: STOP-element dat het Besluit afsluit. Optioneel element. Komt 0 of 1 keer voor. De tekst van de Sluiting staat in een of meer reguliere Alinea’s. Ook kan gebruik gemaakt worden van de optionele elementen Slotformulering, Dagtekening en Ondertekening.
WijzigBijlage: STOP-element dat voor een initieel besluit de inhoud van de instelling van de Regeling en voor een wijzigingsbesluit de wijzigingen van een versie van de Regeling bevat. Verplicht element. Komt ten minste 1 keer voor.
Een WijzigBijlage bevat de volgende elementen:
Kop: STOP-element dat de Kop bevat. Verplicht element. Komt 1 keer voor. Bevat ten minste één van de onderdelen Label, Nummer en Opschrift; ieder van deze onderdelen komt 0 of 1 keer voor. Optioneel kan het element Subtitel worden toegevoegd.
Een verplichte keuze uit:
RegelingVrijetekst: STOP-element dat de volledige tekst van de initiële regeling bevat. Onder voorwaarde verplicht element: alleen te gebruiken bij een initieel besluit; is dan verplicht en komt dan 1 keer voor.
RegelingMutatie: STOP-element dat de wijzigingen tussen twee bevat. Onder voorwaarde verplicht element: alleen te gebruiken bij een wijzigingsbesluit; is dan verplicht en komt dan 1 keer voor.
Bijlage: STOP-element dat een bijlage (in dit geval bij het Besluit) bevat. Optioneel element. Komt zo vaak voor als gewenst.
Hoofdregel is dat een bijlage is vormgegeven als onderdeel van de tekst in STOP-XML. In bijzondere gevallen is het toegestaan een bijlage als PDF-document aan te leveren. Een Bijlage die in STOP-XML wordt opgesteld, bevat de volgende elementen:
Kop: STOP-element dat de Kop bevat. Verplicht element. Komt 1 keer voor. Bevat ten minste één van de Kopelementen Label, Nummer en Opschrift; ieder van deze onderdelen komt 0 of 1 keer voor. Optioneel kan het element Subtitel worden toegevoegd.
De inhoud van de Bijlage, opgebouwd met Divisie (optioneel element) en Divisietekst (verplicht element). Divisie en Divisietekst moeten voldoen aan de specificaties voor de Vrijetekststructuur in paragraaf 5.2.
Sluiting: STOP-element dat de Bijlage afsluit. Optioneel element. Komt 0 of 1 keer voor. De tekst van de Sluiting staat in een of meer reguliere Alinea’s. Ook kan gebruik gemaakt worden van de optionele elementen Slotformulering, Dagtekening en Ondertekening.
Een bijlage mag alleen als PDF-document worden aangeleverd als het voor het bevoegd gezag redelijkerwijs niet mogelijk is om de bijlage als onderdeel van de tekst in STOP-XML op te stellen én als de bijlage informatie bevat die daadwerkelijk als bijlage gezien kan worden. Het PDF-document moet dan voldoen aan de eisen van PDF/A-1a of PDF/A-2a en moet worden gemodelleerd als informatieobject.
Toelichting: STOP-element dat de toelichting op het Besluit bevat. Optioneel element. Komt 0 of 1 keer voor.
Een Toelichting als onderdeel van het Besluit bevat de volgende elementen:
Kop: STOP-element dat de Kop bevat. Verplicht indien de -hierna beschreven- aanbevolen eenvoudige modellering voor de toelichting wordt gebruikt. Onder voorwaarde verplicht element indien de gestructureerde modellering voor de toelichting wordt gebruikt: verplicht indien binnen het element Toelichting zowel het element AlgemeneToelichting als het element ArtikelgewijzeToelichting voorkomt, komt dan 1 keer voor; optioneel indien binnen het element Toelichting slechts één van de elementen AlgemeneToelichting en ArtikelgewijzeToelichting voorkomt, komt dan 0 of 1 keer voor. Bevat ten minste één van de Kopelementen Label, Nummer en Opschrift; ieder van deze onderdelen komt 0 of 1 keer voor. Optioneel kan het element Subtitel worden toegevoegd.
De inhoud van de Toelichting, opgebouwd met Divisie (optioneel element) en Divisietekst (verplicht element). Divisie en Divisietekst moeten voldoen aan de specificaties voor de Vrijetekststructuur in paragraaf 5.2. Dit is de aanbevolen modellering voor een Toelichting op het Besluit. Geadviseerd wordt om voor de Toelichting op het Besluit deze eenvoudige modellering te gebruiken en niet de hierna beschreven onderverdeelde modellering.
Een onderverdeling van de Toelichting in het geval van een toelichting die zowel een algemeen deel als een artikelsgewijs deel heeft. Aanbevolen wordt om voor een Toelichting op het Besluit niet deze gestructureerde modellering te gebruiken maar de hiervoor beschreven eenvoudige modellering. Indien toch gebruikt bestaat de toelichting uit de volgende elementen:
AlgemeneToelichting: STOP-element dat de algemene toelichting bevat. Optioneel element. Komt 0 of 1 keer voor.
Een AlgemeneToelichting bevat de volgende elementen:
Kop: STOP-element dat de Kop bevat. Verplicht element. Komt 1 keer voor. Bevat ten minste één van de Kopelementen Label, Nummer en Opschrift; ieder van deze onderdelen komt 0 of 1 keer voor. Optioneel kan het element Subtitel worden toegevoegd.
De inhoud van de AlgemeneToelichting, opgebouwd met Divisie (optioneel element) en Divisietekst (verplicht element). Divisie en Divisietekst moeten voldoen aan de specificaties voor de Vrijetekststructuur in paragraaf 5.2.
ArtikelgewijzeToelichting: STOP-element dat de artikelsgewijze toelichting bevat. Optioneel element. Komt 0 of 1 keer voor.
Een ArtikelgewijzeToelichting bevat de volgende elementen:
Kop: STOP-element dat de Kop bevat. Verplicht element. Komt 1 keer voor. Bevat ten minste één van de Kopelementen Label, Nummer en Opschrift; ieder van deze onderdelen komt 0 of 1 keer voor. Optioneel kan het element Subtitel worden toegevoegd.
De inhoud van de ArtikelgewijzeToelichting, opgebouwd met Divisie (optioneel element) en Divisietekst (verplicht element). Divisie en Divisietekst moeten voldoen aan de specificaties voor de Vrijetekststructuur in paragraaf 5.2.
Sluiting: STOP-element dat de Toelichting afsluit. Optioneel element. Komt 0 of 1 keer voor. De tekst van de Sluiting staat in een of meer reguliere Alinea’s. Ook kan gebruik gemaakt worden van de optionele elementen Slotformulering, Dagtekening en Ondertekening.
Bijlage: STOP-element dat een bijlage (in dit geval bij de Toelichting op het Besluit) bevat. Optioneel element. Komt zo vaak voor als gewenst. Een bijlage bij de Toelichting wordt niet geconsolideerd. Voor een bijlage bij de Toelichting gelden dezelfde eisen als voor het ‘hoofdelement’ Bijlage.
ArtikelgewijzeToelichting: STOP-element dat de artikelsgewijze toelichting, oftewel de toelichting op de artikelen in het Besluit, bevat. Optioneel element. Komt 0 of 1 keer voor. Mogelijkheid die STOP biedt voor een toelichting die uitsluitend een toelichting op de artikelen in het besluit is. Dit element zal in een toekomstige versie van de standaard vervallen; gebruik daarvan wordt daarom nu afgeraden. Indien toch gebruikt gelden voor deze ArtikelgewijzeToelichting dezelfde eisen als voor de ArtikelgewijzeToelichting binnen het element Toelichting onder 7.
Motivering: STOP-element dat de motivering van het Besluit bevat. Optioneel element. Komt 0 of 1 keer voor.
Een Motivering bevat de volgende elementen:
Kop: STOP-element dat de Kop bevat. Verplicht element. Komt 1 keer voor. Bevat ten minste één van de Kopelementen Label, Nummer en Opschrift; ieder van deze onderdelen komt 0 of 1 keer voor. Optioneel kan het element Subtitel worden toegevoegd.
De inhoud van de Motivering, opgebouwd met Divisie (optioneel element) en Divisietekst (verplicht element). Divisie en Divisietekst moeten voldoen aan de specificaties voor de Vrijetekststructuur in paragraaf 5.2.
Sluiting: STOP-element dat de Motivering afsluit. Optioneel element. Komt 0 of 1 keer voor. De tekst van de Sluiting staat in een of meer reguliere Alinea’s. Ook kan gebruik gemaakt worden van de optionele elementen Slotformulering, Dagtekening en Ondertekening.
Bijlage: STOP-element dat een bijlage (in dit geval bij de Motivering) bevat. Optioneel element. Komt zo vaak voor als gewenst. Een bijlage bij de Motivering wordt niet geconsolideerd. Voor een bijlage bij de Motivering gelden dezelfde eisen als voor het ‘hoofdelement’ Bijlage.
Inhoudsopgave: STOP-element dat de inhoudsopgave van het Besluit bevat. Optioneel element. Komt 0 of 1 keer voor. Een inhoudsopgave wordt niet geconsolideerd.
Dit element zal in een toekomstige versie van de standaard vervallen; gebruik daarvan wordt daarom nu afgeraden.
In deze paragraaf worden de elementen toegelicht die moeten respectievelijk kunnen voorkomen in een Besluit dat is opgesteld overeenkomstig het model BesluitCompact.
Figuur 2 laat schematisch zien hoe het model BesluitCompact voor de instructie er uit ziet (de nummers voor de elementen verwijzen naar de nummering in de vorige paragraaf).
Figuur 2 toont de toepassing van het model BesluitCompact op een besluit tot wijziging van de instructie. De onderdelen 1 t/m 9 komen in het publicatieblad. In de regelingenbank op overheid.nl en in DSO-LV is alleen de inhoud van de WijzigBijlage (nr 5) te zien.
In de hierna volgende toelichting wordt de nummering van paragraaf 4.4.2.1 gevolgd. In die paragraaf is van ieder element aangegeven of het moet (verplicht) of mag (optioneel) voorkomen; dat wordt in deze toelichting niet herhaald. De ‘hoofdelementen’ zijn weer vetgedrukt en de ‘subelementen’ schuingedrukt.
RegelingOpschrift: de officiële titel van het Besluit. Bijvoorbeeld: Instructie aan de gemeente Gemeentestad.
Aanhef: blok tekst aan het begin van het Besluit. Hierin kunnen bijvoorbeeld de overwegingen van het bestuursorgaan staan, die voorafgaan aan het daadwerkelijke besluit. Bijvoorbeeld: “Overwegende dat het met het oog op de bescherming van het cultureel erfgoed noodzakelijk is om aan de gemeente Gemeentestad een instructie te geven omtrent de bescherming van het rijksbeschermd stadsgezicht De Parkel”.
Lichaam: het Lichaam van het Besluit, in de bestuurspraktijk ook wel het dictum genoemd.
Het Lichaam bevat ten minste één WijzigArtikel. In de tekst van het WijzigArtikel staat wat het bestuursorgaan besluit vast te stellen of te wijzigen en een verwijzing naar de WijzigBijlage, het onderdeel van het besluit waarin de inhoud of wijzigingen van de Regeling staan. Daarnaast moet het WijzigArtikel een machineleesbare verwijzing (met IntRef) naar de WijzigBijlage bevatten. Een voorbeeld van de tekstuele omschrijving en verwijzing bij de (initiële) vaststelling van de instructie van de minister van OCW aan de gemeente Gemeentestad: “Aan de gemeente Gemeentestad de in Bijlage A opgenomen instructie te geven”. Een voorbeeld van de tekstuele omschrijving en verwijzing bij een wijziging van die instructie: “De aan de gemeenteraad van Gemeentestad gegeven instructie wordt gewijzigd zoals is aangegeven in bijlage A”. In een WijzigArtikel mag geen andere inhoud, zoals de datum van inwerkingtreding van het besluit, worden opgenomen. Opgemerkt wordt dat WijzigArtikel een technische term is die niet in de tekst van het besluit zal voorkomen. Bij gebruik van een Label zal de Kop dus niet Wijzigartikel II zijn maar Artikel II.
In het Lichaam moet ten minste één (regulier) Artikel voorkomen. De (omschrijving van de) datum van inwerkingtreding van het besluit moet in zo’n regulier Artikel staan. In een Artikel mag geen inhoud worden opgenomen die in een WijzigArtikel hoort.
Het is gebruikelijk dat WijzigArtikel voor Artikel komt, maar daar kan indien gewenst van worden afgeweken.
WijzigArtikel en Artikel moeten verplicht een Kop hebben. Die Kop moet ten minste één van de elementen Label, Nummer en Opschrift bevatten. In de besluit-voorbeelden in paragraaf 4.4.2.3 hebben WijzigArtikel en Artikel een Kop bestaande uit Label (namelijk: Artikel) en Nummer. Dat maakt het makkelijk om vanuit de WijzigBijlage naar het bijbehorende WijzigArtikel te verwijzen.
Op de WijzigArtikelen en Artikelen in het Lichaam van het Besluit zijn de in paragraaf 4.4.2.1 genoemde eisen van toepassing. Ze kunnen niet worden geannoteerd met de in hoofdstuk 7 beschreven annotaties met OW-objecten.
Sluiting: de afsluiting van het Besluit. Hier staat vaak de datum waarop het bestuursorgaan het besluit heeft genomen. Ook staan hier de namen en dergelijke van de persoon of personen die namens het bestuursorgaan het besluit hebben ondertekend. Een voor de interne huishouding van het bevoegd gezag gebruikt papieren of digitaal exemplaar van het besluitdocument kan ook de handtekeningen van die personen bevatten. De versie van het besluit die ter bekendmaking aan de LVBB wordt aangeboden wordt niet voorzien van handtekeningen.
In dit onderdeel wordt de rechtsmiddelenclausule opgenomen: de vermelding dat tegen het besluit bezwaar kan worden gemaakt of beroep kan worden ingesteld en door wie, binnen welke termijn en bij welk orgaan dat beroep kan worden ingesteld. Dit is alleen het geval bij de aanlevering van een definitief besluit.
WijzigBijlage: het element waarin óf de inhoud van de initiële Regeling staat óf de wijzigingen die het Besluit aanbrengt in de bestaande versie van de Regeling. De WijzigBijlage bevat de inhoud van de (wijziging van de) Regeling. Een WijzigBijlage heeft dus een heel andere functie dan een (gewone) Bijlage.
De WijzigBijlage moet worden voorzien van een Kop. Een voorbeeld van deze Kop: ‘Bijlage A bij artikel I.’ Het artikel waarnaar wordt verwezen is het WijzigArtikel in het Lichaam van het Besluit. Na de Kop moet een keuze worden gemaakt tussen RegelingVrijetekst en RegelingMutatie.
RegelingVrijetekst wordt gekozen wanneer een bevoegd gezag met het besluit een nieuwe, initiële, regeling instelt. Een voorbeeld is het instellen van een volledig nieuwe instructie. De RegelingVrijetekst bevat de volledige Regeling, oftewel de inhoud, van het omgevingsdocument. Dit onderdeel moet voldoen aan de specificaties voor RegelingVrijetekst die in paragraaf 4.4.3 zijn vastgelegd en aan de specificaties voor de Vrijetekststructuur die zijn beschreven in paragraaf 5.2. Dit is ook het onderdeel dat wordt geannoteerd met OW-objecten. Dit is beschreven in hoofdstuk 7.
RegelingMutatie wordt gekozen wanneer het bevoegd gezag een wijzigingsbesluit neemt: een besluit dat een bestaande versie van de Regeling wijzigt. De RegelingMutatie bevat de wijzigingen van een RegelingVersie naar een nieuwe RegelingVersie.
Bijlage: het gaat hier om een Bijlage bij het Besluit. Dit zijn bijlagen die integraal onderdeel zijn van de tekst van het Besluit maar die om redenen van leesbaarheid e.d. niet in het lichaam van het Besluit kunnen worden opgenomen. Rapportages van onderzoeken die zijn uitgevoerd ter onderbouwing van het nemen van het juridische besluit als bedoeld in paragraaf 4.1.1 zijn geen bijlagen bij het Besluit (of de Regeling) als bedoeld in de STOP/TPOD-standaard, maar op het besluit betrekking hebbende stukken, zie hiervoor ook paragraaf 4.2.
Er kunnen zoveel bijlagen bij het Besluit worden gevoegd als nodig is. Bijlagen bij het Besluit worden alleen bekendgemaakt en niet geconsolideerd. Deze bijlagen zijn dus wel te vinden in het publicatieblad van het bevoegd gezag op officielebekendmakingen.nl, maar niet in de regelingenbank op overheid.nl en niet in DSO-LV. Vanuit de regelingenbanken op overheid.nl en DSO-LV kunnen door middel van een link naar de officiële bekendmaking de bijlagen wel eenvoudig gevonden worden.
Uitgangspunt van de STOP/TPOD-standaard is dat elke tekst die onderdeel is van een officiële publicatie, zoals een besluit of regeling, wordt uitgewisseld in STOP-XML. Daarmee is gewaarborgd dat de teksten voldoen aan alle wettelijke eisen. De teksten kunnen dan juridisch rechtsgeldig gepubliceerd worden en de voorzieningen zorgen er voor dat ze volgens de richtlijnen van digitale toegankelijkheid worden ontsloten. Als de bijlage onderdeel is van de tekst in STOP-XML, staat de inhoud in een of meer Divisieteksten, die desgewenst hiërarchisch kunnen worden gestructureerd in Divisies. Deze elementen van de Vrijetekststructuur en hun specificaties zijn beschreven in paragraaf 5.2. Tekst uitwisselen in STOP-XML is niet altijd mogelijk zonder de tekst te moeten overtypen. Daarom ondersteunt de STOP/TPOD-standaard ook het aanleveren van tekst als PDF-document. Een tekst in een PDF-document is voor de landelijke voorzieningen minder goed te hanteren; denk aan verwijzen naar specifieke onderdelen en muteren dat niet -of niet goed- mogelijk is. Daarom wordt het gebruik van PDF-documenten slechts in specifieke, in het toepassingsprofiel vastgelegde, gevallen toegestaan. In dit toepassingsprofiel is, in de norm van paragraaf 4.4.2.1, bepaald dat het aanleveren van een bijlage als PDF-document alleen is toegestaan als het voor het bevoegd gezag redelijkerwijs niet mogelijk is om de bijlage als onderdeel van de tekst in STOP-XML op te stellen én als de bijlage informatie bevat die daadwerkelijk als bijlage gezien kan worden.
Een bijlage in de vorm van een PDF-document moet onveranderlijk zijn. Daarom moet het PDF-document voldoen aan de eisen van PDF/A-1a of PDF/A-2a en moet het worden gepubliceerd als informatieobject. Een beschrijving van beide publicatiemogelijkheden voor bijlagen staat in paragraaf 4.2. Een Bijlage wordt niet geannoteerd met OW-objecten.
Een Bijlage kan worden afgesloten met het element Sluiting. Van die mogelijkheid zal naar verwachting niet vaak gebruik gemaakt worden.
Toelichting: het gaat hier om een Toelichting bij het Besluit. Deze toelichting is onder andere vergelijkbaar met het voorstel-document waarmee het dagelijks bestuur van gemeente, provincie of waterschap een onderbouwing geeft voor het voorgestelde besluit dat het aan het algemeen bestuur voorlegt. Omdat de toelichting bedoeld is voor gebruik in het interne besluitvormingsproces kan er ook voor gekozen worden de toelichting wel op te nemen in het besluit dat aan het bestuursorgaan ter vaststelling wordt aangeboden, maar niet in het bekend te maken besluit. Als de toelichting wel onderdeel is van het bekend te maken besluit, dan wordt het meegenomen in de publicatie.
De STOP/TPOD-standaard biedt in de huidige versie voor zowel Besluit als Regeling een aantal mogelijkheden voor het indelen van toelichtingen. Er zijn de ‘hoofdelementen’ Toelichting en ArtikelgewijzeToelichting. Binnen het ‘hoofdelement’ Toelichting kan worden gekozen tussen enerzijds een vrije, niet nader gestructureerde opzet en anderzijds een gestructureerde opzet met de onderliggende elementen AlgemeneToelichting en/of ArtikelgewijzeToelichting. Deze mogelijkheden stellen medewerkers van bevoegde gezagen en adviesbureaus die de standaard in hun omgevingsdocumenten toepassen en bouwers van plansoftware voor lastige keuzes. Bovendien noodzaken ze de applicaties die de tekst tonen (officielebekendmakingen.nl, de regelingenbanken op overheid.nl en DSO-LV) om alle mogelijkheden te ondersteunen. Daarom zal in de toekomst de standaard zo worden aangepast dat er nog maar één modellering voor de toelichting als onderdeel van BesluitCompact is. Aangezien een artikelsgewijze toelichting bij een besluit een toelichting zou geven op de artikelen en wijzigartikelen in het lichaam van het besluit en het niet erg voor de hand ligt om dat te doen, zal de toekomstige modellering voor de toelichting als onderdeel van het besluit bestaan uit het ‘hoofdelement’ Toelichting met daarbinnen de vrije, niet nader gestructureerde opzet met Divisies en Divisieteksten. Aanbevolen wordt om voor de toelichting bij het besluit alleen de toekomstige modellering te gebruiken en geen gebruik te maken van het ‘hoofdelement’ ArtikelgewijzeToelichting en ook niet van de gestructureerde opzet met de onderliggende elementen AlgemeneToelichting en/of ArtikelgewijzeToelichting binnen het ‘hoofdelement’ Toelichting. Dit is een (dringende) aanbeveling. Op het moment van uitbrengen van deze versie van dit toepassingsprofiel is het namelijk nog niet mogelijk om de modellering in deze zin te wijzigen. NB: voor de toelichting op de Regeling geldt een andere aanbeveling, zie daarvoor onderdeel 4 van paragraaf 4.4.3.2.
De daadwerkelijke inhoud van de toelichting staat in een of meer Divisieteksten, die desgewenst hiërarchisch kunnen worden gestructureerd in Divisies. Deze elementen van de Vrijetekststructuur en hun specificaties zijn beschreven in paragraaf 5.2. Het element Toelichting heeft verplicht een Kop.
Een Toelichting kan worden afgesloten met het element Sluiting. Van die mogelijkheid zal naar verwachting niet vaak gebruik gemaakt worden. Aan een Toelichting kunnen een of meer Bijlagen worden toegevoegd.
Een Toelichting wordt niet geannoteerd met OW-objecten. Een Toelichting op het Besluit wordt alleen bekendgemaakt en niet geconsolideerd. Deze Toelichting is dus wel te vinden op officielebekendmakingen.nl, maar niet in de regelingenbank op overheid.nl en niet in DSO-LV. Vanuit de regelingenbanken op overheid.nl en DSO-LV kan door middel van een link naar de officiële bekendmaking de Toelichting op het Besluit wel eenvoudig gevonden worden.
ArtikelgewijzeToelichting: dit element zal in een toekomstige versie van de standaard vervallen; gebruik daarvan wordt daarom nu afgeraden. Daarom zijn in de norm in paragraaf 4.4.2.1 de subelementen van de ArtikelgewijzeToelichting niet opgenomen en wordt er in deze paragraaf geen nadere toelichting op gegeven.
Motivering: dit is de motivering oftewel de inhoudelijke onderbouwing van het Besluit. In de STOP/TPOD-standaard is dit element de voorgeschreven plek voor de motivering als op het besluit afdeling 3.7 Awb van toepassing en het besluit derhalve op een deugdelijke motivering dient te berusten. In de motivering kan bijvoorbeeld worden aangegeven op welke wijze gevolg is gegeven aan de toepasselijke instructieregels en instructies van provincie en Rijk en kan worden verwezen naar relevant beleid van het eigen dan wel een ander bevoegd gezag. Ook kan worden gemotiveerd om welke redenen het besluit bijdraagt aan het bereiken van de doelen van de Omgevingswet. In het geval van een wijzigingsbesluit wordt in dit deel onder andere beschreven op welke onderdelen de instructie wordt aangepast en waarom. De inhoud van een Motivering staat in een of meer Divisieteksten, die desgewenst hiërarchisch kunnen worden gestructureerd in Divisies. Deze elementen van de Vrijetekststructuur en hun specificaties zijn beschreven in paragraaf 5.2. De Motivering kan worden afgesloten met het element Sluiting. Dat dat bij een omgevingsdocument daadwerkelijk gebeurt, ligt niet voor de hand. Daarom wordt de Sluiting niet nader toegelicht. Ter ondersteuning van de motivering kunnen een of meer Bijlagen worden toegevoegd. Indien dat gebeurt, gelden daarvoor dezelfde specificaties als voor het ‘hoofdelement’ Bijlage; zie ook de toelichting bij nr. 6. Een Motivering wordt niet geannoteerd met OW-objecten. Een Motivering wordt alleen bekendgemaakt en niet geconsolideerd. De Motivering is dus wel te vinden op officielebekendmakingen.nl, maar niet in de regelingenbanken op overheid.nl en niet in DSO-LV. Vanuit de regelingenbanken op overheid.nl en DSO-LV kan door middel van een link naar de officiële bekendmaking de Motivering wel eenvoudig gevonden worden.
Inhoudsopgave: STOP maakt het mogelijk dat aan een Besluit een Inhoudsopgave wordt toegevoegd. Dat dat bij een besluit tot vaststelling of wijziging van een omgevingsdocument daadwerkelijk gebeurt, ligt niet voor de hand. Dit element zal in een toekomstige versie van de standaard vervallen; gebruik daarvan wordt daarom nu afgeraden. Om deze redenen zijn in de norm in paragraaf 4.4.2.1 de subelementen van de Inhoudsopgave niet opgenomen en wordt dit element niet nader toegelicht.
Veel van de hiervoor besproken elementen moeten worden voorzien van een Kop. Voor de Kop zijn de Kopelementen Label, Nummer en Opschrift beschikbaar. Label is de aanduiding van het type tekstelement, zoals Hoofdstuk, Paragraaf of Artikel. Opschrift is de titel van het tekstelement, die aangeeft waar de tekst over gaat.
In de schema’s van STOP komt in een aantal hoofd- en subelementen het element InleidendeTekst -bedoeld voor niet-juridische contextinformatie- voor. Dit element zal in een toekomstige versie van de standaard vervallen en in de STOP-documentatie wordt het gebruik van dit element ontraden. Daarom is dit element hier niet opgenomen.
Door toepassing van model BesluitCompact ziet een besluit tot vaststelling van een instructie, oftewel een initieel besluit dat een initiële Regeling instelt, er schematisch uit zoals aangegeven in Figuur 3. De nummers in deze figuur komen overeen met de nummering van de vorige twee paragrafen.
Door toepassing van model BesluitCompact ziet een besluit tot wijziging van een instructie, oftewel een wijzigingsbesluit, er schematisch uit zoals aangegeven in Figuur 4. De nummers in deze figuur komen overeen met de nummering van de vorige twee paragrafen.
In de Regeling van een omgevingsdocument staat welke regels of beleid gelden in de fysieke leefomgeving, dan wel, in het geval van een projectbesluit, wat er wordt gerealiseerd in de fysieke leefomgeving. De Regeling is te vinden in de regelingenbank op overheid.nl en in DSO-LV.
In paragraaf 4.4.3.1 is de norm voor het model RegelingVrijetekst vastgelegd: welke elementen moeten respectievelijk mogen worden gebruikt en hoe vaak kunnen ze voorkomen. Paragraaf 4.4.3.2 geeft een uitgebreide toelichting op de elementen van de Regeling, waaronder ook tips over het al dan niet gebruikelijk zijn van een bepaald element. In paragraaf 4.4.3.3 worden norm en toelichting concreet gemaakt met een voorbeeld.
Opgemerkt wordt dat de modellen voor Besluit en Regeling XML-modellen zijn. Met de in de volgende paragrafen genoemde elementen worden dus (STOP-)XML-elementen bedoeld.
Omwille van de leesbaarheid en herkenbaarheid zijn de namen van de ‘hoofdelementen’ vetgedrukt en die van de ‘subelementen’ schuingedrukt. De ‘hoofdelementen’ zijn genummerd om er in de toelichting en het voorbeeld in de volgende paragrafen naar te kunnen verwijzen.
De (geconsolideerde) Regeling van de instructie is opgebouwd overeenkomstig het model RegelingVrijetekst. RegelingVrijetekst bevat de volgende elementen:
RegelingOpschrift: STOP-element dat de officiële titel van de Regeling, oftewel het omgevingsdocument, bevat. Verplicht element. Komt 1 keer voor.
Lichaam: STOP-element dat de inhoud, oftewel de (beleids)teksten van de (geconsolideerde) Regeling van het omgevingsdocument bevat. Verplicht element. Komt 1 keer voor[13] Het Lichaam is het belangrijkste onderdeel van de Regeling. Zie daarvoor de toelichting in de volgende paragraaf en vooral de beschrijving van de Vrijetekststructuur in paragraaf 5.2. Dit is het deel dat wordt geannoteerd met OW-objecten, zie daarvoor hoofdstuk 7
. Het Lichaam wordt opgebouwd met Divisie (optioneel element) en Divisietekst (verplicht element). Divisie en Divisietekst moeten voldoen aan de specificaties voor de Vrijetekststructuur in paragraaf 5.2.
Bijlage: STOP-element dat een bijlage (in dit geval bij de Regeling) bevat. Optioneel element. Komt zo vaak voor als gewenst. Een bijlage die onderdeel is van de Regeling wordt geconsolideerd.
Hoofdregel is dat een bijlage is vormgegeven als onderdeel van de tekst in STOP-XML. In bijzondere gevallen is het toegestaan een bijlage als PDF-document aan te leveren. Een Bijlage die in STOP-XML wordt opgesteld, bevat de volgende elementen:
Kop: STOP-element dat de Kop bevat. Verplicht element. Komt 1 keer voor. Bevat ten minste één van de Kopelementen Label, Nummer en Opschrift; ieder van deze elementen komt 0 of 1 keer voor. Optioneel kan het element Subtitel worden toegevoegd.
Gereserveerd: leeg STOP-element waarmee bij weergave op overheid.nl en in DSO-LV de tekst ‘Gereserveerd’ wordt gegenereerd. Optioneel element. Komt 0 of 1 keer voor. Indien in een Bijlage het element Gereserveerd wordt gebruikt mag in die Bijlage geen van de elementen Vervallen, Divisie en Divisietekst voorkomen.
Vervallen: leeg STOP-element waarmee bij weergave op overheid.nl en in DSO-LV de tekst ‘Vervallen’ wordt gegenereerd. Geeft aan dat de Bijlage de status ‘vervallen’ heeft; de Bijlage is niet langer juridisch geldig en heeft geen inhoud meer. Optioneel element. Komt 0 of 1 keer voor. Indien in een Bijlage het element Vervallen wordt gebruikt mag in die Bijlage geen van de elementen Gereserveerd, Divisie en Divisietekst voorkomen.
De inhoud van de Bijlage. Indien een Bijlage inhoud bevat, mogen in die Bijlage de elementen Gereserveerd en Vervallen niet voorkomen. De inhoud van de Bijlage wordt opgebouwd met Divisie (optioneel element) en Divisietekst (verplicht element). Divisie en Divisietekst moeten voldoen aan de specificaties voor de Vrijetekststructuur in paragraaf 5.2.
Sluiting: STOP-element dat de Bijlage afsluit. Optioneel element. Komt 0 of 1 keer voor. De tekst van de Sluiting staat in een of meer reguliere Alinea’s. Ook kan gebruik gemaakt worden van de optionele elementen Slotformulering, Dagtekening en Ondertekening.
Een bijlage mag alleen als PDF-document worden aangeleverd als het voor het bevoegd gezag redelijkerwijs niet mogelijk is om de bijlage als onderdeel van de tekst in STOP-XML op te stellen én als de bijlage informatie bevat die daadwerkelijk als (te consolideren) bijlage gezien kan worden. Het PDF-document moet dan voldoen aan de eisen van PDF/A-1a of PDF/A-2a en moet worden gemodelleerd als informatieobject.
RegelingVrijetekst is het model dat het bevoegd gezag moet gebruiken als het een nieuwe, initiële instructie instelt. RegelingVrijetekst is ook het model voor de geconsolideerde regeling van de instructie.
In deze paragraaf worden de elementen toegelicht die moeten respectievelijk kunnen voorkomen in een Regeling overeenkomstig het model RegelingVrijetekst. Figuur 5 laat schematisch zien hoe het model RegelingVrijetekst voor de instructie er uit ziet (de nummers voor de elementen verwijzen naar de nummering in de vorige paragraaf).
In de hierna volgende toelichting wordt de nummering van paragraaf 4.4.3.1 gevolgd. In die paragraaf is van ieder element aangegeven of het moet (verplicht) of mag (optioneel) voorkomen; dat wordt in deze toelichting niet herhaald. De ‘hoofdelementen’ zijn weer vetgedrukt en de ‘subelementen’ schuingedrukt.
RegelingOpschrift: de officiële titel van de Regeling. Bijvoorbeeld: Instructie aan de gemeente Gemeentestad.
Lichaam: het element dat de inhoud oftewel de (beleids)tekst van het omgevingsdocument bevat. Deze inhoud staat in een of meer Divisieteksten, die desgewenst hiërarchisch kunnen worden gestructureerd in Divisies. Hiervoor gelden de specificaties voor de Vrijetekststructuur van paragraaf 5.2. Dit is het onderdeel dat wordt geannoteerd met de OW-objecten die zijn beschreven in hoofdstuk 7.
Bijlage: het gaat hier om een Bijlage bij de Regeling. Dit is een bijlage die informatie bevat die integraal onderdeel is van het omgevingsdocument maar om redenen van leesbaarheid en/of vormgeving (denk aan lange lijsten en complexe tabellen) niet goed in de (beleids)tekst in het Lichaam van de Regeling kan worden opgenomen. Er kunnen zoveel bijlagen bij de Regeling worden gevoegd als nodig is. Bijlagen bij de Regeling worden bekendgemaakt én geconsolideerd. Dat laatste houdt in dat ze met een later wijzigingsbesluit gewijzigd kunnen worden. Deze bijlagen zijn zowel te vinden in het publicatieblad van het bevoegd gezag op officielebekendmakingen.nl als in de regelingenbank op overheid.nl en in DSO-LV.
Uitgangspunt van de STOP/TPOD-standaard is dat elke tekst die onderdeel is van een officiële publicatie, zoals een besluit of regeling, wordt uitgewisseld in STOP-XML. Daarmee is gewaarborgd dat de teksten voldoen aan alle wettelijke eisen. De teksten kunnen dan juridisch rechtsgeldig gepubliceerd worden en de voorzieningen zorgen er voor dat ze volgens de richtlijnen van digitale toegankelijkheid worden ontsloten. Als de bijlage onderdeel is van de tekst in STOP-XML, staat de inhoud in een of meer Divisieteksten, die desgewenst hiërarchisch kunnen worden gestructureerd in Divisies. Deze elementen van de Vrijetekststructuur en hun specificaties zijn beschreven in paragraaf 5.2. Een voorbeeld van een bijlage in STOP-XML is de bijlage met verwijzingen naar de (elders gepubliceerde) GIO’s. Het is mogelijk om zo’n bijlage in verschillende onderdelen op te delen. Voor die onderverdeling worden de vrijetekstelementen Divisie (optioneel element) en Divisietekst (verplicht element) gebruikt.
Tekst uitwisselen in STOP-XML is niet altijd mogelijk zonder de tekst te moeten overtypen. Daarom ondersteunt de STOP/TPOD-standaard ook het aanleveren van tekst als PDF-document. Een tekst in een PDF-document is voor de landelijke voorzieningen minder goed te hanteren; denk aan verwijzen naar specifieke onderdelen en muteren dat niet -of niet goed- mogelijk is. Daarom wordt het gebruik van PDF-documenten slechts in specifieke, in het toepassingsprofiel vastgelegde, gevallen toegestaan. In dit toepassingsprofiel is, in de norm van paragraaf 4.4.3.1, bepaald dat een bijlage alleen als PDF-document mag worden aangeleverd als het voor het bevoegd gezag redelijkerwijs niet mogelijk is om de bijlage als onderdeel van de tekst in STOP-XML op te stellen én als de bijlage informatie bevat die daadwerkelijk als (te consolideren) bijlage gezien kan worden. Dat de bijlage informatie moet bevatten die daadwerkelijk als (te consolideren) bijlage gezien kan worden betekent dat het moet gaan om informatie die onlosmakelijk onderdeel is van de regeling maar om redenen van leesbaarheid en/of vormgeving niet in het Lichaam van de Regeling kan worden opgenomen. Het betekent ook dat niet de volledige inhoud van het Lichaam van de Regeling in een bijlage in PDF-formaat mag worden opgenomen.
Een bijlage in de vorm van een PDF-document moet onveranderlijk zijn. Daarom moet het PDF-document voldoen aan de eisen van PDF/A-1a of PDF/A-2a en moet het worden gepubliceerd als informatieobject. Een beschrijving van beide publicatiemogelijkheden voor bijlagen staat in paragraaf 4.2.
Bij een bijlage als onderdeel van de tekst in STOP-XML is het mogelijk om met een later wijzigingsbesluit één of meer gedeelten van de bijlage te wijzigen. Bij een bijlage in de vorm van een PDF-document kan dat niet; in dat geval wordt het hele PDF-document vervangen.
In een Bijlage bij de Regeling kan het element Gereserveerd worden gebruikt. Dit element maakt het mogelijk om alvast een structuur neer te zetten die is voorbereid op toekomstige aanvullingen. Het is een leeg element waarmee bij weergave op overheid.nl en in DSO-LV de tekst ‘Gereserveerd’ wordt gegenereerd. Het bevoegd gezag kan het element niet zelf vullen met eigen tekst. Met latere wijzigingsbesluiten kan het element Gereserveerd worden vervangen door een structuurelement met daadwerkelijke inhoud.
Wanneer een bijlage vervalt kan in het element Bijlage het element Vervallen worden opgenomen. Op deze manier blijft zichtbaar dat er een bijlage was en dat die later is vervallen. Het voordeel daarvan is dat in de wetstechnische informatie de historie van het element kan worden teruggevonden. Een andere mogelijkheid bij het vervallen van een bijlage is om het element Bijlage met een wijzigingsbesluit te verwijderen. Dan is het element niet langer zichtbaar en is er ook geen wetstechnische informatie meer.
Een Bijlage kan worden afgesloten met het element Sluiting. Van die mogelijkheid zal naar verwachting niet vaak gebruik gemaakt worden. Een Bijlage wordt niet geannoteerd met OW-objecten.
Een aantal van de hiervoor besproken elementen moet worden voorzien van een Kop. Voor de Kop zijn de Kopelementen Label, Nummer en Opschrift beschikbaar. Label is de aanduiding van het type tekstelement, zoals Hoofdstuk, Paragraaf of Artikel. Opschrift is de titel van het tekstelement, die aangeeft waar de tekst over gaat.
In de schema’s van STOP komt in een aantal hoofd- en subelementen het element InleidendeTekst -bedoeld voor niet-juridische contextinformatie- voor. Dit element zal in een toekomstige versie van de standaard vervallen en in de STOP-documentatie wordt het gebruik van dit element ontraden. Daarom is dit element hier niet opgenomen.
Door toepassing van model RegelingVrijetekst ziet de Regeling van een instructie er schematisch uit zoals aangegeven in Figuur 6. De nummers in deze figuur komen overeen met de nummering van de vorige twee paragrafen.
STOP benoemt tekstelementen en beschrijft de structuur waarin die tekstelementen toegepast kunnen worden. STOP geldt voor alle officiële overheidspublicaties. Specifieke typen publicaties hebben een eigen toepassingsprofiel op het STOP-model, dat nadere specificaties van STOP kan geven. In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe de STOP-tekststructuren in zijn algemeenheid op omgevingsdocumenten en vervolgens specifiek op de instructie moeten worden toegepast.
STOP onderscheidt twee tekststructuren:
Artikelstructuur: de tekststructuur voor het Lichaam van een Regeling als dat is opgebouwd uit één of meer artikelen;
Vrijetekststructuur:
de tekststructuur voor het Lichaam van een Regeling van juridisch authentieke documenten die geen artikelen bevat;
de tekststructuur voor onderdelen van Regeling en Besluit buiten het Lichaam.
Er zijn omgevingsdocumenten waarvan het Lichaam artikelen bevat en dus de Artikelstructuur heeft, zoals de omgevingsverordening, de waterschapsverordening en het omgevingsplan, en omgevingsdocumenten waarvan het Lichaam geen artikelen bevat en dus de Vrijetekststructuur heeft, zoals de omgevingsvisie. In het vervolg van dit toepassingsprofiel worden omgevingsdocumenten waarvan het Lichaam artikelen bevat ‘omgevingsdocument met Artikelstructuur’ genoemd en worden omgevingsdocumenten waarvan het Lichaam de Vrijetekststructuur heeft (oftewel geen artikelen bevat) ‘omgevingsdocument met Vrijetekststructuur’ genoemd.
Zoals in hoofdstuk 4 al is opgemerkt komen er ook in het Lichaam van een Besluit artikelen voor. Deze artikelen vallen echter niet onder het begrip Artikelstructuur. Dat de elementen van de Vrijetekststructuur worden gebruikt buiten het Lichaam geldt zowel voor omgevingsdocumenten met Artikelstructuur als voor omgevingsdocumenten met Vrijetekststructuur, en zowel voor Regeling als Besluit. De specificatie van de STOP-Artikelstructuur is dus alleen van toepassing op het Lichaam van omgevingsdocumenten met Artikelstructuur. De specificatie van de STOP-Vrijetekststructuur is van toepassing op alle omgevingsdocumenten.
Zoals in paragraaf 5.1 is beschreven is de Vrijetekststructuur:
de tekststructuur voor het Lichaam van een Regeling van juridisch authentieke documenten die geen artikelen bevat;
de tekststructuur voor onderdelen van Regeling en Besluit buiten het Lichaam: Bijlage, Toelichting, ArtikelgewijzeToelichting en Motivering[14] Zie voor uitleg en toepassing van de elementen Lichaam, Regeling, Bijlage, Toelichting, ArtikelgewijzeToelichting en Motivering hoofdstuk 4
.
De specificaties voor de Vrijetekststructuur en de toepassing van die specificaties voor de instructie worden in de navolgende paragrafen beschreven.
De elementen van de STOP-tekststructuren zijn onder te verdelen in structuurelementen, elementen met inhoud en de inhoud zelf. Structuurelementen zijn die elementen die de tekst structureren maar zelf geen inhoud bevatten. In de Vrijetekststructuur is dat het element Divisie. Elementen met inhoud zijn die elementen die inhoud bevatten maar niet zelf inhoud zijn. In de Vrijetekststructuur is dat het element Divisietekst. De inhoud zelf is dat wat in de Divisietekst staat. Voorbeelden van de vorm die de inhoud kan aannemen zijn Alinea, Tabel en Figuur. In de navolgende tekst gebruiken we ‘tekstelement’ als term voor de drie elementsoorten tezamen.
De opmaak van de tekst, waaronder die van de Koppen, wordt bepaald door de applicaties die de tekst tonen: officielebekendmakingen.nl, de regelingenbanken op overheid.nl en DSO-LV. Dit toepassingsprofiel bevat daarom geen voorschriften over de opmaak van de elementen en hun Koppen. Ten behoeve van de mensleesbare tekst in het proces van opstellen van en besluitvorming over het omgevingsdocument, voorafgaand aan de bekendmaking en consolidatie, kan de plansoftware -door leverancier of bevoegd gezag te bepalen- opmaak aan de tekst toevoegen.
In paragraaf 5.2.1 is de norm voor de toepassing van de Vrijetekststructuur op de instructie vastgelegd: welke elementen moeten respectievelijk mogen worden gebruikt, hoe vaak kunnen ze voorkomen en in welke volgorde. Paragraaf 5.2.2 geeft daar een toelichting op.
De elementen van Besluit en Regeling van de instructie waarvan in hoofdstuk 4 is bepaald dat ze moeten worden opgebouwd volgens de Vrijetekststructuur, moeten voldoen aan de specificaties in deze paragraaf. De Vrijetekststructuur kent de volgende elementen:
Divisie: STOP-structuurelement dat gebruikt wordt voor de structurering van vrije tekst. Optioneel element. Komt zo vaak voor als gewenst. Divisie kan genest worden, oftewel hiërarchisch ingedeeld worden in verschillende niveaus van Divisie. Indien gebruik gemaakt wordt van Divisie, moet in ieder geval de Divisie van het laagste hiërarchische niveau een of meer elementen Divisietekst bevatten. De Divisies van de overige hiërarchische niveaus kunnen Divisietekst bevatten. In de hiërarchische indeling van de Divisies kunnen geen niveaus worden overgeslagen.
Divisie bevat de volgende elementen:
Kop: STOP-element dat de Kop bevat. Verplicht element. Komt 1 keer voor. Bevat ten minste één van de Kopelementen Label, Nummer en Opschrift; ieder van deze elementen komt 0 of 1 keer voor. Optioneel kan het element Subtitel worden toegevoegd.
Gereserveerd: leeg STOP-element waarmee bij weergave op overheid.nl en in DSO-LV de tekst ‘Gereserveerd’ wordt gegenereerd. Optioneel element. Komt 0 of 1 keer voor. Mag alleen voorkomen in een Divisie binnen de Regeling. Indien in een Divisie het element Gereserveerd wordt gebruikt mag in die Divisie geen van de elementen Divisie of Divisietekst voorkomen.
Vervallen: leeg STOP-element waarmee bij weergave op overheid.nl en in DSO-LV de tekst ‘Vervallen’ wordt gegenereerd. Geeft aan dat de Divisie de status ‘vervallen’ heeft; het is niet langer juridisch geldig en heeft geen inhoud meer. Optioneel element. Komt 0 of 1 keer voor. Mag alleen voorkomen in een Divisie binnen de Regeling. Indien in een Divisie het element Vervallen wordt gebruikt mag in die Divisie geen van de elementen Gereserveerd, Divisie en Divisietekst voorkomen.
Wanneer binnen de Divisie de elementen Gereserveerd of Vervallen niet voorkomen: een verplichte keuze tussen:
Divisie (van een lagergelegen niveau)
Divisietekst
Divisietekst: STOP-element dat de inhoudelijke bouwsteen is voor de Vrijetekststructuur. Onder voorwaarde verplicht element: alleen te gebruiken wanneer binnen het bovenliggende element de elementen Gereserveerd en Vervallen niet voorkomen; is dan verplicht en komt dan ten minste 1 keer voor.
Divisietekst bevat de volgende elementen:
Kop: STOP-element dat de Kop bevat. Optioneel element. Komt 0 of 1 keer voor. Indien Kop voorkomt bevat het ten minste één van de Kopelementen Label, Nummer en Opschrift; ieder van deze onderdelen komt 0 of 1 keer voor. Optioneel kan het element Subtitel worden toegevoegd.
Gereserveerd: leeg STOP-element waarmee bij weergave op overheid.nl en in DSO-LV de tekst ‘Gereserveerd’ wordt gegenereerd. Optioneel element. Komt 0 of 1 keer voor. Mag alleen voorkomen in een Divisietekst binnen de Regeling. Indien in een Divisietekst het element Gereserveerd wordt gebruikt mag in die Divisie geen van de elementen Divisie of Divisietekst voorkomen.
Vervallen: leeg STOP-element waarmee bij weergave op overheid.nl en in DSO-LV de tekst ‘Vervallen’ wordt gegenereerd. Geeft aan dat de Divisietekst de status ‘vervallen’ heeft; het is niet langer juridisch geldig en heeft geen inhoud meer. Optioneel element. Komt 0 of 1 keer voor. Mag alleen voorkomen in een Divisietekst binnen de Regeling. Indien in een Divisietekst het element Vervallen wordt gebruikt mag in die Divisie geen van de elementen Gereserveerd, Divisie en Divisietekst voorkomen.
Inhoud: STOP-element voor de inhoud. Onder voorwaarde verplicht element: alleen te gebruiken wanneer binnen de Divisietekst de elementen Gereserveerd en Vervallen niet voorkomen; is dan verplicht en komt dan (per Divisietekst) ten minste 1 keer voor. Het element Inhoud bevat ten minste één van de inhoud-elementen Alinea, Begrippenlijst, Citaat, Figuur, Formule, Groep, Lijst, Tabel en Tussenkop. Deze elementen zijn desgewenst binnen het element Kadertekst te plaatsen.
Voor het inhoud-element Lijst kan gekozen worden tussen Lijst van het type expliciet en Lijst van het type ongemarkeerd.
De Artikelstructuur wordt alleen toegepast in het Lichaam van de Regeling van omgevingsdocumenten met Artikelstructuur. De Vrijetekststructuur is de tekststructuur voor het Lichaam van de Regeling van omgevingsdocumenten met Vrijetekststructuur, zoals de omgevingsvisie en het vrijetekstgedeelte van het projectbesluit. Dit is het deel dat de (beleids)tekst met de inhoud van het omgevingsdocument bevat. Daarnaast is de Vrijetekststructuur de tekststructuur die wordt gebruikt in diverse delen van Regeling en Besluit buiten het Lichaam: Bijlage, Toelichting, ArtikelgewijzeToelichting en Motivering. Dat geldt zowel voor omgevingsdocumenten met Vrijetekststructuur als voor omgevingsdocumenten met Artikelstructuur.
In de Artikelstructuur wordt structuur aangebracht met specifiek benoemde structuurelementen zoals Hoofdstuk, Afdeling en Paragraaf. Die structuur toont direct -mens- en machineleesbaar- de positie van een element in het geheel. In de Vrijetekststructuur komt slechts één structuurelement voor, namelijk Divisie. Divisies kunnen genest worden: de opsteller kan desgewenst de tekst naar eigen inzicht hiërarchisch indelen in verschillende niveaus van Divisie. De positie van een Divisie in de hiërarchie bepaalt het niveau van die Divisie. De indeling in Divisies is de structuur zoals die kan worden weergegeven in een inhoudsopgave. Figuur 7 toont een voorbeeld van een tekst met Divisie in drie hiërarchische niveaus.
In het Label van de Kop van de Divisie kan uiteraard gebruik gemaakt worden van de termen hoofdstuk, afdeling en paragraaf. Dat wordt getoond in Figuur 8.
Divisie is dus het structuurelement van de Vrijetekststructuur, vergelijkbaar met structuurelementen als Hoofdstuk en Paragraaf in de Artikelstructuur. Divisie is een optioneel element: het is dus niet verplicht om tekstdelen met Vrijetekststructuur te structureren met Divisies. In de praktijk zal dat vaak wel gebeuren en zal Divisie in ten minste één niveau voorkomen. Iedere Divisie moet worden voorzien van een Kop. In de Vrijetekststructuur worden slechts beperkte eisen aan Kop gesteld: er moet ten minste één van de Kopelementen Label, Nummer of Opschrift zijn. Hoe die worden ingevuld is aan de opsteller. Figuur 9 geeft een voorbeeld van een tekst met Divisies in drie niveaus waarbij in de Kop alleen gebruik wordt gemaakt van het Kop-element Opschrift.
In de Vrijetekststructuur is Divisietekst het element met inhoud: het element dat inhoud bevat maar niet zelf inhoud is. Divisietekst is het verplichte element: het moet in iedere tekst met Vrijetekststructuur voorkomen. Het element Divisietekst van de Vrijetekststructuur komt overeen met Artikel (en Lid) van de Artikelstructuur. Divisietekst kan niet genest worden en is dus niet in te delen in hiërarchische niveaus. Divisietekst is de kleinste mutatie-eenheid. Dit betekent dat het de eenheid is die, ongeacht hoeveel wijzigingen met een wijzigingsbesluit in die Divisietekst worden aangebracht, als geheel vervangen wordt bij consolidatie. Bij gebruik van de wijzigingsmethode renvooi wordt door de renvooi-weergave van de wijzigingen zichtbaar wat er door het wijzigingsbesluit in de Divisietekst gewijzigd is. De Divisietekst is ook de eenheid waarover in de wetstechnische informatie in de regelingenbanken de juridische verantwoording wordt bijgehouden.
Divisietekst is in STOP gedefinieerd als een zelfstandig leesbaar stuk tekst met een interne inhoudelijke samenhang. De opsteller bepaalt zelf wat tot een Divisietekst behoort. Dat kunnen een of meer alinea’s zijn, maar ook de volledige tekst binnen een Divisie.
Bij Divisietekst is de Kop optioneel: de opsteller kan een Divisietekst voorzien van een Kop, maar dat is niet verplicht. Als een Divisietekst een Kop heeft, geldt ook daarvoor de beperkte eis dat de Kop uit ten minste één van de Kopelementen Label, Nummer of Opschrift moet bestaan. Hoe die worden ingevuld is aan de opsteller.
Binnen de Divisietekst wordt Inhoud opgenomen. Hiervoor kan gebruik gemaakt worden van alle Inhoud-elementen die STOP kent. We lichten hier de Inhoud-elementen Tussenkop en Lijst toe. Met het element Tussenkop kan een niet-structurerende ordening in de tekst worden aangebracht. Tussenkop is geen structuurelement en komt dan ook niet in een inhoudsopgave voor. Voor Lijst kent STOP twee typen: expliciet en ongemarkeerd. Bij gebruik van het type expliciet levert het bevoegd gezag de opsommingstekens mee; ze staan dus hard in de tekst. Bij gebruik van het type ongemarkeerd levert het bevoegd gezag niet de opsommingstekens aan. De applicaties die de tekst tonen (officielebekendmakingen.nl, de regelingenbanken op overheid.nl en DSO-LV) tonen de lijstitems in de door het bevoegd gezag aangeleverde volgorde en bepalen zelf met welke opsommingstekens de lijstitems worden weergegeven. Voor een tekst met Vrijetekststructuur is niet voorgeschreven welk type Lijst gebruikt moet worden: het is aan het bevoegd gezag om een keuze tussen de twee types te maken. Wanneer het bevoegd gezag zelf wil bepalen met welke opsommingstekens lijstitems worden weergegeven, kiest het voor de Lijst van het type expliciet. Als het bevoegd gezag het aan de applicaties wil overlaten, kiest het voor de Lijst van type ongemarkeerd.
In Figuur 12 is te zien dat Divisietekst kan voorkomen onder een Divisie van ieder niveau, ook als er Divisies van lagere niveaus zijn. De Vrijetekststructuur geeft dus meer vrijheid dan de artikelstructuur, waar een artikel alleen onder het structuurelement van het laagste niveau kan voorkomen.
Zowel in Divisie als in Divisietekst die voorkomen in de Regeling kunnen de elementen Gereserveerd en Vervallen geplaatst worden. Het element Gereserveerd is een leeg element waarmee bij weergave op overheid.nl en in DSO-LV de tekst ‘Gereserveerd’ wordt gegenereerd. Het bevoegd gezag kan het element niet zelf vullen met eigen tekst. Dit element maakt het mogelijk om alvast een structuur neer te zetten die is voorbereid op toekomstige aanvullingen. Met latere wijzigingsbesluiten kan het element Gereserveerd worden vervangen door een structuurelement met daadwerkelijke inhoud. Dat verklaart ook waarom het element Gereserveerd niet in Divisie en Divisietekst in het Besluit kan voorkomen. Het Besluit zelf wordt immers niet gewijzigd en daardoor zou het element Gereserveerd nooit vervangen worden door daadwerkelijke inhoud. Ook inhoudelijk zou een element Gereserveerd in een Besluit een wonderlijke keuze zijn.
Het element Vervallen is een leeg element waarmee bij weergave op overheid.nl en in DSO-LV de tekst ‘Vervallen’ wordt gegenereerd. Het bevoegd gezag kan het element niet zelf vullen met eigen tekst. Wanneer een Divisie of Divisietekst vervalt kan het worden vervangen door het element Vervallen. Op deze manier blijft zichtbaar dat er een Divisie of Divisietekst was en dat die later is vervallen. Het voordeel daarvan is dat in de wetstechnische informatie de historie van het element kan worden teruggevonden. Het element Vervallen kan niet in Divisie en Divisietekst in het Besluit voorkomen. Het Besluit zelf wordt immers niet gemuteerd en daardoor zijn er geen Besluit-onderdelen die vervallen. Het werken met het element Vervallen is niet verplicht: het is ook mogelijk om de betreffende Divisie of Divisietekst met een wijzigingsbesluit volledig te verwijderen. Dan is het element niet langer zichtbaar. Het nadeel hiervan is dat er van het element geen wetstechnische informatie meer is.
Opgemerkt wordt dat waar in deze paragraaf Divisie en Divisietekst worden genoemd, het gaat over de STOP-structuurelementen Divisie en Divisietekst. Het gaat niet over de OW-objecten Divisie en Divisietekst. Zoals hiervoor al gezegd komen de STOP-structuurelementen Divisie en Divisietekst voor in het Lichaam van de Regeling van omgevingsdocumenten met Vrijetekststructuur, maar ook in onderdelen van Besluit en Regeling daarbuiten, zowel in omgevingsdocumenten met Vrijetekststructuur als in omgevingsdocumenten met Artikelstructuur. In IMOW komen Divisie en Divisietekst voor als objecttypen, die alleen gebruikt kunnen worden in het Lichaam van de Regeling van omgevingsdocumenten met Vrijetekststructuur.
Het Informatiemodel Omgevingswet, verder afgekort tot IMOW, beschrijft vanuit informatiekundig én domeininhoudelijk perspectief de aspecten die van belang zijn voor het annoteren bij het opstellen van omgevingsdocumenten en ten behoeve van de informatieverschaffing in DSO-LV.
Dit hoofdstuk geeft een introductie op IMOW. Paragraaf 6.1 beschrijft de drie hoofdcomponenten van IMOW: tekst, locatie en annotatie. Voordat daar in hoofdstuk 7 gedetailleerd wordt ingegaan, wordt in paragraaf 6.2 beschreven hoe het annoteren met OW-objecten vanuit de standaard is bedoeld.
Bovenstaande figuur toont de drie hoofdcomponenten van IMOW in hun samenhang. IMOW is een model waarmee van tekst kan worden vastgelegd op welke locatie deze geldig is en aan tekst en locatie met behulp van annotaties gegevens kunnen worden toegevoegd. Die gegevens maken tekst en locatie machineleesbaar waardoor ze bekendgemaakt kunnen worden, herkenbaar in een viewer weergegeven kunnen worden en waardoor onderdelen geselecteerd en bevraagd kunnen worden. Het vervolg van deze paragraaf beschrijft deze drie componenten in grote lijnen. In hoofdstuk 7 worden ze in detail beschreven.
Benadrukt wordt dat IMOW alleen van toepassing is op het Lichaam van de Regeling van omgevingsdocumenten, oftewel het onderdeel dat de artikelen respectievelijk de (beleids)teksten bevat.
Zoals in hoofdstuk 5 al is beschreven kent STOP twee soorten tekststructuur: Artikelstructuur en Vrijetekststructuur. In het STOP-tekstmodel is Artikelstructuur de tekststructuur voor het Lichaam van een Regeling die is opgebouwd uit één of meer artikelen. Vrijetekststructuur is de tekststructuur die wordt gebruikt voor het Lichaam van een Regeling van juridisch authentieke documenten die geen artikelen bevat én voor diverse onderdelen van Regeling en Besluit buiten het Lichaam, waaronder Bijlage en Toelichting.
IMOW maakt eveneens onderscheid tussen de Artikelstructuur en de Vrijetekststructuur. Het verschil met STOP is dat IMOW alleen wordt toegepast op het lichaam van de Regeling van omgevingsdocumenten, oftewel het onderdeel dat de artikelen respectievelijk de (beleids)teksten bevat. IMOW wordt dus niet toegepast op de overige onderdelen van de Regeling, zoals motivering, artikelsgewijze toelichting en bijlagen, en niet op de onderdelen van het Besluit. Twee voorbeelden: IMOW wordt wel toegepast op de artikelen met regels van het omgevingsdocument maar niet op bijlagen bij die regels en ook niet op de motivering die onderdeel vormt van het besluit, wel op de beleidsteksten in de omgevingsvisie maar niet op een eventuele bijbehorende zienswijzennota of participatieverslag.
Voor tekst met Artikelstructuur onderscheidt IMOW de objecten Regeltekst en Juridische regel (beschreven in subparagraaf 6.1.1.1), voor het lichaam van omgevingsdocumenten met Vrijetekststructuur heeft IMOW de objecten Divisie, Divisietekst en Tekstdeel (de onderwerpen van subparagraaf 6.1.1.2).
Voor het Lichaam van de Regeling van omgevingsdocumenten met Artikelstructuur onderscheidt IMOW de objecttypen Regeltekst en Juridische regel.
Regeltekst is de IMOW-term voor de kleinste zelfstandige eenheid van (een of meer) bij elkaar horende Juridische regels in een omgevingsdocument met Artikelstructuur: artikel en lid. Het OW-objecttype Regeltekst is het koppelobject naar de STOP-elementen Artikel en Lid. Artikel en Lid zijn in STOP elementen met inhoud en geen structuurelementen. De Regeltekst is in een tekst concreet aan te wijzen.
Het OW-objecttype Juridische regel staat voor een abstract concept waarmee een regel met juridische werkingskracht wordt beschreven. Juridische regel wordt gebruikt om aan verschillende onderdelen van een Regeltekst locaties en annotaties met de domeinspecifieke OW-objecten (zie daarvoor hoofdstuk 7) te kunnen koppelen.
Regeltekst bevat altijd ten minste één Juridische regel; wanneer dat gewenst is kan Regeltekst meerdere Juridische regels bevatten. De individuele Juridische regels in een Regeltekst met meerdere Juridische regels zijn niet als zelfstandige eenheden te identificeren. Bij bevraging in bijvoorbeeld DSO-LV zal altijd de volledige Regeltekst als resultaat worden weergegeven en niet de individuele Juridische regel. Het is niet verplicht om een Regeltekst in meerdere Juridische regels onder te verdelen.
Voor het Lichaam van de Regeling van omgevingsdocumenten met Vrijetekststructuur onderscheidt IMOW de objecttypen Divisie, Divisietekst en Tekstdeel.
De OW-objecttypen Divisie en Divisietekst zijn de koppelobjecten naar de Divisie en Divisietekst van STOP. Zoals in paragraaf 5.2 is beschreven is Divisie in STOP het structurerende element dat ingedeeld kan worden in verschillende hiërarchische niveaus. De STOP-Divisie is dus vergelijkbaar met Hoofdstuk, Afdeling en Paragraaf et cetera van de Artikelstructuur. In STOP is Divisietekst het element dat de inhoud bevat, het is de inhoudelijke bouwsteen van de Vrijetekststructuur. De STOP-Divisietekst is vergelijkbaar met Artikel (en Lid) van de Artikelstructuur.
Het OW-objecttype Tekstdeel staat voor een abstract concept waarmee een deel van een tekst wordt beschreven. Tekstdeel wordt gebruikt om aan verschillende onderdelen van een Divisie of Divisietekst Locaties en annotaties met de domeinspecifieke OW-objecten (zie daarvoor hoofdstuk 7) te kunnen koppelen. Een Divisie of Divisietekst bevat altijd ten minste één Tekstdeel; wanneer dat gewenst is kan een Divisie of Divisietekst meerdere Tekstdelen bevatten.
Let op dat het STOP-tekstmodel de elementen Divisie en Divisietekst kent en IMOW de objecttypen Divisie en Divisietekst. Ze zijn niet hetzelfde. De STOP-elementen Divisie en Divisietekst worden gebruikt voor het Lichaam van de Regeling van omgevingsdocumenten met Vrijetekststructuur, maar ook voor diverse andere onderdelen van Besluit en Regeling. Dat is ruimer dan de OW-objecten Divisie en Divisietekst, die alleen kunnen voorkomen in het Lichaam van de Regeling van een omgevingsdocument met Vrijetekststructuur.
In regelingen kan informatie worden vastgelegd die niet op een begrijpelijke manier in tekst te beschrijven is. De geometrische begrenzing van Locatie is daar een voorbeeld van; gedacht kan ook worden aan een geluidsfragment. STOP gebruikt het informatieobject als bedoeld in Aanwijzing 3.50 van de Aanwijzingen voor de regelgeving (waarin de voorwaarden staan waar verwijzingen naar informatie op internet aan moeten voldoen) om dergelijke informatie op een juridisch juiste manier vast te leggen en er vanuit de tekst van een regeling naar te verwijzen. Een informatieobject dat de geometrische begrenzing van een of meer Locaties vastlegt wordt een geografisch informatieobject genoemd. (Zoals al eerder gemeld wordt de term geografisch informatieobject afgekort tot GIO.) Feitelijk is een GIO een GML-bestand met een of meer geometrieën, voorzien van metadata conform de STOP-specificatie voor een GIO.
Een GIO is een technische voorziening voor het accuraat specificeren en juridisch borgen van een gebied. Het is onderdeel van het besluit als informatie die niet uit tekst bestaat als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Bekendmakingswet. Het wordt tegelijk met de tekst van het besluit in het publicatieblad van het betreffende bevoegd gezag op officielebekendmakingen.nl gepubliceerd.
De tekst van de Regeling moet minimaal één keer met een tekstuele aanduiding verwijzen naar ieder GIO. Daardoor wordt de inhoud ervan onderdeel van besluit en regeling. Voor die tekstuele aanduiding wordt de naam van het GIO gebruikt. De vermelding van de naam van het GIO in de tekst heeft als doel dat een lezer begrijpt op welke locatie de tekst betrekking heeft. De systematiek waarmee informatieobjecten machineleesbaar worden vastgelegd en de manier waarop de tekst van de Regeling verwijst naar het informatieobject zorgen er voor dat:
de informatie permanent via de verwijzing is terug te vinden;
de informatie met algemeen beschikbare software op een voor de mens begrijpelijke manier weergegeven kan worden;
de onveranderlijkheid van het informatieobject voldoende is gewaarborgd.
STOP bevat de eisen waaraan een GIO moet voldoen. Deze eisen zorgen voor de borging van de juridische bestendigheid van de GIO’s. Aan een GIO kan een module worden toegevoegd met daarin de GIO-symbolisatie: informatie over hoe een GIO (op overheid.nl) wordt afgebeeld op een kaart. In het geval van een GIO met normwaarden is dat verplicht.
Voor de bekendmaking van omgevingsdocumenten is het verplicht om de geometrische begrenzing van onderdelen van de regeling vast te leggen in een GIO. Een uitzondering daarop is een regel die geldt voor het hele ambtsgebied van het bevoegd gezag: in dat geval wordt de Locatie, oftewel het ambtsgebied, niet vastgelegd met een GIO. Zie hiervoor verder paragraaf 7.6.5.
Het in omgevingsdocumenten juridisch juist werken met GIO’s gebeurt als volgt:
In de tekst van de Regeling moet de (mensleesbare) naam van ieder GIO minimaal één keer voorkomen, voorzien van een (machineleesbare) verwijzing naar het betreffende onderdeel in de bijlage Informatieobjecten.
De coördinaten van iedere Locatie moeten zijn vastgelegd in een GIO.
In de bijlage Informatieobjecten wordt de naam van het GIO opgenomen op een manier vergelijkbaar met een begrip en zijn definitie: bij wijze van definitie komt achter de naam de volledige identificatie van het GIO.
De constructie met de naam van het GIO in de lopende tekst waarna in de bijlage die naam wordt gekoppeld aan de volledige identificatie van het GIO zorgt er voor dat de lopende tekst goed leesbaar blijft, maar dat tevens de unieke identificatie van het GIO, waarmee de inhoud van het GIO wordt ontsloten, leesbaar in de regeling te vinden is.
Figuur 14 laat een voorbeeld van deze verwijzing zien in een Juridische regel; Figuur 15 laat een voorbeeld zien van deze verwijzing in een Tekstdeel:
In de toelichtingen op Omgevingswet en Omgevingsbesluit wordt de term werkingsgebied gebruikt voor het gebied waar een regel zijn werking heeft. In de praktijk bestaat het werkingsgebied van een Regeltekst niet altijd uit één aaneengesloten gebied, maar vaak uit meerdere gebieden en soms ook uit punten of lijnen. IMOW gebruikt voor de afzonderlijke onderdelen van het juridische werkingsgebied van een Regeltekst het object Locatie, dat de coördinaten bevat die het gebied begrenzen. Het werkingsgebied van de Regeltekst bestaat uit de optelling van alle Locaties van de Juridische regels die samen de Regeltekst vormen. Uit het juridisch systeem volgt dat van iedere Regeltekst duidelijk moet zijn waar deze geldt. Iedere Regeltekst heeft daarom een werkingsgebied en dus ook één of meer Locaties. In IMOW is het werkingsgebied de relatie tussen de Regeltekst en de Locatie(s) van die Regeltekst, of, als de Regeltekst uit meerdere Juridische regels bestaat, alle Locaties van de Juridische regels in de Regeltekst. Deze relatie wordt in DSO-LV afgeleid, het bevoegd gezag hoeft geen afzonderlijke geometrie voor het werkingsgebied aan te leveren.
Het OW-object Locatie heeft twee functies. De eerste functie is het (impliciet) juridisch vastleggen van het werkingsgebied van de Regeltekst. Dit maakt de ‘klik op de kaart’ mogelijk: door een klik op de kaart worden de op die plek geldende regels (of het geldende beleid) getoond. Het maakt ook het omgekeerde mogelijk: vanuit de tekst laten zien waar die tekst geldt. De tweede functie van Locatie is dat het vastlegt waar de domeinspecifieke objecttypen Activiteit (via ActiviteitLocatieaanduiding), Omgevingswaarde, Omgevingsnorm en de verschillende typen Gebiedsaanwijzing van toepassing zijn.
Gebieden, punten en lijnen kunnen worden gegroepeerd tot respectievelijk gebiedengroep, puntengroep of lijnengroep, in welk geval de groep een Locatie vormt. Soms komt de groep overeen met het GIO en soms de losse Locatie. Het OW-object Locatie heeft het optionele attribuut noemer. Dit maakt het mogelijk om een mensleesbare relatie te leggen tussen de OW-Locatie en de naam van het GIO die in de tekst van de regel voorkomt (zie hiervoor verder paragraaf 6.1.2.1). Iedere OW-locatie moet in een GIO voorkomen.
Locatie komt ook voor in het Lichaam van de Regeling van omgevingsdocumenten met Vrijetekststructuur. Het wordt gebruikt om het gebied vast te leggen waarover een Tekstdeel iets zegt. Net als bij de Regeltekst wordt de optelling van alle Locaties van de Tekstdelen die samen de Divisie of de Divisietekst vormen werkingsgebied genoemd. Ook hier geldt dat de relatie door LVBB en in DSO-LV wordt afgeleid en het bevoegd gezag geen afzonderlijke geometrie voor het werkingsgebied hoeft aan te leveren. Anders dan bij Juridische regel is het niet verplicht om aan ieder Tekstdeel een Locatie te koppelen.
Figuur 16 laat een voorbeeld zien: een artikel uit een omgevingsdocument met Artikelstructuur respectievelijk een Divisie of Divisietekst uit een omgevingsdocument met Vrijetekststructuur heeft drie Locaties die samen het werkingsgebied van dat artikel of Divisie c.q. Divisietekst vormen.
In paragraaf 6.1.2.1 is al beschreven dat de naam van ieder GIO minimaal één keer in de tekst van de Regeling moet voorkomen. Meer algemeen geldt dat uit de tekst duidelijk moet blijken waar een Juridische regel of Tekstdeel geldt. Voorbeelden daarvan zijn (de term waaruit blijkt waar de tekst geldt is cursief weergegeven): “In het ‘Stiltegebied’ is het verboden om een toestel te gebruiken dat het ervaren van de natuurlijke geluiden kan verstoren.” “Ter plaatse van de locatie ‘Duurzame energie’ wordt ernaar gestreefd om in 2025 18 hectare zonnepanelen gerealiseerd te hebben.” Als de locatie steeds dezelfde is, is het niet nodig om zo’n verwijzing in ieder artikel of lid op te nemen. Een oplossing kan zijn om in het begin van bij voorbeeld een afdeling of paragraaf een artikel op te nemen dat aangeeft wat het werkingsgebied van de artikelen in die afdeling of paragraaf is. Een voorbeeld: “Deze paragraaf geldt ter plaatse van de functie ‘wonen’.” Het is niet de bedoeling om alleen in het artikel of de bijlage met begripsbepalingen alle mensleesbare namen van de GIO’s en hun (machineleesbare) verwijzingen naar de betreffende onderdelen in de bijlage Informatieobjecten op te nemen en dat in de lopende tekst van de regeling niet te doen.
Met het OW-objecttype Locatie wordt de begrenzing vastgelegd van het gebied waarover een Juridische regel of een Tekstdeel gaat. Het kan wenselijk zijn om in de tekst een onderdeel van zo’n gebied in woorden te beschrijven, bijvoorbeeld met een geografische of vergelijkbare term (in het Stadspark, op de Veluwe, in ieder hoekpand), zonder de begrenzing van zo’n onderdeel vast te leggen. LVBB en DSO-LV kunnen de ligging van zo’n in woorden beschreven gebied niet afleiden en ook niet tonen. Zij weten immers niet waar het Stadspark is of waar de hoekpanden zijn. In zo’n geval worden de Locaties getoond die het werkingsgebied vormen van de Regeltekst of de Divisie of Divisietekst waarin die Juridische regel of dat Tekstdeel voorkomt. Het wordt dan aan de lezer overgelaten om te interpreteren waar de regel wel en niet werking heeft.
Locatie en de toepassing ervan worden in detail beschreven in paragraaf 7.6.
De STOP/TPOD-standaard maakt het voor bevoegde gezagen mogelijk om zich te beperken tot het verbinden van Juridische regels of Tekstdelen met Locaties. Een computer weet dan dat beide bij elkaar horen maar kan geen verdere betekenis aan die relatie geven en kan de Locaties ook niet op een voor de mens herkenbare manier op een kaart weergeven.
Dat kan wel met het in paragraaf 3.4 al kort beschreven mechanisme annoteren: het toevoegen van gegevens aan (onderdelen van) een omgevingsdocument die de inhoud van het omgevingsdocument voor de computer vertalen. Door het annoteren kan een viewer locaties en andere gegevens op een kaart en bij een tekst weergeven. Het annoteren zorgt er ook voor dat een omgevingsdocument op bepaalde kenmerken doorzoekbaar is. Het annoteren kan, in omgevingsdocumenten met artikelstructuur waarin regels over activiteiten worden gesteld, ook helpen bij het verbinden van toepasbare regels, oftewel vragenbomen, aan regels en Locaties. In paragraaf 6.2 wordt de bedoeling van het annoteren van omgevingsdocumenten met OW-objecten toegelicht. In hoofdstuk 7 worden de OW-objecten in detail gespecificeerd en toegelicht.
Zoals hiervoor al is beschreven maakt IMOW het mogelijk om vast te leggen op welke Locatie een bepaalde tekst geldig is en om daar nadere gegevens aan toe te voegen. Het doel daarvan is om die Locaties herkenbaar op een kaart weer te geven en om de informatie in het omgevingsdocument raadpleegbaar te maken: met behulp van die informatie kunnen bepaalde onderdelen geselecteerd worden. Een voorbeeld daarvan is het annoteren met de activiteit zwemmen. Door in een zoekscherm de activiteit zwemmen te selecteren, worden in DSO-LV de artikelen getoond waarin Juridische regels zijn geannoteerd met die Activiteit. Ook worden in het bijbehorende kaartbeeld alle Locaties getoond die bij die artikelen en die Activiteit-annotatie horen.
De bedoeling van het annoteren met IMOW is dat de Locaties en de nadere gegevens een letterlijke vertaling of vastlegging van de regels respectievelijk de beleidstekst zijn. IMOW is niet bedoeld voor interpretaties, nadere afleidingen of het toevoegen van niet door regels of beleidsteksten vastgelegde gebieden. Ook is IMOW niet bedoeld voor a contrario-redeneringen, bijvoorbeeld dat het gebruik van een annotatie op de ene plek een betekenis geeft aan het ontbreken van die annotatie (of juist zijn tegenhanger) op een andere plek.
Dit wordt toegelicht aan de hand van twee voorbeelden, het eerste voor een omgevingsdocument met Artikelstructuur en het tweede voor een omgevingsdocument met Vrijetekststructuur. De afbeeldingen in de voorbeelden zijn bedoeld om het principe uit te leggen, niet om de werking van een specifiek instrument te tonen. De weergave is willekeurig gekozen, het Presentatiemodel is niet toegepast.
Bovenstaande afbeelding toont het grondgebied van een gemeente en de Locatie, bestaande uit drie Gebieden (eventueel gegroepeerd in één Gebiedengroep), die hoort bij de Juridische regel van artikel 2.10. Ter plaatse van deze Locatie is het -kort gezegd- toegestaan om zonder vergunning of melding een kinderopvanginstelling te exploiteren. De OW-objecten zijn niet bedoeld om vervolgens af te leiden dat in de rest van het grondgebied van deze gemeente het exploiteren van een kinderopvanginstelling verboden is, of dat daar voor die activiteit een vergunningplicht of meldingsplicht geldt. Dat is alleen zo wanneer het bevoegd gezag dat expliciet heeft bepaald, bijvoorbeeld door een Locatie voor de rest van het grondgebied op te nemen en daaraan een Juridische regel met een verbod, vergunningplicht of meldingsplicht te koppelen, met de bijbehorende annotatie.
Bovenstaande afbeelding toont het grondgebied van een provincie en de Locatie, bestaande uit drie Gebieden (eventueel gegroepeerd in één Gebiedengroep), die hoort bij een hoofdstuk in de omgevingsvisie over kantoorontwikkelingslocaties. In haar omgevingsvisie legt de provincie vast dat zij de haar ter beschikking staande middelen wil inzetten om deze gebieden te ontwikkelen tot kantoorlocaties. De OW-objecten zijn niet bedoeld om vervolgens af te leiden dat er in de rest van het grondgebied van deze provincie geen kantoren aanwezig zijn of geen nieuwe kantoren kunnen komen. Dat is alleen zo wanneer het bevoegd gezag dat expliciet heeft bepaald, bijvoorbeeld door een Locatie voor de rest van het grondgebied op te nemen en daarvoor als beleidsvoornemen te formuleren dat bestaande leegstaande kantoorruimte wordt omgevormd tot woonruimte en dat geen nieuwe kantoorgebouwen worden toegestaan.
Dit hoofdstuk beschrijft de toepassing van het annoteren met OW-objecten op de instructie. De objecten, de bijbehorende attributen en waardelijsten worden gedetailleerd toegelicht. Paragraaf 7.1 bevat het productmodel voor de instructie in de vorm van een IMOW-UML-klassediagram, met een korte toelichting op het diagram. In de paragrafen 7.2 tot en met 7.8 worden in detail de OW-objecten en hun attributen en de toepassing van het annoteren met die objecten op de instructie beschreven. Ieder onderdeel wordt volgens een vast stramien beschreven. Het begint met een toelichting op de toepassing: waarvoor en wanneer wordt het object of attribuut in de praktijk gebruikt. Daarna volgt een definitie van het object, om precies aan te geven waar het over gaat. In de volgende subparagraaf wordt aangegeven wat het doel van het objecttype is, met andere woorden: wat is het resultaat, wat levert de extra inspanning van het annoteren met dit object op? Vervolgens wordt de norm gesteld. Deze subparagraaf begint steeds met een uitsnede van het IMOW-diagram met daarin die objecten en relaties die relevant zijn. De norm somt de attributen op die horen bij dit OW-object, waarbij wordt aangegeven of het attribuut verplicht of optioneel is, hoe vaak het attribuut kan of moet voorkomen, of er een waardelijst voor het attribuut bestaat en of er constraints, oftewel voorwaarden voor de toepassing, gelden. De daaropvolgende subparagraaf geeft een toelichting op de attributen, de waardelijsten en de eventuele constraints die samen de norm vormen.
In paragraaf 8.3 is beschreven hoe het wijzigen van OW-objecten werkt. In paragraaf 7.9 zijn regels gegeven voor het hergebruiken van OW-objecten die horen bij een andere regeling en voor het verwijzen van OW-objecten naar OW-objecten in andere regelingen.
In de laatste twee paragrafen van dit hoofdstuk wordt beschreven op welk niveau annotaties worden geplaatst en wordt aangegeven hoe het annoteren wordt toegepast wanneer een deel van norm of beleid in een bijlage staat.
Daar waar in dit hoofdstuk de naam van een OW-object gebruikt wordt, wordt die naam met een hoofdletter geschreven. De namen van attributen van objecten worden cursief gedrukt.
Figuur 19 toont het volledige IMOW-diagram in UML voor het Lichaam van de Regeling van de instructie: het deel dat de (beleids)tekst met de inhoud van de instructie bevat.
In het diagram zijn in blauw de tekstobjecten weergegeven: Divisie, Divisietekst en Tekstdeel. Divisie en Divisietekst (in de donkerblauwe blokjes) zijn de koppelelementen naar STOP. In roze is Locatie met zijn verschijningsvormen weergegeven. Tekst, Locatie en Annotatie zijn de hoofdcomponenten van IMOW die in paragraaf 6.1 al zijn beschreven. In het model is aangegeven welke waardelijsten van toepassing zijn.
In de navolgende paragrafen worden de objecten in detail beschreven.
De tekst van de instructie kan worden geannoteerd met de OW-objecttypen Divisie (zie paragraaf 7.2), Divisietekst (zie paragraaf 7.3) en Tekstdeel (zie paragraaf 7.4). De instructie kan één opdracht over één of meer locaties geven. De instructie kan dan worden ondergebracht in één Tekstdeel dat met één of meer Locaties (zie paragraaf 7.6) is verbonden. Het is ook mogelijk dat in de instructie verschillende opdrachten over één locatie worden gegeven. In dat geval kan iedere opdracht in een afzonderlijk Tekstdeel worden opgenomen, waarbij alle Tekstdelen verwijzen naar dezelfde Locatie. Een derde variant is dat in de instructie over verschillende locaties verschillende opdrachten worden gegeven. Technisch kan dat in de instructie worden vormgegeven door de tekst van de instructie in verschillende Tekstdelen te verdelen en ieder Tekstdeel met een eigen Locatie te verbinden. Op deze manier is steeds duidelijk welk Tekstdeel bij welke Locatie hoort. Hoewel het niet heel erg voor de hand ligt, is het wel mogelijk om van één of meer Tekstdelen met het objecttype Hoofdlijn aan te geven wat daarvan de hoofdlijn is (zie voor een toelichting paragraaf 7.5). Anders dan de meeste andere omgevingsdocumenten kan de instructie niet geannoteerd worden met de domeinspecifieke OW-objecten, oftewel met Activiteit, Omgevingswaarde, Omgevingsnorm en de verschillende typen Gebiedsaanwijzing.
Het volledige gebied waar de instructie over gaat moet worden vastgelegd met het objecttype Regelingsgebied dat in paragraaf 7.8 wordt beschreven. Het objecttype Regelingsgebied krijgt per type omgevingsdocument een standaardweergave. Dit zorgt er voor dat het gebied waarover de instructie gaat, op een visueel onderscheidende manier wordt weergegeven in de viewer van DSO-LV.
In het STOP-tekstmodel is Divisie het structurerende hiërarchische element voor alle elementen die zijn opgebouwd volgens de Vrijetekststructuur: het Lichaam van de Regeling van omgevingsdocumenten met Vrijetekststructuur maar ook diverse onderdelen van Besluit en Regeling buiten het Lichaam, zoals Bijlage en Toelichting. Divisie is in STOP een structuurelement: het structureert de tekst maar bevat zelf geen inhoud. In STOP kan Divisie een verzameling van (lagergelegen) Divisie-, Divisietekst- en/of Tekstdeel-objecten bevatten.
In IMOW komt het objecttype Divisie alleen voor in het Lichaam van de Regeling van omgevingsdocumenten met Vrijetekststructuur: het deel dat de (beleids)tekst met de inhoud van de instructie bevat. Divisie en de in paragraaf 7.3 besproken Divisietekst zijn in IMOW de koppelobjecten naar STOP.
Opgemerkt wordt dat het OW-object Tekstdeel, het objecttype dat geannoteerd wordt met de overige OW-objecten, via de koppelobjecten Divisie of Divisietekst wordt gekoppeld aan de STOP-elementen Divisie respectievelijk Divisietekst. In STOP is Divisie een structuurelement en is Divisietekst een element dat inhoud bevat. In omgevingsdocumenten met Vrijetekststructuur is het daardoor mogelijk om te annoteren op het niveau van het element dat inhoud bevat én op het niveau van structuurelementen. Dat is anders dan bij omgevingsdocumenten met Artikelstructuur, waar alleen geannoteerd kan worden op het niveau van het element dat inhoud bevat, te weten Regeltekst. Wanneer het bevoegd gezag het omgevingsdocument met Vrijetekststructuur wil annoteren op het niveau van structuurelementen (bijvoorbeeld op de Divisie van het niveau dat vergelijkbaar is met een heel hoofdstuk of paragraaf), moet het de tekst structureren met het STOP-element Divisie en uiteraard het te annoteren Tekstdeel koppelen aan het OW-objecttype Divisie. Als het bevoegd gezag het omgevingsdocument met Vrijetekststructuur wil annoteren op het niveau van het element dat inhoud bevat, moet het het te annoteren Tekstdeel koppelen aan het OW-objecttype Divisietekst. Annoteren op het niveau van structuurelementen (Divisie) ligt het meest voor de hand bij annotaties met het objecttype Hoofdlijn en eventueel met het attribuut thema. Het ligt niet voor de hand om dat te doen bij annotaties met het objecttype Gebiedsaanwijzing. Gebiedsaanwijzing is sterk verbonden aan de tekst waarin het gebied wordt aangewezen en benoemd. Daarom ligt het annoteren met het objecttype Gebiedsaanwijzing het meest voor de hand op het niveau van het element dat inhoud bevat: Divisietekst. Divisietekst kan ook goed geannoteerd worden met het attribuut thema en met het objecttype Hoofdlijn.
Een annotatie op een Divisie geldt voor alle onderliggende Divisies, Divisieteksten en Tekstdelen. Als voorbeeld: een annotatie met een Hoofdlijn op een Divisie van het hoogste niveau, bijvoorbeeld het hoofdstuk, geldt ook voor de onderliggende afdelingen, paragrafen en de tekst in die paragrafen, Als dat niet de bedoeling is, moet de annotatie worden toegevoegd op het niveau waar deze van toepassing is. Figuur 20 en Figuur 21 laten schematische voorbeelden zien van deze doorwerking.
Door dit principe zal een viewer als de DSO-viewer bij het filteren op bijvoorbeeld een Hoofdlijn, de Divisie die met die specifieke Hoofdlijn is geannoteerd én alle onderliggende Divisies, Divisieteksten en Tekstdelen als resultaat geven.
Het OW-objecttype Divisie is een zelfstandige eenheid van (een of meer) bij elkaar horende beleidsteksten waarnaar kan worden verwezen in het Lichaam van de Regeling van omgevingsdocumenten met Vrijetekststructuur.
Doel van het objecttype Divisie is het leggen van de verbinding tussen het Tekstdeel uit het OW-domein en de Divisie uit STOP.
Divisie kent het volgende attribuut:
identificatie: de unieke identificatie waaronder elk object van dit type bekend is. Identificatie conform NEN3610. Verplicht attribuut. Komt 1 keer voor. De identificatie moet de code (uit de STOP-waardelijst voor gemeente, waterschap, provincie of ministerie) bevatten van het bevoegd gezag dat het besluit neemt waarmee de Regeling wordt ingesteld of gewijzigd.
Divisie kent geen waardelijsten en geen constraints.
Het attribuut identificatie behoeft geen toelichting.
In de uitsnede van het diagram is ook het attribuut werkingsgebied te zien. Dit attribuut is de verwijzing van een specifieke Divisie naar (de identificatie van) de bijbehorende Locatie(s). De relatie is in een onderbroken lijn weergegeven omdat het een conceptuele relatie is. De relatie is impliciet inbegrepen in de relatie tussen Divisie, Tekstdeel en Locatie en geeft aan wat het werkingsgebied van de Divisie is: het gebied waar het Tekstdeel zijn werking heeft. De relatie wordt afgeleid door LVBB en in DSO-LV waarbij de som van de locaties van de onderliggende Tekstdelen wordt gebruikt. Het is dus niet zo dat het bevoegd gezag ook nog een afzonderlijke geometrie voor het werkingsgebied moet aanleveren.
Let ook op de regels voor het verwijzen van een OW-object naar een ander OW-object in paragraaf 7.9.2.1, met name over het verwijzen naar een OW-object behorend bij een andere Regeling en over het verwijzen van en naar een OW-object in een tijdelijk regelingdeel.
In het STOP-model voor de Vrijetekststructuur is Divisietekst het element dat inhoud bevat maar niet zelf inhoud is. Het is de inhoudelijke bouwsteen voor alle elementen die zijn opgebouwd volgens de Vrijetekststructuur: het Lichaam van de Regeling van omgevingsdocumenten met Vrijetekststructuur maar ook diverse onderdelen van Besluit en Regeling buiten het Lichaam, zoals Bijlage en Toelichting.
In IMOW komt het objecttype Divisietekst alleen voor in het Lichaam van de Regeling van omgevingsdocumenten met Vrijetekststructuur: het deel dat de (beleids)tekst met de inhoud van de instructie bevat. Divisietekst en de in paragraaf 7.2 besproken Divisie zijn in IMOW de koppelobjecten naar STOP. Divisietekst kan een verzameling van Tekstdeel-objecten bevatten.
Opgemerkt wordt dat het OW-object Tekstdeel, het objecttype dat geannoteerd wordt met de overige OW-objecten, via de koppelobjecten Divisie of Divisietekst wordt gekoppeld aan de STOP-elementen Divisie respectievelijk Divisietekst. In STOP is Divisie een structuurelement en is Divisietekst een element dat inhoud bevat. In omgevingsdocumenten met Vrijetekststructuur is het daardoor mogelijk om te annoteren op het niveau van het element dat inhoud bevat én op het niveau van structuurelementen. Dat is anders dan bij omgevingsdocumenten met Artikelstructuur, waar alleen geannoteerd kan worden op het niveau van het element dat inhoud bevat, te weten Regeltekst. Wanneer het bevoegd gezag het omgevingsdocument met Vrijetekststructuur wil annoteren op het niveau van structuurelementen (bijvoorbeeld op de Divisie van het niveau dat vergelijkbaar is met een heel hoofdstuk of paragraaf), moet het de tekst structureren met het STOP-element Divisie en uiteraard het te annoteren Tekstdeel koppelen aan het OW-objecttype Divisie. Als het bevoegd gezag het omgevingsdocument met Vrijetekststructuur wil annoteren op het niveau van het element dat inhoud bevat, moet het het te annoteren Tekstdeel koppelen aan het OW-objecttype Divisietekst. Annoteren op het niveau van structuurelementen (Divisie) ligt het meest voor de hand bij annotaties met het objecttype Hoofdlijn en eventueel met het attribuut thema. Het ligt niet voor de hand om dat te doen bij annotaties met het objecttype Gebiedsaanwijzing. Gebiedsaanwijzing is sterk verbonden aan de tekst waarin het gebied wordt aangewezen en benoemd. Daarom ligt het annoteren met het objecttype Gebiedsaanwijzing het meest voor de hand op het niveau van het element dat inhoud bevat: Divisietekst. Divisietekst kan ook goed geannoteerd worden met het attribuut thema en met het objecttype Hoofdlijn. Een annotatie op een Divisietekst geldt voor alle Tekstdelen, oftewel alle tekst, in die Divisietekst.
Het OW-objecttype Divisietekst is de diepste zelfstandige eenheid van (een of meer) bij elkaar horende beleidsteksten waarnaar kan worden verwezen in het Lichaam van de Regeling van omgevingsdocumenten met Vrijetekststructuur.
Doel van het objecttype Divisietekst is het leggen van de verbinding tussen het Tekstdeel uit het OW-domein en de Divisietekst uit STOP.
Divisietekst kent het volgende attribuut:
identificatie: de unieke identificatie waaronder elk object van dit type bekend is. Identificatie conform NEN3610. Verplicht attribuut. Komt 1 keer voor. De identificatie moet de code (uit de STOP-waardelijst voor gemeente, waterschap, provincie of ministerie) bevatten van het bevoegd gezag dat het besluit neemt waarmee de Regeling wordt ingesteld of gewijzigd.
Divisietekst kent geen waardelijsten en geen constraints.
Het attribuut identificatie behoeft geen toelichting.
In de uitsnede van het diagram is ook het attribuut werkingsgebied te zien. Dit attribuut is de verwijzing van een specifieke Divisietekst naar (de identificatie van) de bijbehorende Locatie(s). De relatie is in een onderbroken lijn weergegeven omdat het een conceptuele relatie is. De relatie is impliciet inbegrepen in de relatie tussen Divisietekst, Tekstdeel en Locatie en geeft aan wat het werkingsgebied van de Divisietekst is: het gebied waar het Tekstdeel zijn werking heeft. De relatie wordt afgeleid door LVBB en in DSO-LV waarbij de som van de locaties van de onderliggende Tekstdelen wordt gebruikt. Het is dus niet zo dat het bevoegd gezag ook nog een afzonderlijke geometrie voor het werkingsgebied moet aanleveren.
Let ook op de regels voor het verwijzen van een OW-object naar een ander OW-object in paragraaf 7.9.2.1, met name over het verwijzen naar een OW-object behorend bij een andere Regeling en over het verwijzen van en naar een OW-object in een tijdelijk regelingdeel.
Tekstdeel is een conceptuele constructie, die in IMOW wordt gebruikt om verschillende onderdelen van een Divisie of Divisietekst in het Lichaam van de Regeling van omgevingsdocumenten met Vrijetekststructuur een eigen Locatie te kunnen geven. Ook maakt Tekstdeel het mogelijk om verschillende onderdelen van een Divisie of Divisietekst een eigen thema te geven en/of te annoteren met verschillende domeinspecifieke annotaties van het objecttype Gebiedsaanwijzing. Tekstdeel is altijd onderdeel van een Divisie of Divisietekst. Divisie en Divisietekst kunnen meerdere Tekstdelen bevatten. Voor Tekstdeel geldt, net als voor Divisie en Divisietekst, dat het alleen gebruikt kan worden in het Lichaam van de Regeling van omgevingsdocumenten met Vrijetekststructuur.
Tekstdeel is het objecttype, te gebruiken in het Lichaam van de Regeling van omgevingsdocumenten met Vrijetekststructuur, dat de relatie vormt tussen een beleids- of realisatietekst en de daarmee samenhangende annotaties.
Doel van het objecttype Tekstdeel is:
het kunnen verbinden van verschillende onderdelen van een Divisie of Divisietekst met eigen Locaties;
het kunnen annoteren van verschillende onderdelen van een Divisie of Divisietekst met thema, Hoofdlijn en de verschillende typen Gebiedsaanwijzing;
het kunnen leggen van de relaties tussen de domeinspecifieke annotaties, waardoor het Tekstdeel als geheel machineleesbaar wordt;
het, door middel van het attribuut thema, in samenhang kunnen tonen van verschillende Tekstdelen binnen hetzelfde omgevingsdocument;
het kunnen leggen van verbindingen tussen onderdelen van verschillende omgevingsdocumenten, bijvoorbeeld een omgevingsvisie en een omgevingsverordening, die met hetzelfde thema zijn geannoteerd.
Tekstdeel kent de volgende attributen:
identificatie: de unieke identificatie waaronder elk object van dit type bekend is. Identificatie conform NEN3610. Verplicht attribuut. Komt 1 keer voor. De identificatie moet de code (uit de STOP-waardelijst voor gemeente, waterschap, provincie of ministerie) bevatten van het bevoegd gezag dat het besluit neemt waarmee de Regeling wordt ingesteld of gewijzigd.
idealisatie: attribuut dat vastlegt op welke manier de begrenzing van Locatie voor dit Tekstdeel geïnterpreteerd moet worden en door het bevoegd gezag bedoeld is. Te kiezen uit de limitatieve waardelijst ‘Idealisatie’. Onder voorwaarde verplicht attribuut: alleen te gebruiken wanneer Tekstdeel Locatie of Locaties heeft; dan verplicht. Komt dan 1 keer voor.
thema: de naam van het thema van het Tekstdeel, te kiezen uit de limitatieve waardelijst ‘Thema’. Optioneel attribuut. Komt zo vaak voor als gewenst.
divisieaanduiding: de verwijzing van een specifiek Tekstdeel naar de Divisie of de Divisietekst waar het Tekstdeel onderdeel van is. Verplicht attribuut. Komt 1 keer voor. De keuze tussen Divisie en Divisietekst wordt aangegeven met het keuze-element DivisieOfDivisietekst.
hoofdlijnaanduiding: de verwijzing van een specifiek Tekstdeel naar (de identificatie van) de bijbehorende Hoofdlijn(en). Optioneel attribuut. Komt zo vaak voor als gewenst.
locatieaanduiding: de verwijzing van een specifiek Tekstdeel naar (de identificatie van) de bijbehorende Locatie(s); attribuut dat een of meer specifieke Locatie(s) aanduidt waar dit Tekstdeel van toepassing is. Optioneel attribuut. Komt zo vaak voor als gewenst.
gebiedsaanwijzing: de verwijzing van een specifiek Tekstdeel naar (de identificatie van) een Gebiedsaanwijzing. Attribuut dat vastlegt dat het Tekstdeel met (één van de typen van) het object Gebiedsaanwijzing geannoteerd is. Optioneel attribuut. Aangezien de instructie niet met Gebiedsaanwijzing kan worden geannoteerd, komt dit attribuut niet voor.
kaartaanduiding: de verwijzing van een specifiek Tekstdeel naar (de identificatie van) de Kaart waarop de Locaties en OW-objecten worden weergegeven die horen bij het betreffende Tekstdeel. Optioneel attribuut. Aangezien het object Kaart niet bij de instructie kan worden toegepast, komt dit attribuut niet voor.
Tekstdeel kent de volgende constraint:
idealisatie verplicht als Tekstdeel een Locatie heeft.
Werkafspraak
Tot anders is bepaald in een volgende versie van dit toepassingsprofiel dan wel in een nader bericht van de beheerder van de TPOD-Standaard geldt de volgende werkafspraak:
Het attribuut idealisatie moet voor alle Tekstdelen in een Divisie of een Divisietekst dezelfde waarde hebben.
Attributen
idealisatie: attribuut dat aangeeft op welke manier de begrenzing van Locatie voor een Tekstdeel door het bevoegd gezag bedoeld is: is het een exacte of een indicatieve afbakening? Het attribuut idealisatie is in IMOW gepositioneerd als attribuut van Tekstdeel. Dat lijkt misschien vreemd omdat het informatie geeft over de gewenste interpretatie van Locatie. Toch hoort idealisatie bij Tekstdeel omdat het vertelt hoe de Locatie voor dít Tekstdeel geïnterpreteerd moet worden. Op deze manier is het mogelijk om dezelfde Locatie ook voor een ander Tekstdeel te (her)gebruiken en voor dat Tekstdeel een andere idealisatie te geven. De waardelijst ‘Idealisatie’ kent twee waarden: exact en indicatief. Hiermee kan worden aangegeven of de begrenzing van Locatie voor dit Tekstdeel exact of indicatief bedoeld is. Wanneer wordt gekozen voor de waarde indicatief geeft dat alleen aan dat de begrenzing indicatief bedoeld is. Met idealisatie wordt niet vastgelegd met welke marge de indicatieve begrenzing bedoeld is. Bij Tekstdeel is het attribuut idealisatie alleen verplicht wanneer het Tekstdeel een Locatie heeft. Zie verder de constraint die hierna wordt besproken.
thema: attribuut dat kernachtig de grondgedachte van het Tekstdeel weergeeft. Het thema is een aanduiding van het aspect van de fysieke leefomgeving waar de Juridische regel over gaat. Om harmonisatie tussen bevoegde gezagen en tussen instrumenten te bevorderen is er een waardelijst voor thema. Het overgrote deel van de waarden van deze waardelijst is rechtstreeks ontleend aan artikel 1.2 Ow, waarin is aangegeven welke aspecten de fysieke leefomgeving omvat. In Bijlage 1 wordt de relatie tussen artikel 1.2 Ow en de waarden van de waardelijst gelegd.
Per Tekstdeel kunnen net zoveel thema’s worden toegevoegd als gewenst is. thema is een attribuut en geen object. Het kent daardoor geen eigen weergave.
Met het attribuut thema kan het thema van een Tekstdeel worden aangegeven. thema kan bijvoorbeeld worden gebruikt om alle Tekstdelen over een bepaald thema in eenzelfde omgevingsdocument te selecteren, of om van verschillende omgevingsdocumenten de Tekstdelen en/of Juridische regels met hetzelfde thema te selecteren. Afhankelijk van de functionaliteit die een viewer biedt is het vervolgens ook mogelijk om de Locaties van alle Tekstdelen en/of Juridische regels met hetzelfde thema op een kaartbeeld weer te geven.
Overwogen wordt om aan het objecttype Tekstdeel een attribuut subthema toe te voegen waarmee het bevoegde gezag desgewenst binnen een thema een nadere specialisatie kan aanbrengen.
divisieaanduiding: attribuut voor de verwijzing van een Tekstdeel naar de identificatie van de Divisie of Divisietekst waarin het Tekstdeel voorkomt. Tekstdeel wordt via de koppelobjecten Divisie respectievelijk Divisietekst gekoppeld aan de STOP-elementen Divisie of Divisietekst. Bij ieder Tekstdeel moet bepaald worden of het hoort bij een Divisie of een Divisietekst. Deze keuze wordt gemaakt met het keuze-element DivisieOfDivisietekst. Het STOP-element Divisie is een structuurelement en het STOP-element Divisietekst is een element dat inhoud bevat. In omgevingsdocumenten met Vrijetekststructuur is het daardoor mogelijk om te annoteren op het niveau van het element dat inhoud bevat én op het niveau van structuurelementen. In het geval van een annotatie op het niveau van structuurelementen (bijvoorbeeld op de Divisie van het niveau dat vergelijkbaar is met een heel hoofdstuk of paragraaf), wordt bij het keuze-element DivisieOfDivisietekst gekozen voor het OW-objecttype Divisie. Bij een annotatie op het niveau van het element dat inhoud bevat, wordt bij het keuze-element DivisieOfDivisietekst gekozen voor het OW-objecttype Divisietekst. Annoteren op het niveau van structuurelementen (Divisie) ligt het meeste voor de hand bij annotaties met het attribuut thema en met het objecttype Hoofdlijn. Het ligt niet voor de hand om dat te doen bij annotaties met het objecttype Gebiedsaanwijzing. Het annoteren met het objecttype Gebiedsaanwijzing ligt het meeste voor de hand op het niveau van het element dat inhoud bevat: Divisietekst. Divisietekst kan ook goed geannoteerd worden met het attribuut thema en met het objecttype Hoofdlijn.
hoofdlijnaanduiding: attribuut dat de verwijzing bevat van Tekstdeel naar de identificatie(s) van het daarbij behorende object Hoofdlijn. Het object Hoofdlijn wordt beschreven in paragraaf 7.5. Dit attribuut geeft aan dat het Tekstdeel hoort bij een bepaalde Hoofdlijn.
locatieaanduiding: attribuut dat de verwijzing bevat naar de identificatie van de Locatie(s) die bij het Tekstdeel horen én aangeeft wat de betekenis van die Locatie(s) is voor het object waar het bij hoort; in dit geval voor Tekstdeel. Wanneer bij een Tekstdeel Locatie wordt gebruikt legt dit attribuut dus vast dat deze Locatie(s) de locatie(s) is (zijn) waar dit Tekstdeel van toepassing is.
Het annoteren van Locatie bij een Tekstdeel is optioneel. Let op dat het niet annoteren van Locatie bij een Tekstdeel tot gevolg heeft dat het niet mogelijk is om in een viewer met een klik op de kaart de daar relevante onderdelen van de tekst te vinden.
gebiedsaanwijzing: attribuut dat de verwijzing bevat van Tekstdeel naar de identificatie van het specifieke voorkomen van een bepaald type Gebiedsaanwijzing. Aangezien de instructie niet met Gebiedsaanwijzing kan worden geannoteerd, kan dit attribuut niet voorkomen.
kaartaanduiding: attribuut dat de verwijzing bevat van het Tekstdeel naar de identificatie van een specifiek Kaartobject. Met het objecttype Kaart kan bij een Tekstdeel een specifieke kaart worden gegenereerd waarop alle bij dat Tekstdeel behorende Locaties en OW-objecten worden weergegeven. Aangezien het object Kaart niet bij de instructie kan worden toegepast, kan dit attribuut niet voorkomen.
Constraints
idealisatie verplicht als Tekstdeel een Locatie heeft: deze constraint betekent dat áls Tekstdeel een Locatie heeft, het verplicht is om idealisatie te gebruiken. Bij Tekstdeel is, anders dan bij Juridische regel, het attribuut idealisatie slechts onder voorwaarde verplicht. Het moet gebruikt worden wanneer het Tekstdeel een Locatie heeft. Dat is namelijk niet verplicht.
Let ook op de regels voor het verwijzen van een OW-object naar een ander OW-object in paragraaf 7.9.2.1, met name over het verwijzen naar een OW-object behorend bij een andere Regeling en over het verwijzen van en naar een OW-object in een tijdelijk regelingdeel.
Toelichting op werkafspraak
idealisatie is het attribuut van Tekstdeel dat aangeeft op welke manier het bevoegd gezag de begrenzing van de Locatie(s) voor dat Tekstdeel bedoeld heeft: is het een exacte of een indicatieve afbakening? Bij een Divisie of Divisietekst kunnen 1 of meer Tekstdelen horen. Modelmatig is het toegestaan dat bij een Divisie of Divisietekst zowel Tekstdelen met een exacte als Tekstdelen met een indicatieve idealisatie horen. Tekstdeel is echter een abstract concept, waardoor in de tekst niet is aan te wijzen welke delen van de tekst horen bij welk Tekstdeel en ook niet is aan te wijzen welke Locatie hoort bij welk deel van de tekst. Als bij een Divisie of Divisietekst zowel Tekstdelen met een exacte als Tekstdelen met een indicatieve idealisatie horen kunnen viewers daardoor niet laten zien voor welk deel van de tekst de begrenzing van de Locatie exact of juist indicatief bedoeld is.
Daarom geldt, totdat in een volgende versie van dit toepassingsprofiel dan wel in een nader bericht van de beheerder van de TPOD-Standaard anders is bepaald, de werkafspraak ‘Het attribuut idealisatie moet voor alle Tekstdelen in een Divisie of een Divisietekst dezelfde waarde hebben.’
Hoofdlijn biedt aan de hand van de attributen soort en naam de mogelijkheid Tekstdeel extra informatie mee te geven waardoor informatie in het Lichaam van de Regeling van omgevingsdocumenten met Vrijetekststructuur volgens een door het bevoegd gezag gekozen indeling te structureren is. Voor het attribuut soort kan het bevoegd gezag een herkenbare term kiezen die in het document terugkomt, zoals ‘ambitie’, ‘doelstelling’ of ‘pijler’. Met het attribuut naam kan vervolgens een meer specifieke naam opgenomen worden die correspondeert met de inhoud of het opschrift van het gekozen deel van de tekst. Omdat er geen gebruik gemaakt wordt van waardelijsten biedt dit de grootst mogelijk flexibiliteit voor het naar eigen inzicht inrichten van visie-achtige omgevingsdocumenten.
Bij de Hoofdlijn kan als extra informatie worden aangegeven of de Hoofdlijn een relatie met een andere Hoofdlijn in het omgevingsdocument heeft.
In de paragrafen 7.2, 7.3 en 7.4 over de objecttypen Divisie, Divisietekst en Tekstdeel is al aangegeven dat het in omgevingsdocumenten met Vrijetekststructuur mogelijk is om te annoteren op het niveau van het (STOP-)element dat inhoud bevat (Divisietekst) én op het niveau van het (STOP-)structuurelement (Divisie). Daar is ook aangegeven dat het annoteren op het niveau van het structuurelement Divisie het meest voor de hand ligt bij annotaties met het objecttype Hoofdlijn (en met het attribuut thema). Dat laat onverlet dat het annoteren met Hoofdlijn ook goed toe te passen is op het niveau van Divisietekst.
Hoofdlijn is het objecttype, te gebruiken in het Lichaam van de Regeling van omgevingsdocumenten met Vrijetekststructuur, dat machineleesbaar maakt dat in een bepaald Tekstdeel een hoofdlijn van de kwaliteit, ontwikkeling of staat van of het beleid voor de fysieke leefomgeving is vastgelegd.
Doel van het objecttype Hoofdlijn is het mogelijk maken om:
in een omgevingsdocument met Vrijetekststructuur verschillende onderdelen met eenzelfde Hoofdlijn te selecteren;
in verschillende omgevingsdocumenten met Vrijetekststructuur onderdelen dezelfde Hoofdlijn te geven of dezelfde Hoofdlijn-systematiek toe te passen.
Hoofdlijn kent de volgende attributen:
identificatie: de unieke identificatie waaronder elk object van dit type bekend is. Identificatie conform datatype NEN3610-ID. Verplicht attribuut. Komt 1 keer voor. De identificatie moet de code (uit de STOP-waardelijst voor gemeente, waterschap, provincie of ministerie) bevatten van het bevoegd gezag dat het besluit neemt waarmee de Regeling wordt ingesteld of gewijzigd.
naam: de naam van deze specifieke Hoofdlijn. Het bevoegd gezag is vrij in de keuze van de naam van de Hoofdlijn. Verplicht attribuut, komt 1 keer voor.
soort: de soort waartoe deze Hoofdlijn behoort. Het bevoegd gezag is vrij in het kiezen van een benaming voor soort. Verplicht attribuut, komt 1 keer voor.
gerelateerdeHoofdlijn: de verwijzing van een specifieke Hoofdlijn naar een andere Hoofdlijn die aangeeft dat er een bijzondere relatie bestaat tussen die twee Hoofdlijnen. Optioneel attribuut. Komt zo vaak voor als gewenst.
Hoofdlijn kent geen waardelijsten en geen constraints.
naam: door het bevoegd gezag zelf te kiezen, er is geen waardelijst voor de naam van de Hoofdlijn. Voorbeelden zijn: ‘Een klimaatbestendige delta’, ‘Duurzaam, concurrerend en circulair’.
soort: door het bevoegd gezag zelf te kiezen, er is geen waardelijst voor de soort van de Hoofdlijn. Het attribuut soort maakt het mogelijk om Hoofdlijnen te groeperen. Voorbeelden zijn: ambitie, doel, opgave, toekomstperspectief, prioriteit, beleidskeuze.
gerelateerdeHoofdlijn: een Hoofdlijn kan in een bijzondere relatie tot een andere Hoofdlijn staan waardoor het van belang is dat de gebruiker ook op de andere Hoofdlijn wordt geattendeerd. Dat kan worden aangegeven met het attribuut gerelateerdeHoofdlijn.
Let ook op de regels voor het verwijzen van een OW-object naar een ander OW-object in paragraaf 7.9.2.1, met name over het verwijzen naar een OW-object behorend bij een andere Regeling en over het verwijzen van en naar een OW-object in een tijdelijk regelingdeel.
Het OW-object Locatie geeft aan waar een Juridische regel of Tekstdeel en de domeinspecifieke annotaties Activiteit, Omgevingswaarde, Omgevingsnorm, de verschillende typen Gebiedsaanwijzing en de bijbehorende waarden van toepassing zijn. De optelling van alle Locaties van alle Juridische regels in een Regeltekst vormt het werkingsgebied van de Regeltekst; de optelling van alle Locaties van alle Tekstdelen in een Divisie of Divisietekst vormt het werkingsgebied van de Divisie of Divisietekst. Locatie wordt altijd vastgelegd in een GIO.
Locatie heeft zeven verschijningsvormen: Gebied, Gebiedengroep, Lijn, Lijnengroep, Punt, Puntengroep en Ambtsgebied. Optioneel kan de hoogteligging van het Gebied, de Lijn of de Punt worden vastgelegd. Toegestane geometrieën bij een Gebied zijn Surface en MultiSurface (de termen die de GML-standaard gebruikt voor Vlak en Multivlak); bij een Lijn zijn dat Curve en MultiCurve (GML-termen voor Lijn en Multilijn) en bij Punt tenslotte zijn toegestaan Point en MultiPoint (de GML-termen voor Punt en Multipunt). Bij MultiSurface worden meerdere vlakken samengevoegd tot één onlosmakelijk geheel. Wanneer slechts een onderdeel gewijzigd moet worden, leidt dat toch tot een wijziging van de hele MultiSurface. Datzelfde geldt voor MultiCurve en MultiPoint. Aanbevolen wordt om MultiSurface, MultiCurve en MultiPoint alleen te gebruiken wanneer het daadwerkelijk de bedoeling is dat er één onlosmakelijk geheel ontstaat. Een andere manier van groepering is het samenvoegen van twee of meer Gebieden, Lijnen of Punten tot een Gebiedengroep, Lijnengroep respectievelijk Puntengroep. Op deze manier is het mogelijk om één van de Gebieden van een Gebiedengroep, één van de Lijnen van een Lijnengroep of één van de Punten van een Puntengroep te wijzigen. Punt is noodzakelijk voor het als omgevingswaarde vaststellen van geluidproductieplafonds; die hebben de vorm van een puntlocatie. Lijn wordt onder andere in het omgevingsplan gebruikt voor het aangeven van rooilijnen bij het stellen van regels over het situeren van bouwwerken. Voor het overige is het aan te bevelen om Punt en Lijn als Geometrie zoveel mogelijk te vermijden omdat bij raadplegen in een viewer een punt en een lijn lastig te vinden zijn.
Locaties kunnen onbeperkt gestapeld worden, dat wil zeggen dat Locaties elkaar geheel of gedeeltelijk kunnen overlappen. Dat geldt zowel voor Locaties met eenzelfde annotatie oftewel OW-object als voor Locaties met verschillende annotaties c.q. OW-objecten. Het is dus mogelijk om op exact dezelfde plek bijvoorbeeld de Locaties van verschillende Juridische regels of Tekstdelen, van een aantal Activiteiten, van een Omgevingswaarde, van een aantal Omgevingsnormen en diverse typen Gebiedsaanwijzing neer te leggen. Ook kunnen die Locaties elkaar gedeeltelijk overlappen. De navolgende figuren laten daarvan voorbeelden zien. De figuren laten mogelijke toepassingen in het omgevingsplan zien, maar zijn bedoeld om generiek voor omgevingsdocumenten het principe te illustreren.
Locatie is het objecttype dat machineleesbaar vastlegt waar een Juridische regel, Tekstdeel en/of de domeinspecifieke objecttypen van toepassing zijn.
Doel van het objecttype Locatie is het met coördinaten vastleggen waar een Juridische regel, Tekstdeel, Activiteit, Omgevingsnorm, Omgevingswaarde, type Gebiedsaanwijzing en bij Omgevingsnorm en Omgevingswaarde behorende waarden van toepassing zijn.
Locatie kent de volgende attributen:
identificatie: de unieke identificatie waaronder elk object van dit type bekend is. Identificatie conform datatype NEN3610-ID. Verplicht attribuut. Komt 1 keer voor. De identificatie moet de code (uit de STOP-waardelijst voor gemeente, waterschap, provincie of ministerie) bevatten van het bevoegd gezag dat het besluit neemt waarmee de Regeling wordt ingesteld of gewijzigd.
noemer: de mensleesbare term of frase waarmee een Locatie wordt aangeduid. Optioneel attribuut. Komt 0 of 1 keer voor.
Locatie kent zeven verschijningsvormen:
Gebied: op zichzelf staande geometrisch afgebakende ‘ruimte’ in een virtuele weergave van de fysieke leefomgeving. De geometrische afbakening is juridisch van aard. Gebied heeft alle attributen van Locatie, aangevuld met:
hoogte: de hoogte waarop het Gebied ligt of de hoogte binnen het Gebied waarop de Juridische regel of het Tekstdeel van toepassing is. Optioneel attribuut. Komt 0 of 1 keer voor. Wordt vastgelegd met WaardeEenheid, dat bestaat uit de volgende elementen:
waarde: de numerieke waarde van de hoogte. Verplicht element indien het attribuut hoogte wordt gebruikt.
eenheid: de grootheid waarin de hoogte wordt uitgedrukt. Voor eenheid wordt gebruik gemaakt van de waardelijst 'Eenheid’. Verplicht element indien het attribuut hoogte wordt gebruikt.
geometrie: de verwijzing van een specifiek Gebied naar (de identificatie van) de bijbehorende Geometrie. Verplicht attribuut. Komt 1 keer voor.
Gebiedengroep: een groep of verzameling van bij elkaar behorende Gebieden, die samen de Locatie vormen. Gebiedengroep heeft alle attributen van Locatie, aangevuld met:
groepselement: de verwijzing van een Gebiedengroep naar de Gebieden die samen de Gebiedengroep vormen. Verplicht attribuut. Komt ten minste 1 keer voor.
Lijn: op zichzelf staande geometrisch afgebakende lijnlocatie in een virtuele weergave van de fysieke leefomgeving. De geometrische afbakening is juridisch van aard. Lijn heeft alle attributen van Locatie, aangevuld met:
hoogte: de hoogte waarop de Lijn ligt. Optioneel attribuut. Komt 0 of 1 keer voor. Wordt vastgelegd met WaardeEenheid, dat bestaat uit de volgende elementen:
waarde: de numerieke waarde van de hoogte. Verplicht element indien het attribuut hoogte wordt gebruikt.
eenheid: de grootheid waarin de hoogte wordt uitgedrukt. Voor eenheid wordt gebruik gemaakt van de waardelijst 'Eenheid’. Verplicht element indien het attribuut hoogte wordt gebruikt.
geometrie: de verwijzing van een specifieke Lijn naar (de identificatie van) de bijbehorende Geometrie. Verplicht attribuut. Komt 1 keer voor.
Lijnengroep: een groep of verzameling van bij elkaar behorende Lijnen, die samen de Locatie vormen. Lijnengroep heeft alle attributen van Locatie, aangevuld met:
groepselement: de verwijzing van een Lijnengroep naar de Lijnen die samen de Lijnengroep vormen. Verplicht attribuut. Komt ten minste 1 keer voor.
Punt: op zichzelf staande geometrisch afgebakende puntlocatie in een virtuele weergave van de fysieke leefomgeving. De geometrische afbakening is juridisch van aard. Punt heeft alle attributen van Locatie, aangevuld met:
hoogte: de hoogte waarop de Punt ligt. Optioneel attribuut. Komt 0 of 1 keer voor. Wordt vastgelegd met WaardeEenheid, dat bestaat uit de volgende elementen:
waarde: de numerieke waarde van de hoogte. Verplicht element indien het attribuut hoogte wordt gebruikt.
eenheid: de grootheid waarin de hoogte wordt uitgedrukt. Voor eenheid wordt gebruik gemaakt van de waardelijst 'Eenheid’. Verplicht element indien het attribuut hoogte wordt gebruikt.
geometrie: de verwijzing van een specifieke Punt naar (de identificatie van) de bijbehorende Geometrie. Verplicht attribuut. Komt 1 keer voor.
Puntengroep: een groep of verzameling van bij elkaar behorende Punten, die samen de Locatie vormen. Puntengroep heeft alle attributen van Locatie, aangevuld met:
groepselement: de verwijzing van een Puntengroep naar de Punten die samen de Puntengroep vormen. Verplicht attribuut. Komt ten minste 1 keer voor.
Ambtsgebied: bijzondere vorm van Gebied, zijnde een op zichzelf staande geometrisch afgebakende ‘ruimte’ in een virtuele weergave van de fysieke leefomgeving, die samenvalt met het ambtsgebied van een bepaald bevoegd gezag: het gebied waarover dat bevoegd gezag de bevoegdheid tot regeling en bestuur heeft. Ambtsgebied heeft alle attributen van Locatie, aangevuld met:
bestuurlijkeGrenzenVerwijzing: attribuut dat de gegevens voor het doen van een verwijzing naar de bestuurlijkeGrenzen-voorziening bevat.
bestuurlijkeGrenzenVerwijzing wordt ingevuld met de gegevensgroep BestuurlijkeGrenzenVerwijzing die de volgende attributen kent:
bestuurlijkeGrenzenID: de identificatie van het gebied in de bestuurlijkegrenzenvoorziening: de CBS-code respectievelijk de RVIG-code van het bevoegd gezag, inclusief de letteraanduiding in hoofdletters van de bestuurslaag;
domein: het onderdeel van de bestuurlijkeGrenzen-voorziening waarin de ambtsgebieden worden bijgehouden. Verplicht attribuut. Komt 1 keer voor. Wordt ingevuld met de verplichte waarde ‘NL.BI.BestuurlijkGebied’.
geldigOp: de datum waarop Ambtsgebied geldig is. Verplicht attribuut. Komt 1 keer voor. De verwijzing is altijd statisch: met de Locatie Ambtsgebied wordt bedoeld het ambtsgebied zoals dat gold op de ingevulde datum.
Locatie kent geen waardelijsten.
Locatie kent de volgende constraints:
(bij Gebied): geometrie is van type Surface of MultiSurface;
(bij Lijn): geometrie is van type Curve of MultiCurve;
(bij Punt): geometrie is van type Point of MultiPoint.
Werkafspraak
Tot anders is bepaald in een volgende versie van dit toepassingsprofiel dan wel in een nader bericht van de beheerder van de TPOD-Standaard geldt de volgende werkafspraak:
Gebruik het attribuut hoogte niet.
noemer: de mensleesbare term of frase waarmee de Locatie wordt aangeduid en beschreven, waardoor er, indien relevant, naar de Locatie kan worden verwezen. Let op: de noemer is niet altijd gelijk aan de naam van het GIO. Het gebruik van noemer is optioneel omdat een noemer niet altijd zinvol is en omdat er Locaties zijn die niet met een term of frase te benoemen zijn. Dat geldt bijvoorbeeld voor de losse Locaties binnen een Gebiedengroep. Voorbeelden van noemer voor omgevingsplan respectievelijk omgevingsverordening, waarbij de noemer in cursieve tekst is weergegeven, zijn: Ter plaatse van de functie Levendig stadscentrum zijn de volgende activiteiten toegestaan. Nieuwe luidruchtige activiteiten en gedragingen zijn in een stiltegebied verboden.
Locatie kan de locatie zijn van een Juridische regel of Tekstdeel (en daarmee, al dan niet samen met andere Locaties, het werkingsgebied van de Regeltekst, de Divisie of de Divisietekst), en/of de Locatie van een van de domeinspecifieke annotaties Activiteit, Gebiedsaanwijzing, Omgevingsnorm en Omgevingswaarde. Het hangt af van het objecttype waarmee de Locatie wordt gecombineerd of het gebruik van het attribuut noemer zinvol is of niet. Bij de beschrijving van die objecttypen wordt dit aangegeven.
hoogte: optioneel attribuut waarmee voor Gebied, Lijn en Punt de hoogteligging kan worden vastgelegd. hoogte wordt vastgelegd met WaardeEenheid, dat bestaat uit de elementen waarde en eenheid. waarde legt de hoogte in een getal vast, eenheid geeft aan in welke grootheid de hoogte moet worden gemeten. Voor eenheid wordt gebruik gemaakt van de waardelijst 'Eenheid’. Het gebruik van het attribuut hoogte maakt een (zeer beperkte) benadering van 3D mogelijk. hoogte kan bijvoorbeeld worden gebruikt om van (de omgevingswaarde) geluidproductieplafonds aan te geven op welke hoogte ze gelden; in dat geval wordt de eenheid meter gekozen.
geometrie: attribuut dat de verwijzing bevat van een specifiek Gebied, Lijn of Punt naar de identificatie van de bijbehorende Geometrie. Dit attribuut legt dus vast dat deze Geometrie bij het betreffende Gebied, Lijn of Punt hoort. Bij Ambtsgebied kan er geen geometrie worden meegeleverd.
bestuurlijkeGrenzenVerwijzing: attribuut waardoor DSO-LV weet dat de inhoud van dit object te vinden is in een andere voorziening, alleen te gebruiken bij Ambtsgebied. Het bijhouden van het Ambtsgebied gebeurt in de bestuurlijkeGrenzen-voorziening. Het attribuut bestuurlijkeGrenzenVerwijzing maakt gebruik van de gegevensgroep BestuurlijkeGrenzenVerwijzing. In het navolgende worden de attributen van BestuurlijkeGrenzenVerwijzing toegelicht.
bestuurlijkeGrenzenID: de identificatie van het Ambtsgebied. Deze is gelijk aan de bevoegd-gezag-code. Voor gemeenten, provincies en waterschappen is dat de CBS-code, inclusief de letteraanduiding van de bestuurslaag. Een voorbeeld daarvan is GM0297 voor de gemeente Zaltbommel. Voor het Rijk wordt de RVIG-code gehanteerd. Aan de hand van deze code weet DSO-LV van welk bevoegd gezag het ambtsgebied uit de bestuurlijkeGrenzen-voorziening getoond moet worden
domein: attribuut dat aangeeft welke van de onderdelen van de bestuurlijkeGrenzen-voorziening moet worden bevraagd: het bestuurlijk gebied;
geldigOp: attribuut waardoor DSO-LV weet welke versie van het ambtsgebied getoond moet worden: het Ambtsgebied zoals dat geldig was op de ingevulde datum. Wanneer naar aanleiding van een bestuurlijke herindeling of andere grenscorrectie het ambtsgebied is gewijzigd, kan met een wijzigingsbesluit het Ambtsgebied-object gewijzigd worden door de geldigOp-datum van de bestuurlijkeGrenzenVerwijzing te wijzigen.
Met uitzondering van Locatie in de verschijningsvorm van Ambtsgebied wordt Locatie altijd vastgelegd in een GIO.
Ambtsgebied
Het Ambtsgebied-object wordt alleen aangeleverd als dat noodzakelijk is: de eerste keer dat in een Regeling het Ambtsgebied de Locatie is van een regel én wanneer naar aanleiding van een bestuurlijke herindeling of andere grenscorrectie in een wijzigingsbesluit het Ambtsgebied wordt gewijzigd naar een nieuwe versie van dat Ambtsgebied.
Uitgangspunt van regelgeving over de bekendmaking van besluiten is dat informatie die niet op een begrijpelijke manier in tekst te beschrijven is, wordt vastgelegd in een informatieobject. Daarom wordt de locatie waar een regel (of beleid) geldig is, vastgelegd met een GIO. Op deze manier is de locatie permanent terug te vinden en is de onveranderlijkheid van de locatie gewaarborgd (zie ook paragraaf 6.1.2.1). Door het nemen van het besluit stelt het bevoegd gezag het GIO vast en ‘ontstaat’ de locatie. Wanneer een regel geldt voor het hele ambtsgebied van het bevoegd gezag wordt het niet passend geacht als het bevoegd gezag dat ambtsgebied in de vorm van een GIO vast zou stellen. Ambtsgebieden worden immers door andere wetgeving (en in de meeste gevallen door een ander bevoegd gezag) vastgesteld. Daarom wordt Ambtsgebied als verschijningsvorm van Locatie niet vastgelegd met het object Geometrie en niet vastgesteld in de vorm van een GIO, maar neemt het bevoegd gezag een verwijzing op naar het eigen ambtsgebied in de bestuurlijkeGrenzen-voorziening. Dit is de voorziening waarin de door die andere wetgeving vastgestelde bestuurlijke grenzen worden vastgelegd en beheerd. Aangezien Ambtsgebied niet wordt vastgelegd met het object Geometrie en niet door het bevoegd gezag wordt vastgesteld, kent het niet de attributen geometrie en hoogte.
Bij het gebruik van Ambtsgebied als Locatie van een regel of beleid wordt altijd statisch verwezen naar het Ambtsgebied. Dat is nodig om bij een eventuele toekomstige bestuurlijke herindeling de overgang naar de nieuwe indeling te kunnen maken.
Aanbevolen wordt om, als het de bedoeling is dat een regel of (beleids)tekst geldt voor het hele ambtsgebied, vanuit de Juridische regel of het Tekstdeel te verwijzen naar (de identificatie van) het ambtsgebied in de bestuurlijkeGrenzen-voorziening. Het is echter mogelijk om in zo’n geval gebruik te maken van een zelf gecreëerde Locatie. Het is dan aan het bevoegd gezag om er voor te zorgen dat de geometrie van die zelf gecreëerde Locatie exact samenvalt met de geometrie van het ambtsgebied in de bestuurlijkeGrenzen-voorziening. Dat kan door een kopie te maken van de geometrie van het ambtsgebied in de bestuurlijkeGrenzen-voorziening. Het aanleveren van een onjuiste geometrie heeft gevolgen voor de vindbaarheid van regels op locatie in DSO-LV.
Locatie kent geen waardelijsten.
Constraints
Locatie heeft drie constraints:
(bij Gebied): geometrie is van type Surface of MultiSurface;
(bij Lijn): geometrie is van type Curve of MultiCurve;
(bij Punt): geometrie is van type Point of MultiPoint.
Deze constraints betekenen enerzijds -tamelijk voor de hand liggend- dat de Locatieverschijningsvorm Gebied alleen mag verwijzen naar vlak-geometrieën en niet naar punt- of lijn-geometrieën, dat de Locatieverschijningsvorm Lijn alleen mag verwijzen naar lijn-geometrieën en niet naar punt- of vlak-geometrieën en dat de Locatieverschijningsvorm Punt alleen mag verwijzen naar punt-geometrieën en niet naar vlak- of lijn-geometrieën. Anderzijds betekenen de constraints dat gekozen moet worden tussen de enkelvoudige en de multivariant van de geometrietypen. Zoals in paragraaf 7.6.1 al is beschreven, worden bij de multivarianten meerdere vlakken (of lijnen of punten) samengevoegd tot één onlosmakelijk geheel en moeten de multivarianten alleen gekozen worden als het daadwerkelijk de bedoeling is dat er één onlosmakelijk geheel ontstaat.
Let ook op de regels voor het verwijzen van een OW-object naar een ander OW-object in paragraaf 7.9.2.1, met name over het verwijzen naar een OW-object behorend bij een andere Regeling en over het verwijzen van en naar een OW-object in een tijdelijk regelingdeel.
Toelichting op werkafspraak
hoogte is het attribuut van Locatie waarmee voor Gebied, Lijn en Punt de hoogteligging kan worden vastgelegd. STOP kent hoogte niet, het is geen kenmerk van het GIO. Daardoor kan de hoogte niet bekendgemaakt worden en heeft het geen juridische werking.
Daarom geldt, totdat in een volgende versie van dit toepassingsprofiel dan wel in een nader bericht van de beheerder van de TPOD-Standaard anders is bepaald, de werkafspraak ‘Gebruik het attribuut hoogte niet’.
Met uitzondering van Ambtsgebied worden de in de vorige paragraaf besproken typen van Locatie vastgelegd met Geometrie. Het object Geometrie legt de positie en vorm van een Gebied, Lijn of Punt vast door middel van coördinaten om het te kunnen begrenzen en op een kaart op de juiste positie te kunnen weergeven. Geometrie wordt door zowel IMOW als STOP gebruikt. Geometrie wordt vastgelegd in de vorm van een GML-bestand dat in het GIO wordt opgenomen.
Geometrie is het object dat de geometrische bepaling van een Gebied, Lijn of Punt door middel van coördinaten bevat.
Doel van het objecttype Geometrie is:
het vastleggen en begrenzen van Locatie door middel van coördinaten ten behoeve van het publiceren van geo-informatieobjecten;
het op een kaart of in een viewer op de juiste positie weergeven van Locaties.
Geometrie kent de volgende attributen:
id: het identificerend attribuut dat gebruikt wordt om naar de Geometrie te verwijzen. Verplicht attribuut. Komt 1 keer voor.
geometrie: het attribuut dat de coördinaten van de Geometrie bevat. Verplicht attribuut. Komt 1 keer voor.
Geometrie kent geen waardelijsten en constraints.
geometrie: dit attribuut bevat de coördinaten van de Geometrie. De geometrische typen die gebruikt worden binnen dit attribuut dienen overeen te komen met de gekozen verschijningsvorm van Locatie. Zie hiervoor de constraints bij het objecttype Locatie. Deze constraints zijn beschreven in paragraaf 7.6.4 en toegelicht in paragraaf 7.6.5.
Let ook op de regels voor het verwijzen van een OW-object naar een ander OW-object in paragraaf 7.9.2.1, met name over het verwijzen naar een OW-object behorend bij een andere Regeling en over het verwijzen van en naar een OW-object in een tijdelijk regelingdeel.
Het objecttype Regelingsgebied is bedoeld om het volledige gebied waar de Regeling over gaat aan te geven. Dat volledige gebied wordt gevormd door de optelling van alle Locaties van de Juridische regels of Tekstdelen die in de Regeling voorkomen. Het object Regelingsgebied bestaat uit één Locatie die de buitengrens of buitengrenzen van de optelling van alle Locaties vormt. Wanneer het Regelingsgebied niet één aaneengesloten geheel vormt, kan de Locatie uiteraard bestaan uit de samenvoeging van twee of meer Gebieden tot een Gebiedengroep. Aan de hand van dit object kan DSO-LV bepalen welke regelingen op welke gebieden van toepassing zijn. Het objecttype Regelingsgebied is noodzakelijk voor DSO-LV om het omgevingsdocument te kunnen tonen. Door dit object kan de DSO-viewer de begrenzing laten zien van het volledige gebied waar de Regeling over gaat én kan die viewer bij een klik op de kaart laten zien welke omgevingsdocumenten op die plek van toepassing zijn.
Het bevoegd gezag dient per Regeling het Regelingsgebied aan te leveren. In principe is dit een eenmalige aanlevering. Voor omgevingsplan en waterschapsverordening zal het Regelingsgebied samen met de bruidsschat door het Rijk worden aangeleverd en hoeven gemeenten en waterschappen dat niet zelf te doen. Mocht gedurende de levensloop van de Regeling het Regelingsgebied wijzigen, dan moet het bevoegd gezag uiteraard de Locatie behorend bij het Regelingsgebied wijzigen.
In veel gevallen valt het Regelingsgebied samen met het ambtsgebied van het bevoegd gezag. Dat is in ieder geval zo bij AMvB, ministeriële regeling, omgevingsverordening, waterschapsverordening, omgevingsplan en omgevingsvisie.
Let op dat bij het omgevingsplan en de waterschapsverordening het Regelingsgebied óók het ambtsgebied is wanneer in omgevingsplan of waterschapsverordening als bodembeheergebied als bedoeld in artikel 5.89o respectievelijk 6.3 Besluit kwaliteit leefomgeving een gebied wordt aangewezen dat groter is dan het ambtsgebied van de aanwijzende gemeente respectievelijk waterschap[15] Artikel 5.89o Besluit kwaliteit leefomgeving geeft gemeenten de bevoegdheid om in het omgevingsplan een bodembeheergebied aan te wijzen voor het met een maatwerkregel of maatwerkvoorschrift afwijken van bepaalde kwaliteitseisen van het Besluit activiteiten leefomgeving voor het toepassen van grond, baggerspecie, mijnsteen of vermengde mijnsteen op of in de landbodem. Blijkens de Nota van Toelichting op het Aanvullingsbesluit Bodem (Staatsblad 2021, nr 98, pag. 427-428) mag de gemeente daarbij een groter gebied aanwijzen dan de eigen gemeente. De gemeente kan het gebied buiten de eigen gemeente alleen aanwijzen als herkomstgebied en niet als toepassingsgebied. Artikel 6.3 Besluit kwaliteit leefomgeving geeft waterschappen een vergelijkbare bevoegdheid voor de waterschapsverordening.
. Het gebied buiten het ambtsgebied valt dan buiten het Regelingsgebied.
Bij het projectbesluit en het Natura 2000-besluit valt het Regelingsgebied niet samen met het ambtsgebied, maar is het Regelingsgebied gelijk aan het gebied waar het project (met inbegrip van eventuele (compensatie)maatregelen) wordt uitgevoerd, het Natura 2000-gebied dat wordt aangewezen respectievelijk het deel daarvan waar een beperking aan de toegang wordt gesteld. Bij programma, instructie, reactieve interventie en voorbereidingsbesluit is het sterk afhankelijk van de inhoud of het Regelingsgebied gelijk is aan het ambtsgebied of niet.
Regelingsgebied is een objecttype dat hoort bij de Regeling. Voor de relatie tussen Regelingsgebied, Locatie, GIO en tekst geldt één van de volgende opties:
In de situatie waarin het Regelingsgebied gelijk is aan het ambtsgebied:
De geometrie van het Regelingsgebied wordt niet in een GIO vastgelegd. Het Regelingsgebied wordt als los OW-object meegeleverd dat verwijst naar het ambtsgebied in de BestuurlijkeGrenzenVoorziening. Het Regelingsgebied wordt niet gekoppeld aan een Juridische regel of Tekstdeel en het is niet nodig (en ook niet de bedoeling) om in de regeling een artikel of stuk tekst op te nemen dat het Regelingsgebied instelt of benoemt.
In de situatie waarin het Regelingsgebied niet gelijk is aan het ambtsgebied:
De geometrie waarvan het Regelingsgebied gebruikt maakt moet in een GIO vastgelegd zijn. Er zijn twee situaties te onderscheiden:
Het omgevingsdocument heeft al vanuit de inhoud een specifieke Locatie waar het Regelingsgebied naar kan verwijzen
Voorbeelden daarvan zijn het in het projectbesluit benoemde projectgebied en het door een aanwijzingsbesluit Natura 2000 aangewezen Natura 2000-gebied. Het Regelingsgebied wordt als los OW-object meegeleverd dat verwijst naar de betreffende specifieke Locatie. Het Regelingsgebied zelf wordt niet gekoppeld aan een Juridische regel of Tekstdeel en het is niet nodig om in de regeling een artikel of stuk tekst op te nemen dat het Regelingsgebied instelt of benoemt en de verwijzing naar een GIO bevat. Het Regelingsgebied verwijst immers naar een bestaande specifieke Locatie; in de tekst is die specifieke Locatie al benoemd en die tekst bevat ook al de GIO-verwijzing.
Het omgevingsdocument heeft niet vanuit de inhoud een specifieke Locatie waar het Regelingsgebied naar kan verwijzen
Een voorbeeld hiervan is een reactieve interventie die bepaalt dat een aantal onderdelen, met eigen Locaties, van een besluit tot wijziging van een omgevingsplan geen deel van het omgevingsplan uitmaken. In dit geval moet voor het Regelingsgebied een Locatie worden gecreëerd die de buitengrens vormt van de optelling van alle Locaties van de Juridische regels of Tekstdelen die in de Regeling voorkomen. Het is in deze situatie wel nodig om in de regeling een artikel of stuk tekst op te nemen dat het Regelingsgebied benoemt en de verwijzing naar een GIO bevat. Het OW-object Regelingsgebied wordt gekoppeld aan de Juridische regel of het Tekstdeel van dat artikel of stuk tekst.
Regelingsgebied is het objecttype dat machineleesbaar vastlegt waar de volledige Regeling van toepassing is.
Doel van het objecttype Regelingsgebied is het geheel van Locaties aan te geven waarover in een bepaalde Regeling regels dan wel beleid zijn vastgesteld.
Regelingsgebied kent de volgende attributen:
identificatie: de unieke identificatie waaronder elk object van dit type bekend is. Identificatie conform datatype NEN3610-ID. Verplicht attribuut. Komt 1 keer voor. De identificatie moet de code (uit de STOP-waardelijst voor gemeente, waterschap, provincie of ministerie) bevatten van het bevoegd gezag dat het besluit neemt waarmee de Regeling wordt ingesteld of gewijzigd.
locatieaanduiding: de verwijzing van een Regelingsgebied naar (de identificatie van) de bijbehorende Locatie; attribuut dat de specifieke Locatie aanduidt waar dit Regelingsgebied van toepassing is. Verplicht attribuut. Komt 1 keer voor.
Regelingsgebied kent geen waardelijsten en geen constraints.
locatieaanduiding: het attribuut dat de verwijzing bevat naar de identificatie van de specifieke Locatie die bij het Regelingsgebied hoort. Voor Regelingsgebied bevat Locatie (de verwijzingen naar) de geometrie(ën) die de buitengrens of buitengrenzen van de regeling vormen.
Let ook op de regels voor het verwijzen van een OW-object naar een ander OW-object in paragraaf 7.9.2.1, met name over het verwijzen naar een OW-object behorend bij een andere Regeling en over het verwijzen van en naar een OW-object in een tijdelijk regelingdeel.
In het kader van enkelvoudige opslag, meervoudig gebruik kan de wens bestaan om in een omgevingsdocument gebruik te maken van een OW-object uit een ander omgevingsdocument, oftewel een andere Regeling. Doorgaans zal dat gaan om het verwijzen naar Locaties in een andere Regeling. Dat kan op twee manieren:
door een kopie van een OW-object te maken en die in een andere Regeling te gebruiken;
door te verwijzen naar een OW-object in een andere Regeling.
Deze methoden worden in de volgende paragrafen beschreven, met regels over de toepassing.
Bij deze methode wordt een kopie gemaakt van een OW-object in Regeling A en wordt die kopie in Regeling B gebruikt. Dit kan als Regelingen A en B van hetzelfde bevoegd gezag zijn, maar ook als ze van verschillende bevoegde gezagen zijn. De kopie moet een andere identificatie krijgen dan het origineel. Dat is omdat iedere identificatie uniek moet zijn en (relevant bij een kopie van een OW-object van een ander bevoegd gezag) omdat in de OW-object-identificatie de bevoegdgezag-code verweven is. Door hergebruik door het kopiëren van een OW-object hoort het gekopieerde OW-object bij de Regeling waarin het wordt gebruikt. Deze methode is zonder meer toegestaan. Het hergebruik zal doorgaans (mede) betrekking hebben op een of meer Locaties. Dan zal ook het GIO waarin die Locaties zijn vastgelegd, gekopieerd worden. Voor het kopiëren van OW-Locaties en GIO’s kan gebruik gemaakt worden van de downloadservice die het stelsel ter beschikking stelt.
In de tekst van omgevingsdocumenten en bij het annoteren ervan wordt verwezen naar (de identificatie van) GIO’s en OW-objecten. Bij deze methode van hergebruik wordt in Regeling B niet verwezen naar een OW-object dat behoort bij die Regeling, maar wordt verwezen naar (de identificatie van) een OW-object dat behoort bij Regeling A. Ook deze vorm van hergebruik zal doorgaans betrekking hebben op een of meer Locaties. Er zal dan ook sprake zijn van verwijzen naar GIO’s in de andere Regeling. Het verwijzen naar GIO’s volgt dan ook de regels van de Norm van paragraaf 7.9.2.1.
Voor het verwijzen van OW-objecten naar andere OW-objecten gelden de volgende regels:
een OW-object behorend bij een Regeling niet zijnde een tijdelijk regelingdeel mag alleen verwijzen naar een OW-object behorend bij een Regeling van hetzelfde bevoegd gezag, met uitzondering van de relatie bovenliggendeActiviteit van het OW-object Activiteit, waarvoor specifieke regels gelden;
een OW-object behorend bij een Regeling niet zijnde een tijdelijk regelingdeel mag niet verwijzen naar een OW-object behorend bij een tijdelijk regelingdeel;
een OW-object behorend bij een tijdelijk regelingdeel mag alleen verwijzen naar een OW-object behorend bij hetzelfde tijdelijk regelingdeel, met uitzondering van de relatie bovenliggendeActiviteit van de tophaak-Activiteit van het tijdelijk regelingdeel, waarvoor specifieke regels gelden.
Inleiding en achtergrond
Als een OW-object behorend bij Regeling A kan verwijzen naar een OW-object in Regeling B, kan het gebeuren dat op een gegeven moment het OW-object in Regeling B wordt beëindigd omdat het niet meer van toepassing is. Bij de huidige stand van TPOD-standaard en implementatie in de DSO-keten kan naar een OW-object alleen dynamisch worden verwezen; er wordt verwezen naar de actuele versie en het is niet mogelijk om te verwijzen naar een specifieke versie van een OW-object. In Regeling A zou dan worden verwezen naar een niet meer bestaand OW-object. DSO-LV kan niet omgaan met verwijzingen naar niet meer bestaande OW-objecten, omdat er dan een dode link is en DSO-LV geen resultaat kan teruggeven. Daarom geldt de regel dat een OW-object niet mag worden beëindigd als ernaar wordt verwezen.
Het verwijzen naar OW-objecten in andere Regelingen levert technische en juridische problemen en risico’s op. De volgende voorbeelden illustreren dat:
De provincie verwijst in de omgevingsverordening naar de locatie van een Natura 2000-gebied dat het Rijk in een Regeling heeft aangewezen. Als het Rijk later de Regeling intrekt, kan het Rijk -op grond van de eerder genoemde regel- de Locatie van het Natura 2000-gebied niet beëindigen omdat er vanuit de omgevingsverordening naar wordt verwezen. De Locatie van het Natura 2000-gebied blijft, als enige onderdeel van de ingetrokken Regeling, in DSO-LV achter. Door het intrekken van de Regeling is de juridische grondslag voor die Locatie vervallen. De verwijzing vanuit de omgevingsverordening naar die Locatie verdwijnt niet automatisch. De provincie krijgt geen melding dat de Regeling van het Rijk waar die Locatie bij hoorde niet meer bestaat. Vanuit de omgevingsverordening wordt nog steeds naar die Locatie verwezen waarvan de juridische grondslag is vervallen.
In een omgevingsplan is voor het werkingsgebied van een artikel verwezen naar een Locatie in de omgevingsverordening. Als de provincie later die Locatie wijzigt, is daardoor ook het werkingsgebied van het artikel in het omgevingsplan gewijzigd, zonder dat de gemeente daarover een besluit heeft genomen. Voor die wijziging is niet de juiste procedure van ter inzage leggen van ontwerpbesluit en van definitief besluit gevolgd, met de bijbehorende mogelijkheden van zienswijzen en beroep. Bovendien bestaat er het risico dat de provincie de Locatie zo wijzigt dat deze de gemeentegrens overschrijdt. Door de verwijzing zou de Locatie in het omgevingsplan automatisch meewijzigen en zou de gemeente regels stellen in een gebied waar ze niet bevoegd is dat te doen.
Hoofdregel
Om de technische en juridische problemen en risico’s te voorkomen is de hoofdregel dat een OW-object alleen mag verwijzen naar een OW-object behorend bij een Regeling van hetzelfde bevoegd gezag. Het is dus wel toegestaan dat OW-objecten in de omgevingsvisie van provincie A verwijzen naar OW-objecten in de omgevingsverordening van diezelfde provincie, maar het is niet toegestaan dat OW-objecten in een waterschapsverordening verwijzen naar OW-objecten in een omgevingsverordening. Uitgangspunt bij het wel toestaan van verwijzingen naar een OW-object in een Regeling van hetzelfde bevoegd gezag is dat het bevoegd gezag zich bewust zal zijn van dergelijke verwijzingen. Het kan dan zelf maatregelen treffen om de hiervoor genoemde technische en juridische onwenselijke situatie te voorkomen. Als het bevoegd gezag dat nog niet heeft gedaan voorafgaand aan de aanlevering van de beëindiging van een object, krijgt het zelf de melding van het stelsel dat het beëindigen van het OW-object niet mogelijk is omdat er (vanuit een andere Regeling) naar dat object wordt verwezen.
Specifieke regels
Op de regel dat OW-objecten alleen mogen verwijzen naar OW-objecten die horen bij een andere Regeling als dat een Regeling van hetzelfde bevoegd gezag is, geldt een aantal uitzonderingen. Voor die uitzonderingen gelden specifieke regels.
De eerste uitzondering betreft tijdelijk regelingdelen. Het tijdelijk regelingdeel moet zoveel als maar mogelijk is autonoom zijn. Dat maakt het mogelijk dat bij het intrekken van een tijdelijk regelingdeel automatisch alle OW-objecten behorend bij dat tijdelijk regelingdeel worden beëindigd. Daarom mag een OW-object behorend bij een tijdelijk regelingdeel alleen verwijzen naar een OW-object in hetzelfde tijdelijk regelingdeel en mag omgekeerd een OW-object behorend bij een andere Regeling niet verwijzen naar OW-objecten in een tijdelijk regelingdeel. Bij voorbeeld: Een Juridische regel in een tijdelijk regelingdeel met voorbeschermingsregels bij het omgevingsplan van de gemeente A mag wel verwijzen naar een Locatie behorend bij datzelfde tijdelijk regelingdeel en niet naar een Locatie behorend bij de hoofdregeling van het omgevingsplan van de gemeente A. De Juridische regel in dat tijdelijk regelingdeel mag ook niet verwijzen naar een Locatie behorend bij de omgevingsverordening van de provincie die het voorbereidingsbesluit heeft genomen dat het tijdelijk regelingdeel instelt. Op de regel dat een OW-object behorend bij een tijdelijk regelingdeel alleen mag verwijzen naar een OW-object in hetzelfde tijdelijk regelingdeel geldt weer een uitzondering voor de bovenliggendeActiviteit-relatie van de tophaak-Activiteit van het tijdelijk regelingdeel. Aangezien de instructie niet met Activiteit geannoteerd kan worden, wordt deze uitzondering niet verder besproken.
De tweede uitzondering betreft de relatie bovenliggendeActiviteit van het OW-object Activiteit behorend bij andere Regelingen dan tijdelijk regelingdelen Aangezien de instructie niet met Activiteit geannoteerd kan worden, wordt deze uitzondering niet verder besproken.
Aandachtspunten bij verwijzen naar OW-objecten in Regeling van hetzelfde bevoegd gezag
Er zijn gevallen waarin het de bedoeling van het bevoegd gezag is dat Regeling B mee wijzigt met wijzigingen van de eigen Regeling A. Een voorbeeld is dat in een omgevingsverordening de begrenzing van grondwaterbeschermingsgebieden wordt vastgesteld en omgevingsvisie en waterprogramma die begrenzing volgen. Toekomstige wijzigingen kunnen dan in Regeling B juridisch worden geborgd door de formulering daarop af te stemmen.
Ter voorkoming van wijzigingen met ongewenst juridisch effect wordt geadviseerd om, als er wordt verwezen naar een OW-object in een andere Regeling van hetzelfde bevoegd gezag, van de ‘harde’ Regeling naar de ‘zachte’ Regeling te verwijzen. Dus wel een verwijzing vanuit de gemeentelijke omgevingsvisie naar een OW-object in het omgevingsplan, maar niet vanuit het omgevingsplan verwijzen naar een OW-object in de omgevingsvisie.
Maak bij voorkeur geen verwijzing vanuit een Regeling naar een OW-object in een andere Regeling die mogelijk in de toekomst wordt ingetrokken of waarvan in de toekomst de vindbaarheid wordt beperkt omdat die Regeling dan materieel uitgewerkt is. Een voorbeeld van dat laatste is een Locatie die in een projectbesluit van het waterschap wordt ingesteld. Het waterschap kan er in de toekomst voor kiezen om het resultaat van het project dat door dat projectbesluit mogelijk is gemaakt, te borgen in de waterschapsverordening. Als het project volledig is gerealiseerd, is het projectbesluit materieel uitgewerkt. Het is dan niet langer zinvol om het vrijetekstgedeelte van het projectbesluit nog in de regelingenbank op overheid.nl en in DSO-LV in het overzicht van actuele instrumenten te zien. Een volgende versie van de STOP/TPOD-standaard gaat het mogelijk maken om de vindbaarheid van het vrijetekstgedeelte van het projectbesluit te beperken. Het is dan niet wenselijk als vanuit de waterschapsverordening is verwezen naar een Locatie in het projectbesluit.
Tijdelijke maatregel
Het beperken van de mogelijkheid om te verwijzen naar OW-objecten in andere Regelingen is een tijdelijke maatregel. De bedoeling is dat dat in de toekomst wel kan. Daarvoor is het nodig dat de TPOD-standaard het mogelijk maakt om naar een specifieke versie van een OW-object te verwijzen, en/of dat DSO-LV kan omgaan met verwijzingen naar niet meer bestaande OW-objecten.
Workaround
Zolang deze regel geldt kan een bevoegd gezag wel gebruik maken van een OW-object in een Regeling van een ander bevoegd gezag, maar dan door dat object te kopiëren en zelf in de eigen regeling op te nemen. Dat is de methode die is beschreven in paragraaf 7.9.1.
Een annotatie met een OW-object kan -in inhoudelijke zin- betrekking hebben op een hele Regeltekst respectievelijk een hele Divisie of Divisietekst, of alleen op een Juridische regel of een Tekstdeel, en indien gewenst zelfs op een onderdeel daarvan. In de technische uitwerking worden annotaties gepositioneerd op het niveau van Regeltekst respectievelijk Divisie of Divisietekst: iedere annotatie verwijst naar de identificatie van de Regeltekst dan wel de Divisie of Divisietekst. De annotatie die inhoudelijk gaat over een onderdeel van een Regeltekst, Divisie of Divisietekst verwijst dus niet exact naar het opsommingsonderdeel of het stukje tekst waarop de annotatie van toepassing is, maar naar (de identificatie van) de Regeltekst (oftewel het artikel of lid) of de Divisie of Divisietekst waarin de annotatie voorkomt. Gevolg daarvan is dat DSO-LV bij een bevraging het hele Artikel of het hele Lid c.q. de hele Divisie of Divisietekst toont en niet alleen de Juridische regel, Tekstdeel of het stukje tekst waar de annotatie inhoudelijk betrekking op heeft. Dat is ook wenselijk omdat op die manier de volledige context wordt getoond.
Zoals hiervoor al een aantal keren is opgemerkt wordt het annoteren met OW-objecten alleen toegepast op het Lichaam van de Regeling van omgevingsdocumenten, oftewel het onderdeel dat de artikelen respectievelijk de inhoudelijke (beleids)teksten bevat. Bij dat inhoudelijke deel kunnen bijlagen worden gevoegd. Aan (onderdelen van) bijlagen kunnen geen annotaties worden toegevoegd. In omgevingsdocumenten met Artikelstructuur kunnen Locatie en de domeinspecifieke annotaties (Activiteit, Omgevingsnorm, Omgevingswaarde en Gebiedsaanwijzing) immers alleen gekoppeld worden aan het OW-object Juridische regel. Het object Juridische regel kan alleen worden toegepast op een artikel of een lid en niet op (onderdelen van) een bijlage. Datzelfde geldt voor omgevingsdocumenten met Vrijetekststructuur: daar kan de domeinspecifieke annotatie (i.c. Gebiedsaanwijzing) alleen gekoppeld worden aan het OW-object Tekstdeel. Het object Tekstdeel kan alleen worden toegepast op de (beleids)tekst van het omgevingsdocument en niet op (onderdelen van) een bijlage.
Er zijn situaties waarin het, bijvoorbeeld om redenen van leesbaarheid of vormgeving (denk aan lange lijsten en complexe tabellen), wenselijk is om onderdelen van een norm niet in het artikel van de norm maar in een bijlage te plaatsen. Voorbeelden van die onderdelen zijn de waarden van een omgevingsnorm of omgevingswaarde en de locaties waar een norm geldt. Ook in zo’n geval wordt een bijlage niet geannoteerd, maar worden de annotaties aan het artikel (of lid) toegevoegd. De mensleesbare informatie staat dan in de bijlage; de machineleesbare informatie is gekoppeld aan het artikel of lid. Een gebruiker merkt dat niet.
Deze systematiek kan worden toegepast bij het annoteren met Activiteit. Een voorbeeld is een artikel in een omgevingsplan waarin staat dat het ter plaatse van de functie Bedrijventerrein toegestaan is om de activiteiten te verrichten die in de bijlage zijn opgesomd. Ook bij het annoteren met de OW-objecten Omgevingsnorm en Omgevingswaarde kan dit principe worden toegepast. Er moet dan echter wel rekening mee gehouden worden dat de STOP/TPOD-standaard niet toestaat dat kwantitatieve respectievelijk kwalitatieve waarden die bij een norm horen zowel in de tekst als in GIO’s en het normwaarde-attribuut van Omgevingsnorm of Omgevingswaarde voorkomen. Wanneer de waarden in de tekst van de bijlage zijn geplaatst moet bij het annoteren van het artikel met Omgevingsnorm of Omgevingswaarde gekozen worden voor het normwaarde-attribuut ‘waardeInRegeltekst’. Daarmee wordt een verwijzing gemaakt naar de tekst van het artikel dat de norm bevat; het artikel bevat dan weer de verwijzing naar de bijlage. Het GIO bevat in zo’n geval alleen de geometrie en geen waarden (en ook geen verwijzing naar de tekst, die kent alleen de TPOD-standaard). Dit geldt overigens ook wanneer kwantitatieve of kwalitatieve waarden in de tekst van het artikel staan; ook dan moet bij het annoteren met Omgevingsnorm of Omgevingswaarde gekozen worden voor het normwaarde-attribuut ‘waardeInRegeltekst’.
Hier kan nog worden opgemerkt dat het vanuit de standaard niet nodig is om te werken met waarden en locaties in een bijlage. De kenbaarheid is immers afdoende juridisch geborgd wanneer die informatie in het GIO is opgenomen. Vanuit dat principe volstaat het om de norm in het artikel op te nemen en de geometrie en de waarden in het GIO (en in het normwaarde-attribuut van Omgevingsnorm of Omgevingswaarde) vast te leggen.
Dit hoofdstuk gaat over het wijzigen van omgevingsdocumenten met wijzigingsbesluiten. Daarbij is onderscheid gemaakt in het wijzigen van tekst (paragraaf 8.1), het wijzigen van GIO’s (paragraaf 8.2) en het wijzigen van OW-objecten (paragraaf 8.3). De wijzigingsmethode Intrekken & vervangen, als reguliere wijzigingsmethode, is het onderwerp van paragraaf 8.4.
Nadat een initiële regeling van een omgevingsdocument tot stand is gekomen, wordt deze met wijzigingsbesluiten gewijzigd. Uitgangspunt van de STOP/TPOD-standaard is dat voor het wijzigen van tekst gebruik gemaakt wordt van de wijzigingsmethode renvooi. Hoe renvooi moet worden toegepast, wordt beschreven in paragraaf 8.1.1. Er bestaat een alternatief voor renvooi, te weten Integrale tekstvervanging, die onder bepaalde omstandigheden mag worden toegepast. Deze alternatieve wijzigingsmethode wordt in paragraaf 8.1.2 beschreven.
Een bestuursorgaan dat een omgevingsdocument wijzigt, besluit alleen over de wijzigingen die het in dat omgevingsdocument aanbrengt, niet over de ongewijzigde onderdelen. In een wijzigingsbesluit staan daarom alleen de onderdelen van het omgevingsdocument die gewijzigd zijn. De wijzigingsmethode renvooi ondersteunt dat aspect van het besluitvormingsproces optimaal: met renvooi worden in de tekst speciale markeringen aangebracht die de wijzigingen die het besluit ten opzichte van de vorige versie van de regeling aanbrengt, op een voor de mens inzichtelijk manier zichtbaar maken. Daarnaast is deze methodiek automatiseerbaar. Daardoor kan geautomatiseerd uit de bestaande tekst en de renvooimarkeringen in het wijzigingsbesluit de nieuwe versie van de tekst ge(re)construeerd worden en kunnen de renvooimarkeringen geautomatiseerd worden gegenereerd door de twee versies van de tekst met elkaar te vergelijken.
Het bevoegd gezag start het wijzigingsproject door de juridische uitgangssituatie te kiezen: de versie van de regeling ten opzichte waarvan de wijzigingen worden aangebracht. Doorgaans zal dat de op het moment van starten geldende versie van de regeling zijn. Bij toepassing van versiebeheer wordt van die juridische uitgangssituatie een bevroren versie gemaakt. In die bevroren regelingversie worden de voor het wijzigingsproject benodigde wijzigingen in de tekst aangebracht. Het is mogelijk dat tussen de start van dit project en de publicatie van het ontwerp- of definitieve besluit andere wijzigingsbesluiten hebben geleid tot een nieuwe versie van de geldende regeling. Als dat zo is, worden die wijzigingen overgenomen in de juridische uitgangssituatie voor het wijzigingsproject. De juridische uitgangssituatie is de ‘was’-versie; de juridische uitgangssituatie inclusief de wijzigingen van het wijzigingsproject is de ‘wordt’-versie. Uit een vergelijking van de ‘wordt’-versie van de regeling met de ‘was’-versie van de regeling genereert de plansoftware (of een renvooiservice) het ontwerp- of definitieve wijzigingsbesluit, waarin de wijzigingen met renvooimarkeringen zijn aangegeven.
Bron van het wijzigingsbesluit is de XML-versie waarin machineleesbaar de wijzigingen worden gespecificeerd. Daarvan wordt een PDF-versie gegenereerd, waarin in renvooi de wijzigingen op een mensleesbare manier worden weergegeven.
Bij gebruik van de wijzigingsmethode renvooi wordt in de WijzigBijlage van het Besluit een RegelingMutatie opgenomen met daarin achtereenvolgens alle wijzigingen.
Het model voor regelingen met artikelstructuur kent de volgende elementen:
RegelingOpschrift
Lichaam, met daarbinnen de tekstelementen Hoofdstuk, Titel, Afdeling, Paragraaf, Subparagraaf, Subsubparagraaf, Artikel en Lid
Bijlage, met daarbinnen Divisie en Divisietekst
Toelichting, met daarbinnen
AlgemeneToelichting, met daarbinnen Divisie en Divisietekst
ArtikelgewijzeToelichting, met daarbinnen Divisie en Divisietekst
De elementen van een regeling die met de wijzigingsmethode renvooi gemuteerd kunnen worden, worden mutatie-eenheden genoemd. De mutatie-eenheden in een regeling met artikelstructuur zijn:
de elementen Lichaam, Bijlage, Toelichting, AlgemeneToelichting en ArtikelgewijzeToelichting;
de tekstelementen Hoofdstuk, Titel, Afdeling, Paragraaf, Subparagraaf, Subsubparagraaf, Artikel, Divisie en Divisietekst.
Het RegelingOpschrift kan niet gemuteerd worden. Het hele lichaam wordt slechts in uitzonderlijke gevallen, wanneer er ingrijpende wijzigingen in de structuur van het lichaam van de regeling nodig zijn, vervangen.
In het lichaam is artikel de kleinste mutatie-eenheid. Dit betekent dat het artikel de eenheid is die, ongeacht hoeveel wijzigingen in dat artikel of in de leden van dat artikel worden aangebracht, als geheel vervangen wordt bij consolidatie. Door de renvooi-weergave wordt zichtbaar wat er door het wijzigingsbesluit in het artikel gewijzigd is. Het is ook de eenheid waarover in de wetstechnische informatie in de regelingenbanken de juridische verantwoording wordt bijgehouden. In de Bijlage, AlgemeneToelichting en ArtikelgewijzeToelichting is Divisietekst de kleinste mutatie-eenheid. Ook daarvoor geldt dat, ongeacht hoeveel wijzigingen in die Divisietekst worden aangebracht, de Divisietekst als geheel vervangen wordt bij consolidatie en dat door de renvooi-weergave zichtbaar wordt wat de wijzigingen in de Divisietekst zijn.
De wijzigingsmethode renvooi maakt het bijvoorbeeld mogelijk om een volledig hoofdstuk met daarin afdelingen, paragrafen en artikelen in het lichaam van een regeling toe te voegen, om de algemene toelichting te vervangen door een nieuwe versie daarvan, maar ook om een lid uit een artikel te verwijderen of een woord in een lid van een artikel te wijzigen in een ander woord. In de laatste twee gevallen bevat het wijzigingsbesluit het volledige artikel dat gewijzigd wordt, waardoor de wijziging in haar context zichtbaar en daardoor begrijpelijk is.
Figuur 30 en Figuur 31 geven een beeld van de werking van de wijzigingsmethode renvooi. In Figuur 30 staat links de tekst van artikel 5.7 in de oude versie van de regeling, oftewel de ‘was’-versie, en rechts de tekst van datzelfde artikel in de nieuwe versie van de regeling, de ‘wordt’-versie. De plansoftware (of een renvooiservice) heeft een vergelijking van de ‘wordt’-versie met de ‘was’-versie van de regeling gemaakt en heeft daaruit het ontwerp- of definitieve wijzigingsbesluit gegenereerd. Figuur 31 laat de mensleesbare renvooiweergave van het wijzigingsbesluit zien.
Door deze methodiek is precies te zien welke onderdelen van de tekst door het wijzigingsbesluit gewijzigd zijn. Bij (wijzigings)besluiten waartegen beroep kan worden ingesteld maakt dat ook direct duidelijk waarover dat beroep kan gaan. Uit de weergave van het voorbeeld van Figuur 31 wordt duidelijk dat het recht op het bouwen van een bijbehorend bouwwerk en het gebruik daarvan voor mantelzorg al bestond en dat in beroep alleen kan worden opgekomen tegen de vergroting van de toegelaten oppervlakte en de beperking tot alleen buiten de bebouwde kom.
Het model voor regelingen met Vrijetekststructuur kent de volgende elementen:
RegelingOpschrift
Lichaam, met daarbinnen Divisie en Divisietekst
Bijlage, met daarbinnen Divisie en Divisietekst
De elementen van een regeling die met de wijzigingsmethode renvooi gemuteerd kunnen worden, worden mutatie-eenheden genoemd. De mutatie-eenheden in een regeling met Vrijetekststructuur zijn:
de elementen Lichaam en Bijlage;
de tekstelementen Divisie en Divisietekst.
Het RegelingOpschrift kan niet gemuteerd worden. Het hele lichaam wordt slechts in uitzonderlijke gevallen, wanneer er ingrijpende wijzigingen in de structuur van het lichaam van de regeling nodig zijn, vervangen. Divisietekst is, zowel in het lichaam als in de bijlage, de kleinste mutatie-eenheid. Dat betekent dat, ongeacht hoeveel wijzigingen in die Divisietekst worden aangebracht, de Divisietekst als geheel vervangen wordt bij consolidatie. Door de renvooi-weergave wordt zichtbaar wat de wijzigingen in de Divisietekst zijn. Het is ook de eenheid waarover de juridische verantwoording wordt bijgehouden.
Om een wijzigingsbesluit leesbaar te houden, wordt niet de volledige tekst van de regeling met renvooi opgenomen in het besluit, maar alleen de delen waarin de wijzigingen voorkomen: het gewijzigde artikel, het ingevoegde hoofdstuk et cetera. Het kan wenselijk zijn, bijvoorbeeld ten behoeve van het besluitvormingsproces, om ook een versie van de gehele tekst van de regeling te hebben waarin de wijzigingen die het wijzigingsbesluit daarin aanbrengt in renvooi worden weergegeven. Daardoor wordt het effect van de wijzigingen op de hele regeling inzichtelijk. Dit is mogelijk door een proefversie te maken: de regelingversie die volgt uit dit specifieke besluit. Door het geautomatiseerde proces komt de regeling-in-renvooi namelijk exact overeen met het besluit.
Er zijn omstandigheden waarin het gebruik van de wijzigingsmethode renvooi niet mogelijk is, bijvoorbeeld omdat de plansoftware die het bevoegd gezag gebruikt dat nog niet ondersteunt. Voor het wijzigen van de omgevingsvisie is het dan bij wijze van Tijdelijke Alternatieve Maatregel toegestaan om gebruik te maken van de alternatieve wijzigingsmethode Integrale tekstvervanging[16] Er bestond een tweede alternatieve wijzigingsmethode, te weten Intrekken & vervangen. Met ingang van 1 oktober 2023 is het gebruik van deze wijzigingsmethode als alternatief voor renvooi niet meer toegestaan
.
Bij gebruik van de alternatieve wijzigingsmethode Integrale tekstvervanging wordt de gehele versie van een regeling vervangen door een nieuwe versie van die regeling. Deze wijzigingsmethode kan ook gebruikt worden voor het wijzigen van een hoofdregeling wanneer bij die hoofdregeling één of meer tijdelijk regelingdelen horen.
Op grond van artikel 7, eerste lid, Bekendmakingswet bestaat een regeling uit tekst en kan een regeling tevens informatie bevatten die niet uit tekst bestaat. Een GIO is zo’n onderdeel dat uit andere informatie bestaat. In het derde lid van dit artikel is nu bepaald dat bij wijziging van een onderdeel van een regeling dat niet uit tekst maar uit andere informatie bestaat of van een bijlage bij die regeling die wegens aard of omvang niet in het publicatieblad maar elders elektronisch is gepubliceerd, die informatie of die bijlage opnieuw wordt vastgesteld. Er is een wijziging van lid 3 van artikel 7 in voorbereiding waardoor deze bepaling alleen nog geldt voor onderdelen van een regeling die uit andere informatie dan tekst bestaat (en voor bijlagen) die niet geconsolideerd kunnen worden. Een GIO is een onderdeel dat geconsolideerd kan worden. Daardoor hoeft, na inwerkingtreden van deze wijziging van de Bekendmakingswet, bij wijziging een GIO niet opnieuw vastgesteld te worden maar kan het gewijzigd kan worden.
Om technische reden is het nog niet mogelijk om GIO’s te wijzigen door alleen de gewijzigde onderdelen aan te leveren. Voor GIO’s bestaat nog geen renvooi-weergave. Als een bestuursorgaan een GIO wil wijzigen, bijvoorbeeld omdat bij het gebiedsgewijs opbouwen van het omgevingsplan een artikel over de activiteit wonen niet alleen meer het centrum als werkingsgebied heeft maar ook het buitengebied, dan doet het dat door een nieuwe versie van het GIO vast te stellen en aan te leveren. Ook hier geldt dat het niet de bedoeling is dat door het moeten aan leveren van een nieuwe versie van een GIO, bij iedere wijziging van een GIO, hoe klein ook, het hele GIO voor beroep vatbaar wordt, dus ook de onderdelen die niet gewijzigd zijn. Om dat te voorkomen kan een vergelijkbare werkwijze worden toegepast als bij de alternatieve wijzigingsmethoden Intrekken & vervangen en Integrale tekstvervanging. Geadviseerd wordt om in het dictum van het besluit de wijzigingen in het GIO precies te beschrijven. Dan is juridisch sprake van een wijzigingsbesluit, dat technisch wordt uitgevoerd op de beschikbare manier, namelijk door het vaststellen en aanleveren van een nieuwe versie van het GIO. Dit kan verduidelijkt worden door in de motivering of de toelichting kaartjes op te nemen waarmee de verschillen worden geïllustreerd. Figuur 32 laat een voorbeeld van zo’n kaartje zien (bron: LandGoed en gemeente Amsterdam).
Een wijzigingsbesluit kan ook gevolgen hebben voor de OW-objecten in de geconsolideerde regeling. Het bevoegd gezag kan het omgevingsdocument zo wijzigen dat de OW-objecten wijzigen of dat er andere OW-objecten nodig zijn. Voor het wijzigen van OW-objecten zijn er in grove lijnen drie scenario’s: het wijzigen van een bestaand OW-object, het laten vervallen van een bestaand OW-object en het toevoegen van een nieuw OW-object.
Wanneer door of samen met het wijzigingsbesluit een bestaand OW-object wijzigt, voegt het bevoegd gezag bij de aanlevering van het bekend te maken besluit de gewijzigde attributen met de bestaande identificatie van een al bestaand OW-object toe. DSO-LV herkent het OW-object op basis van de identificatie en verwerkt de attributen.
In het geval dat door of samen met het wijzigingsbesluit een bestaand OW-object moet vervallen (in mutatietermen: het object wordt beëindigd), voegt het bevoegd gezag bij de aanlevering van het bekend te maken besluit het OW-object met een bestaande identificatie toe met de status ‘beëindigen’. DSO-LV herkent de identificatie van het OW-object en verwerkt het op basis van de status ‘beëindigen’: (het effect van) het OW-object wordt niet meer getoond.
Wanneer door het wijzigingsbesluit een nieuw OW-object ontstaat, levert het bevoegd gezag bij de aanlevering van het bekend te maken besluit het nieuwe OW-object aan. Er wordt dan een OW-object meegeleverd met een identificatie die in DSO-LV nog niet bekend is. DSO-LV beschouwt het als een nieuw OW-object en voegt het toe op dezelfde manier als bij de aanlevering van een initieel besluit.
Voor het wijzigen van OW-objecten gelden drie uitgangspunten:
lever alleen gegevens aan als ze gewijzigd zijn;
verwijder expliciet gegevens die niet meer gebruikt worden;
een wijziging van een object zorgt voor een nieuwe versie van dat object.
Voor het wijzigen van OW-objecten gelden de volgende regels:
een besluit mag alleen een OW-object wijzigen dat hoort bij de Regeling die door het besluit wordt gewijzigd;
aanleveren van een wijziging van een OW-object zonder besluit is niet toegestaan.
Een besluit wijzigt een regeling. Dat besluit mag alleen OW-objecten wijzigen die horen bij die regeling. Onder het wijzigen van OW-objecten verstaan we het wijzigen of laten vervallen van bestaande OW-objecten en het toevoegen van nieuwe OW-objecten. Een voorbeeld: Een provincie mag met een besluit tot wijziging van de omgevingsverordening wel de OW-objecten van die omgevingsverordening wijzigen, maar niet de OW-objecten van de omgevingsvisie, en ook niet de OW-objecten van de omgevingsverordening van een andere provincie.
Een bevoegd gezag kan een OW-object alleen wijzigen bij de aanlevering van een wijzigingsbesluit. Aanleveren van een wijziging van een OW-object zonder besluit, een zogenaamde directe mutatie, is niet toegestaan. Een fout in een bestaand OW-object, zoals een ongelukkig gekozen naam van een Gebiedsaanwijzing, of een verkeerde activiteitregelkwalificatie, kan worden hersteld bij de aanlevering van het eerstvolgende besluit. Wanneer de correctie ingrijpend is en niet inhoudelijk samenhangt met de andere onderdelen van het besluit, is het aan te bevelen om dat expliciet onder de aandacht van het bestuursorgaan te brengen. Dat kan bijvoorbeeld door het als beslispunt in het dictum in het (vaststellings)besluit voor te leggen, of door het in de toelichting op het besluit op te nemen.
Bevoegde gezagen mogen geen directe mutaties aanleveren. Directe mutaties mogen alleen nog worden toegepast door beheerders van het stelsel voor het oplossen van problemen in de keten, bijvoorbeeld met een vastzittende regeling. De beheerders van het stelsel voeren deze functionaliteit uit op verzoek van het bevoegd gezag.
Er is een aantal redenen waarom het niet is toegestaan om een directe mutatie van een OW-object aan te leveren. Een directe mutatie van een OW-object kan leiden tot verschillen tussen de regeling op overheid.nl en de regeling in het DSO. Dit levert een juridisch risico op. Een directe mutaties is niet te traceren en werkt bovendien door met terugwerkende kracht. Bij een tijdreis naar een datum in het verleden ziet een raadpleger door die terugwerkende kracht iets anders dan wat destijds op die datum werkelijk te zien was. Het met een directe mutatie verwijderen van een Activiteit heeft grote gevolgen voor de toepasbare regels bij die Activiteit. Er is dan geen aanvraagformulier meer en een eerder ingediende vergunningaanvraag kan niet meer aangevuld worden.
Tijdelijke maatregel
De harde afkadering dat een bevoegd gezag een OW-object alleen mag wijzigen bij de aanlevering van een wijzigingsbesluit en niet zelf een directe mutatie mag aanleveren, is bedoeld als tijdelijke situatie. Beoogd is dat er in de toekomst functionaliteit komt waarmee die OW-objecten waarbij dat juridisch verantwoord kan, zonder besluit van het bestuursorgaan kunnen worden gewijzigd. Die functionaliteit moet dan ook zorgen voor de traceerbaarheid van de wijziging. Bij het ontwerpen van deze functionaliteit hoort ook een oplossing voor de terugwerkende kracht van wijzigingen van een OW-object zonder besluit.
Werkwijze zolang tijdelijke maatregel geldt
Zolang de tijdelijke maatregel geldt, kan een bevoegd gezag een OW-object wijzigen bij de aanlevering van een volgend wijzigingsbesluit. Voor het oplossen van een probleem in de keten, bijvoorbeeld met een vastzittende regeling, kunnen de beheerders van het stelsel gebruik maken van directe mutaties. Het bevoegd gezag kan daarvoor bij die beheerder een verzoek indienen.
Een probleem in de keten, bijvoorbeeld met een vastzittende regeling, kunnen de beheerders van het stelsel op verzoek van het bevoegd gezag oplossen, met inzet van directe mutaties
Sommige typen omgevingsdocument zijn verplicht: het bestuursorgaan moet ze vaststellen en daarna, zo volgt uit het systeem van de wet, moet het openbaar lichaam steeds beschikken over dat omgevingsdocument. Voorbeelden daarvan voor de provincie zijn de omgevingsvisie en de omgevingsverordening, voor de gemeente de omgevingsvisie en het omgevingsplan, voor het waterschap de waterschapsverordening en het waterbeheerprogramma en voor het Rijk de omgevingsvisie, de AMvB en de ministeriële regeling. Deze omgevingsdocumenten worden, na hun initiële vaststelling, met wijzigingsbesluiten gewijzigd. Het kan voorkomen dat de wijzigingen zo omvangrijk zijn dat het bestuursorgaan het omgevingsdocument intrekt en vervangt door een nieuwe. Een voorbeeld is een provincie die in 2023 een omgevingsvisie heeft vastgesteld genaamd ‘Prachtig Provincieland 2035’. De provincie heeft de daarin gestelde ontwikkelings- en beleidsdoelen bereikt en wil nieuw beleid en ontwikkelingen gaan realiseren. In 2035 trekt de provincie daarom de bestaande omgevingsvisie in en stelt een nieuwe omgevingsvisie vast genaamd ‘Provincieland economisch voorop 2050’.
Dat het nieuwe omgevingsdocument bedoeld is als opvolger, voortzetting, van het bestaande omgevingsdocument kan sterker tot uitdrukking worden gebracht door die opvolgingsrelatie expliciet in de metadata van de regeling op te nemen. Dat kan met Intrekken & vervangen als reguliere wijzigingsmethode. Deze wijzigingsmethode wordt toegepast als het bevoegd gezag (zowel juridisch als technisch) een bestaande regeling intrekt en vervangt door een nieuwe regeling, waarbij die regelingen zo sterk met elkaar verbonden zijn dat sprake is van een opvolgingsrelatie. In de RegelingMetadata van de nieuwe regeling wordt met het element opvolgerVan verwezen naar (de identificatie van) de ingetrokken regeling. Door het aangeven van deze opvolg-relatie kan DSO-LV bij een tijdreis vanuit de nieuwe regeling de ingetrokken regeling als voorganger tonen.
Juridisch gezien ligt het voor de hand om het intrekken van de oude regeling en het instellen van de nieuwe regeling in één besluit op te nemen, en om het continu aanwezig zijn van het omgevingsdocument te borgen door de (inwerkingtredings)datum van de intrekking dezelfde te laten zijn als de inwerkingtredingsdatum van de nieuwe regeling. Technisch gezien maakt het bij regulier Intrekken & vervangen niet uit of de intrekking en de instelling in één of twee besluiten worden aangeleverd, als in de RegelingMetadata van de nieuwe regeling maar het element opvolgerVan is opgenomen. Het is aan het bevoegd gezag om er voor te zorgen dat de juridisch juiste datum wordt opgenomen voor intrekking van de oude regeling en inwerkingtreding van de nieuwe regeling, daarop wordt niet gevalideerd.
Om het bestuursorgaan de mogelijkheid te bieden de instructie zoveel mogelijk naar eigen inzicht in te delen, stelt dit toepassingsprofiel slechts één indelingseis. Die betreft de bijlage met namen en identificatiecodes van de geografische informatieobjecten.
De Regeling van de instructie moet een bijlage met namen en identificatiecodes van de geografische informatieobjecten bevatten.
Een stuk tekst kan een verwijzing naar een ander tekstelement of ander document bevatten. Voorbeelden hiervan zijn:
de verwijzing vanuit een begrip in een regel naar de begripsbepaling waarin dat begrip wordt gedefinieerd;
de verwijzing vanuit een beleidsregel over de toepassing van een open norm naar de regel waarin de open norm is vastgelegd;
de verwijzing vanuit een artikel naar de artikelsgewijze toelichting op dat artikel (en vice versa);
de verwijzing vanuit een regel naar een wettelijke bepaling;
de verwijzing vanuit een tekstelement in een omgevingsdocument met Vrijetekststructuur naar een ander tekstelement in datzelfde of een ander omgevingsdocument of in een ander besluit of regeling.
Het gaat hier om een simpele verwijzing; de verhouding tussen het ene tekstelement en het andere tekstelement of document is niet gekwalificeerd. Met de hier beschreven verwijzing wordt ook uitdrukkelijk niet de verwijzing vanuit een Juridische regel, Divisie, Divisietekst of Tekstdeel naar een Locatie of een OW-object bedoeld.
Het model maakt het mogelijk de hier bedoelde verwijzing te maken. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de STOP-XML-elementen IntRef (voor verwijzingen tussen tekstelementen binnen een omgevingsdocument) en ExtRef (voor verwijzingen vanuit een omgevingsdocument naar tekstelementen in) andere documenten; dat kunnen omgevingsdocumenten maar ook andere typen documenten zijn). Een verwijzing kan gemaakt worden naar een tekstelement in de instructie zelf, maar ook naar (een tekstelement in) een ander document.
Bij een verwijzing naar een ander document is aandacht nodig voor de formulering van de verwijzing. Wanneer een algemene verwijzing naar het andere document wordt gemaakt, dus zonder te verwijzen naar een specifieke versie daarvan, zou een wijziging in het andere document onbedoeld kunnen leiden tot wijziging van de instructie zonder dat daar een besluit van het bevoegd gezag aan ten grondslag ligt. Zo’n algemene verwijzing zonder specifieke versie noemen we een dynamische verwijzing. Wanneer het ongewenst is dat een wijziging in het andere document doorwerkt in de instructie kan een statische verwijzing worden gemaakt. Er wordt dan expliciet verwezen naar een specifieke versie van dat andere document.
Ten behoeve van de goede raadpleegbaarheid van de instructie wordt sterk aanbevolen om in ieder geval gebruik te maken van de verwijzing vanuit een begrip in een regel naar de begripsbepaling waarin dat begrip wordt gedefinieerd.
Voor het maken van de verwijzing wordt gebruik gemaakt van de generieke XML-elementen IntRef (voor de verwijzing naar een ander tekstelement in hetzelfde document) en ExtRef (voor de verwijzing naar (tekstelementen in) een ander document).
Een besluit kan pas in werking treden als het is bekendgemaakt, aldus artikel 3:40 Awb. De Bekendmakingswet stelt algemene regels over de bekendmaking. Voor omgevingsdocumenten[17] Omgevingsdocumenten zijn besluiten en andere rechtsfiguren die in de Omgevingsregeling (de ministeriële regeling bij de Omgevingswet) als zodanig zijn aangewezen
gelden specifieke regels[18] Deze regels zijn vastgelegd in de Regeling standaarden publicaties Omgevingswet, een ministeriële regeling bij de Bekendmakingswet
. Omgevingsdocumenten, en ontwerpen daarvan, moeten door het betrokken bestuursorgaan elektronisch worden vormgegeven overeenkomstig STOP, IMOW en het betreffende toepassingsprofiel en moeten voor publicatie worden aangeleverd aan het bronhouderkoppelvlak van de LVBB. Daarnaast is in de Omgevingswet bepaald dat omgevingsdocumenten worden ontsloten via DSO-LV.
Door de hiervoor genoemde bepalingen geldt een aantal verplichtingen voor het publiceren van ontwerpen en het juridisch rechtsgeldig bekendmaken van besluiten. Een besluit tot vaststelling of wijziging van de instructie moet worden vormgegeven overeenkomstig de in paragraaf 4.4 voorgeschreven en op de instructie toegespitste STOP-modellen voor Besluit en Regeling. De tekst in het Lichaam van de Regeling moet worden gestructureerd overeenkomstig de in paragraaf 5.2 voorgeschreven specificaties van de Vrijetekststructuur. Van de tekst kan worden vastgelegd op welke Locatie of Locaties deze van toepassing is. Bij elkaar horende collecties van Locaties moeten worden vastgesteld in de vorm van een GIO, waarmee de identiteit en onveranderlijkheid van de geometrie wordt geborgd. De GIO’s moeten bij het besluit over de regeling worden gevoegd. Als er een Locatie bij de tekst hoort, moet met een tekstuele aanduiding een verwijzing naar het GIO gemaakt worden (zie Figuur 15 voor een illustratie). Door deze verwijzing in de tekst krijgt het GIO juridische status.
Belangrijke resultaten van het annoteren met OW-objecten zijn het herkenbaar op de kaart weergegeven van de werkingsgebieden van (beleids)tekst en het mogelijk maken van selecteren en filteren. Annoteren met OW-objecten verhoogt het niveau van dienstverlening in het Omgevingsloket van DSO-LV. Er is niet wettelijk bepaald dat en in welke mate geannoteerd moet worden, wel dat daarbij IMOW en het betreffende toepassingsprofiel moeten worden toegepast. Om het afgesproken dienstverleningsniveau van DSO-LV te bereiken is het annoteren wel noodzakelijk.
Om het omgevingsdocument met alles wat daar bij hoort in DSO-LV te kunnen tonen, is het verplicht om, eenmalig per omgevingsdocument, het Regelingsgebied aan te leveren.
Het annoteren met de overige OW-objecten is alleen mogelijk als die tekst is geannoteerd met Divisie respectievelijk Divisietekst en Tekstdeel. Door een Tekstdeel aan een of meer Locaties te koppelen, wordt inzichtelijk waar het tekstonderdeel van toepassing is. Dat is bij omgevingsdocumenten met Vrijetekststructuur echter niet verplicht. Als gebruik gemaakt wordt van Locaties moeten ze voldoen aan de specificaties voor Locatie. Het niet of zeer beperkt gebruik maken van Locaties geeft een heel beperkt kaartbeeld en zorgt er voor dat niet inzichtelijk is waar het bevoegd gezag heeft bedoeld dat een bepaalde (beleids)tekst van toepassing is.
Het aanwijzen van specifieke gebieden in omgevingsdocumenten met Vrijetekststructuur gebeurt door het annoteren met een van de typen Gebiedsaanwijzing. Dat zorgt er voor dat die gebieden herkenbaar op de kaart worden weergegeven en dat er kan worden gefilterd op alle teksten die over een bepaald type gebied gaan. De annotatie met Gebiedsaanwijzing kan tevens worden gebruikt om de relatie met een ander omgevingsdocument te versterken, wanneer daarin dezelfde Gebiedsaanwijzing voor dezelfde Locatie is geannoteerd.
Het attribuut thema zal voor omgevingsdocumenten met Vrijetekststructuur een belangrijke rol spelen. Daarmee kan worden aangegeven over welk aspect van de fysieke leefomgeving de tekst gaat. Ook met thema kan de relatie met een ander omgevingsdocument worden versterkt, als daarin hetzelfde thema is geannoteerd.
Het object Hoofdlijn tenslotte kan worden gebruikt om de informatie inzichtelijk gestructureerd aan eindgebruikers aan te bieden en een extra filtermogelijkheid te bieden waardoor bij elkaar horende onderdelen in samenhang getoond kunnen worden.
Dit deel bevat twee hoofdstukken. Hoofdstuk 10 beschrijft de wettelijk voorgeschreven procedure die de instructie doorloopt en de producten en gegevens die per stap in die procedure moeten worden aangeleverd. Hoofdstuk 11 gaat over Rectificatie en Revisie. Voorlopig is alleen paragraaf 11.1 Rectificatie gevuld, paragraaf 11.2, over de Revisie, krijgt in een volgende versie inhoud.
Een (voorgenomen) besluit tot het vaststellen of wijzigen van een omgevingsdocument doorloopt een procedure. Die procedure begint bij de meeste omgevingsdocumenten met een voorbereidende, meer informele fase. Tijdens deze fase vinden overleg met eventuele initiatiefnemers, medeoverheden en adviseurs en participatie door belanghebbenden plaats. Voor deze fase gelden meestal geen procedurele eisen en aan producten die worden gebruikt voor overleg en participatie worden geen vormvereisten gesteld. Het is mogelijk om voor overleg en participatie een conceptversie van het voorgenomen besluit te maken die aan de STOP/TPOD-standaard voldoet, maar dat is niet verplicht. Documenten en conceptversies worden niet op overheid.nl gepubliceerd en ook niet in DSO-LV getoond. Het raadplegen van een conceptversie van een omgevingsdocument kan alleen in een eigen raadpleegomgeving van het bevoegd gezag. Ze worden dus niet aan de LVBB aangeboden en de bepalingen en beschrijvingen in dit hoofdstuk zijn er niet op van toepassing.
Bij het projectbesluit is dat anders. Het daadwerkelijke opstellen van het projectbesluit wordt voorafgegaan door de voorbereidende fase van de projectprocedure, waarvoor procedurele eisen gelden en vormvereisten en inhoudelijke eisen gesteld zijn aan de kennisgevingen en (ontwerp)stukken die ter inzage gelegd en vastgesteld moeten worden.
Nadat een bevoegd gezag is gestart met het opstellen van het initiële omgevingsdocument of de wijziging daarvan doorloopt het de bij dat instrument behorende formele procedure, waarvoor diverse wettelijke bepalingen gelden. In de loop van die procedure worden een of meer versies van het besluit (inclusief de initiële regeling of de wijzigingsinstructies voor de geconsolideerde regeling) aan de LVBB aangeleverd. Ook kan er een wettelijke verplichting bestaan om een kennisgeving te doen, die ook aan de LVBB moet worden aangeleverd. Nadat het bevoegd gezag het besluit heeft genomen en het besluit bekend is gemaakt en in werking is getreden, is voor een aantal instrumenten de procedure afgelopen. In het geval van een besluit waartegen beroep kan worden ingesteld, volgt nog een proceduregedeelte dat kan leiden tot wijzigingen in de geldigheid en zelfs tot wijzigingen in de inhoud van het besluit. Een wijziging in de geldigheid kan zich bijvoorbeeld voordoen wanneer een besluit naar aanleiding van een verzoek om voorlopige voorziening door de rechter wordt geschorst. Een wijziging in de geldigheid én de inhoud is mogelijk wanneer de rechter een besluit geheel of gedeeltelijk vernietigt, dan wel zelf in de zaak voorziend het besluit wijzigt. Deze wijzigingen moeten worden doorvertaald naar de geconsolideerde Regeling van het omgevingsdocument. Om dit hele proces te kunnen verwerken en het resultaat correct aan DSO-LV door te kunnen leveren, heeft de LVBB informatie nodig over de procedure en informatie voor de consolidatie. Het bevoegd gezag levert die informatie deels aan samen met de aanlevering van de besluitversie; deels moet het die informatie in een later stadium aanleveren.
Paragraaf 10.2 beschrijft de producten die het bevoegd gezag tijdens de procedure van de instructie moet aanleveren. In deze paragraaf wordt van een aantal producten de STOP-modellering beschreven. Paragraaf 10.3 gaat over de aan te leveren gegevens over de producten en de procedure. Van deze gegevens wordt aangegeven of het een verplicht of optioneel gegeven is en hoe vaak het moet of mag voorkomen. Daarnaast schetst deze paragraaf de achtergrond van de gegevens: waarom moet een bevoegd gezag het gegeven gebruiken en wat voor effect heeft het gegeven.
Paragraaf 10.4 beschrijft de afzonderlijke fasen in de procedure van het omgevingsdocument. Van iedere fase worden het juridisch kader en de aan te leveren producten en gegevens beschreven. Dit is een praktische paragraaf: per fase wordt precies aangegeven wat het bevoegd gezag moet doen. Degene die bijvoorbeeld heel concreet wil weten wat hij of zij moet doen en aanleveren voor de ontwerpfase van een omgevingsdocument leest deze paragraaf en volgt indien gewenst van daaruit de verwijzingen naar paragraaf 10.3 om daar (nogmaals) de achtergronden van bepaalde gegevens te lezen.
Het belangrijkste product dat tijdens de procedure moet worden aangeleverd is uiteraard het besluit tot vaststelling of wijziging van de instructie. Dat is in deel B uitgebreid beschreven.
In een aantal gevallen, die in paragraaf 10.4 worden beschreven, moet het bevoegd gezag een kennisgeving doen, die in een van de officiële publicatiebladen wordt geplaatst. De kennisgeving is een zakelijke weergave van de inhoud, vaak van een besluit. De kennisgeving wordt conform STOP gemodelleerd. De kennisgeving is een zelfstandige eenheid. Dat betekent dat een kennisgeving als een afzonderlijke bestandenset wordt aangeleverd. De kennisgeving behorend bij een besluit moet worden aangeleverd nádat de bestandenset van het besluit is aangeleverd.
De kennisgeving heeft de Vrijetekststructuur. De modellering van de kennisgeving is als volgt:
RegelingOpschrift: verplicht element, komt 1 keer voor.
Lichaam: verplicht element, komt 1 keer voor.
Divisietekst: verplicht element, komt zo vaak voor als gewenst. Bevat de volgende elementen:
Kop: STOP-element dat de Kop bevat. Optioneel element. Komt 0 of 1 keer voor. Indien Kop voorkomt bevat het ten minste één van de Kopelementen Label, Nummer en Opschrift; ieder van deze onderdelen komt 0 of 1 keer voor. Optioneel kan het element Subtitel worden toegevoegd. Als de kennisgeving maar één Divisietekst bevat, hoeft de Divisietekst geen Kop te hebben.
Inhoud: STOP-element dat de inhoud van de kennisgeving bevat. Verplicht element. Komt (per DivisieTekst) 1 keer voor. Het element Inhoud bevat ten minste één van de tekstelementen die STOP daarvoor kent; alle tekstelementen voor Inhoud zijn toegestaan.
Als beroep is ingesteld tegen een besluit en de bestuursrechter het besluit geheel of gedeeltelijk vernietigt, moet het bestuursorgaan mededeling doen van de uitspraak op de manier die voor de bekendmaking van het besluit is voorgeschreven. Dat betekent dat de volledige inhoud van de uitspraak in publicatieblad van het bevoegd gezag moet worden geplaatst. De kennisgeving wordt conform STOP gemodelleerd.
De Mededeling heeft de Vrijetekststructuur. De modellering van de Mededeling is als volgt:
RegelingOpschrift: verplicht element, komt 1 keer voor.
Lichaam: verplicht element, komt 1 keer voor.
Divisietekst: verplicht element, komt zo vaak voor als gewenst. Bevat de volgende elementen:
Kop: STOP-element dat de Kop bevat. Optioneel element. Komt 0 of 1 keer voor. Indien Kop voorkomt bevat het ten minste één van de Kopelementen Label, Nummer en Opschrift; ieder van deze onderdelen komt 0 of 1 keer voor. Optioneel kan het element Subtitel worden toegevoegd. Als de Mededeling maar één Divisietekst bevat, hoeft de Divisietekst geen Kop te hebben.
Inhoud: STOP-element dat de inhoud van de Mededeling bevat. Verplicht element. Komt (per DivisieTekst) 1 keer voor. Het element Inhoud bevat ten minste één van de tekstelementen die STOP daarvoor kent; alle tekstelementen voor Inhoud zijn toegestaan.
Toekomstige functionaliteit
In de toekomst zal de mededeling van de uitspraak van de rechter met toepassing van de STOP/TPOD-standaard worden opgesteld en aan de LVBB worden aangeleverd voor de publicatie in het publicatieblad.
Workaround
Zolang de Mededeling van de uitspraak van de rechter nog niet in de DSO-keten is geïmplementeerd, wordt voor de mededeling van de uitspraak van de rechter een besluit conform model BesluitCompact gebruikt. In het besluit moet dan worden aangegeven dat het niet een besluit maar een mededeling betreft.
In deze paragraaf worden alle gegevens beschreven die informatie geven over de aan te leveren producten en de procedure: Doel (paragraaf 10.3.1), BesluitMetadata (paragraaf 10.3.2), RegelingMetadata (paragraaf 10.3.3), KennisgevingMetadata (paragraaf 10.3.4), soort procedure en ConsolidatieInformatie (paragraaf 10.3.5) en Procedure-informatie (paragraaf 10.3.6). Deze paragraaf geeft vooral achtergrondinformatie over de gegevens. Paragraaf 10.4 beschrijft vervolgens de concrete toepassing van de gegevens per fase en per product op de instructie.
Voor het bereiken van bepaalde doelen of voldoen aan bepaalde verplichtingen met betrekking tot de fysieke leefomgeving is het nodig om een van de juridische instrumenten van de Omgevingswet in te zetten. Dit instrument doorloopt de wettelijk voorgeschreven procedure. In de loop van die procedure worden een of meer versies van het besluit (inclusief de initiële regeling of de wijzigingsinstructies voor de geconsolideerde regeling) en gegevens over dat besluit aan de LVBB aangeleverd. Het uiteindelijke resultaat van het hele proces is dat er een nieuwe Regeling ontstaat, of een nieuwe versie van een bestaande Regeling.
Om van een omgevingsdocument vast te leggen dat tekst, informatieobjecten en OW-informatie bij elkaar horen, gedurende alle stadia van het proces van opstellen, voorbereidingsprocedure, besluitvorming, bekendmaken en consolideren, is een unieke identificatie nodig. De STOP/TPOD-standaard noemt die identificatie Doel. De term Doel is afgeleid van het doel dat het bevoegd gezag voor ogen heeft als aanleiding voor de introductie van een specifiek nieuw omgevingsdocument of wijziging daarvan op één moment in de tijd. Voor degenen die met de RO-Standaarden en IMRO bekend zijn is Doel enigszins vergelijkbaar met het dossiernummer oftewel de IMRO-code van een plan of besluit op grond van de Wet ruimtelijke ordening.
Doel is in STOP gedefinieerd als de identificatie van een nieuwe regeling of de wijziging daarvan met één moment van inwerkingtreding, één (beoogd) moment waarop de regeling geldig wordt en eventueel één moment waarop de geldigheid van de regeling eindigt. De LVBB gebruikt het Doel om de consolidatie van regelingen te sturen.
Wanneer het bevoegd gezag constateert dat er een nieuw omgevingsdocument nodig is, of dat een bestaand omgevingsdocument gewijzigd moet worden, maakt het een nieuwe Regelingversie met een nieuw Doel oftewel identificatie aan. Afhankelijk van de gebruikte software kan het bevoegd gezag het aanmaken van de identificatie aan de software overlaten. Alles wat nodig is om de versie van de Regeling van het omgevingsdocument vast te leggen en te beschrijven wordt aan een Doel gekoppeld:
één versie van de tekst (inclusief afbeeldingen en dergelijke) voor het omgevingsdocument dat moet ontstaan of wordt gewijzigd (of eventueel één versie van de tekst voor elke regeling die moet ontstaan of wordt gewijzigd in het geval het besluit meerdere regelingen instelt en/of wijzigt);
één versie van elk informatieobject dat onderdeel is van het nieuwe of gewijzigde omgevingsdocument;
één versie van de OW-informatie die hoort bij het nieuwe of gewijzigde omgevingsdocument.
Ten behoeve van de publicatie of bekendmaking genereert de software van het bevoegd gezag een besluitversie die wordt aangeleverd aan de LVBB. Bij een Doel oftewel identificatie van een versie van regelgeving kunnen dus in de loop van de procedure meerdere besluitversies worden aangeleverd.
Zoals gezegd is Doel de identificatie van een nieuw omgevingsdocument of de wijziging daarvan met één moment van inwerkingtreding. De LVBB gebruikt Doel om de consolidatie van omgevingsdocumenten te sturen: per inwerkingtredingsdatum (of geldigheidsdatum in geval van terugwerkende kracht) kan op deze manier een Toestand van de Regeling gemaakt worden.
Sterk aanbevolen wordt om in één besluit alleen onderdelen met eenzelfde inwerkingtredingsdatum op te nemen. Daarom wordt ook aanbevolen om bijtijds na te denken over welke wijzigingen gecombineerd kunnen worden en welke wijzigingen juist niet gecombineerd kunnen worden. Redenen voor het niet combineren van wijzigingen zijn bijvoorbeeld dat de wijzigingen door verschillende bestuursorganen zullen worden vastgesteld en de verschillende mate van gevoeligheid van wijzigingen. Wijzigingen die te combineren zijn kunnen direct in één RegelingVersie met één Doel samengebracht worden. Voor wijzigingen die niet gecombineerd kunnen worden moeten verschillende RegelingVersies met verschillende Doelen worden aangemaakt. Iedere RegelingVersie (met bijbehorend Doel) wordt in een eigen besluit opgenomen.
Mochten toch bij uitzondering met één besluit verschillende onderdelen van een Regeling worden vastgesteld die op verschillende momenten in werking treden, dan krijgt iedere inwerkingtredingsmoment-onderdelencombinatie een eigen Doel. Ieder Doel hoort bij een versie van een regeling en de bijbehorende GIO’s. Een voorbeeld: Provinciale staten stellen bij besluit van 28 januari 2024 een wijziging van de omgevingsverordening vast. Hiervan treden 10 onderdelen op 12 februari in werking, de resterende onderdelen treden op 24 maart in werking. De onderdelen die op 12 februari in werking treden, worden in één RegelingVersie ondergebracht en krijgen Doel X, de onderdelen die op 24 maart in werking treden worden in een andere RegelingVersie ondergebracht en krijgen Doel Y. Een besluit met verschillende inwerkingtredingsmomenten voor verschillende onderdelen zou zich bijvoorbeeld kunnen voordoen wanneer het dagelijks bestuur een besluit heeft voorbereid en vervolgens aan het algemeen bestuur voorlegt, waarna dat algemeen bestuur besluit niet alle onderdelen tegelijkertijd in werking te laten treden. Zoals hiervoor beschreven noodzaakt dat er toe om verschillende RegelingVersies te maken.
De mogelijkheid bestaat dat er twee besluiten zijn voorbereid met ieder een eigen Doel omdat de verwachting was dat ze niet gelijktijdig in werking zouden treden, waarover toch gelijktijdig besluitvorming plaatsvindt. Het is dan niet nodig om de Doelen samen te voegen tot één Doel.
In paragraaf 10.4.1.2 is de concrete toepassing van Doel op de instructie beschreven in de vorm van specificaties en een voorbeeld.
De BesluitMetadata leggen vast welke organisatie verantwoordelijk is voor de besluitversie en bevatten gegevens om het besluit goed vindbaar te maken. In deze paragraaf zijn de BesluitMetadata beschreven die voor besluiten tot vaststelling of wijziging van omgevingsdocumenten relevant zijn. De BesluitMetadata voor het ontwerpbesluit en het definitieve besluit zijn gelijk. Aangegeven is of het gegeven verplicht of optioneel is en hoe vaak het moet of kan voorkomen. Daarnaast is bij de meeste gegevens een toelichting gegeven: hoe werkt het en wat voor effect heeft het. Er is geen vaste, voorgeschreven volgorde voor de BesluitMetadata.
eindverantwoordelijke: (de identificatie van) het openbaar lichaam dat de wettelijke verantwoordelijkheid draagt voor de inhoud van het ontwerp- of definitief besluit. Uit de STOP-waardelijsten voor gemeente, waterschap, provincie respectievelijk ministerie moet de juiste waarde gekozen worden. Verplicht gegeven. Komt 1 keer voor. Door dit gegeven wordt in de voorzieningen de naam van de gemeente, het waterschap, de provincie of het ministerie getoond.
maker: (de identificatie van) het openbaar lichaam dat de eindverantwoordelijkheid draagt voor het creëren van de instrumentversie. Uit de STOP-waardelijsten voor gemeente, waterschap, provincie respectievelijk ministerie moet de juiste waarde gekozen worden. Verplicht gegeven. Komt 1 keer voor. Door dit gegeven wordt in de voorzieningen de naam van de gemeente, het waterschap, de provincie of het ministerie getoond.
soortBestuursorgaan: de typering van het bestuursorgaan dat verantwoordelijk is voor het besluit. Uit de STOP-waardelijst bestuursorgaan moet de juiste waarde gekozen worden. Verplicht gegeven. Komt 1 keer voor. Voorbeelden zijn ‘college van burgemeester en wethouders’, ‘dagelijks bestuur’ en ‘minister’. In de BesluitMetadata moet gekozen worden voor het bestuursorgaan dat het besluit daadwerkelijk neemt of gaat nemen, ook als dat op grond van een gedelegeerde bevoegdheid gebeurt.
informatieobjectRef: de verwijzing naar een versie van een Juridisch informatieobject dat met de tekst van het ontwerp- of definitief besluit gepubliceerd moet worden omdat het onderdeel is van de juridische inhoud van het besluit of aanvullende informatie geeft over het besluit. Komt zo vaak voor als gewenst. Wordt geplaatst binnen het container-element informatieobjectRefs, dat 1 of meer informatieobjectRef-elementen bevat. Het containerelement informatieobjectRefs is verplicht wanneer tot het ontwerp- of definitief besluit een of meer GIO’s of PDF-documenten behoren en komt niet voor wanneer tot het ontwerpbesluit geen GIO’s of PDF-documenten behoren.
officieleTitel: de titel van het besluit zoals die door het bevoegd gezag wordt vastgesteld. Verplicht gegeven. Komt 1 keer voor. De officiële titel moet gelijk zijn aan het RegelingOpschrift van het besluit.
citeertitel: de titel van het besluit die gebruikt wordt in aanhalingen. Wordt geplaatst binnen het containerelement CiteertitelInformatie, dat op zijn beurt wordt geplaatst binnen het element heeftCiteertitelInformatie. Het element heeftCiteertitelInformatie is een optioneel element, dat 0 of 1 keer voorkomt. Bij de citeertitel moet worden aangegeven of de citeertitel officieel is of niet, door bij het gegeven isOfficieel de juiste waarde te kiezen. De citeertitel is officieel als deze in het besluit wordt vastgesteld; voor isOfficieel moet dan de waarde true worden gekozen. Als de citeertitel niet in het besluit wordt vastgesteld, is de citeertitel een ‘redactioneel’ gegeven; voor isOfficieel moet dan de waarde false worden gekozen. In het geval van een omgevingsdocument zal de citeertitel over het algemeen niet in het besluit worden vastgesteld.
De citeertitel van een (ontwerp)besluit is gelijk aan de officiële titel en het RegelingOpschrift van het besluit, of, als die erg lang zijn, een verkorte versie daarvan. Het wordt aanbevolen om aan de metadata van het besluit het gegeven citeertitel toe te voegen. De reden daarvoor is als volgt. Wanneer er tegelijkertijd meerdere ontwerpbesluiten tot wijziging van dezelfde regeling in procedure zijn, zal de DSO-viewer een reeks van ontwerpregelingen tonen. Als de DSO-viewer voor de ‘naam’ van iedere ontwerpregelingversie alleen de citeertitel uit de RegelingMetadata zou gebruiken (zie hiervoor paragraaf 10.3.3), zou iedere ontwerpregelingversie dezelfde ‘naam’ hebben. Voor een raadpleger is dan niet duidelijk welke ontwerpregeling voor haar of hem interessant is. Daarom zal de DSO-viewer in de toekomst gebruik maken van de citeertitel uit de BesluitMetadata om de verschillende ontwerpregelingen van elkaar te kunnen onderscheiden. Wanneer de citeertitel ontbreekt, zal de DSO-viewer gebruik maken van het gegeven officieleTitel of van het RegelingOpschrift van het besluit.
onderwerp: een korte specificatie van de inhoud van het ontwerp- of definitief besluit, te kiezen uit de STOP-waardelijst onderwerp. Verplicht gegeven. Komt ten minste 1 keer voor. Wordt geplaatst binnen het containerelement onderwerpen, dat 1 of meer onderwerp-elementen bevat. Het containerelement onderwerpen is een verplicht element, dat 1 keer voorkomt. Het onderwerp speelt een rol bij het vindbaar maken en bij de zoekresultaatfiltering van besluiten, regelingen en kennisgevingen op overheid.nl. Daarom wordt geadviseerd om alle toepasselijke onderwerpen van de waardelijst toe te voegen.
rechtsgebied: specificatie hoe het instrument wordt ingedeeld binnen het geheel van het recht, te kiezen uit de STOP-waardelijst rechtsgebied. Komt zo vaak voor als gewenst. Wordt geplaatst binnen het containerelement rechtsgebieden, dat 1 of meer rechtsgebied-elementen bevat. Het containerelement rechtsgebieden is een optioneel element, dat 0 of 1 keer voorkomt. Het rechtsgebied speelt een rol bij het vindbaar maken en bij de zoekresultaatfiltering van besluiten, regelingen en kennisgevingen op overheid.nl. Daarom wordt geadviseerd om het element rechtsgebied te gebruiken.
soortProcedure: de typering van (het product van) de fase van de procedure, te kiezen uit de STOP-waardelijst soortprocedure. Verplicht gegeven. Komt 1 keer voor. Met dit gegeven wordt aangegeven of een ontwerpbesluit of een definitief besluit wordt aangeleverd. Bij een ontwerpbesluit moet de waarde Ontwerpbesluit worden gekozen. Bij de aanlevering ter bekendmaking van een vastgesteld besluit moet de waarde Definitief besluit worden gekozen. Deze keuze bepaalt ook welke procedurestappen in het Procedureverloop (zie paragraaf 10.3.5 beschikbaar zijn.
grondslag: de machineleesbare verwijzing naar de juridische bron die de wettelijke grondslag van het instrument geeft. Moet altijd verwijzen naar (een versie van) een geconsolideerde regeling. Komt zo vaak voor als gewenst. Wordt geplaatst binnen het containerelement grondslagen, dat 1 of meer grondslag-elementen bevat. Het containerelement grondslagen is een optioneel element. Komt 0 of 1 keer voor.
De grondslag ziet er -in STOP-XML- uit als in de navolgende afbeelding. De uri is een Juriconnect 1.3.1-verwijzing. Zie daarvoor ook de ‘Juriconnect-standaard voor identificatie van en verwijzing naar wet- en regelgeving’. Wanneer verwezen wordt naar een artikel in een wet die in werking is getreden, kan de uri eenvoudig gegenereerd worden door op wetten.overheid.nl naar het betreffende artikel te gaan en daar met behulp van de linktool een link naar de meest recente versie zonder geldigheidsdatum te genereren en die te kopiëren.
STOP kent naast de hiervoor genoemde BesluitMetadata ook nog de metadata afkortingen en alternatieveTitels. Geadviseerd wordt om deze metadata bij omgevingsdocumenten niet te gebruiken. Ze worden daarom niet verder besproken.
Waarschuwing toekomstige wijziging TPOD-standaard
In een volgende versie van de TPOD-standaard zal het verplicht worden om het gegeven citeertitel te gebruiken. Als overgangsmaatregel wordt geadviseerd wordt om -wanneer en zodra de gebruikte plansoftware dat mogelijk maakt- op deze wijziging te anticiperen door het gegeven citeertitel te gebruiken.
De RegelingMetadata leggen vast welke organisatie verantwoordelijk is voor de regelingversie en bevatten gegevens om de regeling goed vindbaar te maken. In deze paragraaf zijn de RegelingMetadata beschreven die voor omgevingsdocumenten relevant zijn. De RegelingMetadata die bij een ontwerpbesluit worden aangeleverd zijn nagenoeg gelijk aan de RegelingMetadata die bij een definitief besluit worden aangeleverd. Aangegeven is of het gegeven verplicht of optioneel is en hoe vaak het moet c.q. kan voorkomen. Daarnaast is bij de meeste gegevens een toelichting gegeven: hoe werkt het en wat voor effect heeft het. Er is geen vaste, voorgeschreven volgorde voor de RegelingMetadata.
soortRegeling: nadere typering van een regeling, te kiezen uit de STOP-waardelijst soortregeling. Verplicht gegeven. Komt 1 keer voor. Voorbeelden zijn omgevingsplan en waterschapsverordening.
eindverantwoordelijke: (de identificatie van) het openbaar lichaam dat de wettelijke verantwoordelijkheid draagt voor de inhoud van de regeling. Uit de STOP-waardelijsten voor gemeente, waterschap, provincie respectievelijk ministerie moet de juiste waarde gekozen worden. Verplicht gegeven. Komt 1 keer voor. Door dit gegeven wordt in de voorzieningen de naam van de gemeente, het waterschap, de provincie of het ministerie getoond.
maker: (de identificatie van) het openbaar lichaam dat de eindverantwoordelijkheid draagt voor het creëren van de instrumentversie. Uit de STOP-waardelijsten voor gemeente, waterschap, provincie respectievelijk ministerie moet de juiste waarde gekozen worden. Verplicht gegeven. Komt 1 keer voor. Door dit gegeven wordt in de voorzieningen de naam van de gemeente, het waterschap, de provincie of het ministerie getoond.
soortBestuursorgaan: de typering van het bestuursorgaan dat verantwoordelijk is voor de regeling. Verplicht gegeven. Komt 1 keer voor. Uit de STOP-waardelijst bestuursorgaan moet de juiste waarde gekozen worden. Voorbeelden zijn gemeenteraad, algemeen bestuur en provinciale staten. In de RegelingMetadata moet gekozen worden voor het bestuursorgaan waaraan in de Omgevingswet de bevoegdheid tot het vaststellen van het omgevingsdocument is toegedeeld, ook als dat bestuursorgaan die bevoegdheid (gedeeltelijk) aan een ander bestuursorgaan heeft gedelegeerd.
officieleTitel: de titel van de regeling zoals die door het bevoegd gezag wordt vastgesteld. Verplicht gegeven. Komt 1 keer voor. De officiële titel moet gelijk zijn aan het RegelingOpschrift van de regeling.
citeertitel: de titel van de regeling die gebruikt wordt in aanhalingen. Wordt geplaatst binnen het containerelement CiteertitelInformatie, dat op zijn beurt wordt geplaatst binnen het element heeftCiteertitelInformatie. Het element heeftCiteertitelInformatie is een optioneel element, dat 0 of 1 keer voorkomt. Bij de citeertitel moet worden aangegeven of de citeertitel officieel is of niet, door bij het gegeven isOfficieel de juiste waarde te kiezen. De citeertitel is officieel als deze in de regeling wordt vastgesteld; voor isOfficieel moet dan de waarde true worden gekozen. Als de citeertitel niet in de regeling wordt vastgesteld, is de citeertitel een ‘redactioneel’ gegeven; voor isOfficieel moet dan de waarde false worden gekozen.
De citeertitel is niet hetzelfde als de officiële titel. Bij wetgeving gebeurt het vaak dat de wet een lange officiële titel heeft en een korte citeertitel die in de dagelijkse praktijk wordt gebruikt. Een voorbeeld: ‘Wet van 1 juli 2020 tot wijziging van de Bekendmakingswet en andere wetten in verband met de elektronische publicatie van algemene bekendmakingen, mededelingen en kennisgevingen’ is de officiële titel van de wet met de citeertitel ‘Wet elektronische publicaties’. De citeertitel is in deze wet vastgesteld en is dus officieel.
Hoewel het bij veel omgevingsdocumenten niet voor de hand lijkt te liggen om een citeertitel toe te voegen omdat die hetzelfde zal zijn als de officiële titel, is dat wel wenselijk. In de DSO-viewer namelijk speelt de ‘naam’ van het omgevingsdocument op verschillende plekken een rol: in de resultaat- en filterschermen na een zoekactie en in het scherm waarin tekst en kaart van de regeling worden getoond. De DSO-viewer gebruikt daarvoor de citeertitel uit de RegelingMetadata. Als er geen citeertitel is, stelt de viewer zelf de ‘naam’ samen uit de gegevens soortRegeling en eindverantwoordelijke.
onderwerp: een korte specificatie van de inhoud van de regeling, te kiezen uit de STOP-waardelijst onderwerp. Verplicht gegeven. Komt ten minste 1 keer voor. Wordt geplaatst binnen het containerelement onderwerpen, dat 1 of meer onderwerp-elementen bevat. Het containerelement onderwerpen is een verplicht element, dat 1 keer voorkomt. Het onderwerp speelt een rol bij het vindbaar maken en bij de zoekresultaatfiltering van besluiten, regelingen en kennisgevingen op overheid.nl. Daarom wordt geadviseerd om alle toepasselijke onderwerpen van de waardelijst toe te voegen.
rechtsgebied: specificatie hoe het instrument wordt ingedeeld binnen het geheel van het recht, te kiezen uit de STOP-waardelijst rechtsgebied. Komt zo vaak voor als gewenst. Wordt geplaatst binnen het containerelement rechtsgebieden, dat 1 of meer rechtsgebied-elementen bevat. Het containerelement rechtsgebieden is een optioneel element, dat 0 of 1 keer voorkomt. Het rechtsgebied speelt een rol bij het vindbaar maken en bij de zoekresultaatfiltering van besluiten, regelingen en kennisgevingen op overheid.nl. Daarom wordt geadviseerd om het element rechtsgebied te gebruiken.
overheidsdomein: brede onderverdeling van de overheidsbrede thema's die op een instrument van toepassing zijn, te kiezen uit de STOP-waardelijst overheidsthema. Komt zo vaak voor als gewenst. Wordt geplaatst binnen het containerelement overheidsdomeinen, dat 1 of meer overheidsdomein-elementen bevat. Het containerelement overheidsdomeinen is een optioneel element, dat 0 of 1 keer voorkomt. Het overheidsdomein speelt een rol bij het vindbaar maken en in de zoekresultaatfiltering van besluiten, regelingen en kennisgevingen op overheid.nl. Daarom wordt geadviseerd om het element overheidsdomein te gebruiken.
opvolgerVan: de verwijzing van een opvolgende regeling naar de door deze regeling opgevolgde andere regeling. De opvolgingsrelatie wijst naar het Work van de opgevolgde regeling. Komt zo vaak voor als gewenst. Wordt geplaatst binnen het containerelement opvolging, dat 1 of meer opvolgerVan-elementen bevat. Het containerelement opvolging is een optioneel element, dat 0 of 1 keer voorkomt. OpvolgerVan komt alleen voor wanneer de regeling een andere regeling daadwerkelijk opvolgt. Het komt alleen voor wanneer de oorspronkelijke regeling wordt ingetrokken en vervangen door een nieuwe regeling en alleen bij een regeling behorend bij een definitief besluit, niet bij een regeling behorend bij een ontwerpbesluit. Een voorbeeld is een provincie die aanvankelijk een omgevingsvisie genaamd ‘Prachtig Provincieland’ had en deze na verloop van een aantal jaren intrekt en een nieuwe omgevingsvisie instelt genaamd ‘Provincieland economisch voorop’. Bij de nieuwe omgevingsvisie ‘Provincieland economisch voorop’ wordt met opvolgerVan verwezen naar (de identificatie van) de ingetrokken omgevingsvisie ‘Prachtig Provincieland’. Door het aangeven van deze opvolg-relatie is het mogelijk om bij een tijdreis vanuit de nieuwe regeling de ingetrokken regeling als voorganger te tonen.
grondslag: de machineleesbare verwijzing naar een juridische bron die de wettelijke grondslag van het instrument geeft. Moet altijd verwijzen naar (een versie van) een geconsolideerde regeling. Komt zo vaak voor als gewenst. Wordt geplaatst binnen het containerelement grondslagen, dat 1 of meer grondslag-elementen bevat. Het containerelement grondslagen is een optioneel element, dat 0 of 1 keer voorkomt.
De grondslag ziet er -in STOP-XML- uit als in onderstaande afbeelding. De uri is een Juriconnect 1.3.1-verwijzing. Zie daarvoor ook de ‘Juriconnect-standaard voor identificatie van en verwijzing naar wet- en regelgeving’. Wanneer verwezen wordt naar een artikel in een wet die in werking is getreden, kan de uri eenvoudig gegenereerd worden door op wetten.overheid.nl naar het betreffende artikel te gaan en daar met behulp van de linktool een link naar de meest recente versie zonder geldigheidsdatum te genereren en die te kopiëren.
STOP kent naast de hiervoor genoemde RegelingMetadata ook nog de metadata afkorting, voorkeursafkorting en alternatieveTitel. Geadviseerd wordt om deze metadata bij omgevingsdocumenten niet te gebruiken. Ze worden daarom niet verder besproken.
Waarschuwing toekomstige wijziging TPOD-standaard
In een volgende versie van de TPOD-standaard zal het verplicht worden om het gegeven citeertitel te gebruiken. Als overgangsmaatregel wordt geadviseerd wordt om -wanneer en zodra de gebruikte plansoftware dat mogelijk maakt- op deze wijziging te anticiperen door het gegeven citeertitel te gebruiken.
De KennisgevingMetadata leggen vast welke organisatie verantwoordelijk is voor de kennisgeving en bevatten gegevens om de kennisgeving goed vindbaar te maken. In deze paragraaf zijn de KennisgevingMetadata beschreven die voor de kennisgeving van omgevingsdocumenten relevant zijn. Aangegeven is of het gegeven verplicht of optioneel is en hoe vaak het moet c.q. kan voorkomen. Daarnaast is bij de meeste gegevens een toelichting gegeven: hoe werkt het en wat voor effect heeft het. Er is geen vaste, voorgeschreven volgorde voor de KennisgevingMetadata.
eindverantwoordelijke: (de identificatie van) het openbaar lichaam dat de wettelijke verantwoordelijkheid draagt voor de inhoud van de kennisgeving. Uit de STOP-waardelijsten voor gemeente, waterschap, provincie respectievelijk ministerie moet de juiste waarde gekozen worden. Verplicht gegeven. Komt 1 keer voor. Door dit gegeven wordt op overheid.nl de naam van de gemeente, het waterschap, de provincie of het ministerie getoond.
maker: (de identificatie van) het openbaar lichaam dat de eindverantwoordelijkheid draagt voor het creëren van de kennisgeving. Uit de STOP-waardelijsten voor gemeente, waterschap, provincie respectievelijk ministerie moet de juiste waarde gekozen worden. Verplicht gegeven. Komt 1 keer voor. Door dit gegeven wordt op overheid.nl de naam van de gemeente, het waterschap, de provincie of het ministerie getoond.
officieleTitel: de titel van de kennisgeving zoals die door het bevoegd gezag is bepaald; deze is gelijk aan de tekstuele weergave van het gehele RegelingOpschrift van de kennisgeving (zie daarvoor paragraaf 10.2.1). Verplicht gegeven. Komt 1 keer voor. Dit gegeven speelt een rol bij het vindbaar en herkenbaar maken van de kennisgeving op overheid.nl. Daarom wordt geadviseerd om de kennisgeving een zo onderscheidend en herkenbaar mogelijke titel (en RegelingOpschrift) te geven.
onderwerp: een korte specificatie van de inhoud van de kennisgeving, te kiezen uit de STOP-waardelijst onderwerp. Verplicht gegeven. Komt ten minste 1 keer voor. Wordt geplaatst binnen het containerelement onderwerpen, dat 1 of meer onderwerp-elementen bevat. Het containerelement onderwerpen is een verplicht element, dat 1 keer voorkomt. Het onderwerp speelt een rol bij het vindbaar maken en bij de zoekresultaatfiltering van besluiten, regelingen en kennisgevingen op overheid.nl. Daarom wordt geadviseerd om alle toepasselijke onderwerpen van de waardelijst toe te voegen.
mededelingOver: de verwijzing vanuit een kennisgeving naar (de identificatie van) het (ontwerp)besluit waarover de kennisgeving gaat. Onder voorwaarde verplicht gegeven. Komt 0 of 1 keer voor. Dit gegeven is alleen verplicht als de kennisgeving gaat over een (voorafgaand aan de kennisgeving aangeleverd, daadwerkelijk bestaand) ontwerp- of definitief besluit. Door dit gegeven is vanuit de kennisgeving op eenvoudige wijze het (ontwerp)besluit vindbaar waar de kennisgeving over gaat. Het werkt ook omgekeerd: vanuit het besluit is de kennisgeving makkelijk te vinden. Daardoor is vanuit het besluit de informatie over de procedure van het besluit, zoals de begin- en einddatum van de inzagetermijn dan wel de einddatum van de beroepstermijn, te raadplegen.
soortKennisgeving: gegeven dat aangeeft wat voor soort kennisgeving het betreft, te kiezen uit een waardelijst die in het STOP-schema is opgenomen. Optioneel gegeven. Komt 0 of 1 keer voor. Met dit gegeven wordt aangegeven of het een kennisgeving betreft waarmee (inzage- en bezwaar/beroeps-)termijnen worden doorgegeven of een kennisgeving waarmee informatie wordt doorgegeven over het voornemen een besluit te gaan nemen zonder (inzage- en beroeps-)termijnen. In STOP 1.3.0 is dit gegeven, om redenen van backwards compatibility, zo gemodelleerd dat het een optioneel gegeven is met KennisgevingBesluittermijnen als defaultwaarde. Dit betekent dat wanneer het gegeven soortKennisgeving in de aanlevering niet wordt aangeleverd, het een KennisgevingBesluittermijnen is (uiteraard is dat ook zo als het element soortKennisgeving wel voorkomt met de waarde KennisgevingBesluittermijnen). Wanneer het een ander soort kennisgeving is, moet het element soortKennisgeving voorkomen. In STOP 2.0 zal soortKennisgeving worden gewijzigd in een verplicht gegeven dat 1 keer voorkomt. Nadrukkelijk wordt geadviseerd om daarop vooruit te lopen en ook bij een kennisgeving waarmee (inzage- en bezwaar/beroeps-)termijnen worden doorgegeven, het gegeven soortKennisgeving te gebruiken.
Aan de hand van de soort procedure bepaalt de LVBB wat er met het besluit wordt gedaan. Uiteraard moet DSO-LV weten of de aangeleverde OW-objecten horen bij een ontwerpbesluit of een definitief besluit. Daarvoor kent ook IMOW proceduregegevens. DSO-LV weet dat het gaat om OW-objecten behorend bij een ontwerpregeling omdat in dat geval bij de OW-objecten als procedurestatus ‘ontwerp’ is aangegeven.
Indien sprake is van een ontwerpbesluit levert het bevoegd gezag het ontwerpbesluit aan bij de LVBB met als soortProcedure ‘ontwerpbesluit’. Na ontvangst van een ontwerpbesluit genereert de LVBB daaruit een proefversie: bij een initieel ontwerpbesluit de eerste (ontwerp)versie van de regeling en bij een ontwerp-wijzigingsbesluit de verwerking van het ontwerpbesluit in de regelingversie waarop het bevoegd gezag het ontwerpbesluit heeft gebaseerd. De LVBB stelt de proefversie beschikbaar voor DSO-LV en levert de OW-objecten door aan DSO-LV. DSO-LV toont vervolgens die proefversie in de vorm van een ontwerpregeling.
Nadat het bestuursorgaan een besluit over een omgevingsdocument heeft genomen, levert het dat besluit aan bij de LVBB met als soortProcedure ‘definitief besluit’. Na ontvangst van een initieel besluit destilleert de LVBB daaruit de Regelingversie. Na ontvangst van een wijzigingsbesluit voert de LVBB de consolidatie uit met als resultaat een nieuwe toestand van de Regeling. De LVBB doet dat wanneer de inwerkingtredingsdatum van het (wijzigings)besluit -en daarmee ook van de nieuwe RegelingVersie- bekend is. De LVBB haalt die datum op uit de meegeleverde ConsolidatieInformatie.
Toekomstige functionaliteit
Het tonen van de procedurestatus van onderdelen van een regeling is in DSO-LV geïmplementeerd voor ontwerpregelingen; in de regelingenbank is het niet geïmplementeerd.
Workaround
Geen
De STOP/TPOD-standaard ziet het ontwerpbesluit en het definitieve besluit als afzonderlijke procedures. Zoals in paragraaf 10.3.5 al is aangegeven moet bij de aanlevering van een besluitversie de soort procedure worden gekozen: aangegeven moet worden of een ontwerpbesluit of een definitief besluit wordt aangeleverd. De procedure-informatie wordt verder ingevuld met de module Procedureverloop. Dit is de verzameling van stappen in de procedure van de besluitversie. De module Procedureverloop kan dus meerdere stappen bevatten, en ook in de loop van de tijd aan de hand van het verloop van de procedure worden aangevuld. Deze module en de Procedurestappen die als metadata kunnen worden aangeleverd betreffen alleen het formele en door DSO-LV ondersteunde deel van de procedure, dus vanaf de publicatie van een ontwerpbesluit. Gegevens over de daaraan voorafgaande stappen, zoals participatie, conceptversies voor overleg en voorbereiding van de besluitvorming door het bestuursorgaan, worden niet door de STOP/TPOD-standaard ondersteund en niet door de LVBB verwerkt. Ze kunnen uiteraard wel door het bevoegd gezag in de eigen software worden bijgehouden.
Het ontwerpbesluit en het definitieve besluit hebben ieder een afzonderlijke module Procedureverloop. In de ontwerpfase levert het bevoegd gezag het ontwerpbesluit aan bij de LVBB met als soortProcedure ‘ontwerpbesluit’ en het Procedureverloop met de relevante Procedurestappen horend bij een ontwerpbesluit. Nadat het bestuursorgaan een besluit over een omgevingsdocument heeft genomen, levert het dat besluit aan bij de LVBB met als soortProcedure ‘definitief besluit’ en het Procedureverloop met de relevante stappen horend bij een definitief besluit. Diverse omgevingsdocumenten treden direct na de bekendmaking van het besluit in werking en zijn dan ook direct onherroepelijk. Besluiten waartegen beroep kan worden ingesteld worden geconsolideerd terwijl nog niet zeker is of ze (geheel of gedeeltelijk) blijvend onderdeel van het omgevingsdocument uitmaken. Voor een raadpleger van de geconsolideerde regeling is het van belang om van ieder onderdeel van de regeling te weten wat de status daarvan is om te kunnen bepalen welke rechten en verplichtingen zij/hij daaraan kan ontlenen. Dat geldt voor alle tekstonderdelen, GIO’s en OW-objecten. Daarom moeten bij besluiten waartegen beroep kan worden ingesteld, na de aanlevering van het definitieve besluit, nieuwe Procedurestappen aan het Procedureverloop worden toegevoegd. Dit maakt het mogelijk om in de geconsolideerde regelingen op overheid.nl en in DSO-LV de status aan te geven van de onderdelen van die regeling die door het betreffende besluit zijn gewijzigd.
De initiële aanlevering van het Procedureverloop vindt doorgaans plaats bij het ontwerpbesluit respectievelijk definitieve besluit. Vervolgens wordt het Procedureverloop gemuteerd met een Procedureverloopmutatie bij de kennisgeving of met een directe mutatie. In paragraaf 10.4 is steeds in iedere fase en bij ieder product aangegeven welke methode moet worden toegepast.
Een Procedurestap kent de volgende gegevens:
soortStap: geeft aan welke stap het betreft, te kiezen uit de STOP-waardelijst Procedurestap_ontwerp respectievelijk Procedurestap_definitief. Verplicht gegeven. Komt 1 keer voor.
voltooidOp: datum waarop deze procedurestap heeft plaats gevonden of (naar verwachting) plaats zal vinden. Verplicht gegeven. Komt 1 keer voor.
meerInformatie: URL-verwijzing naar extra informatie over de Procedurestap. Optioneel gegeven. Komt 0 of 1 keer voor. Dit gegeven is bedoeld voor het geven van extra informatie over de betreffende Procedurestap en de gevolgen daarvan op de geldigheid van regeling, niet voor extra informatie over de inhoud van de regeling. Dit gegeven wordt alleen in de beroepsfase van het besluit gebruikt, en dus alleen bij besluiten waartegen bezwaar en/of beroep kan worden ingesteld.
Naast de Procedurestap(pen) bevat het Procedureverloop het gegeven bekendOp. Daar vult het bevoegd gezag de datum in waarop eenieder kennis kon hebben van deze informatie.
Het gevolg van de Procedurestappen op de geldigheid van regeling leidt de LVBB af uit de aangeleverde informatie en wordt automatisch bij de bekendmaking, in de regelingenbanken en in DSO-LV getoond.
Toekomstige functionaliteit
Het tonen van de procedurestatus van onderdelen van een regeling is in DSO-LV geïmplementeerd voor ontwerpregelingen; in de regelingenbank is het niet geïmplementeerd.
Het doorgeven van wijzigingen in de status van een besluit in de beroepsfase is nog niet geïmplementeerd in de DSO-keten; naar huidige verwachting zal dat na inwerkingtreden van de Omgevingswet gebeuren.
Workaround
Geen
In de vorige paragraaf zijn Procedureverloopmutaties beschreven waarmee een Procedurestap aan het Procedureverloop wordt toegevoegd (voegStappenToe). Er zijn ook mutaties voor het vervangen (vervangStappen) en voor het verwijderen van Procedurestappen (verwijderStappen). Dit is bijvoorbeeld nodig wanneer een al gestarte terinzagelegging van een ontwerpbesluit opnieuw moet beginnen vanwege het ontbreken van een cruciaal onderzoeksrapport. Een ander voorbeeld is de situatie waarin in de beroepsfase de Procedurestap Beroep ingesteld was aangeleverd, terwijl later blijkt dat er geen beroep is ingesteld.
In het geval van de al gestarte terinzagelegging van een ontwerpbesluit die opnieuw moet beginnen, moet daarvoor een nieuwe kennisgeving in het publicatieblad van het bevoegd gezag gepubliceerd worden. Het bevoegd gezag levert die kennisgeving dan aan met daarbij
Procedureverloopmutaties vervangStappen, waarmee de Procedurestappen Begin inzagetermijn en Einde inzagetermijn met de oorspronkelijke data die bij de kennisgeving waren aangeleverd, worden vervangen door de Procedurestappen Begin inzagetermijn en Einde inzagetermijn met de nieuwe data.
Er zijn ook gevallen waarin niet een nieuwe publicatie (zoals een kennisgeving) wordt gedaan. Voorbeelden zijn het eerdergenoemde onterechte aanleveren van de Procedurestap Beroep ingesteld, of de situatie waarin de tekst van de kennisgeving wel de juiste data zijn genoemd, maar in het Procedureverloop onjuiste data staan. In die gevallen wordt gebruik gemaakt van de dan geldende correctiemethode bij de LVBB.
In deze paragraaf wordt de procedure beschreven die een besluit tot vaststelling of wijziging van een instructie doorloopt. Van iedere stap in die procedure wordt aangegeven of deze door de STOP/TPOD-standaard en de DSO-keten wordt ondersteund en zo ja, welke producten en welke gegevens en metadata moeten worden aangeleverd.
Figuur 35 geeft een overzicht van de verschillende fasen in de procedure van de instructie.
Er geldt geen wettelijke verplichting om afdeling 3.4 Awb toe te passen bij de voorbereiding van het geven van een instructie. Het bestuursorgaan dat de instructie geeft, kan bij het ontbreken van een wettelijke verplichting wel zelf besluiten om afdeling 3.4 Awb toe te passen[19] Artikel 3:10 lid 1 Awb
. Gezien het karakter van de instructie ligt het niet voor de hand om dat te doen. Daarom wordt de ontwerpfase in dit toepassingsprofiel niet beschreven. Het is wel mogelijk om het ontwerp van een instructie met toepassing van de STOP/TPOD-standaard op te stellen en ter publicatie aan de LVBB aan te bieden. In dat geval kan de beschrijving van de ontwerpfase in het TPOD programma overeenkomstig worden toegepast. Wanneer blijkt dat er geregeld ontwerp-instructies met toepassing van de STOP/TPOD-standaard worden gepubliceerd, kan de beschrijving van de ontwerpfase in de toekomst aan dit toepassingsprofiel worden toegevoegd.
Er geldt geen consolidatieverplichting voor de instructie. Gevolgen van de uitspraken die in de beroepsfase gedaan worden, worden naar verwachting niet verwerkt in de instructie. Vooralsnog kan er geen informatie over de status van omgevingsdocumenten in de beroepsfase worden doorgegeven. Daarom wordt de beroepsfase in dit toepassingsprofiel niet beschreven. Dat is in het kleurgebruik van de fasen in het schema tot uitdrukking gebracht. Indien gewenst kan in de toekomst een beschrijving van de beroepsfase worden toegevoegd.
GS respectievelijk de betreffende minister moeten, voorafgaand aan het geven van een instructie, overleg voeren met het bestuursorgaan waaraan de instructie wordt gegeven[20] Artikel 10.6 Ob
. Voor dit overleg gelden geen vormvereisten: het kan bijvoorbeeld worden gevoerd in de vorm van een telefoongesprek, een bespreekpunt tijdens een vergadering of een briefwisseling. De STOP/TPOD-standaard is op dit overleg niet van toepassing.
Met het oog op de voorbereiding van een instructie, gericht op het stellen van regels in het omgevingsplan, kunnen provinciale staten respectievelijk de minister die het aangaat voor een locatie een voorbereidingsbesluit nemen[21] Artikel 4.16 Ow
. Zie hiervoor verder het TPOD voorbereidingsbesluit.
Zoals in paragraaf 10.3.1 al is aangegeven, is een unieke identificatie nodig om van een omgevingsdocument vast te leggen dat tekst, informatieobjecten en OW-informatie bij elkaar horen, gedurende het hele proces van concipiëren, voorbereiden, besluiten, bekendmaken en consolideren. De STOP/TPOD-standaard noemt die identificatie Doel. Het Doel wordt bij het ter publicatie of bekendmaking aanleveren van een (ontwerp)besluit tot vaststelling of wijziging van de instructie meegeleverd.
De eerste handeling bij de start van het opstellen van zo’n besluit is het aanmaken van een nieuwe Regelingversie met een nieuw Doel oftewel identificatie. Het Doel moet voldoen aan de eisen die STOP daaraan stelt:
de identificatie moet het volgende patroon volgen: /join/id/proces/” <overheid> “/” <datum> “/” <overig>
overheid: code van het bevoegde gezag volgens één van de STOP-waardelijsten voor gemeente, provincie, waterschap of ministerie
datum: datum van het ontstaan van het doel; dit mag een jaartal of een volledige datum zijn
overig: door het bevoegd gezag te bepalen; dit kan een betekenisloze code zijn of een betekenisvolle tekstuele beschrijving van (het resultaat van) het doel. Hiervoor gelden de volgende eisen:
alleen toegestaan: boven- en onderkast letters, cijfers en underscore;
te beginnen met een cijfer of letter;
maximale lengte:128 karakters.
Het Doel moet uiteraard uniek zijn.
Het Doel bij een besluit tot vaststelling van een instructie zou er zo uit kunnen zien: /join/id/proces/mnre1109/2023/instelling_ins1_Gemeentestad, maar ook /join/id/proces/ mnre1109/2023/546d9cff158f4d148f9bb6c953dc3019. De plansoftware moet er voor zorgen dat het Doel uniek is. Het is dus goed mogelijk dat de plansoftware zelf het Doel genereert en dat dat eerder Doelen met een betekenisloze code (zoals het tweede voorbeeld) dan met een betekenisvolle beschrijving oplevert.
Nadat het Doel is aangemaakt, start de ambtelijke organisatie van provincie of Rijk in de plansoftware met de nieuwe regelingversie van de instructie. Wanneer wordt gestart met de eerste versie van de instructie, zal in de plansoftware een volledig nieuwe regeling van de instructie worden opgesteld. Wanneer het gaat om een wijziging van een bestaande instructie, worden in de nieuwe regelingversie de wijzigingen ten opzichte van de voorgaande toestand van de regeling aangebracht die voor de betreffende wijziging nodig zijn.
GS dan wel de minister die het aangaat stelt de instructie vast[22] Artikel 2.33 lid 1 respectievelijk 2.34 lid 1 Ow
.
Het besluit tot vaststelling of wijziging van een instructie dient te berusten op een deugdelijke motivering, die moet worden vermeld bij de bekendmaking van het besluit[23] Artikel 3:46 en 3:47 lid 1 Awb
. In die motivering wordt onder andere aangegeven dat het op grond van artikel 10.6 Ob verplichte overleg met het bestuursorgaan waaraan de instructie wordt gegeven heeft plaatsgevonden en wat het resultaat van dat overleg is.
De instructie dan wel het besluit tot wijziging van de instructie is een besluit dat is gericht tot een belanghebbende. De bekendmaking geschiedt daarom door toezending aan het bestuursorgaan tot wie de instructie is gericht[24] Artikel 3:41 lid 1 Awb
. Tegelijk met of zo spoedig mogelijk na de bekendmaking moet het bestuursorgaan van provincie of Rijk mededeling doen van die instructie in het provinciaal blad respectievelijk de Staatscourant[25] Artikel 10.6a Ob
; dat houdt in publicatie van de volledige inhoud van de instructie in het betreffende publicatieblad[26] Artikel 12 Bekendmakingswet
. De datum van bekendmaking is de datum waarop de instructie is verzonden.
Afdeling 3.4 Awb is niet toegepast. Daarom geldt er geen verplichting om het besluit en eventuele op de zaak betrekking hebbende stukken ter inzage te leggen en om kennis te geven van die terinzagelegging. Mededeling en toezending van het besluit aan personen die bij de voorbereiding hun zienswijzen naar voren gebracht hebben is niet aan de orde.
Tegen iedere instructie staat beroep open. De rechtsgang en het tijdstip waarop beroep ingesteld kan worden zijn afhankelijk van de inhoud van de instructie:
De instructie die opdracht geeft tot het nemen van een voor beroep vatbaar besluit
Deze instructie wordt voor de mogelijkheid van beroep geacht deel uit te maken van het besluit waarop dat besluit betrekking heeft[27] Artikel 16.85 lid 2 Ow
. Beroep tegen de instructie kan pas worden ingesteld op het moment dat ook beroep kan worden ingesteld tegen het op de instructie volgende appellabele besluit. Beroep tegen de instructie kan dan worden ingesteld conform de regels die gelden voor het opvolgende besluit. Als voor dat besluit, zoals het besluit tot wijziging van het omgevingsplan, beroep in een instantie geldt, geldt dat ook voor de instructie. Als tegen het opvolgende beroep in twee instanties openstaat, geldt dat ook voor de instructie.
De instructie die opdracht geeft tot het nemen van een niet voor beroep vatbaar besluit respectievelijk tot een andere handeling dan het nemen van een besluit
Tegen deze instructie kan rechtstreeks beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State[28] Bijlage 1 Awb (Regeling rechtstreeks beroep, geen voorafgaand bezwaar) en Bijlage 2 artikel 2 Awb (Beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State), voor zover artikel 16.85 Ow niet van toepassing is
. De beroepstermijn start de dag na de bekendmaking van de instructie, d.w.z. de dag na toezending aan het bestuursorgaan tot wie de instructie is gericht.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken[29] Artikel 6:7 Awb
.
Bij de bekendmaking en de mededeling van het besluit moet melding worden gemaakt van het feit dat tegen het besluit beroep kan worden ingesteld. Daarbij moet worden vermeld door wie, binnen welke termijn en bij welk orgaan beroep kan worden ingesteld[30] Artikel 3:45 Awb
. Deze bepaling houdt in dat deze zogeheten rechtsmiddelenclausule in het besluit moet worden opgenomen. Als pas beroep tegen de instructie kan worden ingesteld tijdens de beroepstermijn van het op de instructie volgende (appellabele) besluit, kan in de instructie slechts een globale omschrijving van de beroepstermijn worden gegeven.
Een instructie treedt in werking op de dag na de bekendmaking, tenzij in het besluit daarvoor een ander tijdstip is aangewezen.
Om technische redenen, namelijk om proceduregegevens door te kunnen geven, moet kennis worden gegeven van de vaststelling van de instructie en/of van het feit dat tegen de instructie beroep kan worden ingesteld. Zie daarvoor verder paragraaf
In paragraaf 10.4 is al aangegeven dat er geen verplichting is om afdeling 3.4 Awb toe te passen bij de voorbereiding van een instructie en dat het, gezien het karakter van de instructie, niet voor de hand ligt om dat te doen. Na het verplichte vooroverleg dat is beschreven in paragraaf 10.4.1.1 en de voorbereidingen die zijn genoemd in paragraaf 10.4.1.2 wordt direct overgegaan tot het opstellen van de instructie. Met behulp van de plansoftware maakt de ambtelijke organisatie van provincie of Rijk een versie van Besluit en Regeling, die het interne besluitvormingsproces doorloopt. Dit wordt met een voorstel aan het bevoegde bestuursorgaan voorgelegd. Bij het nemen van het besluit kan het bestuursorgaan nog wijzigingen aanbrengen. Deze eventuele wijzigingen worden verwerkt in de plansoftware.
De instructie moet worden voorzien van een deugdelijke motivering. Daarin zal onder andere worden aangegeven wat het resultaat is van het overleg dat is gevoerd met het bestuursorgaan waaraan de instructie wordt gegeven. Die beschrijving wordt geplaatst in het onderdeel Motivering van het Besluit, zie daarvoor paragraaf 4.4.2.1 en met name de toelichting in paragraaf 4.4.2.2. De motivering moet worden vermeld bij de bekendmaking en de mededeling van het besluit.
Ten behoeve van de mededeling van het definitieve besluit in provinciaal blad of Staatscourant genereert de ambtelijke organisatie vanuit de plansoftware van provincie of Rijk een besluit, bestaande uit een (definitieve) versie van het Besluit en de Regeling. In de Regeling staat de volledige initiële regeling (bij het instellen van een instructie) of de wijzigingsinstructies voor de geconsolideerde regeling (bij een wijziging van een instructie). Dit geheel moet provincie of Rijk aanleveren aan de LVBB.
Opgemerkt wordt dat de STOP/TPOD-standaard de term ‘definitief besluit’ gebruikt. Dit is een technische term die zowel wordt gebruikt voor het ‘product’ van deze fase, te weten het genomen besluit, als voor de procedure van besluitvorming, bekendmaking en inwerkingtreding.
Provincie of Rijk moet de instructie toezenden aan het bestuursorgaan tot wie de instructie is gericht. Die toezending gebeurt per post; de DSO-keten biedt geen ondersteuning voor deze toezending.
Om de mededeling van het besluit tot vaststelling of wijziging van de instructie in provinciaal blad of Staatscourant te kunnen doen en doorlevering door LVBB aan DSO-LV mogelijk te maken, moeten Besluit en Regeling voldoen aan de specificaties die in deel B van dit toepassingsprofiel zijn gegeven. Aanvullend daarop moet provincie of Rijk metadata over besluit en regeling en informatie over het Procedureverloop en de consolidatie meeleveren. Provincie of Rijk moet ook een publicatieopdracht aan de LVBB aanleveren, waarin zij/hij aangeeft welk soort publicatie wordt aangeleverd en op welke datum die publicatie gepubliceerd moet worden. Dat is achtereenvolgens in de volgende paragrafen beschreven.
10.4.2.3.1 Besluitmetadata
De Besluitmetadata leggen vast welke organisatie verantwoordelijk is voor de besluitversie en bevatten gegevens om het besluit goed vindbaar te maken. In paragraaf 10.3.2 zijn de Besluitmetadata beschreven. Daar is aangegeven of het gegeven verplicht of optioneel is, hoe vaak het moet c.q. kan voorkomen en wat het doel respectievelijk het resultaat van het gegeven is. Hierna is voor de BesluitMetadata die relevant zijn voor het definitieve besluit tot vaststelling of wijziging van een instructie aangegeven hoe ze moeten worden toegepast.
eindverantwoordelijke: kies uit de STOP-waardelijst voor provincie of ministerie (de identificatiecode van) de betreffende provincie of ministerie.
maker: kies uit de STOP-waardelijst voor provincie of ministerie (de identificatiecode van) de betreffende provincie of ministerie.
soortBestuursorgaan: kies uit de STOP-waardelijst bestuursorgaan de waarde ‘gedeputeerde staten’ respectievelijk ‘minister’.
informatieobjectRef: neem hier de verwijzingen op naar de GIO’s (en eventueel de als informatieobject gemodelleerde PDF-documenten) die het besluit aan de regeling toevoegt of die het besluit wijzigt.
officieleTitel: geef het besluit een onderscheidende en herkenbare titel. De officiële titel moet gelijk zijn aan het RegelingOpschrift van het besluit. Een voorbeeld van de officiële titel van een besluit tot vaststelling van een instructie is ‘Instructie aan de gemeente Gemeentestad tot het opnemen in het omgevingsplan van rijksbeschermd stadsgezicht De Parkel’; een voorbeeld van de officiële titel van een besluit tot wijziging van een instructie is ‘Besluit tot wijziging van de instructie aan de gemeente Gemeentestad t.b.v. het corrigeren van de begrenzing van het rijksbeschermd stadsgezicht De Parkel’.
citeertitel: geadviseerd wordt om het gegeven citeertitel te gebruiken. Pas de citeertitel als volgt toe:
de citeertitel is in het besluit vastgesteld: neem de citeertitel over uit de betreffende bepaling en kies voor isOfficieel de waarde true;
de citeertitel is niet in het besluit vastgesteld: laat de citeertitel hetzelfde zijn als de officiële titel en het RegelingOpschrift van het besluit, of, als die erg lang zijn, een verkorte versie daarvan en kies voor isOfficieel de waarde false.
onderwerp: kies uit de STOP-waardelijst onderwerp alle toepasselijke onderwerpen. Voor omgevingsdocumenten kunnen deze waarden uit de waardelijst passend zijn: wonen, verkeer, ruimte en infrastructuur, natuur en milieu, cultuur en recreatie, bouwen en verbouwen, scheepvaart, rail- en wegverkeer, luchtvaart, waterbeheer, ruimtelijke ordening, veiligheid, water, stoffen, natuur- en landschapsbeheer, lucht, geluid, flora en fauna, energie, bodem, afval, defensie, recreatie, horeca, evenementen, cultuur, cultureel erfgoed, klimaatverandering.
rechtsgebied: kies uit de STOP-waardelijst rechtsgebied in ieder geval voor de waarde ‘omgevingsrecht’ en vul dit indien van toepassing aan met andere toepasselijke waarden uit deze waardelijst.
soortProcedure: kies uit de STOP-waardelijst soortprocedure de waarde ‘Definitief besluit’.
grondslag: maak in het geval van een instructie van GS een verwijzing naar artikel 2.33 Ow; maak in het geval van een instructie van een minister een verwijzing naar artikel 2.34 Ow. De grondslag ziet er -in STOP-XML- uit als in Figuur 38:
Waarschuwing toekomstige wijziging TPOD-standaard
In een volgende versie van de TPOD-standaard zal het verplicht worden om het gegeven citeertitel te gebruiken. Als overgangsmaatregel wordt geadviseerd wordt om -wanneer en zodra de gebruikte plansoftware dat mogelijk maakt- op deze wijziging te anticiperen door het gegeven citeertitel te gebruiken.
10.4.2.3.2 Regelingmetadata
De Regelingmetadata leggen vast welke organisatie verantwoordelijk is voor de regelingversie en bevatten gegevens om de regeling goed vindbaar te maken. In paragraaf 10.3.3 zijn de RegelingMetadata beschreven. Daar is aangegeven of het gegeven verplicht of optioneel is, hoe vaak het moet c.q. kan voorkomen en wat het doel respectievelijk het resultaat van het gegeven is. Hierna is voor de RegelingMetadata die relevant zijn voor het definitieve besluit tot vaststelling of wijziging van een instructie aangegeven hoe ze moeten worden toegepast.
soortRegeling: kies uit de STOP-waardelijst soortRegeling de waarde ‘Instructie’.
eindverantwoordelijke: kies uit de STOP-waardelijst voor provincie of ministerie (de identificatiecode van) de betreffende provincie of ministerie.
maker: kies uit de STOP-waardelijst voor provincie of ministerie (de identificatiecode van) de betreffende provincie of ministerie.
soortBestuursorgaan: kies uit de STOP-waardelijst bestuursorgaan de waarde ‘gedeputeerde staten’ respectievelijk ‘minister’.
officieleTitel: geef de regeling van de instructie een onderscheidende en herkenbare titel. Een voorbeeld van de officiële titel van een instructie is ‘Instructie aan de gemeente Gemeentestad tot het opnemen in het omgevingsplan van het rijksbeschermd stadsgezicht De Parkel’.
citeertitel: maak gebruik van het gegeven citeertitel en doe dat als volgt:
in de instructie is de citeertitel vastgesteld: neem de citeertitel over uit de betreffende bepaling en kies voor isOfficieel de waarde true;
in de instructie is de citeertitel niet vastgesteld: laat de citeertitel hetzelfde zijn als de officiële titel (en het RegelingOpschrift van de regeling), of, als die erg lang is, een verkorte versie daarvan en kies voor isOfficieel de waarde false.
onderwerp: kies uit de STOP-waardelijst onderwerp alle toepasselijke onderwerpen. Voor omgevingsdocumenten kunnen deze waarden uit de waardelijst passend zijn: wonen, verkeer, ruimte en infrastructuur, natuur en milieu, cultuur en recreatie, bouwen en verbouwen, scheepvaart, rail- en wegverkeer, luchtvaart, waterbeheer, ruimtelijke ordening, veiligheid, water, stoffen, natuur- en landschapsbeheer, lucht, geluid, flora en fauna, energie, bodem, afval, defensie, recreatie, horeca, evenementen, cultuur, cultureel erfgoed, klimaatverandering.
rechtsgebied: kies uit de STOP-waardelijst rechtsgebied in ieder geval de waarde ‘omgevingsrecht’ en vul dit indien van toepassing aan met andere toepasselijke waarden uit deze waardelijst.
overheidsdomein: kies uit de STOP-waardelijst overheidsthema alle toepasselijke waarden. Voor omgevingsdocumenten kunnen deze waarden uit de waardelijst passend zijn: bouwen, wonen en leefomgeving; cultuur, sport, vrije tijd; landbouw, natuur en voedsel; milieu, ruimte en water; defensie; verkeer en vervoer.
opvolgerVan: gegeven dat alleen voorkomt wanneer de regeling een andere regeling opvolgt, dus wanneer de oorspronkelijke regeling wordt ingetrokken en vervangen door een nieuwe regeling. Maak een verwijzing naar de identificatie van het Work van de opgevolgde regeling.
grondslag: maak in het geval van een instructie van GS een verwijzing naar artikel 2.33 Ow; maak in het geval van een instructie van een minister een verwijzing naar artikel 2.34 Ow. De grondslag ziet er -in STOP-XML- uit als in Figuur 39:
Met de module Procedureverloop wordt informatie over het verloop van de procedure van het besluit tot vaststelling of wijziging van een instructie en de verschillende stappen daarin bijgehouden. In paragraaf 10.3.5 is beschreven hoe het doorgeven van procedure-informatie met het Procedureverloop werkt. Hierna is aangegeven hoe dat concreet bij het definitieve besluit tot vaststelling of wijziging van een instructie moet worden toegepast.
Het Procedureverloop dat bij het definitieve besluit wordt aangeleverd moet de volgende gegevens bevatten:
Procedurestap
soortStap: kies uit de STOP-waardelijst Procedurestap_definitief de waarde ‘Vaststelling’
voltooidOp: vul de datum in van de vergadering van gedeputeerde staten waarin het besluit is genomen, of, bij een parafenbesluit, de datum waarop de laatste paraaf is gezet en het besluit is geacht te zijn genomen. In het geval van het Rijk is dit de datum waarop de betreffende minister de instructie heeft vastgesteld
Procedurestap
soortStap: kies uit de STOP-waardelijst Procedurestap_definitief de waarde ‘Ondertekening’
voltooidOp: vul de datum in waarop namens GS het besluit is ondertekend, de datum van het parafenbesluit dan wel de datum waarop de minister het besluit heeft ondertekend
bekendOp: vul de datum in waarop het besluit in het provinciaal blad of Staatscourant wordt gepubliceerd.
Gebruik het gegeven meerInformatie niet.
De module Procedureverloop wordt initieel aangeleverd met het definitieve besluit en vervolgens gemuteerd door de kennisgeving en door directe Procedureverloopmutaties. In de procedure van het definitieve besluit is het Procedureverloop zowel bij het besluit als bij de kennisgeving verplicht.
Het tijdstip waarop de kennisgeving wordt gepubliceerd is afhankelijk van de inhoud van de instructie:
De instructie die moet worden opgevolgd door een niet voor beroep vatbaar besluit respectievelijk door een andere handeling dan een besluit
Tegen deze instructie staat direct na de bekendmaking van de instructie beroep open. Provincie of Rijk moet dan gelijktijdig met de mededeling van de instructie kennis geven van de vaststelling en van het feit dat beroep tegen de instructie kan worden ingesteld. Met die kennisgeving wordt het Procedureverloop aangevuld met Procedurestappen over de beroepstermijn.
De instructie die moet worden opgevolgd door een voor beroep vatbaar besluit
Tegen deze instructie kan pas beroep worden ingesteld na de bekendmaking van het opvolgende besluit. Provincie of Rijk moet op dat moment kennis geven van de vaststelling en van het feit dat beroep tegen de instructie kan worden ingesteld. De aanvulling van het Procedureverloop van de instructie met volgende Procedurestappen vindt dan veel later plaats dan de bekendmaking en de mededeling van de instructie.
10.4.2.3.4 ConsolidatieInformatie
Met de module ConsolidatieInformatie wordt informatie aangeleverd ten behoeve van de consolidatie van het besluit in de regeling. In de module BeoogdeRegelgeving worden opgenomen:
(een container) BeoogdeRegelgeving met daarin:
BeoogdeRegeling, met daarbinnen:
Doel: vul hier het Doel in van het vaststellings- of wijzigingsbesluit
instrumentVersie: vul hier de identificatie in van de nieuwe regelingversie van de instructie
eId: vul hier de identificatie in van het WijzigArtikel in het besluit waarin staat dat het bestuursorgaan besluit de instructie vast te stellen of te wijzigen
BeoogdInformatieobject, voor ieder Informatieobject dat het besluit vaststelt, met daarbinnen:
Doel: vul hier het Doel in van het vaststellings- of wijzigingsbesluit
instrumentVersie: vul hier de identificatie in van het nieuwe Informatieobject
eId: vul hier de identificatie in van het element in de informatieobjecten-bijlage in de WijzigBijlage dat de ExtIoRef (de identificatie van het daadwerkelijke informatieobject) bevat
(een container) Tijdstempels met daarin:
Tijdstempel, met daarbinnen:
Doel: vul hier het Doel in van het vaststellings- of wijzigingsbesluit
soortTijdstempel: juridischWerkendVanaf
datum: de datum waarop het besluit juridisch geldend wordt
Vul hier de inwerkingtredingsdatum van het besluit tot vaststelling of wijziging van de instructie in. Dat is de datum van de dag na de bekendmaking van het besluit (d.w.z. de dag na de toezending van de instructie aan het bestuursorgaan tot wie de instructie is gericht), tenzij in het besluit een andere datum van inwerkingtreden is vastgesteld, dan wordt die andere datum ingevuld. De datum van inwerkingtreden mag niet voor de datum van publicatie in het publicatieblad liggen. Wanneer hier geen datum wordt ingevuld, kunnen de voorzieningen de regeling niet tonen.
eId: vul hier de identificatie in van het artikel in het Besluit-deel waarin is bepaald wanneer het besluit in werking treedt.
10.4.2.3.5 Datum bekendmaking definitief besluit
Provincie of Rijk moet de datum waarop zij/hij wil dat het besluit in het provinciaal blad of Staatscourant wordt gepubliceerd, doorgeven in de publicatieopdracht aan de LVBB, met het gegeven datumBekendmaking. Deze datum moet altijd in de toekomst liggen.
10.4.2.4.1 Inhoud en aanlevering kennisgeving
Het tijdstip waarop de kennisgeving wordt gepubliceerd is afhankelijk van de inhoud van de instructie:
De instructie die moet worden opgevolgd door een niet voor beroep vatbaar besluit respectievelijk door een andere handeling dan een besluit
Provincie of Rijk moet gelijktijdig met de mededeling van de instructie kennis geven van het feit dat beroep tegen de instructie kan worden ingesteld. Dit gebeurt direct na de toezending van de instructie aan het bestuursorgaan tot wie de instructie is gericht.
De instructie die moet worden opgevolgd door een voor beroep vatbaar besluit
Provincie of Rijk geeft pas kennis van het feit dat beroep tegen de instructie kan worden ingesteld op het moment dat het bestuursorgaan tot wie de instructie is gericht het opvolgende besluit bekendmaakt en kennis geeft van de mogelijkheid om tegen dat besluit beroep in te stellen.
De kennisgeving vermeldt in ieder geval:
een zakelijke weergave van de inhoud van het besluit[31] Artikel 12 Bekendmakingswet jo artikel 3.7 lid 1 onder a en b Besluit elektronische publicaties
;
een beschrijving van het betreffende object of de betreffende activiteit en, in voorkomend geval, de locatie daarvan;
een zodanige beschrijving van het besluit en het rechtsgevolg daarvan dat potentiële belanghebbenden eruit kunnen afleiden in hoeverre zij in hun belangen worden geraakt;
dat tegen het besluit beroep kan worden ingesteld, door wie, binnen welke termijn en bij welk orgaan[32] Artikel 3.7 lid 1 onder c Besluit elektronische publicaties
.
Om de kennisgeving aan de LVBB aan te kunnen leveren en in provinciaal blad of Staatscourant te plaatsen moet deze voldoen aan de specificaties voor de kennisgeving, die in paragraaf 10.2.2 zijn beschreven. De kennisgeving is een zelfstandige eenheid en is geen onderdeel van het besluit. De kennisgeving zit niet in hetzelfde aanleverpakket als het besluit waar het bij hoort, maar moet apart worden aangeleverd nádat het besluit-pakket is aangeleverd.
Bij de kennisgeving moet provincie of Rijk KennisgevingMetadata en informatie over het Procedureverloop meeleveren. Provincie of Rijk moet ook een publicatieopdracht aan de LVBB aanleveren, waarin zij/hij aangeeft welk soort publicatie wordt aangeleverd en op welke datum die publicatie gepubliceerd moet worden. Dat is achtereenvolgens in de volgende paragrafen beschreven.
NB: de kennisgeving komt wel in provinciaal blad of Staatscourant, maar wordt niet in DSO-LV getoond. In DSO-LV wordt wel gebruik gemaakt van informatie uit (de metadata bij) de kennisgeving.
10.4.2.4.2 KennisgevingMetadata
De KennisgevingMetadata leggen vast welke organisatie verantwoordelijk is voor de kennisgeving en bevatten gegevens om de kennisgeving goed vindbaar te maken. In paragraaf 10.3.4 zijn de KennisgevingMetadata beschreven. Daar is aangegeven of het gegeven verplicht of optioneel is, hoe vaak het moet c.q. kan voorkomen en wat het doel respectievelijk het resultaat van het gegeven is. Hierna is voor de KennisgevingMetadata die relevant zijn voor de kennisgeving behorend bij een definitief besluit tot vaststelling of wijziging van een instructie aangegeven hoe ze moeten worden toegepast.
eindverantwoordelijke: kies uit de STOP-waardelijst voor provincie of ministerie (de identificatiecode van) de betreffende provincie of ministerie.
maker: kies uit de STOP-waardelijst voor provincie of ministerie (de identificatiecode van) de betreffende provincie of ministerie.
officieleTitel: geef de kennisgeving een zo onderscheidend en herkenbaar mogelijke titel. De officiële titel moet gelijk zijn aan het RegelingOpschrift van de kennisgeving. Een voorbeeld van de officiële titel van deze kennisgeving is: ‘Kennisgeving Instructie aan de gemeente Gemeentestad tot het opnemen in het omgevingsplan van het rijksbeschermd stadsgezicht De Parkel’.
onderwerp: kies uit de STOP-waardelijst onderwerp alle toepasselijke onderwerpen. Voor omgevingsdocumenten kunnen deze waarden uit de waardelijst passend zijn: wonen, verkeer, ruimte en infrastructuur, natuur en milieu, cultuur en recreatie, bouwen en verbouwen, scheepvaart, rail- en wegverkeer, luchtvaart, waterbeheer, ruimtelijke ordening, veiligheid, water, stoffen, natuur- en landschapsbeheer, lucht, geluid, flora en fauna, energie, bodem, afval, defensie, recreatie, horeca, evenementen, cultuur, cultureel erfgoed, klimaatverandering.
mededelingOver: maak een verwijzing naar de identificatie van het definitieve besluit waarover de kennisgeving gaat.
soortKennisgeving: kies de waarde KennisgevingBesluittermijnen.
10.4.2.4.3 Procedureverloop
Met de module Procedureverloop wordt informatie over het verloop van de procedure van het besluit tot vaststelling of wijziging van de instructie en de verschillende stappen daarin bijgehouden. In paragraaf 10.3.5 is beschreven hoe het doorgeven van procedure-informatie met het Procedureverloop werkt. Hierna is aangegeven hoe dat concreet bij de kennisgeving behorend bij een definitief besluit tot vaststelling of wijziging van een instructie moet worden toegepast.
De module Procedureverloop is initieel aangeleverd met het definitieve besluit, zie paragraaf 10.4.2.3.3. Het Procedureverloop wordt vervolgens met een Procedureverloopmutatie bij de kennisgeving gemuteerd.
Bij de kennisgeving van het definitieve besluit tot vaststelling of wijziging van de instructie, respectievelijk van de mogelijkheid om beroep tegen de instructie in te stellen, worden met een Procedureverloopmutatie aan het Procedureverloop de volgende gegevens toegevoegd:
Procedurestap
soortStap: kies uit de STOP-waardelijst Procedurestap_definitief de waarde ‘Einde beroepstermijn’
voltooidOp: vul de datum in waarop de beroepstermijn van het (definitieve) besluit is geëindigd. Dit is de laatste dag waarop nog beroep tegen het besluit kan worden ingesteld
bekendOp: vul de datum in waarop de kennisgeving in provinciaal blad of Staatscourant wordt gepubliceerd.
Gebruik in deze fase van de procedure het gegeven meerInformatie niet.
10.4.2.4.4 Datum publicatie kennisgeving
Provincie of Rijk moet de datum waarop zij/hij wil dat de kennisgeving in provinciaal blad of Staatscourant wordt gepubliceerd, doorgeven in de publicatieopdracht aan de LVBB, met het gegeven datumBekendmaking. Deze datum moet altijd in de toekomst liggen.
Toekomstige functionaliteit
In deze paragraaf is beschreven hoe de vindbaarheid van (de regeling van) de instructie kan worden beperkt nadat het is gerealiseerd. Dit zal in een later stadium worden geïmplementeerd in de DSO-keten.
Workaround
Geen
Als de instructie volledig is gerealiseerd, is deze materieel uitgewerkt. Het is dan niet langer zinvol om de instructie nog in de regelingenbank op overheid.nl en in DSO-LV in het overzicht van actuele instrumenten te zien. Bij tijdreizen moet de instructie uiteraard wel teruggevonden kunnen worden.
De vindbaarheid van de instructie in de regelingenbank en DSO-LV wordt beperkt door de regeling als materieel uitgewerkt aan te merken. Dat doet provincie of Rijk door een Revisie aan te leveren. De Revisie is geen besluit en wordt niet gepubliceerd in de publicatiebladen.
De Revisie bestaat uit één module Consolidatie-informatie, waarmee informatie wordt aangeleverd ten behoeve van de geconsolideerde regeling. In het geval van een Revisie voor het als materieel uitgewerkt aanmerken van een regeling wordt een module Consolidatie-informatie aangeleverd met binnen een container MaterieelUitgewerkt:
instrument: de work-Id van de RegelingVrijetekst van de instructie
datum: de datum waarop de vindbaarheid beperkt moet zijn.
Na de publicatie van een besluit, mededeling of kennisgeving kan blijken dat er wel is gepubliceerd wat het bevoegd gezag heeft aangeleverd, maar dat de inhoud van de publicatie niet helemaal correct is. Het bevoegd gezag moet dan de correcte inhoud alsnog aanleveren. Wat het bevoegd gezag moet aanleveren hangt af van de soort publicatie die gecorrigeerd moet worden en van de soort correctie.
Het kan voorkomen dat de ter bekendmaking aangeleverde versie van een besluit verschilt van wat het bestuursorgaan daadwerkelijk heeft besloten, bijvoorbeeld omdat een aangenomen amendement niet verwerkt is, of door een verschrijving. De bekendmaking moet dan gerectificeerd worden. Juridisch gezien is rectificeren alleen mogelijk voor het herstellen van kennelijke (bekendmakings)fouten, waarbij het herstel geen rechtsgevolgen mag hebben. Als er wel sprake is van rechtsgevolg, dan kan de fout alleen hersteld worden door het nemen van een wijzigingsbesluit.
De STOP/TPOD-standaard biedt bevoegde gezagen de mogelijkheid om een reeds gepubliceerd besluit met een inhoudelijke fout erin te rectificeren. Het eindbeeld is als volgt. Het bevoegd gezag kan de bekendmaking van het besluit rectificeren met toepassing van de Rectificatie conform de STOP/TPOD-standaard. Het bevoegd gezag levert de Rectificatie aan de LVBB aan voor de publicatie in het publicatieblad. De Rectificatie is het aan te leveren ‘product’ waarmee het bevoegd gezag de RegelingMutatie met de wijzigingsinstructies en de ConsolidatieInformatie aanlevert die nodig zijn om de rectificatie te verwerken in de geconsolideerde regeling van het omgevingsdocument. Op die manier geeft het bevoegd gezag aan welke onderdelen van de oorspronkelijke publicatie verkeerd zijn en hoe ze hadden moeten luiden.
Het eindbeeld is toekomstige functionaliteit die onderdeel is van STOP versie 2.0 en in een latere Release in de DSO-keten wordt geïmplementeerd. Zolang in de DSO-keten deze functionaliteit nog niet geïmplementeerd is, moet een workaround worden toegepast. Die workaround bestaat eruit dat het bevoegd gezag een besluit conform model BesluitCompact aanlevert met daarbij een RegelingMutatie en een module ConsolidatieInformatie. Het besluit dat voor deze workaround moet worden aangeleverd is alleen om technische redenen nodig. Juridisch gezien is er geen sprake van een besluit bij het rectificeren van de bekendmaking van een besluit. Dit technisch noodzakelijke besluit wordt op officielebekendmakingen.nl bekendgemaakt.
Toekomstige functionaliteit
In de toekomst zal de rectificatie van de bekendmaking van een besluit conform model Rectificatie van de STOP/TPOD-standaard worden opgesteld en aan de LVBB worden aangeleverd voor de publicatie in het publicatieblad. De Rectificatie is nog niet in de DSO-keten geïmplementeerd.
Workaround
Zolang de Rectificatie nog niet in de DSO-keten is geïmplementeerd, wordt voor het rectificeren van de bekendmaking een besluit conform model BesluitCompact gebruikt. In het vervolg van deze paragraaf is beschreven hoe deze workaround moet worden toegepast.
Voor de workaround levert het bevoegd gezag het volgende aan de LVBB aan:
een besluit conform model BesluitCompact (met als soortProcedure definitief besluit) met de volgende onderdelen:
RegelingOpschrift: geef dit technisch noodzakelijke besluit een RegelingOpschrift waaruit duidelijk blijkt dat het gaat om rectificatie van de bekendmaking van een besluit. Een voorbeeld is: ‘Rectificatie van het besluit Wijziging omgevingsplan Amsterdam t.b.v. de realisatie van 47 studentenwoningen in de Jordaan’.
Aanhef: in dit (niet verplichte) onderdeel kan kort beschreven worden dat het een rectificatie betreft en niet een besluit
Lichaam, met daarin:
WijzigArtikel: geef hierin aan dat de geconsolideerde regeling van het omgevingsdocument wordt gerectificeerd zoals is aangegeven in de WijzigBijlage
Artikel: geef in dit artikel de datum aan waarop de gerectificeerde versie van de geconsolideerde regeling rechtsgeldig is; dit is de datum waarop het (technisch noodzakelijke) besluit wordt gepubliceerd, tenzij er al besluiten tot wijziging van het omgevingsdocument zijn gepubliceerd met een latere inwerkingtredingsdatum, dan moet als datum gekozen worden de dag na de inwerkingtredingsdatum van het laatst gepubliceerde besluit
WijzigBijlage: neem in de WijzigBijlage een RegelingMutatie op met de wijzigingen die door de rectificatie in de actuele regeling worden doorgevoerd
Besluit- en RegelingMetadata
een module ConsolidatieInformatie met daarin:
(een container) BeoogdeRegelgeving met daarin:
BeoogdeRegeling, met daarbinnen:
Doel: vul hier het Doel in van het (technisch noodzakelijke) besluit dat als rectificatie fungeert
instrumentVersie: vul hier de identificatie in van de nieuwe regelingversie die de wijzingen voor de rectificatie bevat
eId: vul hier de identificatie in van het WijzigArtikel in het (technisch noodzakelijke) besluit
BeoogdInformatieobject, voor ieder Informatieobject waarvan als rectificatie een nieuwe versie wordt aangeleverd, met daarbinnen:
Doel: vul hier het Doel in van het (technisch noodzakelijke) besluit
instrumentVersie: vul hier de identificatie in van de nieuwe versie van het Informatieobject
eId: maak hier een verwijzing naar het element in de informatieobjecten-bijlage in de WijzigBijlage dat de ExtIoRef (de identificatie van het daadwerkelijke informatieobject) bevat
(een container) Tijdstempels met daarin:
Tijdstempel, met daarbinnen:
Doel: vul hier het Doel in van het (technisch noodzakelijke) besluit
soortTijdstempel: juridischWerkendVanaf
datum: de datum waarop de rectificatie (het technisch noodzakelijke besluit) juridisch geldend wordt
Vul hier de datum in waarop het (technisch noodzakelijke) besluit wordt gepubliceerd in het publicatieblad, tenzij er al besluiten tot wijziging van het omgevingsdocument zijn gepubliceerd met een latere inwerkingtredingsdatum, dan moet als datum gekozen worden de dag na de inwerkingtredingsdatum van het laatst gepubliceerde besluit
eId: vul hier de identificatie in van het reguliere artikel in het lichaam van het besluit.
Als de inhoud van een kennisgeving niet klopt, moet deze gerectificeerd worden. Het bevoegd gezag doet dat door een nieuwe kennisgeving aan te leveren, overeenkomstig de voorschriften voor de betreffende kennisgeving. In de tekst van de kennisgeving maakt het bevoegd gezag duidelijk dat het een rectificatie van een eerdere kennisgeving betreft.
Als de inhoud van een mededeling van een rechterlijke uitspraak niet klopt, moet deze gerectificeerd worden. Het bevoegd gezag doet dat door een nieuwe mededeling aan te leveren, overeenkomstig de voorschriften voor de betreffende mededeling. In de tekst van de mededeling maakt het bevoegd gezag duidelijk dat het een rectificatie van een eerdere mededeling betreft.
Zoals in paragraaf 7.4.5 is aangegeven is er een waardelijst voor het attribuut thema. Het grootste deel van de waarden van die waardelijst is rechtstreeks ontleend aan artikel 1.2 Omgevingswet. In onderstaande tabel is aangegeven hoe de relatie is tussen dat artikel en de waarden van de waardelijst.
Onderdelen van artikel 1.2 Ow | Waarden uit de waardelijst Thema | |
Aanhef | Deze wet gaat over: | |
Lid 1 | a. de fysieke leefomgeving, en b. activiteiten die gevolgen hebben of kunnen hebben voor de fysieke leefomgeving. | |
Lid 2 | De fysieke leefomgeving omvat in ieder geval: | |
a. bouwwerken, | Bouwwerken | |
b. infrastructuur, | Infrastructuur | |
c. watersystemen, | Water en watersystemen | |
d. water, | Water en watersystemen | |
e. bodem, | Bodem | |
f. lucht, | Lucht | |
g. landschappen, | Landschap | |
h. natuur, | Natuur | |
i. cultureel erfgoed, j. werelderfgoed. | Cultureel erfgoed | |
Lid 3 | Als gevolgen voor de fysieke leefomgeving worden in ieder geval aangemerkt gevolgen die kunnen voortvloeien uit: | |
a. het wijzigen van onderdelen van de fysieke leefomgeving of het gebruik daarvan, | Landgebruik[33] Wanneer zoals wordt overwogen aan de objecttypen Juridische regel en Tekstdeel een attribuut subthema wordt toegevoegd kan de (Thema-)waarde Landgebruik nader worden gespecialiseerd met subthema’s als landbouw, recreatie, wonen, verkeer etc. | |
b. het gebruik van natuurlijke hulpbronnen, | Energie en natuurlijke hulpbronnen | |
c. activiteiten waardoor emissies, hinder of risico’s worden veroorzaakt, | Gezondheid Milieu algemeen Externe veiligheid Geluid | |
d. het nalaten van activiteiten. | ||
Lid 4 | Als gevolgen voor de fysieke leefomgeving worden ook aangemerkt gevolgen voor de mens, voor zover deze wordt of kan worden beïnvloed door of via onderdelen van de fysieke leefomgeving. |
In deze bijlage staat de versiehistorie van eerdere versies van dit toepassingsprofiel.
In de versiehistorie wordt met WELT-xx verwezen naar de Wensen en Eisen Lijst voor de TPOD-standaard. Deze lijst bevat meldingen en wijzigingsverzoeken die door gebruikers van de standaard zijn ingediend. De ingediende meldingen zijn te vinden via https://www.geonovum.nl/geo-standaarden/omgevingswet/meldingen.
Voor de STOP-standaard bestaat een vergelijkbaar meldingssysteem, waarnaar wordt verwezen met STOP#xx. De STOP-issuetracker is te vinden via https://gitlab.com/koop/STOP/standaard/-/issues.
Versie | Datum | Wijziging |
---|---|---|
2.0.1-rc | 2021-12-17 | Hele document:
|
2.0.1-rc | 2021-12-17 | Hoofdstuk 4 De vormgeving van Besluit en Regeling bij de instructie
|
2.0.1-rc | 2021-12-17 | Paragraaf 5.2 Specificatie van de Vrijetekststructuur
|
2.0.1-rc | 2021-12-17 | Paragraaf 5.3 Bijlagen bij Besluit en Regeling
|
2.0.1-rc | 2021-12-17 | Paragraaf 6.1.2.2 Vastleggen van Locatie met geografisch informatieobject
|
2.0.1-rc | 2021-12-17 | Paragraaf 7.2 Objecttype Divisie
|
2.0.1-rc | 2021-12-17 | Paragraaf 7.3 Objecttype Divisietekst
|
2.0.1-rc | 2021-12-17 | Paragraaf 7.4 Objecttype Tekstdeel
|
2.0.1-rc | 2021-12-17 | Paragraaf 9.2hernoemd tot Tekstverwijzing (was Verwijzing) |
2.0.1-rc | 2021-12-17 | Paragraaf 8.3 Hergebruik van en verwijzen naar GIO’s en OW-objecten in een ander omgevingsdocument
|
2.0.1-rc | 2021-12-17 | Paragraaf 8.4 Muteren van OW-objecten verplaatst naar dit hoofdstuk, stond in hoofdstuk 9 |
2.0.1-rc | 2021-12-17 | Hoofdstuk 10 Mutatiescenario’s toegevoegd
|
2.0.0 | 2021-06-29 | Paragraaf 4.3 De vormgeving van Besluit en Regeling
|
2.0.0 | 2021-06-29 | Paragraaf 7.6 Objecttype Locatie (WELT-170)
|
2.0.0 | 2021-06-29 | Paragraaf 4.3 De vormgeving van Besluit en Regeling
|
2.0.0 | 2021-06-29 | Paragraaf 7.6 Objecttype Locatie (WELT-170)
|
2.0.0-rc | 2021-06-15 | Hele document:
|
2.0.0-rc | 2021-06-15 | Paragraaf 1.2 STOP, IMOW en TPOD
|
2.0.0-rc | 2021-06-15 | Paragraaf 2.4 Overgangsrecht en overgangsfase
|
2.0.0-rc | 2021-06-15 | Paragraaf 3.5 Waardelijsten
|
2.0.0-rc | 2021-06-15 | Paragraaf 3.6 Presentatiemodel
|
2.0.0-rc | 2021-06-15 | Hoofdstuk 4 De vormgeving van Besluit en Regeling in de instructie
|
2.0.0-rc | 2021-06-15 | Hoofdstuk 5 Toepassing van de STOP-tekststructuren op omgevingsdocumenten
|
2.0.0-rc | 2021-06-15 | Paragraaf 5.2 Specificatie van de Vrijetekststructuur
|
2.0.0-rc | 2021-06-15 | Hoofdstuk 6 Inleiding op het Informatiemodel Omgevingswet
|
2.0.0-rc | 2021-06-15 | Paragraaf 7.1 Productmodel: het IMOW-UML-diagram voor de instructie
|
2.0.0-rc | 2021-06-15 | Paragraaf 7.2 Objecttype Divisie
|
2.0.0-rc | 2021-06-15 | Paragraaf 7.3 Objecttype Divisietekst
|
2.0.0-rc | 2021-06-15 | Paragraaf 7.4 Objecttype Tekstdeel
|
2.0.0-rc | 2021-06-15 | Paragraaf 7.5 Objecttype Hoofdlijn
|
2.0.0-rc | 2021-06-15 | Paragraaf 7.6 Locatie
|
2.0.0-rc | 2021-06-15 | Paragraaf 7.8 Objecttype Regelingsgebied
|
2.0.0-rc | 2021-06-15 | Paragraaf 7.9 Het niveau van annoteren
|
2.0.0-rc | 2021-06-15 | Hoofdstuk 9 Overige modelleringsaspecten van de instructie
|
2.0.0-rc | 2021-06-15 | Paragraaf 9.3 Kennisgeving
|