Het wijzigingsvoorstel bevat de voorstellen voor (de optimalisatie van) IMGeo. De voorstellen worden beschreven aan de hand van huidige situatie en probleem, oplossing en nut, en impact en implementatie. Deze voorstellen worden opgenomen in een nieuwe versie, IMGeo 2.2.
Dit is de definitieve versie van het wijzigingsvoorstel. Wijzigingen naar aanleiding van consultaties zijn doorgevoerd.
Op 5 maart 2020 heeft de Regieraad BGT ingestemd met deze opzet van IMGeo 2.2.
De opbouw van de Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT) is zo goed als gereed: de laatste puntjes van de transitie worden weggewerkt door bronhouders, en afnemers sluiten aan op de BGT. Door een unieke samenwerking van bronhouders is een landsdekkende zeer gedetailleerde objectgerichte kaart van Nederland gerealiseerd om met een ruimtelijke blik maatschappelijke vraagstukken te benaderen.
Tijdens de omzetting van de lijngerichte grootschalige kaart (GBKN) naar objectgerichte BGT is veel ervaring opgedaan met de toepassing van het BGT|IMGeo model. Hieruit zijn twee knelpunten naar voren gekomen:
Knelpunt 1) De BGT is niet uniform.
Het model van de BGT bevat ruimte voor interpretatie bij de afbakening van objecten met als gevolg dat bronhouders het model niet-uniform toepassen.
Zo bakent de ene bronhouder een stuk gras langs de weg af als berm, de andere bronhouder als oever als het ook aan water grenst, of gewoon als een stuk terrein. Ook een hek of muur kan worden ondergebracht in twee objectklassen namelijk als een scheiding of een overige scheiding afhankelijk van lengte en ligging.
Het probleem hierbij is dat gegevens over dezelfde dingen op verschillende plekken in IMGeo worden opgenomen. Dit maakt gegevens voor afnemers moeilijk vindbaar, opvraagbaar en toepasbaar. Ook bij het afleiden van een uniforme kleinschalige kaart (BRT) uit de BGT zorgen dit soort interpretatieverschillen voor een vertekend beeld.
Knelpunt 2) IMGeo is niet volledig
In IMGeo zijn niet alle typen assets opgenomen die in beheer bij een bronhouder kunnen voorkomen. Bijvoorbeeld verhardingstypen van wegen/voetpaden als metaal en hout ontbreken, of laadpalen voor elektrische voertuigen komen niet voor in de lijst met installaties of straatmeubilair. Ook heeft de BGT ‘witte vlekken’ in de kaart als het gaat om grotere particuliere terreinen en natuurgebieden, omdat inwinregels of een duidelijke bronhouder hiervoor ontbreekt.
Het probleem hierbij is dat (interne afnemers van) bronhouders met de huidige versie van het model nu niet kunnen overstappen op één integrale (beheer)kaart. Als gevolg daarvan blijven schaduwregistraties en maatwerkkoppelingen bestaan.
Beide knelpunten zorgen voor twijfels over de kwaliteit van de BGT bij afnemers met als gevolg dat zij zelf extra gaan inwinnen. Hierdoor worden de baten van de BGT voor ‘eenmalig inwinnen, meervoudig gebruik’ niet geheel gerealiseerd.
IMGeo 2.2 is een nieuwe geoptimaliseerde versie van het informatiemodel met als doel om de kwaliteit van de BGT te verbeteren. , door
het aanscherpen en verduidelijken van afbakeningsregels, zodat de BGT uniformer voor afnemers en makkelijker maakbaar voor bronhouders wordt.
het uitbreiden met ontbrekende gegevens, zodat sectoren (o.m. hulpdiensten en netbeheerders) beter kunnen aansluiten op IMGeo.
Deze oplossing wordt gerealiseerd binnen de randvoorwaarden dat de voorstellen voor IMGeo 2.2:
niet strijdig mogen zijn met de doorontwikkeling in samenhang van de geo-basisregistratie,
geen technische impact mogen hebben op de software van bronhouders.
Samengevat bevat IMGeo 2.2 de volgende voorstellen:
Uniformeren door aangepaste afbakeningsregels voor
naaldbos, loofbos en gemengd bos
hekken, muren en andere typen scheidingen
onderscheid muur, kademuur, damwand, strekdam en keermuur
Uniformeren door verduidelijking van het model voor
onderscheid gemaal, sluis, stuw
onderscheid viaduct en tunnel
onderscheid duiker en brug
inwinning van geleidewerk en remmingswerk
relatieve hoogteligging van tunnels en duikers
opname van panden boven water
definities van rijbanen en fietspad
definitie van bunker
definities van putten
samenvallen kruinlijngeometrie en objectbegrenzingen
niet-samenvallen van functionele gebieden en objectbegrenzingen
opmaak, plaatsing en draaiing van huisnummers en overige labels.
Nederlandse tijdzone met zomer/wintertijd in versietijd van een object
interne versus relatieve precisie.
Uitbreiden van gegevens voor
beheertopografie over de landsgrens
indeling van particuliere terreinen
opslagtanks voor gassen en energie
toegangswegen en inritten
Vervallen van
redundante plaatsbepalingspunten
objecten en classificatie uit transitie
Met IMGeo 2.2 zetten we de volgende stap naar een goed maakbare en bruikbare registratie^1 met grootschalige topografie voor Nederland. IMGeo 2.2 leidt tot meer nut/baten op de volgende onderwerpen:
Door meer uniformiteit kunnen betere landelijke beleidsanalyses en onderzoek worden gedaan. Gegevens zijn consistent opgenomen in het model en daardoor makkelijker vindbaar en toepasbaar voor eindgebruikers. Ook wordt een stap gemaakt in de potentie om BRT uit BGT af te leiden, omdat de inwinregels voor BGT en BRT dichter bij elkaar worden gebracht.
Door het uitbreiden van IMGeo met extra gegevens, kunnen overheidsorganisatie betere dienstverlening aan burgers en bedrijven geven. Meldkamers en hulpdiensten krijgen met IMGeo 2.2 meer informatie over o.a. de indeling van en toegangswegen naar erven en terreinen, opslagtanks met gevaarlijke stoffen en het soort bos voor een brandverspreidingsanalyse. Zo kan de plaats van een incident accuraat in beeld worden gebracht, kunnen mensen en materieel efficiënt worden ingezet, en kunnen hulpdiensten sneller ter plaatse zijn en sneller handelen: dit bespaart kosten, en voorkomt schade en slachtoffers.
Door eenduidige en consistente inwinregels kunnen bronhouders beter samenwerken in de bijhouding van de BGT. Door minder ruis in de toepassing van het model, kunnen bestekken verder gestandaardiseerd worden, en kan goedkoper en beter worden ingewonnen.
Het is niet mogelijk om een exacte inschatting te geven van de baten van IMGeo 2.2 in euro’s, omdat het vooral een oplossing betreft voor inconsistenties in inwinregels en ontbrekende afspraken over bijhouding van bepaalde gegevens.
Samengevat is de inschatting dat deze herstelactie op IMGeo als nut heeft dat de bijhouding van de BGT eenvoudiger wordt en de algehele kwaliteit en bruikbaarheid van de BGT wordt vergroot.
De impact van de voorstellen voor IMGeo 2.2 is relatief laag, omdat
BGT bronhoudersoftware niet hoeft te worden aangepast,
Gegevens over het algemeen beschikbaar zijn bij bronhouders, dus relatief weinig extra inwinning.
Van de volgende voorstellen wordt aan bronhouders gevraagd om met terugwerkende kracht de gegevens in te winnen of om te zetten:
naaldbos, loofbos en gemengd bos.
opslagtanks met gassen en energie.
indeling van particuliere terreinen.
relatieve hoogteligging van tunnels en duikers
hekken, muren en andere typen scheidingen
De doorlooptijd voor het inwinnen en omzetten van gegevens bedraagt 2 jaar vanaf publicatie van de nieuwe versie van BGT|IMGeo standaarden.
Bronhouders zullen centraal worden ondersteund via dashboards/lijsten met ‘nog-om-te-zetten’ gegevens.
In de BGT worden naaldbossen, loofbossen en gemengde bossen opgenomen als begroeidterreindeel. In de definitie van naaldbos en loofbos wordt gesteld dat een bos is een naaldbos bij “een dusdanige aantal naaldbomen” en een bos is een loofbos bij “een dusdanig aantal loofbomen. “Dusdanig aantal” wordt niet nader uitgelegd of gespecificeerd.
Als gevolg daarvan hebben bronhouders in veel gevallen als classificatie voor een bos ‘gemengd bos’ opgevoerd: Terreindeel begroeid met een dusdanige aantal naald- en loofbomen dat deze een min of meer gesloten geheel vormen of, na volgroeiing van de bomen, zullen vormen. Deze classificatie is in veel gevallen niet juist en leidt tot verschillen tussen onder meer de BRT en de BGT.
Om meer uniformiteit en consistentie in de afbakening van bossen te bereiken worden de volgende wijzigingen voorgesteld:
Voor naaldbos wordt een minimumpercentage van 90% naaldbomen gehanteerd.
Voor loofbos wordt een minimumpercentage van 90% loofbomen gehanteerd.
Voor gemengd bos wordt maximumpercentage van 90% loofboom en naaldboom gehanteerd.
De wijzigingen leveren de volgende voordelen op:
Omdat de percentages aansluiten bij de BRT wordt consistentie tussen de BRT en BGT bereikt. Dit geeft vertrouwen in de kwaliteit van de BRT en BGT en leidt tot meer gebruik van de BGT.
Er kunnen betere landelijke analyses worden uitgevoerd omdat de classificaties van bossen juist en uniform zijn toebedeeld. Dit leidt tot betere resultaten in onderzoek en beleid.
Betere dienstverlening van de overheid. Bijvoorbeeld bij een bosbrand voert de brandweer een brandverspreidingsanalyse uit, waarbij de gegevens over het type bos nu veelal worden ontleend aan satellietfoto’s. Als de gegevens juist en uniform beschikbaar zijn in de BGT kan mogelijk eenvoudiger de brandverspreiding worden bepaald, en de inzet van materiaal efficiënter worden uitgevoerd.
Door de keuze-/interpretatieruimte voor afbakening en classificatie van bossen in te perken, kunnen bestekken worden geüniformeerd en kunnen bronhouders beter samenwerken in de inwinning en bijhouding van de BGT.
De impact van dit voorstel is relatief laag: (bijna) alle gegevens zijn beschikbaar via de BRT en de software is reeds voorbereid. Voor de implementatie wordt alleen de data aangepast.
Aan bronhouders wordt gevraagd om met terugwerkende kracht elk terreindeel met een classificatie bos dat afwijkt van classificatie van de BRT te controleren op juiste classificatie.
De terreindelen die een andere classificatie bos krijgen, behouden hun identificatie.
De data wordt decentraal aangepast door bronhouders, omdat centraal converteren door ander schaalniveau van de BRT niet gegarandeerd juist is: verschillende BGT bossen kunnen samenvallen met één groter BRT bos en ook vice versa komt voor. Wel worden afwijkingen tussen BGT bossen en BRT bossen centraal gesignaleerd, en teruggegeven als melding richting bronhouders.
In de BGT worden scheidingen alleen vastgelegd als ze bepaalde minimum afmetingen hebben, die per type scheiding verschillen (zie BGT gegevenscatalogus).
In IMGeo kunnen scheidingen, die kleiner zijn dan het BGT minimum, worden opgenomen als objecttype ‘overige scheiding’. Deze kent dezelfde typen scheiding. De populatie van Overige Scheiding bestaat uit:
Scheidingen die niet voldoen aan de BGT minimummaat;
Scheidingen in terrein met fysiek voorkomen ‘erf’ die niet aan de straatzijde gelegen zijn.
De opname van een hek, muur of ander type scheiding wordt dus bepaald op basis van minimale afmetingen of de ligging in de openbare ruimte. Een hek wordt als Scheiding opgenomen als dit hek minimaal 10 meter lang én minimaal 1 meter hoog is. Een muur wordt als Scheiding opgenomen als deze muur minimaal 1 meter lang én minimaal 30 centimeter breed is.
Nu blijkt dat bijna alle bronhouders hekken en muren kleiner dan de minimale afmetingen in de BGT opnemen als Scheiding. Dit is niet consistent en niet-uniform.
Bronhouders en softwareleveranciers van bronhouders hebben gevraagd om het onderscheid tussen Scheiding en OverigeScheiding te laten vervallen om de bijhouding van de BGT te vereenvoudigen.
Om meer uniformiteit en consistentie in de afbakening van scheidingen te bereiken worden de volgende wijzigingen voorgesteld:
De objectklasse OverigeScheiding komt te vervallen. Alle hekken, muren en andere typen scheidingen worden opgenomen als Scheiding.
In de BGT catalogus wordt beschreven welke hekken, muren en andere typen scheidingen aangeleverd moeten worden:
Elke scheiding in terrein met fysiek voorkomen ‘erf’ die aan de straatzijde gelegen zijn.
Elk hek langer dan 10 meter en hoger dan 1 meter.
Elke muur langer dan 1 meter en breder dan 30 centimeter.
Elke kademuur, damwand, geluidscherm en walbescherming.
Elke scheiding in terrein met fysiek voorkomen ‘erf’ die niet aan de straatzijde gelegen zijn.
Elke scheiding kleiner dan de minimale BGT-afmetingen.
Een BGT-muur of kademuur breder dan 30 centimeter moet met vlakgeometrie worden afgebakend; smaller dan 30 centimeter met lijngeometrie.
Een muur of kademuur smaller dan 30 centimeter mag met vlakgeometrie worden afgebakend.
Andere typen scheidingen hebben alleen lijngeometrie in IMGeo.
De wijzigingen leveren de volgende voordelen op:
De bijhouding van scheidingen door bronhouders wordt vereenvoudigd omdat alle scheidingen onder dezelfde objectklasse vallen. Dit scheelt op de bijhoudingskosten van de BGT.
Er kunnen betere landelijke analyses worden uitgevoerd omdat de gegevens van scheidingen op één plek (objectklasse) in de BGT|IMGeo dataset beschikbaar zijn. Dit leidt tot betere resultaten in onderzoek en beleid.
Door de keuze-/interpretatieruimte voor afbakening en classificatie van scheiding in te perken, kunnen bestekken worden geüniformeerd en kunnen bronhouders beter samenwerken in de inwinning en bijhouding van de BGT.
De werkafspraak OverigScheiding als gevolg van een fout/inconsistentie in de modellering van IMGeo (OverigeScheiding heeft geen bgt-type) wordt opgelost. Software wordt consistenter en dus eenvoudiger te beheren.
De impact van dit voorstel is relatief hoog: hoewel de wijziging zonder software-aanpassing kan worden doorgevoerd en (bijna) alle gegevens ingewonnen en beschikbaar zijn, zullen bronhouders alle overige scheidingen moeten omzetten naar de objectklasse Scheiding.
Achterliggende registraties gekoppeld aan IMGeo worden daarbij geconfronteerd met nieuwe identificaties voor deze objecten. Overige scheidingen met vlakgeometrie op maaiveldniveau worden opdelend.
De wijziging kan zonder software aanpassing worden doorgevoerd.
Aan bronhouders wordt gevraagd om met terugwerkende kracht alle hekken, muren en andere typen scheidingen die ondergebracht zijn in de objectklasse OverigeScheiding om te zetten naar Scheiding.
Ongeveer 240 bronhouders hebben totaal ongeveer 120.000 overigescheidingen. 10% van de bronhouders hebben ruim 90% van de overige scheidingen. Omzetting kan naar verwachting grotendeels geautomatiseerd.
Een relatief klein aantal overige scheidingen (ongeveer 700 = minder dan 1%) met vlakgeometrie op relatieve hoogteligging 0 moet worden ingepast in de topologische structuur.
In de BGT worden verschillende muren, wanden en dammen die grond of water tegenhouden opgenomen als scheiding of kunstwerkdeel.
Scheiding | bgt-type | muur | Een scheiding gemaakt van steen. | lijn of vlak |
---|---|---|---|---|
Scheiding | bgt-type | kademuur | Een verticale wand ter scheiding van land en water, opgebouwd uit een muur van gemetselde stenen of gestort beton. | lijn of vlak |
Scheiding | bgt-type | damwand | Een grondkerende constructie die bestaat uit een verticaal in de grond geplaatste wand. | lijn |
Kunstwerkdeel | bgt_type | strekdam | Constructie in het water ter verdediging van de kust/oever. | vlak |
Kunstwerkdeel | plus_type | keermuur | Een keermuur of keerwand is een stijf, grond- of waterkerend kunstwerk dat door een groot gewicht en een brede voet een grote standzekerheid kan bereiken. Een keermuur is meestal van gewapend beton, maar er kan ook ander materiaal gebruikt worden. | vlak |
Bij bronhouders is er onduidelijkheid wanneer een muur, wand of dam als scheiding of kunstwerkdeel moet worden opgenomen, en welke type er aan toegekend moet worden. De afbakening van muren, wanden en dammen door bronhouders zijn niet consistent en niet-uniform.
Om meer uniformiteit en consistentie in de afbakening van muren, wanden en dammen te bereiken worden de volgende wijzigingen voorgesteld:
Een beslisboom wordt toegevoegd aan de afbakeningsregels om een beter zicht te bieden op welke keuzes gemaakt kunnen worden bij de afbakening van muren, wanden en dammen, om bronhouders uiteindelijk de beste optie te laten vinden.
Ook wordt extra verduidelijkt dat de afbakening van een damwand inclusief deksloof is.
Beslisboom muur, kademuur, damwand, strekdam en keermuur
Deze wijziging levert de volgende voordelen op:
Door de keuze-/interpretatieruimte voor afbakening en classificatie van muren, wanden en dammen in te perken, kunnen bestekken worden geüniformeerd en kunnen bronhouders beter samenwerken in de inwinning en bijhouding van de BGT.
Er kunnen betere landelijke analyses worden uitgevoerd omdat alle gegevens van muren, wanden en dammen op de juiste plek in de registratie beschikbaar komen. Dit leidt tot betere resultaten in onderzoek en beleid.
De impact van dit voorstel is relatief laag: software hoeft niet te worden aangepast, en bronhouders dienen naar verwachting maar beperkt aanvullende gegevens in te winnen.
Tijdens de opbouw van de BGT zijn werkafspraken gemaakt bij interpretatieverschillen en fouten in de standaard Deze werkafspraken zijn gepubliceerd via de website van Geonovum. Bronhouders hebben hierop hun gegevens en leveranciers hun software aangepast. Ook is de toepassing van het model verder verduidelijkt via de IMGeo helpdesk en aanvullende communicatie vanuit Geonovum, BZK of SVB-BGT.
Het betreft werkafspraken en verduidelijking over
onderscheid gemaal, sluis, stuw
onderscheid viaduct en tunnel
onderscheid duiker en brug
inwinning van geleidewerk en remmingswerk
relatieve hoogteligging van tunnels en duikers
opname van panden boven water
definities van rijbanen en fietspad
definitie van bunker
definities van putten
samenvallen kruinlijngeometrie en objectbegrenzingen
niet-samenvallen van functionele gebieden en objectbegrenzingen
opmaak, plaatsing en draaïing van huisnummers en overige labels.
Nederlandse tijdzone met zomer/wintertijd in versietijd van een object
interne versus relatieve precisie.
Deze werkafspraken en toelichting op de regels zijn nu niet in het model opgenomen. Dit is wel nodig om deze eisen en regels te formaliseren.
Om de uniformiteit en consistentie in de afbakening en toepassing van de regels van IMGeo te borgen in de standaarden, worden de volgende wijzigingen voorgesteld:
Voor de afbakening van een gemaal wordt verduidelijkt dat de bij een gemaal eventueel aanwezige bakken waar het water door wordt geleid als gemaal opgenomen worden in de BGT.
Voor een sluis wordt aangegeven dat alleen de sluisdeuren in gesloten stand tot de BGT behoren.
Voor een stuw wordt verduidelijkt dat naast de klep of schuif waarover het water kan stromen bij een stuw, ook de eventueel aanwezige bakken waar het water door wordt geleid als stuw wordt opgenomen in de BGT.
Voor het onderscheid tussen viaduct en tunnel wordt verduidelijkt dat een tunnel bestaat uit een gesloten kokerconstructie met een in- en een uitgang, en een overbruggingsdeel zoals bijvoorbeeld een viaduct bestaat uit een los dek dat op een bak en/of pijlers rust.
Voor het onderscheid tussen duiker en brug wordt verduidelijkt in de definitie van duiker dat het een kunstwerk is voor de waterhuishouding, bestaande uit een gesloten kokervormige constructie met een in- en uitstroomopening, aangebracht onder een weg of spoorweg of in een dam of ander terreindeel.
Voor geleidewerk en remmingswerk wordt verduidelijkt dat deze wordt ingewonnen langs de zijde waar de scheepvaart langs vaart.
Een tunneldeel en duiker liggen onder het maaiveld en worden daarom altijd opgenomen met een relatieve hoogte lager dan nul.
Voor panden die in hun geheel boven water liggen, bijvoorbeeld een brugwachtershuis dat aan een brug hangt, geldt dat dit pand in de BGT voorkomt met een relatieve hoogte groter dan 0, in ieder geval ligt het hoger dan het water waar het zich boven bevindt.
Voor onderscheid tussen verschillende rijbanen en fietspad wordt in de afbakeningsregels verduidelijkt dat een wegdeel met functie:
rijbaan autosnelweg onderdeel uit maakt van een weg, welke veelal is aangeduid met het betreffende verkeersbord G01.
rijbaan autoweg, er een, meestal fysieke, scheiding is tussen langzaam verkeer en snelverkeer.
fietspad onderdeel uitmaakt van een weg, welke voor de BGT veelal moet aangeduid zijn met een blauw bord met daarop een wit rijwiel (bord G11 of G12a), een blauw of zwart bord met daarop de tekst “FIETSPAD” of “RIJWIELPAD” (bord G13). In IMGeo mag ook een strook oranjekleurige verharding met een wit rijwielsymbool als fietspad worden opgenomen.
Voor fietssuggestiestroken wordt verduidelijk dat deze niet als fietspad in de BGT worden opgenomen.
Voor een bunker wordt verduidelijkt dat dit een van oorsprong militair verdedigingswerk is.
Voor putten wordt verduidelijkt dat in IMGeo alleen de deksel van een put wordt opgenomen. Dit wordt in de definitie van de verschillende type putten opgenomen als ‘deksel van een …’.
Voor kruinlijngeometrie wordt verduidelijkt dat een van de zijden van het (ondersteunend) wegdeel of terreindeel altijd samenvalt met de kruinlijn, zijnde bovenkant talud, zodanig dat de coördinaten van de kruinlijn identiek zijn met die van de objectbegrenzing ter plaatse.
Voor macro-objecten (functioneel gebied) wordt verduidelijkt dat dit een clustering van objecten en/of delen van objecten is.
Voor huisnummers (nummeraanduidingreeks) wordt verduidelijkt dat de rotatiehoek dient te worden vastgelegd, zodat het nummer haaks of evenwijdig aan de voorgevel mee kan worden gevisualiseerd, waarbij de kleinste rotatie wordt gekozen ten opzichte van de normale tekstrichting.
Voor huisnummers (nummeraanduidingreeks) wordt verduidelijkt dat elke nummeraanduidingreeks van een Pand eenmaal wordt afgebeeld.
Voor huisnummers (nummeraanduidingreeks) wordt verduidelijkt dat voor de opmaak van een nummeraanduidingreeks zo veel mogelijk onderstaand patroon toegepast moet worden.
{huisnummer}{huisletter}/{huisnummertoevoeging}-{huisnummer}{huisletter}/{huisnummertoevoeging}
Waarin (regex = reguliere expressie)
{huisnummer} een nummer van 1 tot 99999 (regex {0-9}[1-5])
{huisletter} een hoofdletter of kleine letter (regex {a-zA-Z}[0-1])
{huisnummertoevoeging} 0 tot 4 alfanumeriek karakter (regex {0-9a-zA-Z}[0-4])
geen scheidingsteken (koppelteken of spatie) tussen huisnummer en huisletter
forward slash (/) als scheidingsteken tussen huisnummer en huisletter
koppelteken(-) als scheidingsteken tussen twee nummeraanduidingen van reeks.
Dus bijvoorbeeld: 33, 33A, 33/1, 33-37, 33A-33F, 33/1-33/20, 33A/1–33A/20, 33A/1A-33A/3F.
Voor de rotatiehoek van een label wordt verduidelijkt dat de
eenheid is booggraad; één booggraad is een 360ste deel van een cirkelomtrek
oriëntering is met de klok mee (positief) t.o.v. normale tekstrichting (horizontaal = 0 graden; voor een kaart die noord georiënteerd is.)
decimale precisie is 1, ofwel 1 cijfer achter de komma, komt overeen met 1/10 booggraad
het bereik (min/max) ligt tussen -90 en +90, waarbij [270,360] niet gelijk is aan [-90,0].
Voor de tijdstippen van objecten wordt verduidelijkt dat de wettelijke Nederlandse tijd geldt, waarbij in de winter de wintertijd en in de zomer de zomertijd wordt aangehouden.
Voor de positionele nauwkeurigheid van een object wordt verduidelijkt dat de relatieve precisie en niet de interne precisie wordt gehanteerd.
De impact van dit voorstel is relatief laag: (bijna) alle gegevens worden al ingewonnen conform bovenstaande regels, en er is geen software aanpassing nodig.
Aan bronhouders wordt gevraagd om met terugwerkende kracht elk tunneldeel of duiker met een relatievehoogteligging van 0 of hoger aan te passen.
De BGT wordt landsdekkend beheerd voor het grondgebied van Nederland binnen de gemeentegrenzen. Dat betekent dat de BGT gevuld moet zijn met objecten tot aan de landsgrens (binnen de marges van nauwkeurigheid van 30 of 60 centimeter).
Bepaalde wegen, waterlopen of terreinen liggen op of over de landsgrens heen, en vaak werken organisaties over de grens samen om deze objecten te beheren. In sommige gevallen komt het zelfs voor dat een wegdeel in beheer is bij een Nederlandse overheidsorganisatie, maar volledig in het buitenland is gelegen.
Vanuit beheer openbare ruimte van grensgemeenten, -waterschappen, en -provincies is het onwenselijk om objecten op de landsgrens te knippen. Bij bronhoudergrenzen (lees: gemeentegrenzen) wordt een vergelijkbaar principe gehanteerd: bronhouders knippen niet actief op de gemeentegrens, maar op de grens waar objectkenmerken veranderen. Ook hebben deze organisaties de behoefte om objecten geheel in het buitenland maar wel in beheer op te nemen in IMGeo.
IMGeo geeft nu weinig tot geen regels hoe omgegaan moet worden met objecten die geheel of deels buiten Nederland liggen. Dit leidt tot onduidelijkheid en extra complexiteit: bronhouders gaan toch knippen op de landsgrens, en registreren de beheertopografie op/over de landsgrens apart van de BGT|IMGeo-gegevens. Dit is onwenselijk en geeft problemen bij deze organisaties om over te gaan op één integrale beheerkaart.
Om te voorzien in de behoefte van grensgemeenten, -waterschappen, en -provincies om beheerobjecten op/over de landsgrens op te nemen in IMGeo, worden de volgende wijzigingen voorgesteld:
In de BGT wordt verduidelijkt dat beheerobjecten die deels buiten de landsgrens liggen in hun geheel moeten worden opgenomen in de BGT.
In IMGeo mogen objecten, die geheel buiten Nederland liggen én in beheer zijn bij bronhouder, worden opgenomen in IMGeo.
De wijzigingen leveren de volgende voordelen op:
Met deze verduidelijking moet voorkomen worden dat bronhouders objecten op de landsgrens gaan knippen, wat leidt tot een eenvoudigere bijhouding en kostenbesparing in de bijhouding van de BGT.
Het uitbreiden van IMGeo met beheertopografie buiten de landsgrens, moet het voor grensgemeenten, -waterschappen, en -provincies mogelijk maken om sneller over te gaan op één integrale beheerkaart.
De impact van dit voorstel is laag: bronhouders bepalen zelf of zij beheerobjecten buiten de landsgrens opnemen in IMGeo. Voor de implementatie mogen gegevens worden toegevoegd.
In de BGT worden opslagtanks voor vloeistoffen verplicht opgenomen. Opslagtanks voor gassen en energie worden uitgesloten in de definitie van opslagtank bij OverigBouwwerk:
“Opslagfaciliteit voor vloeistoffen. Alleen bovengrondse opslagtanks worden opgenomen.”
Sommige bronhouders nemen opslagtanks met vloeistoffen wel op in de BGT. Hoewel dit niet uniform is, is de aanwezigheid van een opslagtank wel relevante informatie voor hulpdiensten. De toename van het aantal particuliere zonnepanelen, zorgt voor de lokale opslag van energie in een zogenaamde buurtbatterij. Bij een calamiteit is het relevant om de locaties van deze buurtbatterijen te weten, omdat er bij brand een andere manier van blussen moet worden toegepast op de lithium-accu’s en er veel giftige stoffen vrij kunnen komen.
Om te voorzien in de informatiebehoefte van hulpdiensten voor de inzet van hulpdiensten, worden de volgende wijzigingen voorgesteld:
Deze wijzigingen levert het volgende voordeel op:
De impact van dit voorstel is relatief laag: software hoeft niet te worden aangepast, en bronhouders dienen naar verwachting maar beperkt aanvullende gegevens in te winnen.
Aan bronhouders wordt met terugwerkende kracht gevraagd om opslagtanks voor gassen en energie op te nemen in de BGT. De verwachting is dat een groot deel van deze gegevens via vergunningverlening beschikbaar zijn.
De BGT wordt landsdekkend beheerd voor het grondgebied van Nederland binnen de gemeentegrenzen. Daartoe behoren ook industriële complexen, zoals Schiphol, de Hoogovens en Europoort. Er zijn regels opgenomen dat alle particuliere terreinen en complexen nader ingedeeld moeten of mogen worden in de BGT of IMGeo. Voor hulpdiensten is het bij een calamiteit relevant om te weten waar de wegen en bouwwerken op een groter particulier liggen, en waar er bluswater beschikbaar is. Maar ook voor netbeheerders voor het leggen van kabels en leidingen over grotere particuliere terreinen. Deze gegevens zijn nu onvoldoende beschikbaar in de BGT.
Om de informatievoorziening te verbeteren voor beheerders en voor de inzet van hulpdiensten, worden de volgende wijzigingen voorgesteld:
De wijzigingen leveren de volgende voordelen op:
De impact van dit voorstel is relatief laag: software hoeft niet aangepast te worden, en bronhouders hoeven relatief weinig extra gegevens in te winnen.
Aan bronhouders wordt met terugwerkende kracht gevraagd om grote particuliere terreinen (principeregel meer dan 5ha) nader in te delen met wegen, bouwwerken en water voor zover nog niet gedaan.
Het gaat daarbij om alleen (semi)particuliere terreinen, van groter dan 5ha, die meer dan 2 gebouwen bevatten, die niet alleen voor woning bestemd zijn, die ontsloten worden door meerdere wegdelen en waarvan in eerste instantie niet duidelijk is, op welke manier je vanaf de ingang naar een bepaald gebouw kan komen, moeten nader afgebakend worden. Hierbij dienen minstens de wegdelen apart afgebakend te worden. Tevens zijn begroeide delen en waterdelen, dan wel bomen en hekken van belang als dit voor de toegankelijkheid beperkingen geeft.
In de BGT worden toegangswegen naar afgelegen percelen en erven opgenomen als ‘inrit’ bij wegdeel.
Nu blijkt dat veel bronhouders ook korte inritten over bijvoorbeeld een voetpad of fietspad hebben afgebakend als inrit bij wegdeel. Veelal omdat vanuit beheer openbare ruimte er behoefte is aan gegevens over inritten, onder meer omdat hier andere dikkere tegels worden toegepast. In het terrein is dit nauwelijks zichtbaar maar voor beheer en onderhoud is deze informatie belangrijk. Korte inritten naar percelen en erven voldoen niet aan de term ‘afgelegen’ in de definitie van inrit.
Ook voor hulpdiensten is elke toegang tot erf of bouwwerk belangrijk voor het berekenen van aanrijtijden en het snel ter plaatse zijn bij een noodgeval. De huidige definitie van inrit voorziet dus niet in de volledige informatiebehoefte vanuit hulpdiensten en beheer openbare ruimte.
Om te voorzien in de informatiebehoefte van beheer openbare ruimte en hulpdiensten voor inritten en toegangswegen naar percelen en erven, worden de volgende wijzigingen voorgesteld:
In de definitie van ‘inrit’ wordt de term afgelegen geschrapt. Onder inrit worden verstaan alle toegangswegen, oprijlanen en dergelijke met een verkeersfunctie die leiden naar erven en terreinen.
In de BGT moet elke toegangsweg naar een perceel of erf meer dan 25 meter vanaf de weg gelegen worden opgenomen als inrit van een wegdeel.
In IMGeo mag een toegangsweg naar een perceel of erf korter dan 25 meter vanaf de weg gelegen worden opgenomen als inrit van een wegdeel.
De wijzigingen leveren de volgende voordelen op:
Bronhouders kunnen sneller overgaan op een integrale beheerkaart omdat de basis/plustopografie van IMGeo beter aansluit op de behoefte vanuit beheer(topografie). Vanuit beheer is behoefte aan informatie over korte inritten en met het aanpassen van de definitie kunnen alle inritten worden opgenomen in IMGeo.
De dienstverlening van hulpdiensten verbetert, omdat met de nieuwe definitie alle toegangen tot erven en terrein in IMGeo mogen worden opgenomen. Hulpdiensten hebben meer informatie over de bereikbaarheid en toegang van erven en terreinen, waardoor deze sneller ter plaatse kunnen zijn.
Door de keuze-/interpretatieruimte voor afbakening en classificatie van inritten in te perken, kunnen bestekken worden geüniformeerd en kunnen bronhouders beter samenwerken in de inwinning en bijhouding van de BGT.
De impact van dit voorstel is nihil: alle gegevens zijn beschikbaar in de BGT en de software is reeds voorbereid. Voor de implementatie mag data worden toegevoegd.
Er is geen implementatieadvies voor inritten. Aan bronhouders wordt niet gevraagd om alle inritten toe te voegen in de BGT, maar naar eigen inzicht en behoefte op te nemen in IMGeo. De verwachting is dat meerdere functies bij een wegdeel volledig voorziet in de informatiebehoefte vanuit onder meer toegankelijke looproutes/walkability, hulpdiensten en beheer openbare ruimte. Deze oplossing wordt nader onderzocht voor IMGeo 3.0.
In de BGT wordt voor elk coördinaat in de geometrie van een topografisch object een plaatsbepalingspunt (PBP) opgenomen met de nauwkeurigheid, inwinningsmethode en inwinnende instantie van het betreffende coördinaat.
Tijdens de opbouw zijn veel PBP’s gegenereerd met default waarden om aan de strenge eis van ‘voor elk coördinaat een PBP’ te voldoen: veel PBP’s hebben een nauwkeurigheid ‘waardeOnbekend’ en inwinningsmethode ‘transitie’ of alle PBP’s in een levering hebben één generieke waarde voor nauwkeurigheid of inwinningsmethode gekregen (bijvoorbeeld bij het verstroken van cirkelbogen). Dit is niet uniform en consistent toegepast, en heeft tot gevolg dat afnemers nu meer PBP’s krijgen dan nodig is, ofwel deze PBP’s zijn redundant in termen van overbodig, overtollig, en betekenisloos.
Sommige bronhouders hebben later nog de oorspronkelijk GBKN PIB-gegevens toegevoegd aan een PBP door een nieuw PBP op te voeren voor het coördinaat. Een PBP krijgt namelijk geen einddatum. Als gevolg daarvan is het aantal PBP’s nu gegroeid tot onverwerkbare grootte (>350 miljoen). De signalen zijn dat dit bij vooral landelijke bronhouders kan leiden tot asynchroniteit met de LV, en uiteindelijk een mutatieblokkade.
Als er voor één coördinaat nu meerdere PBP’s zijn, is voor een afnemer niet bekend welk PBP hoort bij een object(versie): er is geen expliciete koppeling tussen PBP en een object; de relatie is op basis van het coördinaat.
Samenvattend is de huidige systematiek rond PBP’s niet houdbaar: PBP’s zijn niet juist en uniform ingevuld, PBP’s uit de opbouwfase van de BGT bevatten non-informatie, voor gebruikers is niet bekend welk PBP bij een object hoort, en het aantal PBP’s is technisch niet te verwerken in software van bronhouders en afnemers.
Bronhouders, afnemers, en softwareleveranciers van bronhoudersoftware en de centrale ketensystemen vragen om een oplossing voor de huidige problematiek rond PBP’s.
Om redundante plaatsbepalingspunten te schrappen worden de volgende wijzigingen voorgesteld:
Alleen een coördinaat daadwerkelijk ingemeten heeft een plaatsbepalingspunt.
De inwinningsmethoden worden beperkt tot terrestrisch, laser, fotogrammetrisch, en panoramabeelden. De overige inwinningsmethoden vervallen.
Plaatsbepalingspunten worden alleen opgenomen bij BGT-objecten waarvan de begrenzing goed idealiseerbaar is. Dit zijn de objecten met een nauwkeurigheidseis van 30cm in tabel 1 van paragraaf 4.2 van de BGT gegevenscatalogus en de tabel in paragraaf 4.1 van de IMGeo gegevenscatalogus:
Wegdeel
Ondersteunend wegdeel
Spoor
Pand
Overigbouwwerk m.u.v. bassin, schuur, bunker, voedersilo
Scheiding m.u.v. walbescherming, hek, draadraster, faunaraster
Kunstwerkdeel
Overbruggingsdeel
Tunneldeel
Gebouwinstallatie
Inrichtingselementen: bak, bord, installatie, kast mast, paal, put, sensor, straatmeubilair, waterinrichtingselement, weginrichtingselement
De wijzigingen leveren de volgende voordelen op:
De impact van dit voorstel is relatief hoog.
In de centrale ketensystemen (LV-BGT) dienen een aantal software-aanpassingen doorgevoerd te worden:
de controle op volledigheid PBP’s (voor elk coördinaat een PBP) in de LV-BGT wordt geschrapt in de LV-BGT.
BRAVO filtert uit de mutatieberichten van bronhouder de redundante PBP’s en zet een opgeschoond bestand door richting LV-BGT.
LV-BGT en PDOK schonen de redundante PBP’s in hun database op, d.w.z. alle PBP’s met inwinningsmethoden digitaliseren, scannen, bouwtekening,
geconstrueerd, en transitie en alle PBP’s die niet horen bij een goed-idealiseerbaar object.
Bronhoudersoftware hoeft niet aangepast te worden; bronhouders hoeven geen aanvullende gegevens in te winnen. Uit inventarisatie onder leveranciers blijkt dat er geen mutatie/inleesblokkade optreedt als abonnementsberichten met ‘ontbrekende’ PBP’s worden aangeboden via BRAVO of PDOK.
In de opbouwfase van de BGT konden bronhouders objecten als ongeclassificeerd of met waarde 'transitie' opnemen. De transitie van de BGT is per 1 januari 2020 ten einde en alle gegevens moeten geclassificeerd volgens de regels van het IMGeo zijn aangeleverd aan de LV-BGT. De transitieobjecten mogen niet meer worden toegepast door bronhouders.
Om te voorkomen dat transitieobjecten (opnieuw) worden opgenomen in de BGT, worden de volgende wijzigingen voorgesteld:
Het object OngeclassificeerdObject vervalt.
De classificatie 'transitie' bij BGT-objecten vervalt.
De wijzigingen leveren de volgende voordelen op:
De impact van dit voorstel is laag: deze wijziging ligt in de lijn van de transitie-aanpak en is ruimschoots gecommuniceerd.
Bronhouders wordt gevraagd om met terugwerkende kracht ongeclassificeerde objecten en objecten met functie, fysiekvoorkomen of type 'transitie' om te zetten naar een geclassificeerd object.
Onderstaande tabel toont een overzicht van de voorstellen van IMGeo 2.2 gerelateerd aan de meldingen in het registratiesysteem voor IMGeo.
Uniformeren naaldbos, loofbos en gemengd bos
161 Opnemen criteria (%) voor type bos
Uniformeren hekken, muren en andere typen scheidingen
28 Onderscheid Scheiding en Overige Scheiding laten vervallen (4999)
Uniformeren muur, kademuur, damwand, strekdam en keermuur
14 Beter onderscheid gewenst tussen Muur, Kademuur en Keermuur. Ook damwand erbij betrekken. (5033)
Uniformeren door opnemen werkafspraken en verduidelijken in model
3 Meerdere posities in nummeraanduidingreeks Pand (4562)
11 Beter onderscheid gewenst in functie van wegdelen met daarbij afstemming met BRT en CROW (5030)
12 Duidelijker onderscheid gewenst tussen overbruggingsdeel, zoals bijv. viaduct, en tunneldeel. (5031)
37 De huidige definitie van gemaal en voorbeelden geven voor het waterschap een aantal problemen (4924)
45 Tijdzones berichtenverkeer zijn niet vastgelegd (4932)
58 Tijdzone in BGT berichtenverkeer expliciet vastleggen (4914)
61 Regels omtrend Pand boven water onduidelijk (4913)
68 Definitie gemaal sluit niet aan bij modellering waterschap (4904)
72 Afbakening gemaal en sluis IMWA komt niet overeen IMGeo (4892)
80 Kenmerken en eisen rotatiehoek label (4546)
92 Het woord -deksel- toevoegen aan 5 van de 7 definities van TypePutPlus (4671)
114 Het is niet juist om de Relatieve precisie toe te passen voor het invullen van de nauwkeurigheid per plaatsbepalingspunt. (4083)
119 Vallen grenzen van funct. gebieden samen met objectgrenzen? (4113)
120 Ten onrechte zijn geen pbp's toegestaan bij ongeclassificeerd object. (4111)
134 Geplande objecten hebben geen pbp's (4349)
142 Tekstaanpassing 2e alinea van 4.2 (4509)
175 Exacte regels voor kruin BegroeidTerreindeel opnemen
176 Definities van brug en duiker verbeteren
183 Definitie 'bunker' in IMGeo aanscherpen
Uitbreiden beheertopografie over de landsgrens
9 Meer duidelijkheid voor bronhouders gewenst wanneer gedetailleerder opname is gewenst op particuliere en bedrijventerrein (erf) (5028)
Uitbreiden indeling particuliere terreinen
9 Meer duidelijkheid voor bronhouders gewenst wanneer gedetailleerder opname is gewenst op particuliere en bedrijventerrein (erf) (5028)
Uitbreiden opslagtanks
190 Definitie opslagtank aanscherpen
Uitbreiden toegangswegen en inritten
126 IMGeo uitbreiden voor inritten in bebouwde kom (4088)
Schrappen redundante plaatsbepalingspunten
71 Wens om PBP's te wijzigen (4897) Vervallen niet-ingemeten plaatsbepalingspunten
Schrappen objecten en classificaties uit transitie
104 Aanpassen BGT en IMGeo op einde transitie
Wordt niet opgelost
De volgende verbetersuggesties worden niet opgelost en doorgevoerd in de BGT|IMGeo standaarden, en de meldingen worden afgesloten in het registratiesysteem. De argumentatie is opgenomen bij de melding:
51 Opdeling van objecten o.b.v. van talud verplaatsen van IMBGT naar optionele IMGEO model (4928)
52 Extra attributen opnemen bij ondergrondse en bovengrondse afvalcontainers in IMGeo (4919)
131 Uitbreiding van BGT Begroeid terreindeel met 1:graft en 2:steilwand (4387)
156 Opnemen definitie maaiveld in catalogus
165 Molgoten tussen rijbaan en parkeervlakken
197 Aanscherpen afbakeningsregel voor luifels