Wijzigingsvoorstel IMGeo 2.2

Geonovum Algemeen
Vastgestelde versie

Deze versie:
https://docs.geostandaarden.nl/imgeo/def-al-wijzigingsvoorstel-imgeo22-20200701/
Auteurs:
Arnoud de Boer, Geonovum,
Hans van Eekelen, Geonovum,
Silvy Horbach, SVB-BGT,
Doe mee:
GitHub Geonovum/IMGeo-dev
Dien een melding in
Rechtenbeleid:

Samenvatting

Het wijzigingsvoorstel bevat de voorstellen voor (de optimalisatie van) IMGeo. De voorstellen worden beschreven aan de hand van huidige situatie en probleem, oplossing en nut, en impact en implementatie. Deze voorstellen worden opgenomen in een nieuwe versie, IMGeo 2.2.

Status van dit document

Dit is de definitieve versie van het wijzigingsvoorstel. Wijzigingen naar aanleiding van consultaties zijn doorgevoerd.

Op 5 maart 2020 heeft de Regieraad BGT ingestemd met deze opzet van IMGeo 2.2.

1. Samenvatting IMGeo 2.2

1.1 Huidige situatie en probleem

De opbouw van de Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT) is zo goed als gereed: de laatste puntjes van de transitie worden weggewerkt door bronhouders, en afnemers sluiten aan op de BGT. Door een unieke samenwerking van bronhouders is een landsdekkende zeer gedetailleerde objectgerichte kaart van Nederland gerealiseerd om met een ruimtelijke blik maatschappelijke vraagstukken te benaderen.

Tijdens de omzetting van de lijngerichte grootschalige kaart (GBKN) naar objectgerichte BGT is veel ervaring opgedaan met de toepassing van het BGT|IMGeo model. Hieruit zijn twee knelpunten naar voren gekomen:

Knelpunt 1) De BGT is niet uniform.

Het model van de BGT bevat ruimte voor interpretatie bij de afbakening van objecten met als gevolg dat bronhouders het model niet-uniform toepassen.

Zo bakent de ene bronhouder een stuk gras langs de weg af als berm, de andere bronhouder als oever als het ook aan water grenst, of gewoon als een stuk terrein. Ook een hek of muur kan worden ondergebracht in twee objectklassen namelijk als een scheiding of een overige scheiding afhankelijk van lengte en ligging.

Het probleem hierbij is dat gegevens over dezelfde dingen op verschillende plekken in IMGeo worden opgenomen. Dit maakt gegevens voor afnemers moeilijk vindbaar, opvraagbaar en toepasbaar. Ook bij het afleiden van een uniforme kleinschalige kaart (BRT) uit de BGT zorgen dit soort interpretatieverschillen voor een vertekend beeld.

Knelpunt 2) IMGeo is niet volledig

In IMGeo zijn niet alle typen assets opgenomen die in beheer bij een bronhouder kunnen voorkomen. Bijvoorbeeld verhardingstypen van wegen/voetpaden als metaal en hout ontbreken, of laadpalen voor elektrische voertuigen komen niet voor in de lijst met installaties of straatmeubilair. Ook heeft de BGT ‘witte vlekken’ in de kaart als het gaat om grotere particuliere terreinen en natuurgebieden, omdat inwinregels of een duidelijke bronhouder hiervoor ontbreekt.

Het probleem hierbij is dat (interne afnemers van) bronhouders met de huidige versie van het model nu niet kunnen overstappen op één integrale (beheer)kaart. Als gevolg daarvan blijven schaduwregistraties en maatwerkkoppelingen bestaan.

Beide knelpunten zorgen voor twijfels over de kwaliteit van de BGT bij afnemers met als gevolg dat zij zelf extra gaan inwinnen. Hierdoor worden de baten van de BGT voor ‘eenmalig inwinnen, meervoudig gebruik’ niet geheel gerealiseerd.

1.2 Oplossing en nut

IMGeo 2.2 is een nieuwe geoptimaliseerde versie van het informatiemodel met als doel om de kwaliteit van de BGT te verbeteren. , door

  1. het aanscherpen en verduidelijken van afbakeningsregels, zodat de BGT uniformer voor afnemers en makkelijker maakbaar voor bronhouders wordt.

  2. het uitbreiden met ontbrekende gegevens, zodat sectoren (o.m. hulpdiensten en netbeheerders) beter kunnen aansluiten op IMGeo.

Deze oplossing wordt gerealiseerd binnen de randvoorwaarden dat de voorstellen voor IMGeo 2.2:

  1. niet strijdig mogen zijn met de doorontwikkeling in samenhang van de geo-basisregistratie,

  2. geen technische impact mogen hebben op de software van bronhouders.

Samengevat bevat IMGeo 2.2 de volgende voorstellen:

Uniformeren door aangepaste afbakeningsregels voor

  1. naaldbos, loofbos en gemengd bos

  2. hekken, muren en andere typen scheidingen

  3. onderscheid muur, kademuur, damwand, strekdam en keermuur

Uniformeren door verduidelijking van het model voor

  1. onderscheid gemaal, sluis, stuw

  2. onderscheid viaduct en tunnel

  3. onderscheid duiker en brug

  4. inwinning van geleidewerk en remmingswerk

  5. relatieve hoogteligging van tunnels en duikers

  6. opname van panden boven water

  7. definities van rijbanen en fietspad

  8. definitie van bunker

  9. definities van putten

  10. samenvallen kruinlijngeometrie en objectbegrenzingen

  11. niet-samenvallen van functionele gebieden en objectbegrenzingen

  12. opmaak, plaatsing en draaiing van huisnummers en overige labels.

  13. Nederlandse tijdzone met zomer/wintertijd in versietijd van een object

  14. interne versus relatieve precisie.

Uitbreiden van gegevens voor

  1. beheertopografie over de landsgrens

  2. indeling van particuliere terreinen

  3. opslagtanks voor gassen en energie

  4. toegangswegen en inritten

Vervallen van

  1. redundante plaatsbepalingspunten

  2. objecten en classificatie uit transitie

Met IMGeo 2.2 zetten we de volgende stap naar een goed maakbare en bruikbare registratie^1 met grootschalige topografie voor Nederland. IMGeo 2.2 leidt tot meer nut/baten op de volgende onderwerpen:

  1. Door meer uniformiteit kunnen betere landelijke beleidsanalyses en onderzoek worden gedaan. Gegevens zijn consistent opgenomen in het model en daardoor makkelijker vindbaar en toepasbaar voor eindgebruikers. Ook wordt een stap gemaakt in de potentie om BRT uit BGT af te leiden, omdat de inwinregels voor BGT en BRT dichter bij elkaar worden gebracht.

  2. Door het uitbreiden van IMGeo met extra gegevens, kunnen overheidsorganisatie betere dienstverlening aan burgers en bedrijven geven. Meldkamers en hulpdiensten krijgen met IMGeo 2.2 meer informatie over o.a. de indeling van en toegangswegen naar erven en terreinen, opslagtanks met gevaarlijke stoffen en het soort bos voor een brandverspreidingsanalyse. Zo kan de plaats van een incident accuraat in beeld worden gebracht, kunnen mensen en materieel efficiënt worden ingezet, en kunnen hulpdiensten sneller ter plaatse zijn en sneller handelen: dit bespaart kosten, en voorkomt schade en slachtoffers.

  3. Door eenduidige en consistente inwinregels kunnen bronhouders beter samenwerken in de bijhouding van de BGT. Door minder ruis in de toepassing van het model, kunnen bestekken verder gestandaardiseerd worden, en kan goedkoper en beter worden ingewonnen.

  4. Het is niet mogelijk om een exacte inschatting te geven van de baten van IMGeo 2.2 in euro’s, omdat het vooral een oplossing betreft voor inconsistenties in inwinregels en ontbrekende afspraken over bijhouding van bepaalde gegevens.

Samengevat is de inschatting dat deze herstelactie op IMGeo als nut heeft dat de bijhouding van de BGT eenvoudiger wordt en de algehele kwaliteit en bruikbaarheid van de BGT wordt vergroot.

1.3 Impact en implementatie

De impact van de voorstellen voor IMGeo 2.2 is relatief laag, omdat

Van de volgende voorstellen wordt aan bronhouders gevraagd om met terugwerkende kracht de gegevens in te winnen of om te zetten:

  1. naaldbos, loofbos en gemengd bos.

  2. opslagtanks met gassen en energie.

  3. indeling van particuliere terreinen.

  4. relatieve hoogteligging van tunnels en duikers

  5. hekken, muren en andere typen scheidingen

De doorlooptijd voor het inwinnen en omzetten van gegevens bedraagt 2 jaar vanaf publicatie van de nieuwe versie van BGT|IMGeo standaarden.

Bronhouders zullen centraal worden ondersteund via dashboards/lijsten met ‘nog-om-te-zetten’ gegevens.

2. Uniformeren naaldbos, loofbos en gemengd bos

2.1 Huidige situatie en probleem

In de BGT worden naaldbossen, loofbossen en gemengde bossen opgenomen als begroeidterreindeel. In de definitie van naaldbos en loofbos wordt gesteld dat een bos is een naaldbos bij “een dusdanige aantal naaldbomen” en een bos is een loofbos bij “een dusdanig aantal loofbomen. “Dusdanig aantal” wordt niet nader uitgelegd of gespecificeerd.

Als gevolg daarvan hebben bronhouders in veel gevallen als classificatie voor een bos ‘gemengd bos’ opgevoerd: Terreindeel begroeid met een dusdanige aantal naald- en loofbomen dat deze een min of meer gesloten geheel vormen of, na volgroeiing van de bomen, zullen vormen. Deze classificatie is in veel gevallen niet juist en leidt tot verschillen tussen onder meer de BRT en de BGT.

2.2 Oplossing en nut

Om meer uniformiteit en consistentie in de afbakening van bossen te bereiken worden de volgende wijzigingen voorgesteld:

De wijzigingen leveren de volgende voordelen op:

2.3 Impact en implementatie

De impact van dit voorstel is relatief laag: (bijna) alle gegevens zijn beschikbaar via de BRT en de software is reeds voorbereid. Voor de implementatie wordt alleen de data aangepast.

Aan bronhouders wordt gevraagd om met terugwerkende kracht elk terreindeel met een classificatie bos dat afwijkt van classificatie van de BRT te controleren op juiste classificatie.

De terreindelen die een andere classificatie bos krijgen, behouden hun identificatie.

De data wordt decentraal aangepast door bronhouders, omdat centraal converteren door ander schaalniveau van de BRT niet gegarandeerd juist is: verschillende BGT bossen kunnen samenvallen met één groter BRT bos en ook vice versa komt voor. Wel worden afwijkingen tussen BGT bossen en BRT bossen centraal gesignaleerd, en teruggegeven als melding richting bronhouders.

3. Uniformeren hekken, muren en andere typen scheidingen

3.1 Huidige situatie en probleem

In de BGT worden scheidingen alleen vastgelegd als ze bepaalde minimum afmetingen hebben, die per type scheiding verschillen (zie BGT gegevenscatalogus).

In IMGeo kunnen scheidingen, die kleiner zijn dan het BGT minimum, worden opgenomen als objecttype ‘overige scheiding’. Deze kent dezelfde typen scheiding. De populatie van Overige Scheiding bestaat uit:

De opname van een hek, muur of ander type scheiding wordt dus bepaald op basis van minimale afmetingen of de ligging in de openbare ruimte. Een hek wordt als Scheiding opgenomen als dit hek minimaal 10 meter lang én minimaal 1 meter hoog is. Een muur wordt als Scheiding opgenomen als deze muur minimaal 1 meter lang én minimaal 30 centimeter breed is.

Nu blijkt dat bijna alle bronhouders hekken en muren kleiner dan de minimale afmetingen in de BGT opnemen als Scheiding. Dit is niet consistent en niet-uniform.

Bronhouders en softwareleveranciers van bronhouders hebben gevraagd om het onderscheid tussen Scheiding en OverigeScheiding te laten vervallen om de bijhouding van de BGT te vereenvoudigen.

3.2 Oplossing en nut

Om meer uniformiteit en consistentie in de afbakening van scheidingen te bereiken worden de volgende wijzigingen voorgesteld:

  1. De objectklasse OverigeScheiding komt te vervallen. Alle hekken, muren en andere typen scheidingen worden opgenomen als Scheiding.

  2. In de BGT catalogus wordt beschreven welke hekken, muren en andere typen scheidingen aangeleverd moeten worden:

  1. In de IMGeo catalogus wordt beschreven welke hekken, muren en andere type scheidingen aangeleverd mogen worden.
  1. De eisen voor opname van een scheiding met lijn- of vlakgeometrie blijven ongewijzigd:

De wijzigingen leveren de volgende voordelen op:

  1. De bijhouding van scheidingen door bronhouders wordt vereenvoudigd omdat alle scheidingen onder dezelfde objectklasse vallen. Dit scheelt op de bijhoudingskosten van de BGT.

  2. Er kunnen betere landelijke analyses worden uitgevoerd omdat de gegevens van scheidingen op één plek (objectklasse) in de BGT|IMGeo dataset beschikbaar zijn. Dit leidt tot betere resultaten in onderzoek en beleid.

  3. Door de keuze-/interpretatieruimte voor afbakening en classificatie van scheiding in te perken, kunnen bestekken worden geüniformeerd en kunnen bronhouders beter samenwerken in de inwinning en bijhouding van de BGT.

  4. De werkafspraak OverigScheiding als gevolg van een fout/inconsistentie in de modellering van IMGeo (OverigeScheiding heeft geen bgt-type) wordt opgelost. Software wordt consistenter en dus eenvoudiger te beheren.

3.3 Impact en implementatie

De impact van dit voorstel is relatief hoog: hoewel de wijziging zonder software-aanpassing kan worden doorgevoerd en (bijna) alle gegevens ingewonnen en beschikbaar zijn, zullen bronhouders alle overige scheidingen moeten omzetten naar de objectklasse Scheiding.

Achterliggende registraties gekoppeld aan IMGeo worden daarbij geconfronteerd met nieuwe identificaties voor deze objecten. Overige scheidingen met vlakgeometrie op maaiveldniveau worden opdelend.

De wijziging kan zonder software aanpassing worden doorgevoerd.

Aan bronhouders wordt gevraagd om met terugwerkende kracht alle hekken, muren en andere typen scheidingen die ondergebracht zijn in de objectklasse OverigeScheiding om te zetten naar Scheiding.

Ongeveer 240 bronhouders hebben totaal ongeveer 120.000 overigescheidingen. 10% van de bronhouders hebben ruim 90% van de overige scheidingen. Omzetting kan naar verwachting grotendeels geautomatiseerd.

Een relatief klein aantal overige scheidingen (ongeveer 700 = minder dan 1%) met vlakgeometrie op relatieve hoogteligging 0 moet worden ingepast in de topologische structuur.

4. Uniformeren muur, kademuur, damwand, strekdam en keermuur

4.1 Huidige situatie en probleem

In de BGT worden verschillende muren, wanden en dammen die grond of water tegenhouden opgenomen als scheiding of kunstwerkdeel.

Scheiding bgt-type muur Een scheiding gemaakt van steen. lijn of vlak
Scheiding bgt-type kademuur Een verticale wand ter scheiding van land en water, opgebouwd uit een muur van gemetselde stenen of gestort beton. lijn of vlak
Scheiding bgt-type damwand Een grondkerende constructie die bestaat uit een verticaal in de grond geplaatste wand. lijn
Kunstwerkdeel bgt_type strekdam Constructie in het water ter verdediging van de kust/oever. vlak
Kunstwerkdeel plus_type keermuur Een keermuur of keerwand is een stijf, grond- of waterkerend kunstwerk dat door een groot gewicht en een brede voet een grote standzekerheid kan bereiken. Een keermuur is meestal van gewapend beton, maar er kan ook ander materiaal gebruikt worden. vlak

Bij bronhouders is er onduidelijkheid wanneer een muur, wand of dam als scheiding of kunstwerkdeel moet worden opgenomen, en welke type er aan toegekend moet worden. De afbakening van muren, wanden en dammen door bronhouders zijn niet consistent en niet-uniform.

4.2 Oplossing en nut

Om meer uniformiteit en consistentie in de afbakening van muren, wanden en dammen te bereiken worden de volgende wijzigingen voorgesteld:

Beslisboom muur, kademuur, damwand, strekdam en keermuur

Deze wijziging levert de volgende voordelen op:

4.3 Impact en implementatie

De impact van dit voorstel is relatief laag: software hoeft niet te worden aangepast, en bronhouders dienen naar verwachting maar beperkt aanvullende gegevens in te winnen.

5. Uniformeren door opnemen werkafspraken en verduidelijken in model

5.1 Huidige situatie en probleem

Tijdens de opbouw van de BGT zijn werkafspraken gemaakt bij interpretatieverschillen en fouten in de standaard Deze werkafspraken zijn gepubliceerd via de website van Geonovum. Bronhouders hebben hierop hun gegevens en leveranciers hun software aangepast. Ook is de toepassing van het model verder verduidelijkt via de IMGeo helpdesk en aanvullende communicatie vanuit Geonovum, BZK of SVB-BGT.

Het betreft werkafspraken en verduidelijking over

  1. onderscheid gemaal, sluis, stuw

  2. onderscheid viaduct en tunnel

  3. onderscheid duiker en brug

  4. inwinning van geleidewerk en remmingswerk

  5. relatieve hoogteligging van tunnels en duikers

  6. opname van panden boven water

  7. definities van rijbanen en fietspad

  8. definitie van bunker

  9. definities van putten

  10. samenvallen kruinlijngeometrie en objectbegrenzingen

  11. niet-samenvallen van functionele gebieden en objectbegrenzingen

  12. opmaak, plaatsing en draaïing van huisnummers en overige labels.

  13. Nederlandse tijdzone met zomer/wintertijd in versietijd van een object

  14. interne versus relatieve precisie.

Deze werkafspraken en toelichting op de regels zijn nu niet in het model opgenomen. Dit is wel nodig om deze eisen en regels te formaliseren.

5.2 Oplossing en nut

Om de uniformiteit en consistentie in de afbakening en toepassing van de regels van IMGeo te borgen in de standaarden, worden de volgende wijzigingen voorgesteld:

5.2.1 onderscheid gemaal, sluis, stuw

Voor de afbakening van een gemaal wordt verduidelijkt dat de bij een gemaal eventueel aanwezige bakken waar het water door wordt geleid als gemaal opgenomen worden in de BGT.

Voor een sluis wordt aangegeven dat alleen de sluisdeuren in gesloten stand tot de BGT behoren.

Voor een stuw wordt verduidelijkt dat naast de klep of schuif waarover het water kan stromen bij een stuw, ook de eventueel aanwezige bakken waar het water door wordt geleid als stuw wordt opgenomen in de BGT.

5.2.2 onderscheid viaduct en tunnel

Voor het onderscheid tussen viaduct en tunnel wordt verduidelijkt dat een tunnel bestaat uit een gesloten kokerconstructie met een in- en een uitgang, en een overbruggingsdeel zoals bijvoorbeeld een viaduct bestaat uit een los dek dat op een bak en/of pijlers rust.

5.2.3 onderscheid duiker en brug

Voor het onderscheid tussen duiker en brug wordt verduidelijkt in de definitie van duiker dat het een kunstwerk is voor de waterhuishouding, bestaande uit een gesloten kokervormige constructie met een in- en uitstroomopening, aangebracht onder een weg of spoorweg of in een dam of ander terreindeel.

5.2.4 inwinning van geleidewerk en remmingswerk

Voor geleidewerk en remmingswerk wordt verduidelijkt dat deze wordt ingewonnen langs de zijde waar de scheepvaart langs vaart.

5.2.5 relatieve hoogteligging van tunnels en duikers

Een tunneldeel en duiker liggen onder het maaiveld en worden daarom altijd opgenomen met een relatieve hoogte lager dan nul.

5.2.6 opname van panden boven water

Voor panden die in hun geheel boven water liggen, bijvoorbeeld een brugwachtershuis dat aan een brug hangt, geldt dat dit pand in de BGT voorkomt met een relatieve hoogte groter dan 0, in ieder geval ligt het hoger dan het water waar het zich boven bevindt.

5.2.7 afbakening van rijbanen en fietspad

Voor onderscheid tussen verschillende rijbanen en fietspad wordt in de afbakeningsregels verduidelijkt dat een wegdeel met functie:

  • rijbaan autosnelweg onderdeel uit maakt van een weg, welke veelal is aangeduid met het betreffende verkeersbord G01.

  • rijbaan autoweg, er een, meestal fysieke, scheiding is tussen langzaam verkeer en snelverkeer. 

  • fietspad onderdeel uitmaakt van een weg, welke voor de BGT veelal moet aangeduid zijn met een blauw bord met daarop een wit rijwiel (bord G11 of G12a), een blauw of zwart bord met daarop de tekst “FIETSPAD” of “RIJWIELPAD” (bord G13). In IMGeo mag ook een strook oranjekleurige verharding met een wit rijwielsymbool als fietspad worden opgenomen.

Voor fietssuggestiestroken wordt verduidelijk dat deze niet als fietspad in de BGT worden opgenomen.

5.2.8 definitie van bunker

Voor een bunker wordt verduidelijkt dat dit een van oorsprong militair verdedigingswerk is.

5.2.9 definities van putten

Voor putten wordt verduidelijkt dat in IMGeo alleen de deksel van een put wordt opgenomen. Dit wordt in de definitie van de verschillende type putten opgenomen als ‘deksel van een …’.

5.2.10 samenvallen kruinlijngeometrie en objectbegrenzingen

Voor kruinlijngeometrie wordt verduidelijkt dat een van de zijden van het (ondersteunend) wegdeel of terreindeel altijd samenvalt met de kruinlijn, zijnde bovenkant talud, zodanig dat de coördinaten van de kruinlijn identiek zijn met die van de objectbegrenzing ter plaatse.

5.2.11 (Niet-)samenvallen van functionele gebieden en objectbegrenzingen

Voor macro-objecten (functioneel gebied) wordt verduidelijkt dat dit een clustering van objecten en/of delen van objecten is.

5.2.12 opmaak, plaatsing en draaiing van huisnummers en overige labels

Voor huisnummers (nummeraanduidingreeks) wordt verduidelijkt dat de rotatiehoek dient te worden vastgelegd, zodat het nummer haaks of evenwijdig aan de voorgevel mee kan worden gevisualiseerd, waarbij de kleinste rotatie wordt gekozen ten opzichte van de normale tekstrichting.

Voor huisnummers (nummeraanduidingreeks) wordt verduidelijkt dat elke nummeraanduidingreeks van een Pand eenmaal wordt afgebeeld.

Voor huisnummers (nummeraanduidingreeks) wordt verduidelijkt dat voor de opmaak van een nummeraanduidingreeks zo veel mogelijk onderstaand patroon toegepast moet worden.

{huisnummer}{huisletter}/{huisnummertoevoeging}-{huisnummer}{huisletter}/{huisnummertoevoeging}

Waarin (regex = reguliere expressie)

  • {huisnummer} een nummer van 1 tot 99999 (regex {0-9}[1-5])

  • {huisletter} een hoofdletter of kleine letter (regex {a-zA-Z}[0-1])

  • {huisnummertoevoeging} 0 tot 4 alfanumeriek karakter (regex {0-9a-zA-Z}[0-4])

  • geen scheidingsteken (koppelteken of spatie) tussen huisnummer en huisletter

  • forward slash (/) als scheidingsteken tussen huisnummer en huisletter

  • koppelteken(-) als scheidingsteken tussen twee nummeraanduidingen van reeks.

Dus bijvoorbeeld: 33, 33A, 33/1, 33-37, 33A-33F, 33/1-33/20, 33A/1–33A/20, 33A/1A-33A/3F.

Voor de rotatiehoek van een label wordt verduidelijkt dat de

  • eenheid is booggraad; één booggraad is een 360ste deel van een cirkelomtrek

  • oriëntering is met de klok mee (positief) t.o.v. normale tekstrichting (horizontaal = 0 graden; voor een kaart die noord georiënteerd is.)

  • decimale precisie is 1, ofwel 1 cijfer achter de komma, komt overeen met 1/10 booggraad

  • het bereik (min/max) ligt tussen -90 en +90, waarbij [270,360] niet gelijk is aan [-90,0].

5.2.13 Nederlandse tijdzone met zomer/wintertijd in versietijd van een object

Voor de tijdstippen van objecten wordt verduidelijkt dat de wettelijke Nederlandse tijd geldt, waarbij in de winter de wintertijd en in de zomer de zomertijd wordt aangehouden.

5.2.14 interne versus relatieve precisie.

Voor de positionele nauwkeurigheid van een object wordt verduidelijkt dat de relatieve precisie en niet de interne precisie wordt gehanteerd.

5.3 Impact en implementatie

De impact van dit voorstel is relatief laag: (bijna) alle gegevens worden al ingewonnen conform bovenstaande regels, en er is geen software aanpassing nodig.

Aan bronhouders wordt gevraagd om met terugwerkende kracht elk tunneldeel of duiker met een relatievehoogteligging van 0 of hoger aan te passen.

6. Uitbreiden met beheertopografie over de landsgrens

6.1 Huidige situatie en probleem

De BGT wordt landsdekkend beheerd voor het grondgebied van Nederland binnen de gemeentegrenzen. Dat betekent dat de BGT gevuld moet zijn met objecten tot aan de landsgrens (binnen de marges van nauwkeurigheid van 30 of 60 centimeter).

Bepaalde wegen, waterlopen of terreinen liggen op of over de landsgrens heen, en vaak werken organisaties over de grens samen om deze objecten te beheren. In sommige gevallen komt het zelfs voor dat een wegdeel in beheer is bij een Nederlandse overheidsorganisatie, maar volledig in het buitenland is gelegen.

Vanuit beheer openbare ruimte van grensgemeenten, -waterschappen, en -provincies is het onwenselijk om objecten op de landsgrens te knippen. Bij bronhoudergrenzen (lees: gemeentegrenzen) wordt een vergelijkbaar principe gehanteerd: bronhouders knippen niet actief op de gemeentegrens, maar op de grens waar objectkenmerken veranderen. Ook hebben deze organisaties de behoefte om objecten geheel in het buitenland maar wel in beheer op te nemen in IMGeo.

IMGeo geeft nu weinig tot geen regels hoe omgegaan moet worden met objecten die geheel of deels buiten Nederland liggen. Dit leidt tot onduidelijkheid en extra complexiteit: bronhouders gaan toch knippen op de landsgrens, en registreren de beheertopografie op/over de landsgrens apart van de BGT|IMGeo-gegevens. Dit is onwenselijk en geeft problemen bij deze organisaties om over te gaan op één integrale beheerkaart.

6.2 Oplossing en nut

Om te voorzien in de behoefte van grensgemeenten, -waterschappen, en -provincies om beheerobjecten op/over de landsgrens op te nemen in IMGeo, worden de volgende wijzigingen voorgesteld:

De wijzigingen leveren de volgende voordelen op:

6.3 Impact en implementatie

De impact van dit voorstel is laag: bronhouders bepalen zelf of zij beheerobjecten buiten de landsgrens opnemen in IMGeo. Voor de implementatie mogen gegevens worden toegevoegd.

7. Uitbreiden opslagtanks

7.1 Huidige situatie en probleem

In de BGT worden opslagtanks voor vloeistoffen verplicht opgenomen. Opslagtanks voor gassen en energie worden uitgesloten in de definitie van opslagtank bij OverigBouwwerk:

“Opslagfaciliteit voor vloeistoffen. Alleen bovengrondse opslagtanks worden opgenomen.”

Sommige bronhouders nemen opslagtanks met vloeistoffen wel op in de BGT. Hoewel dit niet uniform is, is de aanwezigheid van een opslagtank wel relevante informatie voor hulpdiensten. De toename van het aantal particuliere zonnepanelen, zorgt voor de lokale opslag van energie in een zogenaamde buurtbatterij. Bij een calamiteit is het relevant om de locaties van deze buurtbatterijen te weten, omdat er bij brand een andere manier van blussen moet worden toegepast op de lithium-accu’s en er veel giftige stoffen vrij kunnen komen.

7.2 Oplossing en nut

Om te voorzien in de informatiebehoefte van hulpdiensten voor de inzet van hulpdiensten, worden de volgende wijzigingen voorgesteld:

Deze wijzigingen levert het volgende voordeel op:

7.3 Impact en implementatie

De impact van dit voorstel is relatief laag: software hoeft niet te worden aangepast, en bronhouders dienen naar verwachting maar beperkt aanvullende gegevens in te winnen.

Aan bronhouders wordt met terugwerkende kracht gevraagd om opslagtanks voor gassen en energie op te nemen in de BGT. De verwachting is dat een groot deel van deze gegevens via vergunningverlening beschikbaar zijn.

8. Uitbreiden indeling particuliere terreinen

8.1 Huidige situatie en probleem

De BGT wordt landsdekkend beheerd voor het grondgebied van Nederland binnen de gemeentegrenzen. Daartoe behoren ook industriële complexen, zoals Schiphol, de Hoogovens en Europoort. Er zijn regels opgenomen dat alle particuliere terreinen en complexen nader ingedeeld moeten of mogen worden in de BGT of IMGeo. Voor hulpdiensten is het bij een calamiteit relevant om te weten waar de wegen en bouwwerken op een groter particulier liggen, en waar er bluswater beschikbaar is. Maar ook voor netbeheerders voor het leggen van kabels en leidingen over grotere particuliere terreinen. Deze gegevens zijn nu onvoldoende beschikbaar in de BGT.

8.2 Oplossing en nut

Om de informatievoorziening te verbeteren voor beheerders en voor de inzet van hulpdiensten, worden de volgende wijzigingen voorgesteld:

De wijzigingen leveren de volgende voordelen op:

8.3 Impact en implementatie

De impact van dit voorstel is relatief laag: software hoeft niet aangepast te worden, en bronhouders hoeven relatief weinig extra gegevens in te winnen.

Aan bronhouders wordt met terugwerkende kracht gevraagd om grote particuliere terreinen (principeregel meer dan 5ha) nader in te delen met wegen, bouwwerken en water voor zover nog niet gedaan.

Het gaat daarbij om alleen (semi)particuliere terreinen, van groter dan 5ha, die meer dan 2 gebouwen bevatten, die niet alleen voor woning bestemd zijn, die ontsloten worden door meerdere wegdelen en waarvan in eerste instantie niet duidelijk is, op welke manier je vanaf de ingang naar een bepaald gebouw kan komen, moeten nader afgebakend worden. Hierbij dienen minstens de wegdelen apart afgebakend te worden. Tevens zijn begroeide delen en waterdelen, dan wel bomen en hekken van belang als dit voor de toegankelijkheid beperkingen geeft.

9. Uitbreiden toegangswegen en inritten

9.1 Huidige situatie en probleem

In de BGT worden toegangswegen naar afgelegen percelen en erven opgenomen als ‘inrit’ bij wegdeel.

Nu blijkt dat veel bronhouders ook korte inritten over bijvoorbeeld een voetpad of fietspad hebben afgebakend als inrit bij wegdeel. Veelal omdat vanuit beheer openbare ruimte er behoefte is aan gegevens over inritten, onder meer omdat hier andere dikkere tegels worden toegepast. In het terrein is dit nauwelijks zichtbaar maar voor beheer en onderhoud is deze informatie belangrijk. Korte inritten naar percelen en erven voldoen niet aan de term ‘afgelegen’ in de definitie van inrit.

Ook voor hulpdiensten is elke toegang tot erf of bouwwerk belangrijk voor het berekenen van aanrijtijden en het snel ter plaatse zijn bij een noodgeval. De huidige definitie van inrit voorziet dus niet in de volledige informatiebehoefte vanuit hulpdiensten en beheer openbare ruimte.

9.2 Oplossing en nut

Om te voorzien in de informatiebehoefte van beheer openbare ruimte en hulpdiensten voor inritten en toegangswegen naar percelen en erven, worden de volgende wijzigingen voorgesteld:

De wijzigingen leveren de volgende voordelen op:

9.3 Impact en implementatie

De impact van dit voorstel is nihil: alle gegevens zijn beschikbaar in de BGT en de software is reeds voorbereid. Voor de implementatie mag data worden toegevoegd.

Er is geen implementatieadvies voor inritten. Aan bronhouders wordt niet gevraagd om alle inritten toe te voegen in de BGT, maar naar eigen inzicht en behoefte op te nemen in IMGeo. De verwachting is dat meerdere functies bij een wegdeel volledig voorziet in de informatiebehoefte vanuit onder meer toegankelijke looproutes/walkability, hulpdiensten en beheer openbare ruimte. Deze oplossing wordt nader onderzocht voor IMGeo 3.0.

10. Schrappen redundante plaatsbepalingspunten

10.1 Huidige situatie en probleem

In de BGT wordt voor elk coördinaat in de geometrie van een topografisch object een plaatsbepalingspunt (PBP) opgenomen met de nauwkeurigheid, inwinningsmethode en inwinnende instantie van het betreffende coördinaat.

Tijdens de opbouw zijn veel PBP’s gegenereerd met default waarden om aan de strenge eis van ‘voor elk coördinaat een PBP’ te voldoen: veel PBP’s hebben een nauwkeurigheid ‘waardeOnbekend’ en inwinningsmethode ‘transitie’ of alle PBP’s in een levering hebben één generieke waarde voor nauwkeurigheid of inwinningsmethode gekregen (bijvoorbeeld bij het verstroken van cirkelbogen). Dit is niet uniform en consistent toegepast, en heeft tot gevolg dat afnemers nu meer PBP’s krijgen dan nodig is, ofwel deze PBP’s zijn redundant in termen van overbodig, overtollig, en betekenisloos.

Sommige bronhouders hebben later nog de oorspronkelijk GBKN PIB-gegevens toegevoegd aan een PBP door een nieuw PBP op te voeren voor het coördinaat. Een PBP krijgt namelijk geen einddatum. Als gevolg daarvan is het aantal PBP’s nu gegroeid tot onverwerkbare grootte (>350 miljoen). De signalen zijn dat dit bij vooral landelijke bronhouders kan leiden tot asynchroniteit met de LV, en uiteindelijk een mutatieblokkade.

Als er voor één coördinaat nu meerdere PBP’s zijn, is voor een afnemer niet bekend welk PBP hoort bij een object(versie): er is geen expliciete koppeling tussen PBP en een object; de relatie is op basis van het coördinaat.

Samenvattend is de huidige systematiek rond PBP’s niet houdbaar: PBP’s zijn niet juist en uniform ingevuld, PBP’s uit de opbouwfase van de BGT bevatten non-informatie, voor gebruikers is niet bekend welk PBP bij een object hoort, en het aantal PBP’s is technisch niet te verwerken in software van bronhouders en afnemers.

Bronhouders, afnemers, en softwareleveranciers van bronhoudersoftware en de centrale ketensystemen vragen om een oplossing voor de huidige problematiek rond PBP’s.

10.2 Oplossing en nut

Om redundante plaatsbepalingspunten te schrappen worden de volgende wijzigingen voorgesteld:

  1. Alleen een coördinaat daadwerkelijk ingemeten heeft een plaatsbepalingspunt.

  2. De inwinningsmethoden worden beperkt tot terrestrisch, laser, fotogrammetrisch, en panoramabeelden. De overige inwinningsmethoden vervallen.

  3. Plaatsbepalingspunten worden alleen opgenomen bij BGT-objecten waarvan de begrenzing goed idealiseerbaar is. Dit zijn de objecten met een nauwkeurigheidseis van 30cm in tabel 1 van paragraaf 4.2 van de BGT gegevenscatalogus en de tabel in paragraaf 4.1 van de IMGeo gegevenscatalogus:

De wijzigingen leveren de volgende voordelen op:

10.3 Impact en implementatie

De impact van dit voorstel is relatief hoog.

In de centrale ketensystemen (LV-BGT) dienen een aantal software-aanpassingen doorgevoerd te worden:

  1. de controle op volledigheid PBP’s (voor elk coördinaat een PBP) in de LV-BGT wordt geschrapt in de LV-BGT.

  2. BRAVO filtert uit de mutatieberichten van bronhouder de redundante PBP’s en zet een opgeschoond bestand door richting LV-BGT.

  3. LV-BGT en PDOK schonen de redundante PBP’s in hun database op, d.w.z. alle PBP’s met inwinningsmethoden digitaliseren, scannen, bouwtekening,

geconstrueerd, en transitie en alle PBP’s die niet horen bij een goed-idealiseerbaar object.

Bronhoudersoftware hoeft niet aangepast te worden; bronhouders hoeven geen aanvullende gegevens in te winnen. Uit inventarisatie onder leveranciers blijkt dat er geen mutatie/inleesblokkade optreedt als abonnementsberichten met ‘ontbrekende’ PBP’s worden aangeboden via BRAVO of PDOK.

11. Vervallen objecten en classificatie uit transitie

11.1 Huidige situatie en probleem

In de opbouwfase van de BGT konden bronhouders objecten als ongeclassificeerd of met waarde 'transitie' opnemen. De transitie van de BGT is per 1 januari 2020 ten einde en alle gegevens moeten geclassificeerd volgens de regels van het IMGeo zijn aangeleverd aan de LV-BGT. De transitieobjecten mogen niet meer worden toegepast door bronhouders.

11.2 Oplossing en nut

Om te voorkomen dat transitieobjecten (opnieuw) worden opgenomen in de BGT, worden de volgende wijzigingen voorgesteld:

De wijzigingen leveren de volgende voordelen op:

11.3 Impact en implementatie

De impact van dit voorstel is laag: deze wijziging ligt in de lijn van de transitie-aanpak en is ruimschoots gecommuniceerd.

Bronhouders wordt gevraagd om met terugwerkende kracht ongeclassificeerde objecten en objecten met functie, fysiekvoorkomen of type 'transitie' om te zetten naar een geclassificeerd object.

12. Bijlage Voorstellen IMGeo 2.2

Onderstaande tabel toont een overzicht van de voorstellen van IMGeo 2.2 gerelateerd aan de meldingen in het registratiesysteem voor IMGeo.

Uniformeren naaldbos, loofbos en gemengd bos

161 Opnemen criteria (%) voor type bos

Uniformeren hekken, muren en andere typen scheidingen

28 Onderscheid Scheiding en Overige Scheiding laten vervallen (4999)

Uniformeren muur, kademuur, damwand, strekdam en keermuur

14 Beter onderscheid gewenst tussen Muur, Kademuur en Keermuur. Ook damwand erbij betrekken. (5033)

Uniformeren door opnemen werkafspraken en verduidelijken in model

3 Meerdere posities in nummeraanduidingreeks Pand (4562)

11 Beter onderscheid gewenst in functie van wegdelen met daarbij afstemming met BRT en CROW (5030)

12 Duidelijker onderscheid gewenst tussen overbruggingsdeel, zoals bijv. viaduct, en tunneldeel. (5031)

37 De huidige definitie van gemaal en voorbeelden geven voor het waterschap een aantal problemen (4924)

45 Tijdzones berichtenverkeer zijn niet vastgelegd (4932)

58 Tijdzone in BGT berichtenverkeer expliciet vastleggen (4914)

61 Regels omtrend Pand boven water onduidelijk (4913)

68 Definitie gemaal sluit niet aan bij modellering waterschap (4904)

72 Afbakening gemaal en sluis IMWA komt niet overeen IMGeo (4892)

80 Kenmerken en eisen rotatiehoek label (4546)

92 Het woord -deksel- toevoegen aan 5 van de 7 definities van TypePutPlus (4671)

114 Het is niet juist om de Relatieve precisie toe te passen voor het invullen van de nauwkeurigheid per plaatsbepalingspunt. (4083)

119 Vallen grenzen van funct. gebieden samen met objectgrenzen? (4113)

120 Ten onrechte zijn geen pbp's toegestaan bij ongeclassificeerd object. (4111)

134 Geplande objecten hebben geen pbp's (4349)

142 Tekstaanpassing 2e alinea van 4.2 (4509)

175 Exacte regels voor kruin BegroeidTerreindeel opnemen

176 Definities van brug en duiker verbeteren

183 Definitie 'bunker' in IMGeo aanscherpen

Uitbreiden beheertopografie over de landsgrens

9 Meer duidelijkheid voor bronhouders gewenst wanneer gedetailleerder opname is gewenst op particuliere en bedrijventerrein (erf) (5028)

Uitbreiden indeling particuliere terreinen

9 Meer duidelijkheid voor bronhouders gewenst wanneer gedetailleerder opname is gewenst op particuliere en bedrijventerrein (erf) (5028)

Uitbreiden opslagtanks

190 Definitie opslagtank aanscherpen

Uitbreiden toegangswegen en inritten

126 IMGeo uitbreiden voor inritten in bebouwde kom (4088)

Schrappen redundante plaatsbepalingspunten

71 Wens om PBP's te wijzigen (4897) Vervallen niet-ingemeten plaatsbepalingspunten

Schrappen objecten en classificaties uit transitie

104 Aanpassen BGT en IMGeo op einde transitie

Wordt niet opgelost

De volgende verbetersuggesties worden niet opgelost en doorgevoerd in de BGT|IMGeo standaarden, en de meldingen worden afgesloten in het registratiesysteem. De argumentatie is opgenomen bij de melding:

51 Opdeling van objecten o.b.v. van talud verplaatsen van IMBGT naar optionele IMGEO model (4928)

52 Extra attributen opnemen bij ondergrondse en bovengrondse afvalcontainers in IMGeo (4919)

131 Uitbreiding van BGT Begroeid terreindeel met 1:graft en 2:steilwand (4387)

156 Opnemen definitie maaiveld in catalogus

165 Molgoten tussen rijbaan en parkeervlakken

197 Aanscherpen afbakeningsregel voor luifels