De Gegevenscatalogus BGT beschrijft de verplichte onderdelen van de Basisregistratie Grootschalige Topografie.
Deze paragraaf beschrijft de status van dit document ten tijde van publicatie. Het is mogelijk dat er actuelere versies van dit document bestaan. Een lijst van Geonovum publicaties en de laatste gepubliceerde versie van dit document zijn te vinden op https://www.geonovum.nl/geo-standaarden/alle-standaarden.
Dit is de definitieve versie van het informatiemodel. Wijzigingen naar aanleiding van consultaties zijn doorgevoerd.
Het Informatiemodel Geografie (IMGeo) beschrijft hoe objectgerichte geografische informatie moet worden vastgelegd, zodat landelijk uitwisseling van deze informatie mogelijk is. IMGeo bestaat uit een verplicht deel, te weten de BGT, en een optioneel deel, te weten de plus- en beheertopografie.
In 2007 is versie 1.0 van IMGeo vastgesteld. Het informatiemodel voor de Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT) is vervolgens in samenhang met IMGeo ontwikkeld. In februari 2012 is versie 2.0 van IMGeo vastgesteld, waarin het informatiemodel BGT in zijn geheel is opgenomen. IMGeo bevat meer detail dan de BGT.
IMGeo is beschreven in een gegevenscatalogus, die uit twee delen bestaat. Het document waar u nu in kijkt, is het eerste en verplichte deel van IMGeo: de Gegevenscatalogus BGT. Deze bevat de afspraken die nodig zijn om de Basisregistratie Grootschalige Topografie te realiseren. De afspraken in dit deel zijn verplicht. Het tweede deel is de Gegevenscatalogus IMGeo. Deze bevat aanvullende afspraken voor plus- en beheertopografie. De afspraken in het tweede deel zijn optioneel.
Vanaf 2013 is op basis van BGT versie 1.1.1 en IMGeo 2.1.1 de opbouw van de BGT door bronhouders gestart. Eind 2020 is de laatste fase van de transitie afgerond. Tijdens de opbouw van de BGT is veel ervaring opgedaan met de toepassing van de regels van IMGeo.
Daarbij is gebleken dat de BGT door ruimte voor interpretatie in de afbakeningsregels niet geheel uniform werd opgebouwd.. Ook ontbraken in IMGeo afspraken over objecten waaraan wel behoefte is vanuit beheer openbare ruimte, netbeheerders en hulpdiensten.
De huidige versie is op deze aspecten geoptimaliseerd door:
het verduidelijken en aanscherpen van de afbakeningsregels, zodat de BGT uniformer voor afnemers, en makkelijker maakbaar voor bronhouders wordt.
het uitbreiden met ontbrekende gegevens, zodat sectoren beter kunnen aansluiten op IMGeo.
Ten grondslag aan deze versie van de BGT catalogus ligt het wijzigingsvoorstel IMGeo 2.2 versie 8 juni 2020, waarin alle wijzigingen voor de verbetering en uitbreiding van IMGeo zijn beschreven.
De Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT) is een topografisch objectenbestand dat voor heel Nederland uniform is wat betreft inhoud en kwaliteit. Dat betekent dat het bestand gebiedsdekkend is en voldoet aan beschreven kwaliteitsaspecten voor volledigheid, actualiteit en nauwkeurigheid. De BGT is bedoeld voor gebruik op een schaal van 1:500 tot 1:5.000. Het gaat over topografische objecten, zoals gebouwen, wegen, spoorwegen, waterlopen, parken en bossen.
De inhoud van de BGT is afgestemd op de gezamenlijke informatiebehoefte van de verschillende gebruikers van het bestand. Een belangrijk uitgangspunt hierbij is dat sprake moet zijn van meervoudig gebruik. Het gaat hierbij zowel om de bronhouders zoals staat vermeld in artikel 10 van de Wet basisregistratie grootschalige topografie, als om andere gebruikers en basisregistraties in het stelsel. Gebruikers kunnen via de Landelijke Voorziening BGT-informatie opvragen en downloaden.
Een belangrijk onderdeel van het ontwerp van de BGT is de gegevenscatalogus. Bij het opstellen ervan is zoveel mogelijk rekening gehouden met de actuele richtlijnen voor de Europese richtlijn INSPIRE, het Basismodel Geo-informatie (NEN 3610) en de stelselcatalogus voor basisregistraties.
BGT-gebruikers vinden in deze gegevenscatalogus informatie over de BGT over het doel, het gebruik, de inhoud en kwaliteit.
Het doel van de BGT is: de hele overheid gebruikt dezelfde basisset grootschalige topografie van Nederland.
Met overheid worden alle bestuurslagen (Rijk, provincie, gemeente en waterschappen) plus de overige bestuursorganen bedoeld. Binnen de overheid is het gebruik verplicht en gebaseerd op wetgeving. Gebruik van de BGT buiten de overheid blijft vrijwillig, maar ook daar worden de voorwaarden voor breed gebruik gecreëerd.
Het doel van de BGT is een verbijzondering van de doelstelling van basisregistraties in algemene zin: de hele overheid gebruikt dezelfde basisgegevens. De ratio is dat de overheid dezelfde topografische basiskaart gebruikt als basis voor geo-gerelateerde thema's. Dit vindt zijn weerslag in de BGT en door de BGT op te nemen in het stelsel van basisregistraties. Dit creëert mogelijkheden voor:
Betere dienstverlening aan burgers en bedrijven;
Administratieve lastenverlichting;
Betere samenwerking binnen de overheid;
Kostenbesparing in ketens.
Het accent ligt dus op het brede gebruik van dezelfde informatie. Uiteraard moet de informatie daarvoor beschikbaar zijn en worden geproduceerd. Het perspectief van waaruit de BGT wordt ontwikkeld is echter nadrukkelijk het perspectief van de gebruiker die de BGT-informatie combineert met andere gegevens en daardoor efficiënter en beter kan werken.
Voor de overheid betekent het gebruik van de BGT dat er is afgestemd en zo mogelijk een koppeling bestaat met relevante geo-informatie binnen het stelsel van basisregistraties, zoals de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG). Een belangrijk uitgangspunt hierbij is dat sprake moet zijn van meervoudig gebruik.
Ook is de BGT, en het bredere informatiemodel geografie (IMGeo), zoveel mogelijk afgestemd met bestaande informatiemodellen binnen de publieke sector waarin grootschalige geo-informatie is gemodelleerd, zoals voor water (IMWA) en het landelijke gebied (IMLG).
Voor iedere gebruiker, publiek en privaat, biedt de BGT de mogelijkheid van intelligente bevraging met geografische informatiesystemen (GIS), omdat met de BGT een landsdekkende, uniek identificeerbare basisset objecten ter beschikking staat.
Voor de inhoud van de BGT zijn de volgende ontwerpprincipes gehanteerd.
De BGT bestaat uit abstracties van objecten in de werkelijkheid, gelimiteerd tot de beschreven, fysieke, op enig moment in de werkelijkheid voorkomende, zichtbare topografische objecten met een duidelijk meervoudig gebruik, samengevat onder de term basistopografie. De BGT neemt deze op als authentieke, wettelijk vastgestelde objecten. Deze objecten vormen het verplichte deel van IMGeo 2.2.
De BGT beschrijft de geometrie van objecten voor een afbeeldingbereik van schaal 1:500 tot 1: 5.000.
De BGT bevat fysieke topografische objecten. Uitzonderingen hierop zijn het functioneel gebied Kering (zie paragraaf 3.4) en de (kunstmatig) gekozen vlakobjectbegrenzingen bij wegdelen, waterdelen en terreindelen.
Overzicht BGT-objecten.
De BGT wordt landsdekkend beheerd voor het grondgebied van Nederland binnen de gemeentegrenzen. Daartoe behoren ook industriële complexen, zoals Schiphol, de Hoogovens en Europoort. Dit geldt ook voor alle particuliere terreinen waar deze informatie voorziet in een betere of zelfs noodzakelijke, wettelijk geregelde dienstverlening door bronhouders en gebruikers. Denk daarbij bijv. aan de inzet van hulpdiensten maar ook de dienstverlening door netbeheerders dat deels een wettelijke taak is.
Niet tot de inhoud van de BGT behoort het grondgebied van Nederland in de Noordzee (Continentaal Plat) en de overzeese gebiedsdelen (Antillen).
Ten behoeve van beheer door bronhouders kunnen objecten die gedeeltelijk buiten de landsgrens liggen in hun geheel worden opgenomen in de BGT. Wanneer beheerobjecten geheel buiten de landsgrens liggen kunnen deze worden opgenomen in IMGeo.
Objecten, die aan elkaar grenzen, met voor de BGT of IMGeo gelijke eigenschappen kunnen als afzonderlijke objecten in de BGT worden geregistreerd.
De BGT stelt geen maximale limieten aan de omvang van oppervlakten maar legt de verantwoordelijkheid hiervan bij de bronhouder.
De BGT hanteert het Basismodel Geo-informatie (NEN 3610:2011) voor de modellering. NEN 3610:2011 conformeert zich aan de ISO 19100 standaarden voor geo-informatie. Deze gelden daarom ook voor de BGT.
De BGT is een tweedimensionale objectenverzameling. Om de stap naar 3D op een later moment te kunnen maken, is het BGT-model gebaseerd op CityGML 2.0. CityGML is de internationale standaard voor grootschalige topografie in 3D van het Open Geospatial Consortium (OGC).
Het informatiemodel BGT is bedoeld voor grootschalige toepassing (zie paragraaf 2.2). Het model bevat daarom bijvoorbeeld geen klasse Weg, maar alleen een klasse Wegdeel; geen Water maar Waterdeel, geen Terrein maar Begroeid- en Onbegroeid Terreindeel, geen Kunstwerk maar Kunstwerkdeel. Een object Weg, bijvoorbeeld de rijksweg A1, zou veel te omvangrijk zijn voor gebruik in een grootschalige toepassing. Om die reden wordt een weg opgeknipt in wegdelen, die een veel kleinere omvang hebben.
Gebruikers kunnen echter voor het eigen werkproces behoefte hebben aan een clustering van BGT-objecten en/of delen van objecten, die voor een specifieke situatie als één object moet fungeren: een macro- of superobject. Voorbeelden van macro-objecten zijn:
gebieden met een agrarische, natuur- of recreatiebestemming of een combinatie hiervan, bijvoorbeeld de Veluwe;
rivieren, bijvoorbeeld de Rijn, Maas en IJssel;
rijkswegen, bijvoorbeeld de A1 en A12.
Ook voor een minder groot oppervlak kunnen geclusterde BGT-objecten en/of delen van objecten als macro-object gewenst zijn. Denk bijvoorbeeld aan industrie- en rangeerterreinen en complexen, zoals Schiphol.
Tot slot kunnen macro-objecten voor nog kleinere oppervlakten gewenst zijn, bijvoorbeeld een sluiscomplex. Voor gebruikers (beheerders) behoren tot een sluiscomplex onder meer panden, muren, kademuren, overbruggingen en sluisdeuren. Alleen de sluisdeuren komen expliciet in de BGT als kunstwerkdeel voor. De andere objecten en -typen worden in de BGT opgenomen onder andere klassen (Pand, Scheiding en Overbruggingsdeel).
Macro-objecten zijn geen inhoud van de BGT; in het eigen beheersysteem kan men indien gewenst macro-objecten definiëren, die een clustering van BGT objecten en/of delen van BGT-objecten bevatten. In het optionele deel van IMGeo kunnen deze worden uitgewisseld als Functioneel Gebied.
Voor de inhoud van de BGT zijn de volgende algemene principes gehanteerd.
De BGT beschrijft objecten die worden aangeleverd door bronhouders. Uitgangspunt binnen de BGT is dat elk BGT-object aan één bronhouder is toegewezen en door hem wordt aangeleverd. Een object valt al tijd geheel binnen het gebied van één bronhouder, die over dit object het beheer voert. De grenzen van de objecten zijn een gedeelde verantwoordelijkheid van bronhouders.
Er is gekozen voor het decentraal bronhouderschap. Dit houdt in dat iedere bronhouder op zijn eigen wijze de BGT-objecten mag bijhouden die hem zijn toegewezen.
Bronhoudergrenzen vallen samen met objectbegrenzingen en ‘bewegen mee’ als er mutaties in de objectbegrenzingen optreden.
Taluds zijn BGT-inhoud als het hoogteverschil minimaal 1 meter is en de steilheid 1:4 of meer bedraagt. Het kenmerk voor het voorkomen van een talud is een attribuut bij weg-, ondersteunend weg- en terreindelen. Als er meer dan een objecttype op een talud ligt, bevat alleen het hoogst gelegen object een kruinlijngeometrie. Een object dat op een talud ligt is altijd een afzonderlijk begrensd object ten opzichte van een aangrenzend identiek object dat niet op een talud ligt. De coördinaten van de kruinlijn zijn identiek aan de coördinaten van de objectbegrenzing die samenvalt met de kruinlijn.
De BGT kent één functioneel gebied, de Kering. Hierdoor zijn (hoofd)waterkeringen herkenbaar. Dit object wordt uitsluitend toegekend door een waterschap en in voorkomende gevallen door Rijkswaterstaat, die ook als bronhouder voor dit object fungeren. De begrenzing van functionele gebieden hoeft niet samen te vallen met de begrenzing van objecten. Functionele gebieden bevatten geen plaatsbepalingspunten.
Het toegepaste coördinaatsysteem voor de BGT is dat van het stelsel van de Rijksdriehoeksmeting (RD-stelsel). De coördinaatgetallen zijn daarbij op millimeternauwkeurigheid met als eenheid meters. Het coördinaatgetal heeft maximaal drie cijfers achter de komma. Zo nodig wordt daarvoor afgerond, zodanig dat als het vierde cijfer achter de komma de waarde 1 t/m 4 bedraagt, het derde cijfer achter de komma niet wijzigt en als het vierde cijfer achter de komma de waarde 5 t/m 9 bedraagt, het derde cijfer achter de komma met één wordt verhoogd, met mogelijk ook implicaties voor de voorliggende cijfers, waarbij dezelfde regel geldt.
Het RD-stelsel voldoet aan de eisen van de Europese richtlijn INSPIRE. Deze stelt dat binnen de Europese continentale aardschol, waartoe ook Nederland en het Nederlandse deel van de Noordzee behoort, geldt dat coördinaten herleidbaar moeten zijn tot het European Terrestrial Reference System 1989 (ETRS89) voor de horizontale component.
Het BGT-informatiemodel beschrijft het geometrietype als een associatie van een object met een geometrie-object. Daarbij maakt de BGT onderscheid in vlak-, lijn- en puntgeometrie. Tot de BGT-inhoud behoren de volgende objecten.
Hoofdgroep / subgroep | BGT classificatie | Geometrie |
---|---|---|
Transport | ||
Wegdeel | Functie: | |
kruinlijn: lijn | OV-baan | Vlak |
op talud: ja/nee | overweg | Vlak |
spoorbaan | Vlak | |
baan voor vliegverkeer | Vlak | |
rijbaan autosnelweg | Vlak | |
rijbaan autoweg | Vlak | |
rijbaan regionale weg | Vlak | |
rijbaan lokale weg | Vlak | |
fietspad | Vlak | |
voetpad | Vlak | |
voetpad op trap | Vlak | |
ruiterpad | Vlak | |
parkeervlak | Vlak | |
voetgangersgebied | Vlak | |
inrit | Vlak | |
woonerf | Vlak | |
Fysiek voorkomen: | ||
gesloten verharding | Vlak | |
open verharding | Vlak | |
half verhard | Vlak | |
onverhard | Vlak | |
Ondersteunend wegdeel | Functie: | |
kruinlijn: lijn | verkeerseiland | Vlak |
op talud: ja/nee | berm | Vlak |
Fysiek voorkomen: | ||
gesloten verharding | Vlak | |
open verharding | Vlak | |
half verhard | Vlak | |
onverhard | Vlak | |
groenvoorziening | Vlak | |
Spoor | Functie | |
trein | Lijn | |
sneltram | Lijn | |
tram | Lijn | |
Terrein | ||
Onbegroeid terreindeel | Fysiek voorkomen: | |
kruinlijn: lijn | erf | Vlak |
op talud: ja/nee | gesloten verharding | Vlak |
open verharding | Vlak | |
half verhard | Vlak | |
onverhard | Vlak | |
zand | Vlak | |
Begroeid terreindeel | Fysiek voorkomen: | |
kruinlijn: lijn | loofbos | Vlak |
op talud: ja/nee | gemengd bos | Vlak |
naaldbos | Vlak | |
heide | Vlak | |
struiken | Vlak | |
houtwal | Vlak | |
duin | Vlak | |
moeras | Vlak | |
rietland | Vlak | |
kwelder | Vlak | |
fruitteelt | Vlak | |
boomteelt | Vlak | |
bouwland | Vlak | |
grasland agrarisch | Vlak | |
grasland overig | Vlak | |
groenvoorziening | Vlak | |
Water | ||
Waterdeel | Type | |
zee | Vlak | |
waterloop | Vlak | |
watervlakte | Vlak | |
greppel, droge sloot | Vlak | |
Ondersteunend waterdeel | Type | |
oever, slootkant | Vlak | |
slik | Vlak | |
Bouwwerk | ||
Pand | Grondvlaksituatie van BAG-pand | Multivlak |
Overig bouwwerk | Type | |
overkapping | Multivlak | |
open loods | Vlak | |
opslagtank | Vlak | |
bezinkbak | Vlak | |
windturbine | Vlak | |
lage trafo | Vlak | |
bassin | Vlak | |
Kunstwerk | ||
Overbruggingsdeel | Overbruggingsdeel | Vlak |
Tunneldeel | Tunneldeel | Vlak |
Kunstwerkdeel | Type | |
hoogspanningsmast | Multipunt of multivlak | |
gemaal | Vlak | |
perron | Vlak | |
sluis | Vlak | |
strekdam | Vlak | |
steiger | Vlak | |
stuw | Lijn of vlak | |
Scheiding | Type | |
muur | Lijn of vlak | |
kademuur | Lijn of vlak | |
damwand | Lijn | |
geluidsscherm | Lijn | |
walbescherming | Lijn | |
hek | Lijn | |
Functioneel Gebied | kering | Vlak |
N.B. Functionele gebieden doen, in tegenstelling tot alle andere BGT-vlakobjecten, niet mee in de topologische structuur. Zij liggen als het ware als een overlay over andere BGT-objecten. Bij de kering kan het bijvoorbeeld gaan om dijken die zijn samengesteld uit terreindelen en wegdelen. De begrenzing van functionele gebieden hoeft niet samen te vallen met de begrenzing van objecten.
Voor de beschrijving van geometrieën geldt het ISO 19107 Spatial Schema. Voor de uitwisseling wordt gebruik gemaakt van Geography Markup Language (GML) 3.1.1. In de BGT zijn de geometrieën uit GML 3.1.1 simple features profile v1.0 toegestaan, plus cirkelbogen (GM_Arc).
De geometrie-objecten worden in het informatiemodel met hun ISO 19107 naam, zoals GM_Surface, aangeduid. Bij objecten die een lijn- of een vlakgeometrie kunnen hebben, is een associatie met GM_Object gelegd. Een GM_Object mag een ISO punt, lijn of vlak zijn. In de praktijk betekent dit voor BGT objecten dat lijn- of vlakgeometrie is toegestaan. Bij hetzelfde objecttype kan in het optionele IMGeo-deel mogelijk wel puntgeometrie voorkomen.
Geometrietype | ISO aanduiding |
---|---|
Vlak | GM_Surface |
Lijn | GM_Curve |
Punt | GM_Point |
Multivlak | GM_MultiSurface |
Multipunt | GM_MultiPoint |
Geometrie algemeen | GM_Object |
Zowel lijn- als vlakvormige objecten kunnen bestaan uit een boogvorm. Voor de representatie van boogvormen zijn er twee mogelijkheden in de BGT toegestaan, namelijk benadering van de boog met:
lineaire lijnsegmenten, de zogenaamde gestrookte boog;
beschrijving van de boog met drie punten (GM_Arc).
Voor het weergeven van cirkels kan men gebruik maken van twee bogen. Gebruik van GM_Circle is niet toegestaan.
De vlakobjecten in de BGT op maaiveldniveau (niveau 0) partitioneren de ruimte. Dat betekent dat:
elk van deze objecten topologisch gestructureerd moet zijn;
deze objecten naadloos op elkaar aan moeten sluiten, zodat er op maaiveldniveau geen gaten voorkomen;
deze objecten elkaar niet mogen overlappen.
Op maaiveldniveau is het grondgebied van Nederland volledig gebiedsdekkend. Het totaal oppervlak van alle objecten op maaiveldniveau is gelijk aan het dekkingsgebied (zie paragraaf 2.4).
Bij niveauverschillen kunnen objecten elkaar wel overlappen. Objecten op een niveau anders dan het maaiveld doen echter niet mee in de topologische structuur. Dit houdt onder meer in dat wanneer men dit object verwijdert er minimaal één ander object op niveau 0 overblijft.
Elk objecttype bevat één geometrie op één niveau. Dit betekent bijvoorbeeld dat een weg zich opsplitst in meerdere wegdelen met eigen identificaties als deze over een brug loopt, ook al zijn de rest van de kenmerken gelijk.
De BGT is een tweedimensionale objectverzameling. Daarom is het noodzakelijk om de reltieve hoogteligging van objecten ten opzichte van elkaar vast te leggen. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van niveaus die aangeven of een object zich op maaiveldniveau (niveau 0) bevindt of op een onder- of bovenliggend niveau. Het niveau wordt vastgelegd met het attribuut ‘relatieveHoogteligging’. Dit kan elk willekeurig geheel getal (integer) aannemen. Het niveaugetal geeft geen informatie over de absolute hoogte van een object.
Open, bovengronds water heeft altijd niveau 0. Objecten op een bovenliggend niveau, bijvoorbeeld een overbrugging over water, hebben een hoger niveaugetal.
Objecten op een onderliggend niveau, bijvoorbeeld een tunnel, hebben een lager niveaugetal.
De BGT stelt de volgende eisen aan de niveauwaarden:
Het is alleen toegestaan om gehele getallen (bijvoorbeeld -1, 0, 2) als niveauwaarde toe te kennen, dus geen ‘halve niveaus’ (bijvoorbeeld niveau 1½);
Het is mogelijk dat de niveauwaarden elkaar niet opvolgen, dus dat er waarden worden overgeslagen (bijvoorbeeld -2, 0, 1, 3). Alleen de volgorde van de niveauwaarden is van belang;
De niveauwaarden worden toegekend aan objecten, niet aan etages. Een object, dat uit meerdere etages bestaat, krijgt in principe één niveau toegekend.
Open, bovengrondse waterdelen hebben altijd het niveau 0.
BGT-objecten bezitten attributen die kenmerken van het object beschrijven. Welke waarde(n) de attributen kunnen of mogen hebben is vastgelegd in domeinwaarden.
Voor drie zaken is het van belang om hiërarchie te hanteren bij BGT-objecten, domeinen en domeinwaarden, te weten:
afbakenen van objecten;
toekennen van domeinwaarden;
visualiseren.
Voor de eerste twee punten geldt dat het object met de beste idealisatiewaarde (zie paragraaf 4.2) voorrang heeft boven een object met een minder goede waarde. Als objecten dezelfde idealisatiewaarde hebben, dan geldt de volgorde van de beschrijving van de objecten in hoofdstuk 8 en de volgorde van de domeinwaarden in hoofdstuk 9. Een eerder beschreven object of domeinwaarde heeft dan voorrang boven het daarna vermelde object of domeinwaarde.
Voor het derde punt, de visualisatie van de BGT, gelden afwijkende regels. Deze regels zijn opgenomen in hoofdstuk 5 van het document Visualisatieregels BGT en IMGeo.
De BGT-objectidentificatie (object-ID) hanteert de richtlijnen van NEN3610:2011. Aan elk object wordt een uniek identificatienummer toegekend, dat uit twee delen bestaat: een namespace en een identificatiecode. Zolang het object bestaat, mag dit ID niet veranderen. Vanwege de samenhang tussen de BGT en IMGeo wordt één notatiewijze voor het object-ID voorgeschreven.
De BGT hanteert voor het eerste deel, de namespace, NL.IMGeo. Het eerste deel is daarbij landcode, gevolgd door een punt. Het tweede deel is de code voor het sectormodel. Het derde deel bestaat uit vijf alfanumerieke posities, die zijn toegekend aan de bronhouder, die het object voorziet van een ID. Voor de duidelijkheid: hier moet de code worden ingevuld van de bronhouder die de werkzaamheden uitvoert. In het geval dat een inwinnende instantie, geen bronhouder zijnde betreft, wordt hier de code ingevuld van de verantwoordelijke bronhouder. Het vierde deel moet het object per bronhouder uniek identificeren. Hiervoor dient gebruik gemaakt te worden van een UUID. Dit is een getal van 32 cijfers (plus eventueel vier streepjes), opgedeeld in een opeenvolging van hexadecimale noteringen (0-9 en a-f).
Op deze wijze ziet een BGT-ID met een willekeurige bronhouder en UUID er dan als volgt uit.
Namespace | NL.IMGeo |
---|---|
LokaalID | G1023.b2ad189a-8c46-49f2-a192-557ba07c49a2 |
De BGT-ID wordt bepaald bij het ontstaan van het object en blijft behouden als het object wordt overgedragen aan een andere bronhouder.
Objecten uit de BAG hebben in de BAG-registratie een unieke identificatiecode. Voor deze objecten neemt de BGT de identificatiecode op als attribuut ‘identificatieBAG’.
In het stelsel van basisregistraties gelden gedefinieerde gebeurtenissen als aanleiding voor een wijziging. Voor de BGT zijn dat er twee:
een wijziging van het object in de werkelijkheid. Dit leidt tot nieuwe versies van één of meer bestaande objecten of tot één of meer nieuwe objecten;
een correctie van één of meer eigenschappen, inclusief de geometrie, van het object. Dit leidt tot een nieuwe versie van hetzelfde object.
In het stelsel van basisregistraties geldt bij het modelleren van historie een onderscheid in materiële historie en formele historie. Materiële historie beschrijft de veranderingen van een object in de werkelijkheid. Formele historie beschrijft de historie van veranderingen van een object in de registratie. Analoog hieraan beschrijft de formele levensduur het initiële ontstaan en vervallen van een object in de registratie.
De BGT legt de formele levensduur en formele historie vast. Hierbij is een bandbreedte van kracht voor de nauwkeurigheid van beide. Deze bandbreedte is een gevolg van het feit, dat niet alle BGT-objecten wijzigen op basis van vergunningverlening. In het algemeen geldt dit voor terrein- en waterdelen.
Meestal moeten wijzigingen van eigenschappen van een object in de werkelijkheid eerst worden geconstateerd en gemeld, voordat dit in de BGT wordt verwerkt.
De BGT registreert niet de materiële historie. Een benadering van het ontstaan ervan is de inwinningsdatum van het plaatsbepalingspunt (zie paragraaf 3.12.1).
Levensduur De formele levensduur wordt per object vastgelegd met de objectBegintijd en objectEindtijd, met als onderdeel daarvan de datum, die is bepaald door de bronhouder. Naast deze objectBegin en –Eindtijd vermeldt de Landelijke Voorziening ook het tijdstip waarop de betreffende processtap is geëffectueerd in de Landelijke Voorziening voor een object. Dit heet de LV-publicatiedatum. Dat is het moment waarop voor gebruikers de objectinformatie beschikbaar is.
Historie Voor de formele historie (versiehistorie) van het object hanteert de BGT het tijdstipRegistratie en eindRegistratie.
De BGT hanteert de volgende regels voor object- en versiehistorie (zie ook paragraaf 4.5):
Als een nieuw object ontstaat bij een bronhouder wordt een nieuw object met object-ID gecreëerd en ontstaat een versiehistorie. Het object krijgt bij ontstaan van de bronhouder een objectBeginTijd en een tijdstipRegistratie met beide dezelfde datum.
Als het nieuwe object wordt geregistreerd in de Landelijke Voorziening krijgt het object ook een LV-publicatiedatum.
Als de geometrie van een object wijzigt, treedt altijd één van onderstaande twee veranderingen op, met de daarbij geldende regel:
Uitsluitend wijziging van geometrie: het object-ID blijft behouden, er ontstaat een nieuwe versie; de huidige versie krijgt van de bronhouder een eindRegistratie. De bronhouder maakt een nieuwe objectversie aan. Het object behoudt dezelfde objectBeginTijd en krijgt een nieuw tijdstipRegistratie, waarbij tijdstipRegistratie gelijk is aan de eindRegistratie van de vorige versie. Bij opname van de nieuwe versie in de Landelijke Voorziening krijgt het object ook een nieuwe LV-publicatiedatum.
Als een situatie wijzigt door het opknippen van een object of het samenvoegen van (delen van) een object met (delen) van één of meer andere objecten, ontstaan nieuwe objecten.
Uitsluitend wijzigingen in geometrie: dezelfde ID’s, nieuwe versies
Wijziging door samenvoegen of splitsen: nieuwe, gewijzigde en vervallen objecten
Door het herstellen van een fout van één of meer attributen, inclusief een deel of de gehele geometrie, ontstaat een nieuwe versie van hetzelfde object.
In de BGT geldt dat elk object op enig moment uitsluitend met één object-ID en één versie voorkomt in de Landelijke Voorziening.
Toekomstige topografie is geen inhoud voor de BGT. Het kan onderdeel zijn van IMGeo.
De grenzen van de objecten zijn een gedeelde verantwoordelijkheid van bronhouders (zie paragraaf 3.1). Ook moet de BGT landsdekkend zijn, dus zonder overlap of gaten (zie paragraaf 3.7). Tussen de bronhouders is daarom afstemming nodig over de kwaliteit in de objectafbakeningen op de bronhoudergrenzen. Ook moet de kwaliteit van meten expliciet bekend zijn.
Wat betreft de kwaliteit van meten is niet voldoende dat er één kwaliteitsbeschrijving van een BGT-object is. Daar waar de kwaliteit van de begrenzing van een BGT-object niet overal hetzelfde is, moet dit onderscheid bekend zijn. Dit speelt met name bij panden, muren en andere topografie die netbeheerders gebruiken voor het vastleggen van de locatie van hun netwerken. Hetzelfde geldt voor de waterschappen bij het definiëren van objectbegrenzingen van de waterdelen.
Ook de kwaliteit van puntgegevens en de bijbehorende kwaliteitsgegevens moeten expliciet voor iedereen bekend zijn. In de gegevenscatalogus worden daarom van goed idealiseerbare objecten, zie daarvoor hoofdstuk 4 Datakwalieit, puntgegevens en de daarbij horende kwaliteit vastgelegd in de vorm van plaatsbepalingspunten. Voor bronhouders geldt een verplicht gebruik van deze punten bij het vormen van aangrenzende objecten.
Plaatsbepalingspunten (PBP’s) zijn die punten die in coördinaten bekend zijn en die gebruikt zijn bij en onderdeel uitmaken van de begrenzing van BGT-objecten. Elk plaatsbepalingspunt heeft een unieke identificatie, maar de relatie tussen BGT-objecten en plaatsbepalingspunten bestaat uit de overeenkomstige coördinatenparen. Er vindt geen administratieve koppeling plaats op basis van het ID.
Alleen voor objecten die goed idealiseerbaar zijn in het terrein worden voor de coördinaten die zijn ingemeten middels inwinningsmethoden fotogrammetrisch, terrestrisch, laserscanning of panoramabeelden, plaatsbepalingspunten opgenomen. De goed idealiseerbare objecten zijn de objecten met een positionele nauwkeurigheid van 30 centimeter, zoals opgenomen in de tabel in hoofdstuk 4 Datakwaliteit.
Van elke plaatsbepalingspunt is de nauwkeurigheid, de inwinningsdatum, de inwinnende instantie die het heeft bepaald en de inwinningsmethode bekend. De inwinningsdatum is gelijk een benadering voor het ontstaan van materiële historie, een gegeven binnen het stelsel van basisregistraties.
De ligging van elk BGT-object is gedefinieerd door geometrie. Deze geometrie is expliciet gekoppeld aan een BGT-object in de vorm van een attribuut ‘geometrie’. Deze geometrie moet overeenkomen met de geometrie van plaatsbepalingspunten van de goed idealiseerbare objecten, die deel uitmaken van de verzameling van de meetkundige afbakening.
Op maaiveldniveau vormen de verbindingen tussen de coördinaten altijd een grens tussen twee aangrenzende objecten in de BGT. Uitzonderingen op deze regel zijn de punten die de geometrie van een spoor en in specifieke gevallen van een lijnvormige scheiding definiëren. De specifieke gevallen treden alleen dan op als een lijnvormige scheiding in zijn geheel binnen een vlakobject ligt en met maximaal een punt raakt aan de begrenzing van dat vlakobject.
In het geval dat niet-gestrookte bogen voorkomen in de vlakgeometrie van BGT-objecten worden de drie punten meegenomen die zijn gebruikt bij het vastleggen van de boog.
In onderstaande figuur wordt het terreindeel gevormd door de coördinaten 1 t/m 10 en het wegdeel door de coördinaten 6 t/m 16.
Voor het wegdeel wordt voor elk coördinaat ingewonnen met fotogrammetrie, terrestrisch, laserscanning of panoramabeelden een plaatsbepalingspunt opgenomen.
Voor het terreindeel worden voor de coördinaten 1 t/m 5 geen eigen plaatsbepalingspunten opgenomen, voor de overige coördinaten worden de plaatsbepalingspunten verkregen via het wegdeel.
BGT-objecten en plaatsbepalingspunten.
De BGT kent een normkwaliteit en een gerealiseerde kwaliteit. De normkwaliteit geldt in principe generiek en per object. De gerealiseerde kwaliteit geldt uitsluitend per plaatsbepalingspunt.
De normkwaliteit wordt beschreven met:
Actualiteit;
Positionele nauwkeurigheid;
Volledigheid;
Logische consistentie;
Tijd, onderverdeeld in:
Nauwkeurigheid;
Consistentie;
Geldigheid;
Thematische nauwkeurigheid (juistheid).
De vermelde waarden voor kwaliteit zijn minimumwaarden. Dat wil zeggen dat de aspecten van de BGT daar minimaal aan moeten voldoen. Betere waarden zijn altijd toegestaan.
Actualiteit is de mate waarin de gegevens binnen een gedefinieerd tijdsinterval overeenstemmen met de werkelijke situatie.
Om een vastgestelde actualiteit van een bestand als de BGT te kunnen garanderen moet de inwinning en het verwerkingsproces daarvan met een hogere frequentie plaatsvinden. Neem als voorbeeld dat een object een dag na een terreinopname wijzigt. Als er pas na zes maanden een nieuwe inwinning plaatsvindt, zou de actualiteit al zijn overschreden, terwijl het verwerkingsproces van de inwinning nog moet plaatsvinden. Een ander voorbeeld, luchtfoto’s. Deze worden met een bijhoudingsfrequentie van 12 maanden gevlogen. Daarna volgt de verwerking van de luchtfoto’s en de aanpassing van de BGT op basis van de luchtfoto’s. De verwerkingsperiode is zes maanden. Dit levert dan een actualiteit van 18 maanden op.
De BGT stelt eisen aan de positionele nauwkeurigheid, waarmee een object wordt ingewonnen en vastgelegd. Onder positionele nauwkeurigheid verstaat men de mate waarin de opgeslagen coördinaten overeenkomen met de waarden in de werkelijkheid of de geaccepteerde afwijking. De positionele nauwkeurigheid in de BGT is de combinatie van precisie en betrouwbaarheid, ook wel geometrische nauwkeurigheid genoemd.
De positionele nauwkeurigheid van een object wordt beschreven op het niveau van het objecttype. Hiermee wordt aan elk object binnen dat objecttype een nauwkeurigheidseis gesteld. De BGT hanteert voor het beschrijven van de positionele nauwkeurigheid de relatieve precisie. Een uitgebreide theoretische beschrijving hiervan staat in het Handboek Technische Werkzaamheden van het Kadaster uit 1996 (HTW 1996). Bij de precisiebeschrijving wordt onderscheid gemaakt tussen de relatieve precisie van coördinaten ten gevolge van de ontstaanswijze (het meet-en verwerkingsproces) en de idealisatie. Toepassing van het meet- en verwerkingsproces levert de vereiste minimumwaarde op. Relatieve precisie geldt alleen voor nabijgelegen punten.
Hieronder staan de waarden voor de minimale toegestane kwaliteit voor de positionele nauwkeurigheid van 30 en 60 cm. Het zijn afrondingen van de in de HTW 1996 vermelde waarden voor de lengte van de halve lange as van de relatieve standaardellips tussen twee punten in.
Objecten met een hoge positionele nauwkeurigheid: 20 cm x √2 = 28,3 cm, afgerond: 30 cm;
Objecten met een lage positionele nauwkeurigheid: 40 cm x √2 = 56,6 cm, afgerond: 60 cm.
De punten in het veld dienen te zijn ingemeten en in het bestand te zijn verwerkt volgens de regels, zoals beschreven in de HTW van 1996, inclusief het supplement voor detailmeten met GPS.
De tabel hieronder vermeldt de minimale waarden van de toegestane kwaliteit voor de positionele nauwkeurigheid per objecttype. In de laatste kolom staan de waarden voor idealisatie per objecttype. Een bronhouder is volledig vrij om voor zijn eigen objecten hogere nauwkeurigheidseisen te hanteren dan voor de BGT zijn vereist.
Omdat de BGT bestaat uit een verzameling objecten wordt in de tabel per object een generieke waarde voor de maximaal toegestane afwijking vermeld tussen nabijgelegen punten met dezelfde idealisatiewaarden en van hetzelfde object.
BGT-object | Type | Actualiteit van object in maanden | Positionele nauwkeurigheid tussen punten van object in cm | Idealisatie per punt van object in cm |
---|---|---|---|---|
Wegdeel | 6 | 30 | 2 – 5 | |
Onderst. wegdeel | 18 | 30 | 5 - 10 | |
Spoor | 18 | 30 | 2 – 5 | |
Onbegr. terreindeel | 18 | 60 | ≥ 10 | |
Begroeid terreindeel | 18 | 60 | ≥ 10 | |
Waterdeel | 18 | 60 | ≥ 10 | |
Ondersteunend waterdeel | 18 | 60 | ≥ 10 | |
Pand | 6 | 30 | 0 – 2 | |
Overig bouwwerk | Bassin | 18 | 60 | ≥ 10 |
Bezinkbak | 18 | 30 | 2 – 5 | |
Lage trafo | 18 | 30 | 0 – 2 | |
Open loods | 18 | 30 | 0 – 2 | |
Opslagtank | 18 | 30 | 2 – 5 | |
Overkapping | 18 | 30 | 0 - 2 | |
Overbruggingsdeel | 6 | 30 | 0 – 2 | |
Tunneldeel | 6 | 30 | 0 – 2 | |
Kunstwerkdeel | 18 | 30 | 0 – 2 | |
Scheiding | Muur | 18 | 30 | 0 – 2 |
Kademuur | 18 | 30 | 0 – 2 | |
Geluidsscherm | 18 | 30 | 5 – 10 | |
Damwand | 18 | 30 | 5 - 10 | |
Walbescherming | 18 | 60 | ≥ 10 | |
Hek | 18 | 60 | ≥ 10 | |
Tabel 1 Per objecttype generieke waarden voor actualiteit, positionele nauwkeurigheid en idealisatie
Precisie De mate waarin een meet- en verwerkingsproces bij herhaling dezelfde resultaten geeft noemt men precisie. Als een hoge precisie wordt gehaald, betekent het dat de mogelijke fout een kleine waarde heeft. Precisie is het resultaat van inwinning en verwerking. Dat betekent dat een hoge precisie bij de inwinning vaak ‘verslechtert’ door inpassing in een bestaand bestand. Zo zal een terrestrische inwinning die is aangesloten op een fotogrammetrisch ingewonnen bestand, de precisie verkrijgen die geldt voor het bestaande, fotogrammetrisch ingewonnen bestand. Mede om deze reden worden vaak grotere mutaties (uitbreidingsgebieden), na controle op de betrouwbaarheid van de meting door analyse van een eerste fase vereffening, geplaatst binnen het bestaande bestand en niet daarop ingepast. Dit is ook bekend onder de term “dumpen”.
Betrouwbaarheid De mate waarin de ligging van een punt is gecontroleerd noemt men betrouwbaarheid. De ligging van een punt is weliswaar door één meting bepaald, maar nog niet gecontroleerd. Een tweede, onafhankelijke meting controleert de eerste, waardoor men meer zekerheid heeft over de ligging van het punt. De BGT vermeldt geen waarde voor betrouwbaarheid.
Idealisatie Een aspect dat bij het inmeten (herkennen) van punten in het veld een belangrijke rol speelt, is idealisatie. De idealisatieprecisie is de precisie waarmee in het terrein een punt kan worden aangewezen, het idealiseren van een punt. Goede idealiseerbare punten zijn bijvoorbeeld hoeken van panden, slecht idealiseerbaar bijvoorbeeld de kant van een sloot. De idealisatieprecisie is onafhankelijk van het gevolgde meet- en verwerkingsproces en is een absoluut precisiekenmerk van een punt. De waarden voor idealisatie gelden daarom per punt per objecttype en staan vermeld in de overzichttabel.
De hierboven opgenomen tabel vermeldt een generiek waarde voor de minimale toegestane positionele nauwkeurigheid (de relatieve precisie) tussen nabij gelegen punten van één object met dezelfde idealisatie. In de praktijk zal één BGT-object meestal bestaan uit punten met verschillende waarden voor precisie én idealisatie. Als men tussen deze punten of tussen nabijgelegen punten van verschillende objecten wil toetsen, moet men eerst de maximaal toegestane afwijking berekenen als resultaat van de gerealiseerde precisie van de betreffende plaatsbepalingspunten én de idealisatieprecisie die geldt voor de objecten waar deze punten deel van uit maken. Het proces daarvan is uitgebreid beschreven in de HTW 1996.
a: puntprecisie b: idealisatieprecisie c: resulterende relatieve precisie
Als men punten over grotere afstand met elkaar wil vergelijken, moet men rekening houden met de fouteninvloed van het gehanteerde referentiesysteem. In Nederland is dat het stelsel van de Rijksdriehoeksmeting (RD; zie paragraaf 3.5). Toepassing van geschikte positiebepaling met behulp van satellieten (GPS, Glonass) levert als eerste resultaat ruimtelijke coördinaten op in ETRS89. Vaak wordt dit gezien als een ‘absoluut’ coördinaatsysteem. Om daaruit RD-coördinaten te verkrijgen moet men in Nederland altijd een transformatie uitvoeren met de geldige versie van RDNAPTRANS[^1].
[^1]: Zie www.rdnap.nl
Onder volledigheid verstaat men de mate waarin BGT-objecten die in werkelijkheid voorkomen in het bestand zijn opgenomen. Voor alle vlakobjecten op maaiveldniveau in de BGT geldt per bronhouder een volledigheidseis van 100%. Voor alle overige objecten geldt een volledigheidseis van 98%. Het percentage heeft betrekking op het aantal objecten per bronhouder. Daarnaast geldt dat op maaiveldniveau de objecten samen 100% dekkend zijn (zie paragraaf 2.4 en 3.7).
Als de BGT volledig is gevuld, is het op maaiveldniveau (niveau 0) voor Nederland gebiedsdekkend. Regels voor de logische consistentie zijn al beschreven in paragraaf 3.7.
De BGT hanteert de ISO 8601 norm voor het beschrijven van tijdsaspecten. De BGT registreert de volgende tijden:
een objectBeginTijd en een objectEindTijd. Dat zijn attributen die de datum beschrijven waarop het object wordt geregistreerd, respectievelijk ongeldig wordt. Regels wanneer een object zo verandert dat er sprake is van een nieuw BGT object of een nieuwe versie van hetzelfde object, staan beschreven in paragraaf 3.10.4.
tijdstipRegistratie en eindRegistratie: deze attributen beschrijven het tijdstip waarop een versie van het object ontstaat, respectievelijk ongeldig wordt. Als een mutatie niet resulteert in een nieuw object, dan ontstaat een nieuwe versie van het object. In deze situatie ontstaat een eindRegistratie van de vervallen versie en een tijdstipRegistratie van de nieuwe versie van het object, terwijl de objectBeginTijd gelijk blijft.
LV-publicatiedatum: het tijdstip waarop een versie van een object in de Landelijke Voorziening is geregistreerd.
datumInwinning bij Plaatsbepalingspunt.
De notatie van de tijd is overeenkomstig de ISO-regelgeving: jjjj-mm-ddTuu:mm:ss. De hoofdletter T wordt gebruikt om de datum- en tijdcomponent te scheiden. Een voorbeeld: 2011-10-13T10:47:48 betekent dus 13 oktober 2011 om 10 uur 47 minuten en 48 seconden.
De kwaliteit van de tijdbeschrijving wordt beschreven met drie aspecten, te weten tijdnauwkeurigheid, tijdconsistentie en tijdgeldigheid.
Met tijdnauwkeurigheid wordt bedoeld de juistheid van de tijdswaarneming. Dit geeft de foutmarge aan in de tijdswaarneming. De BGT legt objectlevensduur vast met de nauwkeurigheid van de datum en formele historie met de nauwkeurigheid van datum en tijd in uren, minuten en seconden.
Met tijdconsistentie wordt de juistheid van opvolgende gebeurtenissen (events) of tijdreeksen bedoeld. De BGT kent aan elke object een formele historie toe (zie paragraaf 3.10.4). Formele historie bestaat uit een begin- en een eindtijd. De eerste versie van een object ontstaat op hetzelfde moment als het object. Een versie eindigt bij in paragraaf 3.10.3 beschreven gebeurtenissen en er ontstaat aansluitend een nieuwe versie, behalve bij de beëindiging van een object. Hierbij is een overlap of gat in de tijd niet toegestaan.
Tijdgeldigheid is de geldigheid van de BGT-data voor de geregistreerde tijd in de registratie.
Als tijdstip (datum en tijd) voor ontstaan, wijzigen en vervallen van objecten geldt dat hierbij de tijdzone voor Nederland van kracht is: in de winter wordt de wintertijd aangehouden oftewel Midden-Europese Tijd (MET) en in de zomer wordt de zomertijd aangehouden oftewel Midden-Europese Zomertijd (MEZT). Om dubbele tijdstippen in de historie van een objcet te voorkomen, mag in de nacht van zomertijd naar wintertijd tussen 02.00 u MEZT en 0.20 u MET geen mutaties aan de BGT worden doorgevoerd.
Thematische nauwkeurigheid is beter bekend als juistheid. Het is de mate waarin de gerelateerde gegevens in overeenstemming zijn met de werkelijke situatie in het veld. Voor teksten en huisnummers geldt een minimumpercentage van 98%.
Visualisatie is geen onderdeel van het BGT-informatiemodel, maar een apart aspect. Deze gegevenscatalogus bevat de objectdefinities. De visualisatie van deze objecten wordt beschreven in het document Visualisatieregels BGT en IMGeo. In deze gegevenscatalogus worden dan ook geen uitspraken gedaan over hoe de producten van de BGT er uit moeten zien.
Alleen over de visualisatie van teksten wordt in deze gegevenscatalogus iets gezegd. Dit is nodig, omdat deze zaken al door de bronhouders in acht moeten worden genomen, om uiteindelijk een kaartbeeld van de BGT landelijk op een uniforme wijze te kunnen presenteren.
In de BGT worden teksten opgenomen voor visualisatie en oriëntatie. Waar deze teksten zijn opgenomen, worden zij vergezeld van een geometriepunt en eventuele rotatie, zie 5.3. Deze teksten betreffen namen van openbare ruimten en een nummeraanduidingreeks bij panden.
Visualisatie van openbare ruimtenamen op de BGT achtergrondkaart
In de visualisatie van de BGT worden namen gepresenteerd van alle openbare ruimten, zoals gedefinieerd in de BAG. De namen zijn bedoeld ter oriëntatie. Een naam van een openbare ruimte kan meerdere malen worden gepresenteerd. Dit heeft te maken met het gebruik binnen het schaalbereik van 1:500 tot 1:5.000. Als een openbare ruimte een lengte heeft van meer dan 300 meter, dan is het noodzakelijk om de naam vaker af te beelden.
Strikt genomen is het niet bekend waar een openbare ruimte van de BAG is gelegen, omdat de BAG bij de vorming van de BGT nog geen geometrie van openbare ruimten kent. De BGT ziet deze geometrie als een verantwoordelijkheid van de BAG en heeft deze niet in de gegevenscatalogus opgenomen. De BGT ziet de openbare ruimte niet als ‘harde’ topografie maar als een virtuele ruimte, zoals ook wijken en buurten dat zijn. Mede daarom is de vlakgeometrie van de openbare ruimte niet in de BGT opgenomen. IMGeo bevat wel een optionele uitbreiding, die voorziet in een vlakgeometrie van de openbare ruimte.
De visualisatie van een openbare ruimtenaam vindt plaats door de coördinaten van het midden (centrum) van de tekst vast te leggen, evenals de rotatie, zie 5.3, van de tekst ten opzichte van de normale tekstrichting. De normale tekstrichting is van links naar rechts oftewel, in een kaartbeeld met de noordrichting aan de bovenzijde, van west naar oost. Voor namen van wegen, waterlopen en spoorbanen dient de rotatiehoek te worden vastgelegd, zodat de naam met de richting van de weg, waterloop of spoorbaan mee kan worden gevisualiseerd. De naam wordt geautomatiseerd uit de BAG overgenomen.
In de visualisatie van de BGT worden nummeraanduidingen gepresenteerd, die horen bij panden, zoals gedefinieerd in de BAG voor de verblijfsobjecten in die panden. Dit is bedoeld ter oriëntatie.
Visualisatie van nummeraanduidingen op de BGT hoofdthema kaart
De nummeraanduidingen van verblijfsobjecten in een pand worden verzameld tot een nummeraanduidingreeks. Als er slechts één huisnummer voorkomt, wordt alleen deze getoond. Bij meerdere huisnummers worden het eerste en het laatste huisnummer getoond, gescheiden door een koppelteken, bijvoorbeeld 33-39.
Als in een reeks ook huisletters voorkomen, dan worden deze ook afgebeeld, bijvoorbeeld 33A-33Z of 33A-39A. Als in een reeks ook toevoegingen voorkomen dan worden deze niet afgebeeld.
Als in een pand één en slechts één verblijfsobject voorkomt, dan wordt de nummeraanduiding hiervan volledig weergegeven, dus zowel het huisnummer als de eventueel aanwezige huisletter en/of toevoeging.
Een speciaal geval treedt op als een pand op de grens van twee of meer openbare ruimten is gelegen en nummeraanduidingen daarbinnen bij meerdere openbare ruimten horen. In dit geval worden er meerdere (reeksen van) nummeraanduidingen afgebeeld overeenkomstig bovenstaande regels.
De visualisatie van een nummeraanduidingreeks vindt plaats door de coördinaten van het midden (centrum) van de tekst vast te leggen, alsmede de rotatie, zie 5.3, van de tekst ten opzichte van de normale tekstrichting. De normale tekstrichting is van links naar rechts oftewel, in een kaartbeeld met de noordrichting aan de bovenzijde, van west naar oost. Het coördinatenpunt van de nummeraanduidingreeks wordt circa 4 meter vanaf de voorgevel (‘straatzijde’) binnen het pand geplaatst.
De nummeraanduidingreeks wordt geplaatst met een minimale rotatie ten opzichte van de tekstrichting, zodanig dat de nummeraanduidingreeks evenwijdig aan of haaks op de voorgevel staat.
Locaties van nummeraanduidingen van lig- en standplaatsen worden in de BGT niet geregistreerd. Locaties van individuele verblijfsobjecten zijn geen onderdeel van de BGT. Deze worden in de BAG vastgelegd.
Voor de rotatiehoek van een label van een BGT|IMGeo object gelden de volgende eigenschappen en eisen: Eenheid : booggraad; één booggraad is een 360ste deel van een cirkelomtrek Oriëntering : met de klok mee (positief) t.o.v. normale tekstrichting (horizontaal = 0 graden; voor een kaart die noord georiënteerd is.) Decimale precisie : 1 (= 1 cijfer achter de komma, ofwel 1/10 booggraad) Bereik (min/max) : [-90, +90], waarbij [270,360] niet gelijk is aan [-90,0].
Onderstaande figuur is een vereenvoudigde weergave van de modellering van de BGT-objecttypen (beige). Het IMGeo-object bevat een aantal algemene eigenschappen, beschreven in hoofdstuk 7 en 8. Deze eigenschappen worden door alle BGT objecttypen overerfd. Objecttypen met een gestippeld kader en schuingedrukte tekst zijn abstracte objecttypen en komen niet als concreet object voor in een BGT dataset.
Overzicht BGT-objecttypen
De objecttypen worden hieronder beschreven.
Naam objecttype | IMGeo-Object |
---|---|
Stereotype | «ADEElement» «BGT» «objecttype» |
Herkomst objecttype | BGT |
Code objecttype | 10 |
Definitie objecttype | De gemeenschappelijke eigenschappen van een grootschalig topografisch object, al dan niet uit de basisregistratie. |
Herkomst definitie objecttype | BGT |
Datum opname objecttype | |
Subtype van | _CityObject |
Toelichting objecttype | |
Unieke aanduiding objecttype | Identificatie |
Populatie | |
Kwaliteitsbegrip | |
Overzicht associaties | |
Overzicht attributen | «BGT»objectBeginTijd [1-1] |
«BGT»objectEindTijd [0-1] | |
«BGT»identificatie [1-1] | |
«BGT»tijdstipRegistratie [1-1] | |
«BGT»eindRegistratie [0-1] | |
«BGT»LV-publicatiedatum [0-1] | |
«BGT»bronhouder [1-1] | |
«BGT»inOnderzoek [1-1] | |
«BGT»relatieveHoogteligging [1-1] | |
«BGT»status [1-1] | |
plus-status [0-1] |
Naam objecttype | Wegdeel |
---|---|
Stereotype | «ADEElement» «BGT» «objecttype» |
Herkomst objecttype | BGT |
Code objecttype | 20 |
Definitie objecttype | Kleinste functioneel onafhankelijk stukje van een NEN 3610 Weg met gelijkblijvende, homogene eigenschappen en relaties en primair bedoeld voor gebruik door weg-, spoor- en vliegverkeer te land. |
Herkomst definitie objecttype | BGT |
Datum opname objecttype | |
Subtype van | TrafficArea |
Toelichting objecttype | |
Unieke aanduiding objecttype | Identificatie |
Populatie | |
Kwaliteitsbegrip | |
Overzicht associaties | «BGT»kruinlijnWegdeel [0..1] |
«BGT»geometrie2dWegdeel [1..1] | |
lod0SurfaceWegdeel [0..1] | |
Overzicht attributen | «BGT»bgt-functie [1-1] |
«BGT»bgt-fysiekVoorkomen [1-1] | |
plus-functieWegdeel [0-1] | |
«BGT»wegdeelOpTalud [1-1] | |
plus-fysiekVoorkomenWegdeel [0-1] |
Naam objecttype | OndersteunendWegdeel |
---|---|
Stereotype | «ADEElement» «BGT» «objecttype» |
Herkomst objecttype | BGT |
Code objecttype | 70 |
Definitie objecttype | Een deel van de weg dat niet primair bedoeld is voor gebruik door het verkeer. |
Herkomst definitie objecttype | CityGML |
Datum opname objecttype | |
Subtype van | AuxiliaryTrafficArea |
Toelichting objecttype | |
Unieke aanduiding objecttype | Identificatie. |
Populatie | |
Kwaliteitsbegrip | |
Overzicht associaties | «BGT»geometrie2dOndersteunendWegdeel [1..1] |
lod0SurfaceOndersteunendWegdeel [0..1] | |
«BGT»kruinlijnOndersteunendWegdeel [0..1] | |
Overzicht attributen | «BGT»bgt-functie [1-1] |
«BGT»bgt-fysiekVoorkomen [1-1] | |
«BGT»ondersteunendWegdeelOpTalud [1-1] | |
plus-functieOndersteunendWegdeel [0-1] | |
plus-fysiekVoorkomenOndersteunendWegdeel [0-1] |
Naam objecttype | Spoor |
---|---|
Stereotype | «ADEElement» «BGT» «objecttype» |
Herkomst objecttype | BGT |
Code objecttype | 100 |
Definitie objecttype | De as van het spoor, dat wil zeggen het midden van twee stalen staven op een onderling vaste afstand, waarover trein, tram, of sneltram rijdt. |
Herkomst definitie objecttype | IMGeo 1.0 |
Datum opname objecttype | |
Subtype van | Railway |
Toelichting objecttype | |
Unieke aanduiding objecttype | Identificatie |
Populatie | |
Kwaliteitsbegrip | |
Overzicht associaties | lod0CurveSpoor [0..1] |
«BGT»geometrie2dSpoor [1..1] | |
Overzicht attributen | «BGT»bgt-functie [1-1] |
plus-functieSpoor [0-1] |
Naam objecttype | OnbegroeidTerreindeel |
---|---|
Stereotype | «featureType» «BGT» «objecttype» |
Herkomst objecttype | BGT |
Code objecttype | 30 |
Definitie objecttype | Kleinste functioneel onafhankelijk stukje van een terrein, dat er binnen het objecttype Terrein van NEN 3610 wordt onderscheiden, zonder aaneengesloten vegetatie. |
Herkomst definitie objecttype | BGT |
Datum opname objecttype | |
Subtype van | LandUse |
Toelichting objecttype | |
Unieke aanduiding objecttype | Identificatie |
Populatie | Alle vlakken die geen vegetatie bedekking hebben en geen (ondersteunend) wegdeel, waterdeel of bouwwerk zijn. |
Kwaliteitsbegrip | |
Overzicht associaties | «BGT»kruinlijnOnbegroeidTerreindeel [0..1] |
«BGT»geometrie2dOnbegroeidTerreindeel [1..1] | |
Overzicht attributen | «BGT»bgt-fysiekVoorkomen [1-1] |
«BGT»onbegroeidTerreindeelOpTalud [1-1] | |
plus-fysiekVoorkomen [0-1] |
Naam objecttype | BegroeidTerreindeel |
---|---|
Stereotype | «ADEElement» «BGT» «objecttype» |
Herkomst objecttype | BGT |
Code objecttype | 140 |
Definitie objecttype | Kleinste functioneel onafhankelijk stukje van een terrein dat er binnen het objecttype Terrein van NEN 3610 wordt onderscheiden, met aaneengesloten vegetatie. |
Herkomst definitie objecttype | BGT |
Datum opname objecttype | |
Subtype van | PlantCover |
Toelichting objecttype | Vlakvormig groenobject. |
Unieke aanduiding objecttype | identificatie. |
Populatie | |
Kwaliteitsbegrip | |
Overzicht associaties | lod0MultiSurfaceBegroeidTerreindeel [0..1] |
«BGT»geometrie2dBegroeidTerreindeel [1..1] | |
«BGT»kruinlijnBegroeidTerreindeel [0..1] | |
Overzicht attributen | «BGT»bgt-fysiekVoorkomen [1-1] |
«BGT»begroeidTerreindeelOpTalud [1-1] | |
plus-fysiekVoorkomen [0-1] |
Naam objecttype | Waterdeel |
---|---|
Stereotype | «objecttype» «BGT» «featureType» |
Herkomst objecttype | BGT |
Code objecttype | 40 |
Definitie objecttype | Kleinste functioneel onafhankelijk stukje water met gelijkblijvende, homogene eigenschappen en relaties dat er binnen het objecttype Water van NEN 3610 wordt onderscheiden en dat permanent met water bedekt is. |
Herkomst definitie objecttype | BGT |
Datum opname objecttype | |
Subtype van | WaterBody |
Toelichting objecttype | |
Unieke aanduiding objecttype | Identificatie |
Populatie | |
Kwaliteitsbegrip | |
Overzicht associaties | «BGT»geometrie2dWaterdeel [1..1] |
Overzicht attributen | «BGT»bgt-type [1-1] |
plus-type [0-1] |
Naam objecttype | OndersteunendWaterdeel |
---|---|
Stereotype | «objecttype» «BGT» «featureType» |
Herkomst objecttype | BGT |
Code objecttype | 41 |
Definitie objecttype | Object dat in het kader van de waterhuishouding periodiek gedeeltelijk of geheel met water is bedekt. |
Herkomst definitie objecttype | BGT |
Datum opname objecttype | |
Subtype van | WaterBody |
Toelichting objecttype | |
Unieke aanduiding objecttype | Identificatie. |
Populatie | |
Kwaliteitsbegrip | |
Overzicht associaties | «BGT»geometrie2dOndersteunendWaterdeel [1..1] |
Overzicht attributen | «BGT»bgt-type [1-1] |
plus-type [0-1] |
Naam objecttype | Pand |
---|---|
Stereotype | «ADEElement» «BGT» «objecttype» |
Herkomst objecttype | BAG |
Code objecttype | 60 |
Definitie objecttype | Een PAND is de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is. |
Herkomst definitie objecttype | Stelselcatalogus |
Datum opname objecttype | |
Subtype van | BuildingPart |
Toelichting objecttype | |
Unieke aanduiding objecttype | Identificatie |
Populatie | Zie BAG |
Kwaliteitsbegrip | |
Overzicht associaties | «BGT»geometrie2dGrondvlak [1..1] |
Overzicht attributen | «BGT»identificatieBAGPND [1-1] |
«BGT»nummeraanduidingreeks [0-*] |
Naam objecttype | OverigeConstructie |
---|---|
Stereotype | «featureType» «BGT» «objecttype» |
Herkomst objecttype | BGT |
Code objecttype | 50 |
Definitie objecttype | Abstract objecttype zijnde een gebouwd object dat niet valt onder de definitie van NEN 3610 Gebouw. |
Herkomst definitie objecttype | BGT |
Datum opname objecttype | |
Subtype van | _Site |
Toelichting objecttype | Deze klasse komt overeen met OtherConstruction in het Inspire Buildings thema. |
Unieke aanduiding objecttype | Identificatie |
Populatie | |
Kwaliteitsbegrip | |
Overzicht associaties | «BGT»geometrie2dOverigeConstructie [1..1] |
lod0Geometry [0..1] | |
lod1Geometry [0..1] | |
lod2Geometry [0..1] | |
lod3Geometry [0..1] | |
lod0ImplicitRepresentation [0..1] | |
lod1ImplicitRepresentation [0..1] | |
lod2ImplicitRepresentation [0..1] | |
lod3ImplicitRepresentation [0..1] | |
Overzicht attributen |
Naam objecttype | OverigBouwwerk |
---|---|
Stereotype | «featureType» «BGT» «objecttype» |
Herkomst objecttype | BGT |
Code objecttype | 53 |
Definitie objecttype | Met de aarde verbonden duurzaam bouwwerk, dat niet valt onder de definities van een pand of kunstwerk. |
Herkomst definitie objecttype | BGT |
Datum opname objecttype | |
Subtype van | OverigeConstructie |
Toelichting objecttype | Een Overig Bouwwerk heeft in de BGT altijd vlakgeometrie. Een overkapping heeft multivlakgeometrie. |
Unieke aanduiding objecttype | Identificatie. |
Populatie | |
Kwaliteitsbegrip | |
Overzicht associaties | |
Overzicht attributen | «BGT»bgt-type [1-1] |
plus-type [0-1] |
Naam objecttype | Overbruggingsdeel |
---|---|
Stereotype | «ADEElement» «BGT» «objecttype» |
Herkomst objecttype | BGT |
Code objecttype | 55 |
Definitie objecttype | Onderdeel van een beweegbare of vaste verbinding tussen twee punten, die door water, een weg of anderszins gescheiden zijn, dat essentieel is voor de constructie . |
Herkomst definitie objecttype | BGT |
Datum opname objecttype | |
Subtype van | BridgeConstructionElement |
Toelichting objecttype | |
Unieke aanduiding objecttype | Identificatie |
Populatie | |
Kwaliteitsbegrip | |
Overzicht associaties | lod0GeometrieOverbruggingsdeel [0..1] |
«BGT»geometrie2dOverbruggingsdeel [1..1] | |
Overzicht attributen | typeOverbruggingsdeel [0-1] |
hoortBijTypeOverbrugging [0-1] | |
overbruggingIsBeweegbaar [0-1] |
Naam objecttype | Tunneldeel |
---|---|
Stereotype | «ADEElement» «BGT» «objecttype» |
Herkomst objecttype | BGT |
Code objecttype | 56 |
Definitie objecttype | Onderdeel van een kunstmatig aangelegde, kokervormige onderdoorgang dat essentieel is voor de constructie. |
Herkomst definitie objecttype | BGT |
Datum opname objecttype | |
Subtype van | TunnelPart |
Toelichting objecttype | |
Unieke aanduiding objecttype | Identificatie |
Populatie | |
Kwaliteitsbegrip | |
Overzicht associaties | «BGT»geometrie2dTunneldeel [1..1] |
lod0GeometrieTunneldeel [0..1] | |
Overzicht attributen |
Naam objecttype | Kunstwerkdeel |
---|---|
Stereotype | «featureType» «BGT» «objecttype» |
Herkomst objecttype | BGT |
Code objecttype | 51 |
Definitie objecttype | Onderdeel van een civiel-technisch werk voor de infrastructuur van wegen, water, spoorbanen, waterkeringen en/of leidingen. |
Herkomst definitie objecttype | IMGeo 1.0 |
Datum opname objecttype | |
Subtype van | OverigeConstructie |
Toelichting objecttype | |
Unieke aanduiding objecttype | Identificatie. |
Populatie | |
Kwaliteitsbegrip | |
Overzicht associaties | |
Overzicht attributen | «BGT»bgt-type [1-1] |
plus-type [0-1] |
Naam objecttype | Scheiding |
---|---|
Stereotype | «featureType» «BGT» «objecttype» |
Herkomst objecttype | BGT |
Code objecttype | 52 |
Definitie objecttype | Kunstmatig obstakel met een werende functie. |
Herkomst definitie objecttype | BGT |
Datum opname objecttype | |
Subtype van | OverigeConstructie |
Toelichting objecttype | |
Unieke aanduiding objecttype | Identificatie. |
Populatie | |
Kwaliteitsbegrip | |
Overzicht associaties | |
Overzicht attributen | «BGT»bgt-type [1-1] |
plus-type [0-1] |
Naam objecttype | FunctioneelGebied |
---|---|
Stereotype | «featureType» «BGT» «objecttype» |
Herkomst objecttype | IMGeo 2.0 |
Code objecttype | 350 |
Definitie objecttype | Begrensd en benoemd gebied dat door een functionele eenheid beschreven wordt. |
Herkomst definitie objecttype | BRT stelselcatalogus |
Datum opname objecttype | |
Subtype van | LandUse |
Toelichting objecttype | |
Unieke aanduiding objecttype | Identificatie. |
Populatie | |
Kwaliteitsbegrip | |
Overzicht associaties | «BGT»geometrie2dFunctioneelGebied [1..1] |
Overzicht attributen | «BGT»bgt-type [1-1] |
plus-type [0-1] | |
naam [0-1] |
Naam objecttype | OpenbareRuimteLabel |
---|---|
Stereotype | «featureType» «BGT» «objecttype» |
Herkomst objecttype | BGT |
Code objecttype | 110 |
Definitie objecttype | Naam en plaatsingspunten van een in de BAG geregistreerde OPENBARE RUIMTE. |
Herkomst definitie objecttype | BGT |
Datum opname objecttype | |
Subtype van | _CityObject, IMGeo-Object |
Toelichting objecttype | Dit objecttype wordt in de BGT geregistreerd ten behoeve van visualisatie-doeleinden. In het optionele IMGeo deel is het mogelijk ook de vlakgeometrie van de openbare ruimte op te nemen. |
Unieke aanduiding objecttype | Identificatie |
Populatie | |
Kwaliteitsbegrip | |
Overzicht associaties | |
Overzicht attributen | «BGT»identificatieBAGOPR [1-1] |
«BGT»openbareRuimteNaam [1-1] | |
«BGT»openbareRuimteType [1-1] |
Naam objecttype | Plaatsbepalingspunt |
---|---|
Stereotype | «featureType» «BGT» «objecttype» |
Herkomst objecttype | BGT |
Code objecttype | 120 |
Definitie objecttype | Punt dat is ingemeten en vervolgens gebruikt is bij en onderdeel uitmaakt van de begrenzing van BGT objecten. |
Herkomst definitie objecttype | BGT |
Datum opname objecttype | |
Subtype van | |
Toelichting objecttype | Dit objecttype wordt geregistreerd ten behoeve van kwaliteits-doeleinden. |
Unieke aanduiding objecttype | Identificatie |
Populatie | |
Kwaliteitsbegrip | |
Overzicht associaties | «BGT»geometrie [1..1] |
Overzicht attributen | «BGT»identificatie [1-1] |
«BGT»nauwkeurigheid [1-1] | |
«BGT»datumInwinning [1-1] | |
«BGT»inwinnendeInstantie [1-1] | |
«BGT»inwinningsmethode [1-1] |
|
Hieronder worden de attributen van de BGT-objecttypen besproken. Alleen de voor de BGT relevante attributen worden hier besproken. De overige attributen worden in deel II, de Gegevenscatalogus IMGeo, toegelicht.
N.B. De objecten in dit hoofdstuk hebben een vaste volgorde. Deze volgorde geeft een hiërarchie aan, die van belang is bij elkaar kruisende objecten, waarbij het eerstgenoemde object de belangrijkste is.
Naam attribuut | objectBeginTijd |
---|---|
Stereotype | «BGT» «formeleLevensduur» «attribuuttype» |
Herkomst attribuut | NEN 3610:2011 |
Code attribuut | 10.2 |
Definitie attribuut | Datum waarop het object bij de bronhouder is ontstaan. |
Waardetype attribuut | Date |
Waardenverzameling | |
Multipliciteit | [1-1] |
Datum opname | |
Indicatie materiële historie | Nee |
Indicatie formele historie | Ja |
Indicatie authentiek | Authentiek |
Toelichting attribuut | Deze datum moet altijd gelijk zijn aan de datum uit de tijdstipregistratie van het eerste voorkomen van het object. |
Naam attribuut | objectEindTijd |
---|---|
Stereotype | «BGT» «formeleLevensduur» «attribuuttype» |
Herkomst attribuut | NEN 3610:2011 |
Code attribuut | 10.3 |
Definitie attribuut | Datum waarop het object bij de bronhouder niet meer geldig is. |
Waardetype attribuut | Date |
Waardenverzameling | |
Multipliciteit | [0-1] |
Datum opname | |
Indicatie materiële historie | Nee |
Indicatie formele historie | Ja |
Indicatie authentiek | Authentiek |
Toelichting attribuut |
Naam attribuut | identificatie |
---|---|
Stereotype | «BGT» «identificatie» «attribuuttype» |
Herkomst attribuut | BGT |
Code attribuut | 10.1 |
Definitie attribuut | Uniek identificatienummer voor het object dat onveranderlijk is zolang het object bestaat. |
Waardetype attribuut | NEN3610ID |
Waardenverzameling | |
Multipliciteit | [1-1] |
Datum opname | |
Indicatie materiële historie | Nee |
Indicatie formele historie | Nee |
Indicatie authentiek | Authentiek |
Toelichting attribuut | Zie 3.10 van de gegevenscatalogus. |
Naam attribuut | tijdstipRegistratie |
---|---|
Stereotype | «BGT» «formeleHistorie» «attribuuttype» |
Herkomst attribuut | NEN3610:2011 |
Code attribuut | 10.4 |
Definitie attribuut | Tijdstip waarop deze instantie van het object is opgenomen door de bronhouder. |
Waardetype attribuut | DateTime |
Waardenverzameling | |
Multipliciteit | [1-1] |
Datum opname | |
Indicatie materiële historie | Nee |
Indicatie formele historie | Ja |
Indicatie authentiek | Authentiek |
Toelichting attribuut | Als een mutatie niet resulteert in een nieuw object, dan ontstaat een nieuwe versie van het object. In deze situatie verandert het tijdstipRegistratie van het object, terwijl de objectBeginTijd gelijk blijft. |
Naam attribuut | eindRegistratie |
---|---|
Stereotype | «BGT» «formeleHistorie» «attribuuttype» |
Herkomst attribuut | NEN3610:2011 |
Code attribuut | 10.5 |
Definitie attribuut | Eind van de periode waarop deze instantie van het object geldig is bij de bronhouder. Wanneer deze waarde niet is ingevuld is de instantie nog geldig. |
Waardetype attribuut | DateTime |
Waardenverzameling | |
Multipliciteit | [0-1] |
Datum opname | |
Indicatie materiële historie | Nee |
Indicatie formele historie | Ja |
Indicatie authentiek | Authentiek |
Toelichting attribuut |
Naam attribuut | LV-publicatiedatum |
---|---|
Stereotype | «BGT» «attribuuttype» |
Herkomst attribuut | BGT |
Code attribuut | 10.10 |
Definitie attribuut | Tijdstip waarop deze instantie van het object is opgenomen in de Landelijke Voorziening. |
Waardetype attribuut | DateTime |
Waardenverzameling | |
Multipliciteit | [0-1] |
Datum opname | |
Indicatie materiële historie | Nee |
Indicatie formele historie | Ja |
Indicatie authentiek | Authentiek |
Toelichting attribuut | Het gegeven is optioneel omdat een nieuw object pas een LV-publicatiedatum krijgt als het voor de eerste keer wordt opgenomen in de Landelijke Voorziening. Voor en tijdens aanlevering van een nieuw object aan de Landelijke Voorziening ontbreekt dit gegeven nog. |
Naam attribuut | bronhouder |
---|---|
Stereotype | «BGT» «attribuuttype» |
Herkomst attribuut | BGT |
Code attribuut | 10.6 |
Definitie attribuut | De bronhoudercode van het object. |
Waardetype attribuut | CharacterString |
Waardenverzameling | |
Multipliciteit | [1-1] |
Datum opname | |
Indicatie materiële historie | Nee |
Indicatie formele historie | Ja |
Indicatie authentiek | Authentiek |
Toelichting attribuut | Per object (dus niet per objecttype) moet de bronhouder worden vastgelegd zodat hiernaar kan worden gerefereerd bij terugmeldingen. Een object valt altijd geheel binnen het gebied van één bronhouder. |
Naam attribuut | inOnderzoek |
---|---|
Stereotype | «BGT» «attribuuttype» |
Herkomst attribuut | Stelselcatalogus |
Code attribuut | 10.7 |
Definitie attribuut | Een aanduiding waarmee wordt aangegeven dat een onderzoek wordt uitgevoerd naar de juistheid van een of meer gegevens van het betreffende object. |
Waardetype attribuut | Boolean |
Waardenverzameling | |
Multipliciteit | [1-1] |
Datum opname | |
Indicatie materiële historie | Nee |
Indicatie formele historie | Ja |
Indicatie authentiek | Authentiek |
Toelichting attribuut |
Naam attribuut | relatieveHoogteligging |
---|---|
Stereotype | «BGT» «attribuuttype» |
Herkomst attribuut | BGT |
Code attribuut | 10.8 |
Definitie attribuut | Aanduiding voor de relatieve hoogte van het object |
Waardetype attribuut | Integer |
Waardenverzameling | |
Multipliciteit | [1-1] |
Datum opname | |
Indicatie materiële historie | Nee |
Indicatie formele historie | Ja |
Indicatie authentiek | Authentiek |
Toelichting attribuut |
Naam attribuut | bgt-status |
---|---|
Stereotype | «BGT» «attribuuttype» |
Herkomst attribuut | IMGeo |
Code attribuut | 10.9 |
Definitie attribuut | De status gekoppeld aan de levenscyclus van een geo-object |
Waardetype attribuut | GenericName |
Waardenverzameling | Status |
Multipliciteit | [1-1] |
Datum opname | |
Indicatie materiële historie | Nee |
Indicatie formele historie | Ja |
Indicatie authentiek | Authentiek |
Toelichting attribuut | Default: bestaand |
Naam attribuut | bgt-functie |
---|---|
Stereotype | «BGT» «attribuuttype» |
Herkomst attribuut | NEN 3610:2011 |
Code attribuut | 20.2 |
Definitie attribuut | Specificatie van het hoofdgebruiksdoel van het wegdeel. |
Waardetype attribuut | GenericName |
Waardenverzameling | FunctieWeg |
Multipliciteit | [1-1] |
Datum opname | |
Indicatie materiële historie | Nee |
Indicatie formele historie | Ja |
Indicatie authentiek | Authentiek |
Toelichting attribuut |
Naam attribuut | bgt-fysiekVoorkomen |
---|---|
Stereotype | «BGT» «attribuuttype» |
Herkomst attribuut | BGT |
Code attribuut | 20.3 |
Definitie attribuut | Mate waarin het wegdeel al of niet verhard is. |
Waardetype attribuut | GenericName |
Waardenverzameling | FysiekVoorkomenWeg |
Multipliciteit | [1-1] |
Datum opname | |
Indicatie materiële historie | Nee |
Indicatie formele historie | Ja |
Indicatie authentiek | Authentiek |
Toelichting attribuut |
Naam attribuut | wegdeelOpTalud |
---|---|
Stereotype | «BGT» «attribuuttype» «voidable» |
Herkomst attribuut | BGT |
Code attribuut | 20.1 |
Definitie attribuut | Indicatie of het object wel of niet op een hellend vlak ligt. |
Waardetype attribuut | Boolean |
Waardenverzameling | |
Multipliciteit | [1-1] |
Datum opname | 21-11-2011 |
Indicatie materiële historie | Nee |
Indicatie formele historie | Ja |
Indicatie authentiek | Authentiek. |
Toelichting attribuut | Default: false (geen talud) |
Definitie | Lijngeometrie van de hoogstgelegen begrenzing van een kunstmatig aangelegd en onderhouden helling. |
---|---|
Doelklasse | GM_Curve |
Multipliciteit | [0..1] |
Stereotype | «BGT» «voidable» |
Toelichting |
Definitie | Vlakgeometrie. |
---|---|
Doelklasse | GM_Surface |
Multipliciteit | [1..1] |
Stereotype | «BGT» |
Toelichting |
Naam attribuut | bgt-functie |
---|---|
Stereotype | «BGT» «attribuuttype» |
Herkomst attribuut | BGT |
Code attribuut | 70.1 |
Definitie attribuut | Specificatie van de functie van het ondersteunend wegdeel. |
Waardetype attribuut | GenericName |
Waardenverzameling | FunctieOndersteunendWegdeel |
Multipliciteit | [1-1] |
Datum opname | |
Indicatie materiële historie | Nee |
Indicatie formele historie | Ja |
Indicatie authentiek | Authentiek |
Toelichting attribuut |
Naam attribuut | bgt-fysiekVoorkomen |
---|---|
Stereotype | «BGT» «attribuuttype» |
Herkomst attribuut | BGT |
Code attribuut | 70.3 |
Definitie attribuut | Mate waarin het ondersteunend wegdeel al of niet verhard is. |
Waardetype attribuut | GenericName |
Waardenverzameling | FysiekVoorkomenOndersteunendWegdeel |
Multipliciteit | [1-1] |
Datum opname | 28-11-2012 |
Indicatie materiële historie | Nee |
Indicatie formele historie | Ja |
Indicatie authentiek | Authentiek |
Toelichting attribuut |
Naam attribuut | ondersteunendWegdeelOpTalud |
---|---|
Stereotype | «BGT» «attribuuttype» «voidable» |
Herkomst attribuut | BGT |
Code attribuut | 70.2 |
Definitie attribuut | Indicatie of het object wel of niet op een hellend vlak ligt. |
Waardetype attribuut | Boolean |
Waardenverzameling | |
Multipliciteit | [1-1] |
Datum opname | 21-11-2011 |
Indicatie materiële historie | Nee |
Indicatie formele historie | Ja |
Indicatie authentiek | Authentiek. |
Toelichting attribuut | Default: false (geen talud) |
Definitie | Vlakgeometrie. |
---|---|
Doelklasse | GM_Surface |
Multipliciteit | [1..1] |
Stereotype | «BGT» |
Toelichting |
Definitie | Lijngeometrie van de hoogstgelegen begrenzing van een kunstmatig aangelegd en onderhouden helling. |
---|---|
Doelklasse | GM_Curve |
Multipliciteit | [0..1] |
Stereotype | «BGT» «voidable» |
Toelichting |
Naam attribuut | bgt-functie |
---|---|
Stereotype | «BGT» |
Herkomst attribuut | BGT |
Code attribuut | 100.1 |
Definitie attribuut | Specificatie van het soort gebruik van het spoor. |
Waardetype attribuut | GenericName |
Waardenverzameling | FunctieSpoor |
Multipliciteit | [1-1] |
Datum opname | |
Indicatie materiële historie | Nee |
Indicatie formele historie | Ja |
Indicatie authentiek | Authentiek |
Toelichting attribuut |
Definitie | Lijngeometrie. |
---|---|
Doelklasse | GM_Curve |
Multipliciteit | [1..1] |
Stereotype | «BGT» |
Toelichting |
Naam attribuut | bgt-fysiekVoorkomen |
---|---|
Stereotype | «BGT» «attribuuttype» |
Herkomst attribuut | BGT |
Code attribuut | 30.1 |
Definitie attribuut | Classificatie van het soort terrein, ingedeeld naar de uiterlijke verschijningsvorm. |
Waardetype attribuut | GenericName |
Waardenverzameling | FysiekVoorkomenOnbegroeidTerrein |
Multipliciteit | [1-1] |
Datum opname | |
Indicatie materiële historie | Nee |
Indicatie formele historie | Ja |
Indicatie authentiek | Authentiek |
Toelichting attribuut |
Naam attribuut | onbegroeidTerreindeelOpTalud |
---|---|
Stereotype | «BGT» «attribuuttype» «voidable» |
Herkomst attribuut | BGT |
Code attribuut | 30.2 |
Definitie attribuut | Indicatie of het object wel of niet op een hellend vlak ligt. |
Waardetype attribuut | Boolean |
Waardenverzameling | |
Multipliciteit | [1-1] |
Datum opname | 21-11-2011 |
Indicatie materiële historie | Nee |
Indicatie formele historie | Ja |
Indicatie authentiek | Authentiek. |
Toelichting attribuut | Default: false (geen talud) |
Definitie | Lijngeometrie van de hoogstgelegen begrenzing van een kunstmatig aangelegd en onderhouden helling. |
---|---|
Doelklasse | GM_Curve |
Multipliciteit | [0..1] |
Stereotype | «BGT» «voidable» |
Toelichting |
Definitie | Vlakgeometrie. |
---|---|
Doelklasse | GM_Surface |
Multipliciteit | [1..1] |
Stereotype | «BGT» |
Toelichting |
Naam attribuut | bgt-fysiekVoorkomen |
---|---|
Stereotype | «BGT» «attribuuttype» |
Herkomst attribuut | BGT |
Code attribuut | 140.1 |
Definitie attribuut | Classificatie van het vegetatiedek, ingedeeld naar soort vegetatie. |
Waardetype attribuut | GenericName |
Waardenverzameling | FysiekVoorkomenBegroeidTerrein |
Multipliciteit | [1-1] |
Datum opname | |
Indicatie materiële historie | Nee |
Indicatie formele historie | Ja |
Indicatie authentiek | Authentiek |
Toelichting attribuut |
Naam attribuut | begroeidTerreindeelOpTalud |
---|---|
Stereotype | «BGT» «attribuuttype» «voidable» |
Herkomst attribuut | BGT |
Code attribuut | 140.2 |
Definitie attribuut | Indicatie of het object wel of niet op een hellend vlak ligt. |
Waardetype attribuut | Boolean |
Waardenverzameling | |
Multipliciteit | [1-1] |
Datum opname | 21-11-2011 |
Indicatie materiële historie | Nee |
Indicatie formele historie | Ja |
Indicatie authentiek | Authentiek. |
Toelichting attribuut | Default: false (geen talud) |
Definitie | Vlakgeometrie. |
---|---|
Doelklasse | GM_Surface |
Multipliciteit | [1..1] |
Stereotype | «BGT» |
Toelichting |
Definitie | Lijngeometrie van de hoogstgelegen begrenzing van een kunstmatig aangelegd en onderhouden helling. |
---|---|
Doelklasse | GM_Curve |
Multipliciteit | [0..1] |
Stereotype | «BGT» «voidable» |
Toelichting |
Naam attribuut | bgt-type |
---|---|
Stereotype | «BGT» «attribuuttype» |
Herkomst attribuut | BGT |
Code attribuut | 40.1 |
Definitie attribuut | Specificatie van het soort Water. |
Waardetype attribuut | GenericName |
Waardenverzameling | TypeWater |
Multipliciteit | [1-1] |
Datum opname | |
Indicatie materiële historie | Nee |
Indicatie formele historie | Ja |
Indicatie authentiek | Authentiek |
Toelichting attribuut |
Definitie | Vlakgeometrie. |
---|---|
Doelklasse | GM_Surface |
Multipliciteit | [1..1] |
Stereotype | «BGT» |
Toelichting |
Naam attribuut | bgt-type |
---|---|
Stereotype | «BGT» «attribuuttype» |
Herkomst attribuut | BGT |
Code attribuut | 41.1 |
Definitie attribuut | Specificatie van het soort Water. |
Waardetype attribuut | GenericName |
Waardenverzameling | TypeOndersteunendWaterdeel |
Multipliciteit | [1-1] |
Datum opname | |
Indicatie materiële historie | Nee |
Indicatie formele historie | Ja |
Indicatie authentiek | Authentiek |
Toelichting attribuut |
Definitie | Vlakgeometrie. |
---|---|
Doelklasse | GM_Surface |
Multipliciteit | [1..1] |
Stereotype | «BGT» |
Toelichting |
Naam attribuut | identificatieBAGPND |
---|---|
Stereotype | «BGT» «attribuuttype» |
Herkomst attribuut | BAG |
Code attribuut | 60.1 |
Definitie attribuut | De unieke identificatie van het object zoals is toegekend in de BAG-administratie. |
Waardetype attribuut | CharacterString |
Waardenverzameling | |
Multipliciteit | [1-1] |
Datum opname | |
Indicatie materiële historie | Nee |
Indicatie formele historie | Nee |
Indicatie authentiek | Authentiek andere registratie |
Toelichting attribuut |
Naam attribuut | nummeraanduidingreeks |
---|---|
Stereotype | «BGT» «attribuuttype» |
Herkomst attribuut | BGT |
Code attribuut | 60.3 |
Definitie attribuut | Bevat de reeks nummeraanduidingen behorend bij het pand ten behoeve van visualisatie. |
Waardetype attribuut | Nummeraanduidingreeks |
Waardenverzameling | |
Multipliciteit | [0-*] |
Datum opname | |
Indicatie materiële historie | Nee |
Indicatie formele historie | Ja |
Indicatie authentiek | Authentiek |
Toelichting attribuut |
Definitie | Vlakgeometrie grondvlak. |
---|---|
Doelklasse | GM_MultiSurface |
Multipliciteit | [1..1] |
Stereotype | «BGT» |
Toelichting |
Definitie | Punt-, lijn-, vlak- of multivlakgeometrie. |
---|---|
Doelklasse | GM_Object |
Multipliciteit | [1..1] |
Stereotype | «BGT» |
Toelichting |
Naam attribuut | bgt-type |
---|---|
Stereotype | «BGT» |
Herkomst attribuut | BGT |
Code attribuut | 53.1 |
Definitie attribuut | Specificatie van het soort overig bouwwerk. |
Waardetype attribuut | GenericName |
Waardenverzameling | TypeOverigBouwwerk |
Multipliciteit | [1-1] |
Datum opname | |
Indicatie materiële historie | Nee |
Indicatie formele historie | Ja |
Indicatie authentiek | Authentiek |
Toelichting attribuut |
Definitie | Vlakgeometrie. |
---|---|
Doelklasse | GM_Surface |
Multipliciteit | [1..1] |
Stereotype | «BGT» |
Toelichting |
Definitie | Vlakgeometrie. |
---|---|
Doelklasse | GM_Surface |
Multipliciteit | [1..1] |
Stereotype | «BGT» |
Toelichting |
Naam attribuut | bgt-type |
---|---|
Stereotype | «BGT» |
Herkomst attribuut | BGT |
Code attribuut | 51.1 |
Definitie attribuut | Specificatie van het soort kunstwerk. |
Waardetype attribuut | GenericName |
Waardenverzameling | TypeKunstwerk |
Multipliciteit | [1-1] |
Datum opname | |
Indicatie materiële historie | Nee |
Indicatie formele historie | Ja |
Indicatie authentiek | Authentiek |
Toelichting attribuut |
Naam attribuut | bgt-type |
---|---|
Stereotype | «BGT» |
Herkomst attribuut | BGT |
Code attribuut | 52.1 |
Definitie attribuut | Specificatie van het soort scheiding. |
Waardetype attribuut | GenericName |
Waardenverzameling | TypeScheiding |
Multipliciteit | [1-1] |
Datum opname | |
Indicatie materiële historie | Nee |
Indicatie formele historie | Ja |
Indicatie authentiek | Authentiek |
Toelichting attribuut |
Naam attribuut | bgt-type |
---|---|
Stereotype | «BGT» «attribuuttype» |
Herkomst attribuut | BGT |
Code attribuut | 350.2 |
Definitie attribuut | Specificatie van het soort Functioneel Gebied. |
Waardetype attribuut | GenericName |
Waardenverzameling | TypeFunctioneelGebied |
Multipliciteit | [1-1] |
Datum opname | |
Indicatie materiële historie | Nee |
Indicatie formele historie | Ja |
Indicatie authentiek | Authentiek. |
Toelichting attribuut |
Definitie | Vlakgeometrie. |
---|---|
Doelklasse | GM_Surface |
Multipliciteit | [1..1] |
Stereotype | «BGT» |
Toelichting |
Naam attribuut | identificatieBAGOPR |
---|---|
Stereotype | «BGT» «attribuuttype» |
Herkomst attribuut | BAG |
Code attribuut | 11.01 |
Definitie attribuut | De unieke identificatie van het object zoals is toegekend in de BAG-administratie. |
Waardetype attribuut | CharacterString |
Waardenverzameling | |
Multipliciteit | [1-1] |
Datum opname | |
Indicatie materiële historie | Nee |
Indicatie formele historie | Nee |
Indicatie authentiek | Authentiek andere registratie |
Toelichting attribuut |
Naam attribuut | openbareRuimteNaam |
---|---|
Stereotype | «BGT» «attribuuttype» |
Herkomst attribuut | BAG |
Code attribuut | 11.10 |
Definitie attribuut | Een door het bevoegde gemeentelijke orgaan aan een OPENBARE RUIMTE toegekende benaming. |
Waardetype attribuut | Label |
Waardenverzameling | |
Multipliciteit | [1-1] |
Datum opname | |
Indicatie materiële historie | Ja |
Indicatie formele historie | Ja |
Indicatie authentiek | Authentiek andere registratie |
Toelichting attribuut | Bij dit attribuut is aangegeven dat zowel materiële als formele historie worden bijgehouden. De openbare ruimtenaam is opgenomen in het BGT informatiemodel ten behoeve van visualisatie maar wordt overgenomen uit de BAG. |
Naam attribuut | openbareRuimteType |
---|---|
Stereotype | «BGT» «attribuuttype» |
Herkomst attribuut | BAG |
Code attribuut | 11.16 |
Definitie attribuut | De aard van de als zodanig benoemde OPENBARE RUIMTE. |
Waardetype attribuut | GenericName |
Waardenverzameling | TypeOpenbareRuimte |
Multipliciteit | [1-1] |
Datum opname | |
Indicatie materiële historie | Ja |
Indicatie formele historie | Ja |
Indicatie authentiek | Authentiek andere registratie |
Toelichting attribuut | Bij dit attribuut is aangegeven dat zowel materiële als formele historie worden bijgehouden. De openbare ruimtenaam is opgenomen in het BGT informatiemodel ten behoeve van visualisatie maar wordt overgenomen uit de BAG. |
Naam attribuut | identificatie |
---|---|
Stereotype | «BGT» «attribuuttype» |
Herkomst attribuut | BGT |
Code attribuut | 120.1 |
Definitie attribuut | Uniek identificatienummer voor het object dat onveranderlijk is zolang het object bestaat. |
Waardetype attribuut | NEN3610ID |
Waardenverzameling | |
Multipliciteit | [1-1] |
Datum opname | |
Indicatie materiële historie | Nee |
Indicatie formele historie | Nee |
Indicatie authentiek | Authentiek |
Toelichting attribuut | Zie 3.10 van de gegevenscatalogus. |
Naam attribuut | nauwkeurigheid |
---|---|
Stereotype | «BGT» «attribuuttype» «voidable» |
Herkomst attribuut | BGT |
Code attribuut | 120.2 |
Definitie attribuut | Gerealiseerde geometrische nauwkeurigheid van het punt als het resultaat van het inwinnings- en verwerkingsproces, uitgedrukt in centimeters. |
Waardetype attribuut | Integer |
Waardenverzameling | |
Multipliciteit | [1-1] |
Datum opname | |
Indicatie materiële historie | Nee |
Indicatie formele historie | Nee |
Indicatie authentiek | Authentiek |
Toelichting attribuut |
Naam attribuut | datumInwinning |
---|---|
Stereotype | «BGT» «attribuuttype» |
Herkomst attribuut | BGT |
Code attribuut | 120.3 |
Definitie attribuut | Datum waarop het punt is ingewonnen. |
Waardetype attribuut | Date |
Waardenverzameling | |
Multipliciteit | [1-1] |
Datum opname | |
Indicatie materiële historie | Nee |
Indicatie formele historie | Nee |
Indicatie authentiek | Authentiek |
Toelichting attribuut |
Naam attribuut | inwinnendeInstantie |
---|---|
Stereotype | «BGT» «attribuuttype» «voidable» |
Herkomst attribuut | BGT |
Code attribuut | 120.4 |
Definitie attribuut | De organisatie die namens de bronhouder het object inwint. |
Waardetype attribuut | CharacterString |
Waardenverzameling | |
Multipliciteit | [1-1] |
Datum opname | |
Indicatie materiële historie | Nee |
Indicatie formele historie | Nee |
Indicatie authentiek | Authentiek |
Toelichting attribuut | De inwinnende instantie kan de bronhouder zelf zijn of een organisatie aan wie dit is gedelegeerd. De Codelist is dezelfde lijst als die van de bronhouder van het BGTObject, maar dan uitgebreid met de inwinnende instanties. Indien de inwinnende instantie voor haar uitvoerende taak gebruik maakt van externe organisaties (zoals landmeetkundige bureaus) dan worden deze laatsten NIET aan de CodeList toegevoegd maar vullen zij de inwinnende instantie in voor wie zij het werk uitvoeren. |
Naam attribuut | inwinningsmethode |
---|---|
Stereotype | «BGT» «attribuuttype» |
Herkomst attribuut | BGT |
Code attribuut | 120.5 |
Definitie attribuut | De wijze waarop het punt is ingewonnen. |
Waardetype attribuut | GenericName |
Waardenverzameling | Inwinningsmethode |
Multipliciteit | [1-1] |
Datum opname | |
Indicatie materiële historie | Nee |
Indicatie formele historie | Nee |
Indicatie authentiek | Authentiek |
Toelichting attribuut |
Definitie | Puntgeometrie. |
---|---|
Doelklasse | GM_Point |
Multipliciteit | [1..1] |
Stereotype | «BGT» |
Toelichting |
Naam samengesteld attribuut | Nummeraanduidingreeks |
---|---|
Definitie samengesteld attribuut | Samengesteld attribuut ten behoeve van opname van een reeks nummeraanduidingen van verblijfsobjecten in een pand. |
Stereotype | «dataType» «BGT» «groepattribuuttype» |
Herkomst samengesteld attribuut | - |
Toelichting samengesteld attribuut | Uit de BAG afgeleide reeks nummeraanduidingen waarbij het laagste en hoogste bijbehorende huisnummer worden gevisualiseerd. Bij één pand kunnen meerdere reeksen nummeraanduidingen worden opgenomen (t.b.v galerijflats en dergelijke). In een reeks kunnen ook huisletters worden opgenomen. Bij een pand met één verblijfsobject wordt een nummeraanduidingreeks met daarin één huisnummer en eventueel huisletter en toevoeging opgenomen. De BAG identificatie van de verblijfsobjecten met het laagste en hoogste huisnummer wordt opgenomen. Als bij het pand maar één nummeraanduiding hoort, wordt de bijbehorende BAG identificatie opgenomen als laagste nummeraanduiding. Ten behoeve van visualisatie zijn het punt waar de nummeraanduidingreeks moet worden gevisualiseerd en eventueel de rotatiehoek opgenomen. |
Overzicht attributen | «BGT»nummeraanduidingreeks [1-1] |
«BGT»identificatieBAGVBOLaagsteHuisnummer [1-1] | |
«BGT»identificatieBAGVBOHoogsteHuisnummer [0-1] |
Naam attribuut | nummeraanduidingreeks |
---|---|
Stereotype | «BGT» «attribuuttype» |
Herkomst attribuut | BGT |
Code attribuut | 60.3.1 |
Definitie attribuut | Bevat de reeks nummeraanduidingen behorend bij het pand ten behoeve van visualisatie. |
Waardetype attribuut | Label |
Waardenverzameling | |
Multipliciteit | [1-1] |
Datum opname | |
Indicatie materiële historie | Nee |
Indicatie formele historie | Ja |
Indicatie authentiek | Authentiek |
Toelichting attribuut | Om een reeks nummeraanduidingen op te nemen ten behoeve van visualisatie. Dit wordt geautomatiseerd afgeleid uit de BAG, waarbij het laagste en hoogste huisnummer van nummeraanduidingen van verblijfsobjecten in een pand worden weergegeven. - Voor hoekpanden waarbij verblijfsobjecten uit verschillende openbare ruimten zijn opgenomen, is het mogelijk om meerdere nummeraanduidingreeksen op te nemen. - Meerdere huisnummers in een pand worden niet individueel afgebeeld, laat staan de bijbehorende huisletters en toevoegingen. |
Naam attribuut | identificatieBAGVBOLaagsteHuisnummer |
---|---|
Stereotype | «BGT» «attribuuttype» |
Herkomst attribuut | BGT |
Code attribuut | 60.3.2 |
Definitie attribuut | Identificatie in de BAG registratie van het verblijfsobject met het laagste huisnummer behorende tot de reeks. |
Waardetype attribuut | CharacterString |
Waardenverzameling | |
Multipliciteit | [1-1] |
Datum opname | |
Indicatie materiële historie | Nee |
Indicatie formele historie | Ja |
Indicatie authentiek | Authentiek andere registratie |
Toelichting attribuut |
Naam attribuut | identificatieBAGVBOHoogsteHuisnummer |
---|---|
Stereotype | «BGT» «attribuuttype» |
Herkomst attribuut | BGT |
Code attribuut | 60.3.3 |
Definitie attribuut | Identificatie in de BAG registratie van het verblijfsobject met het hoogste huisnummer behorende tot de reeks. |
Waardetype attribuut | CharacterString |
Waardenverzameling | |
Multipliciteit | [0-1] |
Datum opname | |
Indicatie materiële historie | Nee |
Indicatie formele historie | Ja |
Indicatie authentiek | Authentiek andere registratie |
Toelichting attribuut |
Naam samengesteld attribuut | NEN3610ID |
---|---|
Definitie samengesteld attribuut | Identificatiegegevens voor de universeel unieke identificatie van een object. |
Stereotype | «dataType» «BGT» «groepattribuuttype» |
Herkomst samengesteld attribuut | - |
Toelichting samengesteld attribuut | De combinatie van namespace van een registratie, lokale identificatie en versie informatie maken een object uniek identificeerbaar. Met het NEN3610ID kun je daardoor met zekerheid verwijzen naar het geïdentificeerde object. |
Overzicht attributen | «BGT»namespace [1-1] |
«BGT»lokaalID [1-1] |
Naam attribuut | namespace |
---|---|
Stereotype | «BGT» «attribuuttype» |
Herkomst attribuut | BGT |
Code attribuut | 10.1.1 |
Definitie attribuut | Unieke verwijzing naar een registratie van objecten. |
Waardetype attribuut | CharacterString |
Waardenverzameling | |
Multipliciteit | [1-1] |
Datum opname | |
Indicatie materiële historie | Nee |
Indicatie formele historie | Nee |
Indicatie authentiek | Authentiek |
Toelichting attribuut | Het attribuut ‘namespace’ is een unieke verwijzing naar de registratie die de identificatie uitdeelt. Deze lijst van registraties wordt beheerd door de beheerder van NEN3610. Binnen Nederland zal deze namespace vrijwel altijd met ‘NL.’ beginnen. De volgende karakters mogen in een namespace aanduiding voorkomen: {”A” …”Z”, “a”…”z”,”0”…”9”, “_”, “-“, “,”,”.”} |
Naam attribuut | lokaalID |
---|---|
Stereotype | «BGT» «attribuuttype» |
Herkomst attribuut | BGT |
Code attribuut | 10.1.2 |
Definitie attribuut | Unieke identificatiecode binnen een registratie. |
Waardetype attribuut | CharacterString |
Waardenverzameling | |
Multipliciteit | [1-1] |
Datum opname | |
Indicatie materiële historie | Nee |
Indicatie formele historie | Nee |
Indicatie authentiek | Authentiek |
Toelichting attribuut | LokaalID is de identificatiecode die een object heeft binnen een (lokaal) registratie. De volgende karakters mogen in een lokaalID voorkomen: {”A” …”Z”, “a”…”z”,”0”…”9”, “_”, “-“, “,”,”.”} Dit is de IMGeo identificatie. Een betekenisloos nummer. |
Naam samengesteld attribuut | Label |
---|---|
Definitie samengesteld attribuut | Een samengesteld attribuut voor verwijzing naar een te plaatsen labeltekst en positie daarvan. |
Stereotype | «dataType» «BGT» «groepattribuuttype» |
Herkomst samengesteld attribuut | - |
Toelichting samengesteld attribuut | |
Overzicht attributen | «BGT»tekst [1-1] |
«BGT»positie [1-*] |
Naam attribuut | tekst |
---|---|
Stereotype | «BGT» «attribuuttype» |
Herkomst attribuut | BGT |
Code attribuut | 11.10.1 |
Definitie attribuut | Tekst voor het label. |
Waardetype attribuut | CharacterString |
Waardenverzameling | |
Multipliciteit | [1-1] |
Datum opname | |
Indicatie materiële historie | Nee |
Indicatie formele historie | zie groep |
Indicatie authentiek | |
Toelichting attribuut |
Naam attribuut | positie |
---|---|
Stereotype | «BGT» «attribuuttype» |
Herkomst attribuut | BGT |
Code attribuut | 11.10.2 |
Definitie attribuut | Labelpositie, samengesteld uit plaatsingspunt en rotatiehoek. |
Waardetype attribuut | Labelpositie |
Waardenverzameling | |
Multipliciteit | [1-*] |
Datum opname | |
Indicatie materiële historie | Nee |
Indicatie formele historie | Nee |
Indicatie authentiek | Zie groep |
Toelichting attribuut |
Naam samengesteld attribuut | Labelpositie |
---|---|
Definitie samengesteld attribuut | Locatie waar een label ten behoeve van visualisatie moet worden afgebeeld. |
Stereotype | «dataType» «BGT» «groepattribuuttype» |
Herkomst samengesteld attribuut | - |
Toelichting samengesteld attribuut | Ten behoeve van visualisatie zijn opgenomen het geometriepunt en eventuele rotatie die gewenst is bij het tonen van de naam. |
Overzicht attributen | «BGT»plaatsingspunt [1-1] |
«BGT»hoek [1-1] |
Naam attribuut | plaatsingspunt |
---|---|
Stereotype | «BGT» «attribuuttype» |
Herkomst attribuut | BGT |
Code attribuut | 11.10.2.1 |
Definitie attribuut | Coördinaten voor de locatie waar het label moet worden getoond. |
Waardetype attribuut | GM_Point |
Waardenverzameling | |
Multipliciteit | [1-1] |
Datum opname | |
Indicatie materiële historie | Nee |
Indicatie formele historie | Nee |
Indicatie authentiek | Authentiek |
Toelichting attribuut |
Naam attribuut | hoek |
---|---|
Stereotype | «BGT» «attribuuttype» |
Herkomst attribuut | BGT |
Code attribuut | 11.10.2.2 |
Definitie attribuut | De rotatie van het label bij visualisatie, met de klok mee ten opzichte van de normale tekstrichting. |
Waardetype attribuut | Real |
Waardenverzameling | |
Multipliciteit | [1-1] |
Datum opname | |
Indicatie materiële historie | Nee |
Indicatie formele historie | Nee |
Indicatie authentiek | Authentiek |
Toelichting attribuut |
Hieronder volgt een specificatie van de domeinwaarden en hun definities voor de relevante attributen. De domeinwaarden bij een attribuut hebben een vaste volgorde. Deze volgorde geeft waar nodig een hiërarchie aan, die van belang is bij elkaar kruisende objecten, waarbij de eerstgenoemde domeinwaarde de belangrijkste is.
bestaand | Situatie waarin het object wordt / kan worden gebruikt voor het doel waarvoor het is gebouwd / aangelegd. (bron: IMGEO 1.0) |
---|
OV-baan | Wegdeel dat uitsluitend is bestemd en gemarkeerd voor openbaar vervoer en afgescheiden is van de andere wegdelen niet uitsluitend door markering. (bron: BGT) |
---|---|
overweg | Een gelijkvloerse kruising van een wegdeel en een wegdeel type ov-baan met spoor type trein of sneltram. (bron: BGT) |
spoorbaan | Gebaand gedeelte voor het verkeer over rails. (bron: NEN 3610) |
baan voor vliegverkeer | Wegdeel uitsluitend bedoeld voor vliegverkeer. (bron: BGT) |
rijbaan autosnelweg | Wegdeel dat onderdeel is van een weg uitsluitend bestemd voor snelverkeer en met gescheiden rijbanen en ongelijkvloerse kruisingen. (bron: BGT) |
rijbaan autoweg | Wegdeel dat onderdeel is van een weg uitsluitend bestemd voor snelverkeer. (bron: BGT) |
rijbaan regionale weg | Wegdeel dat onderdeel is van een weg die een verbinding vormt tussen bewoonde oorden of tussen wijken binnen een dorp of stad waarbij er een, meestal fysieke, scheiding is tussen langzaam verkeer en snelverkeer. (bron: BGT+CROW) |
rijbaan lokale weg | Wegdeel dat onderdeel is van een weg van lokaal belang. (bron: BGT) |
fietspad | Weg uitsluitend bestemd voor fietsers en/of bromfietsers of een deel van een weg bestaande uit een oranjekleurige verhardingstrook met daarop een wit rijwielsymbool. (bron: CROW) |
voetpad | Wegdeel waar voetgangers gebruik van moeten maken. (bron: BGT) |
voetpad op trap | Voetpad op verkeersinfrastructurele voorziening bestaande uit een constructie van treden, waarop men een hoger of lager gelegen plaats kan bereiken. (bron: BGT) |
ruiterpad | Een wegdeel primair aangelegd voor het gebruik door ruiters. (bron: BGT) |
parkeervlak | Wegdeel bestemd voor het parkeren van motorvoertuigen. (bron: IMGEO 1.0) |
voetgangersgebied | Wegdeel alleen voor het gebruik door voetgangers, waarbij het door voetgangers te gebruiken gebied de volle breedte van de weg beslaat en het gebied een nadrukkelijk openbaar karakter heeft. (bron: IMGEO 1.0) |
inrit | Toegangswegen, oprijlanen en dergelijke met verkeersfunctie die leiden naar erven en terreinen. (bron: BGT |
woonerf | Wegdeel waar de verblijfsfunctie (lopen, spelen, ontmoeten enzovoorts) prioriteit heeft boven de verkeersfunctie. (bron: IMGEO 1.0) |
gesloten verharding | Verharding bestaande uit een materiaal dat niet verwijderbaar is zonder definitieve destructie, zoals bijvoorbeeld bitumen, cement of kunststof. (bron: IMGEO 1.0) |
---|---|
open verharding | Verharding gevormd door in verband aangebrachte elementen van beperkte afmetingen, zoals bijvoorbeeld klinkers en tegels. (bron: IMGEO 1.0) |
half verhard | Verharding bestaande uit een door verdichting gebonden materiaal, of onsamenhangend materiaal. (bron: BGT) |
onverhard | Wegdelen waar geen verharding of aaneengesloten vegetatie aanwezig is. (bron: IMGEO 1.0) |
verkeerseiland | Ondersteunend wegdeel van beperkte omvang, uitgevoerd als verhoging of wegmarkering, dat wordt omsloten door wegdelen en ten doel heeft verkeersstromen te scheiden. (bron: CROW) |
---|---|
berm | Een strook grond langs een weg of spoorweg. (bron: BGT) |
gesloten verharding | Verharding bestaande uit een materiaal dat niet verwijderbaar is zonder definitieve destructie, zoals bijvoorbeeld bitumen, cement of kunststof. (bron: BGT) |
---|---|
open verharding | Verharding gevormd door in verband aangebrachte elementen van beperkte afmetingen, zoals bijvoorbeeld klinkers en tegels. (bron: BGT) |
half verhard | Verharding bestaande uit een door verdichting gebonden materiaal, of onsamenhangend materiaal. (bron: BGT) |
onverhard | Wegdelen waar geen verharding of aaneengesloten vegetatie aanwezig is. (bron: BGT) |
groenvoorziening | Terreindeel met aangelegde beplanting, meestal gras, heesters of struiken. (bron: BGT) |
trein | Spoor voor een railvoertuig voor de langere afstand dat sneller dan 45 km per uur kan, bestaande uit een enkele of een reeks van locomotieven, treinstellen en/of wagons. (bron: BGT) |
---|---|
sneltram | Spoor voor een boven- danwel ondergrondse interlokale tram met een vrije baan. (bron: BGT) |
tram | Spoor voor een railvoertuig voor personenvervoer voor de korte afstand. (bron: BGT) |
niet-bgt | Het object is geen BGT object. (bron: BGT 1.1) |
erf | Terreindeel dat bij een pand of overig bouwwerk hoort, dat niet nader wordt ingewonnen en dat bestaat uit een mengvorm van begroeiing, verharding, en/of water. (bron: IMGEO 1.0) |
---|---|
gesloten verharding | Verharding bestaande uit een materiaal dat niet verwijderbaar is zonder definitieve destructie, zoals bijvoorbeeld bitumen, cement of kunststof. (bron: IMGEO 1.0) |
open verharding | Verharding gevormd door in verband aangebrachte elementen van beperkte afmetingen, zoals bijvoorbeeld klinkers en tegels. (bron: IMGEO 1.0) |
half verhard | Verharding bestaande uit een door verdichting gebonden materiaal, of onsamenhangend materiaal. (bron: BGT) |
onverhard | Terreindeel waar geen verharding of aaneengesloten vegetatie aanwezig is, niet zijnde zand. Braakliggend valt hier wel onder. (bron: IMGEO 1.0) |
zand | Terreindeel dat grotendeels bedekt is met zand. (bron: BGT) |
loofbos | Terreindeel begroeid met een dusdanige aantal loofbomen dat deze een min of meer gesloten geheel vormen of, na volgroeiing van de bomen, zullen vormen. (bron: BGT) |
---|---|
gemengd bos | Terreindeel begroeid met een dusdanige aantal naald- en loofbomen dat deze een min of meer gesloten geheel vormen of, na volgroeiing van de bomen, zullen vormen. (bron: BGT) |
naaldbos | Terreindeel begroeid met een dusdanige aantal naaldbomen dat deze een min of meer gesloten geheel vormen of, na volgroeiing van de bomen, zullen vormen. (bron: BGT) |
heide | Terreindeel overwegend begroeid met heide en heideachtige vegetaties. (bron: BGT) |
struiken | Terreindeel bedekt met niet-gecultiveerde (natuurlijke), lage, houtachtige, overblijvende planten gekenmerkt door verschillende vertakkingen dicht bij de wortel en afwezigheid van opvallende stammen. (bron: BGT) |
houtwal | Terreindeel zijnde een afscheiding met beperkte breedte en beplant met bomen of struiken. (bron: BGT) |
duin | Verhoging of heuvel van zand of fijne losse aarde en verpulverd gesteente opgeworpen door wind of door stromend water. (bron: ) |
grasland overig | Terreindeel met een vegetatie bestaande uit grassen en of grasachtigen, en met de in graslanden voorkomende kruiden, dat niet in gebruik is voor agrarische doeleinden. (bron: BGT) |
moeras | Terreindeel met moerasvegetatie in stilstaand water van geringe diepte zonder merkbare toe- of afvloeiing. (bron: BGT) |
rietland | Terreindeel overwegend begroeid met rietvegetatie. (bron: BGT) |
kwelder | Buitendijks gelegen aangeslibd land van een wad, dat bij gewone vloed niet meer onder loopt. (bron: aquo) |
fruitteelt | Terreindeel begroeid met fruitbomen in de vorm van hoogstam en laagstamboomgaard, druiven of kleinfruit. (bron: BGT) |
boomteelt | Grond in gebruik voor het kweken van jonge siergewassen, bomen enz. ten behoeve van een later gebruik elders. (bron: CROW) |
bouwland | Terreindeel in gebruik als akker, met gewassen die in een teelt roulatieschema zijn opgenomen. Kan tijdelijk zonder gewas zijn of braak liggen. (bron: BGT) |
grasland agrarisch | Terreindeel met een vegetatie bestaande uit grassen en of grasachtigen, en met de in graslanden voorkomende kruiden, zijnde cultuurgrasland dat in gebruik is voor de veeteelt, bijvoorbeeld als weiland of als hooiland. (bron: BGT) |
groenvoorziening | Terreindeel met aangelegde beplanting, meestal gras, heesters of struiken. (bron: BGT) |
zee | Uitgestrekt oppervlak zout water. (bron: IMGEO 1.0) |
---|---|
waterloop | Een voor de waterbeheersing bestemde geul die meestal permanent water bevat (zoals rivier, kanaal, beek, sloot, gracht). (bron: BGT) |
watervlakte | Alle oppervlakken die vrij permanent met zoet water zijn bedekt. (zoals meer, plas, ven, vijver). (bron: IMGEO 1.0) |
greppel, droge sloot | Een ten behoeve van de waterbeheersing gegraven geul die al dan niet met water bedekt is. (bron: IMGEO 1.0) |
oever, slootkant | De strook land die in direct contact staat met water, inclusief het gebied tussen de hoogwaterlijn en laagwaterlijn. (bron: Inspire) |
---|---|
slik | Buitendijks aangeslibde, onbegroeide grond die bij vrijwel elk hoogwater onderloopt. (bron: aquo) |
overkapping | Een afzonderlijk staande overdekking rustend op kolommen. (bron: BGT) |
---|---|
open loods | Niet verplaatsbaar licht gebouw met een open gevel, bestemd als berg- of werkplaats of als tijdelijk onderdak voor andere doeleinden. (bron: BGT) |
opslagtank | Opslagfaciliteit voor vloeistoffen, gassen of energie. (bron: BGT) |
bezinkbak | Een gesloten reservoir waarin het afvalwater tijdelijk wordt opgevangen met een slibreinigende voorziening. (bron: BGT) |
windturbine | Turbine waarin winddruk omgezet wordt in mechanische energie. (bron: BGT) |
lage trafo | Bouwwerk waarin transformator(en) zijn geplaatst voor elektriciteitsvoorziening. (bron: BGT) |
bassin | Waterbak, zoals een zwembad of een dok. (bron: BGT) |
hoogspanningsmast | Metalen mast of stellage ter ondersteuning van geleidedraden voor het transport van elektriciteit met een hoog voltage. (bron: IMGEO 1.0) |
---|---|
gemaal | Een kunstwerk in principe bedoeld om water van een laag peil naar een hoog peil te brengen. (bron: BGT) |
perron | Verhoogde constructie langs een spoorrail of tramrail voor het in- en uitstappen van passagiers of voor het laden en lossen van goederen. (bron: BGT) |
sluisdeur | Het beweegbare deel van een kunstmatige waterkering die de verbinding tussen twee wateren kan afsluiten of openstellen en daartoe van deuren of schuiven is voorzien. (bron: BGT) |
strekdam | Constructie in het water ter verdediging van de kust/oever. (bron: IMGEO 1.0) |
steiger | Vaste (niet drijvende) waterbouwkundige constructie voor het aanleggen van schepen en bedoeld om deze schepen vanaf de wal te laden en te lossen. (bron: IMGEO 1.0) |
stuw | Een constructie met een vaste drempel of een beweegbare klep, die dient om de waterstand boven- en benedenstrooms te regelen. (bron: BGT) |
muur | Een scheiding gemaakt van steen. (bron: BGT) |
---|---|
kademuur | Verticale wand ter scheiding van land en water, opgebouwd uit een muur van gemetselde stenen of gestort beton. (bron: BGT) |
geluidsscherm | Een scheiding bedoeld om geluidshinder in de buitenlucht te verminderen. (bron: BGT) |
damwand | Een grondkerende constructie die bestaat uit een verticaal in de grond geplaatste wand. (bron: BGT) |
walbescherming | Een nagenoeg verticale wand tot kering van grond om afkalving van water te voorkomen, niet zijnde een kademuur. (bron: IMGEO 1.0) |
hek | Een hekwerk of schutting, typisch ten behoeve van erfafscheiding. (bron: BGT) |
Weg | Gebaand gedeelte voor het wegverkeer en vliegverkeer te land. (bron: NEN 3610:2011) |
---|---|
Water | Grondoppervlak in principe bedekt met water. (bron: NEN 3610:2011) |
Spoorbaan | Gebaand gedeelte voor het verkeer over rails. (bron: NEN 3610:2011) |
Terrein | Door een fysiek voorkomen gekarakteriseerd zichtbaar begrensd stuk grond. (bron: NEN 3610:2011) |
Kunstwerk | Civiel-technisch werk voor de infrastructuur van wegen, water, spoorbanen, waterkeringen en/of leidingen en niet bedoeld voor permanent menselijk verblijf. (bron: NEN 3610:2011) |
Landschappelijk gebied | Definitie ontbreekt in de BAG. (bron: -) |
Administratief gebied | Een niet tastbaar begrensd grondoppervlak dat als eenheid geldt voor bestuurlijke verantwoordelijkheid, voor bedrijfsvoering, waarbinnen een specifieke rechtsverhouding te onderscheiden is of waarvoor een specifieke functie of bestemming geldt. (bron: aquo) |
kering | Een waterkerende en / of scheidende, kunstmatige of natuurlijke hoogte of hooggelegen gronden inclusief de daarin aanwezige waterkerende elementen. (bron: aquo) |
---|---|
niet-bgt | Het object is geen BGT object. (bron: BGT 1.1) |
terrestrisch | De geometrie is ingewonnen middels terreinbezoek. (bron: BGT) |
---|---|
laser | De geometrie is met behulp van een laserscanner ingewonnen. (bron: BGT) |
fotogrammetrisch | De geometrie is ingewonnen vanaf daartoe geschikte (digitale) foto's, meestal luchtfoto's. (bron: BGT) |
panoramabeelden | De geometrie is vanaf panoramafoto's ingewonnen. (bron: BGT) |
geenWaarde | Element heeft in werkelijkheid geen waarde. (bron: NEN 3610:2011) |
---|---|
nietOndersteund | Zender houdt in zijn registratie geen waarde voor dit attribuut bij. Geldt voor alle objecten van dit objecttype. (bron: NEN 3610:2011) |
waardeOnbekend | Element is verplicht maar de waarde is bij de zender niet bekend. (bron: NEN 3610:2011) |
vastgesteldOnbekend | Er is vastgesteld dat de waarde van het attribuut onbekend is en hoogst waarschijnlijk niet meer kan worden achterhaald (bijvoorbeeld omdat het brondocument onleesbaar is of het object niet meer bestaat in de werkelijkheid). (bron: NEN 3610:2011) |
nietGeautoriseerd | Deze zender vindt dat de ontvanger niet geautoriseerd is om de waarde te kennen. (bron: NEN 3610:2011) |
Dit hoofdstuk beschrijft de regels en aandachtspunten voor het afbakenen van BGT-objecten. Voor de inwinning is het van belang dat er naast de tekst ook visuele ondersteuning beschikbaar is. Hiervoor dient het BGT Objectenhandboek.
Om de wegdelen in te delen wordt een ordeningsprincipe gehanteerd. De verzameling wegdelen wordt ingedeeld naar de functie van het wegdeel en naar het fysieke voorkomen.
Het attribuut fysiek voorkomen geldt voor het gehele wegdeel. Een overgang van fysiek voorkomen is dus altijd ook een grens tussen twee wegdelen. Het gaat hierbij over het voorkomen waarmee het wegdeel overwegend is bedekt. Voor minimale stukjes, 5m2, met andere verharding hoeft geen apart wegdeel te worden gevormd.
Bestrate gedeelten in voor- en achtertuinen van panden worden beschouwd als onderdeel van het erf (onbegroeid terreindeel) en worden niet nader ingewonnen.
Brandgangen, met een openbaar karakter en waarvan de breedte >0,90 m bedraagt, worden opgenomen tot de bebouwingslijn van gebouwen als wegdeel type voetpad. Brandgangen met een ontsluitingsfunctie van kennelijk openbaar terrein worden altijd opgenomen.
Voorbeeld van weg- en terreindelen
De kruinlijn moet bij het wegdeel worden opgenomen indien de helling een verhouding heeft van verticaal:horizontaal van 1:4 of steiler en het hoogteverschil > 1 m bedraagt.
Eén van de zijden van het wegdeel valt altijd samen met de kruinlijn, zijnde bovenkant talud. De coördinaten van de kruinlijn zijn identiek met die van de objectbegrenzing ter plaatse. Het gedeelte van een object dat op het talud ligt, is altijd een apart begrensd vlak ten opzichte van het deel van het object dat niet op het talud ligt.
Als er meer dan een objecttype op een talud ligt, bevat alleen het hoogst gelegen object een kruinlijngeometrie. De coördinaten van de kruinlijn zijn identiek aan de coördinaten van de objectbegrenzing die samenvalt met de kruinlijn.
Het begin van een wegdeel van een auto(snel)weg wordt aangegeven middels een bord G01 (autosnelweg) en G03 (autoweg). Dit kan zijn ter plaatse van een kruispunt. In de praktijk staat zo'n bord nooit precies op het kruispunt, maar enkele meter verder, de praktische werking van het bord geldt vanaf dat kruispunt.
Een autosnelweg kan ook beginnen zonder dat er kruispunt aanwezig is.
Het beëindigen van een wegdeel van een auto(snel)weg kan gebeuren door een bord G2 (einde autosnelweg) of G04 (einde autoweg). Een autoweg kan ook eindigen bij een kruispunt. Het bord G03 moet namelijk ná elk kruispunt worden herhaald.
Een autosnelweg kan ook eindigen zonder aanwezig kruispunt. Dan wordt het bord G2 gebruikt en gaat de weg over in een regionale weg.
Bij een autoweg is er sprake van een, meestal fysieke, scheiding tussen langzaam verkeer en snelverkeer.
Samenvattend geldt dat voor het begin en einde van een wegdeel van een auto(snel)weg de plaats van het bord bepalend is, op basis van de betekenis in het RVV 1990.
Molgoten langs wegdelen maken deel uit van dat wegdeel, ook als zij uit een andere verharding bestaan. De buitenzijde van de molgoot vormt de begrenzing van het wegdeel met vrijwel gelijke hoogte.
Een afsluitende band hoort bij het wegdeel, verkeerseiland of berm dat gelijk ligt met de bovenzijde van de band.
Fietspaden vormen BGT inhoud indien aangeduid met een blauw bord met daarop een wit rijwiel (bord G11 of G12a), of een blauw of zwart bord met daarop de tekst “FIETSPAD” of “RIJWIELPAD” (bord G13). In IMGeo mogen stroken oranjekleurige verharding voorzien van een wit rijwielsymbool worden opgenomen als fietspad.
Aaneengesloten parkeervakken die zijn bedoeld voor één voertuig, worden ingewonnen als één aaneengesloten wegdeel waarbij functieWeg de waarde ‘parkeervlak’ heeft.
Uitsparingen in wegdelen, meestal van het type voetpad, voor stedelijk groen worden niet afzonderlijk ingwonnen indien <5 m2. Het wegdeel wordt daarbij geacht door te lopen.
Belijning, kleur en symboliek zijn geen begrenzingen van wegdelen, zoals rijbanen, OV-banen en parkeervakken. Een uitzondering geldt voor de oranjekleurige fietsstroken voorzien van een wit rijwielsymbool. Deze worden ingewonnen als fietspad.
Inritten (toegangswegen, oprijlanen) naar erven en terreinen vormen BGT inhoud wanneer ze langer zijn dan 25 m. Kortere inritten kunnen worden opgenomen in IMGeo.
Dit object kent een onderverdeling in de typen verkeerseiland en berm. Berm kent als fysiek voorkomen de verschillende verhardingssoorten en groenvoorziening.
In de regel is dit object scherp begrensd met het aanliggende wegdeel door bijvoorbeeld een band of de kant van de verharding. Als een berm bestaat uit een deel verhard en een deel begroeid, ontstaan er voor de BGT twee objecten OndersteunendWegdeel.
De niet-wegdeel begrenzing van een begroeide berm met een aanliggend begroeid terrein zal niet altijd even duidelijk herkenbaar zijn. Als begrenzing hanteert men dan een herkenbare overgang met een ander gewas of een ander maairegime.
Bij een naast een wegdeel liggend waterdeel geldt dat als de afstand tussen wegdeel en kant insteek > 30 cm bedraagt, het deel daartussen als berm wordt opgenomen. Mogelijke waterbegrenzingen staan beschreven bij Waterdeel.
De kruinlijn moet bij het ondersteunend wegdeel worden opgenomen indien de helling een verhouding heeft van verticaal:horizontaal van 1:4 of steiler en het hoogteverschil >1m bedraagt. Eén van de zijden van het ondersteunend wegdeel valt altijd samen met de kruinlijn, zijnde bovenkant talud. De coördinaten van de kruinlijn zijn identiek met die van de objectbegrenzing ter plaatse. Het gedeelte van een object dat op het talud ligt is altijd een apart begrensd vlak ten opzichte van het deel van het object dat niet op het talud ligt.
Als er meer dan een objecttype op een talud ligt, bevat alleen het hoogst gelegen object een kruinlijngeometrie. De coördinaten van de kruinlijn zijn identiek aan de coördinaten van de objectbegrenzing die samenvalt met de kruinlijn.
Het midden tussen de twee staven van een spoor, de as van het spoor, wordt als lijn vastgelegd.
De as van elk afzonderlijk spoor wordt weergegeven.
Om de onbegroeide terreindelen in te delen is het fysieke voorkomen bepalend.
Uitsparingen voor stedelijk groen in onbegroeid terrein van het type gesloten, open of half verhard worden niet apart ingewonnen indien <5m2. Het onbegroeide terreindeel wordt dan geacht door te lopen. Als deze uitsparingen groter zijn dan 5m2 worden deze opgenomen als begroeid terreindeel.
Het attribuut fysiek voorkomen geldt voor het gehele onbegroeide terreindeel. Een overgang van fysiek voorkomen is dus altijd ook een grens tussen twee onbegroeide terreindelen. Het gaat hierbij over het voorkomen waarmee het onbegroeide terreindeel overwegend is bedekt. Voor minimale stukjes met andere verharding hoeft geen apart onbegroeid terreindeel te worden gevormd.
De kruinlijn moet bij het onbegroeid terreindeel worden opgenomen indien de helling een verhouding heeft van verticaal:horizontaal van 1:4 of steiler en het hoogteverschil >1m bedraagt. Een van de zijden van het onbegroeid terreindeel valt altijd samen met de kruinlijn, zijnde bovenkant talud. De coördinaten van de kruinlijn zijn identiek met die van de objectbegrenzing ter plaatse. Het gedeelte van een object dat op het talud ligt is altijd een apart begrensd vlak ten opzichte van het deel van het object dat niet op het talud ligt.
Als er meer dan een objecttype op een talud ligt, bevat alleen het hoogst gelegen object een kruinlijngeometrie. De coördinaten van de kruinlijn zijn identiek aan de coördinaten van de objectbegrenzing die samenvalt met de kruinlijn.
Aaneengesloten voor- en achtertuinen van panden worden als één onbegroeid terreindeel opgenomen met het type ‘erf’. Voor de BGT worden er binnen een erf geen tussenliggende scheidingen opgenomen. Eventueel kunnen ze als IMGeo inhoud worden vastgelegd.
Braakliggende grond in stedelijk gebied is een onbegroeid terreindeel met een fysiek voorkomen ‘onverhard’.
Deze terreindelen worden eveneens ingedeeld naar fysiek voorkomen en ook hier wordt, indien noodzakelijk, een kruinlijn opgenomen.
De kruinlijn moet bij het begroeid terreindeel worden opgenomen indien de helling een verhouding heeft van verticaal:horizontaal van 1:4 of steiler en het hoogteverschil >1m bedraagt. Een van de zijden van het begroeid terreindeel valt altijd samen met de kruinlijn, zijnde bovenkant talud. De coördinaten van de kruinlijn zijn identiek met die van de objectbegrenzing ter plaatse. Het gedeelte van een object dat op het talud ligt is altijd een apart begrensd vlak ten opzichte van het deel van het object dat niet op het talud ligt.
Om een terreindeel als loofbos af te bakenen dient het minimimum percentage loofboom groter dan of gelijk aan 90% te zijn.
Om een terreindeel als naaldbos af te bakenen dient het minimum percentage naaldboom groter dan of gelijk aan 90 % te zijn.
Om een terreindeel als gemengd bos af te bakenen dient het maximum percentage naaldboom of het maximum percentage loofboom kleiner dan 90% te zijn.
Bij deze percentages worden het eventueel aanwezige onderhout en smalle stroken loof- en of naaldbos gelegen naast of als uitloper van het bos buiten beschouwing gelaten.
De volgende paragrafen beschrijven op welke wijze land en water zijn gescheiden in de BGT.
De BGT kent vier typen waterdeel: · zee; · waterloop; · watervlakte; · greppel, droge sloot. En twee typen ondersteunend waterdeel: · oever, slootkant; · slik.
De kruinlijngeometrie wordt bij het ondersteunend waterdeel niet opgenomen. Impliciet is de – niet-waterbegrenzing – van een oever altijd de hoogste kant.
Voor de begrenzing van land en zee maakt de BGT onderscheid in de begrenzing langs de Noordzee enerzijds en die langs de Waddenzee en de Zuidwestelijke delta in Zeeland en Zuid-Holland anderzijds.
Onder waterlopen vallen rivieren, kanalen, beken, sloten en grachten.
Watervlakten zijn meren, plassen, vennen en vijvers. Ook havens vallen in de regel hieronder.
Greppels en droge sloten hebben een functie in de waterhuishouding.
Oevers en slootkanten zijn de delen die enerzijds begrensd worden door de waterlijn en anderzijds door een kant insteek.
Slikken zijn bij laagwater droogvallende delen. Zij komen uitsluitend voor in de Waddenzee en in de Zuidwestelijke delta.
In het algemeen geldt dat zichtbare topografie altijd als begrenzing voorkomt, in de beschreven situaties aangevuld met niet of niet-altijd zichtbare topografische begrenzingen.
Voor de begrenzing van terrein en water langs de Noordzee gebruikt de BGT de UNCLOS-basislijn. Deze basislijn valt onder verantwoording van de Dienst der Hydrografie van het ministerie van Defensie. Deze dienst voert deze taak uit op basis van het Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties uit 1982 "United Nations Convention on the Law of the Sea (UNCLOS)". Dit verdrag regelt de rechten die staten hebben op zee en de manier waarop buurstaten deze rechten begrenzen. Centraal in dit verdrag staat de basislijn, die het verloop van de kust definieert.
De Nederlandse basislijn is een combinatie van normale basislijnen en rechte (‘getrokken’) basislijnen. In tegenstelling tot de normale basislijn, zijn de rechte basislijnen onveranderlijk en bij Nederlandse wet vastgesteld. De rechte basislijnen vormen de afsluiting van zeegaten, en daarmee de begrenzing tussen de territoriale zee en de binnenwateren.
Sluit de basislijn een waterdeel af zoals onder meer van de Westerschelde, Nieuwe Waterweg en Waddenzee, dan vormt de basislijn de begrenzing van dat waterdeel met de Noordzee.
Een of enkele keren per jaar publiceert de Dienst der Hydrografie een nieuwe UNCLOS-basislijn. De dienst maakt gebruikers attent op deze wijzigingen, onder meer via de eigen website[^1] en via een mailing per e-mail.
[^1]: Zie www.hydro.nl
Langs de Noordzee bezit het onbegroeid terreindeel grenzend aan de basislijn het fysiek voorkomen ‘zand’.
Aan de ‘landzijde’ wordt het strand altijd begrensd door zichtbare topografie, zoals de overgang naar de duinen bestaande uit een hek of duinvoet. In het geval een kunstmatige aangelegde waterkering aanwezig is, zoals bij de Hondsbossche Zeewering, bestaat de begrenzing uit kademuur of walbescherming.
In deze wateren is altijd een kunstmatig aangelegde waterkering aanwezig in de vorm van een kademuur of walbescherming. Deze vormen altijd een begrenzing voor de BGT.
Daarnaast worden in deze wateren peilingen verricht voor het Lowest Astronomical Tide (LAT). Als de ligging daarvan beschikbaar is voor de BGT vormt het de scheiding tussen het waterdeel en het ondersteunend waterdeel type slik. Ontbreekt het LAT dan vormt de kunstmatige waterkering de scheiding tussen terrein en water.
In de BGT komt bij rivieren of een begrenzing voor in de vorm van een kademuur of walbescherming, of een oever. Van nature komt er een variabel peil voor. In de grote, bevaarbare rivieren hanteert Rijkswaterstaat hier een peil met de naam Overeengekomen Lage Rivierwaterstand (OLR). Als een presentatie van dit peil beschikbaar is, vormt het voor de BGT de begrenzing van waterdeel met ondersteunend waterdeel type oever. Bij het ontbreken van het OLR vormt het laagste streefpeil, eveneens onder verantwoording van Rijkswaterstaat, deze begrenzing. Is de ligging van een peil niet beschikbaar voor de BGT dan vormt de kunstmatige waterkering de scheiding tussen terrein en water.
Bij meren komen kunstmatig aangelegde waterkeringen voor in de vorm van een kademuur of walbescherming, soms is er sprake van een oever. Als een kunstmatige waterkering aanwezig is in de vorm van een kademuur of walbescherming vormt dit de begrenzing van terrein en water. Bij het ontbreken daarvan vormt het object begrensd door waterlijn en de bovenzijde van een herkenbare insteek een ondersteunend waterdeel type oever/slootkant.
In meren wordt een streefpeil beheerd door bemalen en/of spuien. Als de ligging van een peil bekend is en de horizontale afstand tussen een herkenbare insteek bedraagt 1m of meer dan ontstaat in de BGT een ondersteunend waterdeel van het type oever. Waar sprake is van meerdere streefpeilen, wordt uitgegaan van het laagste niveau of ondergrenspeil.
Hier geldt onderstaand stroomdiagram. Als kant water de begrenzing van objecten vormt, geldt dat dit een presentatie is van het laagst mogelijke streefpeil ter plaatse. Als de horizontale afstand tussen waterlijn en de bovenkant van een herkenbare insteek 1m of meer bedraagt dan ontstaat in de BGT een ondersteunend waterdeel van het type oever/slootkant.
Stroomdiagram
De BGT bevat alleen die objecten die de bestaande situatie in de werkelijkheid representeren. Uitsluitend panden die in de BAG voorkomen met de volgende status maken met hun grondvlakgeometrie deel uit van de BGT: • ‘Bouw gestart’; • ‘Pand in gebruik (niet ingemeten)’; • ‘Pand in gebruik’; • ‘Sloopvergunning verleend’; • ‘Pand buiten gebruik’.
De voorwaarde is wel dat deze panden al zijn ingemeten en/of dat het gaat om bestaande panden, waarvoor een bouwvergunning is verleend.
De grondvlakgeometrie is daar waar de ‘footprint’ van het pand de ondergrond raakt (rh = 0).
Voor panden die in hun geheel boven water liggen, bijvoorbeeld een brugwachtershuis dat aan een brug hangt, geldt dat dit pand in de BGT voorkomt met een relatieve hoogte (rh) > 0, in ieder geval ligt het hoger dan het water waar het zich boven bevindt.
Uitstulpingen in gevels, zoals steunberen, behoren tot de pandgeometrie als de afmetingen groter zijn dan 30x30cm. Als zij kleiner zijn, worden zij niet opgenomen (generalisatie). Als zich op de hoeken van een gebouw uitstulpingen bevinden < 30 cm wordt de lijn die over de uiteinden van deze uitstulpingen loopt, beschouwd als gevellijn voor het pand. De gevel van erkers en schoorstenen, die meer dan 30 cm buiten de doorgaande gevellijn van de voorgevel liggen, behoren tot de geometrie van het pand. Indien de grondvlakgeometrie van een pand uit meerdere losse vlakken bestaat, worden deze in één multivlak vastgelegd. Kolommen van een dak, luifel of uitbouw (overbouw) van een pand behoren tot de grondvlakgeometrie als de kleinste afmeting (rechthoekzijde of middellijn) op het grondvlak meer dan 30 cm bedraagt.
Aandachtspunten Voor veel panden is de grondvlakgeometrie overgenomen door de BAG als geometrie voor de buitenomtrek van het pand omdat deze geometrieën identiek zijn, met inachtneming van de in vorige paragraaf vermelde twee regels.
De geometrie is waar het grondvlak van het overig bouwwerk de ondergrond raakt.
Bassins en bezinkbakken bij zuiveringsinstallaties zijn geen waterdelen, maar worden geclassificeerd als overig bouwwerk.
Zwembaden worden als type bassin vastgelegd.
Alleen bovengrondse opslagtanks worden opgenomen.
Bij overkappingen wordt de grondvlakgeometrie van de pilaren (footprint) waarop de overkapping rust geregistreerd wanneer de afmetingen (rechthoekzijde of middellijn) ≥ 0,30 m bedraagt.
Het afdak van de overkapping is eventueel IMGeo inhoud.
Er is sprake van een overbrugging wanneer een van de onderdelen bestaat uit een afzonderlijk dek dat op een bak en/of pijlers rust. Dit in tegenstelling tot een tunnel, die uit een gesloten kokerconstructie met een in- en uitgang bestaat.
Delen van overbruggingen worden in de BGT niet verder getypeerd. Zo worden zowel het brugdek als de pijler van een overbrugging in de BGT aangeduid als overbruggingsdeel.
Eén van de in onderstaande tabel vermelde situaties zal voorkomen om een overbrugging in delen te kunnen opknippen.
Rij-ijzer of voeg | Object met hoogste hiërarchie | Uitwerking |
---|---|---|
Aanwezig | n.v.t. | A |
Niet aanwezig | Onder overbrugging | B |
Niet aanwezig | Op overbrugging | C |
Een schematische visualisatie van deze situaties staat in paragraaf 2.9.2 van het BGT IMGeo Objectenhandboek.
Indien een rij-ijzer of voeg zichtbaar is in het brugdek worden daarmee de overbrugging en de op de overbrugging gelegen objecten afgebakend volgens uitwerking A.
Indien er geen rij-ijzer of voeg zichtbaar is, dan is de uitwerking afhankelijk van de hiërarchie van de objecten ter plekke van de overbrugging. Van belang is het object met de hoogste hiërarchie op de overbrugging en het object met de hoogste hiërarchie onder de overbrugging. Voor de hiërarchie geldt de volgorde van het objecttype uit hoofdstuk 8 van deze gegevenscatalogus (wegen, onbegroeid terrein, begroeid terrein etc.). Is het objecttype gelijk dan geldt de volgorde van de attributen en domeinwaarden uit hoofdstuk 9. Als algemene regel geldt dat een waterdeel altijd niveau nul heeft. Water heeft in deze uitwerking de hoogste hiërarchie.
Ligt het object met de hoogste hiërarchie onder de overbrugging dan is de uitwerking volgens B. Ligt het object met de hoogste hiërarchie op de overbrugging dan is de uitwerking volgens C.
Voorbeelden zonder rij-ijzer of voeg in de overbrugging zijn:
Op de overbrugging loopt een weg (rijbaan lokale weg) met een fietspad. Eronder loopt een weg (rijbaan autoweg). De uitwerking is dan volgens B, omdat de functie van de weg onder de overbrugging eerder in de tabel met functies van wegen staat.
Op de overbrugging loopt een weg (rijbaan lokale weg, gesloten verharding) met een fietspad. Er onder loopt een weg (rijbaan lokale weg, open verharding). De uitwerking is dan volgens C, omdat de functie van de wegen gelijk is, maar de weg op de overbrugging staat eerder in de tabel met fysiek voorkomen van wegen.
Voor het toekennen van de niveau-aanduiding geldt de algemene regel dat een waterdeel onder of op een overbrugging (aquaduct) altijd niveau 0 heeft.
Verder geldt het attribuut relatieve hoogteligging voor elk afzonderlijk overbruggingsdeel, niet voor de gehele overbrugging.
Wegdelen krijgen dezelfde relatieve hoogte aanduiding als het overbruggingsdeel waarop zij liggen. Hierbij geldt één uitzondering: in de hierboven onder C beschreven situatie, heeft het op het brugdeel gelegen wegdeel niveau 0. Het brugdeel waarop dat wegdeel ligt, heeft één niveau lager: -1.Dit is vanwege het feit dat er geen overlappende objecten mogen voorkomen op niveau 0.
Het object dat onder deze overbrugging ligt, wordt onder meer opgeknipt door de projectie van de bovenliggende begrenzing van het wegdeel. Dit is vanwege de regel dat er een aaneengesloten oppervlakte op niveau 0 in de BGT moet voorkomen.
Pijlers van een overbrugging krijgen de niveauaanduiding van het object waarop zij staan en zullen dus een lagere waarde hebben voor dit attribuut dan het brugdek dat op de pijlers ligt. Het wegdeel dat daarop kan voorkomen, heeft dezelfde waarde voor de relatieve hoogteligging als het brugdek.
In het BGT Objectenhandboek zijn voornoemde uitwerkingen A, B en C schematisch gevisualiseerd.
Er is sprake van een tunnel wanneer deze bestaat uit een gesloten kokerconstructie met een in- en een uitgang. Bij overbruggingsdelen zoals bijvoorbeeld een viaduct is er altijd sprake van een afzonderlijk dek dat op een bak en/of pijlers rust.
De buitenste begrenzing van tunneldelen ligt onder het maaiveld en is niet zichtbaar. Opname daarvan in de BGT gebeurt aan de hand van beschikbare informatie, zoals bouwtekeningen. Dat geldt ook voor de in het tunneldeel gelegen wegdelen.
Interieur van tunnels, zoals (scheidings)muren, trappen, vormen geen BGT-inhoud, omdat dit nadere invulling is van CityGML LOD1 en hoger.
Zichtbare muren enzovoort die de buitenste delen van een tunnel vormen worden in de BGT als muur enzovoort geclassificeerd.
De relatieve hoogte van tunneldelen bedraagt altijd < 0. In tunneldelen ligt of liggen altijd één of meer wegdelen. Deze wegdelen bezitten dezelfde aanduiding voor relatieve hoogte als het tunneldeel waarin zij liggen.
Een kunstwerkdeel wordt opgenomen met de buitenste begrenzing die is bepaald door karakteristieke punten.
Als de breedte van het kunstwerkdeel <30cm is, wordt het object als lijn vastgelegd.
Kunstwerkdelen worden getypeerd naar het geheel waarvan zij deel uitmaken.
De aanduiding voor het kunstwerkdeel in de BGT heeft betrekking op die delen van het kunstwerk die nog niet als een ander object of objecttype tot de BGT- inhoud behoren.
Het kunstwerkdeel erft het attribuut relatieve hoogteligging van het object waarop het staat of ligt.
Alleen masten van het type hoogspanningsmast zijn onderdeel van de BGT. De voet van de mast wordt als multipunt of multivlak vastgelegd.
Als er geen afzonderlijke afmeting van de mastvoeten beschikbaar is, wordt elk hoekpunt van de omtrek om de mastvoeten als multipunt van de hoogspanningsmast geclassificeerd.
Als er afzonderlijke afmetingen van de mastvoeten bekend zijn, wordt elke mastvoet als multivlak van de hoogspanningsmast geclassificeerd wanneer de afmetingen van de mastvoet (rechthoekzijde of middellijn) ≥ 0,30 m bedraagt.
Bij een gemaal worden de eventueel aanwezige bakken waar het water door wordt geleid als gemaaldeel opgenomen in de BGT. De eventuele overige objecten zoals muren, kademuren, panden en overbruggingen vormen als zodanig inhoud van de BGT. Nadere typeringen van gemaal wordt beschouwd als beheerinformatie en niet opgenomen in de BGT.
Bij een sluis behoren alleen de sluisdeuren, in gesloten stand, tot BGT-inhoud. De eventuele overige objecten zoals muren, kademuren, panden en overbruggingen vormen als zodanig inhoud van de BGT. Nadere typeringen van sluis wordt beschouwd als beheerinformatie en niet opgenomen in de BGT.
Bij een stuw behoort uitsluitend de klep of schuif waarover het water kan stromen tot BGT-inhoud. De eventueel aanwezige bakken waar het water door wordt geleid, worden als stuwdeel opgenomen in de BGT. Eventuele overige objecten zoals muren, kademuren, panden en overbruggingen vormen als zodanig inhoud van de BGT.
De volgende scheidingen zijn BGT-inhoud: hekken, geluidsschermen, muren, kademuren en walbeschermingen.
Scheidingen worden als lijnobject vastgelegd als de breedte kleiner is dan 30cm. Bij scheidingen breder dan 30cm moet de buitenomtrek waar het object de grond raakt worden ingewonnen en vastgelegd als vlakgeometrie.
Een scheiding wordt vastgelegd waar het object de ondergrond raakt.
In de scheidingen worden onderbrekingen van <1m genegeerd. Doorgangen worden gezien als integraal onderdeel van de scheiding.
Scheidingen van het type hek die een minimale lengte van 10m en een minimale hoogte van 1m hebben, worden vastgelegd.
Scheidingen van de typen kademuur en walbescherming worden opgenomen aan de bovenzijde aan de waterkant. Kademuren breder dan 30cm worden ingewonnen als vlakobject; de omtrek van het object aan de bovenzijde wordt dan vastgelegd.
Scheidingen van het type muur, met een minimale lengte van 1m en met een minimale breedte van 30cm worden opgenomen. Een muur smaller dan 30cm wordt als lijnobject vastgelegd, een bredere muur als vlakobject. Muren met een minimale hoogte van 50cm worden vastgelegd.
In terreinen met een fysiek voorkomen ‘erf’ worden alleen die scheidingen opgenomen die direct aan de straatzijde zijn gelegen.
Ter ondersteuning bij het vaststellen welk objecttype het betreft, geldt onderstaande beslisboom voor muren en wanden.
Beslisboom afbakening van muren, wanden en dammen.
BAG | Basisregistratie Adressen en Gebouwen |
---|---|
BGT | Basisregistratie Grootschalige Topografie |
BRT | Basisregistratie Topografie |
CROW | Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in Grond-, Water-, Wegenbouw en Verkeerstechniek |
ETRS89 | European Terrestrial Reference System 1989 |
GBKN | Grootschalige Basiskaart Nederland |
GI | Geo-informatie |
GIS | Geografisch informatiesysteem |
GML | Geography Markup Language |
GPS | Global positioning system |
HTW | Handboek voor de technische werkzaamheden van het Kadaster |
ID | Identifier |
IHO | International Hydrographic Organization |
IMGeo | Informatiemodel geografie |
IMLG | Informatiemodel landelijk gebied |
IMOOV | Informatiemodel openbare orde en veiligheid |
IMWA | Informatiemodel water |
INSPIRE | Infrastructure for Spatial Information in Europe |
IT | Informatietechnologie |
I&S | Informatiemodel en specificaties |
LAT | Lowest Astronomical Tide |
LOD | Level Of Detail |
NAP | Normaal Amsterdams Peil |
NEN | Nederlandse norm |
OLR | Overeengekomen Lage Rivierwaterstand |
RD | Rijksdriehoeksmeting |
SVB-BGT | Samenwerkingsverband Bronhouders BGT |
UML | Unified Modeling Language |
UNCLOS | United Nations Convention Law of the Sea |
De gebruikte documentatie bij het samenstellen van deze BGT Gegevenscatalogus is, in volgorde van publicatiedatum:
Naam | Versie / datum | Uitgave |
---|---|---|
HTW (Handboek voor de Technische Werkzaamheden van het Kadaster) | 1996 | Kadaster |
ISO 19107 Geographic Information – Spatial Schema | 2003 | ISO |
Geography Markup Language (GML) | 3.1.1 / 7 februari 2004 | Open Geospatial Consortium (OGC) |
Gegevensmodel TOP10NL | 2.3 / februari 2005 | Topografische Dienst Kadaster |
Geography Markup Language (GML) Simple feature profile 1.0 | 1.0 / 25 april 2006 | Open Geospatial Consortium (OGC) |
GBKN handboek VIPU | 2.1 / juli 2007 | LSV-GBKN |
IMGeo | 1.0 / oktober 2007 | Geonovum |
Catalogus BRT (Basisregistratie Topografie) | 2.0 / 18 december 2007 | Kadaster |
Catalogus BAG | 2009 | VROM |
Objectenhandboek BAG | 2009 | VROM |
NEN 3610: 2011 | Maart 2011 | Geonovum |
CityGML 2.0 | April 2012 | Open Geospatial Consortium (OGC) |