Basisregistratie Ondergrond Catalogus Grondwatergebruiksysteem (GUF)

Geonovum Informatiemodel
Vastgestelde versie

Deze versie:
https://docs.geostandaarden.nl/bro/def-im-guf-20211021/
Laatst gepubliceerde versie:
https://docs.geostandaarden.nl/bro/guf/
Vorige versie:
https://docs.geostandaarden.nl/bro/vv-im-guf-20210623/
Laatste werkversie:
https://broprogramma.github.io/GUF/
Redacteur:
Geonovum
Doe mee:
GitHub BROprogramma/GUF
Revisiehistorie
Pull requests
Contact:
BRO Servicedesk
support@broservicedesk.nl
088 – 8664 999
Basisregistratie Ondergrond Algemeen contact:
Programmabureau BRO
Directoraat-Generaal Bestuur, Wonen en Ruimte
Turfmarkt 147 Den Haag
bro@minbzk.nl
Rechtenbeleid:

Samenvatting

Dit is een werkversie document waarvan de inhoud onvolledig is, incorrect kan zijn en op elk moment kan wijzigen. Het is slechts geproduceerd om tooling voor BRO standaarden te testen. Hoofdstuk vijf is automatisch gegenereerd uit een UML model dat nog in ontwikkeling is.

Status van dit document

Deze paragraaf beschrijft de status van dit document ten tijde van publicatie. Het is mogelijk dat er actuelere versies van dit document bestaan. Een lijst van Geonovum publicaties en de laatste gepubliceerde versie van dit document zijn te vinden op https://www.geonovum.nl/geo-standaarden/alle-standaarden.

Dit is een definitief concept van de nieuwe versie van het informatiemodel. Wijzigingen naar aanleiding van consultaties zijn doorgevoerd.

1. Inleiding

Dit onderdeel is niet normatief.

1.1 Doel en doelgroep

In de basisregistratie ondergrond (BRO) wordt een aantal typen gegevens geregistreerd, de registratieobjecten.

Een catalogus is de gegevensdefinitie van een registratieobject en beschrijft welke gegevens van het object in de BRO zijn opgeslagen. Het document is bedoeld voor alle gebruikers van de BRO en moet duidelijk maken welke gegevens er precies in het systeem zitten. Aan aanleverende partijen moet het vertellen welke gegevens in de basisregistratie ondergrond moeten komen en aan welke eisen die moeten voldoen, en aan afnemende partijen welke gegevens zij in de basisregistratie ondergrond mogen verwachten. Het document is voor een breed publiek bedoeld en de informatie moet naast precies ook begrijpelijk zijn.

1.2 Totstandkoming

Een catalogus is het resultaat van een proces van standaardisatie dat geruime tijd in beslag kan nemen. De standaardisatie is een open proces waarin de belanghebbende partijen actief betrokken worden. Het eindresultaat wordt door de wetgever vastgesteld in een ministeriële regeling.

In bepaalde gevallen is de verscheidenheid aan gegevens van een object zo groot, dat er eerst deelverzamelingen worden gedefinieerd. Het standaardisatieproces wordt dan per deelverzameling doorlopen. De deelverzamelingen worden zo gekozen dat de gegevens die in de bijbehorende catalogus worden beschreven, direct na vaststelling aan de BRO kunnen worden aangeleverd. Wanneer er deelverzamelingen worden onderscheiden, komt de catalogus van het registratieobject dus gefaseerd tot stand. Omdat inzichten in de loop van de tijd kunnen wijzigen kan het aan het eind van het hele proces nodig blijken revisies door te voeren om ongewenste verschillen tussen deelverzamelingen weg te nemen.

1.3 Beheer

Een vastgestelde catalogus (zoals op wetten.nl gepubliceerd) wordt met het daarbij horende deel van het systeem van de basisregistratie ondergrond in gebruik genomen. De eerste formeel vastgestelde catalogus (zoals op wetten.nl gepubliceerd) krijgt het versienummer 1.0. Verwacht mag worden dat er na enige tijd behoefte gaat ontstaan aan gegevens die nog niet in de catalogus zijn opgenomen.

De beheerder hanteert drie typen versies voor een wijziging van een standaard. Bijvoorbeeld: versie 2.1.0 (=X.Y.Z):

In een jaar waarin een X-wijziging plaats vindt zullen er op hetzelfde registratieobject geen y-wijzigingen plaatsvinden. Als er een X- of een Y-wijziging in een jaar aan de orde is, wordt er geen z-wijziging gepland. De versie van de catalogus met inleiding (zoals hier gepubliceerd) volgt voor de normatieve stukken volledig de versie op wetten.nl. Wijzigingen aan niet normatieve teksten in dit document vallen altijd onder Z-wijzigingen en zullen maximaal 2 keer per jaar plaatsvinden.

1.4 Leeswijzer

Hoofdstuk 1 geeft het doel en de doelgroep van een catalogus.

Hoofdstuk 2 behandelt enkele algemene aspecten van het BRO-systeem en begrippen van algemene aard.

Hoofdstuk 3 plaatst het object in de gegevenssystematiek van de basisregistratie ondergrond en vertelt wat de benadering is geweest bij het opstellen van de gegevensdefinitie.

Hoofdstuk 4 vertelt hoe de catalogus is opgebouwd en welke aspecten van de gegevens daarin worden beschreven.

Hoofdstuk 5 geeft de inhoud weer van het eerste artikel van de ministeriële regeling en dat is het deel waarin de definitie is opgenomen van het registratieobject, van de delen waaruit het is opgebouwd, de entiteiten, en van de eigenschappen van die delen, de attributen.

Hoofdstuk 6 geeft de inhoud weer van het tweede artikel van de ministeriële regeling en dat is het deel waarin de uitbreidbare waardelijsten staan waarnaar in hoofdstuk 5 verwezen wordt.

2. Algemene kenmerken en begrippen

Dit onderdeel is niet normatief.

2.1 Opzet van de landelijke voorziening

De landelijke voorziening van de basisregistratie ondergrond is een systeem dat een schakel vormt in een informatieketen. Aan het begin van de keten staan bestuursorganen die opdracht geven tot de productie van gegevens, of zelf gegevens produceren. Die bestuursorganen worden bronhouders genoemd. De geproduceerde gegevens worden door een dataleverancier geleverd aan de beheerder van het systeem, de registerbeheerder. De bronhouder is verantwoordelijk voor de levering van gegevens. Hij kan besluiten zelf dataleverancier te zijn of andere partijen een machtiging voor levering te verlenen. De beheerder van de landelijke voorziening van de BRO registreert de aangeleverde gegevens en levert ze voor (her)gebruik door aan allerlei afnemers.

De opzet van het systeem moet begrepen worden vanuit de verantwoordelijkheden die in de keten zijn belegd. De aangeleverde gegevens vallen onder de verantwoordelijkheid van de bronhouder en de registerbeheerder mag die gegevens niet veranderen. De registerbeheerder moet echter wel gegevens toevoegen om het systeem te kunnen beheren en hij kan gegevens toevoegen om de afnemers goed van dienst te kunnen zijn.

Bij wet is geregeld dat de basisregistratie ondergrond zo wordt opgezet dat er onderscheid bestaat tussen de gegevens die aan de registerbeheerder zijn aangeleverd en de gegevens die de registerbeheerder aan de afnemers verstrekt. Het systeem valt uiteen in twee grote deelsystemen, het register brondocumenten ondergrond en de registratie ondergrond (Figuur 1).

Een geheel van gegevens dat door of onder verantwoordelijkheid van een bronhouder wordt aangeleverd, wordt een brondocument genoemd. De brondocumenten worden in het register brondocumenten ondergrond opgeslagen. De gegevens uit de brondocumenten worden samen met de gegevens die de registerbeheerder toevoegt in de registratie ondergrond vastgelegd. De registratie ondergrond is het deelsysteem dat gebruikt wordt voor uitgifte.

Figuur 1 De twee grote deelsystemen van de landelijke voorziening van de BRO.

Met deze opzet verkrijgt het systeem de nodige flexibiliteit. Zo kan een object in de registratie ondergrond gegevens bevatten die uit meer dan één brondocument afkomstig zijn en bij uitgifte kunnen gegevens van verschillende objecten met elkaar gecombineerd worden. Ook is het mogelijk met het brondocument gegevens op te slaan die alleen voor de bronhouder en de aanleverende partij van belang zijn.

De catalogus dekt alle gegevens die opgenomen zijn in de registratie ondergrond. Verreweg de meeste gegevens komen uit de brondocumenten die de dataleverancier aanlevert en een paar gegevens komen voort uit de overdracht van een brondocument aan de registerbeheerder. Aan de aangeleverde gegevens worden enkele gegevens door de registerbeheerder toegevoegd. Als een gegeven is toegevoegd door de BRO wordt dat in de beschrijving expliciet vermeld.

Alle gegevens in de registratie ondergrond worden uitgegeven, maar niet alle afnemers kunnen alle gegevens geleverd krijgen. De gegevens die niet aan alle afnemers worden uitgeleverd zijn de gegevens die alleen nodig zijn in de communicatie tussen de registerbeheerder enerzijds en de dataleveranciers en bronhouders anderzijds.

2.2 Registratieobject

Het registratieobject is dé eenheid in de data-architectuur van de basisregistratie ondergrond. Voor de registerbeheerder is het de elementaire bouwsteen van het systeem dat hij moet beheren.

Een registratieobject verwijst naar een eenheid van informatie die onder de verantwoordelijkheid van één bronhouder valt en die met een bepaald doel is of wordt gemaakt. Het is in directe of indirecte zin gedefinieerd in de ruimte en dat wil zeggen dat een registratieobject een plaats op het aardoppervlak heeft of dat het gekoppeld is aan een ander type registratieobject met een plaats op het aardoppervlak.

Een registratieobject is niet alleen in de ruimte maar ook in de tijd gedefinieerd. Het leven van een registratieobject begint op het moment dat de gegevens zijn geregistreerd en dat is zo kort mogelijk nadat de gegevens zijn geproduceerd. De levensduur van een registratieobject, en de veranderlijkheid van de gegevens verschilt van object tot object. Een grondwatermonitoringput kan tientallen jaren gebruikt worden voor het meten van grondwaterstanden en in de periode kunnen er nieuwe gegevens ontstaan. Dat betekent dat de gegevens van de put in de registratie ondergrond gedurende zijn hele levensduur bijgewerkt moeten kunnen worden. Aan de andere kant van het spectrum staan de objecten waarvan alle gegevens in een keer worden vastgelegd. Geotechnisch sondeeronderzoek is daar een voorbeeld van. Sondeeronderzoek is eenmalig onderzoek en het resultaat ervan kan al na een of enkele dagen aan de bronhouder worden overhandigd.

2.3 Registratiedomein

Registratieobjecten worden in de basisregistratie ondergrond gegroepeerd in domeinen. Vooralsnog worden zes domeinen onderscheiden:

De domeinen zijn vanuit het oogpunt van beheer van belang voor de ordening van het systeem. Daarnaast zijn zij nuttig in de communicatie met de partijen die bij de realisatie van het systeem betrokken zijn.

2.4 Kwaliteitsregime

In de basisregistratie ondergrond worden niet alleen gegevens geregistreerd die dateren van na de datum waarop de wet van kracht is geworden. Ook oudere gegevens zullen in de basisregistratie ondergrond worden opgenomen. De noodzaak daartoe ligt in de wet verankerd. Die schrijft voor dat de gegevens uit de eerder bestaande systemen DINO en BIS zo veel mogelijk naar de BRO moeten worden overgezet. Verder staat de wet toe dat bronhouders tot vijf jaar na de inwerkingtreding van de wet historische gegevens ter registratie mogen aanbieden.

Historische gegevens kunnen niet altijd voldoen aan de strikte regels die de BRO stelt. Zo kan het voorkomen dat voor gegevens die volgens de strikte regels van de BRO verplicht zijn, geen waarde bekend is. Om de verwerking van de twee categorieën gegevens naast elkaar mogelijk te maken, worden twee kwaliteitsregimes gehanteerd. Voor de aanlevering van gegevens volgens de strikte regels geldt het IMBRO-regime. Bij de aanlevering van historische gegevens wordt geaccepteerd dat een aantal formeel verplichte gegevens geen waarde heeft. Voor deze gegevens wordt het IMBRO/A-regime gehanteerd en dat kent dus minder strikte regels.

De introductie van de twee kwaliteitsregimes geeft de bronhouder gedurende een bepaalde periode een zekere mate van vrijheid. Het kan bijvoorbeeld praktisch blijken het IMBRO/A-regime te hanteren voor gegevens die weliswaar pas na de datum waarop de wet in werking is getreden zijn geproduceerd maar die voortkomen uit opdrachten die al voor die datum zijn gegeven. Ook kan het voorkomen dat historische gegevens wel aan alle strikte voorwaarden voldoen en dan is het wenselijk de gegevens onder IMBRO-regime aan te leveren.

De periode waarin de bronhouders die vrijheid hebben wordt de transitieperiode genoemd. Over de duur van de transitieperiode zijn nog geen afspraken gemaakt. Na afloop van de transitieperiode kan alleen onder het strikte IMBRO-regime worden aangeleverd.

2.5 Formele en materiële geschiedenis

De basisregistratie ondergrond maakt deel uit van een stelsel van basisregistraties. Binnen het stelsel maakt men onderscheid tussen de materiële geschiedenis en de formele geschiedenis van een object.

Het begrip materiële geschiedenis wordt gebruikt om de veranderingen van eigenschappen van een object in de werkelijkheid aan te duiden. De materiële geschiedenis van een object wordt, voor zover relevant, in de registratie ondergrond vastgelegd. Niet alle registratieobjecten hebben een materiële geschiedenis, alleen de objecten met een levensduur, zoals de grondwatermonitoringput.

Het begrip formele geschiedenis wordt gebruikt voor de veranderingen van eigenschappen van een object in de registratie zelf. De meeste van die veranderingen gaan terug op een verandering van eigenschappen in de werkelijkheid, en de formele geschiedenis geeft aan wanneer de veranderingen in het systeem geregistreerd zijn. De formele geschiedenis kent ook gebeurtenissen die niet het gevolg zijn van een verandering in de werkelijke eigenschappen van een object. Die gebeurtenissen hebben betrekking op correcties. Het kan gebeuren dat een bronhouder erachter komt dat er een onjuiste waarde was geregistreerd en dan zorgt hij ervoor dat die verbeterd wordt. De registratie van de verbetering is een formele gebeurtenis.

Alle registratieobjecten hebben een formele geschiedenis en die wordt in de registratie ondergrond globaal vastgelegd in de registratiegeschiedenis van het object. Globaal wil zeggen dat de registratie ondergrond alleen een overzicht van de formele geschiedenis geeft. Voor de details moet het register brondocumenten ondergrond worden geraadpleegd.

Bij correctie wordt het betreffende gegeven in de registratie ondergrond overschreven en is de oude waarde van het gegeven niet meer direct beschikbaar voor de afnemers. Zou een afnemer toch willen weten wat de eerdere foute waarde was, dan moet hij het register brondocumenten ondergrond raadplegen.

2.6 Coördinaten en referentiestelsels

De registratieobjecten van de basisregistratie ondergrond zijn gedefinieerd in de ruimte en dat wil zeggen dat een object zelf een plaats op het aardoppervlak, een locatie, heeft, of dat het gekoppeld is aan een ander type registratieobject met een locatie. Afhankelijk van het type registratieobject, wordt de locatie geregistreerd als een punt, een lijn of een vlak.

De locatie is de horizontale positie van een object. Voor bepaalde objecten is het voldoende dat alleen die horizontale positie wordt vastgelegd, maar voor veel objecten is ook de verticale positie van belang.

Posities worden vastgelegd in coördinaten en die zijn gedefinieerd in een bepaald referentiestelsel.

Er zijn verschillende typen referentiestelsels. Zo spreekt men van horizontale referentiestelsels (2D), verticale referentiestelsels (1D), gecombineerde referentiestelsels (2D, 1D) en werkelijke 3D referentiestelsels. In Nederland worden de horizontale en de verticale component van een positie in een afzonderlijk stelsel uitgedrukt. Het is vandaag de dag mogelijk met gps een positie in een 3D-referentiestelsel vast te leggen, maar de wens over te stappen op het gebruik van 3D is nog door geen van de partijen die betrokken zijn bij de basisregistratie ondergrond naar voren gebracht.

2.6.1 Referentiestelsels voor de horizontale positie

In Nederland zijn traditioneel verschillende referentiestelsels voor de horizontale positie in gebruik. In 2009, bij de eerste voorbereidingen voor de totstandkoming van de basisregistratie ondergrond, is al vastgesteld dat de verscheidenheid aan referentiestelsels de basisregistratie ondergrond voor problemen stelt omdat de registratie dan niet gemakkelijk op een eenduidige manier bevraagd kan worden. In de registratie ondergrond worden namelijk zowel gegevens met een locatie op land als gegevens met een locatie op zee geregistreerd. In de toenmalige praktijk werden op land en op zee verschillende stelsels gebruikt. Op land werd RD gebruikt en op zee waren verschillende stelsels in gebruik, waarvan WGS84 de belangrijkste was.

In 2009 was ook al bekend dat de Europese kaderrichtlijn INSPIRE de lidstaten vraagt de gegevens in Europa in één referentiestelsel uit te gaan wisselen, te weten in ETRS89. Met dat in gedachten, is het besluit genomen het BRO-systeem zo in te richten dat de registratie bevraagd gaat worden in ETRS89.

Het besluit wordt ondersteund door ontwikkelingen in Nederland. Sinds 2013 wordt er door de drie belangrijkste autoriteiten in Nederland op het gebied van referentiestelsels, het Kadaster, de Dienst der Hydrografie en Rijkswaterstaat, gewerkt aan de totstandkoming van nieuwe afspraken. Die afspraken moeten in lijn zijn met Europese afspraken en leiden tot heldere en eenduidige transformatieprocedures tussen referentiestelsels. Concreet betekent dit dat in Nederland op termijn het ETRS89-stelsel als standaard zal worden gehanteerd voor het uitwisselen van geo-informatie.

Het besluit betekent niet dat de gegevens ook in ETRS89 aangeleverd moeten worden. De basisregistratie ondergrond voorziet een periode van transitie waarin de aanleverende partijen zelf bepalen wanneer zij overstappen op ETRS89. Die periode zal naar verwachting jaren duren. Om de transitie te ondersteunen hanteert de basisregistratie ondergrond de volgende spelregels:

  • Gegevens mogen in een beperkt aantal referentiestelsels worden aangeleverd (RD, WGS84 en ETRS89).
    • Voor locaties op land wordt alleen RD of ETRS89 toegestaan.
    • Voor locaties op zee wordt alleen WGS84 of ETRS89 toegestaan.
  • De aangeleverde coördinaten worden in de registratie opgeslagen.
  • De aangeleverde coördinaten worden door de basisregistratie ondergrond getransformeerd naar het ETRS89 referentiestelsel.
  • De getransformeerde coördinaten worden naast de aangeleverde coördinaten opgeslagen.
  • Bij de getransformeerde coördinaten wordt ook een identificatie van de gebruikte transformatiemethode opgeslagen.
  • Als de coördinaten in ETRS89 zijn aangeleverd, dan staat bij aangeleverde en getransformeerde positie dezelfde informatie. Voor de locatie worden de getransformeerde coördinaten en de aangeleverde coördinaten beide aan de afnemers verstrekt.

2.6.2 Referentiestelsels voor de verticale positie

In Nederland zijn voor verticale posities op land en zee verschillende referentiestelsels in gebruik. Op land wordt NAP gebruikt. Op zee is het in de voor de BRO relevante werkvelden gebruikelijk posities uit te drukken t.o.v. het gemiddeld zeeniveau (MSL, Mean Sea Level), maar posities t.o.v. LAT komen ook voor (Lowest Astronomical Tide). Dit laatstgenoemde stelsel wordt in de kaderrichtlijn INSPIRE genoemd als het stelsel van voorkeur voor het uitdrukken van verticale posities op zee. De basisregistratie ondergrond staat daarom op zee het gebruik van LAT naast MSL toe. Aangeleverde verticale posities worden door de BRO niet getransformeerd.

2.7 Gegevens op land en op zee

De basisregistratie ondergrond bevat gegevens over de ondergrond van Nederland en zijn zgn. Exclusieve Economische Zone (EEZ). De EEZ is het gebied op de Noordzee waar Nederland economische rechten heeft. Voor de referentiestelsels die bij aanlevering worden toegestaan, is het van belang te weten of de locatie van een object op zee of op land ligt.

Als scheidingslijn tussen land en zee wordt in de basisregistratie ondergrond de UNCLOS-basislijn gehanteerd. Het beheer van de basislijn valt onder de verantwoordelijkheid van de Dienst der Hydrografie van het ministerie van Defensie. Deze dienst voert die taak uit op basis van het Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties uit 1982, dat in het Engels de United Nations Convention on the Law of the Sea (UNCLOS) heet. De basislijn is opgebouwd uit de nulmeterdieptelijn zoals weergegeven op de zeekaarten en enkele rechte basislijnen die onder meer de monding van de Westerschelde en de wateren tussen de Waddeneilanden afsluiten.

De grens tussen land en zee is veranderlijk. De Dienst der Hydrografie stelt de grens opnieuw vast wanneer daartoe voldoende aanleiding is. De BRO hanteert bij inname de meest recente versie van de UNCLOS-basislijn en controleert daarmee of de juiste referentiestelsels gebruikt worden.

Tussen het moment waarop de locatie van een object wordt bepaald en het moment waarop het gegeven in de basisregistratie ondergrond wordt vastgelegd verloopt enige tijd. In die periode kan de positie van de UNCLOS-basislijn opnieuw zijn vastgesteld, en dan ontstaat er een discrepantie die bij het aanleveren van gegevens tot problemen kan leiden. Wanneer een dergelijk probleem zich voordoet, wordt de dataleverancier gevraagd contact op te nemen met de registratiebeheerder om gezamenlijk tot een oplossing te komen.

Een soortgelijk probleem doet zich voor met betrekking tot de begrenzing van Nederland, met name van het Nederlands territoir. De grenzen van Nederland worden ieder jaar op 1 januari vastgesteld door het Kadaster en vastgelegd in de basisregistratie kadaster. De BRO controleert bij inname of een object in het gebied ligt dat Nederland en zijn Exclusieve Economische Zone omvat, en hanteert daarbij de actuele grenzen. Ook bij problemen die te herleiden zijn tot een verandering in de begrenzing van Nederland, wordt de dataleverancier gevraagd contact op te nemen met de registratiebeheerder om gezamenlijk tot een oplossing te komen.

Binnen het domein Mijnbouwwet wordt de scheidingslijn tussen land en zee niet bepaald door de UNCLOS-basislijn, maar door een over zee lopende lijn die is vastgelegd in een bijlage bij de Mijnbouwwet. In de registratie ondergrond wordt deze lijn aangeduid als mijnbouwgrens. Voor de referentiestelsels die bij aanlevering worden toegestaan, is het binnen het domein Mijnbouwwet van belang te weten of de locatie van een object aan landzijde of aan zeezijde van de mijnbouwgrens ligt. Waar in voorgaande paragrafen ‘op land’ en ‘op zee’ is genoemd, houdt dat binnen het domein Mijnbouwwet in: aan landzijde respectievelijk aan zeezijde van de mijnbouwgrens.

2.8 Nauwkeurigheid van meetwaarden

Voor zinvol gebruik van gegevens met een gemeten, berekende of anderszins bepaalde waarde is het noodzakelijk dat de nauwkeurigheid van die gegevens bekend is.

Het begrip nauwkeurigheid laat zich in deze context het best omschrijven als de juistheid van een gemeten of berekende waarde. In de meeste processen waarin de waarde van een gegeven wordt bepaald, kan de afwijking van de daadwerkelijke waarde slechts via een kalibratie- of statistisch proces worden verkregen. Het resultaat omvat dan niet alleen een van de mogelijke realisaties van een meetwaarde maar ook informatie over de mogelijke spreiding van de meetwaarden.

De basisregistratie ondergrond gaat ervan uit dat de producenten van gegevens de metingen en berekeningen uitvoeren binnen een stelsel van afspraken dat binnen het desbetreffende werkveld is vastgelegd. Uitgangspunt is dat ook de eisen waaraan de gegevens op het gebied van nauwkeurigheid moeten voldoen in afspraken zijn vastgelegd. Dat kunnen praktische werkafspraken zijn, maar ook afspraken die vertaald zijn naar ISO- en NEN-normen. In de catalogus wordt in beginsel verwezen naar die normen. Waar deze normen niet voorzien in afspraken over de nauwkeurigheid, stelt de basisregistratie ondergrond hieraan specifieke eisen. Deze zijn dan vermeld in de catalogus.

2.9 Authentiek gegeven

In de wet is een aantal gegevens expliciet als authentiek aangeduid. Dit wordt in de catalogus nader uitgewerkt; verreweg de meeste gegevens zijn authentiek.

Met de aanduiding authentiek wordt, zoals geformuleerd in de memorie van toelichting op de wet, tot uitdrukking gebracht dat:

  1. Het gegeven in samenhang met andere gegevens door een groot aantal bestuursorganen in verschillende processen wordt gebruikt en derhalve bestemd is voor informatie-uitwisseling tussen bestuursorganen;
  2. de verantwoordelijkheid voor betrouwbaarheid van het gegeven eenduidig geregeld is;
  3. het gegeven onderworpen is aan intern en extern kwaliteitsonderzoek, en
  4. het gegeven zich leent voor verplicht gebruik door bestuursorganen en eenmalige verstrekking door burgers en bedrijven aan de overheid.

In de praktijk mag een gebruiker van de gegevens ervan uitgaan dat alle gegevens correct zijn. De catalogus moet de gebruiker alle informatie geven die voor een goed begrip daarvan nodig is. Heeft een gebruiker echter gerede twijfel over de juistheid van een authentiek gegeven dan wordt verwacht dat hij de registerbeheerder daarvan op de hoogte brengt. Bestuursorganen zijn, bij gerede twijfel over de juistheid van een authentiek gegeven (of het ontbreken ervan), zelfs verplicht daarvan melding te maken.

Voor alle gegevens is aangegeven of ze authentiek zijn. Ook is voor alle gegevens aangegeven of ze aanwezig moeten zijn en een waarde moeten hebben. Dat laat zien dat er gegevens kunnen zijn die authentiek zijn maar geen waarde hoeven te hebben. Juist omdat er verplichtingen gelden t.a.v. authentieke gegevens, vraagt dit om een korte toelichting. Wanneer een authentiek gegeven geen waarde heeft moet de gebruiker ervan uitgaan dat het gegeven niet is geproduceerd. Dat geval kan zich uiteraard alleen voordoen wanneer er vrijheid van beslissen bestaat bij de bronhouder of de producent. Voor de duidelijkheid, als er wel een waarde is dan moet die ook in de BRO worden opgenomen. Bij gerede twijfel over het ontbreken van een waarde, moet een bestuursorgaan dat melden.

3. Grondwatergebruiksysteem

3.1 Inleiding grondwatergebruik

Grondwater is een belangrijke bestaansbron. Voor uiteenlopende doelen wordt actief gebruik gemaakt van grondwater. Deels richt het gebruik zich op het grondwater zelf, maar bij ondiepe bodemenergie richt het gebruik zich ook op het warmte leverend en bufferend vermogen van de ondergrond en het zich daarin bevindende grondwater. Een goed zicht op het huidige gebruik van grondwater -in samenhang met het monitoren van grondwaterstanden en stijghoogtes- helpt om de effecten ervan te begrijpen en om nieuwe gebruiksaanvragen te kunnen beoordelen en zodoende het grondwater als belangrijke bestaansbron duurzaam te beschermen en beheren. Het registratiedomein Grondwatergebruik richt zich op de registratie en ontsluiting van informatie over de technische systemen die grondwater benutten. De belangrijkste focus in de gegevensdefinitie ligt daarbij op de locatie en diepte van het systeem en op het gebruik (hoeveelheid water en energie) van het grondwater. Dit zijn de gegevens met directe hergebruikswaarde.

Het domein Grondwatergebruik valt uiteen in twee registratieobjecten: Grondwatergebruiksysteem (GUF) en Grondwaterproductiedossier (GPD), dit wordt in de volgende paragraaf nader toegelicht. Het gebruik van grondwater is via wet- en regelgeving sterk gereguleerd. Juridisch wordt daarbij onderscheid gemaakt tussen “onttrekking”; waarmee het oppompen van grondwater wordt bedoeld, “infiltratie”; waarmee het in de bodem brengen van water met het oog op latere onttrekking wordt bedoeld en “lozing”; waarmee het in de bodem brengen van water wordt bedoeld, zonder dat sprake is van latere onttrekking. Deze laatste vorm van grondwatergebruik (lozing) is buiten scope geplaatst. Ook het gebruik van ondergrond en grondwater voor opslag en onttrekking van bodemenergie is wettelijk gedefinieerd. Dergelijke systemen worden ook geregistreerd in het registratieobject grondwatergebruiksysteem.

Als bevoegde gezagen in het grondwatergebruikdomein zijn Provincies, Waterschappen, Gemeenten en voor enkele specifieke situaties de Rijksoverheid (meer specifiek Rijkswaterstaat) aangewezen. Deze organisaties toetsen nieuwe vergunningaanvragen of ontvangen meldingen voor grondwatergebruik. Tevens spelen zij een rol in het toezicht en de handhaving op gebruik(ers) van de grondwatergebruiksystemen. Gemeentelijke en provinciale taken worden vaak door Omgevingsdiensten uitgevoerd. Het bronhouderschap voor BRO registratiedomein Grondwatergebruik zal bij de bevoegde gezagen worden belegd.

Onder het registratieobject Grondwatergebruiksysteem worden onttrekking- en infiltratiesystemen, en bodemenergiesystemen geregistreerd. Meer specifiek worden uitsluitend alle vergunde- en meldingsplichtige systemen geregistreerd. Dit is nader omschreven in het Besluit BasisRegistratie Ondergrond. In de praktijk betekent dit dat alle grotere systemen onder de registratieplicht vallen. Doordat de bevoegde gezagen van de wetgever ruimte hebben gekregen om aanvullende regels en verordeningen op te stellen, is geen landsdekkende uniforme volume-ondergrens voor de vergunning- of meldingsplicht vast te stellen. Met name rond de kleinere grondwatergebruiksystemen kan de vergunning- of meldingsplicht en daarmee dus de registratie van deze grondwatergebruiksystemen per bevoegd gezag verschillen. De periode van het grondwatergebruik is niet bepalend voor het al of niet registreren van dit grondwatergebruik. 

Naast de juridische voorschriften rond het aanleveren van informatie ten behoeve van vergunningaanvragen of meldingen zijn in het werkveld diverse standaarden en richtlijnen opgesteld. Hierdoor is de informatie-uitwisseling in de fase van de vergunningaanvraag en/of melding tussen de bevoegde gezagen enerzijds en de betrokken partijen anderzijds deels al gestandaardiseerd. Vanuit die informatieketen wordt de benodigde informatie over grondwatergebruik al uitgewisseld. De voorliggende gegevensinhoud is hierop een verbijzondering die voldoet aan de eisen van een basisregistratie.

Geografisch wordt de registratie van grondwatergebruiksystemen in dit registratieobject begrensd op een diepte van maximaal 500 meter beneden maaiveld. Gegevens van systemen waarvan delen dieper dan 500 meter onder maaiveld liggen, worden binnen het registratiedomein Mijnbouwwet onder de registratieobjecten Mijnbouwwetvergunning en Mijnbouwwetconstructie geregistreerd. Daarnaast bevat de registratie uitsluitend informatie over de ondergrond van Nederland en haar Exclusieve Economische Zone (EEZ). De EEZ is het gebied op de Noordzee waar Nederland economische rechten heeft.

De volledige scopeafbakening is beschreven in het Scopedocument Domein Grondwatergebruik (GU). Deze is te raadplegen op: https://bro-productomgeving.nl/bpo/latest/grondwatergebruik/grondwatergebruiksysteem-guf

3.2 Domein grondwatergebruik in de BRO

Het domein grondwatergebruik in de basisregistratie ondergrond (BRO) omvat de volgende twee registratieobjecten:

In de voorliggende catalogus gaat het over het registratieobject grondwatergebruiksysteem.

In de technische landelijke voorziening van de basisregistratie ondergrond worden Engelstalige benamingen gehanteerd voor de registratieobjecten. Omwille van de aansluiting hiermee worden voor de registratieobjecten Engelstalige afkortingen gebruikt. In deze catalogus worden alleen de Engelstalige afkortingen en verder de Nederlandstalige termen gebruiken.

samenhangDomein
Figuur 2 De mogelijke samenhang tussen de twee registratieobjecten grondwatergebruiksysteem en grondwaterproductiedossier binnen het domein grondwatergebruik. Onder het IMBRO-regime heeft de inhoud van het Grondwaterproductiedossier voornamelijk betrekking op het installatie-niveau onder GUF. Onder het IMBRO/A-regime hebben deze gegevens voornamelijk betrekking op het Grondwatergebruiksysteem onder GUF. In het figuur is met dunne lijnen aangegeven dat onder het IMBRO-regime een klein deel van de inhoud van het Grondwaterproductiedossier betrekking zal hebben op het grondwatergebruiksysteem-niveau van GUF. Een klein deel van inhoud van de Grondwaterproductiedossiers onder het IMBRO/A-regime zal betrekking hebben op het installatie-niveau van GUF.

Een grondwatergebruiksysteem betreft de constructie die gebruikt wordt om grondwater te onttrekken aan, en te brengen in de ondergrond. Ook zijn systemen opgenomen die niet direct gebruik maken van het grondwater zelf, maar die alleen indirect gebruik maken van het grondwater, namelijk van de warmtecapaciteit van het grondwater. Het registratieobject grondwatergebruiksysteem bevat gegevens die bij de vergunningverlening (in de beschikking) of in melding zijn vastgelegd over het ontwerp van het systeem. Daarnaast bevat dit registratieobject gegevens over het in de praktijk gerealiseerde systeem. Onderdelen van zowel het ontwerp als van het gerealiseerde systeem hebben een geometrie.

Een grondwaterproductiedossier bevat de in de loop van de tijd aan het bevoegd gezag op grond van wettelijke plicht gerapporteerde productiecijfers van een grondwatergebruiksysteem. Een grondwaterproductiedossier heeft zelf geen verticale positie en locatie. Bij een grondwaterproductiedossier wordt de relatie vastgelegd met het grondwatergebruiksysteem waar de productiecijfers betrekking op hebben.

Een grondwaterproductiedossier en het grondwatergebruiksysteem waar dat grondwaterproductiedossier betrekking op heeft, vallen onder de verantwoordelijkheid van dezelfde bronhouder.

3.3 Inleiding grondwatergebruiksysteem

3.3.1 Inleiding

Een Grondwatergebruiksysteem (GUF) is een technisch of organisatorisch samenhangend systeem van tenminste één of meerdere buizen of slangen in de ondergrond en waarmee een vorm van grondwatergebruik kan plaatsvinden. Dit gebruik kan zich richten op het grondwater zelf (bijvoorbeeld voor de bereiding van drinkwater of voor bluswater), maar ook op de warmtecapaciteit van de ondergrond en het grondwater daarbinnen in het geval van bodemenergiesystemen. De registratie van deze systemen moet de vraag beantwoorden hoe, waar, waartoe en met welke capaciteit gebruik wordt gemaakt van grondwater. De in de BRO te registreren informatie van de grondwatergebruiksystemen ontstaat in het werkproces van de bevoegde gezagen. Paragraaf 3.3.2 beschrijft de opeenvolgende stappen van het proces waarin de gegevens ontstaan. Paragraaf 3.3.3 beschrijft een aantal belangrijke kenmerken van de gegevens over het grondwatergebruiksysteem. 

3.3.2 Het proces van gegevensverwerking

Het proces waarin gegevens van grondwatergebruiksystemen in de praktijk ontstaan is schematisch weergegeven in de onderstaande figuur en wordt daaronder beschreven. 

proces
Figuur 3 Het totstandkomingsproces van gegevens voor de registratieobjecten Grondwatergebruiksysteem (beige pijlen) en Grondwaterproductiedossier (rode pijlen) en de daarbij betrokken actoren.

Ontwerpen van nieuw aan te leggen grondwatergebruiksystemen worden door initiatiefnemers middels een vergunningaanvraag of melding aan het bevoegd gezag kenbaar gemaakt. Wanneer de vergunningaanvraag of de melding door het bevoegd gezag positief is beoordeeld, worden de ontwerpgegevens door het bevoegd gezag aan de BRO aangeleverd en bij het registratieobject Grondwatergebruiksysteem geregistreerd. Het grondwatergebruiksysteem wordt daarna 'volgens ontwerp' aangelegd. Het bevoegd gezag schrijft voor dat bepaalde gegevens uit de realisatiefase door de aanleggende partij worden geregistreerd en met het bevoegd gezag worden gedeeld. Dit kan gaan om afwijkingen van het ontwerp of om gegevens die pas bij de aanleg exact kunnen worden vastgesteld (zoals de filterdiepte). Dergelijke afwijkingen en detailinformatie dienen aan het bevoegd gezag te worden teruggekoppeld. Dergelijke aanvullende gegevens uit de realisatiefase dienen ook te worden geregistreerd in de BRO onder het registratieobject Grondwatergebruiksysteem. Tenslotte kunnen gedurende de levensfase van het systeem technische aanpassingen worden doorgevoerd en wordt het systeem uiteindelijk buiten bedrijf gesteld. Van deze belanghebbende wijzigingen wordt het bevoegd gezag op de hoogte gesteld. Het bevoegd gezag registreert een aantal van deze wijzigingen in het registratieobject Grondwatergebruiksysteem.

Gegevens over het feitelijke gebruik van grondwater worden door vergunningnemers periodiek aan het bevoegd gezag geleverd. Het bevoegd gezag levert een deel van deze gegevens aan de BRO aan binnen het registratieobject Grondwaterproductiedossier.

3.3.3 Eigenschappen van grondwatergebruiksystemen die de gegevensinhoud van het registratieobject bepalen

In het standaardisatietraject is gebleken dat grondwatergebruiksystemen een aantal eigenschappen hebben die sturing geven aan de gegevensinhoud van het registratieobject grondwatergebruiksysteem. Hieronder zijn de belangrijkste sturende kenmerken kort toegelicht. In de beschrijving van de gegevensinhoud (paragraaf 3.4) wordt per entiteit een nadere, specifieke toelichting gegeven.

3.3.3.1 Onderscheid en samenhang tussen ontwerpgegevens enerzijds en realisatie-gegevens anderzijds

Het is belangrijk te weten waar grondwater precies wordt onttrokken. Deze vraag kan bij benadering met behulp van de ontwerpgegevens worden beantwoord. Van sommige systeemkenmerken (bijvoorbeeld de putlocatie of filterdiepte) is het nuttig om ook realisatie-gegevens vast te leggen, omdat de uitvoering af kan wijken van het ontwerp én omdat bijvoorbeeld de exacte filterdiepte pas tijdens de realisatie wordt bepaald. 

3.3.3.2 De hiërarchie en kardinaliteit van registratieonderdelen

De praktijk laat een veelheid aan uitvoeringsmogelijkheden van grondwatergebruiksystemen zien. Sommige beschikkingen of meldingen zijn heel overzichtelijk; deze richten zich op één filter in één put, of op één bodemlus, onder één zelfstandig systeem. Andere situaties zijn complexer; meerdere filters in meerdere putten, of meerdere bodemlussen, die bij één of verschillende installaties horen en die op hun beurt, als gevolg van technische of organisatorische samenhang, tot één beschikking of melding behoren. Deze complexiteit is met diverse bevoegd gezagen en andere relevante stakeholders uitgebreid besproken en in het gegevensmodel eenduidig vastgelegd. Figuur 4 laat schematisch een aantal verschillende situaties zien. In paragraaf 3.4 wordt hier verder op in gegaan.

systeemonderdelen
Figuur 4 Schematisch overzicht van mogelijke variaties van systeemonderdelen binnen drie verschillende grondwatergebruiksystemen. In dit schema is de put met filters uitgewerkt. Dit zou ook een bodemlus kunnen zijn en ook oppervlakte-infiltraties maken onderdeel uit van eenvoudige of complexere systemen.
3.3.3.3 De geometrie en verticale kenmerken van systeemonderdelen

Om het effect van het grondwatergebruiksysteem op het grondwater te kunnen bepalen is een goede registratie van de plaats waar (de essentiële onderdelen van een) een grondwatergebruiksysteem in de ondergrond zit(ten), in zowel de XY als de Z dimensie, essentieel. In de gegevensdefinitie wordt van diverse systeemonderdelen de geometrie, de hoogte en de diepte (verticale kenmerken) gedefinieerd. De geometrie in werkelijkheid, in de driedimensionale ruimte, wordt bij dit registratieobject teruggebracht naar de tweedimensionale representatie daarvan aan het oppervlak. Met geometrie wordt hier een punt-, lijn- of vlakgeometrie in het tweedimensionale vlak bedoeld. Daarnaast wordt bij enkele systeemonderdelen de maaiveldhoogte gedefinieerd. Dit is de hoogte van het maaiveld op de locatie van het betreffende systeemonderdeel ten opzichte van NAP. Tenslotte wordt van enkele systeemonderdelen een diepte gedefinieerd, bijvoorbeeld de diepte van de bovenkant van het filter. Deze wordt gedefinieerd als de diepte ten opzichte van het maaiveld. Omdat de maaiveldhoogte niet altijd nauwkeurig vast te stellen is, zou het de voorkeur hebben om de diepte aan het referentieniveau NAP te refereren. Ten tijde van het opstellen van deze versie van de catalogus is dat (nog) niet gebruikelijk in het werkveld, het wordt niet vermeld in de gebruikte protocollen (zie ook paragraaf 3.3.3.6).

De geometrie en de verticale kenmerken van de put met bijbehorende filters, oppervlakte-infiltratie en bodemlus zijn van belang om de grondwatereffecten te duiden. De geometrie op het niveau van het systeem of de installatie zijn enkel van belang om de gebruiker inzicht te geven in de ligging van het systeem/installatie (bijvoorbeeld voor weergave op een kaart). 

Bij de filters van putten is de diepteligging van het filtertraject (bij het ontwerp) en de begin- en einddiepte per filter (bij realisatie) van belang. Bij ontwerpputten met één of meer horizontale filters is gekozen om, net als bij putten met verticale filters, geen geometrie van de filters te registreren. De geometrie van deze niet-verticale, individuele filters wordt bij de realisatiegegevens wel geregistreerd. Figuur 5 laat zien hoe de geometrie en verticale kenmerken (hoogte/diepte) van verschillende systeemonderdelen van de grondwatergebruiksystemen worden geregistreerd. Dit wordt per entiteit nader toegelicht bij de toelichting op de gegevensinhoud (paragraaf 3.4)

geometrieSysteemonderdelen
Figuur 5 Schematisch overzicht van verschillende onderdelen van grondwatergebruiksystemen zoals deze in de praktijk voor komen, waarbij de te registreren geometrie en verticale kenmerken van de onderdelen van de systemen is aangegeven.

In het kader van de Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen vallen drinkwaterbedrijven onder de vitale sectoren. Bronhouders kunnen daarom aangeven dat de geometrie van oppervlakte-infiltraties, putten en filters van installaties met het gebruiksdoel openbare drinkwatervoorziening, niet openbaar te raadplegen zijn. In dat geval zal de geometrie van deze objecten aan een beperkte groep (door bronhouders aan te wijzen) gebruikers uitgeleverd worden. Voor de overige gebruikers is alleen de geometrie van de installatie te raadplegen.

3.3.3.4 De technische specificaties van te onttrekken en te infiltreren hoeveelheden water en energie

Per locatie dient helder te zijn hoeveel water en energie maximaal verpompt mag en kan worden. Aandacht voor de registratie van deze hoeveelheden op het juiste niveau van het systeem (systeem, installatie, put of filter) is belangrijk, bijvoorbeeld omdat de filterdiepte en putlocatie bepalen welk hydrogeologische eenheid wordt gebruikt. Het gegevensmodel houdt zoveel mogelijk rekening met deze specifieke eigenschappen van systeemonderdelen en met de praktijk van vergunningverlening. 

3.3.3.5 De termen infiltreren, retourneren en lozen

Voor het in de bodem brengen van water wordt in de basisregistratie ondergrond onderscheid gemaakt tussen de termen infiltreren, retourneren en lozen waarbij we deels aansluiten op de omschrijvingen in de omgevingswet. Infiltreren staat in de omgevingswet (zie Besluit activiteiten leefomgeving) omschreven als "het in de bodem brengen van water ter aanvulling van het grondwater, in samenhang met het onttrekken van grondwater". Meer specifiek wordt op Aan de slag met de omgevingswet.nl gesproken over infiltreren als "het in de bodem brengen van water, met als doel dat water op een later moment weer te gebruiken (onttrekken)." Deze laatste omschrijving wordt hier in de basisregistratie ondergrond gebruikt.

Alle andere vormen van in de bodem brengen van water valt in de omgevingswet onder de term lozen. In de basisregistratie ondergrond wordt dit opgesplitst in retourneren en lozen. Retourneren wordt hierbij gedefinieerd als "het terugbrengen van onttrokken water in de bodem." Dit is bijvoorbeeld het geval bij open bodemenergiesystemen. Daar wordt water onttrokken en vervolgens teruggebracht in de bodem: geretourneerd. Bij bronbemalingen is in sommige gevallen sprake van retourbemaling. Ook in dat voorbeeld wordt eerst grondwater onttrokken en vervolgens geretourneerd.

3.3.3.6 De kwaliteit en nauwkeurigheid van de geregistreerde gegevens

Bij het gebruik van de BRO-gegevens moet de gebruiker kunnen vertrouwen op de geregistreerde gegevens. Dat roept de vraag op wat de kwaliteit en de nauwkeurigheid van de geregistreerde gegevens precies is. Voor het grondwatergebruiksysteem zijn veel van de geregistreerde gegevens afkomstig uit het systeemontwerp dat via vergunningaanvraag of melding aan het bevoegd gezag is aangeboden. Het ontwerpen van een grondwatergebruiksysteem is voorbehouden aan gecertificeerde ontwerpers die dienen te werken volgens protocollen (bijv. BRL 11001) en rekenregels (bijv. BUM en HUM). Deze werkwijze bevordert de uniformiteit in de gegevensketen. In de praktijk komt het ook voor dat bepaalde, aan het bevoegd gezag aangeleverde gegevens geen gestandaardiseerde kwaliteit kennen. Een voorbeeld daarvan is de definitie van de locatiegegevens van systeemonderdelen. De horizontale en verticale positiebepaling van een put kent geen voorgeschreven methode. In de praktijk kan dit met behulp van een analoge kaart gebeuren, maar ook via een GPS-meting. Bevoegd gezagen hebben vandaag de dag vaak geen inzicht in de methode die is gebruikt. Onderkend wordt dat de gekozen methode effect heeft op de nauwkeurigheid van de geregistreerde gegevens en dat het daarom nuttig is om ook de inwinningsmethoden op te nemen in de protocollen. In het registratieobject grondwatergebruiksysteem is daarom vooralsnog bij geen van de variabelen een kwaliteitskenmerk opgenomen.

3.4 Belangrijkste entiteiten

Een registratieobject is de belangrijkste eenheid van informatie in de basisregistratie ondergrond. Een registratieobject bestaat uit delen (entiteiten), en de delen hebben eigenschappen (attributen). In deze paragraaf wordt een beschrijvende toelichting geven op de gegevensinhoud van de belangrijkste entiteiten en hun eigenschappen. De expliciete definities zijn te vinden in de tabellen van de gegevensdefinitie in hoofdstuk 5. Als eerste wordt de hoofdentiteit beschreven, daarna de overige entiteiten.

3.4.1 Grondwatergebruiksysteem

Het registratieobject Grondwatergebruiksysteem bevat het geheel van gegevens van de constructie die is ingericht om de hulpbron grondwater direct te gebruiken middels onttrekken en/of in de bodem brengen, of indirect te gebruiken voor koude- en warmtecapaciteit. Een grondwatergebruiksysteem omvat alle onderdelen die een technische en/of organisatorische samenhang kennen. De organisatorische samenhang uit zich in het feit dat één grondwatergebruiksysteem gebaseerd is op één melding dan wel beschikking waarbij deze melding of beschikking eventueel opvolgers kan hebben. Deze opvolgers bestaan uit wijzigingen op de initiële melding dan wel beschikking en hebben betrekking op hetzelfde grondwatergebruiksysteem.

Een grondwatergebruiksysteem is een registratieobject met een levensduur, het heeft daarom materiële geschiedenis. Bepaalde eigenschappen van het grondwatergebruiksysteem kunnen tijdens de levensduur veranderen.

De bronhouder van het registratieobject Grondwatergebruiksysteem is het bevoegd gezag. De gegevens van het grondwatergebruiksysteem die opgeslagen worden in de basisregistratie ondergrond worden (deels) door de meldings- of vergunningsplichtige aangeleverd aan het bevoegd gezag.

De wettelijke kaders waarbinnen een grondwatergebruiksysteem is ontstaan, staan in de waardelijst KaderAanlevering. In deze waardelijst zijn wetten opgenomen die op dit moment in werking zijn en die in het verleden in werking waren. In de basisregistratie ondergrond ligt alleen de rechtsgrond vast op basis waarvan de vergunning voor het grondwatergebruiksysteem is verleend of de melding is gedaan. De wetgeving kan veranderen gedurende de periode van grondwatergebruik. In dat geval houdt het grondwatergebruiksysteem de waarde voor kader aanlevering die gold ten tijde van het verlenen van de vergunning of het ontvangen van de melding voor het grondwatergebruiksysteem. In de basisregistratie ondergrond wordt voor het attribuut kader aanlevering geen materiële geschiedenis bijgehouden. 

De gestandaardiseerde locatie betreft de locatie van een grondwatergebruiksysteem in het standaard referentiestelsel dat de basisregistratie ondergrond hanteert voor uitlevering van gegevens. De locatie van een grondwatergebruiksysteem is een 'multi-point' dat bestaat uit alle locaties van de verschillende ontwerpinstallaties en gerealiseerde installaties. Alleen wanneer het grondwatergebruiksysteem uit slechts één (ontwerp)installatie bestaat, wordt de gestandaardiseerde locatie gevormd door een enkel punt. De gestandaardiseerde locatie kan identiek zijn aan de aangeleverde locaties van de (ontwerp)installatie bij elkaar, of er een transformatie van zijn. Er is geen gestandaardiseerde locatie voor onderdelen van een grondwatergebruiksysteem.

3.4.2 Recht grondwatergebruik

Een grondwatergebruiksysteem is gebaseerd op een Recht grondwatergebruik. Dit gebruiksrecht kan een melding zijn of een beschikking. Welk van de twee het betreft, wordt geregistreerd bij rechtstype. De identificatie van de melding of de beschikking waarop het grondwatergebruiksysteem is gebaseerd, wordt geregistreerd bij identificatie beschikking-melding. Dit is het vergunnings- of meldingsnummer. Gedurende de looptijd van een grondwatergebruiksysteem kunnen meerdere vergunningen of meldingen geldig zijn. 

Bij het Recht grondwatergebruik wordt een aantal gegevens vastgelegd over het gebruiksdoel, namelijk het primaire gebruiksdoel, eventueel één of meerdere secundaire gebruiksdoelen en of het water gebruikt wordt voor menselijke consumptie. De melding of beschikking heeft betrekking op het primaire gebruiksdoel. Wanneer het primaire gebruiksdoel vervalt, dan vervalt ook de beschikking. In sommige gevallen wordt (een deel van) een grondwatergebruiksysteem voor meer dan één doel gebruikt. Bijvoorbeeld kan een put in een open bodemenergiesysteem ook gebruikt worden als een brandblusvoorziening.

Het gegeven menselijke consumptie geeft aan of het onttrokken water of een deel daarvan onbehandeld of na behandeling bestemd is voor drinken, koken, voedselbereiding of andere huishoudelijke doeleinden. Ook als (een deel van) het onttrokken water wordt gebruikt in levensmiddelenbedrijven voor de vervaardiging, de behandeling, de conservering of het in de handel brengen van voor menselijke consumptie bestemde producten of stoffen, wordt bij dit attribuut ja geregistreerd. Het gebruik van grondwater voor deze specifieke toepassingen, is gebonden aan specifieke wetgeving zoals de Europese drinkwaterrichtlijn, wet op voedsel en waren autoriteit.

In de beschikking of de melding wordt voor het gehele grondwatergebruiksysteem, behalve bij gesloten bodemenergiesystemen, aangegeven hoeveel grondwater er maximaal mag worden onttrokken. In veel gevallen wordt het maximale volume geregistreerd voor de verschillende tijdseenheden: uur, etmaal, maand, (kwartaal) en jaar. Deze gegevens worden in de basisregistratie ondergrond geregistreerd bij Maximale waterverplaatsing. Wanneer er niet alleen grondwater zal worden onttrokken maar ook water in de bodem zal worden gebracht, wordt ook dit maximale volume in de basisregistratie ondergrond geregistreerd. Bij een grondwatergebruiksysteem dat bijvoorbeeld water infiltreert en water onttrekt wordt Maximale waterverplaatsing dus twee keer geregistreerd, één keer voor het volume dat maximaal geïnfiltreerd zal worden en één keer voor het volume dat maximaal onttrokken zal worden. Er zijn open bodemenergiesystemen waar voor onderhoud (voor het schoonspoelen van de filters bijvoorbeeld) of voor een secundair gebruiksdoel extra water wordt onttrokken dat niet in de bodem wordt teruggebracht en waar rekening mee gehouden is in de beschikking of de melding. Bij dergelijke systemen zal de maximale hoeveelheid te onttrekken water groter zijn dan de maximale hoeveelheid te retourneren water.

Alle verschillende tijdseenheden: uur, etmaal, maand en jaar worden in een beschikking opgenomen omdat dit via de Omgevingswet is vereist. Al deze tijdseenheden worden ook in de basisregistratie ondergrond geregistreerd. Bij meldingen worden de maxima door verschillende bevoegd gezagen voor verschillende tijdseenheden vastgelegd. Sommige waterschappen verplichten bijvoorbeeld altijd een maximaal volume per uur te melden en andere bijvoorbeeld een maximaal volume per jaar. De maximale volumes die geregistreerd zijn bij het bevoegd gezag moet geregistreerd worden in de basisregistratie ondergrond.

In een beschikking wordt in sommige gevallen naast de maximale volumes die gelden tijdens het gebruik van het systeem ook informatie vastgelegd over aanvullende maximale volumes die tijdens de aanleg van een grondwatergebruiksysteem zijn vergund. Deze, alleen voor de aanleg geldende, aanvullende maximale volumes worden niet in de basisregistratie ondergrond vastgelegd bij Maximale waterverplaatsing als onderdeel van het Recht grondwatergebruik. De daadwerkelijk gebruikte volumes, inclusief de eventueel afwijkende volumes in de aanlegfase, worden wel geregistreerd in het registratieobject grondwaterproductiedossier (GPD).

De gegevens over het gebruiksrecht worden na afhandeling en goedkeuring van de melding, respectievelijk de vergunningaanvraag, geregistreerd in de basisregistratie ondergrond (zie figuur 3 (processchema)). Bij een wijziging van de melding of de beschikking (wijzigingsbesluit) worden ook de veranderingen die betrekking hebben op de gegevensinhoud in de basisregistratie ondergrond daar bijgewerkt (zie paragraaf 3.5 (levensduur)).

3.4.3 Ontwerpinstallatie

Een installatie kenmerkt zich doordat de onderdelen van de installatie onderling een technische samenhang hebben en doordat gezamenlijk over de onderdelen wordt gerapporteerd. Een installatie kan een in de werkelijkheid bestaand fysiek object zijn, maar het kan ook een abstracte eenheid zijn. Een oppervlakte-infiltratielichaam met daaromheen bijbehorende onttrekkingsputten kan gelden als een installatie. In andere gevallen vormt een groep geschakelde oppervlakte-infiltraties een installatie. Bij een gesloten bodemenergiesysteem bijvoorbeeld, bestaat de installatie soms uit één, en in andere gevallen uit een groep van bij elkaar horende bodemlussen. In al deze voorbeelden is er sprake van een onderlinge technische samenhang tussen de verschillende objecten die onderdeel uitmaken van de installatie. In de beschikking is veelal opgenomen over welke (groep van) systeemonderdelen de onttrekkings- en infiltratiecijfers gerapporteerd moeten worden. Omdat deze productiecijfers in de basisregistratieondergrond gekoppeld worden op het niveau van de installatie, of eventueel op het niveau van het grondwatergebruiksysteem, is de eenheid waarover gerapporteerd moet worden, mede bepalend bij de indeling van de systeemonderdelen in installaties.

Onderdeel van de beschikking of de melding zijn gegevens over de ontworpen installatie(s). Een deel van deze gegevens over de ontwerpinstallatie(s) wordt geregistreerd in de basisregistratie ondergrond. Van elke ontwerpinstallatie wordt een ID vastgelegd waarmee de installatie geïdentificeerd kan worden. Daarnaast wordt de installatiefunctie vastgelegd waarmee zichtbaar wordt of de installatie bijvoorbeeld een open of gesloten bodemenergiesysteem, of een grondwateronttrekkingsinstallatie is.

De geometrie van een ontwerpinstallatie wordt geregistreerd om deze te kunnen visualiseren op een kaart. De geometrie wordt vastgelegd als een puntlocatie. In sommige gevallen is de locatie het gemiddelde van de coördinaten van de installatie-onderdelen. In andere gevallen is het de locatie van één van de installatie-onderdelen of een specifiek bepaalde locatie. Dit is aan de bronhouder om te bepalen en kan situatie-afhankelijk zijn.

Zoals in paragraaf 3.4.2 is beschreven, wordt in de beschikking of de melding, met uitzondering van gesloten bodemenergiesystemen, voor het gehele grondwatergebruiksysteem aangegeven hoeveel grondwater er maximaal mag worden onttrokken en in de bodem mag worden gebracht. De gegevens over toegestane volumes worden geregistreerd bij Maximale waterverplaatsing. Wanneer het grondwatergebruiksysteem uit meer dan één ontwerpinstallatie bestaat, moet voor de individuele ontwerpinstallaties ook aangegeven worden hoeveel grondwater er maximaal mag worden onttrokken en in de bodem mag worden gebracht. De optelsom van de toegestane volumes van de verschillende ontwerpinstallaties komt namelijk niet altijd overeen met de toegestane volumes van het gehele grondwatergebruiksysteem. Alleen wanneer de uitsplitsing naar de verschillende installaties in de beschikking niet is gemaakt en het bevoegd gezag niet over deze informatie beschikt, mag de Maximale waterverplaatsing bij de ontwerpinstallatie ontbreken.

Net als bij het grondwatergebruiksysteem als geheel, geldt ook voor de ontwerpinstallatie dat een installatie, afhankelijk van de installatiefunctie, zowel water kan onttrekken als water in de bodem kan brengen. Wanneer van beide sprake is binnen een ontwerpinstallatie, wordt de maximale waterverplaatsing twee keer geregistreerd, voor de te onttrekken volumes en voor de in de bodem te brengen volumes. Aanvullende maximale volumes die eenmalig, tijdens de aanleg van de installatie zijn vergund, worden niet geregistreerd in de basisregistratie ondergrond.

Wanneer een grondwatergebruiksysteem uit één ontwerpinstallatie bestaat, wordt de maximale waterverplaatsing bij Recht grondwatergebruik geregistreerd en kunnen deze gegevens bij de ontwerpinstallatie weggelaten worden.

Wanneer de ontwerpinstallatie de functie open bodemenergiesysteem of gesloten bodemenergiesysteem heeft, wordt in de beschikking of de melding een aantal energetische kenmerken van de ontwerpinstallatie opgenomen. Een deel van deze kenmerken is relevant voor de ondergrond en wordt daarom in de basisregistratie ondergrond geregistreerd. Er zit een verschil tussen de Energiekenmerken die voor open bodemenergiesystemen worden geregistreerd en die voor gesloten bodemenergiesystemen worden geregistreerd.

3.4.4 Ontwerpbodemlus

Een installatie van een gesloten bodemenergiesystemen bestaat uit één of meerdere bodemlussen. De ontwerpgegevens over de bodemlus(sen) maken onderdeel uit van de beschikking of de melding. Een deel van deze gegevens over de ontwerpbodemlus(sen) wordt geregistreerd in de basisregistratie ondergrond. Van elke ontwerpbodemlus wordt een ID vastgelegd waarmee de bodemlus geïdentificeerd kan worden. Daarnaast wordt het bodemlustype vastgelegd wat weergeeft of de ontwerpbodemlus horizontaal, verticaal of in de vorm van een korf in de ondergrond ligt.

De geometrie en andere kenmerken van een bodemlus worden ten behoeve van de hergebruikswaarde van elke individuele bodemlus geregistreerd. Door de geometrie van individuele bodemlussen te registreren, wordt beter voldaan aan een doelstelling binnen de basisregistratie ondergrond om een ruimtelijk en integraal inzicht te krijgen in het gebruik van de ondergrond. Ook wordt potentiële negatieve interferentie duidelijk.

Bij een verticale bodemlus en bij een korf is de geometrie van een ontwerpbodemlus een puntlocatie, zie ook figuur 5. Bij een horizontale bodemlus kan bij de geometrie gekozen worden voor een punt, een lijn of een vlak. Welke van de mogelijke geometrieën wordt gekozen, hangt af van de wijze waarop de bodemlus in het horizontale vlak ligt. Er wordt een puntgeometrie gebruikt als de bodemlus niet verder reikt dan 10 meter vanaf het middelpunt van de lus. Er wordt een lijngeometrie gebruikt als het een enkele bodemlus over langere afstand betreft, die verder reikt dan 10 meter vanaf het middelpunt van de lus. Er wordt een vlakgeometrie gebruikt als de horizontale lus zich over een oppervlak uitspreid die verder reikt dan 10 meter vanaf het middelpunt van de lus. In dat laatste geval wordt het vlak geregistreerd waarbinnen de lus zich bevindt.

3.4.5 Ontwerpoppervlakte-infiltratie

Infiltratie gebeurt in sommige gevallen met behulp van putten en in sommige gevallen met behulp van bovengrondse oppervlaktewaterlichamen zoals infiltratieplassen en infiltratiekanalen. Gegevens over deze Oppervlakte-infiltratie wordt bij de beschikking of melding opgenomen. In de basisregistratie ondergrond wordt een identificerend ID opgenomen. Daarnaast wordt tenminste een puntgeometrie opgenomen maar het is ook toegestaan om een vlak- of lijngeometrie op te nemen waarbij een vlakgeometrie gebruikt wordt voor een infiltratieplas een lijngeometrie voor een infiltratiekanaal. Bij installaties met primair gebruiksdoel: openbare drinkwatervoorziening, wordt aangegeven of de geometrie voor alle gebruikers openbaar te raadplegen is (zie ook paragraaf 3.3.3.3).

3.4.6 Ontwerpput

Bij een beschikking of melding worden, in het geval het een installatie met putten betreft, ook ontwerpgegevens van de putten vastgelegd. Een deel van deze gegevens van de Ontwerpput wordt in de basisregistratie ondergrond vastgelegd. Van elke ontwerpput wordt een ID vastgelegd waarmee de put geïdentificeerd kan worden. Daarnaast wordt de putfunctie vastgelegd wat weergeeft of de put water infiltreert, onttrekt of retourneert. In sommige gevallen hebben putten een dubbele functie. In dat geval heeft de put een deel van het jaar de ene functie en het andere deel van het jaar de andere functie. Dit is bijvoorbeeld het geval bij open bodemenergiesystemen van het type warmte- en koudeopslagsysteem. Bij het attribuut putfunctie worden dan twee functies geregistreerd. In het geval een put sporadisch, bijvoorbeeld voor onderhoud of andere incidentele zaken een andere functie heeft dan de functie gedurende het reguliere gebruik, wordt dit niet als putfunctie geregistreerd in de basisregistratie ondergrond.

De puntgeometrie van de ontwerpput in het tweedimensionale vlak wordt geregistreerd bij geometrie. Daarnaast wordt de maaiveldhoogte vastgelegd ten opzichte van NAP. Dit is de hoogte van het maaiveld op de locatie waar de put gepland is. Zoals in paragraaf 3.3.3.6 is aangegeven, is in de protocollen (ten tijde van het publiceren van de 1.0 versie van deze catalogus) niet vastgelegd met welke methode de geometrie en de maaiveldhoogte bepaald moet worden. In de praktijk kan dit met behulp van een analoge kaart gebeuren, maar ook via een GPS-meting. Dat is bij de bronhouder vaak niet bekend. Met behulp van de maaiveldhoogte zijn alle gegevens over diepte, die ten opzicht van dit maaiveld worden geregistreerd, te herleiden naar NAP-hoogte.

In de beschikking of melding is een putdiepte vermeld. Het is de bedoeling dat de put niet dieper aangelegd wordt dan deze diepte daarom wordt bij de ontwerpput dit de maximale putdiepte genoemd. Daarnaast wordt, in elk geval bij beschikkingen en in sommige gevallen ook bij meldingen vastgelegd wat de maximale putcapaciteit mag zijn van de put. De putcapaciteit wordt meestal door een adviesbureau berekend, ten behoeve van het indienen van de aanvraag, op basis van onder andere de diameter van de put en de doorlatendheid van de bodem. In de vergunning staat in veel gevallen een hogere putcapaciteit dan in de praktijk nodig gaat zijn omdat er rekening mee wordt gehouden dat de capaciteit van de te realiseren put in de loop der jaren zal afnemen. Bij de vergunningaanvraag wordt deze eigenschap van de ontwerpput aangeleverd aan het bevoegd gezag.

Open bodemenergiesystemen van het type warmte- en koudeopslag, worden gekenmerkt door één of meer koude put(ten) en één of meer warme put(ten). Gedurende het koude seizoen, tijdens verwarmingsbedrijf, wordt water onttrokken uit de relatief warme put en gebruikt voor het verwarmen van het gebouw. Het hierdoor afgekoelde water wordt geretourneerd in de relatief koude put. Gedurende het warme seizoen, tijdens koelingsbedrijf, wordt juist relatief koud water uit de koude put onttrokken voor passieve koeling van het gebouw. Het opgewarmde water wordt geretourneerd in de relatief warme put. De informatie over de relatief warme en relatief koude put wordt geregistreerd bij relatieve temperatuur.

De informatie over verschillende werkingsprincipes en uitvoeringsvormen van open bodemenergiesystemen wordt niet expliciet geregistreerd maar is te herleiden uit de combinatie van installatiefunctie, putfunctie en relatieve temperatuur van de put. Zo heeft een open bodemenergiesysteem met warmte- en koudeopslagsysteem in de basisregistratie ondergrond een installatie met installatiefunctie, openBodemenergiesysteem. Daarbij heeft de installatie (minimaal) twee putten met elk twee putfuncties, te weten: onttrekking en retournering. Met behulp van de relatieve temperatuur van de put is bekend wat de 'koude put' en wat de 'warme put' is. Zie ook de onderstaande figuur.

Bij een recirculatiesysteem wordt het hele jaar door, via dezelfde put met putfunctie onttrekking, water met de constante achtergrondtemperatuur onttrokken. In de put met putfunctie retournering wordt, afhankelijk van het seizoen, water teruggebracht in de bodem dat is afgekoeld of opgewarmd. Een recirculatiesysteem is in de basisregistratie ondergrond een installatie met installatiefunctie, openBodemenergiesysteem. Daarbij heeft de installatie (minimaal) twee putten met elk slechts één putfunctie, onttrekking of retournering.

Ook de monobron, waarbij twee bronnen (putten) met hun filter(s) in één boorgat zijn aangebracht en waarvan de diepte van de filters verschilt, is herkenbaar in de basisregistratie ondergrond. Deze uitvoeringsvorm wordt geregistreerd als twee putten, op dezelfde locatie, waarbij elke put haar eigen filter(s) en filterdiepte heeft. De twee putten van een monobron maken onderdeel uit van één installatie.

openBodemenergiesystemen
Figuur 6 Schematische weergave van de uitvoeringsvorm (monobron en doublet) en het werkingsprincipe (warmte- en koudeopslagsysteem en recirculatiesysteem) van open bodemenergiesystemen.

Bij het ontwerp worden niet alle afzonderlijke filterdelen geregistreerd. In de beschikking of melding wordt dit vaak niet gespecificeerd omdat ten tijde van het ontwerp de exacte bodemopbouw ter plaatse nog niet bekend is. Bij de ontwerpput wordt daarom alleen het filtertraject vastgelegd wat bestaat uit de diepte van de bovenkant en van de onderkant van het (gehele) filtertraject ten opzichte van het maaiveld. Ook bij horizontale filters van een ontwerpput worden de individuele filterdelen bij het ontwerp niet afzonderlijk opgenomen. Bij meldingen is niet in alle gevallen informatie bekend van het filtertraject. 

3.4.7 Gerealiseerde installatie

Na vergunningverlening of verwerken van de melding wordt de installatie gebouwd. In de basisregistratie ondergrond worden gegevens over de gerealiseerde installatie opgeslagen naast de gegevens over de ontwerpinstallatie omdat ze van elkaar kunnen afwijken en beide hun hergebruikswaarde hebben. Een deel van de kenmerken die van de ontwerpinstallatie vastgelegd worden, worden ook van de Gerealiseerde installatie vastgelegd in de basisregistratie ondergrond.

De geometrie van een gerealiseerde installatie wordt net als bij het ontwerp geregistreerd ten behoeve van de visualisatie op een kaart. De geometrie wordt vastgelegd als een puntlocatie. In sommige gevallen is de geometrie het gemiddelde van de coördinaten van de installatie-onderdelen of de geometrie van één van de installatie-onderdelen. In andere gevallen is het een specifiek bepaalde locatie.

3.4.8 Gerealiseerde bodemlus

Wanneer de installatiefunctie een gesloten bodemenergiesysteem is, zijn er één of meer Gerealiseerde bodemlussen aanwezig. Ten opzichte van de ontwerpbodemlus worden een aantal extra kenmerken geregistreerd. De levensduur bevat de datum waarop het realiseren van de bodemlus is afgerond, de begintijd. Dit kan een andere datum zijn dan de datum waarop de bodemlus begint met het uitwisselen van warmte en koude met de ondergrond. Deze laatste datum wordt niet geregistreerd in de basisregistratie ondergrond. De eindtijd is de datum waarop de bodemlus buiten gebruik wordt gesteld. Deze is logischerwijs, in de gevallen dat installaties nog in gebruik zijn, niet aanwezig.

Net als bij het ontwerp wordt ook van de gerealiseerde bodemlussen elke individuele bodemlus geregistreerd in de basisregistratie ondergrond. Bij historische gegevens is in sommige gevallen de geometrie van de individuele bodemlussen niet bekend en vertegenwoordigt een geometrie een groep van bodemlussen. Voor de historische gegevens wordt daarom geregistreerd of 'het object bodemlus' wel of niet een groep van lussen betreft (zie ook hoofdstuk 3.6 over IMBRO/A).

Van de gerealiseerde bodemlus wordt de einddiepte geregistreerd. Dit is het diepste punt dat de bodemlus in de ondergrond bereikt ten opzichte van het maaiveld. Het boorgat dat is gemaakt ten behoeve van de bodemlus kan dieper zijn dan de einddiepte van de bodemlus. Bij het registratieobject Grondwatergebruiksysteem wordt alleen de einddiepte van de bodemlus zelf vastgelegd, niet de einddiepte van het boorgat. Dat gegeven wordt namelijk bij het Registratieobject Booronderzoek (vallend onder Verkenningen) vastgelegd.

Een gerealiseerde bodemlus kan gerelateerd zijn aan één of meerdere verkenning. Een verkenning is bijvoorbeeld een booronderzoek (waaronder een boormonsterbeschrijving en een boormonsteranalyse valt) of een sondering. Dergelijke verkenningen worden in de basisregistratie ondergrond geregistreerd in het bodem- en gronddomein. Indien er één of meerdere verkenningen zijn uitgevoerd voor de realisatie en op de locatie van de bodemlus, dan wordt het BRO-ID van die verkenning(en) geregistreerd bij de gerelateerde Verkenning. Wanneer er een verkenning is gedaan ten behoeve van meerdere bodemlussen, dan worden al deze bodemlussen gerelateerd aan deze verkenning. Met het vastleggen van deze gerelateerde verkenning kan een gebruiker makkelijker achterhalen wat bijvoorbeeld de samenstelling van de ondergrond is op de plaats van de bodemlus, hoe diep er geboord is of welk aanvulmateriaal er gebruikt is.

3.4.9 Gerealiseerde oppervlakte-infiltratie

Veelal wijkt de locatie van de gerealiseerde infiltratieplas of het -kanaal niet af van de locatie zoals hij in de beschikking of de melding is opgenomen. Bij specifieke vergunningsvormen kan dit wel voorkomen en daarom wordt de geometrie ook apart bij de Gerealiseerde oppervlakteinfiltratie geregistreerd.

3.4.10 Gerealiseerde put

Bij open bodemenergiesystemen, grondwateronttrekking- en/of infiltratie-installaties en grondwateronttrekkings- en retourneringsinstallaties moeten gerealiseerde putten aanwezig zijn. De put heeft een puntgeometrie in het tweedimensionale vlak. Dit is de locatie van de put aan het maaiveld.

De levensduur van de gerealiseerde put bevat de begindatum, de datum waarop de putconstructie gereed is en de einddatum, de datum waarop de put buiten gebruik wordt genomen. Dit is een definitieve einddatum, na deze datum kan de put niet meer gebruikt worden.

Net als een gerealiseerde bodemlus kan een gerealiseerde put gerelateerd zijn aan één of meerdere verkenningen. Ook voor de put geldt dat met het vastleggen van deze gerelateerde verkenning een gebruiker makkelijker kan achterhalen wat bijvoorbeeld de samenstelling van de ondergrond is op de plaats van de put, hoe diep er geboord is of welk aanvulmateriaal er gebruikt is. Indien er een verkenning is uitgevoerd voor de realisatie en op de locatie van de put, dan wordt het BRO-ID van die verkenning geregistreerd bij de gerelateerde Verkenning. Het is ook mogelijk dat er meerdere verkenningen zijn uitgevoerd. In dat geval worden ze allemaal geregistreerd bij de betreffende put. Zoals bij het onderdeel Ontwerpput is toegelicht, worden bij een open bodemenergiesysteem met een monobron twee putten geregistreerd met elk haar eigen filter(s). Deze twee putten zijn in één boorgat aangebracht waarbij ook één verkenning (van hetzelfde type) heeft plaatsgevonden. Beide putten zullen daarom verwijzen naar dezelfde verkenning(en).

3.4.11 Gerealiseerde filter

De geperforeerde delen waardoor het water kan instromen, bij onttrekken, en kan uitstromen, bij infiltreren en retourneren, zijn de filters. Een put heeft in sommige gevallen meer dan één filter. In dat geval zijn er meerdere geperforeerde delen aanwezig die afgewisseld worden door blinde delen. Bij de gerealiseerde put wordt van alle afzonderlijke filters een aantal kenmerken geregistreerd in de basisregistratie ondergrond.

Filtergegevens bij installaties die gebaseerd zijn op een melding zijn niet altijd bekend bij de bronhouder. Indien de gegevens wel bekend zijn, moeten ze ook geregistreerd worden net als de filtergegevens bij gerealiseerde installaties die gebaseerd zijn op een beschikking.

Naast het ID waarmee het filter geïdentificeerd kan worden, wordt de diepte van de bovenkant van het filter ten opzichte van het maaiveld en de lengte van het filter geregistreerd.

Filters kunnen verticaal geplaatst zijn, horizontaal of schuin. De putten van open bodemenergiesystemen worden bijvoorbeeld soms bewust schuin geboord om verder uit elkaar te liggen dan aan het maaiveld mogelijk is. Bij bemalingen is vaak spraken van een horizontaal filter. Bij filtertype wordt geregistreerd of het een verticaal filter betreft of een niet-verticaal filter. Zowel schuin als horizontaal aangelegde filters behoren tot deze laatste categorie. Niet-verticale filters worden met een punt- of lijngeometrie geregistreerd: de horizontale filters met een lijngeometrie zodat de ligging van het filter in het horizontale vlak duidelijk is. Bij een schuin geboord filter wordt minimaal een puntgeometrie geregistreerd zodat in elk geval duidelijk is dat de bovenkant van het filter niet op dezelfde locatie in het platte vlak ligt als de put. Bij voorkeur wordt ook een schuin geboord filter als lijngeometrie geregistreerd waarbij de lijn de projectie van het filter in het platte vlak representeert.

3.5 Levensduur en historie

In het stelsel van basisregistraties geldt bij het modelleren van levensduur en historie een onderscheid in materiële levensduur en historie en formele levensduur en historie.

De formele levensduur beschrijft het moment van de initiële registratie in de BRO en het moment van het beëindigen ofwel het voltooien van de registratie in de BRO. De formele historie beschrijft de momenten waarop een verandering van een object in de registratie van de BRO plaats vindt. De formele historie beschrijft de momenten die altijd tussen het begin en het einde van de formele levensduur liggen, of daarmee overlappen. De formele levensduur en historie worden in de BRO generiek voor alle registratieobjecten middels de gegevensgroep Registratiegeschiedenis vastgelegd. Zie paragraaf 5.3.13.

De materiële levensduur beschrijft het initiële ontstaan en het vervallen van een object in de werkelijkheid. Een object is bijvoorbeeld een ontwerpinstallatie of een gerealiseerde bodemlus. Het initiële ontstaan en het vervallen wordt per object vastgelegd met de attributen begintijd en eindtijd.

Het Recht grondwatergebruik krijgt een eindtijd wanneer de beschikking of melding is beëindigd. Op dat moment krijgen ook de ontwerpobjecten die onderdeel uitmaken van deze beschikking of melding dezelfde datum voor eindtijd.

De begintijd van bijvoorbeeld een ontwerpinstallatie is de datum waarop het ontwerp is ontstaan. Binnen de BRO is dit het ontwerp dat is beschreven in de beschikking of de melding. Het ontwerp ontstaat daarmee op het moment dat de vergunning is verleend of de melding is afgehandeld. De eindtijd is in dit voorbeeld de datum waarop de beschikking of melding, waartoe het ontwerp behoort, vervalt. Het is ook mogelijk dat op een zeker moment de beschikking een opvolger krijgt met nieuwe gegevens over de betreffende ontwerpinstallatie en/of haar onderdelen. De datum van de wijzigingsvergunning is dan de eindtijd van de eerste ontwerpinstallatie en de begintijd van de nieuwe ontwerpinstallatie met haar aangepaste kenmerken.

De begintijd van een gerealiseerd object (bijvoorbeeld een gerealiseerde bodemlus) is de datum waarop het object is gerealiseerd ofwel ingericht; de eindtijd de datum waarop het gerealiseerde object definitief buiten gebruik is gesteld, of is gesloopt. De eindtijd is leeg wanneer het object nog niet is vervallen (bij ontwerpobjecten) of nog niet buiten gebruik is gesteld of is gesloopt (bij gerealiseerde objecten). Zie ook de voorbeelden in hoofdstuk 7, bijlage.

De materiële historie beschrijft veranderingen van een object gedurende de levensduur van het object in de werkelijkheid. De datums van deze veranderingen liggen daarmee altijd tussen, of overlappen met, het begin en het einde van de materiële levensduur. Dit wordt per object vastgelegd met de attributen beginGeldigheid en eindGeldigheid. De beginGeldigheid is de datum waarop de betreffende instantie c.q. het voorkomen van een object geldig wordt; de eindGeldigheid is de datum waarop de geldigheid van de betreffende instantie c.q. het voorkomen van een object vervalt.

Van de gerealiseerde put wordt bijvoorbeeld de hoogte van het maaiveld ten opzichte van NAP en de diepte van de put geregistreerd. Van het gerealiseerde filter wordt de diepte van de bovenkant van het filter ten opzichte van het maaiveld geregistreerd. Wanneer het maaiveld op een zeker moment wordt afgegraven, verandert op dat moment de hoogte van het maaiveld ten opzichte van NAP. Maar ook verandert de diepte van de put en de diepte van de bovenkant van het filter omdat deze kenmerken gedefinieerd zijn als diepte ten opzichte van het maaiveld. De Gerealiseerde put en het Gerealiseerde filter krijgen een nieuw voorkomen. Het vorige voorkomen krijgt een eindGeldigheid. Zowel de eindGeldigheid van het vorige voorkomen als de beginGeldigheid van het nieuwe voorkomen krijgen de datum waarop in de werkelijkheid het maaiveld is afgegraven. Zie ook de figuur hieronder.

Voor de objecten binnen het grondwatergebruiksysteem gelden de volgende uitgangspunten voor de levensduur en historie:

  1. Recht grondwatergebruik ontstaat in de BRO na een gebeurtenis ‘Vergunning verleend’ of 'Melding afgehandeld’. Recht grondwatergebruik krijgt een begintijd.

  2. Ontwerpobjecten ontstaan in de BRO gelijk met het Recht grondwatergebruik na een gebeurtenis ‘Vergunning verleend’ of 'Melding afgehandeld’. De ontwerpobjecten krijgen een begintijd met dezelfde datum. Dit is dezelfde datum als de begintijd van het Recht grondwatergebruik waar ze onderdeel van uitmaken.

  3. Gerealiseerde objecten ontstaan in de BRO na de gebeurtenis ‘Ontwerp gerealiseerd’. De gerealiseerde objecten krijgen een begintijd en beginGeldigheid met beide dezelfde datum

  4. Als een gerealiseerd object wijzigt, ontstaat een nieuw voorkomen van dit object, waarbij:

  1. Als van een ontwerpobject het ontwerp definitief wordt beëindigd, of een gerealiseerd object definitief buiten gebruik wordt gesteld of gesloopt, wordt het object beëindigd en krijgt het een eindtijd en, in geval van de gerealiseerde objecten, een eindGeldigheid met beide dezelfde datum.

Vorige voorkomens van een object blijven dus beschikbaar in de Landelijke Voorziening, maar worden ‘inactief gemaakt’ c.q. ‘niet-actueel verklaard’ door middel van een datum eindGeldigheid.

In de bijlage is een aantal voorbeelden opgenomen van de levenscyclus.

levenscyclus
Figuur 7 Schematisch voorbeeld van de levenscyclus van objecten binnen het grondwatergebruiksysteem: Als eerste ontstaat het recht grondwatergebruik, samen met het ontwerp. Op een later moment ontstaan de gerealiseerde objecten. De gerealiseerde objecten kunnen nieuwe voorkomens krijgen gedurende de levensduur.

3.6 Impact kwaliteitsregime IMBRO/A

De wijze waarop grondwatergebruiksgegevens nu worden geregistreerd en beheerd wijkt op een aantal aspecten af van de IMBRO gegevensinhoud. Bij de aanlevering van historische gegevens uit bestaande registraties wordt daarom geaccepteerd dat een aantal formeel verplichte gegevens geen waarde heeft. Voor deze gegevens wordt het IMBRO/A-regime gehanteerd en dat kent minder strikte regels.

Een belangrijke verandering in het IMBRO kwaliteitsregime ten opzichte van historische gegevens is dat zowel de ontwerpgegevens van installaties, zoals ze in de melding of de beschikking staan, als de gegevens van de in de werkelijkheid gerealiseerde installaties, worden opgenomen in de basisregistratie ondergrond. In het verleden zijn in veel gevallen niet de gegevens van beide verschijningsvormen opgeslagen. De ontwerpgegevens werden in sommige gevallen overschreven door de gegevens van de gerealiseerde installatie of het is onduidelijk of het gegevens van de beschikking/melding betreft of gegevens van de installatie zoals hij in werkelijkheid bestaat. In het verleden ontstane gegevens van installaties die in de werkelijkheid bestaan of hebben bestaan, worden geregistreerd bij de Gerealiseerde installatie. De beschikbare gegevens worden beschouwd als informatie over de gerealiseerde installatie. De ontwerpgegevens van installaties, die onder het IMBRO kwaliteitsregime verplicht zijn, mogen in dat geval onder het IMBRO/A kwaliteitsregime ontbreken.

Bij gesloten bodemenergiesystemen wordt de geometrie van elke individuele bodemlus geregistreerd in de basisregistratie ondergrond. In het verleden is echter niet voor elke individuele bodemlus een locatie vastgelegd. Veelal werd tot zes lussen de geometrie van de afzonderlijke lussen geregistreerd. Bij een systeem met meer bodemlussen werd alleen het middelpunt van het gehele systeem geregistreerd. Bij het IMBRO/A kwaliteitsregime is het daarom niet verplicht bij elke individuele bodemlus een geometrie te registreren. Het attribuut groep lussen geeft het onderscheid aan tussen individuele bodemlussen en groepen van bodemlussen, die ook als een punt zichtbaar zijn. Staat bij dit attribuut ja, dan is sprake van meerdere lussen. Is er nee geregistreerd, dan is er sprake van één individuele bodemlus. Wanneer er onbekend is geregistreerd, is het niet bekend of het een individuele bodemlus of een groep betreft. Het is ook mogelijk dat uit de historische gegevens niet eenduidig af te leiden is of het meerdere lussen betreft.

Samenhang en consistentie tussen verschillende registratieobjecten

De basisregistratie ondergrond dwingt af dat gegevens in andere registratieobjecten waarnaar verwezen wordt, ook daadwerkelijk geregistreerd zijn. Dat betekent dat vanuit het grondwaterproductiedossier alleen verwezen kan worden naar een grondwatergebruiksysteem dat in de basisregistratie ondergrond is geregistreerd. Het maakt daarbij niet uit of het grondwatergebruiksysteem waarnaar verwezen wordt kwaliteitsregime IMBRO of IMBRO/A heeft.

3.7 INSPIRE

Het doel van de Europese kaderrichtlijn INSPIRE is het harmoniseren en openbaar maken van ruimtelijke gegevens van overheidsorganisaties ten behoeve van het milieubeleid. Het registratieobject grondwatergebruiksysteem valt onder de INSPIRE-thema's Production and Industrial Facilities (PF), milieubewakingsvoorzieningen (EF) en gebiedsbeheer (AM). Om die reden moeten de gegevens in het registratieobject geschikt gemaakt worden voor uitwisseling volgens de INSPIRE-standaard. Dit wordt voor dit registratieobject geïmplementeerd middels een mapping van het gegevensmodel van het registratieobject grondwatergebruiksysteem op het gegevensmodel van de INSPIRE-thema's. De inhoud van deze mapping is geen onderdeel van deze catalogus.

Bodemenergiesystemen vallen inhoudelijk onder INSPIRE thema energiebronnen. In de codelijst in het datamodel voor Energiebronnen is bodemenergie echter niet als specifieke duurzame energiebron opgenomen. Dit is een niet-uitbreidbare codelijst en kan dus niet worden aangevuld met bodemenergie. Dit betekent dat de gegevens over bodemenergiesystemen niet geharmoniseerd naar het INSPIRE datamodel kunnen worden ontsloten.

4. Opbouw van de gegevensdefinitie

Dit onderdeel is niet normatief.

4.1 De gegevensdefinitie

De gegevensdefinitie vormt het hart van de catalogus en geeft een beschrijving van alle gegevens van het registratieobject. Eerst wordt de definitie van het registratieobject gegeven inclusief de plaatjes van het zgn. domeinmodel, en vervolgens de definities van de entiteiten waaruit het object is opgebouwd met de eigenschappen van die entiteiten, de attributen. De entiteiten worden op volgorde van de nummers in het domeinmodel behandeld. De volgende aspecten van de gegevens worden vastgelegd:

De gegevensdefinitie dekt de beide kwaliteitsregimes die worden onderscheiden, IMBRO en IMBRO/A. Het kwaliteitsregime IMBRO is leidend en bij het opstellen van de gegevensdefinitie is geprobeerd de verschillen tussen de twee regimes zo klein te houden. Het streven is een object altijd in termen van dezelfde gegevens te beschrijven en voor IMBRO/A alleen aanvullende regels te formuleren en extra waarden toe te staan. Bij uitzondering kan het echter nodig zijn gebleken voor IMBRO/A aparte entiteiten, attributen of domeinen te definiëren.

4.2 Domeinen

Domeinen

Een domein beschrijft welke waarden mogelijk zijn voor een attribuut (zie bijv. Aantal of Code).

Sommige domeinen zijn samengesteld uit twee of meer elementen die in samenhang betekenisvol zijn. Een voorbeeld van een samengesteld domein dat in de BRO bestaat is Datuminterval. Datuminterval bestaat uit twee elementen, beide van het domein Datum (jaar, maand en dag), namelijk een begindatum en een einddatum.

Bij een attribuut kunnen ook twee of meer domeinen mogelijk zijn. Voor dit attribuut geldt dat verschillende domeinen valide zijn, er kan echter bij aanlevering van de gegevens altijd maar één van de domeinen gekozen worden.
In de gegevensdefinitie worden in dat geval een attribuut gemodelleerd waarvan het domein dat de mogelijke waarde beschrijft een keuze is tussen twee of meer domeinen. Dit maakt het mogelijk waar in het domeinmodel normaal gesproken maar één mogelijkheid bestaat, een opsomming te geven van meerdere mogelijke domeinen, waarbij altijd precies één van deze mogelijkheden wordt gebruikt. Een voorbeeld van een dergelijke keuze domein is het domein Organisatie.

De domeinen die in de gegevensdefinitie worden gebruikt worden hieronder toegelicht.

4.2.1 Code

Een code is een opeenvolging van cijfers, van letters of van cijfers en letters met een bepaalde opbouw en met een specifieke betekenis. Een code heeft gewoonlijk een betekenis die ook buiten de basisregistratie ondergrond geldt. Een code wordt uitgegeven door een verantwoordelijke instantie. Om de opbouw van een code weer te geven wordt gebruik gemaakt van de letters C en N. De letter C staat voor character (Eng.) en duidt een letter aan, de letter N staat voor number (Eng.) en duidt een cijfer aan. Een code heeft een bepaalde naam.
Het domein wordt volledig gespecificeerd door met de naam van de code ook de opbouw mee te geven. Uit de definitie van het attribuut zelf moet blijken wat de specifieke betekenis is van de code. In het domeinmodel wordt het domein aangeduid met zijn naam.

4.2.2 Gemeten waarden

Meetwaarden worden gebruikt voor grootheden. De waarde van een grootheid is een getal met een bepaalde opbouw en een bepaalde eenheid. Voor de waarde van grootheden worden twee domeinen gebruikt. Een voor een waarde waarvan de nauwkeurigheid altijd hetzelfde is (Meetwaarde) en een voor een waarde waarvan de nauwkeurigheid varieert (Meetwaarde in machten) en dat is het geval wanneer de nauwkeurigheid voor kleine getallen anders is dan de nauwkeurigheid voor grote getallen omdat een ander apparaat of methode is gebruikt.

De basisregistratie ondergrond gebruikt voor de eenheden de codes uit het UCUM (Unified Code for Units of Measure)-systeem. In bijzondere gevallen is de eenheid dimensieloos.

4.2.2.1 Meetwaarde

Het domein Meetwaarde wordt gebruikt wanneer de nauwkeurigheid van de waarde altijd hetzelfde is.
Het is een rationaal getal met een bepaalde opbouw. Het aantal cijfers voor het scheidingsteken is variabel maar begrensd. Het aantal cijfers achter het scheidingsteken ligt vast.

Het domein wordt volledig gespecificeerd door met de aanduiding meetwaarde ook de opbouw (Meetwaarde N.N) en de eenheid mee te geven. Gewoonlijk wordt de waardeverzameling verder ingeperkt door een bereik te specificeren. In het domeinmodel wordt volstaan met de algemene aanduiding Meetwaarde.

Inname van gemeten waarden

In de praktijk is het moeilijk een meetwaarde zonder verandering van het ene systeem aan het andere door te geven. De basisregistratie ondergrond hanteert de definities binnen het systeem en bij uitgifte strikt om te borgen dat een meetwaarde zonder verandering kan worden doorgegeven.

Bij het vastleggen van eigenschappen is het niet altijd nodig getallen zo strikt te definiëren als de basisregistratie vraagt. De uitvoerders weten wel wat een getal zou moeten voorstellen en kunnen bijvoorbeeld accepteren dat een meetwaarde er een decimale nul bij krijgt of dat een getal een onbepaald aantal decimalen heeft. Om de uitvoeringspraktijk niet nodeloos te frustreren door getallen die niet aan de strikte definitie voldoen af te wijzen, hanteert de basisregistratie ondergrond bij het innemen van meetwaarden de volgende praktische regels:

  • Er zijn meer cijfers achter het scheidingsteken aanwezig dan gespecificeerd: het getal wordt afgekapt op het aantal dat in de gegevensdefinitie is gespecificeerd.
  • Er zijn minder cijfers achter het scheidingsteken aanwezig dan gespecificeerd: het getal wordt aangevuld met nullen tot het aantal dat in de gegevensdefinitie is gespecificeerd.
  • Er is geen scheidingsteken aanwezig: het scheidingsteken wordt toegevoegd en het getal wordt aangevuld met nullen tot het aantal dat in de gegevensdefinitie is gespecificeerd.
  • Het getal voor het scheidingsteken begint met een of meer nullen: de nullen worden genegeerd.
  • Er zijn meer cijfers vóór het scheidingsteken aanwezig dan gespecificeerd: de waarde wordt geweigerd.
  • Er is een scheidingsteken bij de exponent van de meetwaarde in machten aanwezig: de waarde wordt geweigerd.

4.2.3 Tekst

Het domein Tekst bestaat uit een stuk tekst van een bepaalde maximale lengte. De tekst mag alleen bestaan uit de tekens die voorkomen in de MES-1 set. De MES-1 set omvat 335 tekens en wordt gebruikt binnen de landen van de Europese Unie die een Latijns schrift kennen.
Het domein wordt volledig gespecificeerd door met de aanduiding tekst ook de maximale lengte mee te (Tekst N). In het domeinmodel wordt volstaan met de algemene aanduiding Tekst.

4.2.4 Tijdstip

Voor gegevens die over tijdstippen gaan worden twee domeinen gebruikt. Een voor een tijdstip tot op de seconde nauwkeurig (DatumTijd) en een voor een tijdstip tot op de dag nauwkeurig (Datum).

In ieder domein gaat het om de datum gemeten volgens de Gregoriaanse kalender. Bij het domein DatumTijd wordt de tijd gemeten volgens UTC en moet de tijdzone worden meegegeven. UTC is de mondiaal geaccepteerde standaardtijd en de opvolger van GMT (Greenwich Mean Time); de drie letters staan voor Coordinated Universal Time. Door de tijdzone mee te geven kan lokale tijd worden omgezet naar UTC.

De opbouw van de twee domeinen volgt dezelfde conventies, conform ISO 8601. Het eerste element in de opbouw staat voor het jaar, dan volgt de maand, enz., en het laatste element staat voor de tijdzone. Om de verschillende elementen aan te geven worden letters gebruikt: jaar (J), maand (M), dag (D), uur (U), minuut (M)en seconde (S), gevolgd door de tijdzone. Het aantal letters geeft de lengte aan.

Voor de meest uitgebreide variant van de opbouw, die van DatumTijd, wordt dit JJJJ-MM-DDTUU:MM:SS+UU:MM. De T is het teken dat de datum en het tijdstip op die datum scheidt. De + is het scheidingteken tussen het tijdstip en de tijdzone. Zoals uit de opbouw blijkt wordt de tijdzone in uren en minuten gegeven. De meeste tijdzones zijn overigens uitgedrukt in gehele uren (UU:00). In Nederland geldt Centraal Europese Tijd (UTC+1:00) of Centraal Europese Zomertijd (UTC+2.00).

4.2.4.1 Datum

Het domein Datum wordt gebruikt om een datum volgens de Gregoriaanse kalender tot op de dag nauwkeurig aan te geven. De opbouw is JJJJ-MM-DD.
Bij het domein Datum is het voldoende de naam te geven, omdat de opbouw altijd hetzelfde is. Gewoonlijk wordt de waardeverzameling verder ingeperkt door een bereik te specificeren.

4.2.4.2 DatumTijd

Het domein DatumTijd wordt gebruikt om een tijdstip volgens de Gregoriaanse kalender tot op de seconde nauwkeurig aan te geven. De opbouw is JJJJ-MM-DDTUU:MM:SS+UU:MM.
Bij het domein DatumTijd is het voldoende de naam te geven, omdat de opbouw altijd hetzelfde is. Gewoonlijk wordt de waardeverzameling verder ingeperkt door een bereik te specificeren.

4.2.4.3 OnvolledigeDatum

Voor gegevens die onder het kwaliteitsregime IMBRO/A aangeleverd worden, geldt een derde domein met vier keuzemogelijkheden.

  • De datum tot op de dag nauwkeurig, met als opbouw JJJJ-MM-DD
  • De datum tot op de maand nauwkeurig, met als opbouw JJJJ-MM
  • De datum tot op het jaar nauwkeurig, met als opbouw JJJJ
  • Geen datum bekend, met als vaste waarde onbekend.

De keuze die gemaakt wordt is gebaseerd op de beschikbaarheid van gegevens. De gebruiker moet ervan uit gaan dat de informatie zo nauwkeurig mogelijk is opgenomen. Bij het domein OnvolledigeDatum is het voldoende de naam te geven, omdat de vier keuzen en de opbouw altijd hetzelfde zijn.

4.2.5 Waardelijsten

Een waardelijst is een lijst van de waarden die het attribuut mag hebben. Er zijn twee typen waardelijsten, waardelijsten die in de toekomst kunnen worden uitgebreid en waardelijsten die niet kunnen worden uitgebreid. Een waardelijst heeft een bepaalde naam en een specifieke inhoud.

4.2.5.1 Waardelijst niet-uitbreidbaar

Een niet-uitbreidbare waardelijst wordt gebruikt wanneer uitbreiding niet mogelijk is. Alle waarden van de lijst staan vast.
Bij een niet-uitbreidbare waardelijst is het voldoende de naam te geven, omdat de inhoud altijd hetzelfde is. In de basisregistratie ondergrond worden drie niet-uitbreidbare waardelijsten gebruikt.

IndicatieJaNee
Waarde
ja
nee
IndicatieJaNeeOnbekend
Waarde
ja
nee
onbekend
Kwaliteitsregime
Waarde
IMBRO
IMBRO/A
4.2.5.2 Waardelijst uitbreidbaar

Een uitbreidbare waardelijst wordt gebruikt wanneer uitbreiding mogelijk moet zijn. Iedere waarde van de lijst heeft een specifieke betekenis (omschrijving) en geldt voor een bepaald kwaliteitsregime, IMBRO en/of IMBRO/A. Eventueel worden andere aspecten van de waarde vastgelegd.
Bij een uitbreidbare waardelijst wordt de naam van de lijst geven. De inhoud van de lijst is in een apart hoofdstuk van de gegevensdefinitie opgenomen.

4.2.6 Coördinatenpaar

Het domein Coördinatenpaar wordt gebruikt om de positie van een punt op het aardoppervlak vast te leggen. De positie wordt bepaald in een specifiek referentiestelsel en uitgedrukt in twee coördinaten. Ieder van de coördinaten heeft een meetwaarde en de notatie voor het paar is (coördinaat 1, coördinaat 2).
In de basisregistratie ondergrond worden drie referentiestelsels voor horizontale posities gebruikt. Het referentiestelsel bepaalt hoe de tweedimensionale ruimte wordt beschreven en daarmee wat de coördinaten voorstellen en wat de karakteristiek van de twee meetwaarden is.
Voor het referentiestelsel RD zijn de coördinaten cartesisch en is de notatie (x,y). De eerste coördinaat (x) heeft betrekking op de positie op een west-oost georiënteerde as, de tweede coördinaat (y) op een zuid-noord georiënteerde as. Een positie oostelijk van de oorsprong, resp. noordelijk van de oorsprong heeft een positieve waarde.
Voor WGS84 (ongeprojecteerd) en ETRS89 (ongeprojecteerd) zijn de coördinaten geografisch en is de notatie (φ,λ). De eerste coördinaat heeft betrekking op de geografische breedte, de tweede op de geografische lengte. Een positie oostelijk van de Greenwichmeridiaan, resp. noordelijk van de evenaar heeft een positieve waarde.
Bij het domein Coördinatenpaar is het voldoende de naam te geven, omdat de opbouw altijd hetzelfde is.

Coördinatenpaar voor RD (x,y)
Domein
  Naam Meetwaarde 6.3
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik x -7000 tot 289000
  Waardebereik y 289000 tot 629000
Coördinatenpaar voor WGS84 (φ,λ)
Domein
  Naam Meetwaarde 2.9
  Eenheid ° (graden, decimaal)
  Waardebereik φ 51.3 tot 56
  Waardebereik λ 2.4 tot 6.8
Coördinatenpaar voor ETRS89 (φ,λ)
Domein
  Naam Meetwaarde 2.9
  Eenheid ° (graden, decimaal)
  Waardebereik φ 50.6 tot 56
  Waardebereik λ 2.4 tot 7.4

4.2.7 Organisatie

Het domein Organisatie wordt gebruikt om de organisaties die een rol hebben in de basisregistratie ondergrond te identificeren. De invulling van het domein hangt af van waar de organisatie gevestigd is en voor de basisregistratie ondergrond gaat het daarbij om Nederland of een andere lidstaat van de Europese Unie.

In het geval de organisatie in Nederland gevestigd is, wordt het domein ingevuld met het gegeven dat een onderneming of de maatschappelijke activiteit van een rechtspersoon in het Handelsregister identificeert, het KvK-nummer. Het KvK-nummer is van het type code en de opbouw is NNNNNNNN.

Voor organisaties buiten Nederland wordt het domein ingevuld met het equivalent van het KvK-nummer in een handelsregister van een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland, het EuropeesHandelsnummer. Het Europees handelsnummer, de zogenaamde EUID, is geïntroduceerd ten behoeve van de koppeling van handelsregisters. De code is gebaseerd op ISO 6523 en is opgebouwd uit een landcode, registeridentificatiecode, inschrijvingsnummer en controlegetal. De landcode is de 2-letterige code van ISO3166, de registeridentificatiecode is de identificatie van het nationale register omdat in sommige landen meerdere handelsregisters bestaan en het inschrijvingsnummer is het nummer waaronder de onderneming is ingeschreven in het betreffende register. Het controlegetal ter voorkomen van identificatiefouten wordt nog niet gebruikt. De opbouw per element is variabel en daarom is het Europees Handelsnummer in de BRO als domein Tekst 40 opgenomen.

Bij het domein Organisatie is het voldoende de naam te geven, omdat de twee keuzen en de opbouw altijd hetzelfde zijn.

4.3 Entiteiten van het type meetreeks

Een meetreeks is een type entiteit met een vaste ordening. Het wordt gebruikt om het verloop van een bepaalde eigenschap of eigenschappen vast te leggen die het gevolg is van de verandering van een bepaalde variabele, de zogenaamde onafhankelijke variabele. In de basisregistratie ondergrond is er altijd 1 onafhankelijke variabele, en dat is meestal de tijd maar kan ook een andere variabele zijn.

De meetreeks is een verzameling gemeten waarden van bepaalde eigenschappen in een bepaalde volgorde. Alle eigenschappen van de meetreeks worden volledig gespecificeerd. De eerste eigenschap is de onafhankelijke variabele op basis waarvan de metingen elkaar in oplopende volgorde opvolgen. Daarna volgen de afhankelijke variabelen.
Een meetreeks heeft een bepaalde naam. Alleen in het domeinmodel is de meetreeks aangeduid als Meetreeks.

4.4 Het domeinmodel

Het domeinmodel geeft een overzicht van de gegevens van het registratieobject en laat de onderlinge samenhang zien. Modellering van informatie kent verschillende invalshoeken. In de catalogus is het inhoudelijke perspectief gekozen omdat dat de meeste waarde heeft voor de mensen die de informatie moeten begrijpen. Een dergelijk model wordt in de basisregistratie ondergrond een domeinmodel genoemd. Uit het domeinmodel wordt een technisch model afgeleid dat meeweegt dat informatiesystemen efficiënt met elkaar moeten kunnen spreken. Voor het domeinmodel wordt de UML-notatie gebruikt. Met kennis van de gebruikte symbolen is het gemakkelijk te lezen.

Het domeinmodel kent een aantal vaste elementen die bij ieder registratieobject terugkomen. Een begrip van deze elementen vergroot de leesbaarheid van het domeinmodel en de catalogus. De elementen zijn: entiteiten, attributen, gegevensgroepen en relaties. Een entiteit is een onderscheidend geheel van eigenschappen die gezamenlijk betekenis hebben. Een entiteit heeft altijd een naam en een definitie. In het domeinmodel zijn de entiteiten te herkennen aan het begrip Objecttype.

In de entiteiten staan de namen opgesomd van de attributen, de eigenschappen van de entiteiten, met daarachter de naam van de bijbehorende waardenverzameling (domein) en de kardinaliteit. Bij attributen is de kardinaliteit alleen opgenomen wanneer die ongelijk is aan 1. Overigens moet de kardinaliteit altijd in samenhang met de regels die in de definitie van het gegeven zijn opgenomen worden begrepen. De kardinaliteit en de regels bepalen samen of een gegeven al dan niet aanwezig is. De figuren laten ook zien welke attributen alleen aan de dataleverancier en de bronhouder worden uitgeleverd. In het domeinmodel zijn de attributen te herkennen aan het begrip Attribuutsoort.

Soms zijn een aantal attributen gegroepeerd in een groep, aangeduid als gegevensgroep. Het blijven attributen van de entiteit, maar de inhoudelijke definiëring van de gegevensgroep staat elders. Gegevensgroepen kunnen bij meerdere entiteiten terugkomen.

Het domeinmodel laat daarnaast ook zien hoe entiteiten aan elkaar gerelateerd zijn. Een beschrijving van deze relatie is opgenomen bij de bron-entiteit van de relatie. Een relatie heeft altijd een richting en in de meeste gevallen loopt deze van bron naar doel. In het plaatje van een domeinmodel heeft de relatie een naam en een kardinaliteit. Om de leesbaarheid te vergroten staat de kardinaliteit bij de doelentiteit.

Bovenstaand voorbeeld is te lezen als: de entiteit Bepaling bevat één of meerdere metingen. Een meting bestaat uit een meetwaarde en meetconfiguratie-gegevens. De meetconfiguratie bestaat uit twee parameters.

4.5 Verplichte gegevens, verplichte waarden

De kardinaliteit en de regels bepalen samen of een gegeven al dan niet aanwezig is. Voor een goed begrip van de gegevensdefinitie is dat nog niet zorgvuldig genoeg geformuleerd. In de praktijk van gegevensuitwisseling is het namelijk mogelijk een attribuut op te nemen zonder waarde. Verbijzonderd voor attributen is de juiste formulering daarom dat de kardinaliteit en de regels samen bepalen of een attribuut al dan niet aanwezig is en of een attribuut al dan niet een waarde heeft.

Uitgangspunt is dat een attribuut dat aanwezig is een waarde heeft. Een attribuut wordt alleen bij uitzondering zonder waarde in de berichten opgenomen. Het onderstaande overzicht geeft de vier mogelijkheden die voorkomen.

Voor de kardinaliteiten [0..*] en [1..*] geldt in essentie hetzelfde.

5. Gegevensdefinitie

5.1 Registratieobject

Naam Grondwatergebruiksysteem
Code GUF
Definitie

Het geheel van gegevens dat betrekking heeft op een grondwatergebruiksysteem dat op een bepaald moment op een bepaalde locatie in Nederland is ingericht om de hulpbron grondwater direct te gebruiken middels onttrekken en/of in de bodem brengen, of indirect te gebruiken voor koude- en warmtecapaciteit.

Populatie

De populatie grondwatergebruiksysteem in de registratie ondergrond omvat alle systemen van grondwatergebruik, tot een diepte van 500 meter, die door bestuursorganen worden geregistreerd omdat er een vergunnings- of meldingsplicht voor geldt onder de Omgevingswet. Het betreft onttrekkingen, infiltraties en retourneringen, ongeacht gebruiksdoel of grootte, en bodemenergiesystemen.

5.2 Het domeinmodel

Diagram VerkenningGerealiseerde bodemlusGerealiseerde oppervlakteinfiltratieOntwerpoppervlakteinfiltratieOntwerpbodemlusOntwerpputGerealiseerde installatieGerealiseerde filterRecht grondwatergebruikGerealiseerde putOntwerpinstallatieGrondwatergebruiksysteemRegistratieobject

Domeinmodel GUF conceptueel

5.3 Entiteittypen en attributen

5.3.1 Grondwatergebruiksysteem

Diagram Gestandaardiseerde locatieTijdvakLevensduurTijdvakGeldigheidRegistratieobjectGerealiseerde installatieRecht grondwatergebruikGrondwatergebruiksysteemRegistratiegeschiedenis

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens die het grondwatergebruiksysteem identificeren en inzicht gegeven in de geschiedenis van het object voorafgaand aan opname in de registratie ondergrond.

Toelichting

Een grondwatergebruiksysteem, ook wel inrichting genoemd, omvat alle onderdelen die een technische en/of organisatorische samenhang kennen.

5.3.1.1 BRO-ID
Type gegeven Attribuut van Grondwatergebruiksysteem
Definitie

De identificatie van een grondwatergebruiksysteem in de registratie ondergrond.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Registratieobjectcode
  Type Code
  Opbouw GUFNNNNNNNNNNNN
Materiële geschiedenis Nee
Toelichting

De basisregistratie ondergrond kent bij registratie automatisch de juiste waarde aan het object toe.

5.3.1.2 bronhouder
Type gegeven Attribuut van Grondwatergebruiksysteem
Definitie

Het KvK-nummer van de maatschappelijke activiteit van de publiekrechtelijke rechtspersoon die bronhouder is van de gegevens in de basisregistratie ondergrond.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Organisatie
Regels

De organisatie moet binnen de basisregistratie ondergrond als bronhouder van grondwatergebruiksysteem bekend zijn.

Materiële geschiedenis Nee
Toelichting

In de praktijk is dit het bevoegd gezag van het vergunde of gemelde grondwatergebruiksysteem.
Het gegeven is door de dataleverancier bij de overdracht meegegeven in het geval de dataleverancier niet de bronhouder is.

5.3.1.3 object-ID bronhouder
Type gegeven Attribuut van Grondwatergebruiksysteem
Definitie

De identificatie die door of voor de bronhouder is gebruikt om het object in de eigen administratie te kunnen vinden.

Juridische status Niet-authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Tekst 200
Materiële geschiedenis Nee
Toelichting

Het gegeven wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder. Het is in de registratie opgenomen om de communicatie tussen de registerbeheerder en de bronhouder of dataleverancier te vergemakkelijken.

5.3.1.4 dataleverancier
Type gegeven Attribuut van Grondwatergebruiksysteem
Definitie

Het KvK-nummer van de onderneming of de maatschappelijke activiteit van de rechtspersoon die het object aan de basisregistratie ondergrond heeft aangeleverd, of het equivalent daarvan in een handelsregister van een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland.

Juridische status Niet-authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Organisatie
Regels

De organisatie moet binnen de basisregistratie ondergrond als dataleverancier van grondwatergebruiksysteem bekend zijn.

Materiële geschiedenis Nee
Toelichting

Het gegeven is door de dataleverancier bij de overdracht meegegeven. Het wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder.

5.3.1.5 kwaliteitsregime
Type gegeven Attribuut van Grondwatergebruiksysteem
Definitie

De aanduiding van de kwaliteitseis waaraan de gegevens van het object voldoen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Kwaliteitsregime
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Materiële geschiedenis Nee
Toelichting

Het gegeven is door de dataleverancier bij de overdracht meegegeven.

5.3.1.6 kader aanlevering
Type gegeven Attribuut van Grondwatergebruiksysteem
Definitie

De rechtsgrond op basis waarvan, of bij afwezigheid daarvan, de activiteit naar aanleiding waarvan, het betreffende gegeven is aangeleverd aan de basisregistratie ondergrond.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam KaderAanlevering
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Materiële geschiedenis Nee
Toelichting

De wetgever stipuleert dat het gegeven moet zijn vastgelegd om inzicht te geven in de relatie met de taken van een bestuursorgaan. Het gegeven geeft inzicht in de maatschappelijke betekenis van de informatie. Het betreft hier de rechtsgrond in het heden. Wanneer tijdens de levensduur van het registratieobject de rechtsgrond veranderd, dan wordt deze verandering inclusief het moment waarop de verandering plaats vond geregistreerd.

5.3.1.7 gestandaardiseerde locatie
Type gegeven Gegevensgroep van Grondwatergebruiksysteem
Definitie

De gegevens over de locatie van de een grondwatergebruiksysteem en over het bepalen van die locatie zoals die door de basisregistratie ondergrond zijn getransformeerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Gegevensgroeptype Gestandaardiseerde locatie
Materiële geschiedenis Ja
Toelichting

De gegevens staan niet in een brondocument. De gestandaardiseerde locatie wordt door de basisregistratie ondergrond berekend ten behoeve van afnemers. Het maakt het mogelijk alle gegevens in de registratie ondergrond in een en hetzelfde referentiestelsel te ontsluiten.
De locatie van een grondwatergebruiksysteem is in de meeste gevallen een multi-point dat bestaat uit de locaties van de verschillende ontwerpinstallaties en gerealiseerde installaties.

5.3.1.8 registratiegeschiedenis
Type gegeven Gegevensgroep van Grondwatergebruiksysteem
Definitie

De gegevens die de geschiedenis van het object in de registratie ondergrond markeren.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Gegevensgroeptype Registratiegeschiedenis
Materiële geschiedenis Nee
Toelichting

De gegevens staan niet in een brondocument maar worden automatisch door de basisregistratie ondergrond gegenereerd.

5.3.1.9 geldigheidsduur
Type gegeven Gegevensgroep van Grondwatergebruiksysteem
Definitie

De periode waarin het betreffende voorkomen van een grondwatergebruiksysteem geldig is in de werkelijkheid.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Gegevensgroeptype TijdvakGeldigheid
Materiële geschiedenis Nee
Toelichting

Een voorkomen van een grondwatergebruiksysteem is geldig wanneer de combinatie van (waarden voor) gegevens over een grondwatergebruiksysteem, geldig is in de werkelijkheid.

5.3.1.10 levensduur
Type gegeven Gegevensgroep van Grondwatergebruiksysteem
Definitie

De periode van de datum waarop het eerste ontwerp middels een verleende vergunning wordt goedgekeurd of in een melding wordt gemeld (begindatum) tot datum van definitieve beëindiging van de beschikking of melding en de definitieve beëindiging van de gerealiseerde installaties (einddatum) van een grondwatergebruiksysteem.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Gegevensgroeptype TijdvakLevensduur
Materiële geschiedenis Nee
5.3.1.11 gerelateerd gebruiksrecht
Type gegeven Associatie van Grondwatergebruiksysteem
Definitie

Een gebruiksrecht op grondwatergebruik, zijnde een beschikking of een melding, vormt de juridische basis voor een grondwatergebruiksysteem.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1..*
Relatiesoort naam gebaseerd op
Relatierol naam gerelateerd gebruiksrecht
Bron Grondwatergebruiksysteem
Doel Recht grondwatergebruik
Materiële geschiedenis Nee
5.3.1.12 gerelateerde gerealiseerde installatie
Type gegeven Associatie van Grondwatergebruiksysteem
Definitie

Een in de werkelijkheid gerealiseerde installatie maakt onderdeel uit van een grondwatergebruiksysteem.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..*
Relatiesoort naam bestaat uit
Relatierol naam gerelateerde gerealiseerde installatie
Bron Grondwatergebruiksysteem
Doel Gerealiseerde installatie
Materiële geschiedenis Nee

5.3.2 Recht grondwatergebruik

Diagram Maximale waterverplaatsingGebruiksdoel systeemOntwerpinstallatieRecht grondwatergebruikTijdvakLevensduur

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens van een, door een bestuursorgaan verleende vergunning, of een aan bestuursorgaan gedane melding, voor het onttrekken, infiltreren en retourneren van grondwater en het benutten van de warmte- en koudecapaciteit van de ondergrond.

5.3.2.1 identificatie beschikking-melding
Type gegeven Attribuut van Recht grondwatergebruik
Definitie

Het door de bronhouder aangeleverde, identificerend gegeven van de beschikking of de melding

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Tekst 100
Regels

De waarde van het attribuut moet uniek zijn binnen het grondwatergebruiksysteem.

Materiële geschiedenis Nee
Toelichting

In het geval van een vergunning betreft dit de, door het bevoegd gezag toegekende unieke aanduiding, uit de registratie van de bronhouder, van de desbetreffende beschikking of van het document waarin die beschikking is vastgelegd, ook wel kenmerk geheten. In het geval van een melding betreft dit de unieke aanduiding, uit de registratie van de bronhouder, van het document, ook wel kenmerk geheten, waarin de melding is vastgelegd.

5.3.2.2 rechtstype
Type gegeven Attribuut van Recht grondwatergebruik
Definitie

De juridische procedurevorm waaruit het recht het grondwater te gebruiken is ontstaan.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Rechtstype
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Materiële geschiedenis Nee
5.3.2.3 gebruiksdoel systeem
Type gegeven Gegevensgroep van Recht grondwatergebruik
Definitie

De kenmerken van de gebruikstoepassing of -toepassingen van het registratieobject.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Gegevensgroeptype Gebruiksdoel systeem
Materiële geschiedenis Nee
5.3.2.4 maximale waterverplaatsing
Type gegeven Gegevensgroep van Recht grondwatergebruik
Definitie

De in de beschikking of melding genoemde kenmerken van de maximale volumes water die door het gehele systeem aan de ondergrond onttrokken mogen worden en de maximale volumes die in de bodem gebracht mogen worden.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..2
Gegevensgroeptype Maximale waterverplaatsing
Regels

De gegevensgroep mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut primair gebruiksdoel van de entiteit Gebruiksdoel systeem gelijk is aan geslotenBodemenergiesysteem.
De gegevensgroep moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Materiële geschiedenis Nee
Toelichting

De toegestande maximale waterverplaatsing kan zowel bij het gebruiksrecht voor het gehele systeem, als voor de verschillende installaties geregistreerd worden. De optelsom van de maximale volumes van de verschillende installaties komt niet altijd overeen met de maximale volumes van het gehele grondwatergebruiksysteem ofwel de gehele inrichting.

In het geval het grondwatergebruiksysteem 2 functies vervult namelijk onttrekken en in de bodem brengen, wordt de gegevensgroep 2 keer geregistreerd: 1 keer voor de maximale volumes die onttrokken mogen worden en 1 keer voor volumes die in de bodem gebracht mogen worden.

Het betreft de maximale hoeveelheden tijdens het reguliere verbruik, inclusief onderhoud. Het is exclusief de maximale volumes die aanvullend bij de aanleg van het systeem mogen worden gebruikt.

5.3.2.5 levensduur
Type gegeven Gegevensgroep van Recht grondwatergebruik
Definitie

De periode van datum van het eerste ontstaan tot datum van het definitieve einde van een Recht grondwatergebruik.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Gegevensgroeptype TijdvakLevensduur
Materiële geschiedenis Nee
Toelichting

Het Recht grondwatergebruik ontstaat bij de ingangsdatum van de vergunning. Bij meldingen ontstaat het Recht grondwatergebruik bij het bevestigen van de melding. Het intrekken van de vergunning of wanneer de einddatum is bereikt, betekent het einde van het Recht grondwatergebruik.

5.3.2.6 gerelateerde ontwerpinstallatie
Type gegeven Associatie van Recht grondwatergebruik
Definitie

Een ontwerp van een installatie wordt beschreven in een gebruiksrecht op grondwatergebruik, zijnde een beschikking of een melding.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..*
Relatiesoort naam bevat
Relatierol naam gerelateerde ontwerpinstallatie
Bron Recht grondwatergebruik
Doel Ontwerpinstallatie
Regels IMBRO/A

Alleen bij IMBRO/A-gegevens mag de relatie ontbreken.

Materiële geschiedenis Nee

5.3.3 Ontwerpinstallatie

Diagram TijdvakLevensduurOntwerpoppervlakteinfiltratieOntwerpputOntwerpbodemlusEnergiekenmerkenMaximale waterverplaatsingOntwerpinstallatie

Type gegeven Entiteit
Definitie

De kenmerken van de, in de beschikking of melding opgenomen, ontworpen installatie.

Toelichting

Een ontwerpinstallatie bestaat uit 1 of meer ontwerpputten waarmee water aan grondwater wordt ontrokken en/of in de bodem wordt gebracht. In het geval van een onttrekking waarbij oppervlakte-infiltratie wordt toegepast bevat een installatie ook een ontwerpoppervlakte-infiltratie.
In geval van gesloten bodemenergiesysteem bestaat de ontwerpinstallatie uit 1 of meer ontwerpbodemlussen.
De onderdelen van de installatie hebben onderling een technische samenhang en over de onderdelen in samenhang wordt gerapporteerd.

5.3.3.1 ontwerpinstallatie ID
Type gegeven Attribuut van Ontwerpinstallatie
Definitie

Het door de bronhouder aangeleverde, identificerend gegeven van de ontwerpinstallatie.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Tekst 100
Regels

De waarde moet uniek zijn binnen het grondwatergebruiksysteem.

Materiële geschiedenis Nee
5.3.3.2 installatiefunctie
Type gegeven Attribuut van Ontwerpinstallatie
Definitie

De functie van de installatie zoals die gebruikt wordt voor het primaire gebruiksdoel.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Installatiefunctie
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Materiële geschiedenis Nee
5.3.3.3 geometrie
Type gegeven Attribuut van Ontwerpinstallatie
Definitie

De puntgeometrie van de globale horizontale positie van de Ontwerpinstallatie in het tweedimensionale (2D) vlak.

Juridische status Niet-authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam GM_Point
Materiële geschiedenis Nee
Is afgeleid Ja
Toelichting Puntgeometrie gebaseerd op ISO19107. Aangegeven wordt of de coördinaten zijn ten opzichte van het Rijksdriehoekstelsel (EPSG:28992) of ten opzicht van ETRS89. De puntgeometrie kan bepaald worden door het gemiddelde (centroide) van de verzameling van puntgeometrie(en) van de putten of bodemlussen. Het kan ook de locatie van een van putten of lussen betreffen of een op een andere manier bepaalde locatie. De nauwkeurigheid van dit gegeven is daarmee niet goed te kwantificeren.
5.3.3.4 maximale waterverplaatsing
Type gegeven Gegevensgroep van Ontwerpinstallatie
Definitie

De in de beschikking of melding genoemde kenmerken van het maximale volume water dat door de installatie aan de ondergrond mag worden onttrokken en het maximale volume dat in de bodem mag worden gebracht.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..2
Gegevensgroeptype Maximale waterverplaatsing
Materiële geschiedenis Nee
Toelichting

Maximale waterverplaatsing kan zowel bij het gebruiksrecht voor het gehele systeem, als voor de verschillende installaties geregistreerd worden. De optelsom van de maximale volumes van de verschillende installaties komt niet altijd overeen met de maximale volumes van het gehele grondwatergebruiksysteem ofwel de gehele inrichting. Daarom moet bij 2 of meer installaties, behalve in het geval van gesloten bodemenergiesystemen, de maximale waterverplaatsing ook op installatieniveau worden geregistreerd indien deze bekend is. Niet in alle gevallen is de uitsplitsing naar installatie gemaakt in de beschikking, in die gevallen mag de gegevensgroep hier ontbreken.

In het geval de installatie 2 functies vervult namelijk onttrekken en in de bodem brengen wordt de gegevensgroep 2 keer geregistreerd, 1 keer voor de maximale volumes die onttrokken mogen worden en 1 keer voor maximale volumes die in de bodem gebracht mogen worden.

Het betreft de maximale hoeveelheden tijdens het reguliere verbruik, inclusief onderhoud. Het is exclusief de maximale volumes die aanvullend bij de aanleg van het systeem worden gebruikt.

5.3.3.5 energiekenmerken
Type gegeven Gegevensgroep van Ontwerpinstallatie
Definitie

De energiegerelateerde eigenschappen van de ontwerpinstallatie. Vastgelegd worden de hoeveelheden die worden toegevoegd aan de ondergrond. Veel van deze kenmerken worden in de beschikking of melding vastgelegd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Gegevensgroeptype Energiekenmerken
Regels

De gegevensgroep moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut installatiefunctie gelijk is aan openBodemenergiesysteem of geslotenBodemenergiesysteem.
De gegevensgroep mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Materiële geschiedenis Nee
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

Toelichting

In de basisregistratie ondergrond gaan we nadrukkelijk uit van hoeveelheden die aan de ondergrond worden toegevoegd. Een ander perspectief, dat niet in de basisregistratie ondergrond wordt vastgelegd, is een gebouwzijdig perspectief: wat er aan het gebouw wordt geleverd ofwel wat er aan de ondergrond wordt onttrokken.

5.3.3.6 levensduur
Type gegeven Gegevensgroep van Ontwerpinstallatie
Definitie

De periode van datum van eerste ontwerp (begindatum) tot datum van definitieve beëindiging ontwerp (einddatum) van een ontwerpinstallatie.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Gegevensgroeptype TijdvakLevensduur
Materiële geschiedenis Nee
Toelichting

Het eerste ontwerp is het ontwerp dat is vastgelegd in de beschikking of de melding. Het eerste ontwerp ontstaat daarmee op het moment de vergunning is verleend of de melding is afgehandeld. De einddatum is gelijk aan de datum waarop de beschikking of melding vervalt.

5.3.3.7 gerelateerde ontwerpbodemlus
Type gegeven Associatie van Ontwerpinstallatie
Definitie

Een ontwerpbodemlus maakt onderdeel uit van een ontwerpinstallatie.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..*
Relatiesoort naam bevat
Relatierol naam gerelateerde ontwerpbodemlus
Bron Ontwerpinstallatie
Doel Ontwerpbodemlus
Regels

De relatie moet aanwezig wanneer de waarde van het attribuut installatiefunctie van de entiteit Ontwerpinstallatie gelijk is aan geslotenBodemenergiesysteem.
De relatie mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Materiële geschiedenis Nee
5.3.3.8 gerelateerde ontwerpoppervlakte-infiltratie
Type gegeven Associatie van Ontwerpinstallatie
Definitie

Een ontwerpoppervlakte-infiltratie maakt onderdeel uit van een ontwerpinstallatie.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..*
Relatiesoort naam bevat
Relatierol naam gerelateerde ontwerpoppervlakte-infiltratie
Bron Ontwerpinstallatie
Doel Ontwerpoppervlakteinfiltratie
Regels

De relatie mag aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut installatiefunctie van de entiteit Ontwerpinstallatie gelijk is aan infiltratie of aan infiltratieEnOnttrekking.
De relatie moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut installatiefunctie van de entiteit Ontwerpinstallatie gelijk is aan infiltratie en er geen relatie naar een Ontwerpput aanwezig is.
De relatie mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Materiële geschiedenis Nee
5.3.3.9 gerelateerde ontwerpput
Type gegeven Associatie van Ontwerpinstallatie
Definitie

Een ontwerpput maakt onderdeel uit van een ontwerpinstallatie.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..*
Relatiesoort naam bevat
Relatierol naam gerelateerde ontwerpput
Bron Ontwerpinstallatie
Doel Ontwerpput
Regels

De relatie mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut installatiefunctie van de entiteit Ontwerpinstallatie gelijk is aan geslotenBodemenergiesysteem.
De relatie mag aanwezig zijn wanneer het attribuut installatiefunctie van de entiteit Ontwerpinstallatie gelijk is aan infiltratie en er een relatie naar een Ontwerpoppervlakteinfiltratie aanwezig is.
De relatie moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Materiële geschiedenis Nee

5.3.4 Ontwerpbodemlus

Diagram TijdvakLevensduurPuntOfLijnOfVlakOntwerpbodemlus

Type gegeven Entiteit
Definitie

De kenmerken van de in de beschikking of melding opgenomen, ontworpen bodemlus.

Toelichting

De bodemlus is een constructie die geboord of gegraven is onder het maaiveld bestaande uit een gesloten buizenstelsel of slang waardoor een vloeistof stroomt met als doel het uitwisselen van warmte en koude met de ondergrond.

5.3.4.1 ontwerpbodemlus ID
Type gegeven Attribuut van Ontwerpbodemlus
Definitie

Het door de bronhouder aangeleverde, identificerend gegeven van de ontwerpbodemlus.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Tekst 100
Regels

De waarde moet uniek zijn binnen het grondwatergebruiksysteem.

Materiële geschiedenis Nee
5.3.4.2 bodemlustype
Type gegeven Attribuut van Ontwerpbodemlus
Definitie

Het type van de ontwerpbodemlus.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Bodemlustype
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Materiële geschiedenis Nee
5.3.4.3 geometrie
Type gegeven Attribuut van Ontwerpbodemlus
Definitie

De punt-, lijn- of vlakgeometrie, in het tweedimensionale (2D) vlak, van de ontwerpbodemlus.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam PuntOfLijnOfVlak
Regels

Het datatype moet gelijk zijn aan punt wanneer de waarde van het attribuut bodemlustype gelijk is aan verticaal of korf.

Materiële geschiedenis Nee
Is afgeleid Ja
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

Toelichting Punt-, lijn-, of vlakgeometrie gebaseerd op ISO19107. Aangegeven wordt of de coördinaten zijn ten opzichte van het Rijksdriehoekstelsel (EPSG:28992) of ten opzicht van ETRS89. Bij horizontale bodemlussen wordt een puntgeometrie gebruikt als de lus niet verder reikt dan 10 meter vanaf het middelpunt van de lus. Er wordt een lijngeometrie gebruikt als het een enkele lus over langere afstand betreft, die verder reikt dan 10 meter vanaf het middelpunt van de lus. Er wordt een vlakgeometrie gebruikt als de horizontale lus verder reikt dan 10 meter vanaf het middelpunt van de lus. In dat laatste geval wordt het vlak geregistreerd waarbinnen de horizontale ontwerpbodemlus zich zal bevinden.
5.3.4.4 levensduur
Type gegeven Gegevensgroep van Ontwerpbodemlus
Definitie

De periode van datum van eerste ontwerp (begindatum) tot datum van definitieve beëindiging ontwerp (einddatum) van een ontwerp bodemlus.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Gegevensgroeptype TijdvakLevensduur
Materiële geschiedenis Nee

5.3.5 Ontwerpoppervlakteinfiltratie

Diagram TijdvakLevensduurOntwerpoppervlakteinfiltratie

Type gegeven Entiteit
Definitie

De kenmerken van het in de beschikking of melding opgenomen oppervlaktelichaam voor de infiltratie van water.

Toelichting

Het betreft een infiltratieplas of een infiltratiekanaal.

5.3.5.1 ontwerpoppervlakteinfiltratie ID
Type gegeven Attribuut van Ontwerpoppervlakteinfiltratie
Definitie

Het door de bronhouder aangeleverde, identificerend gegeven van de ontwerpoppervlakte-infiltratie.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Tekst 100
Regels

De waarde moet uniek zijn binnen het grondwatergebruiksysteem.

Materiële geschiedenis Nee
5.3.5.2 geometrie
Type gegeven Attribuut van Ontwerpoppervlakteinfiltratie
Definitie

De punt-, lijn- of vlakgeometrie, in het tweedimensionale (2D) vlak, van de infiltratieplas of het infiltratiekanaal.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam PuntOfLijnOfVlak
Materiële geschiedenis Nee
Toelichting

De geometrie is gebaseerd op ISO19107. Aangegeven wordt of de coördinaten zijn ten opzichte van het Rijksdriehoekstelsel (EPSG:28992) of ten opzicht van ETRS89.

Wanneer gekozen wordt voor een punt is dit het centroide binnen de begrenzing van de plas of het kanaal. Bij een kanaal mag ook het type lijn gekozen worden en bij een plas mag een vlak gekozen worden.

5.3.5.3 openbaar raadpleegbaar
Type gegeven Attribuut van Ontwerpoppervlakteinfiltratie
Definitie

De indicatie die aangeeft of het attribuut geometrie voor alle gebruikers te raadplegen is.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer het attribuut primair gebruiksdoel van de entiteit Gebruiksdoel systeem gelijk is aan openbareDrinkwatervoorziening.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Materiële geschiedenis Nee
Toelichting

Indien dit nee is, is de geometrie van de ontwerpoppervlakte-infiltratie niet voor alle gebruikers te raadplegen in het kader van de Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen.

5.3.5.4 levensduur
Type gegeven Gegevensgroep van Ontwerpoppervlakteinfiltratie
Definitie

De periode van datum van eerste ontwerp (begindatum) tot datum van definitieve beëindiging ontwerp (einddatum) van een ontwerp oppervlakteinfiltratie.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Gegevensgroeptype TijdvakLevensduur
Materiële geschiedenis Nee

5.3.6 Ontwerpput

Diagram TijdvakLevensduurPuntOfLijnFiltertrajectOntwerpput

Type gegeven Entiteit
Definitie

De kenmerken van de in de beschikking of melding opgenomen, ontworpen put.

Toelichting

De put is een constructie die geboord of gegraven is onder het maaiveld met als doel het uitwisselen van water met een grondwatersysteem. Een put wordt gebruikt om water te infiltreren, te onttrekken of te retourneren aan de ondergrond. Een put kan ook twee functies combineren. Dat is het geval wanneer de put afwisselend gebruikt wordt voor infiltratie en onttrekking of voor infiltratie en retournering. Het water dat door de put stroomt verandert op het moment van het wisselen van functie van richting.

Bij een zogenaamde monobron van een open bodemenergiesysteem is sprake van een boorgat met daarin twee afzonderlijke putten met elk hun eigen stromingsrichting. Bij een monobron spreken we niet van één put met twee functies.

5.3.6.1 ontwerpput ID
Type gegeven Attribuut van Ontwerpput
Definitie

Het door de bronhouder aangeleverde, identificerend gegeven van de ontwerpput.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Tekst 100
Regels

De waarde moet uniek zijn binnen het grondwatergebruiksysteem.

Materiële geschiedenis Nee
5.3.6.2 putfunctie
Type gegeven Attribuut van Ontwerpput
Definitie

De functie van de in de beschikking of melding vermelde ontwerpput.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1..2
Domein
  Naam Putfunctie
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

De waarde mag niet gelijk zijn aan infiltratie wanneer de waarde van het attribuut installatiefunctie van de entiteit Ontwerpinstallatie gelijk is aan onttrekking, onttrekkingEnRetournering of aan openBodemenergiesysteem.
De waarde mag niet gelijk zijn aan onttrekking wanneer de waarde van het attribuut installatiefunctie van de entiteit Ontwerpinstallatie gelijk is aan infiltratie.
De waarde mag niet gelijk zijn aan retournering wanneer de waarde van het attribuut installatiefunctie van de entiteit Ontwerpinstallatie gelijk is aan onttrekking, infiltratie of aan infiltratieEnOnttrekking.

Materiële geschiedenis Nee
Toelichting

Een put kan twee functies combineren. Dat is het geval wanneer de put afwisselend gebruikt wordt voor infiltratie en onttrekking of voor infiltratie en retournering. Het water dat door de put stroomt verandert, op het moment van het wisselen van functie, van richting. Een eventueel afwijkende putfunctie voor sporadische activiteiten zoals onderhoudswerkzaamheden wordt niet geregistreerd.

5.3.6.3 maaiveldhoogte
Type gegeven Attribuut van Ontwerpput
Definitie

De hoogte van het maaiveld t.o.v. NAP op de locatie waar de put gepland staat.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.2
  Eenheid m (meter)
Materiële geschiedenis Nee
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

5.3.6.4 geometrie
Type gegeven Attribuut van Ontwerpput
Definitie

De puntgeometrie, in het tweedimensionale (2D) vlak, van de ontwerpput.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam GM_Point
Materiële geschiedenis Nee
Is afgeleid Ja
Toelichting Puntgeometrie gebaseerd op ISO19107. Aangegeven wordt of de coördinaten zijn ten opzichte van het Rijksdriehoekstelsel (EPSG:28992) of ten opzicht van ETRS89.
5.3.6.5 openbaar raadpleegbaar
Type gegeven Attribuut van Ontwerpput
Definitie

De indicatie die aangeeft of het attribuut geometrie voor alle gebruikers te raadplegen is.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer het attribuut primair gebruiksdoel van de entiteit Gebruiksdoel systeem gelijk is aan openbareDrinkwatervoorziening.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Materiële geschiedenis Nee
Toelichting

Indien dit nee is, is de geometrie van de ontwerpput niet voor alle gebruikers te raadplegen in het kader van de Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen.

5.3.6.6 maximale putdiepte
Type gegeven Attribuut van Ontwerpput
Definitie

De in de beschikking of melding vermelde maximale diepte van de put ten opzichte van het maaiveld.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.1
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik 0 tot 500
Regels

Het attribuut mag ontbreken wanneer de waarde van het attribuut primair gebruiksdoel van de entiteit Gebruiksdoel systeem gelijk is aan bemaling.
Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Materiële geschiedenis Nee
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

Toelichting

De gerealiseerde put mag volgens regelgeving van bevoegd gezag niet dieper zijn dan de putdiepte die in de beschikking of melding is opgenomen.

5.3.6.7 maximale putcapaciteit
Type gegeven Attribuut van Ontwerpput
Definitie

De in de beschikking of melding vermelde maximale putpcapaciteit van de put.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.0
  Eenheid m3/h (kubieke meter per uur)
  Waardebereik vanaf 0
Regels

Het attribuut mag ontbreken wanneer het attribuut rechtstype van de entiteit Recht grondwatergebruik gelijk is aan melding.
Het attribuut mag ontbreken wanneer de waarde van het attribuut primair gebruiksdoel van de entiteit Gebruiksdoel systeem gelijk is aan bemaling.
Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Materiële geschiedenis Nee
Toelichting

De putcapaciteit wordt meestal door een adviesbureau berekend, ten behoeve van het indienen van de aanvraag, op basis van onder andere de diameter van de put en de doorlatendheid van de bodem. Bij de vergunningaanvraag wordt deze eigenschap van de ontwerpput aangeleverd aan het bevoegd gezag.

5.3.6.8 relatieve temperatuur
Type gegeven Attribuut van Ontwerpput
Definitie

De beoogde relatieve temperatuur van de ondergrond in de nabijheid van het filter ten opzichte van de natuurlijke grondwatertemperatuur op de diepte van het filter.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam RelatieveTemperatuur
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut installatiefunctie van de entiteit Ontwerpinstallatie gelijk is aan openBodemenergiesysteem en er twee waarden aanwezig zijn bij het attribuut putfunctie.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Materiële geschiedenis Nee
Toelichting

Bij een warmte- en koudeopslagsysteem is er minimaal 1 put met een zogenaamde warme bel en minimaal 1 put met een zogenaamde koude bel. In het koude seizoen wordt er grondwater onttrokken uit de relatief warme bel en in het warme seizoen wordt er water geretourneerd in deze relatief warme bel. De put heeft in dit geval twee functies en bij dit attribuut wordt geregistreerd of het de relatief warme bel of de koude bel betreft.

5.3.6.9 filtertraject
Type gegeven Gegevensgroep van Ontwerpput
Definitie

De kenmerken van het ontworpen filtertraject van de ontwerpput zoals in de beschikking of melding is opgenomen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Gegevensgroeptype Filtertraject
Regels

De gegevensgroep mag ontbreken wanneer het attribuut rechtstype van de entiteit Recht grondwatergebruik gelijk is aan melding.
De gegevensgroep mag ontbreken wanneer de waarde van het attribuut primair gebruiksdoel van de entiteit Gebruiksdoel systeem gelijk is aan bemaling.
Het attribuut moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Materiële geschiedenis Nee
Toelichting

Het filter is het deel van de put dat voorzien is van openingen waardoor het grondwater kan binnenstromen of uitstromen. Het al dan niet opdelen van het filtertraject in afzonderlijke filters wordt niet bij het ontwerp geregistreerd. Dit wordt normaal gesproken tijdens de realisatie bepaald omdat ten tijde van het ontwerp de exacte bodemopbouw ter plaatse nog niet bekend is.

5.3.6.10 levensduur
Type gegeven Gegevensgroep van Ontwerpput
Definitie

De periode van datum van eerste ontwerp (begindatum) tot datum van definitieve beëindiging ontwerp (einddatum) van een ontwerpput.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Gegevensgroeptype TijdvakLevensduur
Materiële geschiedenis Nee

5.3.7 Gerealiseerde installatie

Diagram TijdvakGeldigheidTijdvakLevensduurGerealiseerde putGerealiseerde bodemlusGerealiseerde oppervlakteinfiltratieGerealiseerde installatie

Type gegeven Entiteit
Definitie

De kenmerken van de gerealiseerde installatie zoals in werkelijkheid aanwezig.

Toelichting

Een installatie bestaat uit 1 of meer putten waarmee water aan de bodem wordt onttrokken en/of in de bodem wordt gebracht. In het geval van een onttrekking waarbij oppervlakte-infiltratie wordt toegepast bevat een installatie (ook) een oppervlakte-infiltratie. In geval van een gesloten bodemenergiesysteem bestaat de installatie uit 1 of meer bodemlussen waarbij gebruik gemaakt wordt van de ondergrond voor de levering en opslag van warmte of koude.
De onderdelen van de installatie hebben onderling een technische samenhang en over de onderdelen in samenhang wordt gerapporteerd.

5.3.7.1 gerealiseerde installatie ID
Type gegeven Attribuut van Gerealiseerde installatie
Definitie

Het door de bronhouder aangeleverde, identificerend gegeven van de gerealiseerde installatie.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Tekst 100
Regels

De waarde moet uniek zijn binnen het grondwatergebruiksysteem.

Materiële geschiedenis Nee
5.3.7.2 installatiefunctie
Type gegeven Attribuut van Gerealiseerde installatie
Definitie

De functie van de installatie zoals die gebruikt wordt voor het primaire gebruiksdoel.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Installatiefunctie
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Materiële geschiedenis Ja
5.3.7.3 geometrie
Type gegeven Attribuut van Gerealiseerde installatie
Definitie

De puntgeometrie van de globale horizontale positie van de Gerealiseerde installatie in het tweedimensionale vlak.

Juridische status Niet-authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam GM_Point
Materiële geschiedenis Ja
Is afgeleid Ja
Toelichting Puntgeometrie gebaseerd op ISO19107. Aangegeven wordt of de coördinaten zijn ten opzichte van het Rijksdriehoekstelsel (EPSG:28992) of ten opzicht van ETRS89. De puntgeometrie kan bepaald worden door het gemiddelde (centroide) van de verzameling van puntgeometrie(en) van de putten of bodemlussen. Het kan ook de locatie van een van putten of lussen betreffen of een op een andere manier bepaalde locatie.
5.3.7.4 geldigheidsduur
Type gegeven Gegevensgroep van Gerealiseerde installatie
Definitie

De periode waarin het betreffende voorkomen van een gerealiseerde installatie geldig is.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Gegevensgroeptype TijdvakGeldigheid
Materiële geschiedenis Nee
5.3.7.5 levensduur
Type gegeven Gegevensgroep van Gerealiseerde installatie
Definitie

De periode van datum van eerste inrichting (begindatum) tot datum van definitieve buiten gebruikstelling (einddatum) van een gerealiseerde installatie.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Gegevensgroeptype TijdvakLevensduur
Materiële geschiedenis Nee
Toelichting Het gegeven staat niet in een brondocument, maar wordt automatisch door de basisregistratie ondergrond afgeleid. De begindatum installatie is de oudste begindatum van de entiteit Gerealiseerde put of de oudste begindatum van de entiteit Gerealiseerde bodemlus of de oudste begindatum van de entiteit Gerealiseerde oppervlakteinfiltratie.
5.3.7.6 gerelateerde gerealiseerde bodemlus
Type gegeven Associatie van Gerealiseerde installatie
Definitie

Een in de werkelijkheid gerealiseerde bodemlus maakt onderdeel uit van een gerealiseerde installatie.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..*
Relatiesoort naam bevat
Relatierol naam gerelateerde gerealiseerde bodemlus
Bron Gerealiseerde installatie
Doel Gerealiseerde bodemlus
Regels

De relatie moet aanwezig zijn wanneer het attribuut installatiefunctie van de entiteit Gerealiseerde installatie gelijk is aan geslotenBodemenergiesysteem.
De relatie mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Materiële geschiedenis Nee
5.3.7.7 gerelateerde gerealiseerde oppervlakteinfiltratie
Type gegeven Associatie van Gerealiseerde installatie
Definitie

Een in de werkelijkheid gerealiseerde oppervlakte-infiltratie maakt onderdeel uit van een gerealiseerde installatie.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..*
Relatiesoort naam bevat
Relatierol naam gerelateerde gerealiseerde oppervlakteinfiltratie
Bron Gerealiseerde installatie
Doel Gerealiseerde oppervlakteinfiltratie
Regels

De relatie mag aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut installatiefunctie van de entiteit Gerealiseerde installatie gelijk is aan infiltratie of aan infiltratieEnOnttrekking.
De relatie moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut installatiefunctie van de entiteit Gerealiseerde installatie gelijk is aan infiltratie en er geen relatie naar een Gerealiseerde put aanwezig is.
De relatie mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Materiële geschiedenis Nee
5.3.7.8 gerelateerde gerealiseerde put
Type gegeven Associatie van Gerealiseerde installatie
Definitie

Een in de werkelijkheid gerealiseerde put maakt onderdeel uit van een gerealiseerde installatie.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..*
Relatiesoort naam bevat
Relatierol naam gerelateerde gerealiseerde put
Bron Gerealiseerde installatie
Doel Gerealiseerde put
Regels

De relatie mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut installatiefunctie van de entiteit Gerealiseerde installatie gelijk is aan geslotenBodemenergiesysteem.
De relatie mag aanwezig zijn wanneer het attribuut installatiefunctie van de entiteit Gerealiseerde installatie gelijk is aan infiltratie en er een relatie naar een Gerealiseerde oppervlakteinfiltratie aanwezig is.
De relatie moet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Materiële geschiedenis Nee

5.3.8 Gerealiseerde bodemlus

Diagram VerkenningTijdvakLevensduurPuntOfLijnOfVlakGerealiseerde bodemlus

Type gegeven Entiteit
Definitie

De kenmerken van de gerealiseerde bodemlus zoals in de werkelijkheid aanwezig.

Toelichting

De bodemlus is een constructie die geboord of gegraven is onder het maaiveld bestaande uit een gesloten buizenstelsel of slang waardoor een vloeistof stroomt met als doel het uitwisselen van warmte en koude met de ondergrond.

5.3.8.1 gerealiseerde bodemlus ID
Type gegeven Attribuut van Gerealiseerde bodemlus
Definitie

Het door de bronhouder aangeleverde, identificerend gegeven van de gerealiseerde bodemlus.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Tekst 100
Regels

De waarde moet uniek zijn binnen het grondwatergebruiksysteem.

Materiële geschiedenis Nee
5.3.8.2 bodemlustype
Type gegeven Attribuut van Gerealiseerde bodemlus
Definitie

Het type van de gerealiseerde bodemlus.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Bodemlustype
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Materiële geschiedenis Nee
5.3.8.3 geometrie
Type gegeven Attribuut van Gerealiseerde bodemlus
Definitie

De punt-, lijn- of vlakgeometrie, in het tweedimensionale (2D) vlak, van de in de werkelijkheid gerealiseerde bodemlus.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam PuntOfLijnOfVlak
Regels

Het datatype moet gelijk zijn aan punt wanneer de waarde van het attribuut bodemlustype gelijk is aan verticaal of korf.

Materiële geschiedenis Nee
Is afgeleid Ja
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

Toelichting Punt-, lijn- of vlakgeometrie gebaseerd op ISO19107. Aangegeven wordt of de coördinaten zijn ten opzichte van het Rijksdriehoekstelsel (EPSG:28992) of ten opzicht van ETRS89. Bij horizontale bodemlussen wordt een puntgeometrie gebruikt als de lus niet verder reikt dan 10 meter vanaf het middelpunt van de lus. Er wordt een lijngeometrie gebruikt als het een enkele lus over langere afstand betreft, die verder reikt dan 10 meter vanaf het middelpunt van de lus. Er wordt een vlakgeometrie gebruikt als de horizontale lus verder reikt dan 10 meter vanaf het middelpunt van de lus. In dat laatste geval wordt het vlak geregistreerd waarbinnen de horizontale gerealiseerde bodemlus zich bevindt.
5.3.8.4 einddiepte
Type gegeven Attribuut van Gerealiseerde bodemlus
Definitie

Het diepste punt dat de gerealiseerde bodemlus bereikt in de ondergrond in meters onder het maaiveld.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.1
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik 0 tot 500
Materiële geschiedenis Nee
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

5.3.8.5 groep lussen
Type gegeven Attribuut van Gerealiseerde bodemlus
Definitie

De aanduiding die aangeeft of het bodemlusobject in de praktijk bestaat uit meerdere bodemlussen waarbij de geometrie het middelpunt van de bodemlussen vertegenwoordigt of de locatie is van een van de bodemlussen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Naam IMBRO/A IndicatieJaNeeOnbekend
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn bij gegevens van het IMBRO/A kwaliteitsregime.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn bij gegevens van het IMBRO kwaliteitsregime.

Materiële geschiedenis Nee
Toelichting

Onder kwaliteitsregime IMBRO worden individuele bodemlussen geregistreerd. Bij historische gegevens kan er sprake zijn van meerdere bodemlussen die als 1 object zijn geregistreerd.

5.3.8.6 levensduur
Type gegeven Gegevensgroep van Gerealiseerde bodemlus
Definitie

De periode van datum van eerste inrichting (begindatum) tot datum van definitieve buiten gebruikstelling (einddatum) van een gerealiseerde bodemlus.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Gegevensgroeptype TijdvakLevensduur
Materiële geschiedenis Nee
Toelichting De begindatum kan een andere datum zijn dan de datum waarop de bodemlus begint met het uitwisselen van warmte en koude met de ondergrond.
5.3.8.7 gerelateerde verkenning
Type gegeven Associatie van Gerealiseerde bodemlus
Definitie

Een verkenning is uitgevoerd voorafgaand aan de plaatsing van een bodemlus.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..*
Relatiesoort naam gerelateerd aan
Relatierol naam gerelateerde verkenning
Bron Gerealiseerde bodemlus
Doel Verkenning
Materiële geschiedenis Nee

5.3.9 Gerealiseerde oppervlakteinfiltratie

Diagram PuntOfLijnOfVlakTijdvakLevensduurTijdvakGeldigheidGerealiseerde oppervlakteinfiltratie

Type gegeven Entiteit
Definitie

De kenmerken van het gerealiseerde oppervlaktelichaam voor de infiltratie van water, zoals in de werkelijkheid aanwezig.

Toelichting

Het betreft een infiltratieplas of een infiltratiekanaal.

5.3.9.1 gerealiseerde oppervlakteinfiltratie ID
Type gegeven Attribuut van Gerealiseerde oppervlakteinfiltratie
Definitie

Het door de bronhouder aangeleverde, identificerend gegeven van de gerealiseerde oppervlakte-infiltratie.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Tekst 100
Regels

De waarde moet uniek zijn binnen het grondwatergebruiksysteem.

Materiële geschiedenis Nee
5.3.9.2 geometrie
Type gegeven Attribuut van Gerealiseerde oppervlakteinfiltratie
Definitie

De punt-, lijn- of vlakgeometrie, in het tweedimensionale (2D) vlak, van de infiltratieplas of het infiltratiekanaal zoals het in de werkelijkheid is gerealiseerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam PuntOfLijnOfVlak
Materiële geschiedenis Ja
Toelichting

De geometrie is gebaseerd op ISO19107. Aangegeven wordt of de coördinaten zijn ten opzichte van het Rijksdriehoekstelsel (EPSG:28992) of ten opzicht van ETRS89.

Wanneer gekozen wordt voor een punt is dit het centroide binnen de begrenzing van de plas of het kanaal. Bij een kanaal mag ook het type lijn gekozen worden en bij een plas mag een vlak gekozen worden.

5.3.9.3 openbaar raadpleegbaar
Type gegeven Attribuut van Gerealiseerde oppervlakteinfiltratie
Definitie

De indicatie die aangeeft of het attribuut geometrie voor alle gebruikers te raadplegen is.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer het attribuut primair gebruiksdoel van de entiteit Gebruiksdoel systeem gelijk is aan openbareDrinkwatervoorziening.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Materiële geschiedenis Nee
Toelichting

Indien dit nee is, is de geometrie van de gerealiseerde oppervlakte-infiltratie niet voor alle gebruikers te raadplegen in het kader van de Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen.

5.3.9.4 geldigheidsduur
Type gegeven Gegevensgroep van Gerealiseerde oppervlakteinfiltratie
Definitie

De periode waarin het betreffende voorkomen van een gerealiseerde oppervlakteinfiltratie geldig is.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Gegevensgroeptype TijdvakGeldigheid
Materiële geschiedenis Nee
5.3.9.5 levensduur
Type gegeven Gegevensgroep van Gerealiseerde oppervlakteinfiltratie
Definitie

De periode van datum van eerste inrichting (begindatum) tot datum van definitieve buiten gebruikstelling (einddatum) van een gerealiseerde oppervlakteinfiltratie.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Gegevensgroeptype TijdvakLevensduur
Materiële geschiedenis Nee

5.3.10 Gerealiseerde put

Diagram VerkenningTijdvakLevensduurTijdvakGeldigheidGerealiseerde filterGerealiseerde put

Type gegeven Entiteit
Definitie

De kenmerken van de gerealiseerde put zoals in de werkelijkheid aanwezig.

Toelichting

De put is een constructie die geboord of gegraven is onder het maaiveld met als doel het uitwisselen van water met een grondwatersysteem. Een put wordt gebruikt om water te infiltreren, te onttrekken of te retourneren aan de ondergrond. Een put kan ook twee functies combineren. Dat is het geval wanneer de put afwisselend gebruikt wordt voor infiltratie en onttrekking of voor infiltratie en retournering. Het water dat door de put stroomt verandert op het moment van het wisselen van functie van richting.

Bij een zogenaamde monobron van een open bodemenergiesysteem is sprake van een boorgat met daarin twee afzonderlijke putten met elk hun eigen stromingsrichting. Bij een monobron spreken we niet van één put met twee functies.

5.3.10.1 gerealiseerde put ID
Type gegeven Attribuut van Gerealiseerde put
Definitie

Het door de bronhouder aangeleverde, identificerend gegeven van de gerealiseerde de put.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Tekst 100
Regels

De waarde moet uniek zijn binnen het grondwatergebruiksysteem.

Materiële geschiedenis Nee
5.3.10.2 putfunctie
Type gegeven Attribuut van Gerealiseerde put
Definitie

De functie van de gerealiseerde put.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1..2
Domein
  Naam Putfunctie
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

De waarde mag niet gelijk zijn aan infiltratie wanneer de waarde van het attribuut installatiefunctie van de entiteit Gerealiseerde installatie gelijk is aan onttrekking, onttrekkingEnRetournering of aan openBodemenergiesysteem.
De waarde mag niet gelijk zijn aan onttrekking wanneer de waarde van het attribuut installatiefunctie van de entiteit Gerealiseerde installatie gelijk is aan infiltratie.
De waarde mag niet gelijk zijn aan retournering wanneer de waarde van het attribuut installatiefunctie van de entiteit Gerealiseerde installatie gelijk is aan onttrekking, infiltratie of aan infiltratieEnOnttrekking.

Materiële geschiedenis Ja
Toelichting

Een put kan twee functies combineren. Dat is het geval wanneer de put afwisselend gebruikt wordt voor infiltratie en onttrekking of voor infiltratie en retournering. Het water dat door de put stroomt verandert, op het moment van het wisselen van functie, van richting. Een eventueel afwijkende putfunctie voor sporadische activiteiten zoals onderhoudswerkzaamheden wordt niet geregistreerd.

5.3.10.3 maaiveldhoogte
Type gegeven Attribuut van Gerealiseerde put
Definitie

De hoogte van het maaiveld t.o.v. NAP ter plaatse van de put.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.2
  Eenheid m (meter)
Materiële geschiedenis Ja
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

5.3.10.4 putdiepte
Type gegeven Attribuut van Gerealiseerde put
Definitie

De diepte van de gerealiseerde put zoals, ten opzichte van het maaiveld.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.1
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik 0 tot 500
Materiële geschiedenis Ja
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

5.3.10.5 geometrie
Type gegeven Attribuut van Gerealiseerde put
Definitie

De puntgeometrie, in het tweedimensionale (2D) vlak, van de gerealiseerde put.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam GM_Point
Materiële geschiedenis Nee
Is afgeleid Ja
Toelichting Puntgeometrie gebaseerd op ISO19107. Aangegeven wordt of de coördinaten zijn ten opzichte van het Rijksdriehoekstelsel (EPSG:28992) of ten opzicht van ETRS89.
5.3.10.6 openbaar raadpleegbaar
Type gegeven Attribuut van Gerealiseerde put
Definitie

De indicatie die aangeeft of het attribuut geometrie voor alle gebruikers te raadplegen is.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer het attribuut primair gebruiksdoel van de entiteit Gebruiksdoel systeem gelijk is aan openbareDrinkwatervoorziening.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Materiële geschiedenis Nee
Toelichting

Indien dit nee is, is de geometrie van de gerealiseerde put niet voor alle gebruikers te raadplegen in het kader van de Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen.

5.3.10.7 relatieve temperatuur
Type gegeven Attribuut van Gerealiseerde put
Definitie

De relatieve temperatuur van de ondergrond in de nabijheid van het filter ten opzichte van de natuurlijke grondwatertemperatuur op de diepte van het filter.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam RelatieveTemperatuur
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut installatiefunctie van de entiteit Gerealiseerde installatie gelijk is aan openBodemenergiesysteem en er twee waarden aanwezig zijn bij het attribuut putfunctie.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Materiële geschiedenis Ja
Toelichting

Bij een warmte- en koudeopslagsysteem is er minimaal 1 put met een zogenaamde warme bel en minimaal 1 put met een zogenaamde koude bel. In het koude seizoen wordt er grondwater onttrokken uit de relatief warme bel en in het warme seizoen wordt er water geretourneerd in deze relatief warme bel. De put heeft in dit geval 2 functies en bij dit attribuut wordt geregistreerd of het de relatief warme bel of de koude bel betreft.

5.3.10.8 geldigheidsduur
Type gegeven Gegevensgroep van Gerealiseerde put
Definitie

De periode waarin het betreffende voorkomen van een gerealiseerde put geldig is.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Gegevensgroeptype TijdvakGeldigheid
Materiële geschiedenis Nee
5.3.10.9 levensduur
Type gegeven Gegevensgroep van Gerealiseerde put
Definitie

De periode van datum van eerste inrichting (begindatum) tot datum van definitieve buiten gebruikstelling (einddatum) van een gerealiseerde put.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Gegevensgroeptype TijdvakLevensduur
Materiële geschiedenis Nee
Toelichting De begindatum kan een andere datum zijn dan de datum waarop de put in gebruik wordt genomen.
5.3.10.10 gerelateerd gerealiseerde filter
Type gegeven Associatie van Gerealiseerde put
Definitie

Een gerealiseerd filter maakt onderdeel uit van een gerealiseerde put.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..*
Relatiesoort naam heeft
Relatierol naam gerelateerd gerealiseerde filter
Bron Gerealiseerde put
Doel Gerealiseerde filter
Regels

De relatie moet aanwezig zijn wanneer het attribuut rechtstype van de entiteit Recht grondwatergebruik gelijk is aan beschikking.
De relatie mag ontbreken in alle andere gevallen.

Materiële geschiedenis Nee
5.3.10.11 gerelateerde verkenning
Type gegeven Associatie van Gerealiseerde put
Definitie

Een verkenning is uitgevoerd voorafgaand aan de plaatsing van een put.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..*
Relatiesoort naam gerelateerd aan
Relatierol naam gerelateerde verkenning
Bron Gerealiseerde put
Doel Verkenning
Materiële geschiedenis Nee

5.3.11 Gerealiseerde filter

Diagram TijdvakLevensduurTijdvakGeldigheidPuntOfLijnGerealiseerde filter

Type gegeven Entiteit
Definitie

De kenmerken van het gerealiseerde filter van de put zoals in de werkelijkheid aanwezig.

Toelichting

Het filter is het deel van de put dat voorzien is van openingen waardoor het grondwater kan binnenstromen of uitstromen.

Een put kan meer dan één filter bevatten. In dat geval zijn er meerdere geperforeerde trajecten aanwezig. Alle filtertrajecten in de gerealiseerde put worden geregistreerd.

5.3.11.1 gerealiseerde filter ID
Type gegeven Attribuut van Gerealiseerde filter
Definitie

Het door de bronhouder aangeleverde, identificerend gegeven van het gerealiseerde filter.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Tekst 100
Regels

De waarde moet uniek zijn binnen het grondwatergebruiksysteem.

Materiële geschiedenis Nee
5.3.11.2 filtertype
Type gegeven Attribuut van Gerealiseerde filter
Definitie

Het type filter van de gerealiseerde put. Het type geeft de oriëntatierichtring van het filter aan.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Filtertype
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Materiële geschiedenis Nee
5.3.11.3 diepte bovenkant filter
Type gegeven Attribuut van Gerealiseerde filter
Definitie

De diepte van de bovenkant van het filter in meter ten opzichte van het maaiveld.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.1
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik 0 tot 500
Materiële geschiedenis Ja
5.3.11.4 lengte
Type gegeven Attribuut van Gerealiseerde filter
Definitie

De lengte van het filter in meter.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.1
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik vanaf 0
Materiële geschiedenis Nee
5.3.11.5 geometrie
Type gegeven Attribuut van Gerealiseerde filter
Definitie

De geometrie van het filter in het tweedimensionale vlak.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam PuntOfLijn
Regels

Het attribuut moet aanwezig wanneer de waarde van het attribuut filtertype gelijk is aan nietVerticaal.
Het attribuut mag niet aanwezig wanneer de waarde van het attribuut filtertype gelijk is aan verticaal.

Materiële geschiedenis Nee
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

Toelichting

In sommige gevallen is de put niet loodrecht naar beneden gegraven of geboord maar schuin. In dat geval wordt informatie over de geometrie van het niet-verticale filter geregistreerd als punt of als lijn. Bij horizontale filters wordt een lijngeometrie gebruikt.

5.3.11.6 openbaar raadpleegbaar
Type gegeven Attribuut van Gerealiseerde filter
Definitie

De indicatie die aangeeft of het attribuut geometrie voor alle gebruikers te raadplegen is.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer het attribuut primair gebruiksdoel van de entiteit Gebruiksdoel systeem gelijk is aan openbareDrinkwatervoorziening.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Materiële geschiedenis Nee
Toelichting

Indien dit nee is, is de geometrie van het gerealiseerde filter niet voor alle gebruikers te raadplegen in het kader van de Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen.

5.3.11.7 geldigheidsduur
Type gegeven Gegevensgroep van Gerealiseerde filter
Definitie

De periode waarin het betreffende voorkomen van het gerealiseerde filter geldig is.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Gegevensgroeptype TijdvakGeldigheid
Materiële geschiedenis Nee
5.3.11.8 levensduur
Type gegeven Gegevensgroep van Gerealiseerde filter
Definitie

De periode van datum van eerste inrichting (begindatum) tot datum van definitieve buiten gebruikstelling (einddatum) van het gerealiseerde filter.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Gegevensgroeptype TijdvakLevensduur
Materiële geschiedenis Nee

5.3.12 Verkenning

Diagram Verkenning

Type gegeven Entiteit
Definitie

Het kenmerk van de verkenning die is uitgevoerd voorafgaand aan de plaatsing van de constructie.

Toelichting

Er kunnen meerdere verkenningen zijn uitgevoerd. Het kan bijvoorbeeld gaan om een booronderzoek met een boormonsterbeschrijving maar ook bijvoorbeeld een boormonsteranalyse, een boorgatmeting of een sondering. Elke gerelateerde verkenning wordt geregistreerd.

5.3.12.1 BRO-ID
Type gegeven Attribuut van Verkenning
Definitie

De identificatie van een registratieobject binnen het registratiedomein bodem- en grondonderzoek in de registratie ondergrond.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..*
Domein
  Naam Registratieobjectcode
  Type Code
  Opbouw CCCNNNNNNNNNNNN
Materiële geschiedenis Nee

5.3.13 Registratiegeschiedenis

Diagram Registratiegeschiedenis

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens die de geschiedenis van het object in de registratie ondergrond markeren.

Toelichting

De gegevens staan niet in een brondocument maar worden automatisch door de basisregistratie ondergrond gegenereerd.

5.3.13.1 tijdstip registratie object
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De datum en het tijdstip waarop er voor het eerst gegevens van het object in de registratie ondergrond zijn opgenomen.

Juridische status Overig
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam DatumTijd
Materiële geschiedenis Nee
5.3.13.2 registratiestatus
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De actuele fase van registratie waarin het registratieobject zich bevindt.

Juridische status Overig
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Registratiestatus
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Materiële geschiedenis Nee
5.3.13.3 tijdstip laatste aanvulling
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De datum en het tijdstip waarop de laatste aanvulling op de gegevens in de registratie ondergrond is doorgevoerd.

Juridische status Overig
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam DatumTijd
Materiële geschiedenis Nee
Toelichting

Het gegeven is alleen aanwezig wanneer na de start van de registratie een aanvulling is vastgelegd, bijvoorbeeld een gerealiseerde installatie met een put en een filter.

5.3.13.4 tijdstip voltooiing registratie
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De datum en het tijdstip waarop alle gegevens van het object in de registratie ondergrond zijn opgenomen.

Juridische status Overig
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam DatumTijd
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut registratiestatus gelijk is aan voltooid.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Materiële geschiedenis Nee
Toelichting

Het gegeven is alleen aanwezig als alle aan te leveren gegevens zijn geregistreerd. Na dit tijdstip kunnen geen nieuwe gegevens meer ter registratie worden aangeboden. Wel kunnen fouten in de registratie worden verbeterd.

5.3.13.5 gecorrigeerd
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De aanduiding die aangeeft of er een verbetering in de gegevens van het object in de registratie ondergrond heeft plaatsgevonden.

Juridische status Overig
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Materiële geschiedenis Nee
5.3.13.6 tijdstip laatste correctie
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De datum en het tijdstip waarop de laatste correctie in de gegevens van het registratieobject is doorgevoerd.

Juridische status Overig
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam DatumTijd
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut gecorrigeerd gelijk is aan ja.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Materiële geschiedenis Nee
5.3.13.7 in onderzoek
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De aanduiding die aangeeft of het registratieobject door de registerbeheerder in onderzoek is genomen.

Juridische status Overig
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Materiële geschiedenis Nee
Toelichting

Wanneer een registratieobject in onderzoek is genomen betekent dit dat er bij de registerbeheerder gerede twijfel bestaat over de juistheid van de geregistreerde gegevens en dat er een onderzoek is gestart om vast te stellen wat de juiste gegevens zijn. Normaliter gaat hieraan een melding van derden vooraf.

5.3.13.8 in onderzoek sinds
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De datum en het tijdstip waarop de registerbeheerder het registratieobject in onderzoek heeft genomen.

Juridische status Overig
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam DatumTijd
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut in onderzoek gelijk is aan ja.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Materiële geschiedenis Nee
5.3.13.9 uit registratie genomen
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de gegevens van het registratieobject door de registerbeheerder uit registratie zijn genomen.

Juridische status Overig
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Materiële geschiedenis Nee
Toelichting

Wanneer de registerbeheerder een registratieobject uit registratie heeft genomen, zijn de gegevens niet langer beschikbaar voor andere afnemers dan bronhouder en dataleverancier. De registerbeheerder zal een registratieobject alleen bij hoge uitzondering uit registratie nemen en alleen na akkoord van de bronhouder. Aan de beslissing gaat een proces van zorgvuldige afweging vooraf en dat komt tot uitdrukking in de regel dat een registratieobject slechts een keer uit registratie kan worden genomen.

5.3.13.10 tijdstip uit registratie genomen
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De datum en het tijdstip waarop het registratieobject uit registratie is genomen.

Juridische status Overig
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam DatumTijd
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut uit registratie genomen gelijk is aan ja.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Materiële geschiedenis Nee
5.3.13.11 weer in registratie genomen
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De aanduiding die aangeeft of het object in de registratie ondergrond is opgenomen, nadat het eerder uit registratie was genomen.

Juridische status Overig
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Materiële geschiedenis Nee
Toelichting

De registerbeheerder kan een registratieobject eenmalig uit registratie nemen, en die actie kan hij eenmalig ongedaan maken. Ook hiervoor geldt dat akkoord van de bronhouder vereist is.

5.3.13.12 tijdstip weer in registratie genomen
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De datum en het tijdstip waarop het object in de registratie ondergrond is opgenomen, nadat het uit registratie was genomen.

Juridische status Overig
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam DatumTijd
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut weer in registratie genomen gelijk is aan ja.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Materiële geschiedenis Nee

5.3.14 Gestandaardiseerde locatie

Diagram Gestandaardiseerde locatie

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens over de locatie van een grondwatergebruiksysteem en over het bepalen van die locatie zoals die door de basisregistratie ondergrond zijn getransformeerd.

Toelichting

De gegevens staan niet in een brondocument. De gestandaardiseerde locatie wordt door de basisregistratie ondergrond berekend ten behoeve van afnemers. Het maakt het mogelijk alle gegevens in de registratie ondergrond in een en hetzelfde referentiestelsel te ontsluiten.

5.3.14.1 locatie
Type gegeven Attribuut van Gestandaardiseerde locatie
Definitie

De locatie van een grondwatergebruiksysteem, bestaande uit de locatie of locaties van ontwerpinstallaties en gerealiseerde installaties, zoals getransformeerd door de basisregistratie ondergrond. De coördinaten zijn in het standaard referentiestelsel.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam GM_MultiPoint
Materiële geschiedenis Ja
Toelichting

De gegevens staan niet in een brondocument. De gestandaardiseerde locatie wordt door de basisregistratie ondergrond berekend ten behoeve van afnemers. De locatie van een grondwatergebruiksysteem is in de meeste gevallen een multi-point dat bestaat uit de locaties van de verschillende ontwerpinstallaties en gerealiseerde installaties.

5.3.14.2 coördinaattransformatie
Type gegeven Attribuut van Gestandaardiseerde locatie
Definitie

De methode die de basisregistratie ondergrond heeft gebruikt voor het omzetten van de aangeleverde locatie.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Coördinaattransformatie
Materiële geschiedenis Nee
Toelichting

De gegevens staan niet in een brondocument.

5.3.15 TijdvakGeldigheid

Diagram TijdvakGeldigheid

Type gegeven Entiteit
Definitie

De eigenschappen voor het vastleggen van de historie van veranderingen van eigenschappen van een object in de werkelijkheid.

5.3.15.1 beginGeldigheid
Type gegeven Attribuut van TijdvakGeldigheid
Herkomst NEN3610
Definitie

Start van de periode waarop deze instantie van het object geldig is in de werkelijkheid.

Herkomst definitie NEN3610
Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Datum
  Naam IMBRO/A OnvolledigeDatum
Materiële geschiedenis Nee
5.3.15.2 eindGeldigheid
Type gegeven Attribuut van TijdvakGeldigheid
Herkomst NEN3610
Definitie

Einde van de periode waarop deze instantie van het object geldig is in de werkelijkheid. Wanneer deze waarde niet is ingevuld is de instantie nog geldig.

Herkomst definitie NEN3610
Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Datum
  Naam IMBRO/A OnvolledigeDatum
Materiële geschiedenis Nee
Mogelijk geen waarde Ja

5.3.16 TijdvakLevensduur

Diagram TijdvakLevensduur

Type gegeven Entiteit
Definitie

De eigenschappen voor het vastleggen van het tijdsinterval van geldigheid van het object in de werkelijkheid.

5.3.16.1 begintijd
Type gegeven Attribuut van TijdvakLevensduur
Herkomst NEN3610
Definitie

Tijdstip waarop het object in de werkelijkheid is ontstaan.

Herkomst definitie NEN3610
Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Datum
  Naam IMBRO/A OnvolledigeDatum
Materiële geschiedenis Nee
5.3.16.2 eindtijd
Type gegeven Attribuut van TijdvakLevensduur
Herkomst NEN3610
Definitie

Tijdstip waarop het object in de werkelijkheid niet meer geldig is.

Herkomst definitie NEN3610
Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Datum
  Naam IMBRO/A OnvolledigeDatum
Materiële geschiedenis Nee
Mogelijk geen waarde Ja
Toelichting

Het gegeven staat niet in een brondocument maar wordt automatisch door de basisregistratie ondergrond gegenereerd.

5.3.17 Gebruiksdoel systeem

Diagram Gebruiksdoel systeem

Type gegeven Entiteit
Definitie

De kenmerken van de gebruikstoepassing of -toepassingen van het registratieobject.

5.3.17.1 primair gebruiksdoel
Type gegeven Attribuut van Gebruiksdoel systeem
Definitie

De belangrijkste typering van de gebruikstoepassing van het grondwatergebruiksysteem.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Gebruiksdoel
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Materiële geschiedenis Nee
Toelichting

Het belangrijkste doel is ook het doel waarvoor het grootste deel van de maximale waterverplaatsing wordt gebruikt.

5.3.17.2 secundair gebruiksdoel
Type gegeven Attribuut van Gebruiksdoel systeem
Definitie

De typering van de aanvullende gebruikstoepassing of -toepassingen van het grondwatergebruiksysteem.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..*
Domein
  Naam Gebruiksdoel
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

De waarde mag niet gelijk zijn aan de waarde van het attribuut primair gebruiksdoel.
De waarde mag niet gelijk zijn aan openbareDrinkwatervoorziening.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut primair gebruiksdoel gelijk is aan geslotenBodemenergiesysteem.

Materiële geschiedenis Nee
Toelichting

In sommige gevallen zijn er naast het belangrijkste gebruiksdoel nog 1 of meer aanvullende gebruiksdoelen waarvoor het grondwatergebruiksysteem wordt gebruikt. Een beschikking heeft betrekking op het primaire gebruiksdoel. Wanneer het primaire doel vervalt, dan vervalt ook de beschikking. Wanneer een secundair doel vervalt, dan vervalt de beschikking niet.

5.3.17.3 menselijke consumptie
Type gegeven Attribuut van Gebruiksdoel systeem
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de winning van het grondwater, of een deel ervan, bedoeld is voor de bereiding van voor menselijke consumptie bestemd water. Onder voor menselijke consumptie bestemd water wordt verstaan, al het water dat onbehandeld of na behandeling bestemd is voor drinken, koken, voedselbereiding of andere huishoudelijke doeleinden, maar ook al het water dat in levensmiddelenbedrijven wordt gebruikt voor de vervaardiging, de behandeling, de conservering of het in de handel brengen van voor menselijke consumptie bestemde producten of stoffen.

Herkomst definitie Richtlijn (EU) 2020/2184 van het Europees parlement en de Raad
Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Naam IMBRO/A IndicatieJaNeeOnbekend
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels

De waarde moet gelijk zijn aan ja wanneer de waarde van het attribuut primair gebruiksdoel gelijk is aan openbareDrinkwatervoorziening.
De waarde moet gelijk zijn aan nee wanneer de waarde van het attribuut primair gebruiksdoel gelijk is aan agrarischeDoeleinden, bemaling, brandblusvoorziening, geslotenBodemenergiesysteem, grondwatersanering of openBodemenergiesysteem en de waarde van het attribuut secundair gebruiksdoel gelijk is aan agrarischeDoeleinden, bemaling, brandblusvoorziening, geslotenBodemenergiesysteem, grondwatersanering of openBodemenergiesysteem.

Materiële geschiedenis Nee

5.3.18 Maximale waterverplaatsing

Diagram Maximale waterverplaatsing

Type gegeven Entiteit
Definitie

De kenmerken van het maximale volume water dat aan de bodem wordt onttrokken dan wel in de bodem wordt gebracht.

Toelichting

Maximale waterverplaatsing kan zowel voor het gehele recht grondwatergebruik als voor de verschillende installaties geregistreerd worden. De optelsom van de maximale volumes van de verschillende installaties komt in de praktijk niet altijd overeen met de maximale volumes van het gehele recht grondwatergebruik ofwel het gehele grondwatergebruiksysteem.

Bij ontwerpoppervlakte-infiltraties betreft het het volume water dat in de infiltratieplassen of de -kanalen wordt gebracht. Dit hoeft, onder andere vanwege verdamping, neerslag en afstroming, niet gelijk te zijn aan het volume water dat in de bodem infiltreert.

5.3.18.1 verplaatsingsrichting
Type gegeven Attribuut van Maximale waterverplaatsing
Definitie

De richting waarin het water wordt verplaatst en waarop de vergunde of gemelde maximale volumes betrekking hebben.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Verplaatsingsrichting
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Materiële geschiedenis Nee
Toelichting

Het kan het onttrekken of het in de bodem brengen van water betreffen. Beide worden apart geregistreerd.

5.3.18.2 maximaal per uur
Type gegeven Attribuut van Maximale waterverplaatsing
Definitie

Het maximale volume te onttrekken en/of in de bodem te brengen water per uur, volgens de betreffende beschikking of melding.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 5.0
  Eenheid m3 (kubieke meter)
  Waardebereik vanaf 0
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer het attribuut rechtstype van de entiteit Recht grondwatergebruik gelijk is aan beschikking.
Het attribuut mag ontbreken in alle andere gevallen.

Materiële geschiedenis Nee
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

5.3.18.3 maximaal per etmaal
Type gegeven Attribuut van Maximale waterverplaatsing
Definitie

Het maximale volume te onttrekken en/of in de bodem te brengen water per etmaal, volgens de betreffende beschikking of melding.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 6.0
  Eenheid m3 (kubieke meter)
  Waardebereik vanaf 0
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer het attribuut rechtstype van de entiteit Recht grondwatergebruik gelijk is aan beschikking.
Het attribuut mag ontbreken in alle andere gevallen.

Materiële geschiedenis Nee
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

5.3.18.4 maximaal per maand
Type gegeven Attribuut van Maximale waterverplaatsing
Definitie

Het maximale volume te onttrekken en/of in de bodem te brengen water per maand, volgens de betreffende beschikking of melding.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 8.0
  Eenheid m3 (kubieke meter)
  Waardebereik vanaf 0
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer het attribuut rechtstype van de entiteit Recht grondwatergebruik gelijk is aan beschikking.
Het attribuut mag ontbreken in alle andere gevallen.

Materiële geschiedenis Nee
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

5.3.18.5 maximaal per kwartaal
Type gegeven Attribuut van Maximale waterverplaatsing
Definitie

Het maximale volume te onttrekken en/of in de bodem te brengen water per kwartaal, volgens de betreffende beschikking of melding.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 9.0
  Eenheid m3 (kubieke meter)
  Waardebereik vanaf 0
Materiële geschiedenis Nee
Toelichting

In de Omgevingswet wordt een maximaal volume per kwartaal niet meer genoemd maar in de voorgaande wetgeving wel.

5.3.18.6 maximaal per jaar
Type gegeven Attribuut van Maximale waterverplaatsing
Definitie

Het maximale volume te onttrekken en/of in de bodem te brengen water per jaar, volgens de betreffende beschikking of melding.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 9.0
  Eenheid m3 (kubieke meter)
  Waardebereik vanaf 0
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer het attribuut rechtstype van de entiteit Recht grondwatergebruik gelijk is aan beschikking.
Het attribuut mag ontbreken in alle andere gevallen.

Materiële geschiedenis Nee

5.3.19 Energiekenmerken

Diagram Energiekenmerken

Type gegeven Entiteit
Definitie

De energiegerelateerde eigenschappen van de ontwerpinstallatie. Vastgelegd worden de hoeveelheden die worden toegevoegd aan de ondergrond. Veel van deze kenmerken worden in de beschikking of melding vastgelegd.

5.3.19.1 energie koude per jaar
Type gegeven Attribuut van Energiekenmerken
Definitie

Gemiddelde hoeveelheid thermische energie (koude) die jaarlijks tijdens het verwarmingsbedrijf aan de ondergrond wordt toegevoegd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 5.0
  Eenheid MWh (megawattuur)
  Waardebereik vanaf 0
Materiële geschiedenis Nee
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

5.3.19.2 energie warmte per jaar
Type gegeven Attribuut van Energiekenmerken
Definitie

Gemiddelde hoeveelheid thermische energie (warmte) die jaarlijks tijdens het koelingsbedrijf aan de ondergrond wordt toegevoegd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 4.0
  Eenheid MWh (megawattuur)
  Waardebereik vanaf 0
Materiële geschiedenis Nee
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

5.3.19.3 maximale infiltratietemperatuur warm
Type gegeven Attribuut van Energiekenmerken
Definitie

Maximale temperatuur van het warme water dat jaarlijks tijdens koelingsbedrijf aan de ondergrond wordt toegevoegd of van de circulatievloeistof die via de bodemlus de ondergrond in gaat.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid °C (graden Celsius)
  Waardebereik vanaf 0
Materiële geschiedenis Nee
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

5.3.19.4 jaargemiddelde infiltratietemperatuur koud
Type gegeven Attribuut van Energiekenmerken
Definitie

Gemiddelde temperatuur van het koude water dat jaarlijks tijdens verwarmingsbedrijf aan de ondergrond wordt toegevoegd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid °C (graden Celsius)
  Waardebereik vanaf 0
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut installatiefunctie van de entiteit Ontwerpinstallatie gelijk is aan openBodemenergiesysteem.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Materiële geschiedenis Nee
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

5.3.19.5 jaargemiddelde infiltratietemperatuur warm
Type gegeven Attribuut van Energiekenmerken
Definitie

Gemiddelde temperatuur van het warme water dat jaarlijks tijdens koelingsbedrijf aan de ondergrond wordt toegevoegd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 2.1
  Eenheid °C (graden Celsius)
  Waardebereik vanaf 0
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut installatiefunctie van de entiteit Ontwerpinstallatie gelijk is aan openBodemenergiesysteem.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Materiële geschiedenis Nee
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

5.3.19.6 bodemzijdig vermogen koud
Type gegeven Attribuut van Energiekenmerken
Definitie

Het vermogen van de installatie om op jaarbasis koude in de ondergrond af te geven.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 4.0
  Eenheid kW (kilowatt)
  Waardebereik vanaf 0
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut installatiefunctie van de entiteit Ontwerpinstallatie gelijk is aan openBodemenergiesysteem.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Materiële geschiedenis Nee
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

5.3.19.7 bodemzijdig vermogen warm
Type gegeven Attribuut van Energiekenmerken
Definitie

Het vermogen van de installatie om op jaarbasis warmte in de ondergrond af te geven.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 5.0
  Eenheid kW (kilowatt)
  Waardebereik vanaf 0
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut installatiefunctie van de entiteit Ontwerpinstallatie gelijk is aan openBodemenergiesysteem.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Materiële geschiedenis Nee
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

5.3.19.8 bodemzijdig vermogen
Type gegeven Attribuut van Energiekenmerken
Definitie

Het vermogen van de installatie om op jaarbasis energie in de ondergrond af te geven.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 4.0
  Eenheid kW (kilowatt)
  Waardebereik vanaf 0
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut installatiefunctie van de entiteit Ontwerpinstallatie gelijk is aan geslotenBodemenergiesysteem.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Materiële geschiedenis Nee
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

5.3.19.9 gemiddeld jaarvolume koud
Type gegeven Attribuut van Energiekenmerken
Definitie

Gemiddelde volume koud water dat jaarlijks tijdens het verwarmingsbedrijf in de ondergrond wordt gebracht.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 9.0
  Eenheid m3 (kubieke meter)
  Waardebereik vanaf 0
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut installatiefunctie van de entiteit Ontwerpinstallatie gelijk is aan openBodemenergiesysteem.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Materiële geschiedenis Nee
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

5.3.19.10 gemiddeld jaarvolume warm
Type gegeven Attribuut van Energiekenmerken
Definitie

Gemiddelde volume warm water dat jaarlijks tijdens het koelingsbedrijf in de ondergrond wordt gebracht.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 9.0
  Eenheid m3 (kubieke meter)
  Waardebereik vanaf 0
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut installatiefunctie van de entiteit Ontwerpinstallatie gelijk is aan openBodemenergiesysteem.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Materiële geschiedenis Nee
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

5.3.19.11 maximaal jaarvolume koud
Type gegeven Attribuut van Energiekenmerken
Definitie

Maximaal volume koud water dat jaarlijks tijdens het verwarmingsbedrijf in de ondergrond wordt gebracht.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 9.0
  Eenheid m3 (kubieke meter)
  Waardebereik vanaf 0
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut installatiefunctie van de entiteit Ontwerpinstallatie gelijk is aan openBodemenergiesysteem.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Materiële geschiedenis Nee
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

5.3.19.12 maximaal jaarvolume warm
Type gegeven Attribuut van Energiekenmerken
Definitie

Maximaal volume warm water dat jaarlijks tijdens het koelingsbedrijf in de ondergrond wordt gebracht.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 9.0
  Eenheid m3 (kubieke meter)
  Waardebereik vanaf 0
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut installatiefunctie van de entiteit Ontwerpinstallatie gelijk is aan openBodemenergiesysteem.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Materiële geschiedenis Nee
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

5.3.20 Filtertraject

Diagram Filtertraject

Type gegeven Entiteit
Definitie

De kenmerken van het ontworpen filtertraject van de ontwerpput zoals in de beschikking of melding is opgenomen.

5.3.20.1 filtertype
Type gegeven Attribuut van Filtertraject
Definitie

Het type filter van de ontwerpput. Het type geeft de oriëntatierichtring van het filter of de filters aan.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Filtertype
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Materiële geschiedenis Nee
5.3.20.2 diepte bovenkant filtertraject
Type gegeven Attribuut van Filtertraject
Definitie

De diepte van de bovenkant van het beoogd filtertraject ten opzichte van het maaiveld.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.1
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik 0 tot 500
Materiële geschiedenis Nee
5.3.20.3 diepte onderkant filtertraject
Type gegeven Attribuut van Filtertraject
Definitie

De diepte van de onderkant van het beoogd filtertraject ten opzichte van het maaiveld.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.1
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik 0 tot 500
Regels

Het gegeven moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut filtertype gelijk is aan Verticaal.
Het gegeven mag ontbreken wanneer de waarde van het attribuut filtertype gelijk is aan nietVerticaal.

Materiële geschiedenis Nee
Toelichting

Bij een schuin filtertraject, als er een significant verschil is tussen de bovenkant en de onderkant van het filtertraject, en als de informatie beschikbaar is, moet dit attribuut gevuld zijn.
Het al dan niet opdelen van het filtertraject in afzonderlijke stukken wordt niet als onderdeel van de ontwerpput geregistreerd. Dit wordt normaal gesproken tijdens de realisatie bepaald omdat ten tijde van het ontwerp de exacte bodemopbouw ter plaatse nog niet bekend is.

5.3.21 PuntOfLijn

Type gegeven Keuze
Definitie

Een samengesteld geometriegegevenstype waarbij wordt afgedwongen dat voor de geometrie een keuze gemaakt moet worden tussen een punt (GMPoint) of een lijn (GMCurve).

5.3.21.1 lijn
Type gegeven Keuze element van PuntOfLijn
Definitie

Lijn geometrie in de tweedimensionale ruimte.

5.3.21.2 punt
Type gegeven Keuze element van PuntOfLijn
Definitie

Punt geometrie in de tweedimensionale ruimte.

5.3.22 PuntOfLijnOfVlak

Type gegeven Keuze
Definitie

Een samengesteld geometriegegevenstype waarbij wordt afgedwongen dat voor de geometrie een keuze gemaakt moet worden tussen een punt (GMPoint), een lijn (GMCurve) of een vlak (GM_Surface).

5.3.22.1 lijn
Type gegeven Keuze element van PuntOfLijnOfVlak
Definitie

Lijn geometrie in de tweedimensionale ruimte.

5.3.22.2 punt
Type gegeven Keuze element van PuntOfLijnOfVlak
Definitie

Punt geometrie in de tweedimensionale ruimte.

5.3.22.3 vlak
Type gegeven Keuze element van PuntOfLijnOfVlak
Definitie

Vlak geometrie in de tweedimensionale ruimte.

6. Uitbreidbare waardelijsten

6.1 Bodemlustype

De lijst van mogelijke typen bodemlussen.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
korf

De leidingen zijn gewikkeld in de vorm van een spiraal, een korf.

horizontaal

De leidingen zijn in een horizontaal vlak aangebracht, in de bovenste grondlaag, onder de vorstgrens.

verticaal

De leidingen zijn verticaal, in een boorgat aangebracht.

6.2 Coördinaattransformatie

De lijst met de methoden waarmee de coördinaten zijn omgezet.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
7parameterTransformatie

De gegevens zijn getransformeerd van WGS84 naar ETRS89, gebruikmakend van de 7-parameter transformatie. De transformatieparameters zijn afkomstig van de Dienst der Hydrografie en zijn tijdsafhankelijk. Voor elk jaar is een parameterset beschikbaar voor de berekening van coördinaten in ETRS89 in Nederland, waarna een transformatieprocedure naar de juiste dag volgt.

7parameterTransformatie1989

De gegevens zijn getransformeerd van WGS84 naar ETRS89, gebruikmakend van de 7-parameter transformatie. De transformatieparameters zijn afkomstig van de Dienst der Hydrografie en zijn tijdsafhankelijk. Bij transformatie is gebruik gemaakt van de parameterset 1989.0.

nietGetransformeerd

De gegevens zijn aangeleverd in ETRS89; transformatie was niet nodig.

RDNAPTRANS2008

De gegevens zijn getransformeerd van RD naar ETRS89, gebruikmakend van de transformatie RDNAPTRANS™, versie 2008. RDNAPTRANS™ is de officiële transformatie tussen RD/NAP en ETRS89 afkomstig van het Kadaster.

RDNAPTRANS2018

De gegevens zijn getransformeerd van RD naar ETRS89, gebruikmakend van de transformatie RDNAPTRANS™, versie 2018. RDNAPTRANS™ is de officiële transformatie tussen RD/NAP en ETRS89 afkomstig van het Kadaster, Rijkswaterstaat en de Dienst der Hydrografie van de Koninklijke Marine in het samenwerkingsverband NSGI (Nederlandse Samenwerking Geodetische Infrastructuur).

RDNAPTRANS2008MV0

De gegevens zijn getransformeerd van RD naar ETRS89, gebruikmakend van de transformatie RDNAPTRANS™, versie 2008. De positie van het aardoppervlak is onbekend, bij transformatie is uitgegaan van 0 m NAP. RDNAPTRANS™ is de officiële transformatie tussen RD/NAP en ETRS89 afkomstig van het Kadaster.

RDNAPTRANS2018MV0

De gegevens zijn getransformeerd van RD naar ETRS89, gebruikmakend van de transformatie RDNAPTRANS™, versie 2018. De positie van het aardoppervlak is onbekend, bij transformatie is uitgegaan van 0 m NAP. RDNAPTRANS™ is de officiële transformatie tussen RD/NAP en ETRS89 afkomstig van het Kadaster, Rijkswaterstaat en de Dienst der Hydrografie van de Koninklijke Marine in het samenwerkingsverband NSGI (Nederlandse Samenwerking Geodetische Infrastructuur).

6.3 Filtertype

De lijst van mogelijke typen filters.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
nietVerticaal

Het filter is horizontaal of schuin geboord of gegraven in de ondergrond.

verticaal

Het filter is verticaal geboord of gegraven in de ondergrond.

onbekend

Het is onbekend wat het filtertype is (IMBRO/A kwaliteitsregime).

6.4 Gebruiksdoel

De lijst van mogelijke doelen waarvoor het grondwatergebruiksysteem wordt gebruikt.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
agrarischeDoeleinden

Grondwatergebruik ten behoeve van agrarische toepassing zoals drinkwater voor vee of beregening en bevloeiing van landbouwgewassen.

bemaling

Grondwatergebruik ten behoeve van bouwput- of sleufbemalingen (drooghouden van bouwputten of sleuven),  proefbronnering (onttrekking om grondwaterkwaliteit te bepalen of om het onttrekkingseffect op de grondwaterstand en grondwaterstroming te meten) of grondsanering (een grondwateronttrekking die plaatsvindt ten behoeve van het mechanisch verwijderen van een verontreiniging).

brandblusvoorziening

Grondwatergebruik ten behoeve van het blussen van branden.

geslotenBodemenergiesysteem

Een gesloten bodemenergiesysteem wisselt warmte of koude met de bodem uit door koelvloeistof in een gesloten lus door de bodem te leiden. Dit systeem maakt alleen gebruik van de warmtecapaciteit van bodem en grondwater, maar infiltreert of onttrekt geen grondwater.

grondwatersanering

Grondwatergebruik ten behoeve van het verwijderen of beheersen van een grondwaterverontreiniging.

industrieleToepassing

Grondwatergebruik ten behoeve van gebruik in het industriële productieproces.

openBodemenergiesysteem

Grondwatergebruik ten behoeve van de tijdelijke opslag van warmte en/of koude de bodem.

openbareDrinkwatervoorziening

Grondwatergebruik ten behoeve van de winning en levering van drinkwater. De uitvoering wordt verzorgd door drinkwaterbedrijven.

overigeDoeleinden

Grondwatergebruik welke niet onder één van de andere categorieën vallen, zoals drinkwaterwinning anders dan voor de openbare drinkwatervoorziening, of (permanente) bemalingen ten behoeve van het drooghouden van kruipruimtes of ondergrondse garages.

6.5 Installatiefunctie

De lijst van mogelijke functies van de installatie.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
geslotenBodemenergiesysteem

Installatie ten behoeve van een gesloten bodemenergiesysteem.

onttrekking

Installatie waarmee grondwater wordt onttrokken.

onttrekkingEnRetournering

Installatie waarmee grondwater wordt onttrokken en geretourneerd. Retourneren is het terugbrengen van onttrokken water in de bodem. Retourneren valt volgens de wet onder lozen.

infiltratie

Installatie waarmee water in de bodem wordt gebracht, ter aanvulling van het grondwater, met het doel het op een later moment te onttrekken. Het onttrekken gebeurt in dit geval via een andere installatie.

infiltratieEnOnttrekking

Installatie waarmee water in de bodem wordt gebracht, ter aanvulling van het grondwater, met het doel het te onttrekken met behulp van dezelfde installatie.

openBodemenergiesysteem

Installatie ten behoeve van een open bodemenergiesysteem waarbij grondwater wordt onttrokken en na gebruik in de bodem gebracht.

6.6 KaderAanlevering

De lijst met de rechtsgronden op basis waarvan, of bij afwezigheid daarvan, de activiteit naar aanleiding waarvan, het betreffende gegeven wordt aangeleverd aan de basisregistratie ondergrond.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
waterwet

De gegevens zijn aangeleverd in het kader van de Waterwet.

omgevingswet

De gegevens zijn aangeleverd in het kader van de Omgevingswet.

6.7 Putfunctie

De lijst van mogelijke functies van een put.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
infiltratie

Infiltratie, dat wil zeggen, het in de bodem brengen van water, ter aanvulling van het grondwater, met het doel het op een later moment te onttrekken.

onttrekking

Onttrekking van grondwater.

retournering

Retournering, dat wil zeggen, het terugbrengen van onttrokken water in de bodem. Retourneren valt volgens de wet onder lozen.

onbekend

Het is onbekend wat de functie van de put is (IMBRO/A kwaliteitsregime).

6.8 Rechtstype

De lijst van mogelijke vormen van recht die betrekking hebben op het grondwatergebruik.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
beschikking

De activiteit is vergunningsplichting.

melding

De activiteit is meldingsplichtig.

6.9 Registratiestatus

De lijst met de statussen waarin het registratieobject zich bevindt.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
geregistreerd

Het registeren van de gegevens van het object is gestart. De gegevens uit het eerste brondocument zijn in de registratie ondergrond vastgelegd. Er zijn daarna geen nieuwe gegevens geregistreerd.

aangevuld

Het registeren van de gegevens van het object heeft na de start van de registratie een vervolg gekregen. De gegevens in de registratie ondergrond zijn minimaal een keer aangevuld met nieuwe gegevens.

voltooid

Het registeren van de gegevens van het object is voltooid. Alle gegevens zijn in de registratie ondergrond vastgelegd en er kunnen geen nieuwe gegevens meer worden geregistreerd.

6.10 RelatieveTemperatuur

De lijst van mogelijke relatieve temperatuur van de ondergrond in de nabijheid van de put.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
koud

Relatief koud ten opzichte van de ondergrond elders op een vergelijkbare diepte.

warm

Relatief warm ten opzichte van de ondergrond elders op een vergelijkbare diepte.

onbekend

Het is onbekend wat de relatieve temperatuur is (IMBRO/A kwaliteitsregime).

6.11 Verplaatsingsrichting

De lijst van mogelijke richtingen waarin het water binnen de installatie wordt verplaatst.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
inbrengen

Het maximale volume heeft betrekking op het water dat wordt geïnfiltreerd in, of geretourneerd aan de ondergrond.

onttrekken

Het maximale volume heeft betrekking op het grondwater dat wordt onttrokken aan de ondergrond.

7. Bijlage: Voorbeelden materiële historie

Op 01-01-2021 wordt een vergunning voor grondwaterontrekking verleend met ingangsdatum 01-02-2021 is. In de vergunning is geen einddatum opgenomen. De grondwaterontrekking bestaat uit een installatie met 1 grondwaterontrekkingsput. In de LV BRO worden de volgende objecten opgevoerd.

Object ID Voorkomen beginTijd eindTijd Begin Geldigheid Eind Geldigheid
Grondwatergebruiksysteem 001 1 01-02-2021 «leeg» 01-02-2021 «leeg»
Recht grondwatergebruik 101 1 01-02-2021 «leeg» n.v.t. n.v.t.
Ontwerpinstallatie 201 1 01-02-2021 «leeg» n.v.t. n.v.t.
Ontwerpput 301 1 01-02-2021 «leeg» n.v.t. n.v.t.

Per 01-03-2021 wordt een wijzigingsvergunning verleend waarbij de maximale putcapaciteit van de ontwerpinstallatie is verhoogd. In de BRO wordt bij het Grondwatergebruiksysteem een nieuw Recht grondwatergebruik geregistreerd, en een nieuwe ontwerpinstallatie en ontwerpput. De vorige installatie en put krijgen een eindtijd. Het vorige Recht grondwatergebruik krijgt geen eindtijd omdat een deel van de gegevens van de vorige vergunning nog geldig zijn.

Object ID Voorkomen beginTijd eindTijd Begin Geldigheid Eind Geldigheid
Grondwatergebruiksysteem 001 1 01-02-2021 «leeg» 01-02-2021 01-03-2021
Grondwatergebruiksysteem 001 2 01-02-2021 «leeg» 01-03-2021 «leeg»
Recht grondwatergebruik 101 1 01-02-2021 «leeg» n.v.t. n.v.t.
Recht grondwatergebruik 102 1 01-03-2021 «leeg» n.v.t. n.v.t.
Ontwerpinstallatie 201 1 01-02-2021 01-03-2021 n.v.t. n.v.t.
Ontwerpinstallatie 202 1 01-03-2021 «leeg» n.v.t. n.v.t.
Ontwerpput 301 1 01-02-2021 01-03-2021 n.v.t. n.v.t.
Ontwerpput 302 1 01-03-2021 «leeg» n.v.t. n.v.t.

Per 01-06-2021 is de put gerealiseerd. In de BRO wordt een gerealiseerde installatie en gerealiseerde put opgenomen. De gerealiseerde installatie en put worden toegevoegd aan het Grondwatergebruiksysteem dat een nieuw voorkomen krijgt.

Object ID Voorkomen beginTijd eindTijd Begin Geldigheid Eind Geldigheid
Grondwatergebruiksysteem 001 1 01-02-2021 «leeg» 01-02-2021 01-03-2021
Grondwatergebruiksysteem 001 2 01-02-2021 «leeg» 01-03-2021 01-06-2021
Grondwatergebruiksysteem 001 3 01-02-2021 «leeg» 01-06-2021 «leeg»
Recht grondwatergebruik 101 1 01-02-2021 «leeg» n.v.t. n.v.t.
Recht grondwatergebruik 102 1 01-03-2021 «leeg» n.v.t. n.v.t.
Ontwerpinstallatie 201 1 01-02-2021 01-03-2021 n.v.t. n.v.t.
Ontwerpinstallatie 202 1 01-03-2021 «leeg» n.v.t. n.v.t.
Ontwerpput 301 1 01-02-2021 01-03-2021 n.v.t. n.v.t.
Ontwerpput 302 1 01-03-2021 «leeg» n.v.t. n.v.t.
Gerealiseerde installatie 401 1 01-06-2021 «leeg» 01-06-2021 «leeg»
Gerealiseerde put 501 1 01-06-2021 «leeg» 01-06-2021 «leeg»

Per 01-09-2021 wordt een wijzigingsvergunning verleend voor het toevoegen van een extra put aan de installatie. De wijzigingsvergunning wordt toegevoegd aan het grondwatergebruikssysteem. Samen met dit nieuwe Recht Grondwatergebruik wordt een nieuwe ontwerpinstallatie en beide ontwerpputten geregistreerd in de BRO.

Object ID Voorkomen beginTijd eindTijd Begin Geldigheid Eind Geldigheid
Grondwatergebruiksysteem 001 1 01-02-2021 «leeg» 01-02-2021 01-03-2021
Grondwatergebruiksysteem 001 2 01-02-2021 «leeg» 01-03-2021 01-06-2021
Grondwatergebruiksysteem 001 3 01-02-2021 «leeg» 01-06-2021 01-09-2021
Grondwatergebruiksysteem 001 4 01-02-2021 «leeg» 01-09-2021 «leeg»
Recht grondwatergebruik 101 1 01-02-2021 «leeg» n.v.t. n.v.t.
Recht grondwatergebruik 102 1 01-03-2021 «leeg» n.v.t. n.v.t.
Rechtgrondwatergebruik 103 1 01-09-2021 «leeg» n.v.t. n.v.t.
Ontwerpinstallatie 201 1 01-02-2021 01-03-2021 n.v.t. n.v.t.
Ontwerpinstallatie 202 1 01-03-2021 01-09-2021 n.v.t. n.v.t.
Ontwerpinstallatie 203 1 01-09-2021 «leeg» n.v.t. n.v.t.
Ontwerpput 301 1 01-02-2021 01-03-2021 n.v.t. n.v.t.
Ontwerpput 302 1 01-03-2021 01-09-2021 n.v.t. n.v.t.
Ontwerpput 303 1 01-09-2021 «leeg» n.v.t. n.v.t.
Ontwerpput 304 1 01-09-2021 «leeg» n.v.t. n.v.t.
Gerealiseerde installatie 401 1 01-06-2021 «leeg» 01-06-2021 «leeg»
Gerealiseerde put 501 1 01-06-2021 «leeg» 01-06-2021 «leeg»

Per 01-10-2021 is de extra ontwerpput gerealiseerd en wordt de gerealiseerde put toegevoegd aan de gerealiseerde installatie in de BRO.

Object ID Voorkomen beginTijd eindTijd Begin Geldigheid Eind Geldigheid
Grondwatergebruiksysteem 001 1 01-02-2021 «leeg» 01-02-2021 01-03-2021
Grondwatergebruiksysteem 001 2 01-02-2021 «leeg» 01-03-2021 01-06-2021
Grondwatergebruiksysteem 001 3 01-02-2021 «leeg» 01-06-2021 01-09-2021
Grondwatergebruiksysteem 001 4 01-02-2021 «leeg» 01-09-2021 «leeg»
Recht grondwatergebruik 101 1 01-02-2021 «leeg» n.v.t. n.v.t.
Recht grondwatergebruik 102 1 01-03-2021 «leeg» n.v.t. n.v.t.
Rechtgrondwatergebruik 103 1 01-09-2021 «leeg» n.v.t. n.v.t.
Ontwerpinstallatie 201 1 01-02-2021 01-03-2021 n.v.t. n.v.t.
Ontwerpinstallatie 202 1 01-03-2021 01-09-2021 n.v.t. n.v.t.
Ontwerpinstallatie 203 1 01-09-2021 «leeg» n.v.t. n.v.t.
Ontwerpput 301 1 01-02-2021 01-03-2021 n.v.t. n.v.t.
Ontwerpput 302 1 01-03-2021 01-09-2021 n.v.t. n.v.t.
Ontwerpput 303 1 01-09-2021 «leeg» n.v.t. n.v.t.
Ontwerpput 304 1 01-09-2021 «leeg» n.v.t. n.v.t.
Gerealiseerde installatie 401 1 01-06-2021 «leeg» 01-06-2021 1-10-2021
Gerealiseerde installatie 401 2 01-06-2021 «leeg» 1-10-2021 «leeg»
Gerealiseerde put 501 1 01-06-2021 «leeg» 01-06-2021 «leeg»
Gerealiseerde put 502 1 01-10-2021 «leeg» 01-10-2021 «leeg»

Per 01-01-2022 worden de gerealiseerde installatie en putten buiten werking gesteld. De vergunning blijft wel geldig. In de BRO worden de gerealiseerde installatie en putten beëindigd.

Object ID Voorkomen beginTijd eindTijd Begin Geldigheid Eind Geldigheid
Grondwatergebruiksysteem 001 1 01-02-2021 «leeg» 01-02-2021 01-03-2021
Grondwatergebruiksysteem 001 2 01-02-2021 «leeg» 01-03-2021 01-06-2021
Grondwatergebruiksysteem 001 3 01-02-2021 «leeg» 01-06-2021 01-09-2021
Grondwatergebruiksysteem 001 4 01-02-2021 «leeg» 01-09-2021 «leeg»
Recht grondwatergebruik 101 1 01-02-2021 «leeg» n.v.t. n.v.t.
Recht grondwatergebruik 102 1 01-03-2021 «leeg» n.v.t. n.v.t.
Rechtgrondwatergebruik 103 1 01-09-2021 «leeg» n.v.t. n.v.t.
Ontwerpinstallatie 201 1 01-02-2021 01-03-2021 n.v.t. n.v.t.
Ontwerpinstallatie 202 1 01-03-2021 01-09-2021 n.v.t. n.v.t.
Ontwerpinstallatie 203 1 01-09-2021 «leeg» n.v.t. n.v.t.
Ontwerpput 301 1 01-02-2021 01-03-2021 n.v.t. n.v.t.
Ontwerpput 302 1 01-03-2021 01-09-2021 n.v.t. n.v.t.
Ontwerpput 303 1 01-09-2021 «leeg» n.v.t. n.v.t.
Ontwerpput 304 1 01-09-2021 «leeg» n.v.t. n.v.t.
Gerealiseerde installatie 401 1 01-06-2021 «leeg» 01-06-2021 1-10-2021
Gerealiseerde installatie 401 2 01-06-2021 01-01-2022 1-10-2021 01-01-2022
Gerealiseerde put 501 1 01-06-2021 01-01-2022 01-06-2021 01-01-2022
Gerealiseerde put 502 1 01-10-2021 01-01-2022 01-10-2021 01-01-2022