Basisregistratie Ondergrond Catalogus Grondwatermonitoringput

Versie 1.099

BRO Informatiemodel
Versie ter vaststelling

voor de geldende catalogus zie dit document

Deze versie:
https://docs.geostandaarden.nl/bro/vv-im-gmw-20240412
Laatst gepubliceerde versie:
https://docs.geostandaarden.nl/bro/gmw/
Laatste werkversie:
https://broprogramma.github.io/GMW/
Vorige versie:
https://docs.geostandaarden.nl/bro/cv-im-gmw-20231201
Redacteur:
Geonovum (Geonovum)
Auteur:
Geonovum (Geonovum)
Doe mee:
GitHub BROprogramma/GMW
Revisiehistorie
Pull requests
Contact:
BRO Servicedesk
support@broservicedesk.nl
088 – 8664 999
Basisregistratie OndergrondAlgemeen contact:
Programmabureau BRO
Directoraat-Generaal Bestuur, Wonen en Ruimte
Turfmarkt 147 Den Haag
bro@minbzk.nl

Samenvatting

Dit document beschrijft de definitie van de grondwatermonitoringput, met een algemene toelichting.

Status van dit document

Dit is de definitieve conceptversie van dit document. Wijzigingen naar aanleiding van consultaties zijn doorgevoerd.

1. Inleiding

Dit onderdeel is niet normatief.

1.1 Leeswijzer

Hoofdstuk 1 geeft het doel en de doelgroep van een catalogus.

Hoofdstuk 2 behandelt enkele algemene aspecten van het BRO-systeem en begrippen van algemene aard.

Hoofdstuk 3 plaatst het object in de gegevenssystematiek van de basisregistratie ondergrond en vertelt wat de benadering is geweest bij het opstellen van de gegevensdefinitie.

Hoofdstuk 4 is de toelichting op de gegevensdefinitie van het registratieobject.

Hoofdstuk 5 vertelt hoe de gegevensdefinitie is opgebouwd en welke aspecten van de gegevens daarin worden beschreven.

Hoofdstuk 6 geeft de definitie van het registratieobject, van de delen waaruit het is opgebouwd, de entiteiten, en de eigenschappen van die delen, de attributen.

Hoofdstuk 7 geeft de uitbreidbare waardelijsten waarnaar in hoofdstuk 6 verwezen wordt.

1.2 Doel en doelgroep

In de basisregistratie ondergrond (BRO) wordt een aantal typen gegevens geregistreerd, de registratieobjecten.

Een catalogus is de gegevensdefinitie van een registratieobject en beschrijft welke gegevens van het object in de BRO zijn opgeslagen. Het document is bedoeld voor alle gebruikers van de BRO en moet duidelijk maken welke gegevens er precies in het systeem zitten. Aan aanleverende partijen moet het vertellen welke gegevens in de basisregistratie ondergrond moeten komen en aan welke eisen die moeten voldoen, en aan afnemende partijen welke gegevens zij in de basisregistratie ondergrond mogen verwachten. Het document is voor een breed publiek bedoeld en de informatie moet naast precies ook begrijpelijk zijn.

1.3 Totstandkoming

Een catalogus is het resultaat van een proces van standaardisatie dat geruime tijd in beslag kan nemen. De standaardisatie is een open proces waarin de belanghebbende partijen actief betrokken worden. Het eindresultaat wordt door de wetgever vastgesteld in een ministeriële regeling.

In bepaalde gevallen is de verscheidenheid aan gegevens van een object zo groot, dat er eerst deelverzamelingen worden gedefinieerd. Het standaardisatieproces wordt dan per deelverzameling doorlopen. De deelverzamelingen worden zo gekozen dat de gegevens die in de bijbehorende catalogus worden beschreven, direct na vaststelling aan de BRO kunnen worden aangeleverd. Wanneer er deelverzamelingen worden onderscheiden, komt de catalogus van het registratieobject dus gefaseerd tot stand. Omdat inzichten in de loop van de tijd kunnen wijzigen kan het aan het eind van het hele proces nodig blijken revisies door te voeren om ongewenste verschillen tussen deelverzamelingen weg te nemen.

1.4 Beheer

Een vastgestelde catalogus (zoals op wetten.nl gepubliceerd) wordt met het daarbij horende deel van het systeem van de basisregistratie ondergrond in gebruik genomen. De eerste formeel vastgestelde catalogus (zoals op wetten.nl gepubliceerd) krijgt het versienummer 1.0. Verwacht mag worden dat er na enige tijd behoefte gaat ontstaan aan gegevens die nog niet in de catalogus zijn opgenomen.

De beheerder hanteert drie typen versies voor een wijziging van een standaard. Bijvoorbeeld: versie 2.1.0 (=X.Y.Z):

In een jaar waarin een X-wijziging plaats vindt zullen er op hetzelfde registratieobject geen Y-wijzigingen plaatsvinden. Als er een X- of een Y-wijziging in een jaar aan de orde is, wordt er geen Z-wijziging gepland. De versie van de catalogus met inleiding (zoals hier gepubliceerd) volgt voor de normatieve stukken volledig de versie op wetten.nl. Wijzigingen aan niet normatieve teksten in dit document vallen altijd onder Z-wijzigingen en zullen maximaal 2 keer per jaar plaatsvinden.

2. Algemene kenmerken en begrippen

Dit onderdeel is niet normatief.

2.1 Opzet van de landelijke voorziening

De landelijke voorziening van de basisregistratie ondergrond is een systeem dat een schakel vormt in een informatieketen. Aan het begin van de keten staan bestuursorganen of drinkwaterbedrijven die opdracht geven tot de productie van gegevens, of zelf gegevens produceren. Zij worden bronhouders genoemd. De geproduceerde gegevens worden door een dataleverancier geleverd aan de beheerder van het systeem, de registerbeheerder. De bronhouder is verantwoordelijk voor de levering van gegevens. Hij kan besluiten zelf dataleverancier te zijn of andere partijen een machtiging voor levering te verlenen. De beheerder van de landelijke voorziening van de BRO registreert de aangeleverde gegevens en levert ze voor (her)gebruik door aan allerlei afnemers.

De opzet van het systeem moet begrepen worden vanuit de verantwoordelijkheden die in de keten zijn belegd. De aangeleverde gegevens vallen onder de verantwoordelijkheid van de bronhouder en de registerbeheerder mag die gegevens niet veranderen. De registerbeheerder moet echter wel gegevens toevoegen om het systeem te kunnen beheren en hij kan gegevens toevoegen om de afnemers goed van dienst te kunnen zijn.

Bij wet is geregeld dat de basisregistratie ondergrond zo wordt opgezet dat er onderscheid bestaat tussen de gegevens die aan de registerbeheerder zijn aangeleverd en de gegevens die de registerbeheerder aan de afnemers verstrekt. Het systeem valt uiteen in twee grote deelsystemen, het register brondocumenten ondergrond en de registratie ondergrond (Figuur 1).

Een geheel van gegevens dat door of onder verantwoordelijkheid van een bronhouder wordt aangeleverd, wordt een brondocument genoemd. De brondocumenten worden in het register brondocumenten ondergrond opgeslagen. De gegevens uit de brondocumenten worden samen met de gegevens die de registerbeheerder toevoegt in de registratie ondergrond vastgelegd. De registratie ondergrond is het deelsysteem dat gebruikt wordt voor uitgifte.

Figuur 1 De twee grote deelsystemen van de landelijke voorziening van de BRO.

Met deze opzet verkrijgt het systeem de nodige flexibiliteit. Zo kan een object in de registratie ondergrond gegevens bevatten die uit meer dan één brondocument afkomstig zijn en bij uitgifte kunnen gegevens van verschillende objecten met elkaar gecombineerd worden. Ook is het mogelijk met het brondocument gegevens op te slaan die alleen voor de bronhouder en de aanleverende partij van belang zijn.

De catalogus dekt alle gegevens die opgenomen zijn in de registratie ondergrond. Verreweg de meeste gegevens komen uit de brondocumenten die de dataleverancier aanlevert en een paar gegevens komen voort uit de overdracht van een brondocument aan de registerbeheerder. Aan de aangeleverde gegevens worden enkele gegevens door de registerbeheerder toegevoegd. Als een gegeven is toegevoegd door de BRO wordt dat in de beschrijving expliciet vermeld.

Alle gegevens in de registratie ondergrond worden uitgegeven, maar niet alle afnemers kunnen alle gegevens geleverd krijgen. De gegevens die niet aan alle afnemers worden uitgeleverd zijn de gegevens die alleen nodig zijn in de communicatie tussen de registerbeheerder enerzijds en de dataleveranciers en bronhouders anderzijds.

2.2 Registratieobject

Het registratieobject is dé eenheid in de data-architectuur van de basisregistratie ondergrond. Voor de registerbeheerder is het de elementaire bouwsteen van het systeem dat hij moet beheren.

Een registratieobject verwijst naar een eenheid van informatie die onder de verantwoordelijkheid van één bronhouder valt en die met een bepaald doel is of wordt gemaakt. Het is in directe of indirecte zin gedefinieerd in de ruimte en dat wil zeggen dat een registratieobject een plaats op het aardoppervlak heeft of dat het gekoppeld is aan een ander type registratieobject met een plaats op het aardoppervlak.

Een registratieobject is niet alleen in de ruimte maar ook in de tijd gedefinieerd. Het leven van een registratieobject begint op het moment dat de gegevens zijn geregistreerd en dat is zo kort mogelijk nadat de gegevens zijn geproduceerd. De levensduur van een registratieobject, en de veranderlijkheid van de gegevens verschilt van object tot object. Een grondwatermonitoringput kan tientallen jaren gebruikt worden voor het meten van grondwaterstanden en in de periode kunnen er nieuwe gegevens ontstaan. Dat betekent dat de gegevens van de put in de registratie ondergrond gedurende zijn hele levensduur bijgewerkt moeten kunnen worden. Aan de andere kant van het spectrum staan de objecten waarvan alle gegevens in een keer worden vastgelegd. Geotechnisch sondeeronderzoek is daar een voorbeeld van. Sondeeronderzoek is eenmalig onderzoek en het resultaat ervan kan al na een of enkele dagen aan de bronhouder worden overhandigd.

2.3 Registratiedomein

Registratieobjecten worden in de basisregistratie ondergrond gegroepeerd in domeinen. Vooralsnog worden zes domeinen onderscheiden:

De domeinen zijn vanuit het oogpunt van beheer van belang voor de ordening van het systeem. Daarnaast zijn zij nuttig in de communicatie met de partijen die bij de realisatie van het systeem betrokken zijn.

2.4 Kwaliteitsregime

In de basisregistratie ondergrond worden niet alleen gegevens geregistreerd die dateren van na de datum waarop de wet van kracht is geworden. Ook oudere gegevens zullen in de basisregistratie ondergrond worden opgenomen. De noodzaak daartoe ligt in de Wet basisregistratie ondergrond verankerd. Die schrijft voor dat de gegevens uit de eerder bestaande systemen DINO en BIS zo veel mogelijk naar de BRO moeten worden overgezet. Verder staat de wet toe dat bronhouders tot vijf jaar na de inwerkingtreding van de wet historische gegevens ter registratie mogen aanbieden.

Historische gegevens kunnen niet altijd voldoen aan de strikte regels die de BRO stelt. Zo kan het voorkomen dat voor gegevens die volgens de strikte regels van de BRO verplicht zijn, geen waarde bekend is. Om de verwerking van de twee categorieën gegevens naast elkaar mogelijk te maken, worden twee kwaliteitsregimes gehanteerd. Voor de aanlevering van gegevens volgens de strikte regels geldt het IMBRO-regime. Bij de aanlevering van historische gegevens wordt geaccepteerd dat een aantal formeel verplichte gegevens geen waarde heeft. Voor deze gegevens wordt het IMBRO/A-regime gehanteerd en dat kent dus minder strikte regels.

De introductie van de twee kwaliteitsregimes geeft de bronhouder gedurende een bepaalde periode een zekere mate van vrijheid. Het kan bijvoorbeeld praktisch blijken het IMBRO/A-regime te hanteren voor gegevens die weliswaar pas na de datum waarop de wet in werking is getreden zijn geproduceerd maar die voortkomen uit opdrachten die al voor die datum zijn gegeven. Ook kan het voorkomen dat historische gegevens wel aan alle strikte voorwaarden voldoen en dan is het wenselijk de gegevens onder IMBRO-regime aan te leveren.

De periode waarin de bronhouders die vrijheid hebben wordt de transitieperiode genoemd. Over de duur van de transitieperiode zijn nog geen afspraken gemaakt. Na afloop van de transitieperiode kan alleen onder het strikte IMBRO-regime worden aangeleverd.

2.5 Formele en materiële geschiedenis

De basisregistratie ondergrond maakt deel uit van een stelsel van basisregistraties. Binnen het stelsel maakt men onderscheid tussen de materiële geschiedenis en de formele geschiedenis van een object.

Het begrip materiële geschiedenis wordt gebruikt om de veranderingen van eigenschappen van een object in de werkelijkheid aan te duiden. De materiële geschiedenis van een object wordt, voor zover relevant, in de registratie ondergrond vastgelegd. Niet alle registratieobjecten hebben een materiële geschiedenis, alleen de objecten met een levensduur, zoals de grondwatermonitoringput.

Het begrip formele geschiedenis wordt gebruikt voor de veranderingen van eigenschappen van een object in de registratie zelf. De meeste van die veranderingen gaan terug op een verandering van eigenschappen in de werkelijkheid, en de formele geschiedenis geeft aan wanneer de veranderingen in het systeem geregistreerd zijn. De formele geschiedenis kent ook gebeurtenissen die niet het gevolg zijn van een verandering in de werkelijke eigenschappen van een object. Die gebeurtenissen hebben betrekking op correcties. Het kan gebeuren dat een bronhouder erachter komt dat er een onjuiste waarde was geregistreerd en dan zorgt hij ervoor dat die verbeterd wordt. De registratie van de verbetering is een formele gebeurtenis.

Alle registratieobjecten hebben een formele geschiedenis en die wordt in de registratie ondergrond globaal vastgelegd in de registratiegeschiedenis van het object. Globaal wil zeggen dat de registratie ondergrond alleen een overzicht van de formele geschiedenis geeft. Voor de details moet het register brondocumenten ondergrond worden geraadpleegd.

Bij correctie wordt het betreffende gegeven in de registratie ondergrond overschreven en is de oude waarde van het gegeven niet meer direct beschikbaar voor de afnemers. Zou een afnemer toch willen weten wat de eerdere foute waarde was, dan moet hij het register brondocumenten ondergrond raadplegen.

2.6 Coördinaten en referentiestelsels

De registratieobjecten van de basisregistratie ondergrond zijn gedefinieerd in de ruimte en dat wil zeggen dat een object zelf een plaats op het aardoppervlak, een locatie, heeft, of dat het gekoppeld is aan een ander type registratieobject met een locatie. Afhankelijk van het type registratieobject, wordt de locatie geregistreerd als een punt, een lijn of een vlak.

De locatie is de horizontale positie van een object. Voor bepaalde objecten is het voldoende dat alleen die horizontale positie wordt vastgelegd, maar voor veel objecten is ook de verticale positie van belang.

Posities worden vastgelegd in coördinaten en die zijn gedefinieerd in een bepaald referentiestelsel.

Er zijn verschillende typen referentiestelsels. Zo spreekt men van horizontale referentiestelsels (2D), verticale referentiestelsels (1D), gecombineerde referentiestelsels (2D, 1D) en werkelijke 3D referentiestelsels. In Nederland worden de horizontale en de verticale component van een positie in een afzonderlijk stelsel uitgedrukt. Het is vandaag de dag mogelijk met gps een positie in een 3D-referentiestelsel vast te leggen, maar de wens over te stappen op het gebruik van 3D is nog door geen van de partijen die betrokken zijn bij de basisregistratie ondergrond naar voren gebracht.

2.6.1 Referentiestelsels voor de horizontale positie

In Nederland zijn traditioneel verschillende referentiestelsels voor de horizontale positie in gebruik. In 2009, bij de eerste voorbereidingen voor de totstandkoming van de basisregistratie ondergrond, is al vastgesteld dat de verscheidenheid aan referentiestelsels de basisregistratie ondergrond voor problemen stelt omdat de registratie dan niet gemakkelijk op een eenduidige manier bevraagd kan worden. In de registratie ondergrond worden namelijk zowel gegevens met een locatie op land als gegevens met een locatie op zee geregistreerd. In de toenmalige praktijk werden op land en op zee verschillende stelsels gebruikt. Op land werd RD gebruikt en op zee waren verschillende stelsels in gebruik, waarvan WGS84 de belangrijkste was.

In 2009 was ook al bekend dat de Europese kaderrichtlijn INSPIRE de lidstaten vraagt de gegevens in Europa in één referentiestelsel uit te gaan wisselen, te weten in ETRS89. Met dat in gedachten, is het besluit genomen het BRO-systeem zo in te richten dat de registratie bevraagd gaat worden in ETRS89.

Het besluit wordt ondersteund door ontwikkelingen in Nederland. Sinds 2013 wordt er door de drie belangrijkste autoriteiten in Nederland op het gebied van referentiestelsels, het Kadaster, de Dienst der Hydrografie en Rijkswaterstaat, gewerkt aan de totstandkoming van nieuwe afspraken. Die afspraken moeten in lijn zijn met Europese afspraken en leiden tot heldere en eenduidige transformatieprocedures tussen referentiestelsels. Concreet betekent dit dat in Nederland op termijn het ETRS89-stelsel als standaard zal worden gehanteerd voor het uitwisselen van geo-informatie.

Het besluit betekent niet dat de gegevens ook in ETRS89 aangeleverd moeten worden. De basisregistratie ondergrond voorziet een periode van transitie waarin de aanleverende partijen zelf bepalen wanneer zij overstappen op ETRS89. Die periode zal naar verwachting jaren duren. Om de transitie te ondersteunen hanteert de basisregistratie ondergrond de volgende spelregels:

  • Gegevens mogen in een beperkt aantal referentiestelsels worden aangeleverd (RD, WGS84 en ETRS89).
    • Voor locaties op land wordt alleen RD of ETRS89 toegestaan.
      (WGS84 is niet geschikt voor nauwkeurige toepassingen, bij wijze van uitzondering wordt binnen het domein milieukwaliteit WGS84 op land toegestaan)
    • Voor locaties op zee wordt alleen WGS84 of ETRS89 toegestaan.
  • De aangeleverde coördinaten worden in de registratie opgeslagen.
  • De aangeleverde coördinaten worden door de basisregistratie ondergrond getransformeerd naar het ETRS89 referentiestelsel.
  • De getransformeerde coördinaten worden naast de aangeleverde coördinaten opgeslagen.
  • Bij de getransformeerde coördinaten wordt ook een identificatie van de gebruikte transformatiemethode opgeslagen.
  • Als de coördinaten in ETRS89 zijn aangeleverd, dan staat bij aangeleverde en getransformeerde positie dezelfde informatie. Voor de locatie worden de getransformeerde coördinaten en de aangeleverde coördinaten beide aan de afnemers verstrekt.

2.6.2 Referentiestelsels voor de verticale positie

In Nederland zijn voor verticale posities op land en zee verschillende referentiestelsels in gebruik. Op land wordt NAP gebruikt. Op zee is het in de voor de BRO relevante werkvelden gebruikelijk posities uit te drukken t.o.v. het gemiddeld zeeniveau (MSL, Mean Sea Level), maar posities t.o.v. LAT komen ook voor (Lowest Astronomical Tide). Dit laatstgenoemde stelsel wordt in de kaderrichtlijn INSPIRE genoemd als het stelsel van voorkeur voor het uitdrukken van verticale posities op zee. De basisregistratie ondergrond staat daarom op zee het gebruik van LAT naast MSL toe. Aangeleverde verticale posities worden door de BRO niet getransformeerd.

2.7 Gegevens op land en op zee

De basisregistratie ondergrond bevat gegevens over de ondergrond van Nederland en zijn zgn. Exclusieve Economische Zone (EEZ). De EEZ is het gebied op de Noordzee waar Nederland economische rechten heeft. Voor de referentiestelsels die bij aanlevering worden toegestaan, is het van belang te weten of de locatie van een object op zee of op land ligt.

Als scheidingslijn tussen land en zee wordt in de basisregistratie ondergrond de UNCLOS-basislijn gehanteerd. Het beheer van de basislijn valt onder de verantwoordelijkheid van de Dienst der Hydrografie van het ministerie van Defensie. Deze dienst voert die taak uit op basis van het Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties uit 1982, dat in het Engels de United Nations Convention on the Law of the Sea (UNCLOS) heet. De basislijn is opgebouwd uit de nulmeterdieptelijn zoals weergegeven op de zeekaarten en enkele rechte basislijnen die onder meer de monding van de Westerschelde en de wateren tussen de Waddeneilanden afsluiten.

De grens tussen land en zee is veranderlijk. De Dienst der Hydrografie stelt de grens opnieuw vast wanneer daartoe voldoende aanleiding is. De BRO hanteert bij inname de meest recente versie van de UNCLOS-basislijn en controleert daarmee of de juiste referentiestelsels gebruikt worden.

Tussen het moment waarop de locatie van een object wordt bepaald en het moment waarop het gegeven in de basisregistratie ondergrond wordt vastgelegd verloopt enige tijd. In die periode kan de positie van de UNCLOS-basislijn opnieuw zijn vastgesteld, en dan ontstaat er een discrepantie die bij het aanleveren van gegevens tot problemen kan leiden. Wanneer een dergelijk probleem zich voordoet, wordt de dataleverancier gevraagd contact op te nemen met de registratiebeheerder om gezamenlijk tot een oplossing te komen.

Een soortgelijk probleem doet zich voor met betrekking tot de begrenzing van Nederland, met name van het Nederlands territoir. De grenzen van Nederland worden ieder jaar op 1 januari vastgesteld door het Kadaster en vastgelegd in de basisregistratie kadaster. De BRO controleert bij inname of een object in het gebied ligt dat Nederland en zijn Exclusieve Economische Zone omvat, en hanteert daarbij de actuele grenzen. Ook bij problemen die te herleiden zijn tot een verandering in de begrenzing van Nederland, wordt de dataleverancier gevraagd contact op te nemen met de registratiebeheerder om gezamenlijk tot een oplossing te komen.

Binnen het domein Mijnbouwwet wordt de scheidingslijn tussen land en zee niet bepaald door de UNCLOS-basislijn, maar door een over zee lopende lijn die is vastgelegd in een bijlage bij de Mijnbouwwet. In de registratie ondergrond wordt deze lijn aangeduid als mijnbouwgrens. Voor de referentiestelsels die bij aanlevering worden toegestaan, is het binnen het domein Mijnbouwwet van belang te weten of de locatie van een object aan landzijde of aan zeezijde van de mijnbouwgrens ligt. Waar in voorgaande paragrafen ‘op land’ en ‘op zee’ is genoemd, houdt dat binnen het domein Mijnbouwwet in: aan landzijde respectievelijk aan zeezijde van de mijnbouwgrens.

Ook registratieobjecten die (ten dele) in het buitenland liggen, kunnen van belang zijn voor het inzicht over de ondergrond in Nederland. Zo wordt bij het hydrologisch beheer van het Nederlands grondgebied soms gebruik gemaakt van grondwatermonitoringnetten, waarvan de bijbehorende grondwatermonitoringputten zowel in Nederland, als in het buitenland liggen. Ook kan het voorkomen dat een mijnstelsel gedeeltelijk in het buitenland ligt, in welk geval de toegang(en) tot dit mijnstelsel in het buitenland kunnen liggen. In dit soort situaties dient de begrenzing van Nederland geen beperking te zijn voor het kunnen registreren van de betreffende ondergrond gegevens. Deze objecten moeten “vanzelfsprekend” wel een Nederlandse bronhouder hebben. Indien van toepassing is in de gegevensdefinitie voorzien dat onder bepaalde condities ook gegevens geregistreerd kunnen worden die (ten dele) in het buitenland liggen.

2.8 Nauwkeurigheid van meetwaarden

Voor zinvol gebruik van gegevens met een gemeten, berekende of anderszins bepaalde waarde is het noodzakelijk dat de nauwkeurigheid van die gegevens bekend is.

Het begrip nauwkeurigheid laat zich in deze context het best omschrijven als de juistheid van een gemeten of berekende waarde. In de meeste processen waarin de waarde van een gegeven wordt bepaald, kan de afwijking van de daadwerkelijke waarde slechts via een kalibratie- of statistisch proces worden verkregen. Het resultaat omvat dan niet alleen een van de mogelijke realisaties van een meetwaarde maar ook informatie over de mogelijke spreiding van de meetwaarden.

De basisregistratie ondergrond gaat ervan uit dat de producenten van gegevens de metingen en berekeningen uitvoeren binnen een stelsel van afspraken dat binnen het desbetreffende werkveld is vastgelegd. Uitgangspunt is dat ook de eisen waaraan de gegevens op het gebied van nauwkeurigheid moeten voldoen in afspraken zijn vastgelegd. Dat kunnen praktische werkafspraken zijn, maar ook afspraken die vertaald zijn naar ISO- en NEN-normen. In de catalogus wordt in beginsel verwezen naar die normen. Waar deze normen niet voorzien in afspraken over de nauwkeurigheid, stelt de basisregistratie ondergrond hieraan specifieke eisen. Deze zijn dan vermeld in de catalogus.

2.9 Authentiek gegeven

In de Wet basisregistratie ondergrond is een aantal gegevens expliciet als authentiek aangeduid. Dit wordt in de catalogus nader uitgewerkt; verreweg de meeste gegevens zijn authentiek.

Met de aanduiding authentiek wordt, zoals geformuleerd in de memorie van toelichting op de wet, tot uitdrukking gebracht dat:

  1. Het gegeven in samenhang met andere gegevens door een groot aantal bestuursorganen in verschillende processen wordt gebruikt en derhalve bestemd is voor informatie-uitwisseling tussen bestuursorganen;
  2. de verantwoordelijkheid voor betrouwbaarheid van het gegeven eenduidig geregeld is;
  3. het gegeven onderworpen is aan intern en extern kwaliteitsonderzoek, en
  4. het gegeven zich leent voor verplicht gebruik door bestuursorganen en eenmalige verstrekking door burgers en bedrijven aan de overheid.

In de praktijk mag een gebruiker van de gegevens ervan uitgaan dat alle gegevens correct zijn. De catalogus moet de gebruiker alle informatie geven die voor een goed begrip daarvan nodig is. Heeft een gebruiker echter gerede twijfel over de juistheid van een authentiek gegeven dan wordt verwacht dat hij de registerbeheerder daarvan op de hoogte brengt. Bronhouders zijn, bij gerede twijfel over de juistheid van een authentiek gegeven (of het ontbreken ervan), zelfs verplicht daarvan melding te maken.

Voor alle gegevens is aangegeven of ze authentiek zijn. Ook is voor alle gegevens aangegeven of ze aanwezig moeten zijn en een waarde moeten hebben. Dat laat zien dat er gegevens kunnen zijn die authentiek zijn maar geen waarde hoeven te hebben. Juist omdat er verplichtingen gelden t.a.v. authentieke gegevens, vraagt dit om een korte toelichting. Wanneer een authentiek gegeven geen waarde heeft moet de gebruiker ervan uitgaan dat het gegeven niet is geproduceerd. Dat geval kan zich uiteraard alleen voordoen wanneer er vrijheid van beslissen bestaat bij de bronhouder of de producent. Voor de duidelijkheid, als er wel een waarde is dan moet die ook in de BRO worden opgenomen. Bij gerede twijfel over het ontbreken van een waarde, moet een bronhouder dat melden.

3. Grondwatermonitoring

Dit onderdeel is niet normatief.

3.1 Inleiding

Grondwater is een belangrijke bestaansbron. Het grondwater wordt daarom in Nederland op grote schaal gemonitord en beheerd. Het beheer van het grondwater richt zich op de hoeveelheid grondwater en de kwaliteit ervan. Om dit beheer goed te kunnen uitvoeren, wordt in Nederland de toestand van het grondwater over langere tijd gevolgd. Dat heet grondwatermonitoring. Er wordt daarbij gekeken naar de grondwaterstand (kwantiteit), en naar de samenstelling van het grondwater (kwaliteit, waaronder ook de saliniteit).

In het domein grondwatermonitoring staan de grondwatermonitoringnetten centraal. Deze zijn ingericht om het grondwater in Nederland te kunnen beheren. Het doel waarvoor een monitoringnet is ingesteld, het monitoringdoel, beperkt zich in veel gevallen tot kwantiteit of kwaliteit, maar het komt ook voor dat onderzoek aan zowel de kwantiteit als de kwaliteit wordt gedaan binnen hetzelfde grondwatermonitoringnet.

Grondwatermonitoring houdt in dat de toestand van het grondwater in een bepaald gebied, of eigenlijk in een bepaald deel van de ondergrond, over langere tijd gevolgd wordt. De grootte van het gebied en de diepte van monitoring verschillen per grondwatermonitoringnet. Ook de duur van monitoring wisselt sterk.

In het Besluit basisregistratie ondergrond is omschreven welke vormen van monitoring onder deze basisregistratie vallen; Het belangrijkste criterium is het type organisatie dat verantwoordelijk is voor het beheer van het grondwater: de grondwatermonitoring moet door, of in opdracht van, een bestuursorgaan of drinkwaterbedrijf, de bronhouder, worden uitgevoerd. Verder is er een beperking aan de tijdschaal gesteld. Wanneer een monitoringnet is ingesteld om de toestand van het grondwater over een langere periode van ten minste 1 jaar en met meerdere meetmomenten, dan valt het altijd onder de basisregistratie ondergrond. Voor monitoringnetten met een kortere duur maakt het bestuursorgaan of drinkwaterbedrijf zelf de afweging of de gegevens in de basisregistratie moeten worden opgenomen. Daarnaast hoeven drinkwaterbedrijven grondwatermonitoringgegevens die primair zijn ingewonnen in het kader van de eigen bedrijfsvoering niet te registreren in de basisregistratie. Deze gegevens geven geen representatief beeld van de ondergrond en toevoegen van deze gegevens aan de basisregistratie is daarom onwenselijk: ze kennen geen blijvende gebruikswaarde voor partijen buiten het desbetreffende drinkwaterbedrijf en ze zouden kunnen leiden tot een onjuist beeld van de toestand van de het grondwater, met mogelijk misinterpretaties als gevolg.

Aan de ruimtelijke schaal van monitoring zijn voor de basisregistratie ondergrond geen grenzen gesteld, afgezien van het feit dat voor de gehele basisregistratie ondergrond geldt dat het gegevens bevat over de ondergrond van Nederland en zijn Exclusieve Economische Zone (EEZ). De EEZ is het gebied op de Noordzee waar Nederland economische rechten heeft.

In het Besluit basisregistratie ondergrond dat de grondslag vormde voor de ontwikkelfase van dit domein, stond dat de BRO "vooralsnog" geen milieukwaliteitsinformatie bevat. Voor het grondwatermonitoringdomein zijn gegevens van grondwatersamenstellingsonderzoeken uit monitoringnetten rondom milieu-hygiënische projecten, waarin het met name gaat om het monitoren van de verontreiniging van de bodem en het grondwater, daarmee voorlopig buiten scope geplaatst. Op 18 december 2018 is in de Tweede kamer een motie aangenomen waarin de regering wordt verzocht "om informatie over bodemverontreiniging in de basisregistratie ondergrond op te nemen" (Kamerstuk Motie 34864-19). Naar aanleiding hiervan is de scope van de basisregistratie ondergrond in 2023 uitgebreid met een additioneel domein Milieukwaliteit. De standaarden van dit domein zijn nog in ontwikkeling. Het is nog niet bekend wat daarvan de gevolgen zijn voor de scope van het registratieobject in de voorliggende catalogus.

De bestuursorganen of drinkwaterbedrijven die langdurig het grondwater (laten) monitoren op grondwaterkwantiteit, omdat zij daarin een wettelijke taak hebben, zijn Rijksoverheidsorganisaties (Rijkswaterstaat, Ministerie van Defensie), Provincies, Waterschappen, Gemeentes en bestuurlijke samenwerkingsverbanden. Daarnaast zijn er (semi)private organisaties die vanuit vergunningsplicht het grondwater langdurig monitoren op grondwaterkwantiteit, in opdracht van bevoegd gezag. Dit zijn bijvoorbeeld Gasunie, Prorail, drinkwaterbedrijven, grondwater onttrekkende industrie, (ondiepe) bodemenergie-exploitanten (bedrijven, ziekenhuizen, overige instellingen), natuurterreinbeheerorganisaties en exploitanten van ondiepe minerale delfstoffen. Deze organisaties doen periodiek grondwaterstandonderzoek en hebben daarvoor grondwatermonitoringnetten en meetplannen.

3.2 Registratieobjecten binnen het domein grondwatermonitoring

Het domein grondwatermonitoring in de basisregistratie ondergrond omvat de volgende vijf registratieobjecten:

Grondwaterdomein
Figuur 2 De samenhang tussen de vijf registratieobjecten binnen het grondwatermonitoring domein.

Een grondwatermonitoringput betreft de constructie die gebruikt wordt om standen en/of de samenstelling van het grondwater te meten. Gewoonlijk bestaat een put uit een samenstel van buizen dat aan het oppervlak wordt beschermd tegen invloeden van buitenaf. Via de buizen wordt het grondwater dat zich op een bepaalde diepte bevindt ontsloten. Het deel van de buis waardoor het grondwater de buis binnen kan komen is het filter. Elke buis heeft één filter. Een filter fungeert als meetpunt in de basisregistratie ondergrond. Informatie over grondwatermonitoringput is beschreven in de Catalogus Grondwatermonitoringput.

Binnen het grondwaterdomein in de basisregistratie ondergrond kent alleen de grondwatermonitoringput een fysieke locatie. De vier andere registratieobjecten zijn aan het registratieobject grondwatermonitoringput gekoppeld en hebben daarmee indirect een locatie. Bij grondwaterstandonderzoeken en grondwatersamenstellingsonderzoeken ligt de verwijzing vast naar het filter in de grondwatermonitoringput waarin het onderzoek is uitgevoerd. Bij formatieweerstandonderzoek ligt de verwijzing vast naar de monitoringbuis in de grondwatermonitoringput waarin het onderzoek is uitgevoerd. Daarnaast wordt hierbij gebruik gemaakt van een verwijzing naar elektrodes als onderdeel van een geo-ohmkabel die bevestigd is aan een monitoringbuis van een grondwatermonitoringput.

Bij grondwaterstandonderzoeken, grondwatersamenstellingsonderzoeken en formatieweerstandonderzoeken ligt tevens de verwijzing vast naar één of meerdere grondwatermonitoringnetten ten behoeve waarvan het onderzoek is uitgevoerd. Informatie over deze registratieobjecten is beschreven in de volgende catalogi; Catalogus Grondwaterstandonderzoek, Catalogus Grondwatersamenstellingsonderzoek en Catalogus Formatieweerstandonderzoek.

Een grondwatermonitoringnet is een verzameling locaties waar, voor een bepaald monitoringdoel met een bepaald wettelijk kader, periodiek onderzoek aan het grondwater op een bepaalde diepte wordt gedaan om de toestand van het grondwater te kunnen bepalen en de eventuele veranderingen erin te kunnen volgen. Het grondwatermonitoringnet weerspiegelt de groepering van onderzoeksgegevens door de bronhouder op basis van het doel van de monitoring. Het registratieobject vergroot daarmee de hergebruikswaarde voor afnemers van de gegevens van de basisregistratie ondergrond. Informatie over grondwatermonitoringnet is beschreven in de Catalogus Grondwatermonitoringnet.

Een grondwatermonitoringnet valt onder de verantwoordelijkheid van één bronhouder en heeft een vastgesteld monitoringdoel. In de praktijk kan het voorkomen dat een grondwaterstandonderzoek, grondwatersamenstellingsonderzoek, en/of formatieweerstandonderzoek ten behoeve van meer dan één doel wordt uitgevoerd. Omdat er voor afzonderlijke monitoringdoelen verschillende grondwatermonitoringnetten zijn, betekent dit voor de basisregistratie ondergrond dat formatieweerstandonderzoeken kunnen toebehoren aan één of meerdere grondwatermonitoringnetten.

3.3 Samenhang en consistentie tussen verschillende registratieobjecten in het Grondwaterdomein

De verschillende registratieobjecten in het grondwaterdomein en hun gegevens hebben samenhang. Zie de beschrijving hiervan in § 3.2 Registratieobjecten binnen het domein grondwatermonitoring. Op basis van de samenhang wordt er consistentie verwacht tussen de gegevens in verschillende registratieobjecten in het grondwaterdomein. Het is de verantwoordelijkheid van de bronhouder om deze consistentie te waarborgen. De basisregistratie ondergrond dwingt dit grotendeels niet af.

De basisregistratie ondergrond dwingt alleen af dat gegevens in andere registratieobjecten waarnaar verwezen wordt, ook daadwerkelijk geregistreerd zijn. Dit geldt voor de volgende verwijzingen (zie ook het plaatje in § 3.2 Registratieobjecten binnen het domein grondwatermonitoring):

Ook met betrekking tot kwaliteitsregime geldt een specifieke samenhang tussen gegevens van verschillende registratieobjecten.

4. Grondwatermonitoringput

4.1 Inleiding

De catalogus voor de grondwatermonitoringput beschrijft de gegevens die in de registratie ondergrond zijn opgenomen van putten die in het publieke domein worden gebruikt voor het monitoren van de hoeveelheid grondwater en de kwaliteit ervan.

4.1.1 Grondwatermonitoringput

Een grondwatermonitoringput is een constructie die op een specifieke locatie in of net buiten Nederland is ingericht en die in een monitoringnet wordt gebruikt. De constructie wordt gewoonlijk gerealiseerd in een gat dat gemaakt is door in de ondergrond te boren. Veelal bestaat een put uit een samenstel van buizen dat aan het oppervlak wordt beschermd tegen invloeden van buitenaf (Figuur 3). Via de buizen wordt het grondwater dat zich op een bepaalde diepte bevindt ontsloten. Het deel van de buis waardoor het grondwater binnen kan komen is het filter. Een filter fungeert als meetpunt in een grondwatermonitoringnet. Aan een buis kunnen een of meer geo-ohmkabels zijn bevestigd. Dat zijn kabels die voorzien zijn van elektroden die gebruikt worden om bijvoorbeeld het zoutgehalte van het water te kunnen bepalen.

Grondwatermonitoringput twee monitoringbuizen
Figuur 3 Schematische weergave van een grondwatermonitoringput met twee monitoringbuizen; de verticaal gearceerde delen zijn de filters.

De opbouw van een put varieert en de monitoringdiepte is daarbij een factor van belang. Wordt de put gebruikt voor de monitoring van het grondwater in het bovenste deel van de ondergrond, dan bestaat hij vaak uit niet meer dan een buis die aan de bovenzijde met een dop is afgesloten. Voor het ontsluiten van diep grondwater worden soms honderden meters diepe gaten geboord en dat is een relatief kostbare operatie. Dergelijke putten kunnen tientallen monitoringbuizen bevatten. Elk van die buizen ontsluit grondwater op een andere diepte. De ruimte tussen de buizen is met een bepaald materiaal opgevuld om het geheel te verstevigen en aan de bovenzijde wordt de put afgesloten met een beschermconstructie. Zoals de naam al aangeeft dient de beschermconstructie om de put te beschermen tegen beschadiging of andere ongewenste invloeden. De constructie kan boven het maaiveld uitsteken, zoals in Figuur 3, maar ook min of meer samenvallen met het maaiveld. Voor het laatste wordt in de gebouwde omgeving vaak gekozen.

Een grondwatermonitoringput is in de basisregistratie ondergrond opgenomen wanneer ten minste een van de filters of elektroden een meetpunt is in een grondwatermonitoringnet dat onder de basisregistratie ondergrond valt.

4.1.2 Put met voorgeschiedenis

De grondwatermonitoringput is een registratieobject met materiële geschiedenis. Voordat de put in de registratie ondergrond is opgenomen kan hij al een zekere geschiedenis achter de rug hebben. Een dergelijke grondwatermonitoringput wordt een put met voorgeschiedenis genoemd.

De geschiedenis van een grondwater-monitoringput is een reeks van gebeurtenissen die elkaar netjes moeten opvolgen in de tijd. In principe geldt de eis dat de precieze datum van een gebeurtenis moet worden vastgelegd, maar die eis kan niet met terugwerkende kracht gelden voor putten die al voor de invoering van de BRO bestonden. Wanneer een gebeurtenis in het verleden ligt, moet de basisregistratie er rekening mee houden dat de datum niet precies is vastgelegd en bijvoorbeeld alleen het jaar bekend is. Het deel van de geschiedenis die dateert van voor de registratie, de voorgeschiedenis, mag daarom een zekere onvolledigheid kennen. In de terminologie van de gegevensdefinitie heeft een put met voorgeschiedenis als bijzonderheid dat de datums in Putgeschiedenis het domein OnvolledigeDatum kunnen hebben.

In een eerdere versie van de GMW catalogus waren bijzondere regels opgenomen voor een put met voorgeschiedenis. Sturend daarbij was een bijzonder recht dat een dataleverancier gedurende beperkte tijd kon hebben om putten met voorgeschiedenis aan te bieden. Dat recht was gekoppeld aan conversietrajecten die doorlopen moeten worden om putten met al bestaande geschiedenis aan te leveren. Wanneer een dataleverancier dit recht had én wilde uitoefenen bij zijn levering, diende hij dit kenbaar te maken door het optionele transactiegegeven 'onder voorrecht' aan te leveren met waarde 'ja'.

Om het registreren van putten waarvan niet alle gegevens bekend zijn te stimuleren, is na de initiële implementatie gekozen om alle dataleveranciers het recht toe te kennen om putten met voorgeschiedenis aan te mogen bieden. Vervolgens is gekozen om ook de regels voor het aanleveren van een put met voorgeschiedenis te vereenvoudigen. De bijzondere regels die specificeerden wanneer een OnvolledigeDatum gebruikt mocht worden voor de datums van de Putgeschiedenis, zijn vervangen door een regel die bepaalt dat OnvolledigeDatum alleen gebruikt mag worden bij putten die vallen onder het IMBRO/A kwaliteitsregime. Verder is het afgeleide attribuut 'met voorgeschiedenis', waarnaar werd gerefereerd in deze bijzondere regels, verwijderd uit de gegevensdefinitie.

Met het verwijderen van het attribuut 'met voorgeschiedenis' en de bijzondere regels die daaraan refereerden, is ook de functionele waarde van het transactiegegeven 'onder voorrecht' komen te vervallen. Dit transactiegegeven was immers exclusief voor GMW van toepassing.

4.2 Belangrijkste entiteiten

4.2.1 Grondwatermonitoringput

Deze entiteit draagt de naam van het registratieobject zelf en bevat onder meer de gegevens die de grondwatermonitoringsput identificeren, allerlei administratieve gegevens, gegevens die de constructie globaal karakteriseren (aantal buizen, beschermconstructie) en gegevens die nodig zijn om de gevolgen van eventuele maaiveldveranderingen goed te kunnen vastleggen (maaiveld stabiel, putstabiliteit).

4.2.2 Registratiegeschiedenis

De registratiegeschiedenis van een grondwatermonitoringput geeft de essentie van de geschiedenis van het object in de registratie ondergrond, de zgn. formele geschiedenis. De registratiegeschiedenis vertelt bijvoorbeeld wanneer voor het eerst gegevens van het object zijn geregistreerd en of er na de start van de registratie correcties zijn doorgevoerd.

4.2.3 Monitoringbuis

De constructie van een put is in de basisregistratie ondergrond teruggebracht tot haar essentie, en dat geldt ook voor de monitoringbuis. In werkelijkheid kan een buis bestaan uit een heleboel delen die wat materiaal, diameter en functie betreft verschillen. Het model dat de basisregistratie hanteert is simpel en beschrijft de buis als opgebouwd uit maximaal drie functionele delen (Figuur 4).

Put met buis zoals in veld en zoals in BRO
Figuur 4 Voorbeeld van een put met één buis in het veld (links) en hoe die in de BRO (rechts) wordt vastgelegd.

In de meeste gevallen bestaat een buis uit een filter met daarboven een stijgbuisdeel; in sommige gevallen zit onder het filter nog een derde deel, de zandvang. Ieder deel van de buis heeft een bepaalde lengte.

Het filter is het belangrijkste onderdeel van de buis en fungeert als meetpunt in een grondwatermonitoringnet. Via het filter kan het grondwater de buis in stromen. In het stijgbuisdeel kan het grondwater vrijelijk bewegen tenzij de buis is afgesloten met een drukdop (Figuur 5). Een drukdop wordt gebruikt wanneer de buis zou kunnen overstromen doordat het water onder druk staat. Wanneer de grondwaterstand bepaald moet worden, wordt in die gevallen vaak een opzetstuk gebruikt.

De zandvang dient om sediment op te vangen dat door het filter naar binnen komt.

Monitoringbuis met drukdop en opzetstuk
Figuur 5 Monitoringbuis voorzien van een drukdop (links), en gebruik van een opzetstuk voor het uitvoeren van een grondwaterstandmeting (rechts).

Voor de monitoring van ondiep grondwater zijn buizen met een afwijkende opbouw in gebruik, en in gebruik geweest.

In het verleden zijn monitoringbuizen gebruikt die uit beton bestonden en geen filteropeningen hadden. Een dergelijke buis was eigenlijk alleen een stijgbuis en werd zo in het boorgat gehangen dat het water aan de onderzijde kon instromen. Zulke buizen zijn niet meer in gebruik. Ook waren er buizen in gebruik die over de gehele lengte uit filter bestaan. Dergelijke buizen worden nog steeds gebruikt.

Om de twee afwijkende buizen in het model te passen wordt toegestaan dat het filter, resp. de stijgbuis de lengte nul heeft.

De aard van het materiaal waaruit een buis bestaat en het materiaal dat gebruikt is om de buis in de put op zijn plaats te houden, het toegepast materiaal, worden vastgelegd omdat het van belang kan zijn bij het beoordelen van de bruikbaarheid van de meetpunten in de put voor de monitoring van de kwaliteit van het grondwater.

4.2.4 Geo-ohmkabel

In bepaalde delen van Nederland worden bij inrichting van de put soms geo-ohmkabels aan een buis bevestigd. Dat zijn kabels die voorzien zijn van elektroden en een meetkastje. De kabels worden traditioneel gebruikt om het zoutgehalte van het water te kunnen monitoren. Vroeger werden zij daarom wel zoutwachters genoemd. De elektroden vormen per paar een meetpunt.

4.2.5 Ingeplaatst deel

Wanneer een stijgbuisdeel lekkage vertoont kan de eigenaar van de put ervoor kiezen een nieuw stijgbuisdeel in de bestaande buis te plaatsen; dat nieuwe deel wordt kortweg ingeplaatst deel genoemd.

Inplaatsen van een stijgbuisdeel
Figuur 6 Inplaatsen van een stijgbuisdeel.

4.2.6 Putgeschiedenis

De putgeschiedenis geeft aan welke gebeurtenissen hebben plaatsgevonden tussen het inrichten en het opruimen van de put. Er zijn 13 tussentijdse gebeurtenissen geïdentificeerd die van belang zijn voor het registratieobject:

  1. Het eigendom van de put is op een andere organisatie overgegaan.

  2. Het uitvoeren van het onderhoud van de put is op een andere organisatie overgegaan.

  3. In een bestaande monitoringbuis is een nieuw stijgbuisdeel geplaatst (Figuur 6).

  4. De put wordt voorzien van een beschermconstructie of de bestaande beschermconstructie wordt vervangen door een ander type.

  5. De toestand die aangeeft of de monitoringbuis gebruikt kan worden voor monitoring, is veranderd.

  6. De toestand die aangeeft of de elektrode gebruikt kan worden voor monitoring, is veranderd.

  7. Een monitoringbuis is langer gemaakt (Figuur 7, links); deze verandering kan gepaard gaan met het aanbrengen of vervangen van een beschermconstructie.

  8. Een monitoringbuis is korter gemaakt (Figuur 7, rechts); deze verandering kan gepaard gaan met het aanbrengen of vervangen van een beschermconstructie.

Oplengen en inkorten van monitoringbuis
Figuur 7 Het oplengen (links) en inkorten (rechts) van een monitoringbuis.
  1. De positie van het maaiveld is opnieuw bepaald omdat de mens ter plekke heeft ingegrepen (Figuur 8), bijvoorbeeld door het bovenste deel van de bodem weg te graven.
Verandering van maaiveldpositie
Figuur 8 Verandering van maaiveldpositie door direct ingrijpen van de mens.

In gebieden waar de positie van het maaiveld, door indirect ingrijpen van de mens of als direct gevolg van natuurlijke processen onderhevig is aan veranderingen, is het van belang te weten wat de maaiveldveranderingen zijn en in hoeverre de put met deze maaiveldveranderingen meebeweegt. Daling komt het meest voor en de oorzaak van daling is divers. Men kan denken aan natuurlijke zetting, veenoxidatie, zetting als gevolg van de verlaging van het polderpeil en compactie van gesteente op grote diepte als gevolg van delfstofwinning. Stijging is uitzonderlijk en meestal een gevolg van wateropname door veen.

  1. De positie van het maaiveld is opnieuw bepaald, omdat de put in een gebied ligt waar de positie van het maaiveld aan verandering onderhevig is; het is echter niet nodig de posities van de buizen opnieuw te bepalen omdat de put is verankerd (Figuur 9).
Maaiveld daalt put stabiel
Figuur 9 Het maaiveld in het gebied daalt, maar de positie van de put t.o.v. NAP verandert niet. Het attribuut 'maaiveld stabiel' heeft als waarde 'nee', het attribuut 'putstabiliteit' heeft de waarde 'stabielNAP'.
  1. De posities van het maaiveld en de posities van de buizen zijn opnieuw bepaald, omdat de put in een gebied ligt waar de positie van het maaiveld veranderlijk is en de put meebeweegt (Figuur 10).
Maaiveld daalt put daalt
Figuur 10 Het maaiveld in het gebied daalt en de positie van de put t.o.v. NAP daalt mee. Het attribuut 'maaiveld stabiel' heeft als waarde 'nee', het attribuut 'putstabiliteit' heeft de waarde 'instabiel'.

In de huidige praktijk laten meetnetbeheerders (bronhouders) vaak met zekere regelmaat (na)meetrondes uitvoeren bij hun monitoringputten. Met zo’n (na)meetronde willen ze de actuele (meest recent gemeten) maaiveldpositie en/of de positie van de bovenkant van de monitoringbuis vastleggen, ongeacht het feit of überhaupt sprake is van een positieverandering t.o.v. de vorige in- of nameting en ongeacht wat de oorzaak is van die positieverandering (natuurlijke processen, direct ingrijpen door de mens, meetonnauwkeurigheid). Wanneer resultaten uit deze (na)meetrondes niet passen onder de hierboven beschreven gebeurtenissen blijven onderstaande twee gebeurtenissen als mogelijkheid over.

  1. In de (na)meetronde is alleen de maaiveldpositie van de put opnieuw gemeten. Deze wordt geregistreerd, ongeacht het feit of er sprake is van een positieverandering.

  2. In de (na)meetronde is de positie bovenkant buis en optioneel ook de maaiveldpositie van de put opnieuw gemeten. Deze word(t)(en) geregistreerd, ongeacht het feit of er sprake is van een positieverandering.

4.2.7 Verkenning

Een grondwatermonitoringput kan gerelateerd zijn aan één of meerdere verkenningen, dat is een booronderzoek (BHR) of een sondeeronderzoek (CPT) uit het domein bodem- en grondonderzoek. Met het vastleggen van de gerelateerde verkenningen kan een gebruiker makkelijker achterhalen wat bijvoorbeeld de opbouw en samenstelling van de ondergrond is op de plaats van de grondwatermonitoringput, hoe diep er geboord is of welk aanvulmateriaal rondom de put gebruikt is.

Het gaat specifiek om de verkenningen die direct gerelateerd zijn aan de inrichting van de grondwatermonitoringput, en dat zijn de booronderzoeken gerelateerd aan het boorgat waar de put in is ingericht of de sondering waarmee de put de grond is ingedrukt.

Er kunnen meerdere verkenningen zijn. Het is bijvoorbeeld denkbaar dat een booronderzoek vanuit meerdere vakgebieden wordt geproduceerd.

4.3 INSPIRE

Het doel van de Europese kaderrichtlijn INSPIRE is het harmoniseren en openbaar maken van ruimtelijke gegevens van overheidsorganisaties ten behoeve van het milieubeleid. Het registratieobject grondwatermonitoringput is in het INSPIRE aanmerkingsregister voor de INSPIRE Thema's Geologie en Milieubewakingsvoorzieningen. Om deze reden moeten de gegevens in het registratieobject geschikt gemaakt worden voor uitwisseling volgens de INSPIRE-standaard. Dit wordt geïmplementeerd middels een mapping van het gegevensmodel van het registratieobject grondwatermonitoringput op het gegevensmodel van deze INSPIRE thema's. Bij het INSPIRE Thema Geologie wordt hierbij uitgegaan van het applicatie schema van Hydrogeologie. De inhoud van deze mapping is geen onderdeel van deze catalogus.

5. Opbouw van de gegevensdefinitie

Dit onderdeel is niet normatief.

5.1 De gegevensdefinitie

De gegevensdefinitie vormt het hart van de catalogus en geeft een beschrijving van alle gegevens van het registratieobject. Eerst wordt de definitie van het registratieobject gegeven inclusief de plaatjes van het zgn. domeinmodel, en vervolgens de definities van de entiteiten waaruit het object is opgebouwd met de eigenschappen van die entiteiten, de attributen. De entiteiten worden op volgorde van de nummers in het domeinmodel behandeld. De volgende aspecten van de gegevens worden vastgelegd:

De gegevensdefinitie dekt de beide kwaliteitsregimes die worden onderscheiden, IMBRO en IMBRO/A. Het kwaliteitsregime IMBRO is leidend en bij het opstellen van de gegevensdefinitie is geprobeerd de verschillen tussen de twee regimes zo klein mogelijk te houden. Het streven is een object altijd in termen van dezelfde gegevens te beschrijven en voor IMBRO/A alleen aanvullende regels te formuleren en extra waarden toe te staan. Bij uitzondering kan het echter nodig zijn gebleken voor IMBRO/A aparte entiteiten, attributen of domeinen te definiëren.

5.2 Domeinen

Een domein beschrijft welke waarden mogelijk zijn voor een attribuut (zie bijv. Aantal of Code).

Sommige domeinen zijn samengesteld uit twee of meer elementen die in samenhang betekenisvol zijn. Een voorbeeld van een samengesteld domein dat in de BRO bestaat is Datuminterval. Datuminterval bestaat uit twee elementen, beide van het domein Datum (jaar, maand en dag), namelijk een begindatum en een einddatum.

Bij een attribuut kunnen ook twee of meer domeinen mogelijk zijn. Voor dit attribuut geldt dat verschillende domeinen valide zijn, er kan echter bij aanlevering van de gegevens altijd maar één van de domeinen gekozen worden.
In de gegevensdefinitie worden in dat geval een attribuut gemodelleerd waarvan het domein dat de mogelijke waarde beschrijft een keuze is tussen twee of meer domeinen. Dit maakt het mogelijk waar in het domeinmodel normaal gesproken maar één mogelijkheid bestaat, een opsomming te geven van meerdere mogelijke domeinen, waarbij altijd precies één van deze mogelijkheden wordt gebruikt. Een voorbeeld van een dergelijke keuze domein is het domein Organisatie.

De domeinen die in de gegevensdefinitie worden gebruikt worden hieronder toegelicht.

5.2.1 Aantal

Het domein Aantal wordt gebruikt voor een telbare hoeveelheid. Het is een natuurlijk getal met een bepaalde maximale lengte.
Het domein wordt volledig gespecificeerd door met de aanduiding aantal ook de maximale lengte mee te (Aantal N). Gewoonlijk wordt de waardeverzameling verder ingeperkt door een bereik te specificeren. In het domeinmodel wordt volstaan met de algemene aanduiding Aantal.

5.2.2 Code

Een code is een opeenvolging van cijfers, van letters of van cijfers en letters met een bepaalde opbouw en met een specifieke betekenis. Een code heeft gewoonlijk een betekenis die ook buiten de basisregistratie ondergrond geldt. Een code wordt uitgegeven door een verantwoordelijke instantie. Om de opbouw van een code weer te geven wordt gebruik gemaakt van de letters C en N. De letter C staat voor character (Eng.) en duidt een letter aan, de letter N staat voor number (Eng.) en duidt een cijfer aan. Een code heeft een bepaalde naam.
Het domein wordt volledig gespecificeerd door met de naam van de code ook de opbouw mee te geven. Uit de definitie van het attribuut zelf moet blijken wat de specifieke betekenis is van de code. In het domeinmodel wordt het domein aangeduid met zijn naam.

5.2.3 Gemeten waarden

Meetwaarden worden gebruikt voor grootheden. De waarde van een grootheid is een getal met een bepaalde opbouw en een bepaalde eenheid. Voor de waarde van grootheden worden twee domeinen gebruikt. Een voor een waarde waarvan de nauwkeurigheid altijd hetzelfde is (Meetwaarde) en een voor een waarde waarvan de nauwkeurigheid varieert (Meetwaarde in machten) en dat is het geval wanneer de nauwkeurigheid voor kleine getallen anders is dan de nauwkeurigheid voor grote getallen omdat een ander apparaat of methode is gebruikt.

De basisregistratie ondergrond gebruikt voor de eenheden de codes uit het UCUM (Unified Code for Units of Measure)-systeem. In bijzondere gevallen is de eenheid dimensieloos.

5.2.3.1 Meetwaarde

Het domein Meetwaarde wordt gebruikt wanneer de nauwkeurigheid van de waarde altijd hetzelfde is.
Het is een rationaal getal met een bepaalde opbouw. Het aantal cijfers voor het scheidingsteken is variabel maar begrensd. Het aantal cijfers achter het scheidingsteken ligt vast.

Het domein wordt volledig gespecificeerd door met de aanduiding meetwaarde ook de opbouw (Meetwaarde N.N) en de eenheid mee te geven. Gewoonlijk wordt de waardeverzameling verder ingeperkt door een bereik te specificeren. In het domeinmodel wordt volstaan met de algemene aanduiding Meetwaarde.

5.2.3.2 Inname van gemeten waarden

In de praktijk is het moeilijk een meetwaarde zonder verandering van het ene systeem aan het andere door te geven. De basisregistratie ondergrond hanteert de definities binnen het systeem en bij uitgifte strikt om te borgen dat een meetwaarde zonder verandering kan worden doorgegeven.

Bij het vastleggen van eigenschappen is het niet altijd nodig getallen zo strikt te definiëren als de basisregistratie vraagt. De uitvoerders weten wel wat een getal zou moeten voorstellen en kunnen bijvoorbeeld accepteren dat een meetwaarde er een decimale nul bij krijgt of dat een getal een onbepaald aantal decimalen heeft. Om de uitvoeringspraktijk niet nodeloos te frustreren door getallen die niet aan de strikte definitie voldoen af te wijzen, hanteert de basisregistratie ondergrond bij het innemen van meetwaarden de volgende praktische regels:

  • Er zijn meer cijfers achter het scheidingsteken aanwezig dan gespecificeerd: het getal wordt afgekapt op het aantal dat in de gegevensdefinitie is gespecificeerd.
  • Er zijn minder cijfers achter het scheidingsteken aanwezig dan gespecificeerd: het getal wordt aangevuld met nullen tot het aantal dat in de gegevensdefinitie is gespecificeerd.
  • Er is geen scheidingsteken aanwezig: het scheidingsteken wordt toegevoegd en het getal wordt aangevuld met nullen tot het aantal dat in de gegevensdefinitie is gespecificeerd.
  • Het getal voor het scheidingsteken begint met een of meer nullen: de nullen worden genegeerd.
  • Er zijn meer cijfers vóór het scheidingsteken aanwezig dan gespecificeerd: de waarde wordt geweigerd.
  • Er is een scheidingsteken bij de exponent van de meetwaarde in machten aanwezig: de waarde wordt geweigerd.

5.2.4 Nummer

Het domein Nummer wordt gebruikt om de plaats in een reeks aan te geven. Het is een opeenvolging van cijfers met een bepaalde maximale lengte. Een nummer heeft geen rekenkundige betekenis, maar heeft een betekenisvolle volgorde.
Het domein wordt volledig gespecificeerd door met de aanduiding nummer ook de maximale lengte mee te geven (Nummer N). Eventueel wordt de waardeverzameling verder ingeperkt door een bereik te specificeren. In het domeinmodel wordt volstaan met de algemene aanduiding Nummer.

5.2.5 Tekst

Het domein Tekst bestaat uit een stuk tekst van een bepaalde maximale lengte. De tekst mag alleen bestaan uit de tekens die voorkomen in de MES-1 set. De MES-1 set omvat 335 tekens en wordt gebruikt binnen de landen van de Europese Unie die een Latijns schrift kennen.
Het domein wordt volledig gespecificeerd door met de aanduiding tekst ook de maximale lengte mee te (Tekst N). In het domeinmodel wordt volstaan met de algemene aanduiding Tekst.

5.2.6 Tijdstip

Voor gegevens die over tijdstippen gaan worden twee domeinen gebruikt. Een voor een tijdstip tot op de seconde nauwkeurig (DatumTijd) en een voor een tijdstip tot op de dag nauwkeurig (Datum).

In ieder domein gaat het om de datum gemeten volgens de Gregoriaanse kalender. Bij het domein DatumTijd wordt de tijd gemeten volgens UTC en moet de tijdzone worden meegegeven. UTC is de mondiaal geaccepteerde standaardtijd en de opvolger van GMT (Greenwich Mean Time); de drie letters staan voor Coordinated Universal Time. Door de tijdzone mee te geven kan lokale tijd worden omgezet naar UTC.

De opbouw van de twee domeinen volgt dezelfde conventies, conform ISO 8601. Het eerste element in de opbouw staat voor het jaar, dan volgt de maand, enz., en het laatste element staat voor de tijdzone. Om de verschillende elementen aan te geven worden letters gebruikt: jaar (J), maand (M), dag (D), uur (U), minuut (M)en seconde (S), gevolgd door de tijdzone. Het aantal letters geeft de lengte aan.

Voor de meest uitgebreide variant van de opbouw, die van DatumTijd, wordt dit JJJJ-MM-DDTUU:MM:SS+UU:MM. De T is het teken dat de datum en het tijdstip op die datum scheidt. De + is het scheidingteken tussen het tijdstip en de tijdzone. Zoals uit de opbouw blijkt wordt de tijdzone in uren en minuten gegeven. De meeste tijdzones zijn overigens uitgedrukt in gehele uren (UU:00). In Nederland geldt Centraal Europese Tijd (UTC+1:00) of Centraal Europese Zomertijd (UTC+2.00).

5.2.6.1 Datum

Het domein Datum wordt gebruikt om een datum volgens de Gregoriaanse kalender tot op de dag nauwkeurig aan te geven. De opbouw is JJJJ-MM-DD.
Bij het domein Datum is het voldoende de naam te geven, omdat de opbouw altijd hetzelfde is. Gewoonlijk wordt de waardeverzameling verder ingeperkt door een bereik te specificeren.

5.2.6.2 DatumTijd

Het domein DatumTijd wordt gebruikt om een tijdstip volgens de Gregoriaanse kalender tot op de seconde nauwkeurig aan te geven. De opbouw is JJJJ-MM-DDTUU:MM:SS+UU:MM.
Bij het domein DatumTijd is het voldoende de naam te geven, omdat de opbouw altijd hetzelfde is. Gewoonlijk wordt de waardeverzameling verder ingeperkt door een bereik te specificeren.

5.2.6.3 OnvolledigeDatum

Voor gegevens die onder het kwaliteitsregime IMBRO/A aangeleverd worden, geldt een derde domein met vier keuzemogelijkheden.

  • De datum tot op de dag nauwkeurig, met als opbouw JJJJ-MM-DD
  • De datum tot op de maand nauwkeurig, met als opbouw JJJJ-MM
  • De datum tot op het jaar nauwkeurig, met als opbouw JJJJ
  • Geen datum bekend, met als vaste waarde onbekend.

De keuze die gemaakt wordt is gebaseerd op de beschikbaarheid van gegevens. De gebruiker moet ervan uit gaan dat de informatie zo nauwkeurig mogelijk is opgenomen. Bij het domein OnvolledigeDatum is het voldoende de naam te geven, omdat de vier keuzen en de opbouw altijd hetzelfde zijn.

5.2.7 Waardelijsten

Een waardelijst is een lijst van de waarden die het attribuut mag hebben. Er zijn twee typen waardelijsten, waardelijsten die in de toekomst kunnen worden uitgebreid en waardelijsten die niet kunnen worden uitgebreid. Een waardelijst heeft een bepaalde naam en een specifieke inhoud.

5.2.7.1 Waardelijst niet-uitbreidbaar

Een niet-uitbreidbare waardelijst wordt gebruikt wanneer uitbreiding niet mogelijk is. Alle waarden van de lijst staan vast.
Bij een niet-uitbreidbare waardelijst is het voldoende de naam te geven, omdat de inhoud altijd hetzelfde is. In de basisregistratie ondergrond worden drie niet-uitbreidbare waardelijsten gebruikt.

IndicatieJaNee
Waarde
ja
nee
IndicatieJaNeeOnbekend
Waarde
ja
nee
onbekend
Kwaliteitsregime
Waarde
IMBRO
IMBRO/A
5.2.7.2 Waardelijst uitbreidbaar

Een uitbreidbare waardelijst wordt gebruikt wanneer uitbreiding mogelijk moet zijn. Iedere waarde van de lijst heeft een specifieke betekenis (omschrijving) en geldt voor een bepaald kwaliteitsregime, IMBRO en/of IMBRO/A. Eventueel worden andere aspecten van de waarde vastgelegd.
Bij een uitbreidbare waardelijst wordt de naam van de lijst gegeven. De inhoud van de lijst is in een apart hoofdstuk van de gegevensdefinitie opgenomen.

5.2.8 Coördinatenpaar

Het domein Coördinatenpaar wordt gebruikt om de positie van een punt op het aardoppervlak vast te leggen. De positie wordt bepaald in een specifiek referentiestelsel en uitgedrukt in twee coördinaten. Ieder van de coördinaten heeft een meetwaarde en de notatie voor het paar is (coördinaat 1, coördinaat 2).
In de basisregistratie ondergrond worden drie referentiestelsels voor horizontale posities gebruikt. Het referentiestelsel bepaalt hoe de tweedimensionale ruimte wordt beschreven en daarmee wat de coördinaten voorstellen en wat de karakteristiek van de twee meetwaarden is.
Voor het referentiestelsel RD zijn de coördinaten cartesisch en is de notatie (x,y). De eerste coördinaat (x) heeft betrekking op de positie op een west-oost georiënteerde as, de tweede coördinaat (y) op een zuid-noord georiënteerde as. Een positie oostelijk van de oorsprong, resp. noordelijk van de oorsprong heeft een positieve waarde.
Voor WGS84 (ongeprojecteerd) en ETRS89 (ongeprojecteerd) zijn de coördinaten geografisch en is de notatie (φ,λ). De eerste coördinaat heeft betrekking op de geografische breedte, de tweede op de geografische lengte. Een positie oostelijk van de Greenwichmeridiaan, resp. noordelijk van de evenaar heeft een positieve waarde.
Bij het domein Coördinatenpaar is het voldoende de naam te geven, omdat de opbouw altijd hetzelfde is.

Coördinatenpaar voor RD (x,y)
Domein
  NaamMeetwaarde 6.3
  Eenheidm (meter)
  Waardebereik x-7000 tot 289000
  Waardebereik y289000 tot 629000
Coördinatenpaar voor WGS84 (φ,λ)
Domein
  NaamMeetwaarde 2.9
  Eenheid° (graden, decimaal)
  Waardebereik φ51.3 tot 56
  Waardebereik λ2.4 tot 6.8
Coördinatenpaar voor ETRS89 (φ,λ)
Domein
  NaamMeetwaarde 2.9
  Eenheid° (graden, decimaal)
  Waardebereik φ50.6 tot 56
  Waardebereik λ2.4 tot 7.4

5.2.9 Organisatie

Het domein Organisatie wordt gebruikt om de organisaties die een rol hebben in de basisregistratie ondergrond te identificeren. De invulling van het domein hangt af van waar de organisatie gevestigd is en voor de basisregistratie ondergrond gaat het daarbij om Nederland of een andere lidstaat van de Europese Unie.

In het geval de organisatie in Nederland gevestigd is, wordt het domein ingevuld met het gegeven dat een onderneming of de maatschappelijke activiteit van een rechtspersoon in het Handelsregister identificeert, het KvK-nummer. Het KvK-nummer is van het type code en de opbouw is NNNNNNNN.

Voor organisaties buiten Nederland wordt het domein ingevuld met het equivalent van het KvK-nummer in een handelsregister van een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland, het EuropeesHandelsnummer. Het Europees handelsnummer, de zogenaamde EUID, is geïntroduceerd ten behoeve van de koppeling van handelsregisters. De code is gebaseerd op ISO 6523 en is opgebouwd uit een landcode, registeridentificatiecode, inschrijvingsnummer en controlegetal. De landcode is de 2-letterige code van ISO3166, de registeridentificatiecode is de identificatie van het nationale register omdat in sommige landen meerdere handelsregisters bestaan en het inschrijvingsnummer is het nummer waaronder de onderneming is ingeschreven in het betreffende register. Het controlegetal ter voorkomen van identificatiefouten wordt nog niet gebruikt. De opbouw per element is variabel en daarom is het Europees Handelsnummer in de BRO als domein Tekst 40 opgenomen.

Bij het domein Organisatie is het voldoende de naam te geven, omdat de twee keuzen en de opbouw altijd hetzelfde zijn.

5.3 Het domeinmodel

Het domeinmodel geeft een overzicht van de gegevens van het registratieobject en laat de onderlinge samenhang zien. Modellering van informatie kent verschillende invalshoeken. In de catalogus is het inhoudelijke perspectief gekozen omdat dat de meeste waarde heeft voor de mensen die de informatie moeten begrijpen. Een dergelijk model wordt in de basisregistratie ondergrond een domeinmodel genoemd. Uit het domeinmodel wordt een technisch model afgeleid dat meeweegt dat informatiesystemen efficiënt met elkaar moeten kunnen spreken. Voor het domeinmodel wordt de UML-notatie gebruikt. Met kennis van de gebruikte symbolen is het gemakkelijk te lezen.

Het domeinmodel kent een aantal vaste elementen die bij ieder registratieobject terugkomen. Een begrip van deze elementen vergroot de leesbaarheid van het domeinmodel en de catalogus. De elementen zijn: entiteiten, attributen, gegevensgroepen en relaties. Een entiteit is een onderscheidend geheel van eigenschappen die gezamenlijk betekenis hebben. Een entiteit heeft altijd een naam en een definitie. In het domeinmodel zijn de entiteiten te herkennen aan het begrip Objecttype.

In de entiteiten staan de namen opgesomd van de attributen, de eigenschappen van de entiteiten, met daarachter de naam van de bijbehorende waardenverzameling (domein) en de kardinaliteit. Bij attributen is de kardinaliteit alleen opgenomen wanneer die ongelijk is aan 1. Overigens moet de kardinaliteit altijd in samenhang met de regels die in de definitie van het gegeven zijn opgenomen worden begrepen. De kardinaliteit en de regels bepalen samen of een gegeven al dan niet aanwezig is. De figuren laten ook zien welke attributen alleen aan de dataleverancier en de bronhouder worden uitgeleverd. In het domeinmodel zijn de attributen te herkennen aan het begrip Attribuutsoort.

Soms zijn een aantal attributen gegroepeerd in een groep, aangeduid als gegevensgroep. Het blijven attributen van de entiteit, maar de inhoudelijke definiëring van de gegevensgroep staat elders. Gegevensgroepen kunnen bij meerdere entiteiten terugkomen.

Het domeinmodel laat daarnaast ook zien hoe entiteiten aan elkaar gerelateerd zijn. Een beschrijving van deze relatie is opgenomen bij de bron-entiteit van de relatie. Een relatie heeft altijd een richting en in de meeste gevallen loopt deze van bron naar doel. In het plaatje van een domeinmodel heeft de relatie een naam en een kardinaliteit. Om de leesbaarheid te vergroten staat de kardinaliteit bij de doelentiteit.

Figuur 11

Bovenstaand voorbeeld is te lezen als: de entiteit Bepaling bevat één of meerdere metingen. Een meting bestaat uit een meetwaarde en meetconfiguratie-gegevens. De meetconfiguratie bestaat uit twee parameters.

5.4 Verplichte gegevens, verplichte waarden

De kardinaliteit en de regels bepalen samen of een gegeven al dan niet aanwezig is. Voor een goed begrip van de gegevensdefinitie is dat nog niet zorgvuldig genoeg geformuleerd. In de praktijk van gegevensuitwisseling is het namelijk mogelijk een attribuut op te nemen zonder waarde. Verbijzonderd voor attributen is de juiste formulering daarom dat de kardinaliteit en de regels samen bepalen of een attribuut al dan niet aanwezig is en of een attribuut al dan niet een waarde heeft.

Uitgangspunt is dat een attribuut dat aanwezig is een waarde heeft. Een attribuut wordt alleen bij uitzondering zonder waarde in de berichten opgenomen. Het onderstaande overzicht geeft de vier mogelijkheden die voorkomen.

Voor de kardinaliteiten [0..*] en [1..*] geldt in essentie hetzelfde.

6. Gegevensdefinitie

6.1 Registratieobject

Naam Grondwatermonitoringput
Code GMW
Definitie

Het geheel van gegevens dat betrekking heeft op een put die op een bepaald moment op een bepaalde locatie in of net buiten Nederland is ingericht om gedurende langere tijd waarnemingen aan het grondwater te kunnen doen.

Populatie

De populatie grondwatermonitoringputten in de registratie ondergrond omvat de putten die gebruikt worden of gaan worden in grondwatermonitoringnetten die door of in opdracht van een bestuursorgaan of drinkwaterbedrijf zijn ingesteld en die voldoen aan de criteria die in het besluit basisregistratie ondergrond zijn vastgelegd, alsook de putten die in soortgelijke historische netten zijn gebruikt. Ieder object heeft ter identificatie een eigen BRO-ID.

6.2 Het domeinmodel

Diagram
Figuur 12
RegistratieobjectGeotechnisch SondeeronderzoekVerkenningBooronderzoekMonitoringbuisToegepast materiaalIngeplaatst deelZandvangGrondwatermonitoringputGeo-ohmkabelFilterElektrodeStijgbuisdeel

Grondwatermonitorput (GMW)

6.3 Entiteittypen en attributen

6.3.1 Grondwatermonitoringput

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens die de grondwatermonitoringput identificeren en inzicht geven in de geschiedenis van het object voorafgaand aan opname in de registratie ondergrond, met een aantal eigenschappen die de put als geheel karakteriseren.

Toelichting

De gegevens die alle registratieobjecten gemeenschappelijk hebben zijn in het domeinmodel gegroepeerd in de entiteit Registratieobject.

6.3.1.1 BRO-ID
Type gegeven Attribuut van Grondwatermonitoringput
Definitie

De identificatie van een grondwatermonitoringput in de registratie ondergrond.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Registratieobjectcode
  Type Code
  Opbouw GMWNNNNNNNNNNNN
Materiële geschiedenis Nee
Toelichting

De basisregistratie ondergrond kent bij registratie automatisch de juiste waarde aan het object toe.

Identificerend Ja
6.3.1.2 bronhouder
Type gegeven Attribuut van Grondwatermonitoringput
Definitie

Het KvK-nummer van de maatschappelijke activiteit van de rechtspersoon die bronhouder is van de gegevens in de basisregistratie ondergrond.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam KvK-nummer
Regels

De organisatie moet binnen de basisregistratie ondergrond bekend zijn als bronhouder van grondwatermonitoringputten.

Materiële geschiedenis Nee
Toelichting

Het gegeven is door de dataleverancier bij de overdracht meegegeven in het geval de dataleverancier niet de bronhouder is.

6.3.1.3 object-ID bronhouder
Type gegeven Attribuut van Grondwatermonitoringput
Definitie

De identificatie die door of voor de bronhouder is gebruikt om het object in de eigen administratie te kunnen vinden.

Juridische status Niet-authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Tekst 200
Materiële geschiedenis Nee
Toelichting

Het gegeven wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder. Het is in de registratie opgenomen om de communicatie tussen de registerbeheerder en de bronhouder of dataleverancier te vergemakkelijken.

6.3.1.4 dataleverancier
Type gegeven Attribuut van Grondwatermonitoringput
Definitie

Het KvK-nummer van de onderneming of de maatschappelijke activiteit van de rechtspersoon die het object aan de basisregistratie ondergrond heeft aangeleverd, of het equivalent daarvan in een handelsregister van een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland.

Juridische status Niet-authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Organisatie
Regels

De organisatie moet binnen de basisregistratie ondergrond bekend zijn als dataleverancier van grondwatermonitoringputten.

Materiële geschiedenis Nee
Toelichting

Het gegeven is door de dataleverancier bij de overdracht meegegeven. Het wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder.

6.3.1.5 kwaliteitsregime
Type gegeven Attribuut van Grondwatermonitoringput
Definitie

De aanduiding van de kwaliteitseis waaraan de gegevens van het object voldoen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Kwaliteitsregime
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Materiële geschiedenis Nee
Toelichting

Het gegeven is door de dataleverancier bij de overdracht meegegeven.

6.3.1.6 kader aanlevering
Type gegeven Attribuut van Grondwatermonitoringput
Definitie

De rechtsgrond op basis waarvan, of bij afwezigheid daarvan, de activiteit naar aanleiding waarvan, het object is aangeleverd aan de basisregistratie ondergrond.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam KaderAanlevering
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Materiële geschiedenis Nee
Toelichting

De wetgever stipuleert dat het gegeven moet zijn vastgelegd om inzicht te geven in de plaats die het object heeft in de taken van een bronhouder. Het gegeven geeft inzicht in de maatschappelijke betekenis van de informatie.

6.3.1.7 kwaliteitsnorm inrichting
Type gegeven Attribuut van Grondwatermonitoringput
Definitie

De norm of verzameling normen die omschrijft volgens welke afspraken of specificaties de grondwatermonitoringput is ingericht.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam KwaliteitsnormInrichting
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Materiële geschiedenis Nee
Toelichting

Het inrichten van grondwatermonitoringputten is in het algemeen nog weinig geformaliseerd. Er bestaan voorschriften en richtlijnen gebruikt, maar het gebruik ervan is niet of alleen binnen de eigen organisatie verplicht. Het werkveld wil toewerken naar een meer gestandaardiseerde werkwijze. Om dat streven te ondersteunen is het gegeven opgenomen. De codelijst is echter nog toegespitst op de huidige situatie.

6.3.1.8 initiële functie
Type gegeven Attribuut van Grondwatermonitoringput
Definitie

De functie van de grondwatermonitoringput op de datum van inrichting.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam InitiëleFunctie
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Materiële geschiedenis Nee
Toelichting

Niet alle grondwatermonitoringputten zijn als zodanig ontworpen. Een put kan ook pas na verloop van tijd voor monitoring in gebruik zijn genomen. Dit geldt met name voor putten met een inrichtingsdatum in een ver verleden. Bij de inrichting van de put kunnen buizen of materialen gebruikt zijn die de put minder geschikt maken voor bepaalde vormen van monitoring.

6.3.1.9 opgeruimd
Type gegeven Attribuut van Grondwatermonitoringput
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de grondwatermonitoringput geheel of gedeeltelijk uit de ondergrond is verwijderd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Materiële geschiedenis Nee
Is afgeleid Ja
Toelichting

Het gegeven staat niet in een brondocument. De basisregistratie ondergrond kent automatisch de juiste waarde aan het attribuut toe op basis van het type brondocument. Bij het starten van de registratie (GMW-Inrichten) krijgt het de waarde nee, bij het beëindigen (GMW-Opruimen) de waarde ja. Vaak wordt de put in zijn geheel uit de ondergrond verwijderd, maar niet altijd. Bij diepe putten kan het opruimen zich beperken tot het verwijderen van de beschermconstructie en het bovenste deel van de buizen en worden de achterblijvende delen volgestort. Wanneer het om een put met voorgeschiedenis gaat die niet meer gebruikt wordt voor monitoring, zal niet altijd bekend zijn of de put is opgeruimd. Zolang er geen duidelijkheid bestaat, wordt er in de registratie vanuit gegaan dat de put niet is opgeruimd.

6.3.1.10 aantal monitoringbuizen
Type gegeven Attribuut van Grondwatermonitoringput
Definitie

Het aantal monitoringbuizen dat de grondwatermonitoringput heeft.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Aantal 2
  Waardebereik 1 tot 50
Materiële geschiedenis Nee
6.3.1.11 maaiveld stabiel
Type gegeven Attribuut van Grondwatermonitoringput
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de grondwatermonitoringput, naar het oordeel van de bronhouder, in een gebied ligt waar de positie van het maaiveld onveranderlijk is.

Juridische status Niet-authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Naam IMBRO/A IndicatieJaNeeOnbekend
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Materiële geschiedenis Nee
Toelichting

Een verandering in de positie van het maaiveld kan gevolgen hebben voor de positie van de meetpunten in een grondwatermonitoringput.
Het gegeven is niet authentiek, omdat de bronhouder een zekere vrijheid heeft te bepalen of hij de positie van het maaiveld als veranderlijk wil beschouwen. Die vrijheid valt pas weg wanneer de bronhouder nieuwe gegevens over de positie van het maaiveld moet (doen) registreren, omdat hij geconstateerd heeft dat de positie is veranderd.
Maaiveld stabiel is bedoeld als onveranderlijk gegeven. Het attribuut dient alleen op ja gezet te worden in situaties waarin de bronhouder zeker weet dat de hoogte van het maaiveld niet veranderd door natuurlijke processen, bijvoorbeeld bij stabiele zandgronden.

6.3.1.12 putstabiliteit
Type gegeven Attribuut van Grondwatermonitoringput
Definitie

Aanduiding van de stabiliteit van de put bij maaiveldveranderingen die het gevolg zijn van processen in de ondergrond.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Putstabiliteit
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut maaiveld stabiel gelijk is aan nee.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Regels IMBRO/A

Het attribuut heeft de waarde onbekend wanneer de waarde van het attribuut maaiveld stabiel gelijk is aan onbekend.

Materiële geschiedenis Nee
Toelichting

In gebieden waar de positie van het maaiveld, door ingrijpen van de mens of als direct gevolg van natuurlijke processen, onderhevig is aan veranderingen, is het van belang te weten in hoeverre de put met het maaiveld meebeweegt. Er zijn organisaties die in dergelijke gebieden de putten laten verankeren zodat zij niet meebewegen wanneer het maaiveld daalt of stijgt. Daling komt het meest voor en de oorzaak van daling is divers. Men kan denken aan natuurlijke zetting, veenoxidatie, zetting als gevolg van de verlaging van het polderpeil en compactie van gesteente op grote diepte als gevolg van delfstofwinning. Stijging is uitzonderlijk en meestal een gevolg van wateropname door veen.
Putstabiliteit is bedoeld als onveranderlijk gegeven. Het attribuut dient alleen op stabielNAP gezet te worden als de bronhouder weet dat de put niet meezakt met maaiveldveranderingen ten gevolge van een natuurlijk proces, bijvoorbeeld omdat de put is verankerd en het bekend is dat er ter plekke geen sprake is van bodemdaling door gaswinning.

6.3.1.13 NITG-code
Type gegeven Attribuut van Grondwatermonitoringput
Definitie

De identificatie die de put in de registratie DINO had.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam NITGCode
  Type Code
  Opbouw CNNCNNNN
Regels

Het attribuut is aanwezig wanneer de put geregistreerd was in de registratie DINO.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.
De eerste letter van de waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan B.

Materiële geschiedenis Nee
Toelichting

Het NITG-nummer is de algemeen gebruikte identificatie die een put voor invoering van de basisregisitratie ondergrond had. De eerste letter is een B, dan volgt het nummer van het kaartblad waarop de locatie ligt gevolgd door de letter die het kaartblad nader specificeert, en dan een volgnummer voor de locatie op het kaartblad. De gebruikte kaartbladindeling is die van de Topografische Kaart van Nederland 1:25.000, versie 1961. De NITG-code kan gelijk zijn aan het object-ID bronhouder. Anders dan het object-ID bronhouder wordt de NITG-code standaard uitgeleverd.

6.3.1.14 putcode
Type gegeven Attribuut van Grondwatermonitoringput
Definitie

De voor de gemiddelde gebruiker gemakkelijk herkenbare aanduiding van de put.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Putcode
  Type Code
  Opbouw CCCNNCNNNNNN
Materiële geschiedenis Nee
Is afgeleid Ja
Toelichting

De putcode wordt samengesteld uit de drie letters die het type registratieobject aangeven (GMW), dan volgt het 2-cijferig nummer van het kaartblad waarop de locatie ligt gevolgd door de letter die het kaartbladonderdeel specificeert, en dan een 6-cijferig volgnummer.
Het kaartbladnummer wordt bepaald op basis van de bij inname aangeleverde locatie. De gebruikte kaartbladindeling is die van de Topografische Kaart van Nederland 1:25.000, versie juni 2016. Eventuele toekomstige wijzigingen van de kaartbladindeling, zijn niet van toepassing op de wijze van afleiden van putcodes.
Het volgnummer wordt als volgt opgebouwd. Wanneer de put geregistreerd was in de registratie DINO: de laatste vier cijfers van de NITG-code, voorafgegaan door twee voorloopnullen. Voor nieuwe putten: een 6-cijferig nummer, groter dan 100.000 om te onderscheiden van omgezette NITG-codes. Het gegeven is afwezig wanneer de locatie van de grondwatermonitoringput buiten de gebruikte kaartbladindeling valt.

6.3.1.15 eigenaar
Type gegeven Attribuut van Grondwatermonitoringput
Definitie

De identificatie die de organisatie die eigenaar is van de grondwatermonitoringput, als onderneming in het Handelsregister heeft.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam KvK-nummer
Regels

De organisatie moet binnen de basisregistratie ondergrond bekend zijn als eigenaar van grondwatermonitoringputten.

Materiële geschiedenis Ja
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Het kan voorkomen dat de eigenaar geen identificatie als onderneming in het Handelsregister heeft, alleen in dat geval ontbreekt de waarde. Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken wanneer de eigenaar niet bekend is.

Toelichting

De eigenaar is de organisatie die opdracht heeft gegeven tot het inrichten van de put, deze gebruikt en de zorgplicht ervoor heeft. Met eigenaar wordt niet de organisatie aangeduid waar het juridisch eigendom van de put berust. In het uitzonderlijke geval dat de eigenaar van een grondwatermonitoringput een persoon is en geen onderneming, wordt de eigenaar niet in de BRO vastgelegd.

6.3.1.16 onderhoudende instantie
Type gegeven Attribuut van Grondwatermonitoringput
Definitie

De identificatie die de organisatie die het onderhoud aan de grondwatermonitoringput uitvoert, als onderneming in het Handelsregister heeft.

Juridische status Niet-authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam KvK-nummer
Regels

De organisatie moet binnen de basisregistratie ondergrond bekend zijn als onderhoudende instantie van grondwatermonitoringputten.

Materiële geschiedenis Ja
Toelichting

Het gegeven wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder.

6.3.1.17 beschermconstructie
Type gegeven Attribuut van Grondwatermonitoringput
Definitie

De typering van het onderdeel dat de constructie aan de bovenkant afsluit om de buis of buizen te beschermen tegen invloeden van buitenaf.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Beschermconstructie
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Materiële geschiedenis Ja
Toelichting

Een beschermconstructie kan om uiteenlopende redenen worden aangebracht. Bijvoorbeeld om te voorkomen dat er water of vuil van bovenaf in de put terechtkomt, maar ook om de put te beschermen tegen beschadiging. Soms wordt een beschermconstructie aangebracht om de put makkelijk te kunnen vinden. Het gegeven is voor afnemers van belang om te bepalen of de put voor hen geschikt is voor monitoring.

6.3.1.18 in buitenland
Type gegeven Attribuut van Grondwatermonitoringput
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de grondwatermonitoringput buiten Nederland ligt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels

De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan ja.

Materiële geschiedenis Nee
Toelichting

Het gegeven is alleen aanwezig wanneer de grondwatermonitoringput in het buitenland ligt. Registratieobjecten in de BRO dienen altijd een Nederlandse bronhouder te hebben, ook wanneer deze in het buitenland liggen.

6.3.1.19 geometrische gegevens openbaar raadpleegbaar
Type gegeven Attribuut van Grondwatermonitoringput
Definitie

De indicatie die aangeeft of gegevens over locatie, positie en afmeting met betrekking tot de grondwatermonitoringput en gerelateerde monitoringbuizen voor alle gebruikers te raadplegen zijn.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut initiële functie gelijk is aan onttrekking en de waarde van het attribuut kader aanlevering gelijk is aan WW of monitoringBijDrinkwaterwinning.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Materiële geschiedenis Nee
Toelichting

Indien dit nee is, zijn de volgende gegevens niet voor alle gebruikers te raadplegen in het kader van de Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen: aangeleverde locatie, gestandaardiseerde locatie en aangeleverde verticale positie van de grondwatermonitoringput, positie bovenkant monitoringbuis, methode positiebepaling bovenkant buis, filterlengte, positie bovenkant filter, positie onderkant filter, lengte stijgbuisdeel, zandvanglengte en lengte ingeplaatst deel van iedere gerelateerde monitoringbuis.

6.3.1.20 aangeleverde locatie
Type gegeven Gegevensgroep van Grondwatermonitoringput
Definitie

De gegevens over de plaats van de grondwatermonitoringput op het aardoppervlak, zoals die zijn aangeleverd aan de registratie ondergrond.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Gegevensgroeptype Aangeleverde locatie
Materiële geschiedenis Nee
6.3.1.21 aangeleverde verticale positie
Type gegeven Gegevensgroep van Grondwatermonitoringput
Definitie

De gegevens over de verticale positie van de grondwatermonitoringput.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Gegevensgroeptype Aangeleverde verticale positie
Materiële geschiedenis Nee
6.3.1.22 gestandaardiseerde locatie
Type gegeven Gegevensgroep van Grondwatermonitoringput
Definitie

De gegevens over de plaats van de grondwatermonitoringput op het aardoppervlak zoals die door de basisregistratie ondergrond zijn getransformeerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Gegevensgroeptype Gestandaardiseerde locatie
Materiële geschiedenis Nee
6.3.1.23 registratiegeschiedenis
Type gegeven Gegevensgroep van Grondwatermonitoringput
Definitie

De geschiedenis van de grondwatermonitoringput in de registratie ondergrond.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Gegevensgroeptype Registratiegeschiedenis
Materiële geschiedenis Nee
6.3.1.24 putgeschiedenis
Type gegeven Gegevensgroep van Grondwatermonitoringput
Definitie

Het geheel van gebeurtenissen dat de geschiedenis van de grondwatermonitoringput in de werkelijkheid beschrijft.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Gegevensgroeptype Putgeschiedenis
Materiële geschiedenis Nee
6.3.1.25 monitoringbuis
Type gegeven Gegevensgroep van Grondwatermonitoringput
Definitie

Een buis die is aangebracht om het grondwater uit een specifiek deel van de ondergrond te ontsluiten.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1..*
Gegevensgroeptype Monitoringbuis
Materiële geschiedenis Nee
6.3.1.26 gerelateerde verkenning
Type gegeven Associatie van Grondwatermonitoringput
Definitie

Een verkenning die is uitgevoerd voorafgaand aan de inrichting van een grondwatermonitoringput.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..*
Relatiesoort naam is gerelateerd aan
Relatierol naam gerelateerde verkenning
Bron Grondwatermonitoringput
Doel Keuze uit Geotechnisch Sondeeronderzoek, Booronderzoek
Materiële geschiedenis Nee
Toelichting

De grondwatermonitoringput kan gerelateerd zijn aan één of meerdere verkenning(en). Ieder relevante verkenning is vastgelegd als aparte keuze.

6.3.2 Registratiegeschiedenis

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens die de geschiedenis van het object in de registratie ondergrond markeren.

Toelichting

De gegevens staan niet in een brondocument, maar worden automatisch door de basisregistratie ondergrond gegenereerd.

6.3.2.1 tijdstip registratie object
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De datum en het tijdstip waarop er voor het eerst gegevens van het object in de registratie ondergrond zijn opgenomen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam DatumTijd
Materiële geschiedenis Nee
6.3.2.2 registratiestatus
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De actuele fase van registratie waarin het registratieobject zich bevindt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Registratiestatus
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Materiële geschiedenis Nee
6.3.2.3 tijdstip laatste aanvulling
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De datum en het tijdstip waarop de laatste aanvulling op de gegevens in de registratie ondergrond is doorgevoerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam DatumTijd
Materiële geschiedenis Nee
Toelichting

Het gegeven is alleen aanwezig wanneer na de start van de registratie van de grondwatermonitoringput aanvullende gegevens zijn vastgelegd.

6.3.2.4 tijdstip voltooiing registratie
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De datum en het tijdstip waarop alle gegevens van het object in de registratie ondergrond zijn opgenomen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam DatumTijd
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut registratiestatus gelijk is aan voltooid.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Materiële geschiedenis Nee
Toelichting

Het gegeven is alleen aanwezig als alle aan te leveren gegevens zijn geregistreerd. Na dit tijdstip kunnen geen nieuwe gegevens meer ter registratie worden aangeboden. Wel kunnen fouten in de registratie worden verbeterd.

6.3.2.5 gecorrigeerd
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De aanduiding die aangeeft of er een verbetering in de gegevens van het object in de registratie ondergrond heeft plaatsgevonden.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Materiële geschiedenis Nee
6.3.2.6 tijdstip laatste correctie
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De datum en het tijdstip waarop de laatste correctie in de gegevens van het registratieobject is doorgevoerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam DatumTijd
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut gecorrigeerd gelijk is aan ja.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Materiële geschiedenis Nee
6.3.2.7 in onderzoek
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De aanduiding die aangeeft of het registratieobject door de registerbeheerder in onderzoek is genomen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Materiële geschiedenis Nee
Toelichting

Wanneer een registratieobject in onderzoek is genomen betekent dit dat er bij de registerbeheerder gerede twijfel bestaat over de juistheid van de geregistreerde gegevens en dat er een onderzoek is gestart om vast te stellen wat de juiste gegevens zijn. Normaliter gaat hieraan een melding van derden vooraf.

6.3.2.8 in onderzoek sinds
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De datum en het tijdstip waarop de registerbeheerder het registratieobject in onderzoek heeft genomen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam DatumTijd
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut in onderzoek gelijk is aan ja.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Materiële geschiedenis Nee
6.3.2.9 uit registratie genomen
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de gegevens van het registratieobject door de registerbeheerder uit registratie zijn genomen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Materiële geschiedenis Nee
Toelichting

Wanneer de registerbeheerder een registratieobject uit registratie heeft genomen, zijn de gegevens niet langer beschikbaar voor andere afnemers dan bronhouder en dataleverancier. De registerbeheerder zal een registratieobject alleen bij hoge uitzondering uit registratie nemen en alleen na akkoord van de bronhouder. Aan de beslissing gaat een proces van zorgvuldige afweging vooraf en dat komt tot uitdrukking in de regel dat een registratieobject slechts een keer uit registratie kan worden genomen.

6.3.2.10 tijdstip uit registratie genomen
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De datum en het tijdstip waarop het registratieobject uit registratie is genomen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam DatumTijd
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut uit registratie genomen gelijk is aan ja.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Materiële geschiedenis Nee
6.3.2.11 weer in registratie genomen
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De aanduiding die aangeeft of het object in de registratie ondergrond is opgenomen, nadat het eerder uit registratie was genomen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Materiële geschiedenis Nee
Toelichting

De registerbeheerder kan een registratieobject eenmalig uit registratie nemen, en die actie kan hij eenmalig ongedaan maken. Ook hiervoor geldt dat akkoord van de bronhouder vereist is.

6.3.2.12 tijdstip weer in registratie genomen
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De datum en het tijdstip waarop het object in de registratie ondergrond is opgenomen, nadat het uit registratie was genomen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam DatumTijd
Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut weer in registratie genomen gelijk is aan ja.
Het attribuut mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Materiële geschiedenis Nee

6.3.3 Putgeschiedenis

Type gegeven Entiteit
Definitie

Het geheel van gebeurtenissen dat de geschiedenis van de grondwatermonitoringput in de werkelijkheid beschrijft.

6.3.3.1 inrichtingsdatum put
Type gegeven Attribuut van Putgeschiedenis
Definitie

De datum waarop de inrichting van de grondwatermonitoringput voltooid is.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Datum
  Naam IMBRO/A OnvolledigeDatum
  Waardebereik 1 januari 1889 tot heden
Regels

De inrichtingsdatum put mag niet liggen na het tijdstip registratie object.

Materiële geschiedenis Nee
Toelichting

Het gegeven komt uit het brondocument dat bij het starten van de registratie is aangeleverd (GMW-Inrichten).

6.3.3.2 opruimingsdatum put
Type gegeven Attribuut van Putgeschiedenis
Definitie

De datum waarop de grondwatermonitoringput geheel of gedeeltelijk uit de ondergrond is verwijderd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Datum
  Naam IMBRO/A OnvolledigeDatum
  Waardebereik 1 januari 1889 tot heden
Regels

De opruimingsdatum put moet liggen na de inrichtingsdatum put.
De opruimingsdatum put mag niet liggen na het tijdstip voltooiing registratie.

Materiële geschiedenis Nee
Toelichting

Het gegeven komt uit het brondocument dat bij het beëindigen van de registratie is aangeleverd (GMW-Opruimen).

6.3.3.3 tussentijdse gebeurtenis
Type gegeven Gegevensgroep van Putgeschiedenis
Definitie

Een gebeurtenis die na inrichting maar voor opruiming van de grondwatermonitoringput heeft plaatsgevonden.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..*
Gegevensgroeptype Tussentijdse gebeurtenis
Materiële geschiedenis Nee

6.3.4 Tussentijdse gebeurtenis

Type gegeven Entiteit
Definitie

Een gebeurtenis die na inrichting maar voor opruiming van de grondwatermonitoringput heeft plaatsgevonden.

Toelichting

Het gegeven komt uit een brondocument dat bij het aanvullen van de registratie is aangeleverd (zie paragraaf 3.4 en het innamehandboek).

6.3.4.1 naam gebeurtenis
Type gegeven Attribuut van Tussentijdse gebeurtenis
Definitie

De benaming van de tussentijdse gebeurtenis.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam NaamGebeurtenis
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Materiële geschiedenis Nee
6.3.4.2 datum gebeurtenis
Type gegeven Attribuut van Tussentijdse gebeurtenis
Definitie

De datum waarop de tussentijdse gebeurtenis heeft plaatsgevonden.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Datum
  Naam IMBRO/A OnvolledigeDatum
  Waardebereik 1 januari 1889 tot heden
Regels

De waarde van het attribuut mag niet gelijk zijn aan onbekend.
De datum gebeurtenis mag niet liggen voor de inrichtingsdatum put.
De datum gebeurtenis mag niet liggen na de opruimingsdatum put.
De datum gebeurtenis mag niet liggen na het tijdstip laatste aanvulling.

Materiële geschiedenis Nee

6.3.5 Aangeleverde locatie

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens over de plaats van de grondwatermonitoringput op het aardoppervlak, zoals die zijn aangeleverd aan de registratie ondergrond.

Toelichting

De locatie van een grondwatermonitoringput is gedefinieerd als een punt.

6.3.5.1 coördinaten
Type gegeven Attribuut van Aangeleverde locatie
Definitie

De coördinaten die zijn aangeleverd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Coördinatenpaar
Regels

De locatie moet liggen aan de landzijde van de UNCLOS-basislijn.
De locatie moet liggen in Nederland, wanneer het attribuut in buitenland (attribuut van Grondwatermonitoringput) ontbreekt.
De locatie moet liggen buiten Nederland, wanneer de waarde van het attribuut in buitenland gelijk is aan ja.

Materiële geschiedenis Nee
6.3.5.2 referentiestelsel
Type gegeven Attribuut van Aangeleverde locatie
Definitie

Het referentiestelsel van de aangeleverde coördinaten.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Referentiestelsel
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Materiële geschiedenis Nee
Toelichting

Omdat de locatie aan de landzijde van de UNCLOS-basislijn ligt zijn de coördinaten gedefinieerd in RD of ETRS89.

6.3.5.3 methode locatiebepaling
Type gegeven Attribuut van Aangeleverde locatie
Definitie

De werkwijze die is gevolgd voor de bepaling van de plaats van de grondwatermonitoringput op het aardoppervlak.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam MethodeLocatiebepaling
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Materiële geschiedenis Nee
Toelichting

Het gegeven geeft enig inzicht in de nauwkeurigheid waarmee de plaats van de grondwatermonitoringput op het aardoppervlak is bepaald. Aan de waarden in de codelijst is een nauwkeurigheidsklasse gekoppeld die aangeeft binnen welke marges de bepaalde waarde hoort te vallen. De koppeling tussen methode en klasse is gebaseerd op de praktijk die binnen het werkveld geldt.

6.3.6 Aangeleverde verticale positie

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens over de verticale positie van de grondwatermonitoringput.

6.3.6.1 lokaal verticaal referentiepunt
Type gegeven Attribuut van Aangeleverde verticale positie
Definitie

Het punt dat voor de grondwatermonitoringput gebruikt wordt als nulpunt voor verticale posities.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam LokaalVerticaalReferentiepunt
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan NAP.

Materiële geschiedenis Nee
Toelichting

Binnen het werkveld is er niet voor gekozen het maaiveld of een vast punt in de constructie te gebruiken als nulpunt voor de verticale positie. In plaats daarvan wordt de positie in het verticale vlak gestandaardiseerd op NAP. Vanuit pragmatisch gezichtspunt zou het gegeven als overbodig kunnen worden ervaren. De reden het op te nemen komt voort uit de overweging in de basisregistratie ondergrond te streven naar een uniforme benadering van verticale posities.

6.3.6.2 verschuiving
Type gegeven Attribuut van Aangeleverde verticale positie
Definitie

De verticale positie van het lokaal verticaal referentiepunt t.o.v. het verticaal referentievlak.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.3
  Eenheid m (meter)
Regels

De waarde van het attribuut is gelijk aan 0.

Materiële geschiedenis Nee
6.3.6.3 verticaal referentievlak
Type gegeven Attribuut van Aangeleverde verticale positie
Definitie

Het referentieniveau voor de verticale positie van het lokaal verticaal referentiepunt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam VerticaalReferentievlak
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan NAP.

Materiële geschiedenis Nee
6.3.6.4 maaiveldpositie
Type gegeven Attribuut van Aangeleverde verticale positie
Definitie

De positie van het maaiveld ten opzichte van het lokaal verticaal referentiepunt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde
Materiële geschiedenis Nee
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken wanneer de maaiveldpositie niet bepaald is.

Toelichting

De positie van het maaiveld is van belang om de meetpunten in de grondwatermonitoringput in de juiste ruimtelijke context te kunnen plaatsen.

6.3.6.5 methode positiebepaling maaiveld
Type gegeven Attribuut van Aangeleverde verticale positie
Definitie

De werkwijze die is gevolgd bij de bepaling van de positie van het maaiveld.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam MethodePositiebepalingMaaiveld
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels IMBRO/A

De waarde van het attribuut is gelijk aan geen wanneer de waarde van het attribuut maaiveldpositie ontbreekt.
De waarde van het attribuut is ongelijk aan geen wanneer de waarde van het attribuut maaiveldpositie aanwezig is.

Materiële geschiedenis Ja
Toelichting

Het gegeven geeft niet meer dan een globaal inzicht in de nauwkeurigheid van de maaiveldpositie. De reden is dat in de huidige praktijk niet is vastgelegd waar de positie bepaald hoort te worden. Sommige uitvoerders meten op één punt direct naast de put, anderen doen een aantal metingen rond de put en bepalen het gemiddelde.

6.3.7 Gestandaardiseerde locatie

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens over de plaats van de grondwatermonitoringput op het aardoppervlak zoals die door de basisregistratie ondergrond zijn getransformeerd.

Toelichting

De gegevens staan niet in een brondocument. De gestandaardiseerde locatie wordt door de basisregistratie ondergrond berekend ten behoeve van afnemers. Het maakt het mogelijk alle gegevens in de registratie ondergrond in een en hetzelfde referentiestelsel te ontsluiten.
De locatie van de grondwatermonitoringput is gedefinieerd als een punt.

6.3.7.1 coördinaten
Type gegeven Attribuut van Gestandaardiseerde locatie
Definitie

De coördinaten in het standaard referentiestelsel.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Coördinatenpaar
Materiële geschiedenis Nee
Is afgeleid Ja
6.3.7.2 referentiestelsel
Type gegeven Attribuut van Gestandaardiseerde locatie
Definitie

Het referentiestelsel van de gestandaardiseerde coördinaten.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Referentiestelsel
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Materiële geschiedenis Nee
Toelichting

Het standaard referentiestelsel is ETRS89 (European Terrestrial Reference System 1989).

6.3.7.3 coördinaattransformatie
Type gegeven Attribuut van Gestandaardiseerde locatie
Definitie

De methode die de basisregistratie ondergrond heeft gebruikt voor het omzetten van de aangeleverde coördinaten.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Coördinaattransformatie
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Materiële geschiedenis Nee

6.3.8 Monitoringbuis

Type gegeven Entiteit
Definitie

Een buis die is aangebracht om het grondwater uit een specifiek deel van de ondergrond te ontsluiten.

Regels

Het aantal keren dat de entiteit moet voorkomen bij een grondwatermonitoringput is gelijk aan de waarde van het attribuut aantal monitoringbuizen.

Toelichting

In het geval monitoring zich richt op het meest ondiepe, het freatische grondwater, bevat een put over het algemeen maar één buis.

6.3.8.1 buisnummer
Type gegeven Attribuut van Monitoringbuis
Definitie

Het nummer dat door of voor de bronhouder wordt gebruikt om de monitoringbuis in de grondwatermonitoringput te identificeren.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Nummer 3
Regels

Het buisnummer moet uniek zijn binnen de grondwatermonitoringput.

Materiële geschiedenis Nee
Toelichting

Binnen het werkveld is het gebruikelijk het buisnummer te laten oplopen met de verticale positie van het filter: hoe dieper het filter des te hoger het nummer. Afwijkingen op de regel komen voor, bijvoorbeeld wanneer bepaalde nummers toegewezen zijn aan reservebuizen.

Identificerend Ja
6.3.8.2 buistype
Type gegeven Attribuut van Monitoringbuis
Definitie

De binnen het werkveld gebruikelijke naam voor de categorie waartoe de buis op grond van zijn eigenschappen hoort.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Buistype
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Materiële geschiedenis Nee
Toelichting

Een buis van het type minifilter wordt alleen gebruikt voor grondwatersamenstellingsonderzoek. Zo'n minifilter heeft een zeer kort filterdeel en een flexibele slang als stijgbuisdeel.

6.3.8.3 voorzien van drukdop
Type gegeven Attribuut van Monitoringbuis
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de monitoringbuis voorzien is van een drukdop.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Naam IMBRO/A IndicatieJaNeeOnbekend
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Materiële geschiedenis Nee
Toelichting

Een drukdop sluit de monitoringbuis aan de bovenkant af en wordt gebruikt bij buizen die geplaatst zijn in watervoerende pakketten die onder druk staan (artesisch grondwater). Zonder dop zou de buis kunnen overstromen. Bij het uitvoeren van grondwaterstandmetingen wordt vaak een opzetstuk gebruikt. Het opzetstuk vormt geen onderdeel van de monitoringbuis.

6.3.8.4 voorzien van zandvang
Type gegeven Attribuut van Monitoringbuis
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de monitoringbuis voorzien is van een zandvang.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Naam IMBRO/A IndicatieJaNeeOnbekend
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Materiële geschiedenis Nee
Toelichting

De zandvang bevindt zich onder het filter en dient als opvang voor het sediment dat via het filter de buis in komt.

6.3.8.5 aantal geo-ohmkabels
Type gegeven Attribuut van Monitoringbuis
Definitie

Het aantal geo-ohmkabels dat aan de monitoringbuis bevestigd is.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Aantal 2
  Waardebereik 0 tot 10
Materiële geschiedenis Nee
6.3.8.6 diameter bovenkant buis
Type gegeven Attribuut van Monitoringbuis
Definitie

De binnendiameter van de bovenkant van de monitoringbuis.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 4
  Eenheid mm (millimeter)
  Waardebereik 3 tot 1000
Materiële geschiedenis Ja
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken wanneer de binnendiameter bovenkant buis niet bepaald is.

Toelichting

De binnendiameter van een monitoringbuis kan variëren. In dat geval is attribuut variabele diameter gelijk aan ja. Het gegeven diameter bovenkant buis vertelt bijvoorbeeld of apparatuur als een drukopnemer in de buis kan worden ingebracht, waarbij het echter afhankelijk is van het verloop van de binnendiameter of deze op de gewenste diepte geplaatst kan worden. Ook geeft het enige informatie over het volume dat uit de buis gepompt moet worden voor waterkwaliteitsmonsters en over de snelheid waarmee de waterstand in de buis in evenwicht komt met een verandering van de grondwaterstijghoogte bij het filter van de buis.

6.3.8.7 variabele diameter
Type gegeven Attribuut van Monitoringbuis
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de binnendiameter van de monitoringbuis over de gehele lengte varieert.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Naam IMBRO/A IndicatieJaNeeOnbekend
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Materiële geschiedenis Ja
Toelichting

De meeste buizen hebben over de hele lengte dezelfde binnendiameter. Wanneer dat niet het geval is, is het niet nodig gevonden de variatie in binnendiameter in detail vast te leggen, maar volstaat het aan te geven dat de binnendiameter varieert. Wanneer de waarde van het attribuut variabele diameter gelijk is aan 'ja', is er sprake is van een variabele diameter, m.a.w. dan is de binnendiameter van de monitoringbuis niet hetzelfde over de gehele lengte van de buis.

6.3.8.8 buisstatus
Type gegeven Attribuut van Monitoringbuis
Definitie

De toestand die aangeeft of de buis gebruikt kan worden voor grondwatermonitoring.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Buisstatus
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Materiële geschiedenis Ja
6.3.8.9 positie bovenkant buis
Type gegeven Attribuut van Monitoringbuis
Definitie

De verticale positie van de bovenkant van de monitoringbuis ten opzichte van het lokaal verticaal referentiepunt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.3
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik -10 tot 325
Materiële geschiedenis Ja
Toelichting

De positie van de bovenkant van de monitoringbuis kan tijdens de levensduur van een put veranderen, bijvoorbeeld doordat de buis opgelengd of ingekort wordt.

6.3.8.10 methode positiebepaling bovenkant buis
Type gegeven Attribuut van Monitoringbuis
Definitie

De methode die gebruikt is om de positie van de bovenkant buis te bepalen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam MethodePositiebepalingBovenkantBuis
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Materiële geschiedenis Ja
Toelichting

Het gegeven geeft enig inzicht in de nauwkeurigheid van de bepaling.

6.3.8.11 buisdeel ingeplaatst
Type gegeven Attribuut van Monitoringbuis
Definitie

De aanduiding die aangeeft of er in de monitoringbuis een nieuw stijgbuisdeel is geplaatst.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Materiële geschiedenis Nee
Is afgeleid Ja
Toelichting

Het gegeven staat niet in een brondocument. De basisregistratie ondergrond kent automatisch de juiste waarde aan het attribuut toe. Bij het starten van de registratie krijgt het gegeven de waarde nee. Wanneer later het brondocument GMW-Inplaatsen wordt aangeleverd verandert de waarde in ja. Het inplaatsen van een nieuw stijgbuisdeel is de enige gebeurtenis die tot een verandering in de constructie van een grondwatermonitoringput leidt. De ingreep wordt gedaan wanneer het bestaande stijgbuisdeel lekkage vertoont. Men plaatst een nieuw stijgbuisdeel in de monitoringbuis dat aansluit op het bestaande filter. De ruimte tussen het oude en het nieuwe stijgbuisdeel wordt vlak boven het filter afgedicht.

6.3.8.12 buis in gebruik
Type gegeven Attribuut van Monitoringbuis
Definitie

De aanduiding die aangeeft of het filter van de monitoringbuis een actueel meetpunt vormt in een grondwatermonitoringnet.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNeeOnbekend
Materiële geschiedenis Nee
Is afgeleid Ja
Toelichting

Het gegeven staat niet in een brondocument. De basisregistratie ondergrond kent de juiste waarde automatisch toe. Bij het starten van de registratie wordt de waarde onbekend toegekend. Een verandering in de waarde wordt gestuurd vanuit het registratieobject grondwatermonitoringnet. Zolang er geen grondwatermonitoringnetten in de registratie ondergrond zijn opgenomen, houdt het gegeven de waarde onbekend.

6.3.8.13 toegepast materiaal
Type gegeven Gegevensgroep van Monitoringbuis
Definitie

De materialen die gebruikt zijn voor de monitoringbuis en de vulling van de ruimte in de put rond de buis.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Gegevensgroeptype Toegepast materiaal
Materiële geschiedenis Nee
6.3.8.14 filter
Type gegeven Gegevensgroep van Monitoringbuis
Definitie

Het deel van de monitoringbuis dat voorzien is van openingen waardoor het grondwater kan binnenstromen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Gegevensgroeptype Filter
Materiële geschiedenis Nee
6.3.8.15 stijgbuisdeel
Type gegeven Gegevensgroep van Monitoringbuis
Definitie

Het deel van de monitoringbuis dat dient om het grondwater op te vangen dat via het filter binnenstroomt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Gegevensgroeptype Stijgbuisdeel
Materiële geschiedenis Nee
6.3.8.16 zandvang
Type gegeven Gegevensgroep van Monitoringbuis
Definitie

Het deel van de monitoringbuis dat dient om het sediment op te vangen dat via het filter de buis in komt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Gegevensgroeptype Zandvang
Materiële geschiedenis Nee
6.3.8.17 ingeplaatst deel
Type gegeven Gegevensgroep van Monitoringbuis
Definitie

Een stijgbuis die in de monitoringbuis is geplaatst en de functie van het oorspronkelijke stijgbuisdeel overneemt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Gegevensgroeptype Ingeplaatst deel
Materiële geschiedenis Nee
6.3.8.18 geo-ohmkabel
Type gegeven Gegevensgroep van Monitoringbuis
Definitie

Het instrument dat aan een monitoringbuis is bevestigd om de elektrische geleidbaarheid van het grondwater te kunnen bepalen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..*
Gegevensgroeptype Geo-ohmkabel
Materiële geschiedenis Nee

6.3.9 Toegepast materiaal

Type gegeven Entiteit
Definitie

De materialen die gebruikt zijn voor de monitoringbuis en de vulling van de ruimte in de put rond de buis.

Toelichting

De gebruikte materialen kunnen invloed hebben op de samenstelling van het bemonsterde grondwater.

6.3.9.1 aanvulmateriaal buis
Type gegeven Attribuut van Toegepast materiaal
Definitie

Het materiaal waarmee de ruimte in de put rond de monitoringbuis is opgevuld.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam AanvulmateriaalBuis
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Materiële geschiedenis Nee
6.3.9.2 buismateriaal
Type gegeven Attribuut van Toegepast materiaal
Definitie

De materialen waaruit de monitoringbuis bestaat.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Buismateriaal
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Materiële geschiedenis Ja
6.3.9.3 lijm
Type gegeven Attribuut van Toegepast materiaal
Definitie

De lijm die gebruikt is om de delen van de monitoringbuis met elkaar te verbinden.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Lijm
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Materiële geschiedenis Ja
Toelichting

Lange monitoringbuizen bestaan uit delen die op verschillende manieren met elkaar worden verbonden. Verlijming is een van de manieren.

6.3.10 Filter

Type gegeven Entiteit
Definitie

Het deel van de monitoringbuis dat voorzien is van openingen waardoor het grondwater kan binnenstromen.

Toelichting

Het filter kan over zijn gehele lengte van openingen zijn voorzien, maar ook over bepaalde intervallen. In het laatste geval wordt in het werkveld gesproken over geperforeerde en blinde delen. Monitoringbuizen die van een filter met blinde delen zijn voorzien komen vooral voor in putten die ontworpen zijn als brand- of onttrekkingsput en pas na verloop van tijd voor grondwatermonitoring in gebruik zijn genomen. In de werkelijkheid kwamen er vroeger ook buizen zonder filter voor. Die zijn gemodelleerd als een buis met een filter met lengte 0.

6.3.10.1 filterlengte
Type gegeven Attribuut van Filter
Definitie

De lengte van het deel van de monitoringbuis dat als filter dient.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.3
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik 0.02 tot 100
Regels IMBRO/A

De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan 0 wanneer de waarde van het attribuut buistype gelijk is aan filterlozeBuis.

Materiële geschiedenis Nee
Toelichting

In het geval de grondwatermonitoringput een put met voorgeschiedenis is, bestaat de kans dat de waarde van het gegeven op een deskundige schatting berust. In het systeem DINO bijvoorbeeld was de filterlengte niet consequent vastgelegd.

6.3.10.2 filterbescherming
Type gegeven Attribuut van Filter
Definitie

De manier waarop het filter wordt beschermd tegen instroom van sediment.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Filterbescherming
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut buistype gelijk is aan filterlozeBuis.

Materiële geschiedenis Nee
Toelichting

Het attribuut filterbescherming is optioneel omdat het in een latere versie van de catalogus is toegevoegd. Voor een grondwatermonitoringput die vanaf die versie van de catalogus is geregistreerd, wordt verwacht dat de bronhouder het gegeven aanlevert.

6.3.10.3 kousmateriaal
Type gegeven Attribuut van Filter
Definitie

Het materiaal waaruit de filterkous bestaat.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Kousmateriaal
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan geen wanneer de waarde van het attribuut filterbescherming gelijk is aan dubbelwandigFilterZonderFilterkous of geen.
De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan kopergaas, nylon of pp wanneer de waarde van het attribuut filterbescherming gelijk is aan dubbelwandigFilterMetFilterkous, filterkousZonderOpvulling of filterkousMetOpvulling.
De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan onbekend wanneer de waarde van het attribuut filterbescherming gelijk is aan onbekend.

Materiële geschiedenis Nee
Toelichting

De filterkous is de naam voor de fijnmazige bekleding die aan de buitenzijde van het filter wordt aangebracht om de instroom van fijnkorrelig sediment te voorkomen.

6.3.10.4 positie bovenkant filter
Type gegeven Attribuut van Filter
Definitie

De verticale positie van de bovenkant van het filter ten opzichte van het lokaal verticaal referentiepunt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.3
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik -750 tot 325
Materiële geschiedenis Ja
Is afgeleid Ja
Toelichting

Het gegeven staat niet in een brondocument. De basisregistratie ondergrond berekent de waarde aan de hand van de volgende formule: positie bovenkant filter = positie bovenkant buis – lengte stijgbuisdeel. In het geval de grondwatermonitoringput een put met voorgeschiedenis is, bestaat de kans dat de waarde van het gegeven op een deskundige schatting achteraf berust. In de registratie DINO bijvoorbeeld was de positie van de bovenkant van het filter t.o.v. NAP niet consequent vastgelegd.

6.3.10.5 positie onderkant filter
Type gegeven Attribuut van Filter
Definitie

De verticale positie van de onderkant van het filter ten opzichte van het lokaal verticaal referentiepunt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.3
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik -750 tot 325
Materiële geschiedenis Ja
Is afgeleid Ja
Toelichting

Het gegeven staat niet in een brondocument. De basisregistratie ondergrond berekent de waarde aan de hand van de volgende formule: positie onderkant filter = positie bovenkant buis – (lengte stijgbuisdeel + filterlengte). In het geval de grondwatermonitoringput een put met voorgeschiedenis is, bestaat de kans dat de waarde van het gegeven op een deskundige schatting achteraf berust. In de registratie DINO bijvoorbeeld was de positie van de onderkant van het filter t.o.v. NAP niet consequent vastgelegd.

6.3.11 Stijgbuisdeel

Type gegeven Entiteit
Definitie

Het deel van de monitoringbuis dat dient om het grondwater op te vangen dat via het filter binnenstroomt.

Toelichting

Het stijgbuisgedeelte is het deel van de monitoringbuis boven het filter. Dit deel ontleent zijn naam aan het verschijnsel dat het water boven het filter uitstijgt totdat de waterdruk en de luchtdruk met elkaar in evenwicht zijn. Soms is de waterdruk zo hoog dat het gevaar bestaat dat het water de buis uitstroomt en om dat te voorkomen wordt de buis voorzien van een drukdop. De stijgbuis kan uit delen zijn opgebouwd, maar die details worden niet vastgelegd in de basisregistratie ondergrond. In de werkelijkheid komen er ook buizen zonder stijgbuisdeel voor. Die zijn gemodelleerd als een buis met een stijgbuisdeel met lengte 0.

6.3.11.1 lengte stijgbuisdeel
Type gegeven Attribuut van Stijgbuisdeel
Definitie

De lengte van het stijgbuisdeel van de monitoringbuis.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.3
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik 0.1 tot 750
Regels

De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan 0 wanneer de waarde van het attribuut buistype gelijk is aan volledigFilter.

Materiële geschiedenis Ja
Toelichting

De lengte van een stijgbuisdeel kan tijdens de levensduur van een put veranderen, doordat de buis opgelengd of ingekort wordt.

6.3.12 Zandvang

Type gegeven Entiteit
Definitie

Het deel van de monitoringbuis dat dient om het sediment op te vangen dat via het filter de buis in komt.

Regels

De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut voorzien van zandvang van de entiteit Monitoringbuis gelijk is aan ja.
De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Een monitoringbuis die voorzien is van een zandvang vergt minder onderhoud. De lengte van de zandvang is van belang om te bepalen hoe vaak onderhoud nodig is.

6.3.12.1 zandvanglengte
Type gegeven Attribuut van Zandvang
Definitie

De lengte van de zandvang.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.3
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik 0.05 tot niet-gespecificeerd
Materiële geschiedenis Nee

6.3.13 Geo-ohmkabel

Type gegeven Entiteit
Definitie

Het instrument dat aan een monitoringbuis is bevestigd om de elektrische geleidbaarheid van het grondwater te kunnen bepalen.

Regels

Het aantal keren dat de entiteit moet voorkomen bij een monitoringbuis is gelijk aan de waarde van het attribuut aantal geo-ohmkabels.

Toelichting

Een geo-ohmkabel wordt bij inrichting van de put op een aantal punten aan een monitoringbuis bevestigd. De posities van de elektrodes ten opzichte van de buis zijn daarmee gefixeerd.

6.3.13.1 kabelnummer
Type gegeven Attribuut van Geo-ohmkabel
Definitie

Het nummer dat door of voor de bronhouder wordt gebruikt om de geo-ohmkabel van een monitoringbuis te identificeren.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Nummer 2
Regels

Het kabelnummer moet uniek zijn binnen de monitoringbuis.

Materiële geschiedenis Nee
Toelichting

Gewoonlijk volstaat één geo-ohmkabel voor het bepalen van de geleidbaarheid van het grondwater dat in de put ontsloten is. In de volgende gevallen wordt een put van meer kabels voorzien: (1) de afstand tussen de elektrodes is groter dan gewenst; door twee kabels verspringend op te hangen wordt de juiste onderlinge afstand verkregen; (2) het aantal elektrodes bepaalt de dikte van een kabel; wanneer het aantal elektrodes te groot is voor een acceptabele dikte, verdeelt men de elektrodes over meer kabels.

Identificerend Ja
6.3.13.2 elektrode
Type gegeven Gegevensgroep van Geo-ohmkabel
Definitie

Een geleider die in het stroomcircuit ter bepaling van de elektrische geleidbaarheid gebruikt wordt om contact te maken met het grondwater.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 2..*
Gegevensgroeptype Elektrode
Materiële geschiedenis Nee

6.3.14 Elektrode

Type gegeven Entiteit
Definitie

Een geleider die in het stroomcircuit ter bepaling van de elektrische geleidbaarheid gebruikt wordt om contact te maken met het grondwater.

Toelichting

In oudere typen geo-ohmkabels vormen twee elektrodes een vast paar met een relatief kleine onderlinge afstand (enkele dm). Meer moderne kabels kennen deze beperking niet, doordat over elke combinatie van twee elektroden gemeten kan worden.

6.3.14.1 elektrodenummer
Type gegeven Attribuut van Elektrode
Definitie

Het nummer dat door of voor de bronhouder wordt gebruikt om de elektrode in de geo-ohmkabel te identificeren.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Nummer 3
Regels

Het elektrodenummer moet uniek zijn binnen de geo-ohmkabel.

Materiële geschiedenis Nee
Toelichting

Bij aanwezigheid van meerdere geo-ohmkabels worden elektrodes soms doorgenummerd, zodat deze uniek binnen een put zijn.

Identificerend Ja
6.3.14.2 aanvulmateriaal elektrode
Type gegeven Attribuut van Elektrode
Definitie

Het materiaal waarmee de ruimte in de put ter plaatse van de elektrode is opgevuld.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam AanvulmateriaalElektrode
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Materiële geschiedenis Nee
Toelichting

De codelijst voor het domein is nog niet stabiel en moet uiteindelijk zijn toegespitst op de relevantie voor het meten van de geleidbaarheid.

6.3.14.3 elektrodestatus
Type gegeven Attribuut van Elektrode
Definitie

De toestand die aangeeft of de elektrode gebruikt kan worden voor grondwatermonitoring.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Elektrodestatus
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Materiële geschiedenis Ja
Toelichting

Anders dan bij monitoringbuizen komt het niet voor dat een kabel buiten gebruik wordt gesteld.

6.3.14.4 elektrodepositie
Type gegeven Attribuut van Elektrode
Definitie

De verticale positie van de elektrode ten opzichte van het lokaal verticaal referentiepunt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.3
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik -750 tot 50
Materiële geschiedenis Ja
Toelichting

Bij inrichting van de grondwatermonitoringput wordt in het veld de positie afgeleid van de positie van de bovenkant van de buis. De positie verandert als de verticale positie van de monitoringbuis als geheel verandert. Bij het aanleveren van een nieuw ingemeten positie voor de bovenkant van een monitoringbuis, wordt de nieuwe waarde voor de elektrodepositie door de BRO berekend.

6.3.15 Ingeplaatst deel

Type gegeven Entiteit
Definitie

Een stijgbuis die in de monitoringbuis is geplaatst en de functie van het oorspronkelijke stijgbuisdeel overneemt.

Regels

De entiteit moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut buisdeel ingeplaatst van de entiteit Monitoringbuis gelijk is aan ja.
De entiteit mag niet aanwezig zijn in alle andere gevallen.

Toelichting

Het inplaatsen van een buisdeel gebeurt altijd na inrichting van een grondwatermonitoringput. De gegevens staan in het brondocument GMW-Inplaatsen.

6.3.15.1 lengte ingeplaatst deel
Type gegeven Attribuut van Ingeplaatst deel
Definitie

De lengte van het ingeplaatste stijgbuisdeel.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 3.3
  Eenheid m (meter)
  Waardebereik 1 tot 200
Materiële geschiedenis Nee
Toelichting

De lengte is niet als een gegeven met materiële historie gedefinieerd, hoewel het theoretisch mogelijk is dat de lengte in de loop van de tijd verandert. De keuze is ingegeven door de overweging dat de kans dat een ingeplaatste buis verlengd of ingekort wordt miniem is, omdat het inplaatsen zelf al een hoogst uitzonderlijke gebeurtenis is.

6.3.15.2 diameter bovenkant ingeplaatst deel
Type gegeven Attribuut van Ingeplaatst deel
Definitie

De binnendiameter van de bovenkant van het ingeplaatste stijgbuisdeel.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde 2
  Eenheid mm (millimeter)
  Waardebereik 20 tot 50
Regels

De waarde van het attribuut moet kleiner zijn dan de waarde van het attribuut diameter bovenkant buis.

Materiële geschiedenis Nee
Toelichting

De binnendiameter van het ingeplaatste buisdeel heeft geen invloed op de toestroomsnelheid van het grondwater omdat de oorspronkelijke diameter van het filter niet verandert.

6.3.15.3 materiaal ingeplaatst deel
Type gegeven Attribuut van Ingeplaatst deel
Definitie

Het materiaal waaruit de ingeplaatste stijgbuis bestaat.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Buismateriaal
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Materiële geschiedenis Nee

6.3.16 Verkenning

Type gegeven Keuze
Definitie

De grondwatermonitoringput kan gerelateerd zijn aan één of meerdere verkenning(en). Ieder relevante verkenning is vastgelegd als aparte keuze.

6.3.17 Booronderzoek

Type gegeven Entiteit
Definitie

Het booronderzoek dat is gerelateerd aan de inrichting van de grondwatermonitoringput.

6.3.17.1 BRO-ID
Type gegeven Attribuut van Booronderzoek
Definitie

De identificatie van een booronderzoek van het registratiedomein bodem- en grondonderzoek van de registratie ondergrond.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Registratieobjectcode
  Type Code
  Opbouw BHRNNNNNNNNNNNN
Regels

Het BRO-ID moet gerelateerd zijn aan een bestaand booronderzoek in de registratie ondergrond.

Materiële geschiedenis Nee
Identificerend Ja

6.3.18 Geotechnisch Sondeeronderzoek

Type gegeven Entiteit
Definitie

Het geotechnisch sondeeronderzoek dat is gerelateerd aan de inrichting van de grondwatermonitoringput.

6.3.18.1 BRO-ID
Type gegeven Attribuut van Geotechnisch Sondeeronderzoek
Definitie

De identificatie van een geotechnisch sondeeronderzoek in de registratie ondergrond.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Registratieobjectcode
  Type Code
  Opbouw CPTNNNNNNNNNNNN
Regels

Het BRO-ID moet gerelateerd zijn aan een bestaand geotechnisch sondeeronderzoek in de registratie ondergrond.

Materiële geschiedenis Nee
Identificerend Ja

7. Uitbreidbare waardelijsten

7.1 AanvulmateriaalBuis

De lijst met materialen waarmee de ruimte in de put rond de monitoringbuis is opgevuld.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
bentoniet

Als aanvulmateriaal is bentoniet gebruikt.

bentonietFiltergrind

Als aanvulmateriaal is bentoniet en filtergrind gebruikt.

boorgatmateriaal

Als aanvulmateriaal is opgeboord materiaal gebruikt.

filtergrind

Als aanvulmateriaal is filtergrind gebruikt.

grind

Als aanvulmateriaal is grind gebruikt, waarbij onbekend is welk type grind het betreft.

grout

Als aanvulmateriaal is grout gebruikt.

volgensGerelateerdeVerkenning

Het aanvulmateriaal is vastgelegd in het booronderzoek van de gerelateerde verkenning(en).

onbekend

Het is onbekend welk type aanvulmateriaal is gebruikt.

7.2 AanvulmateriaalElektrode

De lijst met materialen waarmee de ruimte in de put ter plaatse van de elektrode is opgevuld.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
filtergrind

Als aanvulmateriaal is filtergrind gebruikt.

klei

Als aanvulmateriaal is klei gebruikt.

volgensGerelateerdeVerkenning

Het aanvulmateriaal is vastgelegd in het booronderzoek van de gerelateerde verkenning(en).

zand

Als aanvulmateriaal is zand gebruikt.

onbekend

Het is onbekend welk type aanvulmateriaal is gebruikt.

7.3 Beschermconstructie

De lijst met beschermconstructies.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
geen

De put is niet voorzien van een beschermconstructie.

kokerDeelsMetaal

De put is voorzien van een uitstekende beschermkoker die deels van metaal is. De mogelijkheid tot het gebruik van telemetrie zonder externe antennes is afhankelijk van de opbouw van de koker.

kokerMetaal

De put is voorzien van een uitstekende beschermkoker die van metaal is. Het gebruik van telemetrie zonder externe antennes is niet mogelijk.

kokerNietMetaal

De put is voorzien van een uitstekende beschermkoker die niet van metaal is. Het gebruik van telemetrie is mogelijk zonder externe antennes.

potNietWaterdicht

De put is voorzien van een vlakke beschermconstructie die nagenoeg samenvalt met het maaiveld en die niet water- of algemener gesteld vloeistofdicht is.

potWaterdicht

De put is voorzien van een vlakke beschermconstructie die nagenoeg samenvalt met het maaiveld en die water- of algemener gesteld vloeistofdicht is.

koker

De put is voorzien van een beschermkoker, waarbij onbekend is of deze van metaal is of niet.

onbekend

Het is onbekend of de put voorzien is van een beschermconstructie.

pot

De put is voorzien van een vlakke beschermconstructie die nagenoeg samenvalt met het maaiveld, waarbij onbekend is of deze waterdicht is of niet.

7.4 Buismateriaal

De lijst met buismaterialen.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
beton

De buis bestaat uit beton.

gres

De buis bestaat uit gres.

hout

De buis bestaat uit hout.

ijzer

De buis bestaat uit ijzer.

koper

De buis bestaat uit koper.

messing

De buis bestaat uit messing.

pe

De buis bestaat uit polyethyleen, waarbij onbekend is of het high density of low density polyethyleen betreft.

peHighDensity

De buis bestaat uit high density polyethyleen.

peLowDensity

De buis bestaat uit low density polyethyleen.

peHighDensityPvc

De buis bestaat uit high density polyethyleen en pvc.

pePvc

De buis bestaat uit polyethyleen en pvc, waarbij onbekend is of het high density of low density polyethyleen betreft.

pvc

De buis bestaat uit polyvinylchloride.

staal

De buis bestaat uit staal, waarbij onbekend is welk type staal het betreft.

staalGegalvaniseerd

De buis bestaat uit gegalvaniseerd staal.

staalRoestvrij

De buis bestaat uit roestvrij staal.

teflon

De buis bestaat uit teflon.

asbest

De buis bestaat uit asbest.

houtStaal

De buis bestaat uit hout en staal.

koperStaal

De buis bestaat uit koper en staal.

onbekend

Het is onbekend uit welk type materiaal de buis bestaat.

pvcStaal

De buis bestaat uit pvc en staal.

7.5 Buisstatus

De lijst met buisstatussen.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
gebruiksklaar

De buis is bruikbaar voor grondwatermonitoring.

nietGebruiksklaar

De buis is niet bruikbaar voor grondwatermonitoring.

onbruikbaar

De buis is nooit meer bruikbaar voor grondwatermonitoring.

onbekend

Het is onbekend wat de status van de buis is.

7.6 Buistype

De lijst met buistypen.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
minifilter

De monitoringbuis bestaat uit een zeer kort filterdeel en een stijgbuisdeel dat uit een flexibele slang bestaat. Het minifilter is daarom uitsluitend geschikt voor grondwatersamenstellingsonderzoek.

standaardbuis

De monitoringbuis heeft de standaardopbouw van stijgbuisdeel, filterdeel en eventueel een zandvang.

volledigFilter

De monitoringbuis is in zijn geheel een filter.

filterlozeBuis

De monitoringbuis is in zijn geheel een stijgbuisdeel, met een open onderkant.

7.7 Coördinaattransformatie

De lijst met de methoden waarmee de coördinaten zijn omgezet.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
nietGetransformeerd

De gegevens zijn aangeleverd in ETRS89; transformatie was niet nodig.

RDNAPTRANS2008

De gegevens zijn getransformeerd van RD naar ETRS89, gebruikmakend van de transformatie RDNAPTRANS™, versie 2008. RDNAPTRANS™ is de officiële transformatie tussen RD/NAP en ETRS89 afkomstig van het Kadaster.

RDNAPTRANS2018

De gegevens zijn getransformeerd van RD naar ETRS89, gebruikmakend van de transformatie RDNAPTRANS™, versie 2018. RDNAPTRANS™ is de officiële transformatie tussen RD/NAP en ETRS89 afkomstig van het Kadaster, Rijkswaterstaat en de Dienst der Hydrografie van de Koninklijke Marine in het samenwerkingsverband NSGI (Nederlandse Samenwerking Geodetische Infrastructuur).

RDNAPTRANS2008MV0

De gegevens zijn getransformeerd van RD naar ETRS89, gebruikmakend van de transformatie RDNAPTRANS™, versie 2008. De hoogte is onbekend, bij transformatie is uitgegaan van 0 m NAP. RDNAPTRANS™ is de officiële transformatie tussen RD/NAP en ETRS89 afkomstig van het Kadaster.

RDNAPTRANS2018MV0

De gegevens zijn getransformeerd van RD naar ETRS89, gebruikmakend van de Transformatie RDNAPTRANS™, versie 2018. De verticale positie van het aardoppervlak is onbekend, bij transformatie is uitgegaan van 0 m NAP. RDNAPTRANS™ is de officiële transformatie tussen RD/NAP en ETRS89 afkomstig van het Kadaster.

7.8 Elektrodestatus

De lijst met elektrodestatussen.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
gebruiksklaar

De elektrode is klaar voor het doen van metingen.

nietGebruiksklaar

De elektrode is niet klaar voor het doen van metingen.

onbekend

Het is onbekend wat de status van de elektrode is.

7.9 Filterbescherming

De lijst met vormen van filterbescherming.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
dubbelwandigFilterMetFilterkous

Het filter is dubbelwandig uitgevoerd, al dan niet opgevuld met filtergrind, en voorzien van een filterkous.

dubbelwandigFilterZonderFilterkous

Het filter is dubbelwandig uitgevoerd, al dan niet opgevuld met filtergrind, en niet voorzien van een filterkous.

filterkousZonderOpvulling

Het filter is voorzien van een filterkous, zonder filtergrind tussen filter en filterkous.

filterkousMetOpvulling

Het filter is voorzien van een filterkous, met filtergrind tussen filter en filterkous.

geen

Er is geen filterbescherming toegepast.

onbekend

Het is onbekend of filterbescherming is toegepast.

7.10 InitiëleFunctie

De lijst met initiële functies.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
brandput

De put is initiëel ingericht voor het onttrekken van bluswater.

kwaliteit

De put is initiëel ingericht voor het monitoring van de grondwatersamenstelling.

kwaliteitStand

De put is initiëel ingericht voor het monitoren van zowel de grondwaterstand als de grondwatersamenstelling.

onttrekking

De put is initiëel ingericht voor grondwateronttrekking.

stand

De put is initiëel ingericht voor het monitoring van de grondwaterstand.

onbekend

Het is onbekend voor welke functie de put initiëel is ingericht.

7.11 KaderAanlevering

De lijst met de redenen waarom het registratieobject aan de basisregistratie ondergrond is aangeleverd.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
GBM

De gegevens zijn aangeleverd in het kader van de wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden.

KRW

De gegevens zijn aangeleverd in het kader van de Kaderrichtlijn water.

monitoringBijDrinkwaterwinning

De gegevens zijn aangeleverd in het kader van monitoring van grondwater door drinkwaterbedrijven.

NBW

De gegevens zijn aangeleverd in het kader van de wet natuurbescherming.

NR

De gegevens zijn aangeleverd in het kader van de nitraatrichtlijn.

OGW

De gegevens zijn aangeleverd in het kader van de ontgrondingenwet.

OW

De gegevens zijn aangeleverd in het kader van de omgevingswet.

publiekeTaak

De gegevens zijn aangeleverd in het kader van de publieke taakuitvoering.

WW

De gegevens zijn aangeleverd in het kader van de waterwet.

archiefoverdracht

De gegevens zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht.

7.12 Kousmateriaal

De lijst met kousmaterialen.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
geen

Er is geen filterkous aanwezig.

kopergaas

Het filter is voorzien van een filterkous van kopergaas.

nylon

Het filter is voorzien van een filterkous van nylon.

pp

Het filter is voorzien van een filterkous van polypropyleen.

onbekend

Het is onbekend of een filterkous is gebruikt.

7.13 KwaliteitsnormInrichting

De lijst met kwaliteitsnorminrichtingen.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
BWsb

De put is ingericht conform de richtlijnen in het standaardbestek van Brabant Water.

geen

Er is geen kwaliteitsnorm gebruikt bij inrichting van de put.

IBR

De put is ingericht conform de richtlijnen van het Ingenieursbureau Rotterdam.

NEN5104

De put is ingericht conform NEN5104.

NEN5744

De put is ingericht conform NEN5744.

NEN5766

De put is ingericht conform NEN5766.

RWSgwmon

De put is ingericht volgens de richtlijn Rijkswaterstaat Normen voor grondwatermonitoring.

SIKB2001v6.0

De put is ingericht conform SIKB protocol 2001 versie 6.0.

STOWAgwst

De put is ingericht conform het STOWA Handboek meten van grondwaterstanden in peilbuizen.

VKB2001

De put is ingericht conform VKB protocol 2001.

onbekend

Het is onbekend of een kwaliteitsnorm is gebruikt bij inrichting van de put.

7.14 Lijm

De lijst met lijmen.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
geen

De buis is niet verlijmd.

ongespecificeerd

De buis is verlijmd, maar de gebruikte lijmsoort is niet gespecificeerd.

onbekend

Het is onbekend of de buis verlijmd is.

7.15 LokaalVerticaalReferentiepunt

De lijst met de gestandaardiseerde referentiepunten voor de verticale positie.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
NAP

Normaal Amsterdams Peil.

7.16 MethodeLocatiebepaling

De lijst met de methoden voor het bepalen van de locatie van de grondwatermonitoringput.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
DGPS50tot200cm

Meting d.m.v. Differential Global Positioning System, afwijking tussen 50 en 200 centimeter.

GPS200tot1000cm

Meting d.m.v. Global Positioning System, afwijking tussen 200 en 1000 centimeter.

RTKGPS0tot2cm

Meting d.m.v. Real Time Kinematic GPS, ook wel als DGPS aangeduid, afwijking kleiner dan 2 centimeter.

RTKGPS2tot5cm

Meting d.m.v. Real Time Kinematic GPS, ook wel als DGPS aangeduid, afwijking tussen 2 en 5 centimeter.

RTKGPS5tot10cm

Meting d.m.v. Real Time Kinematic GPS, ook wel als DGPS aangeduid, afwijking tussen 5 en 10 centimeter.

RTKGPS10tot50cm

Meting d.m.v. Real Time Kinematic GPS, ook wel als DGPS aangeduid, zonder fix, afwijking tussen 10 en 50 centimeter.

tachymetrie0tot10cm

Meting d.m.v. tachymetrie, ook wel als landmeting of Total Station aangeduid, vanaf een referentiepunt dat geen NAP-peilmerk is, afwijking kleiner dan 10 centimeter.

tachymetrie10tot50cm

Meting d.m.v. tachymetrie, ook wel als landmeting of Total Station aangeduid, vanaf een referentiepunt dat geen NAP-peilmerk is, afwijking tussen 10 en 50 centimeter.

GBKNOnbekend

Locatie bepaald aan de hand van de grootschalige basiskaart van Nederland (tegenwoordig BGT), afwijking onbekend.

GPSOnbekend

Meting d.m.v. Global Positioning System, afwijking onbekend.

kaartOnbekend

Locatie bepaald aan de hand van niet-digitale kaart, afwijking onbekend.

onbekend

Het is onbekend op welke manier de locatie bepaald is.

7.17 MethodePositiebepalingBovenkantBuis

De lijst met de methoden voor het bepalen van de positie van de bovenkant van de monitoringbuis.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
afgeleidSbl

De positie bovenkant buis is afgeleid van de lengtewijziging van het stijgbuisdeel.

AHN2

Positie bepaald d.m.v. Actueel Hoogtebestand Nederland, versie 2 van 2007-2012, in combinatie met de hoogte bovenkant buis ten opzichte van maaiveld.

AHN3

Positie bepaald m.b.v. Actueel Hoogtebestand Nederland, versie 3 van 2014-2019, in combinatie met de hoogte bovenkant buis ten opzichte van maaiveld.

AHN4

Positie bepaald m.b.v. Actueel Hoogtebestand Nederland, versie 4 van 2020-2022, in combinatie met de hoogte bovenkant buis ten opzichte van maaiveld.

RTKGPS0tot4cm

Meting d.m.v. Real Time Kinematic GPS, ook wel als DGPS aangeduid, afwijking kleiner dan 4 centimeter.

RTKGPS4tot10cm

Meting d.m.v. Real Time Kinematic GPS, ook wel als DGPS aangeduid, afwijking tussen 4 en 10 centimeter.

RTKGPS10tot20cm

Meting d.m.v. Real Time Kinematic GPS, ook wel als DGPS aangeduid, zonder fix, afwijking tussen 10 en 20 centimeter.

RTKGPS20tot100cm

Meting d.m.v. Real Time Kinematic GPS, ook wel als DGPS aangeduid, zonder fix, afwijking tussen 20 en 100 centimeter.

tachymetrie0tot10cm

Meting d.m.v. tachymetrie, ook wel als landmeting of Total Station aangeduid, vanaf een referentiepunt dat een NAP-peilmerk is, afwijking kleiner dan 10 centimeter.

tachymetrie10tot50cm

Meting d.m.v. tachymetrie, ook wel als landmeting of Total Station aangeduid, vanaf een referentiepunt dat geen NAP-peilmerk is, afwijking tussen 10 en 50 centimeter.

waterpassing0tot2cm

Meting d.m.v. waterpassing vanaf een NAP-peilmerk, afwijking kleiner dan 2 centimeter.

waterpassing2tot4cm

Meting d.m.v. waterpassing vanaf een NAP-peilmerk, afwijking tussen 2 en 4 centimeter.

waterpassing4tot10cm

Meting d.m.v. waterpassing vanaf een NAP-peilmerk, afwijking tussen 4 en 10 centimeter.

AHN1

Positie bepaald m.b.v. Actueel Hoogtebestand Nederland, versie 1 van 1996-2003, in combinatie met de hoogte bovenkant buis ten opzichte van maaiveld.

GPSOnbekend

Meting d.m.v. Global Positioning System, afwijking onbekend.

kaartOnbekend

Positie bepaald aan de hand van niet-digitale kaart, afwijking onbekend, in combinatie met de hoogte bovenkant buis ten opzichte van maaiveld.

onbekend

Het is onbekend op welke manier de positie bovenkant buis bepaald is.

7.18 MethodePositiebepalingMaaiveld

De lijst met de methoden voor het bepalen van de positie van het maaiveld.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
afgeleidBovenkantBuis

Positie bepaald door meting vanaf bovenkant buis.

AHN2

Positie bepaald d.m.v. Actueel Hoogtebestand Nederland, versie 2 van 2007-2012.

AHN3

Positie bepaald m.b.v. Actueel Hoogtebestand Nederland, versie 3 van 2014-2019.

AHN4

Positie bepaald m.b.v. Actueel Hoogtebestand Nederland, versie 4 van 2020-2022.

RTKGPS0tot4cm

Meting d.m.v. Real Time Kinematic GPS, ook wel als DGPS aangeduid, afwijking kleiner dan 4 centimeter.

RTKGPS4tot10cm

Meting d.m.v. Real Time Kinematic GPS, ook wel als DGPS aangeduid, afwijking tussen 4 en 10 centimeter.

RTKGPS10tot20cm

Meting d.m.v. Real Time Kinematic GPS, ook wel als DGPS aangeduid, zonder fix, afwijking tussen 10 en 20 centimeter.

RTKGPS20tot100cm

Meting d.m.v. Real Time Kinematic GPS, ook wel als DGPS aangeduid, zonder fix, afwijking tussen 20 en 100 centimeter.

tachymetrie0tot10cm

Meting d.m.v. tachymetrie, ook wel als landmeting of Total Station aangeduid, vanaf een referentiepunt dat geen NAP-peilmerk is, afwijking kleiner dan 10 centimeter.

tachymetrie10tot50cm

Meting d.m.v. tachymetrie, ook wel als landmeting of Total Station aangeduid, vanaf een referentiepunt dat geen NAP-peilmerk is, afwijking tussen 10 en 50 centimeter.

waterpassing0tot2cm

Meting d.m.v. waterpassing vanaf een NAP-peilmerk, afwijking kleiner dan 2 centimeter.

waterpassing2tot4cm

Meting d.m.v. waterpassing vanaf een NAP-peilmerk, afwijking tussen 2 en 4 centimeter.

waterpassing4tot10cm

Meting d.m.v. waterpassing vanaf een NAP-peilmerk, afwijking tussen 4 en 10 centimeter.

AHN1

Positie bepaald m.b.v. Actueel Hoogtebestand Nederland, versie 1 van 1996-2003.

geen

Er is geen maaiveldpositie bepaald.

GPSOnbekend

Meting d.m.v. Global Positioning System, afwijking onbekend.

kaartOnbekend

Positie bepaald aan de hand van niet-digitale kaart, afwijking onbekend.

onbekend

Het is onbekend op welke manier de maaiveldpositie bepaald is.

7.19 NaamGebeurtenis

De lijst met gebeurtenissen die plaats kunnen vinden in de materiële geschiedenis van een grondwatermonitoringput.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
beschermconstructieVeranderd

Het aanbrengen van een beschermconstructie of het vervangen van de bestaande door een ander type.

buisdeelIngeplaatst

Het repareren van één of meer monitoringbuizen door het inplaatsen van een stijgbuisdeel met een kleinere diameter.

buisIngekort

De lengte van het stijgbuisdeel van één of meer monitoringbuizen is gewijzigd door het inkorten ervan, eventueel in combinatie met het aanbrengen van een beschermconstructie of het vervangen van de bestaande door een ander type.

buisOpgelengd

De lengte van het stijgbuisdeel van één of meer monitoringbuizen is gewijzigd door het oplengen ervan, eventueel in combinatie met het aanbrengen van een beschermconstructie of het vervangen van de bestaande door een ander type.

buisstatusVeranderd

Van één of meer buizen in een grondwatermonitoringput is vastgesteld dat de (fysieke) status veranderd is.

eigenaarVeranderd

De eigenaar van de grondwatermonitoringput is veranderd.

elektrodestatusVeranderd

Van één of meer elektrodes is vastgesteld dat de (fysieke) status veranderd is.

maaiveldVerlegd

Het maaiveld bij de put is gewijzigd door ophoging of afgraving, en is daarom opnieuw vastgesteld.

nieuweBepalingMaaiveld

De maaiveldpositie bij de put is mogelijk veranderd door een natuurlijk proces en is daarom opnieuw vastgesteld.

nieuweBepalingPosities

De posities van de put en het maaiveld zijn mogelijk veranderd door een natuurlijk proces en zijn daarom opnieuw vastgesteld.

nieuweInmetingMaaiveld

De maaiveldpositie bij de put is tijdens een meetronde opnieuw gemeten (nagemeten) en is daarom opnieuw vastgesteld. De posities van de put zelf zijn ongewijzigd omdat deze niet opnieuw zijn gemeten.

nieuweInmetingPosities

De posities van de bovenkant van de buizen en optioneel de positie van het maaiveld zijn tijdens een meetronde opnieuw gemeten (nagemeten) en zijn daarom opnieuw vastgesteld.

onderhouderVeranderd

De onderhoudende instantie van de grondwatermonitoringput is gewijzigd.

verkenningenAchterafRegistreren

Deze gebeurtenis maakt het mogelijk om achteraf een/meerdere verkenning(en) 'toe te voegen' aan de grondwatermonitoringput.

7.20 Putstabiliteit

De lijst met putstabiliteiten.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
instabiel

De put beweegt in gelijke of ongelijke mate mee met het maaiveld.

stabielNAP

De put beweegt niet mee met een veranderend maaiveld.

onbekend

Of en hoe de put beweegt met een verandering van de maaiveldpositie is onbekend.

7.21 Referentiestelsel

De lijst met de referentiestelsels waarin de coördinaten zijn gedefinieerd.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
ETRS89

European Terrestrial Reference System 1989 (EPSG 4258).

RD

Rijks Driehoeksmeting – Amersfoort RD New (EPSG 28992).

7.22 Registratiestatus

De lijst met de statussen waarin het registratieobject zich bevindt.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
aangevuld

Het registeren van de gegevens van het object heeft na de start van de registratie een vervolg gekregen. De gegevens in de registratie ondergrond zijn minimaal een keer aangevuld met nieuwe gegevens.

geregistreerd

Het registeren van de gegevens van het object is gestart. De gegevens uit het eerste brondocument zijn in de registratie ondergrond vastgelegd. Er zijn daarna geen nieuwe gegevens geregistreerd.

voltooid

Het registeren van de gegevens van het object is voltooid. Alle gegevens zijn in de registratie ondergrond vastgelegd en er kunnen geen nieuwe gegevens meer worden geregistreerd.

7.23 VerticaalReferentievlak

De lijst met de referentievlakken waarin de verticale positie is gedefinieerd.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
NAP

Normaal Amsterdams Peil.

BRO Informatiemodel - Versie ter vaststelling