Basisregistratie Ondergrond
Catalogus Grondwatersamenstellingsonderzoek

Geonovum Informatiemodel
Vastgestelde versie

Deze versie:
https://docs.geostandaarden.nl/bro/def-im-gar-20200326/
Laatst gepubliceerde versie:
https://docs.geostandaarden.nl/bro/gar/
Vorige versie:
https://docs.geostandaarden.nl/bro/cv-im-gar-20190325/
Laatste werkversie:
https://broprogramma.github.io/GAR/
Redacteur:
Geonovum
Auteur:
Geonovum
Doe mee:
GitHub BROprogramma/GAR
Revisiehistorie
Pull requests
Contact:
BRO Servicedesk
support@broservicedesk.nl
088 – 8664 999
Basisregistratie OndergrondAlgemeen contact:
Programmabureau BRO
Directoraat-Generaal Bestuur, Wonen en Ruimte
Turfmarkt 147 Den Haag
bro@minbzk.nl
Rechtenbeleid:

Samenvatting

Deze catalogus beschrijft het conceptueel informatiemodel van het grondwatersamenstellingsonderzoek.

Status van dit document

Deze paragraaf beschrijft de status van dit document ten tijde van publicatie. Het is mogelijk dat er actuelere versies van dit document bestaan. Een lijst van Geonovum publicaties en de laatste gepubliceerde versie van dit document zijn te vinden op https://www.geonovum.nl/geo-standaarden/alle-standaarden.

Dit is de definitieve versie van het informatiemodel. Wijzigingen naar aanleiding van consultaties zijn doorgevoerd.

Dit is de vastgestelde catalogus. De gegevensdefinitie van het grondwatersamenstellingsonderzoek (hoofdstuk 5 en 6) en de toelichting op de gegevensdefinitie van het grondwatersamenstellingsonderzoek (hoofdstuk 3) hebben een juridische status. Ze worden opgenomen in de bijgewerkte versie van de ministeriële Regeling BRO die 1 januari 2021 in werking treedt. De andere delen zijn als niet normatief aangeduid en voorzien van een grijze achtergrond.

1. Inleiding

1.1 Doel en doelgroep

In de basisregistratie ondergrond (BRO) wordt een aantal typen gegevens geregistreerd, de registratieobjecten.

Een catalogus is de gegevensdefinitie van een registratieobject en beschrijft welke gegevens van het object in de BRO zijn opgeslagen. Het document is bedoeld voor alle gebruikers van de BRO en moet duidelijk maken welke gegevens er precies in het systeem zitten. Aan aanleverende partijen moet het vertellen welke gegevens in de basisregistratie ondergrond moeten komen en aan welke eisen die moeten voldoen, en aan afnemende partijen welke gegevens zij in de basisregistratie ondergrond mogen verwachten. Het document is voor een breed publiek bedoeld en de informatie moet naast precies ook begrijpelijk zijn.

1.2 Totstandkoming

Een catalogus is het resultaat van een proces van standaardisatie dat geruime tijd in beslag kan nemen. De standaardisatie is een open proces waarin de belanghebbende partijen actief betrokken worden. Het eindresultaat wordt door de wetgever vastgesteld in een ministeriële regeling.

In bepaalde gevallen is de verscheidenheid aan gegevens van een object zo groot, dat er eerst deelverzamelingen worden gedefinieerd. Het standaardisatieproces wordt dan per deelverzameling doorlopen. De deelverzamelingen worden zo gekozen dat de gegevens die in de bijbehorende catalogus worden beschreven, direct na vaststelling aan de BRO kunnen worden aangeleverd. Wanneer er deelverzamelingen worden onderscheiden, komt de catalogus van het registratieobject dus gefaseerd tot stand. Omdat inzichten in de loop van de tijd kunnen wijzigen kan het aan het eind van het hele proces nodig blijken revisies door te voeren om ongewenste verschillen tussen deelverzamelingen weg te nemen.

1.3 Beheer

Een vastgestelde catalogus (zoals op wetten.nl gepubliceerd) wordt met het daarbij horende deel van het systeem van de basisregistratie ondergrond in gebruik genomen. De eerste formeel vastgestelde catalogus (zoals op wetten.nl gepubliceerd) krijgt het versienummer 1.0. Verwacht mag worden dat er na enige tijd behoefte gaat ontstaan aan gegevens die nog niet in de catalogus zijn opgenomen.

De beheerder hanteert drie typen versies voor een wijziging van een standaard. Bijvoorbeeld: versie 2.1.0 (=X.Y.Z):

In een jaar waarin een X-wijziging plaats vindt zullen er op hetzelfde registratieobject geen y-wijzigingen plaatsvinden. Als er een X- of een Y-wijziging in een jaar aan de orde is, wordt er geen z-wijziging gepland. De versie van de catalogus met inleiding (zoals hier gepubliceerd) volgt voor de normatieve stukken volledig de versie op wetten.nl. Wijzigingen aan niet normatieve teksten in dit document vallen altijd onder Z-wijzigingen en zullen maximaal 2 keer per jaar plaatsvinden.

1.4 Leeswijzer

Hoofdstuk 1 geeft het doel en de doelgroep van een catalogus.

Hoofdstuk 2 behandelt enkele algemene aspecten van het BRO-systeem en begrippen van algemene aard.

Hoofdstuk 3 plaatst het object in de gegevenssystematiek van de basisregistratie ondergrond en vertelt wat de benadering is geweest bij het opstellen van de gegevensdefinitie.

Hoofdstuk 4 vertelt hoe de catalogus is opgebouwd en welke aspecten van de gegevens daarin worden beschreven.

2. Algemene kenmerken en begrippen

2.1 Opzet van de landelijke voorziening

De landelijke voorziening van de basisregistratie ondergrond is een systeem dat een schakel vormt in een informatieketen. Aan het begin van de keten staan bestuursorganen die opdracht geven tot de productie van gegevens, of zelf gegevens produceren. Die bestuursorganen worden bronhouders genoemd. De geproduceerde gegevens worden door een dataleverancier geleverd aan de beheerder van het systeem, de registerbeheerder. De bronhouder is verantwoordelijk voor de levering van gegevens. Hij kan besluiten zelf dataleverancier te zijn of andere partijen een machtiging voor levering te verlenen. De beheerder van de landelijke voorziening van de BRO registreert de aangeleverde gegevens en levert ze voor (her)gebruik door aan allerlei afnemers.

De opzet van het systeem moet begrepen worden vanuit de verantwoordelijkheden die in de keten zijn belegd. De aangeleverde gegevens vallen onder de verantwoordelijkheid van de bronhouder en de registerbeheerder mag die gegevens niet veranderen. De registerbeheerder moet echter wel gegevens toevoegen om het systeem te kunnen beheren en hij kan gegevens toevoegen om de afnemers goed van dienst te kunnen zijn.

Bij wet is geregeld dat de basisregistratie ondergrond zo wordt opgezet dat er onderscheid bestaat tussen de gegevens die aan de registerbeheerder zijn aangeleverd en de gegevens die de registerbeheerder aan de afnemers verstrekt. Het systeem valt uiteen in twee grote deelsystemen, het register brondocumenten ondergrond en de registratie ondergrond (zie figuur 1).

Een geheel van gegevens dat door of onder verantwoordelijkheid van een bronhouder wordt aangeleverd, wordt een brondocument genoemd. De brondocumenten worden in het register brondocumenten ondergrond opgeslagen. De gegevens uit de brondocumenten worden samen met de gegevens die de registerbeheerder toevoegt in de registratie ondergrond vastgelegd. De registratie ondergrond is het deelsysteem dat gebruikt wordt voor uitgifte.

Figuur 1 De twee grote deelsystemen van de landelijke voorziening van de BRO.

Met deze opzet verkrijgt het systeem de nodige flexibiliteit. Zo kan een object in de registratie ondergrond gegevens bevatten die uit meer dan één brondocument afkomstig zijn en bij uitgifte kunnen gegevens van verschillende objecten met elkaar gecombineerd worden. Ook is het mogelijk met het brondocument gegevens op te slaan die alleen voor de bronhouder en de aanleverende partij van belang zijn.

De catalogus dekt alle gegevens die opgenomen zijn in de registratie ondergrond. Verreweg de meeste gegevens komen uit de brondocumenten die de dataleverancier aanlevert en een paar gegevens komen voort uit de overdracht van een brondocument aan de registerbeheerder. Aan de aangeleverde gegevens worden enkele gegevens door de registerbeheerder toegevoegd. Als een gegeven is toegevoegd door de BRO wordt dat in de beschrijving expliciet vermeld.

Alle gegevens in de registratie ondergrond worden uitgegeven, maar niet alle afnemers kunnen alle gegevens geleverd krijgen. De gegevens die niet aan alle afnemers worden uitgeleverd zijn de gegevens die alleen nodig zijn in de communicatie tussen de registerbeheerder enerzijds en de dataleveranciers en bronhouders anderzijds.

2.2 Registratieobject

Het registratieobject is dé eenheid in de data-architectuur van de basisregistratie ondergrond. Voor de registerbeheerder is het de elementaire bouwsteen van het systeem dat hij moet beheren.

Een registratieobject verwijst naar een eenheid van informatie die onder de verantwoordelijkheid van één bronhouder valt en die met een bepaald doel is of wordt gemaakt. Het is in directe of indirecte zin gedefinieerd in de ruimte en dat wil zeggen dat een registratieobject een plaats op het aardoppervlak heeft of dat het gekoppeld is aan een ander type registratieobject met een plaats op het aardoppervlak.

Een registratieobject is niet alleen in de ruimte maar ook in de tijd gedefinieerd. Het leven van een registratieobject begint op het moment dat de gegevens zijn geregistreerd en dat is zo kort mogelijk nadat de gegevens zijn geproduceerd. De levensduur van een registratieobject, en de veranderlijkheid van de gegevens verschilt van object tot object. Een grondwatermonitoringput kan tientallen jaren gebruikt worden voor het meten van grondwaterstanden en in de periode kunnen er nieuwe gegevens ontstaan. Dat betekent dat de gegevens van de put in de registratie ondergrond gedurende zijn hele levensduur bijgewerkt moeten kunnen worden. Aan de andere kant van het spectrum staan de objecten waarvan alle gegevens in een keer worden vastgelegd. Geotechnisch sondeeronderzoek is daar een voorbeeld van. Sondeeronderzoek is eenmalig onderzoek en het resultaat ervan kan al na een of enkele dagen aan de bronhouder worden overhandigd.

2.3 Registratiedomein

Registratieobjecten worden in de basisregistratie ondergrond gegroepeerd in domeinen. Vooralsnog worden zes domeinen onderscheiden:

De domeinen zijn vanuit het oogpunt van beheer van belang voor de ordening van het systeem. Daarnaast zijn zij nuttig in de communicatie met de partijen die bij de realisatie van het systeem betrokken zijn.

2.4 Kwaliteitsregime

In de basisregistratie ondergrond worden niet alleen gegevens geregistreerd die dateren van na de datum waarop de wet van kracht is geworden. Ook oudere gegevens zullen in de basisregistratie ondergrond worden opgenomen. De noodzaak daartoe ligt in de wet verankerd. Die schrijft voor dat de gegevens uit de eerder bestaande systemen DINO en BIS zo veel mogelijk naar de BRO moeten worden overgezet. Verder staat de wet toe dat bronhouders tot vijf jaar na de inwerkingtreding van de wet historische gegevens ter registratie mogen aanbieden.

Historische gegevens kunnen niet altijd voldoen aan de strikte regels die de BRO stelt. Zo kan het voorkomen dat voor gegevens die volgens de strikte regels van de BRO verplicht zijn, geen waarde bekend is. Om de verwerking van de twee categorieën gegevens naast elkaar mogelijk te maken, worden twee kwaliteitsregimes gehanteerd. Voor de aanlevering van gegevens volgens de strikte regels geldt het IMBRO-regime. Bij de aanlevering van historische gegevens wordt geaccepteerd dat een aantal formeel verplichte gegevens geen waarde heeft. Voor deze gegevens wordt het IMBRO/A-regime gehanteerd en dat kent dus minder strikte regels.

De introductie van de twee kwaliteitsregimes geeft de bronhouder gedurende een bepaalde periode een zekere mate van vrijheid. Het kan bijvoorbeeld praktisch blijken het IMBRO/A-regime te hanteren voor gegevens die weliswaar pas na de datum waarop de wet in werking is getreden zijn geproduceerd maar die voortkomen uit opdrachten die al voor die datum zijn gegeven. Ook kan het voorkomen dat historische gegevens wel aan alle strikte voorwaarden voldoen en dan is het wenselijk de gegevens onder IMBRO-regime aan te leveren.

De periode waarin de bronhouders die vrijheid hebben wordt de transitieperiode genoemd. Over de duur van de transitieperiode zijn nog geen afspraken gemaakt. Na afloop van de transitieperiode kan alleen onder het strikte IMBRO-regime worden aangeleverd.

2.5 Formele en materiële geschiedenis

De basisregistratie ondergrond maakt deel uit van een stelsel van basisregistraties. Binnen het stelsel maakt men onderscheid tussen de materiële geschiedenis en de formele geschiedenis van een object.

Het begrip materiële geschiedenis wordt gebruikt om de veranderingen van eigenschappen van een object in de werkelijkheid aan te duiden. De materiële geschiedenis van een object wordt, voor zover relevant, in de registratie ondergrond vastgelegd. Niet alle registratieobjecten hebben een materiële geschiedenis, alleen de objecten met een levensduur, zoals de grondwatermonitoringput.

Het begrip formele geschiedenis wordt gebruikt voor de veranderingen van eigenschappen van een object in de registratie zelf. De meeste van die veranderingen gaan terug op een verandering van eigenschappen in de werkelijkheid, en de formele geschiedenis geeft aan wanneer de veranderingen in het systeem geregistreerd zijn. De formele geschiedenis kent ook gebeurtenissen die niet het gevolg zijn van een verandering in de werkelijke eigenschappen van een object. Die gebeurtenissen hebben betrekking op correcties. Het kan gebeuren dat een bronhouder erachter komt dat er een onjuiste waarde was geregistreerd en dan zorgt hij ervoor dat die verbeterd wordt. De registratie van de verbetering is een formele gebeurtenis.

Alle registratieobjecten hebben een formele geschiedenis en die wordt in de registratie ondergrond globaal vastgelegd in de registratiegeschiedenis van het object. Globaal wil zeggen dat de registratie ondergrond alleen een overzicht van de formele geschiedenis geeft. Voor de details moet het register brondocumenten ondergrond worden geraadpleegd.

Bij correctie wordt het betreffende gegeven in de registratie ondergrond overschreven en is de oude waarde van het gegeven niet meer direct beschikbaar voor de afnemers. Zou een afnemer toch willen weten wat de eerdere foute waarde was, dan moet hij het register brondocumenten ondergrond raadplegen.

2.6 Coördinaten en referentiestelsels

De registratieobjecten van de basisregistratie ondergrond zijn gedefinieerd in de ruimte en dat wil zeggen dat een object zelf een plaats op het aardoppervlak, een locatie, heeft, of dat het gekoppeld is aan een ander type registratieobject met een locatie. Afhankelijk van het type registratieobject, wordt de locatie geregistreerd als een punt, een lijn of een vlak.

De locatie is de horizontale positie van een object. Voor bepaalde objecten is het voldoende dat alleen die horizontale positie wordt vastgelegd, maar voor veel objecten is ook de verticale positie van belang.

Posities worden vastgelegd in coördinaten en die zijn gedefinieerd in een bepaald referentiestelsel.

Er zijn verschillende typen referentiestelsels. Zo spreekt men van horizontale referentiestelsels (2D), verticale referentiestelsels (1D), gecombineerde referentiestelsels (2D, 1D) en werkelijke 3D referentiestelsels. In Nederland worden de horizontale en de verticale component van een positie in een afzonderlijk stelsel uitgedrukt. Het is vandaag de dag mogelijk met gps een positie in een 3D-referentiestelsel vast te leggen, maar de wens over te stappen op het gebruik van 3D is nog door geen van de partijen die betrokken zijn bij de basisregistratie ondergrond naar voren gebracht.

2.6.1 Referentiestelsels voor de horizontale positie

In Nederland zijn traditioneel verschillende referentiestelsels voor de horizontale positie in gebruik. In 2009, bij de eerste voorbereidingen voor de totstandkoming van de basisregistratie ondergrond, is al vastgesteld dat de verscheidenheid aan referentiestelsels de basisregistratie ondergrond voor problemen stelt omdat de registratie dan niet gemakkelijk op een eenduidige manier bevraagd kan worden. In de registratie ondergrond worden namelijk zowel gegevens met een locatie op land als gegevens met een locatie op zee geregistreerd. In de toenmalige praktijk werden op land en op zee verschillende stelsels gebruikt. Op land werd RD gebruikt en op zee waren verschillende stelsels in gebruik, waarvan WGS84 de belangrijkste was.

In 2009 was ook al bekend dat de Europese kaderrichtlijn INSPIRE de lidstaten vraagt de gegevens in Europa in één referentiestelsel uit te gaan wisselen, te weten in ETRS89. Met dat in gedachten, is het besluit genomen het BRO-systeem zo in te richten dat de registratie bevraagd gaat worden in ETRS89.

Het besluit wordt ondersteund door ontwikkelingen in Nederland. Sinds 2013 wordt er door de drie belangrijkste autoriteiten in Nederland op het gebied van referentiestelsels, het Kadaster, de Dienst der Hydrografie en Rijkswaterstaat, gewerkt aan de totstandkoming van nieuwe afspraken. Die afspraken moeten in lijn zijn met Europese afspraken en leiden tot heldere en eenduidige transformatieprocedures tussen referentiestelsels. Concreet betekent dit dat in Nederland op termijn het ETRS89-stelsel als standaard zal worden gehanteerd voor het uitwisselen van geo-informatie.

Het besluit betekent niet dat de gegevens ook in ETRS89 aangeleverd moeten worden. De basisregistratie ondergrond voorziet een periode van transitie waarin de aanleverende partijen zelf bepalen wanneer zij overstappen op ETRS89. Die periode zal naar verwachting jaren duren. Om de transitie te ondersteunen hanteert de basisregistratie ondergrond de volgende spelregels:

  • Gegevens mogen in een beperkt aantal referentiestelsels worden aangeleverd (RD, WGS84 en ETRS89).
    • Voor locaties op land wordt alleen RD of ETRS89 toegestaan.
    • Voor locaties op zee wordt alleen WGS84 of ETRS89 toegestaan.
  • De aangeleverde coördinaten worden in de registratie opgeslagen.
  • De aangeleverde coördinaten worden door de basisregistratie ondergrond getransformeerd naar het ETRS89 referentiestelsel.
  • De getransformeerde coördinaten worden naast de aangeleverde coördinaten opgeslagen.
  • Bij de getransformeerde coördinaten wordt ook een identificatie van de gebruikte transformatiemethode opgeslagen.
  • Als de coördinaten in ETRS89 zijn aangeleverd, dan staat bij aangeleverde en getransformeerde positie dezelfde informatie. Voor de locatie worden de getransformeerde coördinaten en de aangeleverde coördinaten beide aan de afnemers verstrekt.

2.6.2 Referentiestelsels voor de verticale positie

In Nederland zijn voor verticale posities op land en zee verschillende referentiestelsels in gebruik. Op land wordt NAP gebruikt. Op zee is het in de voor de BRO relevante werkvelden gebruikelijk posities uit te drukken t.o.v. het gemiddeld zeeniveau (MSL, Mean Sea Level), maar posities t.o.v. LAT komen ook voor (Lowest Astronomical Tide). Dit laatstgenoemde stelsel wordt in de kaderrichtlijn INSPIRE genoemd als het stelsel van voorkeur voor het uitdrukken van verticale posities op zee. De basisregistratie ondergrond staat daarom op zee het gebruik van LAT naast MSL toe. Aangeleverde verticale posities worden door de BRO niet getransformeerd.

2.7 Gegevens op land en op zee

De basisregistratie ondergrond bevat gegevens over de ondergrond van Nederland en zijn zgn. Exclusieve Economische Zone (EEZ). De EEZ is het gebied op de Noordzee waar Nederland economische rechten heeft. Voor de referentiestelsels die bij aanlevering worden toegestaan, is het van belang te weten of de locatie van een object op zee of op land ligt.

Als scheidingslijn tussen land en zee wordt in de basisregistratie ondergrond de UNCLOS-basislijn gehanteerd. Het beheer van de basislijn valt onder de verantwoordelijkheid van de Dienst der Hydrografie van het ministerie van Defensie. Deze dienst voert die taak uit op basis van het Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties uit 1982, dat in het Engels de United Nations Convention on the Law of the Sea (UNCLOS) heet. De basislijn is opgebouwd uit de nulmeterdieptelijn zoals weergegeven op de zeekaarten en enkele rechte basislijnen die onder meer de monding van de Westerschelde en de wateren tussen de Waddeneilanden afsluiten.

De grens tussen land en zee is veranderlijk. De Dienst der Hydrografie stelt de grens opnieuw vast wanneer daartoe voldoende aanleiding is. De BRO hanteert bij inname de meest recente versie van de UNCLOS-basislijn en controleert daarmee of de juiste referentiestelsels gebruikt worden.

Tussen het moment waarop de locatie van een object wordt bepaald en het moment waarop het gegeven in de basisregistratie ondergrond wordt vastgelegd verloopt enige tijd. In die periode kan de positie van de UNCLOS-basislijn opnieuw zijn vastgesteld, en dan ontstaat er een discrepantie die bij het aanleveren van gegevens tot problemen kan leiden. Wanneer een dergelijk probleem zich voordoet, wordt de dataleverancier gevraagd contact op te nemen met de registratiebeheerder om gezamenlijk tot een oplossing te komen.

Een soortgelijk probleem doet zich voor met betrekking tot de begrenzing van Nederland, met name van het Nederlands territoir. De grenzen van Nederland worden ieder jaar op 1 januari vastgesteld door het Kadaster en vastgelegd in de basisregistratie kadaster. De BRO controleert bij inname of een object in het gebied ligt dat Nederland en zijn Exclusieve Economische Zone omvat, en hanteert daarbij de actuele grenzen. Ook bij problemen die te herleiden zijn tot een verandering in de begrenzing van Nederland, wordt de dataleverancier gevraagd contact op te nemen met de registratiebeheerder om gezamenlijk tot een oplossing te komen.

2.8 Nauwkeurigheid van meetwaarden

Voor zinvol gebruik van gegevens met een gemeten, berekende of anderszins bepaalde waarde is het noodzakelijk dat de nauwkeurigheid van die gegevens bekend is.

Het begrip nauwkeurigheid laat zich in deze context het best omschrijven als de juistheid van een gemeten of berekende waarde. In de meeste processen waarin de waarde van een gegeven wordt bepaald, kan de afwijking van de daadwerkelijke waarde slechts via een kalibratie- of statistisch proces worden verkregen. Het resultaat omvat dan niet alleen een van de mogelijke realisaties van een meetwaarde maar ook informatie over de mogelijke spreiding van de meetwaarden.

De basisregistratie ondergrond gaat ervan uit dat de producenten van gegevens de metingen en berekeningen uitvoeren binnen een stelsel van afspraken dat binnen het desbetreffende werkveld is vastgelegd. Uitgangspunt is dat ook de eisen waaraan de gegevens op het gebied van nauwkeurigheid moeten voldoen in afspraken zijn vastgelegd. Dat kunnen praktische werkafspraken zijn, maar ook afspraken die vertaald zijn naar ISO- en NEN-normen. In de catalogus wordt in beginsel verwezen naar die normen. Waar deze normen niet voorzien in afspraken over de nauwkeurigheid, stelt de basisregistratie ondergrond hieraan specifieke eisen. Deze zijn dan vermeld in de catalogus.

2.9 Authentiek gegeven

In de wet is een aantal gegevens expliciet als authentiek aangeduid. Dit wordt in de catalogus nader uitgewerkt; verreweg de meeste gegevens zijn authentiek.

Met de aanduiding authentiek wordt, zoals geformuleerd in de memorie van toelichting op de wet, tot uitdrukking gebracht dat:

  1. Het gegeven in samenhang met andere gegevens door een groot aantal bestuursorganen in verschillende processen wordt gebruikt en derhalve bestemd is voor informatie-uitwisseling tussen bestuursorganen;
  2. de verantwoordelijkheid voor betrouwbaarheid van het gegeven eenduidig geregeld is;
  3. het gegeven onderworpen is aan intern en extern kwaliteitsonderzoek, en
  4. het gegeven zich leent voor verplicht gebruik door bestuursorganen en eenmalige verstrekking door burgers en bedrijven aan de overheid.

In de praktijk mag een gebruiker van de gegevens ervan uitgaan dat alle gegevens correct zijn. De catalogus moet de gebruiker alle informatie geven die voor een goed begrip daarvan nodig is. Heeft een gebruiker echter gerede twijfel over de juistheid van een authentiek gegeven dan wordt verwacht dat hij de registerbeheerder daarvan op de hoogte brengt. Bestuursorganen zijn, bij gerede twijfel over de juistheid van een authentiek gegeven (of het ontbreken ervan), zelfs verplicht daarvan melding te maken.

Voor alle gegevens is aangegeven of ze authentiek zijn. Ook is voor alle gegevens aangegeven of ze aanwezig moeten zijn en een waarde moeten hebben. Dat laat zien dat er gegevens kunnen zijn die authentiek zijn maar geen waarde hoeven te hebben. Juist omdat er verplichtingen gelden t.a.v. authentieke gegevens, vraagt dit om een korte toelichting. Wanneer een authentiek gegeven geen waarde heeft moet de gebruiker ervan uitgaan dat het gegeven niet is geproduceerd. Dat geval kan zich uiteraard alleen voordoen wanneer er vrijheid van beslissen bestaat bij de bronhouder of de producent. Voor de duidelijkheid, als er wel een waarde is dan moet die ook in de BRO worden opgenomen. Bij gerede twijfel over het ontbreken van een waarde, moet een bestuursorgaan dat melden.

3. Grondwatersamenstellingsonderzoek

3.1 Grondwatermonitoring

Grondwater is een belangrijke bestaansbron. Het grondwater wordt daarom in Nederland in de gaten gehouden en beheerd. Het beheer van het grondwater richt zich op de hoeveelheid bruikbaar grondwater en de kwaliteit ervan. Om dit beheer goed te kunnen uitvoeren, wordt in Nederland de toestand van het grondwater over langere tijd gevolgd. Dat heet grondwatermonitoring. Er wordt daarbij gekeken naar de grondwaterstand (kwantiteit), en naar de samenstelling van het grondwater (kwaliteit). Hiervoor worden grondwaterstandonderzoeken en grondwatersamenstellingsonderzoeken uitgevoerd.

In het domein grondwatermonitoring van de basisregistratie ondergrond staan de grondwatermonitoringnetten centraal die zijn ingesteld om het grondwater in Nederland te kunnen beheren. Het doel waarvoor een monitoringnet is ingesteld, het monitoringdoel, beperkt zich in veel gevallen tot kwantiteit of kwaliteit, maar het komt ook voor dat onderzoek aan zowel de kwantiteit als de kwaliteit wordt gedaan binnen hetzelfde grondwatermonitoringnet.

Grondwatermonitoring houdt in dat de toestand van het grondwater in een bepaald gebied, of eigenlijk in een bepaald deel van de ondergrond, over langere tijd gevolgd wordt. De grootte van het gebied en de diepte van monitoring verschillen per grondwatermonitoringnet. Ook de duur van monitoring wisselt sterk.

In het Besluit basisregistratie ondergrond is omschreven welke vormen van monitoring onder deze basisregistratie vallen. Het belangrijkste criterium is het type organisatie dat verantwoordelijk is voor het beheer van het grondwater: de grondwatermonitoring moet door of in opdracht van een bestuursorgaan, de bronhouder, worden uitgevoerd. Verder is er een beperking aan de tijdschaal gesteld. Wanneer een monitoringnet is ingesteld om de toestand van het grondwater over een periode van ten minste één jaar te volgen, dan valt het altijd onder de basisregistratie ondergrond. Voor monitoringnetten met een kortere duur maakt het bestuursorgaan zelf de afweging of de gegevens in de basisregistratie moeten worden opgenomen. De periode van een jaar is lang genoeg voor het uitfilteren van de effecten van kleinschalige en kortdurende invloeden, zodat de informatie die in de basisregistratie wordt vastgelegd blijvende gebruikswaarde heeft. Aan de ruimtelijke schaal van monitoring zijn voor de basisregistratie ondergrond geen grenzen gesteld anders dan geldt voor de gehele basisregistratie ondergrond namelijk dat het gegevens bevat over de ondergrond van Nederland en zijn Exclusieve Economische Zone (EEZ). De EEZ is het gebied op de Noordzee waar Nederland economische rechten heeft.

In de Regels omtrent de basisregistratie ondergrond en het Besluit basisregistratie ondergrond staat dat de basisregistratie ondergrond vooralsnog geen milieukwaliteitinformatie bevat. Voor het grondwatermonitoringdomein zijn monitoringnetten rondom milieuhygiënische projecten, waarin het met name gaat om het monitoren van de verontreiniging van de bodem en het grondwater, daarmee voorlopig buiten scope geplaatst. Op 18 december 2018 is in de Tweede Kamer een motie (Kamerstuk 34864-19) aangenomen waarin de regering wordt verzocht ‘om informatie over bodemverontreiniging in de basisregistratie ondergrond op te nemen’. Op het moment van publiceren van deze catalogus is nog niet bekend wat de gevolgen van deze motie zullen zijn voor de scope van het registratieobject Grondwatersamenstellingsonderzoek.

De bestuursorganen die langdurig het grondwater (laten) monitoren op grondwatersamenstelling, omdat zij daarin een wettelijke taak hebben zijn RIVM, Rijkswaterstaat, provincies, waterschappen, gemeentes en bestuurlijke samenwerkingsverbanden. Daarnaast zijn er private organisaties die vanuit vergunningsplicht het grondwater langdurig monitoren op grondwatersamenstelling, in opdracht van bevoegd gezag. Dit zijn bijvoorbeeld drinkwaterbedrijven, grondwateronttrekkende industrie, (ondiepe)bodemenergie-exploitanten (bedrijven, ziekenhuizen, overige instellingen) en natuurterreinbeheerorganisaties. Deze organisaties doen periodiek grondwatersamenstellingsonderzoek en hebben daarvoor grondwatermonitoringnetten. Het bestuursorgaan dat optreedt als bevoegd gezag kan het registreren van deze gegevens als voorwaarde opnemen in de beschikking van de betreffende vergunningsaanvragen.

De volledige scopeafbakening is beschreven in het Scopedocument grondwatersamenstellingsonderzoek GAR.

3.2 Domein grondwatermonitoring in de basisregistratie ondergrond

Het domein grondwatermonitoring in de basisregistratie ondergrond omvat de volgende vier registratieobjecten:

In de voorliggende catalogus gaat het over het registratieobject Grondwatersamenstellingsonderzoek.

In de technische landelijke voorziening van de basisregistratie ondergrond worden Engelstalige benamingen gehanteerd voor de registratieobjecten. Omwille van de aansluiting hiermee worden voor de registratieobjecten Engelstalige afkortingen gebruikt. In deze catalogus worden alleen Engelstalige afkortingen en de Nederlandstalige termen gebruiken.

Grondwaterdomein
Figuur 2 De samenhang tussen de vier registratieobjecten binnen het domein grondwatermonitoring.

Een grondwatermonitoringput betreft de putconstructie die gebruikt wordt om standen en/of de samenstelling van het grondwater te meten. Gewoonlijk bestaat een put uit een samenstel van buizen dat aan het oppervlak wordt beschermd tegen invloeden van buitenaf. Via de buizen wordt het grondwater dat zich op een bepaalde diepte bevindt ontsloten. Het deel van de buis waardoor het grondwater binnen kan komen is het filter. Elke buis heeft één filter. Een filter fungeert als meetpunt in de basisregistratie ondergrond.

Informatie over grondwatermonitoringput is beschreven in de Catalogus Grondwatermonitoringput. Naast putten kunnen ook bronnen gebruikt worden in grondwatersamenstellingsmonitoring. Een bron is een locatie waar het grondwater uittreedt aan het maaiveld. Op dit moment voorziet de basisregistratie het registreren van bronnen niet. Voorzien wordt dat de gegevensdefinitie van de grondwatermonitoringput aangepast wordt, zodat het mogelijk wordt om bronnen te registreren.

Binnen het grondwaterdomein in de basisregistratie ondergrond kent alleen de grondwatermonitoringput een fysieke locatie. De drie andere registratieobjecten zijn aan het registratieobject grondwatermonitoringput gekoppeld en hebben daarmee indirect een locatie. Bij grondwaterstandonderzoeken en grondwatersamenstellingsonderzoeken ligt de verwijzing vast naar het filter in de grondwatermonitoringput waarin het onderzoek is uitgevoerd. Daarnaast ligt bij grondwaterstandonderzoeken en grondwatersamenstellingsonderzoeken de verwijzing vast naar één of meerdere grondwatermonitoringnetten ten behoeve waarvan het onderzoek is uitgevoerd.

Een grondwatermonitoringnet is een verzameling locaties waar periodiek onderzoek aan het grondwater op een bepaalde diepte wordt gedaan om de toestand van het grondwater vanuit een perspectief te kunnen bepalen en de eventuele veranderingen erin te kunnen volgen. Het grondwatermonitoringnet faciliteert daardoor de groepering van onderzoeksgegevens door bronhouder op basis van het doel van monitoring. Het registratieobject vergroot daarmee de hergebruikswaarde voor afnemers van de gegevens van de basisregistratie ondergrond. Informatie over grondwatermonitoringnet is beschreven in de Catalogus Grondwatermonitoringnet.

Een grondwatermonitoringnet valt onder de verantwoordelijkheid van één bronhouder en heeft een vastgesteld monitoringdoel. In de praktijk komt het voor dat een grondwatersamenstellingsonderzoek ten behoeve van meer dan één doel wordt uitgevoerd. Een bronhouder kan bijvoorbeeld omwille van de efficiëntie besluiten om één grondwatersamenstellingsonderzoek te laten doen, en de resultaten ervan zowel voor de Kaderrichtlijn Waterverplichtingen als voor een eigen provinciaal monitoringdoel te gebruiken. Omdat er voor afzonderlijke monitoringdoelen verschillende grondwatermonitoringnetten zijn, betekent dit voor de basisregistratie ondergrond dat een grondwatersamenstellingsonderzoek kan toebehoren aan één of meerdere grondwatermonitoringnetten.

Een grondwatersamenstellingsonderzoek kan ook worden uitgevoerd ten behoeve van meerdere doelen van verschillende bestuursorganen. In dat geval is één van deze bestuursorganen de bronhouder van het grondwatersamenstellingsonderzoek. Deze bronhouder levert het grondwatersamenstellingsonderzoek aan de basisregistratie ondergrond aan, inclusief de koppeling aan alle grondwatermonitoringnetten waarvoor het onderzoek is uitgevoerd. De bronhouder is daarmee dus ook verantwoordelijk voor de koppeling van het grondwatersamenstellingsonderzoek aan een grondwatermonitoringnet van een ander bestuursorgaan. Hierover dienen beide partijen onderlinge afspraken te maken.

3.3 Het grondwatersamenstellingsonderzoek

3.3.1 Inleiding

Een grondwatersamenstellingsonderzoek is een monitoringactiviteit gericht op het onderzoeken van de samenstelling van een grondwatermonster uit een bepaald meetpunt in de ondergrond. In plaats van samenstelling van het grondwater wordt ook wel gesproken over kwaliteit van het grondwater. In deze catalogus doelen we met beide op hetzelfde. Een meetpunt wordt gevormd door een filter van een monitoringbuis in een grondwatermonitoringput (zie § 3.2 Domein grondwatermonitoring in de basisregistratie ondergrond). Een grondwatersamenstellingsonderzoek wordt uitgevoerd door of in opdracht van een bronhouder en wordt gedaan in het kader van een of meerdere monitoringdoelen.

Een grondwatersamenstellingsonderzoek wordt uitgevoerd in meerdere delen. Het eerste deel van het onderzoek wordt in het veld verricht. Het tweede deel vindt plaats in het laboratorium. In enkele gevallen vindt er geen laboratoriumonderzoek plaats en bestaat het grondwatersamenstellingsonderzoek uit uitsluitend veldmetingen. Het kan ook voorkomen dat het laboratoriumonderzoek wordt uitgevoerd in meer dan één laboratorium. De resultaten van de verschillende delen van het onderzoek worden, na beoordeling door de bronhouder samen geregistreerd in de basisregistratie ondergrond.

In tegenstelling tot de relatief snel variërende stand van het grondwater (grondwaterstanden veranderen binnen een dag), verandert de samenstelling van het grondwater relatief langzaam. Dit komt doordat grondwater zich langzaam verplaatst door de ondergrond. Grondwatersamenstellingsonderzoeken worden daarom doorgaans maar één keer of hooguit een paar keer per jaar uitgevoerd op een locatie. In de meetpunten in het landelijke monitoringnet en in de meetpunten in de provinciale monitoringnetten wordt er bijvoorbeeld jaarlijks één grondwatersamenstellingsonderzoek uitgevoerd. Als er lokaal reden is om de grondwatersamenstelling beter in de gaten te houden, omdat daar bijvoorbeeld drinkwater onttrokken wordt of er activiteiten plaatsvinden die invloed kunnen hebben op de grondwatersamenstelling, kan er besloten worden om de onderzoeksfrequentie te verhogen.

3.3.2 Het proces

Een grondwatersamenstellingsonderzoek wordt uitgevoerd aan de hand van verschillende protocollen. Zowel bij het veldonderzoekdeel als bij het laboratoriumdeel als bij de beoordeling wordt gewerkt volgens vastgestelde voorschriften, normen en richtlijnen.

Het verloop van het proces is schematisch weergegeven in de onderstaande figuur en daaronder beschreven. De figuur geeft het volledige proces, van vaststellen van de doelstelling tot en met registratie in de basisregistratie ondergrond. De eerste drie stappen van het proces zijn kort beschreven in § 3.1 Grondwatermonitoring en § 3.2 Domein grondwatermonitoring in de basisregistratie ondergrond en uitgebreider in het Scopedocument grondwatersamenstellingsonderzoek GAR. Een handboek voor inname beschrijft het proces dat bij het leveren van gegevens aan de basisregistratie ondergrond wordt doorlopen. In deze catalogus beschrijven we alleen de onderdelen veldonderzoek, labonderzoek en controleren en beoordelen.

grondwater processchema
Figuur 3 Het proces van de monitoring van grondwatersamenstelling: het grondwatersamenstellingsonderzoek.
  1. Veldonderzoek is het proces dat loopt vanaf het oppompen van grondwater tot de aanlevering van de laboratoriummonsters aan het laboratorium. Tijdens het veldonderzoek wordt door gespecialiseerde medewerker, bij een grondwatermonitoringput, in een filter water afgenomen door het op te pompen.
    • Op het opgepompte water worden ter plekke veldanalyses gedaan. Hierbij wordt een klein aantal parameters, ofwel eigenschappen van het grondwatermonster, meteen gemeten. Dit zijn gegevens die op zichzelf al gebruikswaarde hebben en die tevens ondersteunend zijn voor de verdere laboratoriumanalyse en het beoordelen van de resultaten van het grondwatersamenstellingsonderzoek als geheel.
    • Vervolgens worden een of meerdere monsters genomen van het grondwater voor het doen van verdere analyses in het laboratorium. In de praktijk worden er vaak meer en verschillende soorten flessen met grondwater gevuld omdat in het laboratorium verschillende analyses zullen worden uitgevoerd die vragen om specifieke behandeling van het monster. Het water moet bijvoorbeeld al dan niet eerst gefiltreerd worden, de fles moet van glas dan wel kunststof zijn, de fles moet wel of niet volledig gevuld zijn en er moet wel of geen bepaalde conserveringsstof in zitten.
  2. Het laboratoriumonderzoek is het proces dat start bij de overdracht van de laboratoriummonsters door de uitvoerder van het veldonderzoek of een koerier aan het laboratorium of aan meerdere laboratoria. Met behulp van verschillende analyseprocessen wordt de waarde bepaald van de verschillende parameters. Het proces eindigt bij de rapportage van de onderzoeksresultaten aan de bronhouder.
  3. De veld- en laboratoriumanalyseresultaten worden, na ontvangst door de bronhouder, door de bronhouder en/of een adviesbureau gecontroleerd en beoordeeld. De beoordeling leidt tot een kwaliteitsstatus per parameter. Deze kwaliteitsstatus geeft aan wat het eindoordeel van de bronhouder is over de kwaliteit van de gemeten waarde van de parameter. Het protocol dat gebruikt wordt bij het beoordelen bevat richtlijnen voor zowel het uitvoeren van de controles als een onderbouwing van de mogelijke uitkomsten van de kwaliteitsstatus.

3.4 Belangrijkste entiteiten

In deze paragraaf wordt een beschrijvende toelichting geven op de gegevensinhoud. De expliciete definities zijn te vinden in de tabellen van de gegevensdefinitie. Als eerst wordt de hoofdentiteit beschreven, daarna de entiteiten van het veldonderzoek en de entiteiten van het laboratoriumonderzoek. Het resultaat van de beoordeling, de kwaliteitsstatus van de gegevens, is onderdeel van zowel het veldonderzoek als het laboratoriumonderzoek.

3.4.1 Grondwatersamenstellingsonderzoek

Informatie uit de periodieke grondwatersamenstellingsonderzoeken wordt in de basisregistratie ondergrond geregistreerd als het registratieobject Grondwatersamenstellingsonderzoek. Dit registratieobject omvat de, van een beoordelingsresultaat voorziene, definitieve meetwaarden van een op grondwatersamenstelling gericht onderzoek dat aan een grondwatermonster uit een bepaald meetpunt is verricht. Daarbij is een uitgangspunt dat een grondwatersamenstellingsonderzoek één bronhouder heeft, maar wel uitgevoerd kan zijn ten behoeve van meerdere grondwatermonitoringnetten die van één of meerdere bronhouders kunnen zijn. Daarnaast is een uitgangspunt dat alle gegevens van het grondwatersamenstellingsonderzoek tegelijk worden aangeleverd aan de basisregistratie ondergrond. De resultaten van het veldonderzoekdeel en het laboratoriumonderzoekdeel binnen één grondwatersamenstellingsonderzoek worden dus samen aangeleverd.

Een grondwatersamenstellingsonderzoek kan ten behoeve van meer dan één monitoringdoel uitgevoerd worden. Dit betekent dat een onderzoek in het kader van meerdere grondwatermonitoringnetten tegelijk uitgevoerd kan zijn. In het registratieobject Grondwatermonitoringnet worden het doel van de monitoring (monitoringdoel) geregistreerd en het wettelijk kader waar dit doel uit volgt (kader aanlevering). In het registratieobject grondwatersamenstellingsonderzoek wordt het monitoringdoel en het wettelijk kader waar dit doel uit volgt niet geregistreerd. Met de verwijzing van het grondwatersamenstellingsonderzoek naar één of meer grondwatermonitoringnetten (zie § 3.2 Domein grondwatermonitoring in de basisregistratie ondergrond) is het doel en het wettelijk kader van het grondwatersamenstellingsonderzoek indirect geregistreerd. De verwijzing naar het grondwatermonitoringnet wordt gemaakt op basis van het BRO-ID van het grondwatermonitoringnet.

Bij een grondwatersamenstellingsonderzoek ligt de verwijzing vast naar de monitoringbuis van de grondwatermonitoringput waarin het onderzoek is uitgevoerd (zie § 3.2 Domein grondwatermonitoring in de basisregistratie ondergrond). De verwijzing wordt gemaakt op basis van het BRO-ID van de grondwatermonitoringput in combinatie met het buisnummer van de buis waarin de bemonstering heeft plaatsgehad. Met deze buisverwijzing is, via de filterdiepte, ook de diepte geregistreerd waarop de grondwatermonsters zijn genomen.

De veld- en laboratoriumanalyseresultaten van een grondwatersamenstellingsonderzoek worden door de bronhouder en/of een derde partij in opdracht van een bronhouder gecontroleerd en beoordeeld. Bij het beoordelen van gegevens wordt gekeken naar de resultaten van het grondwatersamenstellingsonderzoek als geheel. Bijvoorbeeld wordt de consistentie beoordeeld tussen de chemische veld- en laboratoriumresultaten met behulp van verschillende chemische relaties. Daarnaast worden meetresultaten beoordeeld binnen de tijdreeks, indien aanwezig, van het betreffende filter. De beoordeling vindt plaats aan de hand van een beoordelingsprocedure. Dit is een protocol of werkvoorschrift dat is toegepast bij het beoordelen van de kwaliteit van de meetwaarden die in het veld en/of in het laboratorium gemeten zijn. De procedure beschrijft hoe de beoordeling wordt gedaan en op welke manier de beoordeling leidt tot het eindoordeel over de kwaliteit van een individuele meting.

Elk grondwatersamenstellingsonderzoek wordt uitgevoerd volgens afspraak tussen opdrachtgever (de bronhouder die in de basisregistratie ondergrond voor elk registratieobject wordt geregistreerd) en opdrachtnemer(s). Bij elk grondwatersamenstellingsonderzoek wordt een hoeveelheid parameters, ofwel eigenschappen van het grondwatermonster, gemeten. Het resultaat van deze metingen wordt geregistreerd in de basisregistratie ondergrond.

3.4.2 Identificatie van parameters

Zowel in het veldonderzoek als in het laboratoriumonderzoek worden parameters, eigenschappen, van het grondwater bepaald. Bij de registratie van de meetresultaten van het veldonderzoek en het laboratoriumonderzoek wordt gebruik gemaakt van de Parameterlijst (zie § 6.1 Parameterlijst voor de inhoud van de lijst). Elke parameter in deze lijst wordt geïdentificeerd door het ID van de parameter. Het ID wordt gebruikt om de parameter aan te duiden, dit is een persistent, identificerend volgnummer binnen de referentielijst zoals dat uitgegeven wordt door het SIKB. Het ID van een parameter zal in de loop der tijd dus niet veranderen. Voor nieuwe stoffen kan een nieuw ID met een nieuwe Aquocode aangevraagd worden.

In de Parameterlijst is voor elke parameter naast het ID ook vastgelegd: de Aquocode, het CASnummer (indien van toepassing), een omschrijving, de eenheid en de hoedanigheid waarin de parameter wordt geregistreerd.

De Aquocode is een codering voor een stof die afgeleid is van de naam van de stof. De Aquocode maakt onderdeel uit van de Aquo-standaard. Dit is een open standaard en uniforme taal voor de uitwisseling van gegevens binnen de watersector.

Het CASnummer is het Chemical Abstracts Service nummer van de laboratoriumparameter. Dit is een internationaal gebruikte, unieke, numerieke code voor chemische elementen, componenten en polymeren. Er zijn alleen CASnummers voor chemische verbindingen, niet voor parameters die de toestand van het grondwater beschrijven zoals zuurgraad, troebelheid, elektrisch geleidingsvermogen of temperatuur. Ook zijn er geen CASnummers voor som-parameters zoals stikstof-totaal of de som van trichloorfenol-isomeren.

De Aquocode, het CASnummer (indien van toepassing) en de omschrijving vormen de toelichting op de parameter, deze gegevens zorgen ervoor dat alle gebruikers er zeker van zijn om welke eigenschap of stof het gaat.

Om verschillende grondwatersamenstellingsonderzoeken met elkaar te kunnen vergelijken is de eenheid door de basisregistratie ondergrond voorgeschreven. Alleen een veelvoud of een deel van de voorgeschreven eenheid kan voorkomen. Wanneer bijvoorbeeld µg/l in de parameterlijst staat is mg/l ook toegestaan als dit beter aansluit bij de hoogte van de gemeten waarde. De prefix, het voorvoegsel van de eenheid mag dus worden aangepast ten opzichte van wat is gedefinieerd in de parameterlijst.

Naast de eenheid is ook de hoedanigheid voorgeschreven. De hoedanigheid is de vorm waarin de eenheid behorend bij een meetwaarde wordt uitgedrukt of de fractie van de parameter waarop de meetwaarde betrekking heeft. De verschillende waarden van de hoedanigheid kenmerken zich door de volgende criteria:

  • De waarde betreft een equivalent: een aanduiding voor het equivalent waarin de meetwaarde wordt uitgedrukt, als ware het een andere vergelijkbare parameter (‘vorm’ uit de definitie). In dat geval begint de waarde met de uitdrukking ‘uitgedrukt in’. De hoedanigheid ‘uitgedrukt in stikstof’ bij de parameter nitraat is hiervan een goed voorbeeld.
  • De waarde betreft een referentie: een referentie(-kader), de waarde is uitgedrukt ten opzichte van een bepaalde referentiehoogte, referentietemperatuur, referentiegewicht, etcetera. Voorbeelden hiervan zijn ‘ten opzichte van Vienna-Standard Mean Ocean Water’ en ‘ten opzichte van 25 graden Celsius’.
  • De waarde betreft een fractie: een aanduiding van een bepaald gestandaardiseerd deel / fractie van de parameter. Analyses (volgens voorschrift) van parameterfracties worden bijvoorbeeld toegepast indien het analyseresultaat over de fractie de kwaliteit van het monster beter weergeeft of als de normering op de fractie gebaseerd is. Voorbeeld van parameterfracties is ‘opgeloste fractie (bijv. na filtratie)’.

De hoedanigheid bevat géén waarden die een nadere aanduiding zijn van methodes, technieken voor behandeling, ontsluiting of analyse van monsters.

De parameterlijst is gebaseerd op de Aquo parameterlijst Grondwaterkwaliteit van het IHW, aangevuld met parameters van de Aquo parameterlijst Bodemkwaliteit – compartiment Grondwater van het SIKB en verder aangevuld met door stakeholders kenbaar gemaakte parameters waar grondwater op bemonsterd wordt.

3.4.3 Veldonderzoek en monstername

Tijdens het veldonderzoek wordt in het veld een aantal waarnemingen gedaan en een aantal metingen uitgevoerd die belangrijk zijn om in het veld uit te voeren en het resultaat ervan te registreren. Tevens worden monsters genomen voor analyse in het laboratorium. De uitvoerder veldonderzoek is de partij die voor de bronhouder verantwoordelijk is voor het uitvoeren van het veldonderzoek.

Het veldonderzoek gebeurt op een bepaald tijdstip, op een bepaalde datum, het tijdstip veldonderzoek. Dit is het tijdstip van monstername. Bij historische gegevens kan het voorkomen dat het tijdstip van monstername niet bekend is, dat alleen de datum van het veldonderzoek bekend is. In deze gevallen kan een fictief tijdstip, 12:00:00, gekozen worden. Bij het veldonderzoek wordt een bepaalde bemonsteringsprocedure gebruikt. Hierin zijn de eisen en de voorgeschreven werkwijze ten aanzien van bemonstering vastgelegd.

Gegevens over het Bemonsteringsapparaat zijn relevant voor de beoordeling van de kwaliteit van het monster. Het pomptype is kenmerkend voor het bemonsteringsapparaat en wordt daarom vastgelegd in de basisregistratie ondergrond.

Een aantal van de metingen die in het veld worden gedaan, wordt in de basisregistratie ondergrond geregistreerd bij Veldmeting. Deze gegevens hebben hergebruikswaarde: ze geven een algemene indruk over het bemonsterde grondwater, de meetwaarden worden gebruikt in bepaalde controles, of de bepaling in het veld levert een betrouwbaarder resultaat op dan een bepaling in het laboratorium. Voor het meten van parameters in het veld zijn meerdere redenen:

  • Na de monstername kan de samenstelling van het monster veranderen:
    Het gehalte waterstofcarbonaat wordt bijvoorbeeld in het veld gemeten omdat het waterstofcarbonaatgehalte zeer gevoelig is voor invloeden van buitenaf. Het gehalte kan veranderen door bijvoorbeeld ontgassing, door temperatuurverandering, pH-verandering, onder invloed van zuurstof en door het optreden van microbiële activiteit.
  • Parameters zijn ondersteunend voor verdere analyse:
    Het elektrisch geleidingsvermogen en de zuurgraad worden gebruikt voor controles: als de in het laboratorium gemeten waarde afwijkt van de in het veld gemeten waarde dan kan dit duiden op onregelmatigheden in het veld, aan apparatuur, of tijdens transport, opslag of analyses.
  • Parameters zeggen wat over de omstandigheden van de meting:
    Bijvoorbeeld omdat deze waarden aangeven of het filter lang genoeg is afgepompt om een laboratoriummonster te gaan nemen. Zuurstofgehalte, elektrisch geleidingsvermogen, zuurgraad en temperatuur worden, terwijl het filter wordt afgepompt, herhaaldelijk gemeten. Nadat het filter voldoende is schoon gepompt en deze waarden constant zijn geworden, worden de laboratoriummonsters genomen. De laatst gemeten, constante waarden van het zuurstofgehalte, elektrisch geleidingsvermogen, zuurgraad en temperatuur worden geregistreerd in de basisregistratie ondergrond.

Het resultaat van de metingen in het veld wordt geregistreerd bij Veldmeting. Zoals in § 3.4.2 Identificatie van parameters toegelicht wordt elke parameter geïdentificeerd door het ID van de parameter. De gemeten waarde van een veldmeting wordt geregistreerd in de basisregistratie ondergrond bij veldmeetwaarde. De veldmeetwaarde heeft het formaat Meetwaarde. Bij de meetwaarde hoort een meeteenheid. De meeteenheid is afhankelijk van de parameter. De aan te leveren meeteenheid is vastgelegd in de Parameterlijst waarbij de prefix, het voorvoegsel van de eenheid aangepast mag worden (zie § 3.4.2 Identificatie van parameters).

Gewoonlijk wordt bij Meetwaarde de opbouw van het getal voorgeschreven: het aantal cijfers voor en achter het decimaal scheidingsteken ligt vast. Samen met de meeteenheid geeft de opbouw de nauwkeurigheid van de meetwaarde weer. Bij de veldmeetwaarde en de analysemeetwaarde (de in het laboratorium gemeten waarde) kan er geen vaste opbouw worden gegeven omdat het waarden van verschillende parameters kan betreffen die elk een andere opbouw en eventueel een andere meeteenheid hebben. Dit betekent dat bij de resultaten van het veldonderzoek en het laboratoriumonderzoek de nauwkeurigheid (het aantal significante cijfers) niet gedefinieerd wordt door de basisregistratie ondergrond. Bij aanlevering aan de basisregistratie ondergrond vindt geen controle plaats op de opbouw. De bronhouder heeft de verantwoordelijkheid het getal in de juiste nauwkeurigheid aan te leveren. Dat wil zeggen met het juiste aantal significante cijfers, het aantal cijfers dat betekenis heeft voor de nauwkeurigheid van de meting. De bronhouder kan hierbij gebruik maken van de mogelijkheid de prefix van de eenheid aan te passen aan de hoogte van de gemeten waarde.

Bij elke individuele meting van een parameter in het grondwatersamenstellingsonderzoek geeft de bronhouder (of een derde partij in opdracht van een bronhouder) een eindoordeel over de kwaliteit van de meting. Dit eindoordeel wordt gevormd aan de hand van een, voor het hele grondwatersamenstellingsonderzoek gebruikte beoordelingsprocedure. Het eindoordeel wordt geregistreerd in de status kwaliteitscontrole. Het is een oordeel over de kwaliteit van de meting van de parameter, geen oordeel over het grondwatermonster als geheel.

Het resultaat van de waarnemingen in het veld wordt geregistreerd bij Veldwaarneming. Hier worden verschillende waarnemingen vastgelegd die belangrijk kunnen zijn voor hergebruik. De kleur van het grondwater wordt gedefinieerd in drie attributen te weten de hoofdkleur, de bijkleur en de kleursterkte. De uitbreidbare waardelijsten die gebruikt worden om de kleur van het grondwater vast te leggen, Kleur en Kleursterkte, zijn extern. De inhoud is uit de Aquo-standaard overgenomen, uit de gelijknamige Aquo domeintabellen.

Naast de kleur wordt aan de hand van de onderstaande attributen vastgelegd of er bepaalde bijzonderheden zijn geconstateerd die relevant zijn voor het beoordelen of hergebruiken van de resultaten van het onderzoek. Deze attributen worden met ja of met nee gevuld indien dit bekend is. Het attribuut ontbreekt als niet bekend is of het ja of nee is.

  • De aanduiding die aangeeft of de temperatuur van het monster tijdens het transport is afgeweken van de eisen die in de gebruikte bemonsteringsprocedure worden gesteld: afwijkend gekoeld.
  • De aanduiding die aangeeft of de gebruikte meetapparatuur een te grote, oplopende afwijking had: afwijking in meetapparatuur.
  • De aanduiding die aangeeft of er mogelijk contaminatie door vluchtige verbindingen opgetreden is door een aanwezige verbrandingsmotor: contaminatie door verbrandingsmotor.
  • De aanduiding die aangeeft of tijdens de monstername een type inline-filter gebruikt is dat afwijkt van de eisen die in de gebruikte bemonsteringsnorm worden gesteld: inline filter afwijkend.
  • De aanduiding die aangeeft of het filter tijdens de bemonstering drooggevallen is doordat de pijlbuis slecht liep. Er is geen lucht in het monster terechtgekomen: filter belucht.
  • De aanduiding die aangeeft of de grondwaterstand tijdens en na het voorpompen met meer dan 50 centimeter verlaagd is: grondwaterstand teveel gedaald.
  • De aanduiding die aangeeft of het monster belucht is doordat de peilbuis tijdens de bemonstering slecht liep: monster belucht.
  • De aanduiding die aangeeft of de slang die bij het oppompen is van het grondwater is gebruikt is hergebruikt: slang hergebruikt.
  • De aanduiding die aangeeft of de temperatuur van het grondwater tijdens de bemonstering moeilijk te bepalen was door zeer warm weer in combinatie met een slechtlopende peilbuis: temperatuur moeilijk te bepalen.

3.4.4 Laboratoriumonderzoek

Een laboratoriumonderzoek van een grondwatersamenstellingsonderzoek wordt door een of meerdere laboratoria verricht. Alle laboratoria die onderzoeken uitvoeren die binnen de scope van de basisregistratie ondergrond vallen, zijn geaccrediteerd door de Raad voor Accreditatie. Vereist voor de accreditatie is onder andere het volgen van (inter)nationale standaarden (NEN- en/of ISO-normen). Laboratoria werken volgens strikte interne kwaliteitssystemen vastgelegd in handboeken, conform de richtlijnen van de Raad voor Accreditatie. Geaccrediteerde laboratoria zijn daarnaast verplicht om deel te nemen aan ringonderzoeken: onderzoeken waarbij de testresultaten van verschillende laboratoria worden vergeleken. De accreditatie legt op parameter(groep)niveau vast welke bepalingstechnieken en bijbehorende procedures gehanteerd worden door het geaccrediteerde laboratorium. Laboratoria zijn vaak niet voor alle parameters of parametergroepen geaccrediteerd. Met name parameters die zij niet regelmatig meten kunnen accreditaties missen. Wanneer de bronhouder ervoor kiest om alle parameters volgens een geaccrediteerde procedure te laten meten, kan het in enkele gevallen voorkomen dat het laboratoriumonderzoek door meer dan één laboratorium uitgevoerd wordt. Op de website van de Raad van Accreditatie (www.rva.nl) is per laboratorium informatie te vinden over hun huidige accreditatie.

Het laboratoriumonderzoek omvat de resultaten van het onderzoek van één of meer deelmonsters, waarbij doorgaans veel verschillende parameters worden bepaald. Elk laboratoriumonderzoek wordt onder de verantwoordelijkheid van één laboratorium, de uitvoerder laboratoriumonderzoek, uitgevoerd.

In het laboratorium worden een of meer analyseprocessen uitgevoerd. Een analyseproces bevat de kenmerken van de in het laboratorium uitgevoerde activiteiten ten behoeve van de bepaling van de waarde van parameters in het grondwatermonster. Van het analyseproces worden de analysedatum, de bepalingstechniek en de bepalingsprocedure geregistreerd in de Basisregistratie Ondergrond.

De datum waarop een bepalingstechniek wordt uitgevoerd, wordt geregistreerd met de analysedatum. Wanneer de bepalingstechniek zich uitstrekt over meer dagen, wordt de datum geregistreerd waarop de bepalingstechniek is afgerond.

Een parameter kan vaak met verschillende bepalingstechnieken gemeten worden. De bepalingstechniek is van invloed op de gemeten waarde en de nauwkeurigheid van de gemeten waarde. Met één bepalingstechniek worden meestal meerdere parameters gemeten. Verschillende laboratoria kunnen voor dezelfde bepalingstechniek een verschillende norm of voorschrift hanteren. Daarom wordt de door het laboratorium gebruikte norm of het voorschrift geregistreerd, de bepalingsprocedure. In sommige gevallen wordt een procedure gebruikt die niet is gecertificeerd of geaccrediteerd. Dit doet zich bijvoorbeeld voor bij de analyse van stoffen waarop recentelijk voor het eerst analyses plaatsvinden. In deze gevallen wordt een eigen methode gebruikt. Dit wordt als niet genormaliseerde automatische waardebepaling aangeduid.

De uitbreidbare waardelijsten Waardebepalingstechniek en Waardebepalingsprocedure zijn extern. De inhoud is uit de Aquo-standaard overgenomen, uit de Aquo-domeintabellen Waardebepalingstechniek respectievelijk Waardebepalingsmethode.

Het analyseproces leidt tot meetresultaten van een of meer parameters. Deze worden geregistreerd in Analyse. Middels het ID wordt de parameter geïdentificeerd (zie § 3.4.2 Identificatie van parameters).

Het gemeten gehalte van de parameter wordt geregistreerd in het attribuut analysemeetwaarde. In sommige gevallen wordt in het attribuut analysemeetwaarde niet de gemeten waarde geregistreerd maar de rapportagegrens: De door het uitvoerende laboratorium met de opdrachtgever afgesproken grensconcentratie waarboven het gemeten gehalte of de waargenomen waarde van de parameter in een monster wordt gerapporteerd aan de opdrachtgever. Een gemeten waarde kan ook hoger zijn dan de hoogste grenswaarde die nog wordt gerapporteerd aan de opdrachtgever. In dit geval zal het laboratorium het monster verdunnen. Het kan voorkomen dat dit niet meer mogelijk is. In dat geval wordt in het attribuut analysemeetwaarde niet de gemeten waarde geregistreerd maar de hoogste nog gerapporteerde grenswaarde.

Wanneer het attribuut analysemeetwaarde een grenswaarde bevat is er een limietsymbool aanwezig. Het limietsymbool geeft aan dat het, in het grondwater aanwezige gehalte kleiner of groter is dan de grensconcentratie die geregistreerd is bij analysemeetwaarde.

De rapportagegrens is de door het uitvoerende laboratorium met de opdrachtgever afgesproken, kleinste waarde van een concentratie van een component die door een laboratorium standaard wordt gerapporteerd aan de opdrachtgever. In sommige gevallen hebben de opdrachtnemer en de opdrachtgever de afspraak gemaakt dat de rapportagegrens gelijk is aan de detectiegrens, ofwel aantoonbaarheidsgrens. Dit is de grens waarboven kan worden vastgesteld of de parameter wel of niet aanwezig is. In andere gevallen is de detectiegrens lager dan de rapportagegrens. De rapportagegrens is voor hergebruik een belangrijk gegeven en wordt geregistreerd indien hij bekend is bij de bronhouder. Deze grens is mede afhankelijk van de bepalingstechniek en de eventuele bewerking van het grondwatermonster.

Wanneer het gemeten gehalte lager is dan de rapportagegrens, mag de bronhouder de rapportagegrens in het attribuut analysemeetwaarde registreren. In dit geval wordt eveneens het limietsymbool geregistreerd. De bronhouder mag bij een, door een laboratorium toch gerapporteerd gemeten gehalte dat lager is dan de rapportagegrens, besluiten of hij deze gemeten waarde registreert bij het attribuut analysemeetwaarde in de basisregistratie ondergrond of niet. Is bijvoorbeeld de rapportagegrens 1,0 mg/l en het laboratorium rapporteert 0,95 mg/l, dan mag de bronhouder kiezen. Hij kan 0,95 mg/l opnemen of hij kan 1,0 mg/l opnemen in het veld analysemeetwaarde. Neemt de bronhouder 1,0 mg/l op, dan wordt ook het attribuut limietsymbool gevuld met: <.

Andere soorten grenzen, zoals de detectiegrens: de grens waarboven kan worden vastgesteld of de parameter wel of niet aanwezig is, of de bepaalbaarheidsgrens, die iets zegt over wanneer het gehalte van een parameter betrouwbaar kan worden vastgesteld, worden niet geregistreerd in de basisregistratie ondergrond.

De analysemeetwaarde en de rapportagegrens hebben het formaat Meetwaarde. Gewoonlijk wordt bij Meetwaarde de opbouw van het getal voorgeschreven: het aantal cijfers voor en achter het decimaal scheidingsteken ligt vast. Net als bij de veldmeetwaarde kan er bij de analysemeetwaarde en de rapportagegrens van de in het laboratorium gemeten parameters geen vaste opbouw worden gegeven. Net als bij de resultaten van de veldmetingen heeft de bronhouder de verantwoordelijkheid het getal in de juiste nauwkeurigheid (het aantal significante cijfers) aan te leveren. In de door laboratoria gebruikte bepalingsprocedure is vaak vastgelegd hoe er afgerond moet worden. De bronhouder kan hierbij gebruik maken van de mogelijkheid de prefix van de eenheid aan te passen aan de hoogte van de gemeten waarde.

Net als bij Veldmeting, wordt bij Analyse bij elke individuele meting door de bronhouder (of een derde partij in opdracht van een bronhouder) een eindoordeel over de kwaliteit van de meting aangegeven. Dit eindoordeel wordt gevormd aan de hand van een, voor het hele grondwatersamenstellingsonderzoek gebruikte beoordelingsprocedure. Het eindoordeel wordt geregistreerd in de status kwaliteitscontrole.

3.5 Samenhang en consistentie tussen verschillende registratieobjecten in het Grondwaterdomein

De verschillende registratieobjecten in het grondwaterdomein en hun gegevens hebben samenhang. Zie de beschrijving hiervan in § 3.2 Domein grondwatermonitoring in de basisregistratie ondergrond. Op basis van de samenhang wordt er consistentie verwacht tussen de gegevens in verschillende registratieobjecten in het grondwaterdomein. Het is de verantwoordelijkheid van de bronhouder om deze consistentie te waarborgen. De basisregistratie ondergrond dwingt dit grotendeels niet af.

De basisregistratie ondergrond dwingt alleen af dat gegevens in andere registratieobjecten waarnaar verwezen wordt, ook daadwerkelijk geregistreerd zijn. Dit geldt voor de volgende verwijzingen (zie ook het plaatje in § 3.2 Domein grondwatermonitoring in de basisregistratie ondergrond):

Daarnaast wordt op de volgende punten consistentie verwacht:

Ook met betrekking tot kwaliteitsregime geldt een specifieke samenhang tussen gegevens van verschillende registratieobjecten.

3.6 INSPIRE

Het doel van de Europese kaderrichtlijn INSPIRE is het harmoniseren en openbaar maken van ruimtelijke gegevens van overheidsorganisaties ten behoeve van het milieubeleid. Het registratieobject Grondwatersamenstellingsonderzoek valt onder het INSPIRE-thema Environmental Monitoring Facilities, en om die reden moeten de gegevens in het registratieobject geschikt gemaakt worden voor uitwisseling volgens de INSPIRE-standaard. Dit wordt voor dit registratieobject geïmplementeerd middels een mapping van het gegevensmodel van het registratieobject Grondwatersamenstellingsonderzoek op het gegevensmodel van het INSPIRE-thema. De inhoud van deze mapping is geen onderdeel van deze catalogus.

4. De inhoud van de catalogus

De gegevensdefinitie

De gegevensdefinitie vormt het hart van de catalogus en geeft een beschrijving van alle gegevens van het registratieobject. Eerst wordt de definitie van het registratieobject gegeven inclusief de plaatjes van het zgn. domeinmodel, en vervolgens de definities van de entiteiten waaruit het object is opgebouwd met de eigenschappen van die entiteiten, de attributen. De entiteiten worden op volgorde van de nummers in het domeinmodel behandeld. De volgende aspecten van de gegevens worden vastgelegd:

De gegevensdefinitie dekt de beide kwaliteitsregimes die worden onderscheiden, IMBRO en IMBRO/A. Het kwaliteitsregime IMBRO is leidend en bij het opstellen van de gegevensdefinitie is geprobeerd de verschillen tussen de twee regimes zo klein te houden. Het streven is een object altijd in termen van dezelfde gegevens te beschrijven en voor IMBRO/A alleen aanvullende regels te formuleren en extra waarden toe te staan. Bij uitzondering kan het echter nodig zijn gebleken voor IMBRO/A aparte entiteiten, attributen of domeinen te definiëren.

Noot

4.1 Domeinen

Een domein beschrijft welke waarden een attribuut mag hebben. Domeinen zijn van een bepaald type en de typen die in de catalogus worden gebruikt worden hieronder toegelicht. Sommige domeinen zijn samengesteld en die worden als laatste besproken.

4.1.1 Aantal

Het domein Aantal wordt gebruikt voor een telbare hoeveelheid. Het is een natuurlijk getal met een bepaalde maximale lengte.
Het domein wordt volledig gespecificeerd door met de aanduiding aantal ook de maximale lengte mee te (Aantal N). Gewoonlijk wordt de waardeverzameling verder ingeperkt door een bereik te specificeren. In het domeinmodel wordt volstaan met de algemene aanduiding Aantal.

4.1.2 Code

Een code is een opeenvolging van cijfers, van letters of van cijfers en letters met een bepaalde opbouw en met een specifieke betekenis. Een code heeft gewoonlijk een betekenis die ook buiten de basisregistratie ondergrond geldt. Een code wordt uitgegeven door een verantwoordelijke instantie. Om de opbouw van een code weer te geven wordt gebruik gemaakt van de letters C en N. De letter C staat voor character (Eng.) en duidt een letter aan, de letter N staat voor number (Eng.) en duidt een cijfer aan. Een code heeft een bepaalde naam.
Het domein wordt volledig gespecificeerd door met de naam van de code ook de opbouw mee te geven. Uit de definitie van het attribuut zelf moet blijken wat de specifieke betekenis is van de code. In het domeinmodel wordt het domein aangeduid met zijn naam.

4.1.3 Tijdstip

Voor gegevens die over tijdstippen gaan worden twee domeinen gebruikt. Een voor een tijdstip tot op de seconde nauwkeurig (DatumTijd) en een voor een tijdstip tot op de dag nauwkeurig (Datum).

In ieder domein gaat het om de datum gemeten volgens de Gregoriaanse kalender. Bij het domein DatumTijd wordt de tijd gemeten volgens UTC en moet de tijdzone worden meegegeven. UTC is de mondiaal geaccepteerde standaardtijd en de opvolger van GMT (Greenwich Mean Time); de drie letters staan voor Coordinated Universal Time. Door de tijdzone mee te geven kan lokale tijd worden omgezet naar UTC.

De opbouw van de twee domeinen volgt dezelfde conventies, conform ISO 8601. Het eerste element in de opbouw staat voor het jaar, dan volgt de maand, enz., en het laatste element staat voor de tijdzone. Om de verschillende elementen aan te geven worden letters gebruikt: jaar (J), maand (M), dag (D), uur (U), minuut (M)en seconde (S), gevolgd door de tijdzone. Het aantal letters geeft de lengte aan.

Voor de meest uitgebreide variant van de opbouw, die van DatumTijd, wordt dit JJJJ-MM-DDTUU:MM:SS+UU:MM. De T is het teken dat de datum en het tijdstip op die datum scheidt. De + is het scheidingteken tussen het tijdstip en de tijdzone. Zoals uit de opbouw blijkt wordt de tijdzone in uren en minuten gegeven. De meeste tijdzones zijn overigens uitgedrukt in gehele uren (UU:00). In Nederland geldt Centraal Europese Tijd (UTC+1:00) of Centraal Europese Zomertijd (UTC+2.00).

4.1.3.1 Datum

Het domein Datum wordt gebruikt om een datum volgens de Gregoriaanse kalender tot op de dag nauwkeurig aan te geven. De opbouw is JJJJ-MM-DD.
Bij het domein Datum is het voldoende de naam te geven, omdat de opbouw altijd hetzelfde is. Gewoonlijk wordt de waardeverzameling verder ingeperkt door een bereik te specificeren.

4.1.3.2 DatumTijd

Het domein DatumTijd wordt gebruikt om een tijdstip volgens de Gregoriaanse kalender tot op de seconde nauwkeurig aan te geven. De opbouw is JJJJ-MM-DDTUU:MM:SS+UU:MM.
Bij het domein DatumTijd is het voldoende de naam te geven, omdat de opbouw altijd hetzelfde is. Gewoonlijk wordt de waardeverzameling verder ingeperkt door een bereik te specificeren.

4.1.3.3 OnvolledigeDatum

Voor gegevens die onder het kwaliteitsregime IMBRO/A aangeleverd worden, geldt een derde domein met vier keuzemogelijkheden.

  • De datum tot op de dag nauwkeurig, met als opbouw JJJJ-MM-DD
  • De datum tot op de maand nauwkeurig, met als opbouw JJJJ-MM
  • De datum tot op het jaar nauwkeurig, met als opbouw JJJJ
  • Geen datum bekend, met als vaste waarde onbekend.

De keuze die gemaakt wordt is gebaseerd op de beschikbaarheid van gegevens. De gebruiker moet ervan uit gaan dat de informatie zo nauwkeurig mogelijk is opgenomen. Bij het domein OnvolledigeDatum is het voldoende de naam te geven, omdat de vier keuzen en de opbouw altijd hetzelfde zijn.

4.1.4 Meetwaarde

Het domein Meetwaarde is van het type getal en wordt in de basisregistratie ondergrond gebruikt voor gegevens die gemeten of berekend zijn. Bij het getal hoort een eenheid. De basisregistratie ondergrond gebruikt voor de eenheden de codes uit het UCUM (Unified Code for Units of Measure)-systeem. In bijzondere gevallen is de eenheid dimensieloos.

Het getal is altijd een rationaal getal, een getal met een decimaal scheidingsteken. Door het scheidingteken krijgt het een opbouw. Het aantal cijfers voor het scheidingsteken is variabel maar begrensd. Het aantal cijfers achter het scheidingsteken ligt vast.

Gewoonlijk wordt niet alleen de opbouw van het getal benoemd, maar wordt de waardeverzameling verder ingeperkt door een bereik te specificeren. Het bereik geeft de minimale en de maximale waarde aan die een attribuut kan hebben.

Wanneer een attribuut het domein Meetwaarde heeft wordt de opbouw, de eenheid en indien van toepassing het bereik gegeven. De opbouw wordt aangeduid als N.N. N staat voor het maximum aantal cijfers voor, resp. het aantal cijfers achter het scheidingsteken.

Inname van meetwaarden

In de praktijk is het moeilijk een meetwaarde zonder verandering van het ene systeem aan het andere door te geven. De basisregistratie ondergrond hanteert de definities binnen het systeem en bij uitgifte strikt om te borgen dat een meetwaarde zonder verandering kan worden doorgegeven.

Bij het vastleggen van eigenschappen is het niet altijd nodig getallen zo strikt te definiëren als de basisregistratie vraagt. De uitvoerders weten wel wat een getal zou moeten voorstellen en kunnen bijvoorbeeld accepteren dat een meetwaarde er een decimale nul bij krijgt of dat een getal een onbepaald aantal decimalen heeft. Om de uitvoeringspraktijk niet nodeloos te frustreren door getallen die niet aan de strikte definitie te voldoen af te wijzen, hanteert de basisregistratie ondergrond bij het innemen van meetwaarden de volgende praktische regels:

  • Er zijn meer cijfers achter het scheidingsteken aanwezig dan gespecificeerd: het getal wordt afgekapt op het aantal dat in de gegevensdefinitie is gespecificeerd.
  • Er zijn minder cijfers achter het scheidingsteken aanwezig dan gespecificeerd: het getal wordt aangevuld met nullen tot het aantal dat in de gegevensdefinitie is gespecificeerd.
  • Er is geen scheidingsteken aanwezig: het scheidingsteken wordt toegevoegd en het getal wordt aangevuld met nullen tot het aantal dat in de gegevensdefinitie is gespecificeerd.
  • Het getal voor het scheidingsteken begint met een of meer nullen: de nullen worden genegeerd.
  • Er zijn meer cijfers vóór het scheidingsteken aanwezig dan gespecificeerd: de waarde wordt geweigerd.

4.1.5 Nummer

Het domein Nummer wordt gebruikt om de plaats in een reeks aan te geven. Het is een opeenvolging van cijfers met een bepaalde maximale lengte. Een nummer heeft geen rekenkundige betekenis, maar heeft een betekenisvolle volgorde.
Het domein wordt volledig gespecificeerd door met de aanduiding nummer ook de maximale lengte mee te geven (Nummer N). Eventueel wordt de waardeverzameling verder ingeperkt door een bereik te specificeren. In het domeinmodel wordt volstaan met de algemene aanduiding Nummer.

4.1.6 Tekst

Het domein Tekst bestaat uit een stuk tekst van een bepaalde maximale lengte. De tekst mag alleen bestaan uit de tekens die voorkomen in de MES-1 set. De MES-1 set omvat 335 tekens en wordt gebruikt binnen de landen van de Europese Unie die een Latijns schrift kennen.
Het domein wordt volledig gespecificeerd door met de aanduiding tekst ook de maximale lengte mee te (Tekst N). In het domeinmodel wordt volstaan met de algemene aanduiding Tekst.

4.1.7 Waardelijst niet-uitbreidbaar

Een niet-uitbreidbare waardelijst wordt gebruikt wanneer uitbreiding niet mogelijk is. Alle waarden van de lijst staan vast.
Bij een niet-uitbreidbare waardelijst is het voldoende de naam te geven, omdat de inhoud altijd hetzelfde is. In de basisregistratie ondergrond worden drie niet-uitbreidbare waardelijsten gebruikt.

IndicatieJaNee
Waarde
ja
nee
IndicatieJaNeeOnbekend
Waarde
ja
nee
onbekend
Kwaliteitsregime
Waarde
IMBRO
IMBRO/A

4.1.8 Waardelijst uitbreidbaar

Een uitbreidbare waardelijst wordt gebruikt wanneer uitbreiding mogelijk moet zijn. Iedere waarde van de lijst heeft een specifieke betekenis (omschrijving) en geldt voor een bepaald kwaliteitsregime, IMBRO en/of IMBRO/A. Eventueel worden andere aspecten van de waarde vastgelegd.
Bij een uitbreidbare waardelijst wordt de naam van de lijst geven. De inhoud van de lijst is in een apart hoofdstuk van de gegevensdefinitie opgenomen.

4.1.9 Organisatie

Het domein Organisatie wordt gebruikt om de organisaties die een rol hebben in de basisregistratie ondergrond te identificeren. De invulling van het domein hangt af van waar de organisatie gevestigd is en voor de basisregistratie ondergrond gaat het daarbij om Nederland of een andere lidstaat van de Europese Unie.

In het geval de organisatie in Nederland gevestigd is, wordt het domein ingevuld met het gegeven dat een onderneming of de maatschappelijke activiteit van een rechtspersoon in het Handelsregister identificeert, het KvK-nummer. Het KvK-nummer is van het type code en de opbouw is NNNNNNNN.

Voor organisaties buiten Nederland wordt het domein ingevuld met het equivalent van het KvK-nummer in een handelsregister van een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland, het EuropeesHandelsnummer. Het Europees handelsnummer, de zogenaamde EUID, is geïntroduceerd ten behoeve van de koppeling van handelsregisters. De code is gebaseerd op ISO 6523 en is opgebouwd uit een landcode, registeridentificatiecode, inschrijvingsnummer en controlegetal. De landcode is de 2-letterige code van ISO3166, de registeridentificatiecode is de identificatie van het nationale register omdat in sommige landen meerdere handelsregisters bestaan en het inschrijvingsnummer is het nummer waaronder de onderneming is ingeschreven in het betreffende register. Het controlegetal ter voorkomen van identificatiefouten wordt nog niet gebruikt. De opbouw per element is variabel en daarom is het Europees Handelsnummer in de BRO als domein Tekst 40 opgenomen.

Bij het domein Organisatie is het voldoende de naam te geven, omdat de twee keuzen en de opbouw altijd hetzelfde zijn.

4.2 Het domeinmodel

Het domeinmodel geeft een overzicht van de gegevens van het registratieobject en laat de onderlinge samenhang zien. Modellering van informatie kent verschillende invalshoeken. In de catalogus is het inhoudelijke perspectief gekozen omdat dat de meeste waarde heeft voor de mensen die de informatie moeten begrijpen. Een dergelijk model wordt in de basisregistratie ondergrond een domeinmodel genoemd. Uit het domeinmodel wordt een technisch model afgeleid dat meeweegt dat informatiesystemen efficiënt met elkaar moeten kunnen spreken. Het meer technische model heet productmodel en dat staat aan de basis van de documentatie van de software. Voor het domeinmodel wordt de UML-notatie gebruikt. Met kennis van de gebruikte symbolen is het gemakkelijk te lezen.

Het domeinmodel is hiërarchisch opgebouwd. De genummerde blokjes in het domeinmodel staan voor de entiteiten waaruit het object is opgebouwd. In de blokjes staan de namen opgesomd van de attributen, de eigenschappen van de entiteiten, met daarachter de naam van de bijbehorende waardenverzameling (domein) en de kardinaliteit. Bij attributen is de kardinaliteit alleen opgenomen wanneer die ongelijk is aan 1. Overigens moet de kardinaliteit altijd in samenhang met de regels die in de definitie van het gegeven zijn opgenomen worden begrepen. De kardinaliteit en de regels bepalen samen of een gegeven al dan niet aanwezig is. De figuren laten ook zien welke attributen alleen aan de dataleverancier en de bronhouder worden uitgeleverd.

De getallen bij de entiteiten geven aan hoe vaak een entiteit voorkomt. De meeste entiteiten hebben kardinaliteit [1] en dat betekent dat een gegeven precies een keer voorkomt. Sommige entiteiten mogen een of meer keer voorkomen, die hebben kardinaliteit [1..*]. Een derde categorie vormen de entiteiten die kardinaliteit [0..1] hebben. Een dergelijk gegeven komt 1 keer voor of niet. De vierde en laatste categorie heeft kardinaliteit [0..*], en een dergelijk gegeven kan 0, 1 of meer keren voorkomen.

Een registratieobject heeft een bepaald kwaliteitsregime. Zoals eerder gesteld wordt een gegevensdefinitie opgesteld vanuit het streven IMBRO/A zo min mogelijk te laten afwijken van en IMBRO. Wanneer dat niet helemaal gelukt is en er voor een IMBRO/A een apart domein nodig is, is dat niet in het domeinmodel zichtbaar. Wanneer dat niet gelukt is en er voor IMBRO/A bijzondere attributen (of entiteiten) bestaan is dat wel in het model aangegeven.

4.3 Verplichte gegevens, verplichte waarden

De kardinaliteit en de regels bepalen samen of een gegeven al dan niet aanwezig is. Voor een goed begrip van de gegevensdefinitie is dat nog niet zorgvuldig genoeg geformuleerd. In de praktijk van gegevensuitwisseling is het namelijk mogelijk een attribuut op te nemen zonder waarde. Verbijzonderd voor attributen is de juiste formulering daarom dat de kardinaliteit en de regels samen bepalen of een attribuut al dan niet aanwezig is en of een attribuut al dan niet een waarde heeft.

Uitgangspunt is dat een attribuut dat aanwezig is een waarde heeft. Een attribuut wordt alleen bij uitzondering zonder waarde in de berichten opgenomen. Het onderstaande overzicht geeft de vier mogelijkheden die voorkomen.

Voor de kardinaliteiten [0..*] en [1..*] geldt in essentie hetzelfde.

5. Gegevensdefinitie

5.1 Registratieobject

Naam Grondwatersamenstellingsonderzoek
Code GAR
Definitie

Het geheel van gegevens dat betrekking heeft op een grondwatersamenstellingsonderzoek dat vanuit een bepaalde opdracht is uitgevoerd door op een bepaald moment op een bepaalde locatie in Nederland metingen aan het grondwater uit te voeren en/of grondwatermonsters te nemen voor onderzoek in het laboratorium.

Populatie Zie scope document.

5.2 Het domeinmodel

Diagram Veldwaarneming GMW-monitoringbuis Parameterlijst Grondwatermonitoringnet Analyseproces Registratiegeschiedenis Registratieobject Bemonsteringsapparaat Analyse Laboratoriumonderzoek Veldmeting Veldonderzoek Grondwatersamenstellingsonderzoek

Domeinmodel

5.3 Entiteiten en attributen

5.3.1 Grondwatersamenstellingsonderzoek

Diagram GMW-monitoringbuis Grondwatermonitoringnet Laboratoriumonderzoek Veldonderzoek Grondwatersamenstellingsonderzoek

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens die het grondwatersamenstellingsonderzoek identificeren en inzicht gegeven in de geschiedenis van het object voorafgaand aan opname in de registratie ondergrond.

5.3.1.1 BRO-ID
Type gegeven Attribuut van Grondwatersamenstellingsonderzoek
Definitie

De identificatie van een grondwatersamenstellingsonderzoek in de registratie ondergrond.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Registratieobjectcode
  Type Code
  Opbouw GARNNNNNNNNNNNN
Toelichting

De basisregistratie ondergrond kent bij registratie automatisch de juiste waarde aan het object toe.

5.3.1.2 bronhouder
Type gegeven Attribuut van Grondwatersamenstellingsonderzoek
Definitie

Het KvK-nummer van de maatschappelijke activiteit van de publiekrechtelijke rechtspersoon die bronhouder is van de gegevens in de basisregistratie ondergrond.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Organisatie
  Type Keuze
Regels

De organisatie moet binnen de basisregistratie ondergrond als bronhouder van grondwatersamenstellingsonderzoek bekend zijn.

Toelichting

Het gegeven is door de dataleverancier bij de overdracht meegegeven in het geval de dataleverancier niet de bronhouder is.

5.3.1.3 object-ID bronhouder
Type gegeven Attribuut van Grondwatersamenstellingsonderzoek
Definitie

De identificatie die door of voor de bronhouder is gebruikt om het object in de eigen administratie te kunnen vinden.

Juridische status Niet-authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Tekst200
Toelichting

Het gegeven wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder. Het is in de registratie opgenomen om de communicatie tussen de registerbeheerder en de bronhouder of dataleverancier te vergemakkelijken.

5.3.1.4 dataleverancier
Type gegeven Attribuut van Grondwatersamenstellingsonderzoek
Definitie

Het KvK-nummer van de onderneming of de maatschappelijke activiteit van de rechtspersoon die het object aan de basisregistratie ondergrond heeft aangeleverd, of het equivalent daarvan in een handelsregister van een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland.

Juridische status Niet-authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Organisatie
  Type Keuze
Regels

De organisatie moet binnen de basisregistratie ondergrond als dataleverancier van het registratieobject bekend zijn.

Toelichting

Het gegeven is door de dataleverancier bij de overdracht meegegeven. Het wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder.

5.3.1.5 kwaliteitsregime
Type gegeven Attribuut van Grondwatersamenstellingsonderzoek
Definitie

De aanduiding van de kwaliteitseis waaraan de gegevens van het object voldoen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Kwaliteitsregime
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

Het gegeven is door de dataleverancier bij de overdracht meegegeven.

5.3.1.6 beoordelingsprocedure
Type gegeven Attribuut van Grondwatersamenstellingsonderzoek
Definitie

Het protocol of werkvoorschrift dat is toegepast bij de beoordeling van de kwaliteit van de meetwaarden die in het veld en/of het laboratorium gemeten zijn.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Beoordelingsprocedure
  Type Waardelijst uitbreidbaar

5.3.2 Registratiegeschiedenis

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens die de geschiedenis van het object in de registratie ondergrond markeren.

5.3.2.1 tijdstip registratie object
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De datum en het tijdstip waarop voor het eerst gegevens van het object in de registratie ondergrond zijn opgenomen.

Juridische status Overig
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam DatumTijd
5.3.2.2 registratiestatus
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De actuele fase van registratie waarin het object zich bevindt.

Juridische status Overig
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Registratiestatus
  Type Waardelijst uitbreidbaar
5.3.2.3 tijdstip voltooiing registratie
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De datum en het tijdstip waarop alle gegevens van het object in de registratie ondergrond zijn opgenomen.

Juridische status Overig
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam DatumTijd
Regels

Het gegeven is alleen aanwezig wanneer de registratiestatus de waarde voltooid heeft.

Toelichting

Het gegeven is alleen aanwezig als alle aan te leveren gegevens zijn geregistreerd. Na dit tijdstip kunnen geen nieuwe gegevens meer ter registratie worden aangeboden. Wel kunnen fouten in de registratie worden verbeterd.

5.3.2.4 gecorrigeerd
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De aanduiding die aangeeft of er een verbetering in de gegevens van het object in de registratie ondergrond heeft plaatsgevonden.

Juridische status Overig
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
5.3.2.5 tijdstip laatste correctie
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De datum en het tijdstip waarop de laatste correctie in de gegevens van het registratieobject is doorgevoerd.

Juridische status Overig
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam DatumTijd
Regels

Het al dan niet aanwezig zijn van het gegeven wordt bepaald door de waarde van het attribuut gecorrigeerd.

5.3.2.6 in onderzoek
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De aanduiding die aangeeft of het registratieobject door de registerbeheerder in onderzoek is genomen.

Juridische status Overig
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

Wanneer een registratieobject in onderzoek is genomen betekent dit dat er bij de registerbeheerder gerede twijfel bestaat over de juistheid van de geregistreerde gegevens en dat er een onderzoek is gestart om vast te stellen wat de juiste gegevens zijn. Normaliter gaat hieraan een melding van derden vooraf.

5.3.2.7 in onderzoek sinds
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De datum en het tijdstip waarop de registerbeheerder het registratieobject in onderzoek heeft genomen.

Juridische status Overig
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam DatumTijd
Regels

Het al dan niet aanwezig zijn van het gegeven wordt bepaald door de waarde van het attribuut in onderzoek.

5.3.2.8 uit registratie genomen
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de gegevens van het registratieobject door de registerbeheerder uit registratie zijn genomen.

Juridische status Overig
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

Wanneer de registerbeheerder een registratieobject uit registratie heeft genomen, zijn de gegevens niet langer beschikbaar voor andere afnemers dan bronhouder en dataleverancier. De registerbeheerder zal een registratieobject alleen bij hoge uitzondering uit registratie nemen en alleen na akkoord van de bronhouder. Aan de beslissing gaat een proces van zorgvuldige afweging vooraf en dat komt tot uitdrukking in de regel dat een registratieobject slechts een keer uit registratie kan worden genomen.

5.3.2.9 tijdstip uit registratie genomen
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De datum en het tijdstip waarop het registratieobject uit registratie is genomen.

Juridische status Overig
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam DatumTijd
Regels

Het al dan niet aanwezig zijn van het gegeven wordt bepaald door de waarde van het attribuut uit registratie genomen.

5.3.2.10 weer in registratie genomen
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De aanduiding die aangeeft of het object in de registratie ondergrond is opgenomen, nadat het eerder uit registratie was genomen.

Juridische status Overig
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

De registerbeheerder kan een registratieobject eenmalig uit registratie nemen, en die actie kan hij eenmalig ongedaan maken. Ook hiervoor geldt dat akkoord van de bronhouder vereist is.

5.3.2.11 tijdstip weer in registratie genomen
Type gegeven Attribuut van Registratiegeschiedenis
Definitie

De datum en het tijdstip waarop het object in de registratie ondergrond is opgenomen, nadat het uit registratie was genomen.

Juridische status Overig
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam DatumTijd
Regels

Het al dan niet aanwezig zijn van het gegeven wordt bepaald door de waarde van het attribuut weer in registratie genomen.

5.3.3 Grondwatermonitoringnet

Diagram Grondwatermonitoringnet

Type gegeven Entiteit
Definitie

Het grondwatermonitoringnet waarin het grondwatersamenstellingsonderzoek wordt uitgevoerd.

Toelichting

Het registratieobject Grondwatermonitoringnet wordt in een aparte BRO gegevenscatalogus gedefinieerd.

5.3.3.1 BRO-ID
Type gegeven Attribuut van Grondwatermonitoringnet
Definitie

De identificatie van het grondwatermonitoringnet in de basisregistratie ondergrond.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Registratieobjectcode
  Type Code
  Opbouw GMNNNNNNNNNNNNN

5.3.4 GMW-monitoringbuis

Diagram GMW-monitoringbuis

Type gegeven Entiteit
Definitie

De gegevens die nodig zijn voor de unieke identificatie van een specifieke buis in een grondwatermonitoringput.

Toelichting

Het BRO-ID van de grondwatermonitoringput wordt opgenomen plus het volgnummer van de specifieke buis in de put.

5.3.4.1 BRO-ID
Type gegeven Attribuut van GMW-monitoringbuis
Definitie

De identificatie van de grondwatermonitoringput in de basisregistratie ondergrond.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Registratieobjectcode
  Type Code
  Opbouw GMWNNNNNNNNNNNN
5.3.4.2 buisnummer
Type gegeven Attribuut van GMW-monitoringbuis
Definitie

Het identificerende nummer van de monitoringbuis in de grondwatermonitoringput in de basisregistratie ondergrond.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Nummer 3

5.3.5 Veldonderzoek

Diagram Veldwaarneming Bemonsteringsapparaat Veldmeting Veldonderzoek

Type gegeven Entiteit
Definitie

Het deel van het onderzoek dat betrekking heeft op het bemonsteren van het grondwater en het in het veld uitvoeren van metingen die de toestand van het grondwater en de samenstelling ervan globaal karakteriseren.

Toelichting

Slechts enkele gegevens over de bemonstering zijn relevant voor de basisregistratie ondergrond.

5.3.5.1 tijdstip veldonderzoek
Type gegeven Attribuut van Veldonderzoek
Definitie

De datum en het tijdstip waarop het veldonderzoek is uitgevoerd en het grondwatermonster is genomen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam DatumTijd
Toelichting

Deze datum met het tijdstip is voor gebruikers de belangrijkste datum, omdat dit de datum is waarop meetwaarden betrekking hebben. Ook voor het laboratoriumonderzoek is deze datum belangrijk omdat tussen de bemonsteringsdatum en laboratoriumanalyse slechts een beperkte periode mag liggen. Het tijdstip kan van belang zijn, bijvoorbeeld bij monitoringbuizen die onder invloed staan van eb en vloed of omdat een monitoringbuis soms meer keer per dag bemonsterd wordt.

5.3.5.2 uitvoerder veldonderzoek
Type gegeven Attribuut van Veldonderzoek
Definitie

Het KvK-nummer van de onderneming of de maatschappelijke activiteit van de rechtspersoon die voor de bronhouder geldt als verantwoordelijk voor de uitvoering van het veldonderzoek, of het equivalent daarvan in een handelsregister van een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland.

Juridische status Niet-authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Organisatie
  Type Keuze
Regels

De onderneming moet binnen de basisregistratie ondergrond als uitvoerder van grondwatersamenstellingsonderzoek bekend zijn.

Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

Toelichting

Het gegeven wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder.

5.3.5.3 bemonsteringsprocedure
Type gegeven Attribuut van Veldonderzoek
Definitie

De procedure die aangeeft onder welke afspraken de bemonstering en de andere activiteiten binnen het veldonderzoek zijn uitgevoerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Bemonsteringsprocedure
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

De procedure beschrijft de manier van werken, de passende hulpmiddelen en de eisen waaraan de uitvoering van de bemonstering moet voldoen. Procedures zijn in het algemeen vastgelegd in een norm, protocol of richtlijn. Dat kan overigens een richtlijn zijn die uitvoerder voor zichzelf gebruikt. Het gegeven is opgenomen omdat het inzicht biedt in de kwaliteit van het werk.

5.3.6 Bemonsteringsapparaat

Diagram Bemonsteringsapparaat

Type gegeven Entiteit
Definitie

De specificaties van het apparaat dat gebruikt is voor het bemonsteren van het grondwater.

5.3.6.1 pomptype
Type gegeven Attribuut van Bemonsteringsapparaat
Definitie

Het type pomp dat is gebruikt voor het bemonsteren van het grondwater.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Pomptype
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Regels

De waarde van het attribuut mag niet gelijk zijn aan vacuümpomp wanneer de waarde van het attribuut bemonsteringsprocedure van de entiteit Veldonderzoek gelijk is aan NEN5744v2011-A1v2013, aan NTA8017v2016 of aan SIKBProtocol2002vanafV4.

De waarde van het attribuut mag niet gelijk zijn aan anders wanneer de waarde van het attribuut bemonsteringsprocedure van de entiteit Veldonderzoek gelijk is aan NEN5744v2011-A1v2013, aan NTA8017v2016 of aan SIKBProtocol2002vanafV4.

5.3.7 Veldwaarneming

Diagram Veldwaarneming

Type gegeven Entiteit
Definitie

De uitkomsten van de waarnemingen, niet zijnde metingen, die in het veld aan het grondwater zijn uitgevoerd.

5.3.7.1 hoofdkleur
Type gegeven Attribuut van Veldwaarneming
Definitie

De primaire kleur van het grondwater.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Kleur
  Type Waardelijst uitbreidbaar
5.3.7.2 bijkleur
Type gegeven Attribuut van Veldwaarneming
Definitie

De secundaire ofwel bijkleur van het grondwater.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Kleur
  Type Waardelijst uitbreidbaar
5.3.7.3 kleursterkte
Type gegeven Attribuut van Veldwaarneming
Definitie

De sterkte van de kleur van het grondwater.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Kleursterkte
  Type Waardelijst uitbreidbaar
5.3.7.4 afwijkend gekoeld
Type gegeven Attribuut van Veldwaarneming
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de temperatuur van het monster tijdens het transport afwijkt van de eisen die in de gebruikte bemonsteringsnorm worden gesteld.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Naam IMBRO/A IndicatieJaNeeOnbekend
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
5.3.7.5 afwijking in meetapparatuur
Type gegeven Attribuut van Veldwaarneming
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de gebruikte meetapparatuur een te groot verloop had.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Naam IMBRO/A IndicatieJaNeeOnbekend
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

De meetapparatuur wordt dagelijks in ieder geval een keer gekalibreerd. In de loop van de dag kan de meetapparatuur een groeiende afwijking gaan vertonen.

5.3.7.6 contaminatie door verbrandingsmotor
Type gegeven Attribuut van Veldwaarneming
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de genomen monsters mogelijk gecontamineerd zijn door vluchtige verbindingen, door aanwezige verbrandingsmotoren.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Naam IMBRO/A IndicatieJaNeeOnbekend
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

Dit kan gebeuren als een verbrandingsmotor wordt gebruikt tijdens het bemonsteren. Men wordt geacht bovenwinds te gaan staan van deze motor. Mocht het echter windstil zijn of de wind tijdens het bemonsteren gedraaid zijn, dan kan er toch contaminatie van het monster ontstaan.

5.3.7.7 filter belucht
Type gegeven Attribuut van Veldwaarneming
Definitie

De aanduiding die aangeeft of het filter is drooggevallen.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Naam IMBRO/A IndicatieJaNeeOnbekend
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

Dit kan zich voor doen wanneer de peilbuis tijdens de bemonstering slecht liep. Er is geen lucht in het monster terechtgekomen.

5.3.7.8 grondwaterstand teveel gedaald
Type gegeven Attribuut van Veldwaarneming
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de grondwaterstand tijdens en na het voorpompen met meer dan 50 centimeter verlaagd is.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Naam IMBRO/A IndicatieJaNeeOnbekend
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
5.3.7.9 inline filter afwijkend
Type gegeven Attribuut van Veldwaarneming
Definitie

De aanduiding die aangeeft of tijdens monstername een type inline filter gebruikt is dat afwijkt van de eisen in de gebruikte bemonsteringsnorm.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Naam IMBRO/A IndicatieJaNeeOnbekend
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
5.3.7.10 monster belucht
Type gegeven Attribuut van Veldwaarneming
Definitie

De aanduiding die aangeeft of het monster is belucht.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Naam IMBRO/A IndicatieJaNeeOnbekend
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

Dit kan zich voor doen wanneer de peilbuis tijdens de bemonstering slecht liep.

5.3.7.11 slang hergebruikt
Type gegeven Attribuut van Veldwaarneming
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de slang die gebruikt is voor het oppompen van het grondwater nieuw is dan wel al eerder is gebruikt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Naam IMBRO/A IndicatieJaNeeOnbekend
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

Volgens de eisen in de gebruikte bemonsteringsnorm is dit meestal niet toegestaan. In de praktijk zal een slang alleen worden hergebruikt als het geen gevolgen voor het monster heeft, dat wil zeggen, wanneer de vorige bemonsteringen plaats vonden in schoon grondwater.

5.3.7.12 temperatuur moeilijk te bepalen
Type gegeven Attribuut van Veldwaarneming
Definitie

De aanduiding die aangeeft of de temperatuur van het grondwater tijdens de bemonstering moeilijk te bepalen was.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam IndicatieJaNee
  Naam IMBRO/A IndicatieJaNeeOnbekend
  Type Waardelijst niet uitbreidbaar
Toelichting

Dit kan voorkomen bij een temperatuurmeting in de doorstroomcel, bijvoorbeeld door extreem warm weer in combinatie met een slechtlopende peilbuis. De gemeten temperatuur wijkt dan af van de temperatuur van het grondwater in de put.

5.3.8 Veldmeting

Diagram Veldmeting

Type gegeven Entiteit
Definitie

De uitkomsten van de metingen die in het veld aan het grondwater zijn uitgevoerd.

5.3.8.1 parameter
Type gegeven Attribuut van Veldmeting
Definitie

Het ID van de in het veld gemeten parameter.

Juridische status Niet-authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Parameterlijst
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

In het veld wordt vaak gemeten: zuurstofgehalte, zuurgraad, temperatuur, troebelheid, elektrisch geleidingsvermogen en waterstofcarbonaatgehalte. Indien de parameter gemeten is in het veld, moet de gemeten waarde opgenomen worden in de basisregistratie ondergrond. Het ID is het identificerend gegeven van de parameter en staat in de referentielijst Parameterlijst. ID's worden beheerd door SIKB en het Informatiehuis Water (IHW). In de basisregistratie ondergrond is het ID, samen met de Aquocode, het CASnummer (indien van toepassing), een omschrijving, de eenheid en de hoedanigheid opgenomen in de Parameterlijst.

5.3.8.2 veldmeetwaarde
Type gegeven Attribuut van Veldmeting
Definitie

De in het veld gemeten waarde van de parameter.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde
  Type Getal
Regels

De meeteenheid bij het attribuut mag afwijken van de eenheid van de betreffende parameter in de parameterlijst wanneer alleen de prefix van de eenheid afwijkt. In alle andere gevallen is de meeteenheid gelijk aan de eenheid in de parameterlijst.

Toelichting

De veldmeetwaarde wordt uitgedrukt in een meeteenheid. De meeteenheid is afhankelijk van de waarde van het attribuut parameter. De aan te leveren meeteenheid is vastgelegd in de referentietabel Parameterlijst. Alleen de prefix, het voorvoegsel van de eenheid in de parameterlijst mag afwijken. Staat er bijvoorbeeld ug/l in de parameterlijst, dan is mg/l ook toegestaan of als mS/m in de parameterlijst staat, is uS/cm ook toegestaan.

Een dimensieloze waarde heeft een meeteenheid 1 (cijfer 1).

5.3.8.3 status kwaliteitscontrole
Type gegeven Attribuut van Veldmeting
Definitie

Het eindoordeel van de bronhouder over de betrouwbaarheid van een individuele meting van het grondwatersamenstellingsonderzoek op basis van een, voor het hele onderzoek gebruikte, beoordelingsprocedure.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam StatusKwaliteitscontrole
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Bij gegevens met het IMBRO/A kwaliteitsregime kan het voorkomen dat de beoordelingsprocedure onbekend is of dat het niet mogelijk is de volledige procedure uit te voeren omdat daarvoor gegevens ontbreken.

5.3.9 Laboratoriumonderzoek

Diagram Analyseproces Laboratoriumonderzoek

Type gegeven Entiteit
Definitie

Het deel van het grondwatersamenstellingsonderzoek dat betrekking heeft op het uitvoeren van metingen aan grondwater in het laboratorium.

Toelichting

Het kan voorkomen dat in het veld genomen monsters door verschillende laboratoria op verschillende stoffen geanalyseerd worden (bijvoorbeeld: bestrijdingsmiddelen bij een ander laboratorium dan de overige stoffen).

5.3.9.1 uitvoerder laboratoriumonderzoek
Type gegeven Attribuut van Laboratoriumonderzoek
Definitie

Het KvK-nummer van de onderneming of de maatschappelijke activiteit van de rechtspersoon die voor de bronhouder geldt als verantwoordelijk voor de uitvoering van het laboratoriumonderzoek, of het equivalent daarvan in een handelsregister van een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland.

Juridische status Niet-authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Organisatie
  Type Keuze
Regels

De onderneming moet binnen de basisregistratie ondergrond als uitvoerder van grondwatersamenstellingsonderzoek bekend zijn.

Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

Toelichting

Het gegeven wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder.

5.3.10 Analyseproces

Diagram Analyse Analyseproces

Type gegeven Entiteit
Definitie

De kenmerken van de in het laboratorium uitgevoerde activiteiten ten behoeve van de bepaling van de waarde van parameters in het grondwatermonster.

5.3.10.1 analysedatum
Type gegeven Attribuut van Analyseproces
Definitie

De datum waarop de analyse wordt uitgevoerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Datum
  Naam IMBRO/A OnvolledigeDatum
Regels

De waarde van het attribuut mag niet liggen voor de waarde van het attribuut datum veldonderzoek van de entiteit Veldonderzoek.

Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

Toelichting

Wanneer de analyse, de bepalingstechniek, zich uitstrekt over meer dagen, wordt de datum vastgelegd waarop de bepalingstechniek is afgerond. Bij historische gegevens kan het voorkomen dat de analysedatum niet bekend is.

5.3.10.2 bepalingstechniek
Type gegeven Attribuut van Analyseproces
Definitie

De analysetechniek die gebruikt is bij het bepalen van het gehalte van parameters.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Waardebepalingstechniek
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

5.3.10.3 bepalingsprocedure
Type gegeven Attribuut van Analyseproces
Definitie

De norm of het voorschrift dat beschrijft hoe het onderzoek is uitgevoerd.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Waardebepalingsprocedure
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

5.3.11 Analyse

Diagram Analyse

Type gegeven Entiteit
Definitie

De uitkomsten van de metingen van stoffen die in het laboratorium aan het grondwatermonster zijn uitgevoerd.

5.3.11.1 parameter
Type gegeven Attribuut van Analyse
Definitie

Het ID van de, in het laboratorium bepaalde parameter.

Juridische status Niet-authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Parameterlijst
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het ID is het identificerend gegeven van de parameter en staat in de referentielijst Parameterlijst. ID's worden beheerd door SIKB en het Informatiehuis Water (IHW). In de basisregistratie ondergrond is het ID, samen met de Aquocode, het CASnummer (indien van toepassing), een omschrijving, de eenheid en de hoedanigheid opgenomen in de Parameterlijst.

5.3.11.2 analysemeetwaarde
Type gegeven Attribuut van Analyse
Definitie

Het in het laboratorium gemeten gehalte of de waargenomen waarde van de parameter. Wanneer het limietsymbool aanwezig is, mag hier de rapportagegrens geregistreerd worden in plaats van de gemeten waarde.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam Meetwaarde
  Type Getal
Regels

De meeteenheid bij het attribuut mag afwijken van de eenheid van de betreffende parameter in de parameterlijst wanneer alleen de prefix van de eenheid afwijkt. In alle andere gevallen is de meeteenheid gelijk aan de eenheid in de parameterlijst.

Mogelijk geen waarde Ja
Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken wanneer het attribuut limietsymbool aanwezig is.

Toelichting

De bronhouder mag bij een gemeten waarde die kleiner is dan de waarde van het attribuut rapportagegrens of bij een waarde die groter is dan de hoogste grenswaarde besluiten of hij de gemeten waarde aanlevert of niet. Wanneer de bronhouder de gemeten waarde niet aanlevert, wordt in dit attribuut de rapportagegrens geregistreerd.

De analysemeetwaarde wordt uitgedrukt in een meeteenheid. De meeteenheid is afhankelijk van de waarde van het attribuut parameter. De aan te leveren meeteenheid is vastgelegd in de referentietabel Parameterlijst. Alleen de prefix, het voorvoegsel van de eenheid in de parameterlijst mag afwijken. Staat er bijvoorbeeld ug/l in de parameterlijst, dan is mg/l ook toegestaan of als mS/m in de parameterlijst staat, is uS/cm ook toegestaan.

Een dimensieloze waarde heeft een meeteenheid 1 (cijfer 1).

Voor IMBRO/A gegevens kan het voorkomen dat de waarde van het gegeven ontbreekt. In dat geval is er wel een limietsymbool aanwezig dat aangeeft dat er gemeten is en dat de gemeten waarde lager (of hoger) is dan de grenswaarde.

5.3.11.3 limietsymbool
Type gegeven Attribuut van Analyse
Definitie

Symbool dat aangeeft of de gemeten waarde kleiner is dan de rapportagegrens, ofwel groter is dan de hoogtse grenswaarde die gerapporteerd wordt.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam LimietSymbool
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Het gegeven is alleen aanwezig wanneer bij het attribuut analysemeetwaarde niet de gemeten waarde is opgegeven maar in plaats daarvan de rapportagegrens.

5.3.11.4 rapportagegrens
Type gegeven Attribuut van Analyse
Definitie

De door het uitvoerende laboratorium met de opdrachtgever afgesproken kleinste waarde van het gemeten gehalte of de waargenomen waarde van de parameter in een monster, die wordt gerapporteerd aan de opdrachtgever.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 0..1
Domein
  Naam Meetwaarde
  Type Getal
Regels

De meeteenheid bij het gegeven mag afwijken van de eenheid van de betreffende parameter in de parameterlijst wanneer alleen de prefix afwijkt. Bijvoorbeeld mS/m staat in de parameterlijst, uS/cm is ook toegestaan.

Toelichting

Als de rapportagegrens, samen met het limietsymbool, al bji het gegeven analysemeetwaarde is opgenomen, hoeft het hier niet te worden herhaald.

Afhankelijk van de afspraak tussen de opdrachtnemer en de opdrachtgever kan de rapportagegrens gelijk zijn aan de detectiegrens. In andere gevallen is de rapportagegrens hoger dan de detectiegrens. Waarden boven de rapportagegrens worden gerapporteerd aan de opdrachtgever. Bij een gemeten gehalte onder deze grenswaarde wordt de grenswaarde gerapporteerd aan de opdrachtgever.

De rapportagegrens wordt uitgedrukt in een meeteenheid. De meeteenheid is afhankelijk van de waarde van het attribuut parameter. De aan te leveren meeteenheid is vastgelegd in de referentietabel Parameterlijst. Alleen een veelvoud of een deel van de eenheid mag voorkomen. De prefix, het voorvoegsel van de eenheid in de parameterlijst mag dus afwijken. Staat er bijvoorbeeld ug/l in de parameterlijst, dan is mg/l ook toegestaan of als mS/m in de parameterlijst staat, is uS/cm ook toegestaan. Een dimensieloze waarde heeft een meeteenheid 1 (cijfer 1).

5.3.11.5 status kwaliteitscontrole
Type gegeven Attribuut van Analyse
Definitie

Het eindoordeel van de bronhouder over de betrouwbaarheid van een individuele meting van het grondwatersamenstellingsonderzoek op basis van een, voor het hele onderzoek gebruikte, beoordelingsprocedure.

Juridische status Authentiek
Kardinaliteit 1
Domein
  Naam StatusKwaliteitscontrole
  Type Waardelijst uitbreidbaar
Toelichting

Bij gegevens met het IMBRO/A kwaliteitsregime kan het voorkomen dat de beoordelingsprocedure onbekend is of dat het niet mogelijk is de volledige procedure uit te voeren omdat daarvoor gegevens ontbreken.

6. Uitbreidbare waardelijsten

6.1 Parameterlijst

De lijst met stoffen en andere eigenschappen die in een grondwatersamenstellingsonderzoek bepaald worden.

ID aquocode CASnummer omschrijving eenheid hoedanigheid
2818 134DClFyurum 2327-02-8 1-(3,4-dichloorfenyl)ureum ug/l NVT
4944 14iC3yFyurum 56046-17-4 1-(4-isopropylfenyl)ureum ug/l NVT
4 111TClC2a 71-55-6 1,1,1-trichloorethaan ug/l NVT
5 1122T4ClC2a 79-34-5 1,1,2,2-tetrachloorethaan ug/l NVT
6 112TClC2a 79-00-5 1,1,2-trichloorethaan ug/l NVT
8 11DClC2a 75-34-3 1,1-dichloorethaan ug/l NVT
9 11DClC2e 75-35-4 1,1-dichlooretheen ug/l NVT
10 11DClC3a 78-99-9 1,1-dichloorpropaan ug/l NVT
1290 PCDF135 39001-02-0 1,2,3,4,6,7,8,9-octachloordibenzofuraan ug/l NVT
1289 PCDD75 3268-87-9 1,2,3,4,6,7,8,9-octachloordibenzo-p-dioxine ug/l NVT
12 PCDF131 67562-39-4 1,2,3,4,6,7,8-heptachloordibenzofuraan ug/l NVT
11 PCDD73 35822-46-9 1,2,3,4,6,7,8-heptachloordibenzo-p-dioxine ug/l NVT
13 PCDF134 55673-89-7 1,2,3,4,7,8,9-heptachloordibenzofuraan ug/l NVT
15 PCDF118 70648-26-9 1,2,3,4,7,8-hexachloordibenzofuraan ug/l NVT
14 PCDD66 39227-28-6 1,2,3,4,7,8-hexachloordibenzo-p-dioxine ug/l NVT
16 1234T4ClBen 634-66-2 1,2,3,4-tetrachloorbenzeen ug/l NVT
18 1235T4ClBen 634-90-2 1,2,3,5-tetrachloorbenzeen ug/l NVT
21 PCDF121 57117-44-9 1,2,3,6,7,8-hexachloordibenzofuraan ug/l NVT
20 PCDD67 57653-85-7 1,2,3,6,7,8-hexachloordibenzo-p-dioxine ug/l NVT
23 PCDF124 72918-21-9 1,2,3,7,8,9-hexachloordibenzofuraan ug/l NVT
22 PCDD70 19408-74-3 1,2,3,7,8,9-hexachloordibenzo-p-dioxine ug/l NVT
25 PCDF94 57117-41-6 1,2,3,7,8-pentachloordibenzofuraan ug/l NVT
24 PCDD54 40321-76-4 1,2,3,7,8-pentachloordibenzo-p-dioxine ug/l NVT
26 123TClBen 87-61-6 1,2,3-trichloorbenzeen ug/l NVT
29 123TC1yBen 526-73-8 1,2,3-trimethylbenzeen ug/l NVT
30 1245T4ClBen 95-94-3 1,2,4,5-tetrachloorbenzeen ug/l NVT
32 124TClBen 120-82-1 1,2,4-trichloorbenzeen ug/l NVT
33 124TC1yBen 95-63-6 1,2,4-trimethylbenzeen ug/l NVT
35 12DClBen 95-50-1 1,2-dichloorbenzeen ug/l NVT
36 12DClC2a 107-06-2 1,2-dichloorethaan ug/l NVT
38 12DClC3a 78-87-5 1,2-dichloorpropaan ug/l NVT
466 12DHOxBen 120-80-9 1,2-dihydroxybenzeen ug/l NVT
1341 12xyln 95-47-6 1,2-xyleen ug/l NVT
44 135TClBen 108-70-3 1,3,5-trichloorbenzeen ug/l NVT
45 135TC1yBen 108-67-8 1,3,5-trimethylbenzeen ug/l NVT
47 13DClBen 541-73-1 1,3-dichloorbenzeen ug/l NVT
48 13DClC3a 142-28-9 1,3-dichloorpropaan ug/l NVT
5260 13DC2yBen 141-93-5 1,3-diethylbenzeen ug/l NVT
5258 13DFygandne 102-06-7 1,3-difenylguanidine ug/l NVT
1460 13DHOxBen 108-46-3 1,3-dihydroxybenzeen ug/l NVT
1147 13xyln 108-38-3 1,3-xyleen ug/l NVT
54 14DClBen 106-46-7 1,4-dichloorbenzeen ug/l NVT
5261 14DC2yBen 105-05-5 1,4-diethylbenzeen ug/l NVT
875 14DHOxBen 123-31-9 1,4-dihydroxybenzeen ug/l NVT
2841 14DOxan 123-91-1 1,4-dioxaan mg/l NVT
1362 14xyln 106-42-3 1,4-xyleen ug/l NVT
5832 1011tDolcarb 35079-97-1 10,11-transdiol carbamazepine ug/l NVT
2314 17bestDol 50-28-2 17beta-estradiol ug/l NVT
62 1ClNaf 90-13-1 1-chloornaftaleen ug/l NVT
2856 1C3ol2ClPO4 6145-73-9 1-propanol-2-chloorfosfaat ug/l NVT
1434 1C3yBen 103-65-1 1-propylbenzeen ug/l NVT
1380 PCB180 35065-29-3 2,2',3,4,4',5,5'-heptachloorbifenyl ug/l NVT
1376 PCB138 35065-28-2 2,2',3,4,4',5'-hexachloorbifenyl ug/l NVT
1377 PCB153 35065-27-1 2,2',4,4',5,5'-hexachloorbifenyl ug/l NVT
1372 PCB101 37680-73-2 2,2',4,5,5'-pentachloorbifenyl ug/l NVT
1382 PCB52 35693-99-3 2,2',5,5'-tetrachloorbifenyl ug/l NVT
5742 FRD-ai902903 NVT 2,3,3,3-tetrafluor-2-(heptafluorpropoxy)propanoaat (anion) ug/l NVT
5741 FRD-903 13252-13-6 2,3,3,3-tetrafluor-2-(heptafluorpropoxy)propionzuur ug/l NVT
2721 PCB189 39635-31-9 2,3,3',4,4',5,5 '-heptachlorobifenyl ug/l NVT
2712 PCB157 69782-90-7 2,3,3',4,4',5'-hexachloorbifenyl ug/l NVT
1378 PCB156 38380-08-4 2,3,3',4,4',5-hexachloorbifenyl ug/l NVT
1373 PCB105 32598-14-4 2,3,3',4,4'-pentachloorbifenyl ug/l NVT
2710 PCB167 52663-72-6 2,3',4,4',5,5'-hexachloorbifenyl ug/l NVT
2714 PCB114 74472-37-0 2,3,4,4',5-pentachloorbifenyl ug/l NVT
2711 PCB123 65510-44-3 2,3',4,4',5'-pentachloorbifenyl ug/l NVT
1374 PCB118 31508-00-6 2,3',4,4',5-pentachloorbifenyl ug/l NVT
2882 2345T4ClAn 634-83-3 2,3,4,5-tetrachlooraniline ug/l NVT
78 2345T4ClFol 4901-51-3 2,3,4,5-tetrachloorfenol ug/l NVT
79 PCDF130 60851-34-5 2,3,4,6,7,8-hexachloordibenzofuraan ug/l NVT
80 2346T4ClFol 58-90-2 2,3,4,6-tetrachloorfenol ug/l NVT
81 PCDF114 57117-31-4 2,3,4,7,8-pentachloordibenzofuraan ug/l NVT
82 234TClAn 634-67-3 2,3,4-trichlooraniline ug/l NVT
83 234TClFol 15950-66-0 2,3,4-trichloorfenol ug/l NVT
2885 2356T4ClAn 3481-20-7 2,3,5,6-tetrachlooraniline ug/l NVT
84 2356T4ClFol 935-95-5 2,3,5,6-tetrachloorfenol ug/l NVT
2886 235TClAn 18487-39-3 2,3,5-trichlooraniline ug/l NVT
86 235TClFol 933-78-8 2,3,5-trichloorfenol ug/l NVT
89 236TClFol 933-75-5 2,3,6-trichloorfenol ug/l NVT
2228 PCDF83 51207-31-9 2,3,7,8-tetrachloordibenzofuraan ug/l NVT
90 PCDD48 1746-01-6 2,3,7,8-tetrachloordibenzo-p-dioxine ug/l NVT
93 23DClAn 608-27-5 2,3-dichlooraniline ug/l NVT
94 23DClFol 576-24-9 2,3-dichloorfenol ug/l NVT
1381 PCB28 7012-37-5 2,4,4'-trichloorbifenyl ug/l NVT
100 245TClAn 636-30-6 2,4,5-trichlooraniline ug/l NVT
101 245TClFol 95-95-4 2,4,5-trichloorfenol ug/l NVT
102 245T 93-76-5 2,4,5-trichloorfenoxyazijnzuur ug/l NVT
104 246TClAn 634-93-5 2,4,6-trichlooraniline ug/l NVT
106 246TClFol 88-06-2 2,4,6-trichloorfenol ug/l NVT
114 24DClAn 554-00-7 2,4-dichlooraniline ug/l NVT
111 24DDD 53-19-0 2,4'-dichloordifenyldichloorethaan ug/l NVT
112 24DDE 3424-82-6 2,4'-dichloordifenyldichlooretheen ug/l NVT
113 24DDT 789-02-6 2,4'-dichloordifenyltrichloorethaan ug/l NVT
115 24DClFol 120-83-2 2,4-dichloorfenol ug/l NVT
116 24D 94-75-7 2,4-dichloorfenoxyazijnzuur ug/l NVT
140 24DP 120-36-5 2,4-dichloorfenoxypropionzuur (dichloorprop) ug/l NVT
124 24DC1yFol 105-67-9 2,4-dimethylfenol ug/l NVT
669 24DNO2Fol 51-28-5 2,4-dinitrofenol ug/l NVT
126 25DClAn 95-82-9 2,5-dichlooraniline ug/l NVT
127 25DClFol 583-78-8 2,5-dichloorfenol ug/l NVT
625 26DCl4NO2An 99-30-9 2,6-dichloor-4-nitroaniline ug/l NVT
134 26DClAn 608-31-1 2,6-dichlooraniline ug/l NVT
135 26DClBenAd 2008-58-4 2,6-dichloorbenzamide (BAM) ug/l NVT
136 26DClFol 87-65-0 2,6-dichloorfenol ug/l NVT
2944 26xyldne 87-62-7 2,6-xylidine ug/l NVT
1171 2C4on 78-93-3 2-butanon (MEK) ug/l NVT
145 2ClAn 95-51-2 2-chlooraniline ug/l NVT
146 2ClFol 95-57-8 2-chloorfenol ug/l NVT
147 2ClNaf 91-58-7 2-chloornaftaleen ug/l NVT
1852 2C2ox2C1yC3a 637-92-3 2-ethoxy-2-methylpropaan (ETBW) ug/l NVT
154 2C2yTol 611-14-3 2-ethyltolueen ug/l NVT
2999 2HOxatzne 2163-68-0 2-hydroxyatrazine ug/l NVT
5071 2HOxibpfn 51146-55-5 2-hydroxyibuprofen ug/l NVT
225 MCPA 94-74-6 2-methyl-4-chloorfenoxyazijnzuur ug/l NVT
226 MCPB 94-81-5 2-methyl-4-chloorfenoxyboterzuur ug/l NVT
170 2NO2Fol 88-75-5 2-nitrofenol ug/l NVT
174 2C3ol 67-63-0 2-propanol ug/l NVT
1968 PCB169 32774-16-6 3,3',4,4',5,5'-hexachloorbifenyl ug/l NVT
1967 PCB126 57465-28-8 3,3',4,4',5-pentachloorbifenyl ug/l NVT
1969 PCB77 32598-13-3 3,3',4,4'-tetrachloorbifenyl ug/l NVT
2713 PCB81 70362-50-4 3,4,4',5-tetrachlorobifenyl ug/l NVT
176 345TClAn 634-91-3 3,4,5-trichlooraniline ug/l NVT
177 345TClFol 609-19-8 3,4,5-trichloorfenol ug/l NVT
178 34DClAn 95-76-1 3,4-dichlooraniline ug/l NVT
179 34DClFol 95-77-2 3,4-dichloorfenol ug/l NVT
185 35DClAn 626-43-7 3,5-dichlooraniline ug/l NVT
186 35DClFol 591-35-5 3,5-dichloorfenol ug/l NVT
197 3ClAn 108-42-9 3-chlooraniline ug/l NVT
198 3ClFol 108-43-0 3-chloorfenol ug/l NVT
202 3C2yTol 620-14-4 3-ethyltolueen ug/l NVT
215 44DDD 72-54-8 4,4'-dichloordifenyldichloorethaan ug/l NVT
216 44DDE 72-55-9 4,4'-dichloordifenyldichlooretheen ug/l NVT
217 44DDT 50-29-3 4,4'-dichloordifenyltrichloorethaan ug/l NVT
224 4Cl2C1yFol 1570-64-5 4-chloor-2-methylfenol ug/l NVT
227 4Cl3C1yFol 59-50-7 4-chloor-3-methylfenol ug/l NVT
228 4ClAn 106-47-8 4-chlooraniline ug/l NVT
229 4ClFol 106-48-9 4-chloorfenol ug/l NVT
2412 4CPA 122-88-3 4-chloorfenoxyazijnzuur ug/l NVT
3650 DMST 66840-71-9 4-dimethylaminosulfotoluidide ug/l NVT
232 4C2yTol 622-96-8 4-ethyltolueen ug/l NVT
1175 4C1y2C5on 108-10-1 4-methyl-2-pentanon (MIBK) ug/l NVT
247 AcNe 83-32-9 acenafteen ug/l NVT
248 AcNy 208-96-8 acenaftyleen ug/l NVT
3135 actmpd 135410-20-7 acetamiprid ug/l NVT
251 actntl 75-05-8 acetonitril mg/l NVT
3136 actsfmtozl 21312-10-7 acetylsulfamethoxazol ug/l NVT
3127 acnfn 74070-46-5 aclonifen ug/l NVT
254 aclntl 107-13-1 acrylonitril ug/l NVT
264 alCl 15972-60-8 alachloor ug/l NVT
265 alDcb 116-06-3 aldicarb ug/l NVT
266 alDcsfn 1646-88-4 aldicarbsulfon ug/l NVT
267 alDcSO 1646-87-3 aldicarbsulfoxide ug/l NVT
268 aldn 309-00-2 aldrin ug/l NVT
269 aedsfn 959-98-8 alfa-endosulfan ug/l NVT
271 aHCH 319-84-6 alfa-hexachloorcyclohexaan ug/l NVT
273 aC1ysrn 98-83-9 alfa-methylstyreen ug/l NVT
374 HCO3 71-52-3 alkaliteit uitgedrukt in waterstofcarbonaat mg/l NVT
284 Al 7429-90-5 aluminium ug/l nf
5242 amttdn 865318-97-4 ametoctradin ug/l NVT
285 amtn 834-12-8 ametryn ug/l NVT
3164 amdsfrn 120923-37-7 amidosulfuron ug/l NVT
3165 amdTzinzr 117-96-4 amidotrizoïnezuur ug/l NVT
3175 Aocb 2032-59-9 aminocarb ug/l NVT
2499 Aofnzn 58-15-1 aminofenazon ug/l NVT
292 AMPA 1066-51-9 aminomethylfosfonzuur ug/l NVT
287 amtl 61-82-5 amitrol ug/l NVT
289 NH4 14798-03-9 ammonium mg/l Nnf
5740 FRD-902 62037-80-3 ammonium 2,3,3,3-tetrafluor-2-(heptafluorpropoxy)-propanoaat ug/l NVT
301 Sb 7440-36-0 antimoon ug/l nf
299 Ant 120-12-7 antraceen ug/l NVT
300 antcnn 84-65-1 antrachinon ug/l NVT
5253 armt 140-57-8 aramit ug/l NVT
310 As 7440-38-2 arseen ug/l nf
323 aslm 3337-71-1 asulam ug/l NVT
3186 atnll 29122-68-7 atenolol ug/l NVT
3189 atvttne 134523-00-5 atorvastatine ug/l NVT
324 attn 1610-17-9 atraton ug/l NVT
325 atzne 1912-24-9 atrazine ug/l NVT
3192 azacnzl 60207-31-0 azaconazool ug/l NVT
3195 azmtfs 35575-96-3 azamethifos ug/l NVT
3198 aztmcne 83905-01-5 azitromycine ug/l NVT
3196 azoxsbn 131860-33-8 azoxystrobin ug/l NVT
333 Ba 7440-39-3 barium ug/l nf
3209 befbtAd 113614-08-7 beflubutamide ug/l NVT
336 benlxl 71626-11-4 benalaxyl ug/l NVT
340 bentzn 25057-89-0 bentazon ug/l NVT
342 Ben 71-43-2 benzeen ug/l NVT
345 BaA 56-55-3 benzo(a)antraceen ug/l NVT
346 BaP 50-32-8 benzo(a)pyreen ug/l NVT
348 BbF 205-99-2 benzo(b)fluorantheen ug/l NVT
351 BghiPe 191-24-2 benzo(ghi)peryleen ug/l NVT
353 BkF 207-08-9 benzo(k)fluorantheen ug/l NVT
5255 benzcine 94-09-7 benzocaine ug/l NVT
361 benzC4yFt 85-68-7 benzylbutylftalaat ug/l NVT
362 Be 7440-41-7 beryllium ug/l nf
365 bedsfn 33213-65-9 beta-endosulfan ug/l NVT
366 bHCH 319-85-7 beta-hexachloorcyclohexaan ug/l NVT
2463 bezafbt 41859-67-0 bezafibraat ug/l NVT
375 bfnx 42576-02-3 bifenox ug/l NVT
376 biftn 82657-04-3 bifenthrin ug/l NVT
382 DEHP 117-81-7 bis(2-ethylhexyl)ftalaat (DEHP) ug/l NVT
76 bisFolA 80-05-7 bisfenol-A ug/l NVT
3266 bispll 66722-44-9 bisoprolol ug/l NVT
386 B 7440-42-8 boor ug/l nf
3272 boscld 188425-85-6 boscalid ug/l NVT
390 bromcl 314-40-9 bromacil ug/l NVT
391 Br 24959-67-9 bromide mg/l nf
394 BrOxnl 1689-84-5 broomoxynil ug/l NVT
400 Brpplt 18181-80-1 broompropylaat ug/l NVT
406 C4ol 71-36-3 butanol ug/l NVT
409 butcbOxmSO 34681-24-8 butocarboximsulfoxide ug/l NVT
412 C4yactt 123-86-4 butylacetaat ug/l NVT
441 Cd 7440-43-9 cadmium ug/l nf
442 caffine 58-08-2 caffeine ug/l NVT
447 Ca 7440-70-2 calcium mg/l nf
456 captn 133-06-2 captan ug/l NVT
5256 carbdx 6804-07-5 carbadox ug/l NVT
3380 carbmzpne 298-46-4 carbamazepine ug/l NVT
458 carbrl 63-25-2 carbaryl ug/l NVT
460 carbdzm 10605-21-7 carbendazim ug/l NVT
3384 carbtAd 16118-49-3 carbetamide ug/l NVT
462 carbfrn 1563-66-2 carbofuran ug/l NVT
464 CO3 3812-32-6 carbonaat mg/l NVT
3386 carftznC2y 128639-02-1 carfentrazon-ethyl ug/l NVT
3398 cefrxm 55268-75-2 cefuroxim ug/l NVT
2497 Clafncl 56-75-7 chlooramfenicol ug/l NVT
1246 ClBen 108-90-7 chloorbenzeen ug/l NVT
478 Clbmrn 13360-45-7 chloorbromuron ug/l NVT
1247 ClC2a 75-00-3 chloorethaan ug/l NVT
1654 ClC2e 75-01-4 chlooretheen (vinylchloride) ug/l NVT
487 Clfvfs 470-90-6 chloorfenvinfos ug/l NVT
492 Clpfm 101-21-3 chloorprofam ug/l NVT
503 Cltlrn 15545-48-9 chloortoluron ug/l NVT
4994 ClO3 14866-68-3 chloraat ug/l NVT
5175 chloratnlpl 500008-45-7 chlorantraniliprole ug/l NVT
507 Clidzn 1698-60-8 chloridazon ug/l NVT
508 Cl 16887-00-6 chloride mg/l NVT
517 Cr 7440-47-3 chroom ug/l nf
518 Chr 218-01-9 chryseen ug/l NVT
3436 cipfxcne 85721-33-1 ciprofloxacine ug/l NVT
520 c12DClC2e 156-59-2 cis-1,2-dichlooretheen ug/l NVT
522 cCldn 5103-71-9 cis-chloordaan ug/l NVT
272 cHpClepO 1024-57-3 cis-heptachloorepoxide ug/l NVT
3448 clartmcne 81103-11-9 claritromycine ug/l NVT
3463 clindmcne 18323-44-9 clindamycine ug/l NVT
2477 clofbt 637-07-0 clofibraat ug/l NVT
2464 clofbnzr 882-09-7 clofibrinezuur ug/l NVT
526 cloprld 1702-17-6 clopyralid ug/l NVT
3472 clotandne 210880-92-5 clothianidine ug/l NVT
2465 cloxclne 61-72-3 cloxacilline ug/l NVT
3474 clozpne 5786-21-0 clozapine ug/l NVT
3504 cortsn 53-06-5 cortison ug/l NVT
903 cumn 98-82-8 cumeen ug/l NVT
534 CNazne 21725-46-2 cyanazine ug/l NVT
2478 cycffAd 50-18-0 cyclofosfamide ug/l NVT
540 cycC6a 110-82-7 cyclohexaan ug/l NVT
542 cycC6on 108-94-1 cyclohexanon ug/l NVT
5259 cycC6e 110-83-8 cyclohexeen ug/l NVT
3538 cypdnl 121552-61-2 cyprodinil ug/l NVT
3551 damnzde 1596-84-5 daminozide ug/l NVT
2479 dapsn 80-08-0 dapson ug/l NVT
558 C10a 124-18-5 decaan ug/l NVT
562 dHCH 319-86-8 delta-hexachloorcyclohexaan ug/l NVT
571 desC2yatzne 6190-65-4 desethylatrazine ug/l NVT
3614 desC2ytC4yaz 30125-63-4 desethylterbutylazine ug/l NVT
573 desiC3yatzne 1007-28-9 desisopropylatrazine ug/l NVT
574 desmtn 1014-69-3 desmetryn ug/l NVT
6024 D2O 7789-20-0 deuterium oxide (zwaar water) 10^-3 V-SMOW
3622 dexmtsn 50-02-2 dexamethason ug/l NVT
593 DBahAnt 53-70-3 dibenzo(a,h)antraceen ug/l NVT
600 DC4yFt 84-74-2 dibutylftalaat ug/l NVT
602 Dcba 1918-00-9 dicamba ug/l NVT
603 Dcbnl 1194-65-6 dichlobenil ug/l NVT
605 Dcfande 1085-98-9 dichlofluanide ug/l NVT
619 DClC1a 75-09-2 dichloormethaan ug/l NVT
2466 Dclofnc 15307-86-5 diclofenac ug/l NVT
2467 Dcloxclne 3116-76-5 dicloxacilline ug/l NVT
629 Dcfl 115-32-2 dicofol ug/l NVT
3586 DccC6yFt 84-61-7 dicyclohexylftalaat ug/l NVT
632 DccPeDen 77-73-6 dicyclopentadieen ug/l NVT
633 dieldn 60-57-1 dieldrin ug/l NVT
641 DC2yEtr 60-29-7 diethylether mg/l NVT
642 DC2yFt 84-66-2 diethylftalaat ug/l NVT
2308 DEET 134-62-3 diethyltoluamide ug/l NVT
3627 Dfncnzl 119446-68-3 difenoconazool ug/l NVT
648 Dfbzrn 35367-38-5 diflubenzuron ug/l NVT
3624 Dffncn 83164-33-4 diflufenican ug/l NVT
649 DC7yFt 3648-21-3 diheptylftalaat ug/l NVT
650 DC6yFt 84-75-3 dihexylftalaat ug/l NVT
577 DiC4yFt 84-69-5 diisobutylftalaat ug/l NVT
583 DiC3yEtr 108-20-3 diisopropylether ug/l NVT
3644 Dikglc 18467-77-1 dikegulac ug/l NVT
651 Dmfrn 34205-21-5 dimefuron ug/l NVT
3652 DmtCl 50563-36-5 dimethachloor ug/l NVT
3651 DmtAd 87674-68-8 dimethenamide ug/l NVT
653 Dmtat 60-51-5 dimethoaat ug/l NVT
658 DC1yDS 624-92-0 dimethyldisulfide ug/l NVT
660 DC1yfAd 68-12-2 dimethylformamide ug/l NVT
661 DC1yFt 131-11-3 dimethylftalaat ug/l NVT
663 DC1yS 75-18-3 dimethylsulfide ug/l NVT
3653 DmTdzl 551-92-8 dimetridazol ug/l NVT
671 Dnsb 88-85-7 dinoseb ug/l NVT
672 Dntb 1420-07-1 dinoterb ug/l NVT
674 DC8yFt 117-84-0 dioctylftalaat ug/l NVT
677 DC5yFt 131-18-0 dipentylftalaat ug/l NVT
679 DC3yFt 131-16-8 dipropylftalaat ug/l NVT
3675 Dpyrdml 58-32-2 dipyridamol ug/l NVT
683 Durn 330-54-1 diuron ug/l NVT
2159 dodcBen 123-01-3 dodecylbenzeen ug/l NVT
3712 enlpl 75847-73-3 enalapril ug/l NVT
2161 endsfn 115-29-7 endosulfan (som alfa- en beta-isomeer) ug/l NVT
703 endsfSO4 1031-07-8 endosulfansulfaat ug/l NVT
704 endn 72-20-8 endrin ug/l NVT
3718 epxcnzl 133855-98-8 epoxiconazool ug/l NVT
2480 ertmcne 114-07-8 erytromycine ug/l NVT
3727 etdmrn 30043-49-3 ethidimuron ug/l NVT
2294 etnetDol 57-63-6 ethinylestradiol ug/l NVT
719 eton 563-12-2 ethion ug/l NVT
721 etfmst 26225-79-6 ethofumesaat ug/l NVT
722 etpfs 13194-48-4 ethoprofos ug/l NVT
725 C2yactt 131-11-3 ethylacetaat ug/l NVT
728 C2yBen 100-41-4 ethylbenzeen ug/l NVT
494 C2yClprfs 2921-88-2 ethylchloorpyrifos ug/l NVT
730 EDTA 60-00-4 ethyleendiaminetetraethaanzuur (EDTA) ug/l NVT
1407 C2yprmfs 23505-41-1 ethylpirimifos ug/l NVT
745 fenamfs 22224-92-6 fenamifos ug/l NVT
746 Fen 85-01-8 fenantreen ug/l NVT
2481 fenzn 60-80-0 fenazon (antipyrine) ug/l NVT
750 feNO2ton 122-14-5 fenitrothion ug/l NVT
2482 fenfbt 49562-28-9 fenofibraat ug/l NVT
3762 fenfbnzr 42017-89-0 fenofibrinezuur ug/l NVT
751 Fol 108-95-2 fenol ug/l NVT
2468 fenpfn 31879-05-7 fenoprofen ug/l NVT
2483 fentrl 13392-18-2 fenoterol ug/l NVT
3768 fenOxcb 72490-01-8 fenoxycarb ug/l NVT
760 fenton 55-38-9 fenthion ug/l NVT
2451 fenrn 101-42-8 fenuron ug/l NVT
3786 fipnl 120068-37-3 fipronil ug/l NVT
3829 flurslm 145701-23-1 florasulam ug/l NVT
3794 florfncl 76639-94-6 florfenicol ug/l NVT
3798 fluazfPC4y 79241-46-6 fluazifop-P-butyl ug/l NVT
3808 fludoxnl 131341-86-1 fludioxonil ug/l NVT
5245 fluoprm 658066-35-4 fluopyram ug/l NVT
775 Flu 206-44-0 fluorantheen ug/l NVT
777 Fle 86-73-7 fluoreen ug/l NVT
1853 F 16984-48-8 fluoride mg/l nf
3819 fluoxtne 54910-89-3 fluoxetine ug/l NVT
2363 flurOxpr 69377-81-7 fluroxypyr ug/l NVT
2305 flutlnl 66332-96-5 flutolanil ug/l NVT
3836 forasfrn 173159-57-4 foramsulfuron ug/l NVT
4188 Ptot NVT fosfor totaal mg/l Pnf
3855 furzldn 67-45-8 furazolidon ug/l NVT
3854 fursmde 54-31-9 furosemide ug/l NVT
3857 gabptne 60142-96-3 gabapentine ug/l NVT
816 cHCH 58-89-9 gamma-hexachloorcyclohexaan (lindaan) ug/l NVT
3548 GELDHD NVT Geleidendheid mS/m 25oC
2469 gemfbzl 25812-30-0 gemfibrozil ug/l NVT
3877 glufsnt 51276-47-2 glufosinaat ug/l NVT
732 glycl 107-21-1 glycol (monoethyleenglycol) ug/l NVT
840 glyfst 1071-83-6 glyfosaat ug/l NVT
5279 guanurum 141-83-3 guanylureum ug/l NVT
6027 He3 12596-21-3 helium 3 1 TU
853 HpCl 76-44-8 heptachloor ug/l NVT
861 HCB 118-74-1 hexachloorbenzeen ug/l NVT
865 HxClC2a 67-72-1 hexachloorethaan ug/l NVT
871 Hxznn 51235-04-2 hexazinon ug/l NVT
3928 HCltazde 58-93-5 hydrochloorthiazide ug/l NVT
2470 ibpfn 15687-27-1 ibuprofen ug/l NVT
3984 iffAd 3778-73-2 ifosfamide ug/l NVT
879 Fe 7439-89-6 ijzer ug/l nf
2306 imdcpd 138261-41-3 imidacloprid ug/l NVT
880 inda 496-11-7 indaan ug/l NVT
882 InP 193-39-5 indeno(1,2,3-cd)pyreen ug/l NVT
2471 indmtcne 53-86-1 indometacine ug/l NVT
4023 irbstan 138402-11-6 irbesartan ug/l NVT
907 idn 465-73-6 isodrin ug/l NVT
3976 iC3yantnlAd 30391-89-0 isopropylanthranilamide ug/l NVT
913 iptrn 34123-59-6 isoproturon ug/l NVT
4010 iOaftl 141112-29-0 isoxaflutool ug/l NVT
4040 johxl 66108-95-0 johexol ug/l NVT
4041 jompl 78649-41-9 jomeprol ug/l NVT
4043 jopmdl 62883-00-5 jopamidol ug/l NVT
4042 jopmde 73334-07-3 jopromide ug/l NVT
4045 jotlmnzr 2276-90-6 jotalaminezuur ug/l NVT
4047 joxtlmnzr 28179-44-4 joxitalaminezuur ug/l NVT
920 K 7440-09-7 kalium mg/l nf
2472 ketpfn 22071-15-4 ketoprofen ug/l NVT
527 Co 7440-48-4 kobalt ug/l nf
6025 C13 14762-74-4 koolstof 13 10^-3 V-PDB in Canorg
6026 C14 14762-75-5 koolstof 14 % MC
1318 Corg NVT koolstof organisch mg/l Cnf
971 Cu 7440-50-8 koper ug/l nf
4063 kresOxmC1y 143390-89-0 kresoxim-methyl ug/l NVT
1097 Hg 7439-97-6 kwik ug/l nf
1898 lencl 2164-08-1 lenacil ug/l NVT
4088 levtrctm 102767-28-2 levetiracetam ug/l NVT
4093 lidcine 137-58-6 lidocaïne ug/l NVT
2484 lincmcne 154-21-2 lincomycine ug/l NVT
1114 linrn 330-55-2 linuron ug/l NVT
1115 Li 7439-93-2 lithium ug/l nf
1116 Pb 7439-92-1 lood ug/l nf
4096 lostan 114798-26-4 losartan ug/l NVT
1125 Mg 7439-95-4 magnesium mg/l nf
4112 malinhdzde 123-33-1 maleinehydrazide ug/l NVT
1714 manb 12427-38-2 maneb ug/l NVT
1128 Mn 7439-96-5 mangaan ug/l nf
1145 mcresl 108-39-4 m-cresol ug/l NVT
4133 mebdzl 31431-39-7 mebendazol ug/l NVT
73 MCPP 93-65-2 mecoprop ug/l NVT
4137 mecppP 16484-77-8 mecoprop-P ug/l NVT
1148 metbtazrn 18691-97-9 metabenzthiazuron ug/l NVT
5254 mfmzn 139968-49-3 metaflumizon ug/l NVT
1149 mlxl 57837-19-1 metalaxyl ug/l NVT
4110 mAh 9002-91-9 metaldehyde ug/l NVT
1152 mzCl 67129-08-2 metazachloor ug/l NVT
4157 metfmne 657-24-9 metformine ug/l NVT
785 C1al 50-00-0 methanal (formaldehyde) ug/l NVT
1154 C1ol 67-56-1 methanol ug/l NVT
1155 metdton 950-37-8 methidathion ug/l NVT
2307 metocb 2032-65-7 methiocarb ug/l NVT
1159 C1oxCl 72-43-5 methoxychloor ug/l NVT
3318 C1oxfnzde 161050-58-4 methoxyfenozide ug/l NVT
328 C1yazfs 86-50-0 methylazinfos ug/l NVT
1177 C1ymtclt 80-62-6 methylmethacrylaat ug/l NVT
2453 C1ymsfrn 74223-64-6 methyl-metsulfuron ug/l NVT
1408 C1yprmfs 29232-93-7 methylpirimifos ug/l NVT
1163 C1yttC4yEtr 1634-04-4 methyl-tertiair-butylether (MTBE) ug/l NVT
4162 metrm 9006-42-2 metiram ug/l NVT
1185 metlCl 51218-45-2 metolachloor ug/l NVT
2485 metpll 37350-58-6 metoprolol ug/l NVT
1187 metxrn 19937-59-8 metoxuron ug/l NVT
1188 metbzn 21087-64-9 metribuzin ug/l NVT
4160 metndzl 443-48-1 metronidazol ug/l NVT
1191 mevfs 7786-34-7 mevinfos ug/l NVT
1243 Mo 7439-98-7 molybdeen ug/l nf
1253 Mlnrn 1746-81-2 monolinuron ug/l NVT
1254 monrn 150-68-5 monuron ug/l NVT
2473 nafclne 147-52-4 nafcilline ug/l NVT
1259 Naf 91-20-3 naftaleen ug/l NVT
2474 napxn 22204-53-1 naproxen ug/l NVT
1262 Na 7440-23-5 natrium mg/l nf
4254 nicsfrn 111991-09-4 nicosulfuron ug/l NVT
1267 Ni 7440-02-0 nikkel ug/l nf
1270 NO3 14797-55-8 nitraat mg/l Nnf
1273 NO2 14797-65-0 nitriet mg/l Nnf
1331 ocresl 95-48-7 o-cresol ug/l NVT
5257 oladmcn 3922-90-5 oleandomycin ug/l NVT
1334 PO4 14265-44-2 orthofosfaat mg/l Pnf
2498 Oaclne 66-79-5 oxacilline ug/l NVT
1343 Oaml 23135-22-0 oxamyl ug/l NVT
4337 oxzpm 604-75-1 oxazepam ug/l NVT
5124 OxT4ccnHCl 2058-46-0 oxytetracycline hydrochloride ug/l NVT
4347 parctml 103-90-2 paracetamol ug/l NVT
4351 paroonC2y 311-45-5 paraoxon-ethyl ug/l NVT
4350 paroonC1y 950-35-6 paraoxon-methyl ug/l NVT
4349 paroetne 61869-08-7 paroxetine ug/l NVT
1359 pcresl 106-44-5 p-cresol ug/l NVT
2301 penccrn 66063-05-6 pencycuron ug/l NVT
1385 PeClAn 527-20-8 pentachlooraniline ug/l NVT
1387 PeClBen 608-93-5 pentachloorbenzeen ug/l NVT
1390 PeClFol 87-86-5 pentachloorfenol ug/l NVT
1455 PeClNO2Ben 82-68-8 pentachloornitrobenzeen (quintozeen) ug/l NVT
2488 poxflne 6493-05-6 pentoxifylline ug/l NVT
4445 PFOS 1763-23-1 perfluoroctaansulfonaat ug/l NVT
4443 PFOA 335-67-1 perfluoroctaanzuur ug/l NVT
4461 pipprn 1893-33-0 pipamperon ug/l NVT
1406 pirmcb 23103-98-2 pirimicarb ug/l NVT
4485 pravstne 81093-37-0 pravastatine ug/l NVT
2489 primdn 125-33-7 primidon ug/l NVT
1417 procmdn 32809-16-8 procymidon ug/l NVT
1418 profm 122-42-9 profam ug/l NVT
2490 progtrn 57-83-0 progesteron ug/l NVT
1421 promtne 7287-19-6 prometryne ug/l NVT
1422 propCl 1918-16-7 propachloor ug/l NVT
1432 propxr 114-26-1 propoxur ug/l NVT
2491 propnll 525-66-6 propranolol ug/l NVT
1438 propAd 23950-58-5 propyzamide ug/l NVT
2361 prosfcb 52888-80-9 prosulfocarb ug/l NVT
5252 protocnzdto 120983-64-4 prothioconazol-desthio ug/l NVT
4524 pyrcsbn 175013-18-0 pyraclostrobin ug/l NVT
1444 pyrazfs 13457-18-6 pyrazofos ug/l NVT
1445 Pyr 129-00-0 pyreen ug/l NVT
1451 pyrdne 110-86-1 pyridine ug/l NVT
2303 pyrmtnl 53112-28-0 pyrimethanil ug/l NVT
4539 quetpne 111974-69-7 quetiapine ug/l NVT
4543 quinmrc 90717-03-6 quinmerac ug/l NVT
1456 REDPTTAL NVT Redoxpotentiaal mV NVT
4570 rimsfrn 122931-48-0 rimsulfuron ug/l NVT
4574 rondzl 7681-76-7 ronidazol ug/l NVT
2492 roxtmcne 80214-83-1 roxitromycine ug/l NVT
1987 Rb 7440-17-7 rubidium ug/l nf
4589 salbtml 18559-94-9 salbutamol ug/l NVT
4590 salczr 69-72-7 salicylzuur ug/l NVT
1473 seC4yazne 7286-69-3 sebutylazine ug/l NVT
1476 Se 7782-49-2 seleen ug/l nf
4656 SiO2 14808-60-7 siliciumdioxide mg/l NVT
1480 simzne 122-34-9 simazine ug/l NVT
4667 SmtlCl 87392-12-9 S-metolachloor ug/l NVT
615 sDClFol6 NVT som 6 dichloorfenolen ug/l NVT
681 sDtocbmt NVT som dithiocarbamaten ug/l CS2
1248 sMClFol NVT som monochloorfenol-isomeren ug/l NVT
1600 sTClFol NVT som trichloorfenol-isomeren ug/l NVT
4675 sotll 3930-20-9 sotalol ug/l NVT
1496 Ntot NVT stikstof totaal mg/l Nnf
1501 Sr 7440-24-6 strontium ug/l nf
1503 styrn 100-42-5 styreen ug/l NVT
4735 sulcton 99105-77-8 sulcotrion ug/l NVT
1508 SO4 14808-79-8 sulfaat mg/l NVT
4736 sulfClprdzne 80-32-0 sulfachloorpyridazine ug/l NVT
4737 sulfdazne 68-35-9 sulfadiazine ug/l NVT
4738 sulfdmtoxne 122-11-2 sulfadimethoxine ug/l NVT
2494 sulfdmdne 57-68-1 sulfadimidine ug/l NVT
4740 sulfmrzn 127-79-7 sulfamerazin ug/l NVT
2475 sulfmtoazl 723-46-6 sulfamethoxazol ug/l NVT
4742 sulfprdne 144-83-2 sulfapyridine ug/l NVT
4743 sulfqoxlne 59-40-5 sulfaquinoxaline ug/l NVT
4775 tamxfn 10540-29-1 tamoxifen ug/l NVT
2298 tebcnzl 107534-96-3 tebuconazol ug/l NVT
4825 teftn 79538-32-2 tefluthrin ug/l NVT
1520 Te 13494-80-9 telluur ug/l nf
4830 temzpm 846-50-4 temazepam ug/l NVT
1522 T NVT Temperatuur Cel NVT
4831 teplxdm 149979-41-9 tepraloxydim ug/l NVT
4835 terbtlne 23031-25-6 terbutaline ug/l NVT
1525 terC4yazne 5915-41-3 terbutylazine ug/l NVT
1536 T4ClC2e 127-18-4 tetrachlooretheen (per) ug/l NVT
1538 T4ClC1a 56-23-5 tetrachloormethaan (tetra) ug/l NVT
1544 T4Hfrn 109-99-9 tetrahydrofuraan ug/l NVT
1546 T4Htofn 110-01-0 tetrahydrothiofeen ug/l NVT
1553 Tl 7440-28-0 thallium ug/l nf
4861 theoplne 58-55-9 theophylline ug/l NVT
4770 tabdzl 148-79-8 thiabendazol ug/l NVT
4863 thiacpd 111988-49-9 thiacloprid ug/l NVT
4864 thiamtxm 153719-23-4 thiamethoxam ug/l NVT
1556 toCN 463-56-9 thiocyanaat (anion) ug/l nf
4882 tofnC1y 23564-05-8 thiofanaat-methyl ug/l NVT
1561 tomtn 640-15-3 thiometon ug/l NVT
2012 thirm 137-26-8 thiram ug/l NVT
1563 Th 7440-29-1 thorium ug/l nf
2495 tiamlne 55297-95-5 tiamuline ug/l NVT
1564 Sn 7440-31-5 tin ug/l nf
1565 Ti 7440-32-6 titaan ug/l nf
1567 tolcfsC1y 57018-04-9 tolclofos-methyl ug/l NVT
2476 tolfAezr 13710-19-5 tolfenaminezuur ug/l NVT
1568 Tol 108-88-3 tolueen ug/l NVT
2235 tolfande 731-27-1 tolylfluanide ug/l NVT
4891 tramdl 27203-92-5 tramadol ug/l NVT
1578 t12DClC2e 156-60-5 trans-1,2-dichlooretheen ug/l NVT
1580 tCldn 5103-74-2 trans-chloordaan ug/l NVT
1581 tHpClepO 28044-83-9 trans-heptachloorepoxide ug/l NVT
1599 T2ClC2yPO4 115-96-8 tri(2-chloorethyl)fosfaat ug/l NVT
1586 Tadmfn 43121-43-3 triadimefon ug/l NVT
2297 Tadmnl 55219-65-3 triadimenol ug/l NVT
1590 TBrC1a 75-25-2 tribroommethaan ug/l NVT
1591 TC4yPO4 126-73-8 tributylfosfaat ug/l NVT
1712 TC4ySn 36643-28-4 tributyltin (kation) ug/l Sn
1598 TClC2e 79-01-6 trichlooretheen (tri) ug/l NVT
1711 TClC1a 67-66-3 trichloormethaan (chloroform) ug/l NVT
1603 TClC3yPO4 13674-84-5 trichloorpropylfosfaat ug/l NVT
5189 Tccbn 101-20-2 triclocarban ug/l NVT
2450 Tcpr 55335-06-3 triclopyr ug/l NVT
1609 TC2yPO4 78-40-0 triethylfosfaat ug/l NVT
4848 TFyPO4 115-86-6 trifenylfosfaat ug/l NVT
1612 Tfrlne 1582-09-8 trifluraline ug/l NVT
4844 TfsfrnC1y 126535-15-7 triflusulfuron-methyl ug/l NVT
1585 TiC4yPO4 126-71-6 triisobutylfosfaat ug/l NVT
4876 Tmtcb 2686-99-9 trimethacarb ug/l NVT
2496 Tmtpm 738-70-5 trimethoprim ug/l NVT
4790 TC1yPO4 512-56-1 trimethylfosfaat ug/l NVT
4894 tris2C4oxC2y 78-51-3 tris(2-butoxyethyl)fosfaat ug/l NVT
4893 tris2C2yC6yP 78-42-2 tris(2-ethylhexyl)fosfaat ug/l NVT
3896 H3 10028-17-8 tritium 1 TU
2031 TROEBHD NVT Troebelheid [NTU] NVT
4902 tylsne 1401-69-0 tylosine ug/l NVT
1637 U 7440-61-1 uranium ug/l nf
4913 valum 439-14-5 valium (diazepam) ug/l NVT
1642 V 7440-62-2 vanadium ug/l nf
1652 vinczln 50471-44-8 vinclozolin ug/l NVT
4923 warfrn 81-81-2 warfarin ug/l NVT
1685 W 7440-33-7 wolfraam ug/l nf
1692 Ag 7440-22-4 zilver ug/l nf
1693 Zn 7440-66-6 zink ug/l nf
1695 Zr 7440-67-7 zirkonium ug/l nf
1398 pH NVT Zuurgraad 1 NVT
1701 O2 7782-44-7 zuurstof mg/l NVT
6023 O18-H2O 14314-42-2 zuurstof18 water 10^-3 V-SMOW

6.2 Bemonsteringsprocedure

De lijst met procedures die gehanteerd worden bij de uitvoering van de bemonstering van grondwater.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
NEN5744v1991

Nederlandse norm NEN 5744 Bodem - Monsterneming van grondwater ten behoeve van de bepaling van metalen, anorganische verbindingen, matig-vluchtige organische verbindingen en fysisch-chemische eigenschappen, 1991 Deze norm is ingetrokken en vervangen door NEN 5744, 2011.

NEN5744v2011-A1v2013

Nederlandse norm NEN 5744 Bodem - Monsterneming van grondwater, maart 2011 met aanvulling april 2013.

NEN5745v1997

Nederlandse norm NEN 5745 Bodem - Monsterneming van grondwater ten behoeve van de bepaling van vluchtige verbindingen, 1997 Deze norm is ingetrokken en vervangen door NEN 5744, 2011.

NTA8017v2008

Nederlandse technische afspraak NTA 8017, Monsterneming van grondwater ten behoeve van de monitoring van grondwaterkwaliteit, februari 2008. Deze norm is ingetrokken en vervangen door NTA 8017, 2016.

NTA8017v2016

Nederlandse technische afspraak NTA 8017, Monsterneming van grondwater ten behoeve van de monitoring van grondwaterkwaliteit, november 2016. Dit is een bijlage uit het Handboek Monitoring Grondwaterkwaliteit KRW provincies en RIVM.

SIKBProtocol2002vanafV4

Protocol 2002, Het nemen van grondwatermonsters. Versie 4 en opvolgende versies die geen relevante wijzigingen voor (de gegevens van) het grondwatersamenstellingsonderzoek bevatten. Dit protocol is onderdeel van SIKB 2000 (certificatieschema of accreditatieschema) dat van toepassing is op het nemen van grondwatermonsters bij milieuhygiënisch bodemonderzoek.

onbekend

Het gegeven is onbekend. Dit kan het geval zijn bij historische gegevens (IMBRO/A kwaliteitsregime).

6.3 Beoordelingsprocedure

De lijst met protocollen en werkwijzen die worden toegepast bij de beoordeling van de kwaliteit van de meetwaarden die in het veld en/of het laboratorium gemeten zijn.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
handboekProvinciesRIVMv2017

Het Handboek Platform Meetnetbeheerders Monitoring Bodem- en Grondwaterkwaliteit Deel 1 - Handboek Monitoring Grondwaterkwaliteit KRW provincies en RIVM, Vastgesteld door Platform Meetnetbeheerders 06/04/2017.

oordeelDeskundige

De beoordeling is gedaan door een expert, niet volgens een expliciet protocol of werkvoorschrift.

onbekend

Het is onbekend volgens welke procedure de beoordeling is gedaan (IMBRO/A kwaliteitsregime).

6.4 Kleur

De lijst met hoofd- en bijkleuren die zijn waargenomen in het grondwatermonster.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
wit wit
grijs grijs
zwart zwart
rood rood
oranje oranje
geel geel
groen groen
blauw blauw
paars paars
bruin bruin
roestbruin roestbruin
beige beige
creme creme
kleurloos kleurloos

6.5 Kleursterkte

De lijst met de kleursterktes die zijn waargenomen in het grondwatermonster.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
zeer licht zeer licht
licht licht
neutraal neutraal
donker donker
zeer donker zeer donker

6.6 LimietSymbool

De lijst van symbolen die aangeven of de gemeten waarde kleiner dan de laagste rapportagegrens of groter dan de hoogste rapportagegrens is.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
GT

De gemeten waarde is groter dan de hoogste rapportagegrens welke is ingevuld bij het attribuut waarde.

LT

De gemeten waarde is kleiner dan de laagste rapportagegrens welke is ingevuld bij het attribuut waarde.

6.7 Pomptype

De lijst met pompen die gebruikt worden voor het bemonsteren van het grondwater.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
onderwaterpomp

Een apparaat dat geheel in de te verpompen vloeistof wordt ondergedompeld en waarmee vloeistoffen door een slang worden geperst. Deze pomp wordt ook wel dompelpomp genoemd.

peristaltischePomp

Een apparaat waarmee door het aanleggen van onderdruk vloeistoffen door een slang worden gepompt. Deze pomp wordt ook wel slangenpomp genoemd.

vacuümpomp

Een eenvoudige zuigpomp.

anders

Een ander pomptype zoals dat is beschreven in de bemonsteringsprocedure.

onbekend

Het gegeven is onbekend. Dit kan het geval zijn bij historische gegevens (IMBRO/A kwaliteitsregime).

6.8 Registratiestatus

De lijst van fasen van registratie waarin het object zich kan bevinden.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
geregistreerd

Het registeren van de gegevens van het object is gestart. De gegevens uit het eerste brondocument zijn in de registratie ondergrond vastgelegd. Er zijn daarna geen nieuwe gegevens geregistreerd.

aangevuld

Het registeren van de gegevens van het object heeft na de start van de registratie een vervolg gekregen. De gegevens in de registratie ondergrond zijn minimaal een keer aangevuld met nieuwe gegevens.

voltooid

Het registeren van de gegevens van het object is voltooid. Alle gegevens zijn in de registratie ondergrond vastgelegd en er kunnen geen nieuwe gegevens meer worden geregistreerd.

6.9 StatusKwaliteitscontrole

De lijst met de mogelijke uitkomsten van het eindoordeel van de bronhouder over de betrouwbaarheid van individuele metingen.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
afgekeurd

Er is reden om dit gegeven als onjuist te beschouwen. De waarde kon niet geverifieerd worden op basis van de gehanteerde beoordelingsprocedure.

goedgekeurd

Er is geen reden om aan de juistheid van dit gegeven te twijfelen op basis van de gehanteerde beoordelingsprocedure.

onbekend

Er is geen beoordeling gedaan van de kwaliteit, of het is onbekend of er een beoordeling is gedaan (IMBRO/A kwaliteitsregime).

onbeslist

Er zijn twijfels over de juistheid van dit gegeven, maar uitsluitsel kon niet gegeven worden op basis van de gehanteerde beoordelingsprocedure.

6.10 Waardebepalingsprocedure

De lijst met normen en voorschriften die beschrijven hoe het laboratoriumonderzoek is uitgevoerd. De inhoud van deze lijst is gebaseerd op de Aquo tabel "Waardebepalingsmethode".

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
AQUOKIT Met Aquo-kit berekend oordeel of toetsresultaat
AUTOMATISCH Niet genormaliseerde automatische waardebepaling
BLAUWAP:2012 Blauwalgenprotocol 2012
CIW Bepaling klasse (1-5) volgens CIW-methodiek
D1485.96 DIN EN 1485:1996-11
D38405-26.89 DIN 38405-26:1989-04
D38405-27.92 DIN 38405-27:1992-07
D38406-29.99 DIN 38406-29:1999-05
D38407-30.07 DIN 38407-30:2007-12
D38407-42.11 DIN 38407-42:2011-03
D38409-23.10 DIN 38409-23:2010-12
D4030-2.08 DIN 4030-2:2008-06
D51577-1.82 DIN 51577-1:1982-11
DESK Bepaling klasse door deskundige
EBEO Bepaling waarde / EBEO-klasse (1-5) volgens EBEO-systematiek
EPA8270CD US EPA Method 8270D/8270C
GWPROTEU.13 Oordeel deskundige o.b.v. protocol toetsen grondw. 2013 EU
GWPROTNL.13 Oordeel deskundige o.b.v. protocol toetsen grondw. 2013 NL
HH-W10B:2010 HH-10B Analyse van zoöplankton voor EBeo
HH-W11A:2010 HH-11A Inventarisatie van vegetatie
HH-W12B:2010 HH-12B Analyse van macrofauna
HH-W13A:2010 HH-13A Bestandsopname van vis voor de KRW
HH-W7B:2010 HH-7B Analyse van fytoplankton in oppervlaktewater
HH-W8B:2010 HH-8B Analyse van sieralgen in opp.w. met een omkeermicrosc.
HH-W8C:2010 HH-8C Analyse van sieralgen in opp.w. met staande microsc.
HH-W9B:2010 HH-9B Analyse van kiezelwieren in oppervlaktewater
I10048.91 ISO 10048:1991 en
I10260.92 ISO 10260:1992 en
I10301.97 NEN-EN-ISO 10301:1997 en
I10304-1.09 NEN-EN-ISO 10304-1:2009 en
I10304-1.95 NEN-EN-ISO 10304-1:1995 en
I10304-2.96 NEN-EN-ISO 10304-2:1996 en
I10304-3.97 NEN-EN-ISO 10304-3:1997 en
I10304-4.99 NEN-EN-ISO 10304-4:1999 en
I10359-1.92 ISO 10359-1:1992 en
I10359-2.94 ISO 10359-2:1994 en
I10382.03 NEN-ISO 10382:2003 en
I10523.08 NEN-ISO 10523:2008 en
I10523.12 NEN-EN-ISO 10523:2012 en
I10523.94 ISO 10523:1994 en
I10530.92 ISO 10530:1992 en
I10566.94 ISO 10566:1994 en
I10695.00 NEN-EN-ISO 10695:2000 en
I10704.12 NEN-ISO 10704:2012 en
I11083.06 NEN-ISO 11083:2006 en
I11083.94 ISO 11083:1994 en
I11369.97 NEN-EN-ISO 11369:1997 en
I11423-1.97 ISO 11423-1:1997 en
I11423-2.97 ISO 11423-2:1997 en
I11731-2.08 NEN-EN-ISO 11731-2:2008 en
I11731.98 ISO 11731:1998 en
I11732.05 NEN-EN-ISO 11732:2005 en
I11885.07 ISO 11885:2007 en
I11885.98 NEN-EN-ISO 11885:1998 en
I11905-1.98 NEN-EN-ISO 11905-1:1998 nl
I11923.97 ISO 11923:1997 en
I11969.97 NEN-EN-ISO 11969:1997 nl
I12010.14 NEN-EN-ISO 12010:2014 en
I12020.00 NEN-EN-ISO 12020:2000 en
I12846.12 NEN-EN-ISO 12846:2012 en
I13358.97 ISO 13358:1997 en
I13395.97 NEN-EN-ISO 13395:1997 nl
I14402.99 NEN-EN-ISO 14402:1999 en
I14403-2.09 NEN-EN-ISO 14403-2:2009 Ontw. en
I14403-2.12 NEN-EN-ISO 14403-2:2012 en
I14403.02 NEN-EN-ISO 14403:2002 en
I14911.99 NEN-EN-ISO 14911:1999 en
I15061.01 NEN-EN-ISO 15061:2001 en
I15089.00 ISO 15089:2000 en
I15586.03 NEN-EN-ISO 15586:2003 en
I15587-1.02 NEN-EN-ISO 15587-1:2002 en
I15587-2.02 NEN-EN-ISO 15587-2:2002 en
I15680.03 NEN-EN-ISO 15680:2003 en
I15681-1.05 NEN-EN-ISO 15681-1:2005 en
I15681-2.05 NEN-EN-ISO 15681-2:2005 en
I15682.01 NEN-EN-ISO 15682:2001 en
I15705.03 NEN-ISO 15705:2003 en
I15913.03 NEN-EN-ISO 15913:2003 en
I15923-1.13 NEN-ISO 15923-1:2013 en
I16264.02 ISO 16264:2002 en
I16264.04 NEN-EN-ISO 16264:2004 en
I16588.03 NEN-EN-ISO 16588:2003 en
I16590.00 ISO 16590:2000 en
I17294-1.06 NEN-EN-ISO 17294-1:2006 en
I17294-2.04 NEN-EN-ISO 17294-2:2004 en
I17294-2.16 NEN-EN-ISO 17294-2:2016 en
I17353.05 NEN-EN-ISO 17353:2005 en
I17380.06 NEN-ISO 17380:2006 en
I17495.03 NEN-EN-ISO 17495:2003 en
I17852.06 ISO 17852:2006 en
I17852.08 NEN-EN-ISO 17852:2008 en
I17858.07 ISO 17858:2007 en
I17993.04 NEN-EN-ISO 17993:2004 en
I18073.04 NEN-ISO 18073:2004 en
I18412.06 NEN-EN-ISO 18412:2006 en
I18856.05 NEN-EN-ISO 18856:2005 en
I18857-1.06 NEN-EN-ISO 18857-1:2006 en
I20179.05 NEN-ISO 20179:2005 en
I22032.06 ISO 22032:2006 en
I22155.05 NEN-ISO 22155:2005 en
I22478.06 NEN-EN-ISO 22478:2006 en
I22743.06 NEN-ISO 22743:2006 en
I23631.06 NEN-EN-ISO 23631:2006 en
I23913.06 NEN-ISO 23913:2006 en
I25101.09 ISO 25101:2009 en
I5663.93 NEN-ISO 5663:1993 en
I5664.04 NEN-ISO 5664:2004 en
I5666.99 ISO 5666:1999 en
I5667-1.94 NEN-ISO 5667-1:1994 en
I5667-11.09 ISO 5667-11:2009 en
I5667-11.93 ISO 5667-11:1993 en
I5667-2.93 NEN-ISO 5667-2:1993 en
I5667-3.12 NEN-EN-ISO 5667-3:2012 en
I5813.93 NEN-ISO 5813:1993 en
I5814.93 NEN-ISO 5814:1993 en
I5815-1.03 ISO 5815-1:2003 en
I5815-2.03 ISO 5815-2:2003 en
I5961.95 NEN-EN-ISO 5961:1995 nl
I6058.84 ISO 6058:1984 en
I6059.05 NEN-ISO 6059:2005 en
I6060.89 ISO 6060:1989 en
I6332.04 NEN-ISO 6332:2004 en
I6333.88 NEN-ISO 6333:1988 nl
I6340.93 NEN-ISO 6340:1993 en
I6439.90 ISO 6439:1990 en
I6468.97 NEN-EN-ISO 6468:1997 en
I6595.93 NEN-EN-ISO 6595:1993 en
I6703-1.84 ISO 6703-1:1984 en
I6703-2.84 ISO 6703-2:1984 en
I6703-3.84 ISO 6703-3:1984 en
I6777.93 NEN-ISO 6777:1993 en
I6778.84 ISO 6778:1984 en
I6878.04 NEN-EN-ISO 6878:2004 en
I7027.00 NEN-EN-ISO 7027:2000 en
I7027.16 NEN-EN-ISO 7027-1:2016 en
I7027.94 NEN-ISO 7027:1994 en
I7150-1.02 NEN-ISO 7150-1:2002 en
I7393-1.00 NEN-EN-ISO 7393-1:2000 en
I7393-2.00 NEN-EN-ISO 7393-2:2000 en
I7393-3.00 NEN-EN-ISO 7393-3:2000 en
I7875-1.96 ISO 7875-1:1996 en
I7875-2.84 ISO 7875-2:1984 en
I7887.12 NEN-EN-ISO 7887:2012 en
I7887.94 NEN-EN-ISO 7887:1994 en
I7888.94 NEN-ISO 7888:1994 en
I7890-3.99 NEN-ISO 7890-3:1999 en
I7899-1.98 NEN-EN-ISO 7899-1:1998 en
I7980.00 NEN-EN-ISO 7980:2000 en
I7981-1.05 NEN-ISO 7981-1:2005 en
I7981-2.05 NEN-ISO 7981-2:2005 en
I8165-1.92 ISO 8165-1:1992 en
I8165-2.99 ISO 8165-2:1999 en
I8245.99 ISO 8245:1999 en
I8288.86 ISO 8288:1986 en
I8467.95 NEN-EN-ISO 8467:1995 en
I9174.98 ISO 9174:1998 en
I9297.89 ISO 9297:1989 en
I9308-3.99 NEN-EN-ISO 9308-3:1999 en
I9377-1.00 NEN-EN-ISO 9377-1:2000 Ontw. en
I9377-2.00 NEN-EN-ISO 9377-2:2000 en
I9377-4.99 NEN-EN-ISO 9377-4:1999 Ontw. en
I9390.90 ISO 9390:1990 en
I9562.04 NEN-EN-ISO 9562:2004 en
I9697.92 ISO 9697:1992 en
I9698.89 ISO 9698:1989 en
I9963-1.94 ISO 9963-1:1994 en
I9963-1.96 NEN-EN-ISO 9963-1:1996 en
I9963-2.94 ISO 9963-2:1994 en
I9963-2.96 NEN-EN-ISO 9963-2:1996 en
I9964-1.93 ISO 9964-1:1993 en
I9964-2.93 ISO 9964-2:1993 en
I9964-3.93 ISO 9964-3:1993 en
I9965.93 ISO 9965:1993 en
KNMI5WIND.01 KNMI Handboek Waarnemingen, Hoofdstuk 5. Wind, maart 2001
KRW Bepaling afgeleide waarde volgens KRW-methodiek
LEIDDPS:2012 Leidraad voor passive sampling 2012
MODEL Waarde is bepaald/berekend volgens model
N12260.03 NEN-EN 12260:2003 en
N1233.97 NEN-EN 1233:1997 en,nl
N12338.98 NEN-EN 12338:1998 en
N12673.99 NEN-EN 12673:1999 en
N12880.01 NEN-EN 12880:2001 en
N12918.99 NEN-EN 12918:1999 en
N13506.01 NEN-EN 13506:2001 en
N13577.07 NEN-EN 13577:2007 en
N14207.03 NEN-EN 14207:2003 en
N14486.05 NEN-EN 14486:2005 en
N1483.07 NEN-EN 1483:2007 en
N1484.97 NEN-EN 1484:1997 en,nl
N15216.07 NEN-EN 15216:2007 en
N1622.06 NEN-EN 1622:2006 en
N1899-1.98 NEN-EN 1899-1:1998 en,nl
N1899-2.98 NEN-EN 1899-2:1998 en,nl
N3106.86 NEN 3106:1986 nl
N5622.06 NEN 5622: 2006 nl
N5623.02 NEN 5623:2002 nl
N5627.06 NEN 5627: 2006 nl
N5694+C1.11 NEN 5694:2007+C1:2011 nl
N5707+C1.06 NEN 5707:2003+C1:2006 nl
N5731.94 NEN 5731:1994 2e Ontw. nl
N5734.95 NEN 5734:1995 2e Ontw. nl
N5734.99 NEN 5734:1999
N5735.94 NEN 5735:1994 2e Ontw. nl
N5742.00 NEN 5742:2000 Ontw. nl
N5742.91 NEN 5742:1991 nl
N5747.90 NEN 5747:1990 nl
N5748.90 NEN 5748:1990 nl
N5750.89 NEN 5750:1989 nl
N5751.89 NEN 5751:1989 nl
N5753.06 NEN 5753:2006 nl
N5754.05 NEN 5754:2005 nl
N5757.91 NEN 5757:1991 nl
N5758.90 NEN 5758:1990 nl
N5759.90 NEN 5759:1990 nl
N5761.90 NEN 5761:1990 nl
N5762.91 NEN 5762:1991 nl
N5763.91 NEN 5763:1991 nl
N5764.89 NEN 5764:1989 nl
N5765.91 NEN 5765:1991 nl
N5767.91 NEN 5767:1991 nl
N5769.91 NEN 5769:1991 nl
N5777.94 NEN 5777:1994 nl
N5779.94 NEN 5779:1994 nl
N5897.14 NEN 5897:2014 Ontw. Nl
N6265.07 NEN 6265:2007 nl
N6274.95 NEN 6274:1995 nl
N6401.91 NEN 6401:1991 nl
N6402.10 NEN 6402:2010 nl
N6402.91 NEN 6402:1991 nl
N6403.98 NEN 6403:1998 nl
N6407.97 NEN 6407:1997 nl
N6408.99 NEN 6408:1999 nl
N6411.06 NEN 6411:2006 Ontw. nl
N6411.81 NEN 6411:1981 nl
N6412.79 NEN 6412:1979 nl
N6414.07 NEN 6414:2007 Ontw. nl
N6414.08 NEN 6414:2008 nl
N6414.88 NEN 6414:1988 nl
N6415.82 NEN 6415:1982 nl
N6420.86 NEN 6420:1986 nl
N6421.06 NEN 6421:2006 nl
N6424.88 NEN 6424:1988 nl
N6426.95 NEN 6426:1995 nl
N6427.99 NEN 6427:1999 nl
N6429.94 NEN 6429:1994 nl
N6430.94 NEN 6430:1994 nl
N6432.93 NEN 6432:1993 nl
N6433.93 NEN 6433:1993 nl
N6434.93 NEN 6434:1993 nl
N6435.97 NEN 6435:1997 nl
N6436.97 NEN 6436:1997 nl
N6437.82 NEN 6437:1982 nl
N6441.79 NEN 6441:1979 nl
N6442.79 NEN 6442:1979 nl
N6443.77 NEN 6443:1977 nl
N6444.77 NEN 6444:1977 nl
N6445.97 NEN 6445:1997 nl
N6448.81 NEN 6448:1981 nl
N6449.81 NEN 6449:1981 nl
N6451.80 NEN 6451:1980 nl
N6452.80 NEN 6452:1980 nl
N6453.80 NEN 6453:1980 nl
N6454.94 NEN 6454:1994 nl
N6455.81 NEN 6455:1981 nl
N6456.81 NEN 6456:1981 nl
N6457.94 NEN 6457:1994 nl
N6458.83 NEN 6458:1983 nl
N6460.81 NEN 6460:1981 nl
N6461.81 NEN 6443:1981 nl
N6462.82 NEN 6462:1982 nl
N6463.97 NEN 6463:1997 nl
N6465.92 NEN 6465:1992 nl
N6467.82 NEN 6467:1982 nl
N6468.94 NEN 6468:1994 nl
N6470.97 NEN 6470:1997 nl
N6471.81 NEN 6471:1981 nl
N6472.83 NEN 6472:1983 nl
N6476.81 NEN 6476:1981 nl
N6480.82 NEN 6480:1982 nl
N6481.83 NEN 6481:1983 nl
N6482.82 NEN 6482:1982 nl
N6483.82 NEN 6483:1982 nl
N6484.06 NEN 6484:2006 Ontw. nl
N6484.07 NEN 6484:2007 nl
N6484.82 NEN 6484:1982 nl
N6485.83 NEN 6485:1983 nl
N6486.84 NEN 6486:1984 nl
N6487.97 NEN 6487:1997 nl
N6490.82 NEN 6490:1982 nl
N6493.87 NEN 6493:1987 nl
N6494.84 NEN 6494:1984 nl
N6495.84 NEN 6495:1984 nl
N6499.05 NEN 6499:2005 nl
N6499.10 NEN 6499:2010 nl
N6520.06 NEN 6520:2006 nl
N6521.91 NEN 6521:1991 nl
N6523.90 NEN 6523:1990 nl
N6524.84 NEN 6524:1984 nl
N6526.06 NEN 6526:2006 nl
N6527.00 NEN 6527:2000 nl
N6530.86 NEN 6530:1986 nl
N6531.86 NEN 6531:1986 nl
N6532.86 NEN 6532:1986 nl
N6533.90 NEN 6533:1990 nl
N6535.86 NEN 6535:1986 nl
N6536.90 NEN 6536:1990 nl
N6539.91 NEN 6539:1991 nl
N6541.91 NEN 6541:1991 nl
N6542.96 NEN 6542:1996 nl
N6544.90 NEN 6544:1990 nl
N6545.85 NEN 6545:1985 nl
N6547.86 NEN 6547:1986 nl
N6548.88 NEN 6548:1988 nl
N6549.88 NEN 6549:1988 nl
N6563.82 NEN 6563:1982 nl
N6567.85 NEN 6567:1985 nl
N6576.85 NEN 6576:1985 nl
N6577.85 NEN 6577:1985 nl
N6578.85 NEN 6578:1985 nl
N6579.85 NEN 6579:1985 nl
N6580.85 NEN 6580:1985 nl
N6581.85 NEN 6581:1985 nl
N6582.85 NEN 6582:1985 nl
N6587.90 NEN 6587:1990 nl
N6589.05 NEN 6589:2005 nl
N6591.90 NEN 6591:1990 nl
N6594.93 NEN 6594:1993 nl
N6604.07 NEN 6604:2007 nl
N6606.07 NEN 6606:2007 Ontw. nl
N6606.09 NEN 6606:2009 nl
N6606.92 NEN 6606:1992 nl
N6608.96 NEN 6608:1996 nl
N6609.97 NEN 6609:1997 nl
N6611.97 NEN 6611:1997 nl
N6612.97 NEN 6612:1997 nl
N6619.92 NEN 6619:1992 nl
N6620.86 NEN 6620:1986 nl
N6621.88 NEN 6621:1988 nl
N6623.05 NEN 6623:2005 nl
N6633.06 NEN 6633:2006/A1:2007 nl
N6633.98 NEN 6633:1998 nl
N6634.91 NEN 6634:1991 nl
N6641.83 NEN 6641:1983 nl
N6642.92 NEN 6642:1992 nl
N6643.03 NEN 6643:2003 nl
N6644.83 NEN 6644:1983 nl
N6645.05 NEN 6645:2005 nl
N6646+C1.15 NEN 6646+C1:2015 nl
N6646.06 NEN 6646:2006 nl
N6646.15 NEN 6646:2015 nl
N6651.92 NEN 6651:1992 nl
N6652.92 NEN 6652:1992 nl
N6653.92 NEN 6653:1992 nl
N6654.92 NEN 6654:2005 nl
N6655.92 NEN 6655:1992 Ontw. nl
N6655.97 NEN 6655:1997 nl
N6662.85 NEN 6662:1985 nl
N6663.87 NEN 6663:1987 nl
N6669.81 NEN 6669:1981 nl
N6670.03 NEN 6670:2003 nl
N6671.13 NEN 6671:2013 nl
N6671.94 NEN 6671:1994 nl
N6672.94 NEN 6672:1994 nl
N6674.81 NEN 6674:1981 nl
N6675.89 NEN 6675:1989 nl
N6676.94 NEN 6676:1994 nl
N6953.05 NEN 6953:2005 nl
N6953.17 NEN 6953:2017 nl
N6961.05 NEN 6961:2005 nl
N6961.13 NEN 6961:2013 Ontw. Nl
N6963.05 NEN 6963:2005 nl
N6964+C1.06 NEN 6964:2005+C1:2006 nl
N6964.05 NEN 6964:2005 nl
N6965+C1.06 NEN 6965:2005+C1:2006 nl
N6965.05 NEN 6965:2005 nl
N6966+C1.06 NEN 6966:2005+C1:2006 nl
N6966.05 NEN 6966:2005 nl
N6970.08 NEN 6970:2008 nl
N6975.08 NEN 6975:2008 nl
N6978.08 NEN 6978:2008 nl
N6980+C1.10 NEN 6980:2008+C1:2010 nl
N7341.95 NEN 7341:1995 nl
N7343.95 NEN 7343:1995 nl
N7345.95 NEN 7345:1995 nl
N7349.95 NEN 7349:1995 nl
N872.05 NEN-EN 872:2005 en
N903.94 NEN-EN 903:1994 en
Notove Bepaling toetsoordeel (+ of -) met/volgens Notove-methodiek
OVAM2IB1 OVAM afvalstoffencompendium 2/I/B.1
OVAM2IC2.3 OVAM afvalstoffencompendium 2/I/C.2.3
OVAM2IIA3 OVAM afvalstoffencompendium 2/II/A.3
OVAM2IIA6 OVAM afvalstoffencompendium 2/II/A.6
OVAM3B OVAM afvalstoffencompendium 3/B
OVAM3I OVAM afvalstoffencompendium 3/I
OVAM3N OVAM afvalstoffencompendium 3/N
OVAM3R1 OVAM afvalstoffencompendium 3/R1
P3210-1.16 prestatieblad 3210-1, 23-06-2016 (droge stof)
P3210-2.16 prestatieblad 3210-2, 23-06-2016 (organische stof)
P3210-3.16 prestatieblad 3210-3, 23-06-2016 (korrelgroottefractie)
P3210-4.16 prestatieblad 3210-4, 23-06-2016 (metalen)
P3210-5.16 prestatieblad 3210-5, 23-06-2016 (PAK)
P3210-6.16 prestatieblad 3210-6, 23-06-2016 (minerale olie)
P3210-7.16 prestatieblad 3210-7, 23-06-2016 (PCB)
P3220-1.16 prestatieblad 3220-1, 23-06-2016 (OCB)
P3220-2.16 prestatieblad 3220-2, 23-06-2016 (OCB overig)
P3250-1.16 prestatieblad 3250-1, 23-06-2016 (metalen)
P3260-1.11 prestatieblad 3260-1, 10-2-2011 (pentachloorfenol)
P5637.06 NPR 5637:2006 nl
P5638.06 NPR 5638:2006 nl
P6266.14 NPR 6266:2014 nl
P6266.91 NPR 6266:1991 nl
P6400.88 NPR 6400:1988 nl
P6416.95 NPR 6416:1995 nl
P6417.97 NPR 6417:1997 nl
P6425.95 NPR 6425:1995 nl
P6537.88 NPR 6537:1988 nl
P6538.90 NPR 6538:1990 nl
P6546.88 NPR 6546:1988 nl
P6600.93 NPR 6600:1993 nl
P6616.82 NPR 6616:1982 nl
PZMJK-A Protocol Zwemmersjeuk 2011 - A diagnose aandoening
PZMJK-C Protocol Zwemmersjeuk 2011 - C slakken met Trichobilharzia
PZMJK-D Protocol Zwemmersjeuk 2011 - D DNA Trichobilharzia in water
RWS-RMI.10 RWS Standaard voor inwinning hydrol. en meteo. gegevens 2010
RWSV-A1.002 RWS Analysevoorschrift-A1.002
RWSV-A1.019 RWS Analysevoorschrift-A1.019
RWSV-A1.032 RWS Analysevoorschrift-A1.032
RWSV-A1.033 RWS Analysevoorschrift-A1.033
RWSV-A1.035 RWS Analysevoorschrift-A1.035
RWSV-A1.040 RWS Analysevoorschrift-A1.040
RWSV-A1.072 RWS Analysevoorschrift-A1.072
RWSV-A1.085 RWS Analysevoorschrift-A1.085
RWSV-A1.086 RWS Analysevoorschrift-A1.086
RWSV-A3.010 RWS Analysevoorschrift-A3.010
RWSV-A4.411 RWS Analysevoorschrift-A4.411
RWSV-A5.380 RWS Analysevoorschrift-A5.380
RWSV-A5.390 RWS Analysevoorschrift-A5.390
RWSV-A5.393 RWS Analysevoorschrift-A5.393
RWSV-A5.398 RWS Analysevoorschrift-A5.398
RWSV-A5.427 RWS Analysevoorschrift-A5.427
RWSV-W006 RWSV 913.00.W006
RWSV-W007 RWSV 913.00.W007
RWSV-W008 RWSV 913.00.W008
RWSV-W009 RWSV 913.00.W009
RWSV-W012 RWSV 913.00.W012
T11370.00 ISO/TS 11370:2000 en
T11905-2.97 ISO/TR 11905-2:1997 en
T8200.02 NTA 8200:2002 en
T8204.03 NTA 8204:2003 nl
Towabo Bepaling waterbodemklasse volgens Towabo-methodiek
V2946.89 NVN 2946:1989 nl
V5694.96 NVN 5694:1996 nl (vervallen)
V5718.94 NVN 5718:1994 nl
V5730.91 NVN 5730:1991 nl
V5732.99 NVN 5732:1999 nl
V5770.93 NVN 5770:1993 nl
V6404.00 NVN 6404:2000 nl
V6409.97 NVN 6409:1997 nl
V6419.06 NVN 6419:2006 Ontw. nl
V6590.90 NVN 6590:1990 nl
V6592.90 NVN 6592:1990 nl
V6678.97 NVN 6678:1997 nl
V6982.06 NVN 6982:2006 Ontw. nl
V6983.06 NVN 6983:2006 Ontw. nl
V6984.06 NVN 6984:2006 Ontw. nl
V7321.97 NVN 7321:1997 nl
V7322.97 NVN 7322:1997 nl
V7324.97 NVN 7324:1997 nl
V7350.95 NVN 7350:1995 Ontw. Nl
VOORLOPIG Voorlopige bepaling klasse door deskundige
ZINTUIGLIJK Niet genormaliseerde zintuiglijke waardebepaling
iWSR Bepaling waarde / waterindex (0-100) volgens iWSR-methodiek

6.11 Waardebepalingstechniek

De lijst met laboratoriumtechnieken die gebruikt zijn bij het bepalen van het gehalte van chemische parameters. De inhoud van deze lijst is gebaseerd op de Aquo tabel Waardebepalingstechniek.

Waarde IMBRO IMBRO/A Omschrijving
AA Autoanalyser
AA-FOTM Autoanalyser - fotometrie
AAS Atomaire absorptie spectrometrie
AAS-F Atomaire absorptie spectrometrie - flame
AAS-GF Atomaire absorptie spectrometrie - grafietoven
AAS-HG Atomaire absorptie spectrometrie - hydride generatie
AAS-KD Atomaire absorptie spectrometrie - koude-damptechniek
AERO Aerometrie
AES-F Atomaire emissie spectrometrie - vlam
AES-KD Atomaire emissie spectrometrie - koude-damptechniek
AF Atomaire fluorescentie
AF-KD Atomaire fluorescentie - koude-damptechniek
BACT Bacteriologie
CALO Calorimetrie
COND Conductometrie
COUL Coulometrie
CUVT Cuvettentest
DA Discreetanalyser
DA-S Discreetanalyser - spectrometrie
ELCH Electrochemie
ELMSR Electromagnetische sensor
FL Fluorescentie
FOTM Fotometrie
GAMMAS Gammaspectrometrie
GC Gaschromatografie
GC-ECD Gaschromatografie - electron capture detector
GC-ECD/ECD Gaschromatografie - electron capture detector / el.capt.det.
GC-ECD/MS Gaschromatografie - electron capture detector / massaspect.
GC-FID Gaschromatografie - flame ionisation detector
GC-FID/ECD Gaschromatografie - flame ionisation detector / el.capt.det.
GC-FID/IR Gaschromatografie - flame ionisation detector / infrarood
GC-FPD Gaschromatografie - flame photometric detector
GC-HRMS Gaschromatografie - hoge resolutie massaspectrometrie
GC-LRMS Gaschromatografie - lage resolutie massaspectrometrie
GC-MS Gaschromatografie - massaspectrometrie
GC-MS-HS Gaschromatografie - massaspectrometrie - headspace
GC-MS-LV-PTV Gaschromatografie - massaspectrometrie - groot volume - PTV
GC-MS-MS Gaschromatografie - massaspectrometrie - massaspectrometrie
GC-MS-PT Gaschromatografie - massaspectrometrie - purge-and-trap
GC-MS-PTV Gaschromatografie - massaspectrometrie - PTV
GC-MS-TD Gaschromatografie - massaspectrometrie - thermal desorption
GC-NPD Gaschromatografie - stikstof-fosfor detector
GENEPSLCFRSE Genexpressie - luciferase
GRAV Gravimetrie
HPLC Hoge druk vloeistofchromatografie
HPLC-APCI-MS Hoge druk vloeistofchromatografie - atm.press.chem.ion. - MS
HPLC-DAD Hoge druk vloeistofchromatografie - diode array detector
HPLC-FL Hoge druk vloeistofchromatografie - fluorescentiedetector
HPLC-MS-ESI Hoge druk vloeistofchromatografie - electrospray - massasp.
HPLC-UV Hoge druk vloeistofchromatografie - UV-detector
HPLC-UV-FL Hoge druk vloeistofchromatografie - UV- en fluoresc.detector
IC Ionchromatografie
ICP-AES Inductie gekoppeld plasma - atomaire emissie spectrometrie
ICP-HRMS Inductie gekoppeld plasma - hoge resolutie massaspect.
ICP-MS Inductie gekoppeld plasma - massaspectrometrie
IR Infrarooddetectie
IR-FT Infrarood - fourier transmission
JODM Jodometrie
LC-FL Vloeistofchromatografie - fluorescentie
LC-GC-MS Vloeistofchromatografie - gaschromatografie - massaspect.
LC-MS Vloeistofchromatografie - massaspectrometrie
LC-MS-MS Vloeistofchromatografie - massaspectrometrie - massaspect.
LC-TQMS Vloeistofchromatografie - tandem quadrupool massaspect.
LDO Luminescentie opgelost zuurstof sensor
LSC vloeistofscintillatie
MEMBF Membraanfiltratie
MICCOUL Microcoulometrie
MICCOUL-PT Microcoulometrie - purge-and-trap
MICSCOP Microscopie
MICTTPT Microtiter-plaat
NEFLMTE Nefelometrie
ORGNLTSCH Organoleptisch
POTM Potentiometrie
POTM_TITM Potentiometrische titratie
RADOMT-BWHH Radiometrie, boven water - hand-held
RADOMT-BWHHG Radiometrie, boven water - hand-held met gyroscoop
RADOMT-BWVO Radiometrie, boven water - vaste opstelling
RONTGDF Röntgendiffractie
RONTGTM Röntgentransmissie
RONTGTM_GRAV Röntgentransmissie en gravimetrie (met zeef)
SEDI Sedigraaf
STER/POLMIC Stereo- en polarisatiemicrosopie
THERMG Thermografie
THERMM Thermometrie
TITM Titrimetrie
UV/VIS Spectrofotometrie
VISL Visueel
VOL Volumetrie
qPCR Kwantitatieve polymerase-kettingreactie

A. Bijlage: Toelichting eenheden en hoedanigheden

In onderstaande tabel staat de betekenis van de eenheden zoals ze voorkomen in de parameterlijst.

code omschrijving
Cel graden Celsius
mg/l milligram per liter
ug/l microgram per liter, µg/l
mS/m milliSiemens per meter
mV millivolt
[NTU] Nephelometric Turbidity Unit
% procent, 10-2
10^-3 parts per thousand, promille, 10-3
1 dimensieloos, DIMSLS

In onderstaande tabel staat de betekenis van de hoedanigheden zoals ze voorkomen in de parameterlijst.

code omschrijving
Cnf uitgedrukt in koolstof / opgeloste fractie
CS2 uitgedrukt in koolstofdisulfide
MC ten opzichte van modern carbon (organisch materiaal van het jaar 1950). In combinatie met de eenheid %, wordt dit PMC (percent modern carbon)
nf opgeloste fractie (bijv. na filtratie)
Nnf uitgedrukt in stikstof / opgeloste fractie
NVT niet van toepassing
Pnf uitgedrukt in fosfor / opgeloste fractie
TU uitgedrukt in Tritium units waarbij 1 TU = 1 3H atoom per 1018 H atomen
V-PDB ten opzichte van Vienna-Pee Dee Belemnite
V-SMOW ten opzichte van Vienna-Standard Mean Ocean Water
25oC ten opzichte van 25 graden Celsius